Aan de leden van de Vaste Kamercommissie voor VWS, Van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
16 december 2013
Betreft: Algemeen-overleg HLZ 18 december 2013
Geachte leden van de Vaste Kamercommissie voor VWS, Op 18 december aanstaande spreekt u met de staatssecretaris over zijn brief van 6 november jl. over de nadere uitwerking van de hervorming voor de langdurige zorg. In deze brief doet de staatssecretaris het voorstel om de bekostiging van de zorg voor cliënten die beschermd wonen met een ZZP C indicatie met ingang van 2015 over te hevelen naar de Wmo, uit te voeren door de centrumgemeenten. De bekostiging van zorg voor cliënten die langdurig in een behandelinstelling verblijven met een ZZP B indicatie, wordt overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet. In de afgelopen periode hebben wij, de koepelorganisaties1 van cliënten- en familieorganisaties en van aanbieders van zorg, veelvuldig met u van gedachten gewisseld over de voor- en nadelen die wij zien in het voornemen van deze overheveling. Hoewel we dezelfde zorgen hadden over de overheveling van deze intensieve zorg naar de Wmo, waren wij helaas niet eenduidig in ons advies aan u in welk wettelijk kader deze zorg volgens ons het beste bekostigd kan worden. Komt het daarentegen aan op de voorwaarden waaraan de hervorming moet voldoen, dan zit er geen enkele ruis tussen onze standpunten en zijn wij eensluidend. Tijdens de werkbezoeken die u en de ambtenaren in de afgelopen periode hebben afgelegd, heeft u allen ervaren hoe het leven van cliënten beperkt kan zijn als gevolg van hun chronische psychiatrische ziekte, ook bij een ZZPC3. Het zijn chronisch zieke mensen wier ziektebeeld en de noodzakelijke behandeling en begeleiding bepalend zijn voor zowel hun mogelijkheden voor herstel, als voor de plaats waar zij kunnen wonen. Participatie zoals bedoeld in de Wmo is beperkt mogelijk en vraagt voor veel van deze mensen meer en specifieke randvoorwaarden op het gebied van wonen, zorg en dagbesteding. 1
Landelijk Platform GGZ, GGZ Nederland, Federatie Opvang, RIBW Alliantie
1
Als de regering kiest voor overheveling naar de Wmo, moet deze wet, die ingericht is als participatiewet, worden aangepast om behoud van specifieke zorgelementen en samenhang van begeleiding en behandeling te waarborgen. Wij hechten eraan om als gezamenlijke partijen, samen met de gemeenten en de zorgverzekeraars goede voorwaarden te creëren voor de overheveling van de RIBW’s naar de centrumgemeenten. Al deze voorwaarden zijn noodzakelijk en wat ons betreft stringenter dan de inspanningsverplichting die in de brief van de staatssecretaris staat. Ze moeten worden opgenomen in wet- en regelgeving, anders vrezen wij dat zorgverzekeraars en gemeenten als financiers van de zorg straks naar elkaar wijzen om de meestal ingewikkelde problematiek van mensen met een ZZP-C indicatie door de ander op te laten lossen. Wij verzoeken u om de staatssecretaris te vragen om de volgende randvoorwaarden binnen de Wmo te realiseren, op een zodanige wijze dat cliënten met ZZP C3 en hoger ook binnen de Wmo kunnen rekenen op voldoende en passende ondersteuning, begeleiding en behandeling. Vanzelfsprekend zijn wij bereid ons steentje bij te dragen aan de nadere invulling van de voorwaarden. 1. Goede borging van de rechtspositie van cliënten In de Wmo is de rechtspositie van cliënten onvoldoende geregeld als we beseffen dat het om veelal (zeer) zware zorg gaat voor een zeer kwetsbare groep mensen. De wet kent naar onze mening op dit moment onvoldoende waarborgen voor cliënten met betrekking tot toegang en keuzevrijheid van zorg. Daarnaast pleiten wij ervoor dat het wettelijk klachtrecht, medezeggenschap en de privacywetgeving, zoals die nu landelijk geregeld zijn, gehandhaafd blijven in de toekomst en van toepassing zijn op begeleiding, ondersteuning, beschermd wonen en opvang in de Wmo. Tot slot is de cliëntenondersteuning voor de ggz-doelgroep tot dusver sterk achtergebleven, omdat er geen subsidieregeling is voor cliëntenondersteuning van ggz- en mo cliënten, vergelijkbaar met die van MEE. In de wet dienen garanties opgenomen te worden voor onafhankelijke cliëntondersteuning en vertrouwenswerk voor cliënten en familie. Denk hierbij ook aan het inzetten van cliëntervaringsdeskundigen en familie-ervaringsdeskundigen. Wilt u de staatssecretaris vragen om waarborgen in de wet te bouwen die voor cliënten garanties op toegang en keuzevrijheid realiseren? Wilt u de staatssecretaris vragen de landelijke regeling voor klachtrecht, medezeggenschap en privacy voor deze doelgroepen (beschermd wonen en opvang) te handhaven? Wilt u de staatssecretaris vragen om de cliëntondersteuning voor mensen met psychische stoornissen specifiek te benoemen in de wet? 2. Kwaliteit, toezicht en verantwoording Zorgaanbieders willen, met behoud van wat er ontwikkeld is en goed werkt, samen met gemeenten en cliënten werken aan een landelijk geldend eenduidig kwaliteits- en toezichtkader met oog voor het beperken van administratieve lasten. Daarmee ontstaat ook een level playing field voor de aanbieders die vanuit verschillende oorsprong deze zorg willen gaan bieden in het gemeentelijke domein. We willen niet terug gaan naar de tijd waar chronisch psychiatrische patiënten jarenlang in kwalitatief ongeschikte en armoedige opvangcentra moesten verblijven wegens gebrek aan goede langdurige zorg. Als vast onderdeel van het kwaliteitskader pleiten wij voor een verplicht integraal zorgplan dat alle levensgebieden bestrijkt. Dit plan is, ongeacht de financieringsvorm, leidend voor de behandeling en begeleiding.
2
Voor wat betreft de verantwoording pleiten we voor het beperken van de administratieve lasten voor aanbieders en gemeenten. Dat kan naar onze mening door het vaststellen van een landelijke minimale dataset van verantwoordingsinformatie. Wij verzoeken u om de staatssecretaris te vragen om middels centrale regelgeving een landelijk kader voor kwaliteit en toezicht, inclusief het integrale zorgplan te waarborgen. 3. Niet tussen wal en schip We willen voorkomen dat cliënten tussen wal en het schip komen doordat er geen goede afspraken tussen centrumgemeenten en zorgverzekeraars en tussen centrumgemeenten en de regiogemeenten zijn. Cliënten die een ggz kliniek of forensische kliniek verlaten en langdurige ggz nodig hebben, moeten terecht kunnen in het gemeentelijk domein. Omgekeerd is het nodig dat ggzcliënten die in een (forensisch) RIBW wonen, snel terecht kunnen in een kliniek als hun stoornis dat nodig maakt. Hetzelfde geldt voor de overgang van ambulante begeleiding en beschermd wonen. Te allen tijde moet voorkomen worden dat cliënten de dupe worden van het afschuiven tussen systemen en daarmee tussen wal en schip terecht komen. Afspraken hierover, bij voorkeur in een tijdelijk AMvB, vinden wij noodzakelijk. Voor de invulling van de samenwerking pleiten wij voor een verplicht regionaal beleidsplan. Goede voorbeelden hiervan vinden wij de regionale transitieplannen zoals die nu voor de Jeugdwet opgesteld worden en beleidsplannen zoals die op dit moment al in de maatschappelijke opvang in samenspraak met ketenpartners onder wie zorgaanbieders, verzekeraars en woningcorporaties, ontwikkeld zijn. In deze plannen kan integraal en ontschot beleid t.a.v. zorg, huisvesting, inkomensregelingen, veiligheid, participatie et cetera worden neergelegd. In deze plannen kunnen ook afspraken gemaakt worden voor zorgvuldige ambulantisering voor cliënten die hiervoor in aanmerking komen. Cliënten- en familieorganisaties dienen structureel en als volwaardig partner bij het regionaal overleg betrokken te worden. Bij het realiseren van de plannen wordt bij voorkeur gewerkt met een gezamenlijk budget, dit budget kan dan ook cliëntvolgend worden ingezet. Wilt u de staatssecretaris vragen om de nu in de wet beschreven samenwerking tussen de bekostigende partijen, in ieder geval voor de duur van de overgangstermijn, een verplicht karakter te geven en in deze periode de samenwerking o.a. gestalte te geven in gezamenlijke regionale beleidsplannen uit te voeren met een gezamenlijk budget? Wilt u de staatssecretaris vragen om met ketenpartners afspraken te maken dat cliënten- en familieorganisaties structureel en als volwaardig partner bij het regionaal overleg betrokken worden? 4. Drie jaar benutten om correcte verdeling en knip te maken tussen ZZPB en ZZPC Het huidige systeem is onvoldoende helder om een valide knip tussen de Zorgverzekeringswet en het gemeentelijk domein te maken. Wij pleiten voor monitoring en een evaluatie na drie jaar. Aan de hand van de CVZ duiding (en eventueel aanvullend onderzoek) moet beoordeeld worden of cliënten zowel in de Wmo als in de ZVW de passende zorg krijgen en of dat een herijking van de verdeling nodig is. Wilt u de staatssecretaris vragen om in zijn uitwerkingsplannen voor de wet een specifiek op de ggzknip gericht onderzoek op te nemen met daarbij de toezegging van herijking van de verdeling als dat nodig blijkt?
3
5. Aandacht voor de continuïteit van zorg Cliënten krijgen een overgangsrecht van vijf jaar in de nieuwe Wmo. Om de continuïteit van het beschermd wonen te waarborgen voor zowel cliënten als instellingen zijn meerjarenafspraken noodzakelijk. Daarmee voorkomen we de afbraak van zorg en infrastructuur. Dit betekent zowel op cliëntniveau, als voor de zorgaanbieders afspraken over continuïteit van zorg, vastgoed, frictie en ambulantisering in relatie tot het Bestuurlijk Akkoord toekomst ggz. Wilt u de staatssecretaris vragen om in de nadere regelgeving van de wet meerjarenafspraken door zowel zorgverzekeraars als gemeenten op te nemen zodat afbraak van goede en effectieve zorg voorkomen kan worden? 6. Maak innovatie in gemeentelijk domein mogelijk Juist omdat het om langdurige zorg gaat, is innovatie van het bestaande aanbod noodzakelijk. In de afgelopen jaren heeft er in de langdurige ggz veel innovatie plaatsgevonden. Denk bijvoorbeeld aan het herstelgerichte werken en methodieken rondom eigen kracht. Wij zijn van mening dat de decentralisatie naar de Wmo vraagt om verdere vernieuwing in de langdurige ggz. Daarom pleiten wij voor een ZonMw-programma, gevoed door landelijke middelen, ten bate van partijen in het gemeentelijk domein en gemeenten zelf, om (verder) te werken aan evidence based practices voor goede en effectieve langdurige ggz in het gemeentelijke domein. Wilt u de staatssecretaris vragen financiële middelen te reserveren voor een innovatief programma in de langdurige ggz in het gemeentelijk domein? 7. Monitoring en evaluatie noodzakelijk Gezien de risico’s die wij zien van deze overheveling, achten wij het van groot belang om, specifiek voor de ggz, de effecten van de transitie te monitoren en te evalueren of de doelen van de Wmo gehaald worden. De monitor ambulante begeleiding van de cliëntenorganisaties waarbij zij cliënten met ambulante begeleiding gaan volgen moet ook worden uitgebreid voor cliënten die beschermd wonen, zodat ook effecten op individueel niveau helder worden. Wilt u de staatssecretaris vragen om monitoring en evaluatie door onafhankelijke organisaties onderdeel te laten zijn van het transitieplan voor de Wmo? Wilt u de staatssecretaris vragen om de groep van cliënten met zware ggz-problematiek apart te benoemen, zodat deze goed gemonitord kan worden? Wij hopen u hiermee voldoende input te hebben geleverd voor uw debat met de staatssecretaris. Gaarne zijn wij ook tot een nadere toelichting bereid.
4
Met vriendelijke groet,
Mevrouw H. Nijboer, Wnd. directeur LPGGz.
De heer A.P.B.M. van Tuijn, voorzitter RIBW Alliantie.
Mevrouw J.D.C. Geel, voorzitter GGZ Nederland.
De heer J.P. Laurier, voorzitter Federatie Opvang.
5