Geschiedenis van de (politie)vakbeweging
Auteur: Joop Vogel
Inleiding Slechts heel in het kort wordt ingegaan op de geschiedenis van de (christelijke) vakbeweging, de politiebonden en de visie van de Politievakorganisatie ACP. Ik pretendeer niet dat ik volledig ben, maar dit werkstuk biedt wel voldoende informatie over de geschiedenis van de (politie)vakbeweging.
A. De achtergronden van de christelijk sociale beweging (waarom vakbonden zijn opgericht) De ongelijke machtsverhoudingen tussen werkgever en werknemer zijn ten diepste de ontstaansgrond voor alle vakbonden. Overal waar in Europa industriële samenlevingen ontstonden, zijn ook de vakbonden tot wasdom gekomen. Werknemers hadden door de fabrieksgewijze productie slechts hun arbeid aan te bieden om in hun levensonderhoud te voorzien. Dat maakte hun positie erg kwetsbaar. Er zijn een paar belangrijke oorzaken te noemen waardoor werknemers zich in vakbonden gingen organiseren: 1. de slechte woon- en hygiënische omstandigheden waarin de “arbeiders” verkeerden; 2. de willekeur van werkgevers waar het de loonvorming en aanname en ontslag van werknemers betrof, “arbeiders” waren volstrekt rechtenloos; 3. het ontbreken van goede sociale verzekeringen bij ziekte en werkloosheid, geen oude dagvoorziening; 4. de belabberde arbeidsomstandigheden waaronder werknemers hun werk moesten verrichten. Deze omstandigheden vormden aan het einde van de 19e en begin van de 20e eeuw de zogenaamde “sociale kwestie”. In deze periode kwam het christelijksociaal-denken op. Denken dat vanuit christelijke beginselen sociale problemen probeert op te lossen. De noodzaak om te komen tot een maatschappijvisie op de sociale nood kwam voort uit de al eerder genoemde industrialisatie, de maatschappelijke richting die het socialisme ging heten en het ontbreken van een antwoord door de kerkelijke instituties. De kerken verloren in de 19e eeuw de greep op de samenleving, pas door de pauselijke encycliek Rerum Novarum van paus Leo XIII en het eerste christelijk sociale congres (1891) ontwikkelden de christelijke kerken een visie op de sociale kwestie. Vanuit de Bijbel probeerde men een visie op mens en samenleving te ontwikkelen. Het christelijk sociaal congres boog zich over de vraag wat “de houding van christenen moest zijn tegenover de noden van onze tijd”. Nagedacht werd over een rechtvaardiger inrichting van de maatschappij, hoe er aan barmhartigheid (een ouderwets woord voor zorg voor elkaar) kon worden gedaan, wat een rechtvaardig loon is, de sociale verzekering en het recht op werkstaking. Niet dat op alle vragen gelijk een pasklaar antwoord werd gevonden, maar het gaf wel een belangrijke impuls aan de gedachtenvorming binnen het protestants-christelijke volksdeel. In hetzelfde jaar 1891 kwam de paus met zijn encycliek Rerum Novarum. Het is nog steeds een spraakmakend geschrift, omdat hierin de uitzichtloze ellende waarin veel gezinnen zich bevonden niet werd verhuld. Het socialisme werd afgewezen. Werkgevers en arbeiders zijn volgens deze paus voor elkaar verantwoordelijk. Er werd aandacht besteed aan de arbeidsvoorwaarden, de kinder- en vrouwenarbeid en ook aan de zondagarbeid. De paus pleitte ook voor de oprichting van vakverenigingen, uiteraard op katholieke grondslag. P&O/algemeen 28 augustus 2001 Blad 1
Geschiedenis van de (politie)vakbeweging
Deze twee gebeurtenissen – het eerste christelijk sociaal congres en het verschijnen van Reum Novarum – hebben een belangrijke impuls gegeven aan de oprichting van vakbonden (CNV en NKV). (zie ook: Van den Toren, J.P., Van loonslaaf tot bedrijfsgenoot. Kampen 1991, blz. 12 – 24)
B. De historische ontwikkeling van de vakbond “Politievakorganisatie ACP” Al in 1887 is de eerste politiebond (op neutrale grondslag) opgericht. De Algemene Nederlandsche Politiebond. Zij stelde zich ten doel: verbetering en verheffing van den stand van den politieman in Nederland; aankweken van kameraadschap en onderlinge samenwerking in het belang van de politie en van het publiek; verbreiding van meerdere kennis van het politievak, bij de politie en bij het publiek; de oprichting van steunfondsen. De neutraliteit van deze politiebond sprak veel politiemensen in die tijd wel aan. De politie moest neutraal zijn en zo ook de vereniging waarin zij georganiseerd waren. Ondanks dat werd met gemengde gevoelens gekeken naar de oprichting van deze vakbond. Kritiek kwam er met name op haar vermeende revolutionaire ideëen. Dat er meerdere politiebonden zijn ontstaan in het begin van de vorige eeuw, heeft alles te maken met het feit dat de politie nogal plaatselijk georiënteerd was – er ontstonden veel plaatselijke en ook categorale politiebonden – en na verloop van tijd die “neutrale” politiebond toch niet zo neutraal bleek te zijn. Met name de socialistische invloeden spelen een belangrijke rol in de oprichting van op de “eigen” levensbeschouwing georiënteerde bonden. Het is daarom niet zonder reden dat in het in 1914 en 1915 kwam tot de oprichting van de landelijke politiebonden St. Michaël en de BCPA. Ondanks veel tegenwerking van de bestaande “neutrale” bonden – met name in het begin – groeiden de christelijke bonden langzaam maar gestaag. Een belangrijke impuls voor het christelijke politievakbondswerk was de revolutiepoging van Troelstra. Veel politiemensen werden in die periode gedwongen een principiële keuze te maken. Met name onder invloed van de kerken werd gekozen voor trouw aan de overheid en het koningshuis en tegen het revolutionaire socialisme. Voor de Tweede Wereldoorlog waren er vijf soorten politie. De gemeentepolitie, de gemeenteveldwacht, de rijksveldwacht, de Koninklijke Marechaussee en de politietroepen. De laatste twee waren gelieerd aan het leger. Voor de tweede wereldoorlog hebben de politiebonden met name gestreden voor: goede politie-opleidingen (die zij zelf hebben opgezet!) en erkenning van diploma’s; voor gelijke betaling voor gelijk werk (per gemeente verschilde het salaris); voor een goede rechtspositie (politiemensen waren eigenlijk rechteloos en aan de willekeur van hun superieuren overgeleverd); ook hebben politiemensen veel last van de crisisjaren gehad, het salaris was vaak zo laag (f 1800,- per jaar), dat er geen gezin van kon worden onderhouden; georganiseerd overleg, zodat ze de gelijke rechtspositie ook konden afdwingen, in de periode tussen de beide wereldoorlogen werden regelmatig eenzijdige verslechteringen in de rechtspositie doorgevoerd; P&O/algemeen 28 augustus 2001 Blad 2
Geschiedenis van de (politie)vakbeweging
een positie bij de korpsen, om op te kunnen komen voor de individuele belangen van collega’s; (er is een verhaal bekend dat een politieman ten onrechte uit de dienst werd verwijderd, vanwege een valse beschuldiging. Ondanks dat na verloop van tijd door tussenkomst van de bond bekend werd dat de collega onschuldig was, bleef het oneervolle ontslag gehandhaafd omdat…. de commissaris geen tijd had om zich in de zaak te verdiepen!; een normale werkweek; “een werkweek van 84 uur, één vrije dag per maand en geen vakantie, dat was het ambtelijke leven van de Nederlandse politieman in de jaren vóór 1940”, zo schreef Harmsen in het Algemene Politieboek.
P&O/algemeen 28 augustus 2001 Blad 3
Geschiedenis van de (politie)vakbeweging
C.
De voorgangers van de Politievakorganisatie ACP
Oprichtingsdata: St. Michaël vereniging
: 29 januari 1914 (de oudste katholieke
was al in 1907 in Tilburg opgericht) BCPA (Bond van Christelijke Politie Ambtenaren) : 24 augustus 1915 Het 20.000 ste lid werd ingeschreven : 27 februari 1978 (door de toenmaals gefedereerde BCPA en St. Michaël) Oprichting Algemeen Christelijke Politiebond (ACP): 7 januari 1981 In 1998 (op 11 november) is de naamswijziging Politievakorganisatie ACP doorgevoerd. St. Michaël Een belangrijke rol bij de oprichting heeft Pastor Mersel gespeeld. Hij was een Rooms Katholieke pastoor die een parochie had in Rotterdam en zich in de beginjaren van de organisatie van de katholieke collega’s sterk maakte voor de vrijheid van vereniging. Ondanks veel tegenwerking kreeg hij het voor elkaar dat er in 1914 begonnen is met de landelijke organisatie van deze RK politiebond. BCPA (Bond van Christelijke Politie Ambtenaren) De BCPA is opgericht door twee protestantse politieverenigingen uit respectievelijk Rotterdam en Amsterdam. De eerste was al in 1911 opgericht de tweede twee jaar later in 1913. Met name de zeer kritische houding van de neutrale politiebond ten opzichte van deze protestant-christelijke verenigingen heeft de stoot gegeven tot de landelijke oprichting van de BCPA. De belangrijkste manier om de achterban te bereiken was middels de bondsbladen: De R.K. Politieambtenaar en de Christelijke Politieambtenaar. De invloed van de kerk in deze bladen was voor de Tweede Wereldoorlog enorm groot. Naast de al eerder genoemde onderwerpen hield men zich bezig met onderwerpen als alcohol ge(mis-)bruik, werken op zondag, het gezin, het stakingsrecht en koningin en vaderland. Ook werden ondersteuningsfondsen opgericht om elkaar te helpen in geval van ziekte, of wanneer een politieambtenaar overleed. Via het CNV (waar de BCPA zich pas in 1931 bij aansloot) werd bijgedragen aan DEL (Draagt Elkanders Lasten, een fonds om tbc te bestrijden). De verschillen met de neutrale bonden Zoals al eerder geschreven hadden politiemensen tegen het eind van de 19e en begin van de 20e eeuw niet veel tegen de neutrale bonden. Dat veranderde toen door de socialistische invloeden deze radicaliseerden. Bij de confessionele bonden stond het harmoniedenken voorop (en dat is zo gebleven tot aan de dag van vandaag). De neutrale, later socialistische bonden denken meer vanuit het conflictmodel. Met name de revolutiepoging van Troelstra heeft de kloof tussen de ANPB en St. Michaël en de BCPA vergroot. De naoorlogse jaren Als je Nederland na de Tweede Wereldoorlog in een aantal ontwikkelingen moet typeren dan kun je denken aan: een toenemende verkeersstroom; steeds hogere criminaliteitscijfers; massacommunicatie; een hoge vlucht in de technologische ontwikkeling; welvaart; vrije tijd; P&O/algemeen 28 augustus 2001 Blad 4
Geschiedenis van de (politie)vakbeweging
Al
sociale zekerheid; individualisering; verzuiling en ontzuiling; de gezagscrisis; democratisering; generatieconflicten; en de popcultuur. deze ontwikkelingen hebben ook hun weerslag gehad op de vakbeweging.
De politievakbonden kregen in deze jaren een steeds sterkere positie. Ze onderhandelden niet slechts over de salarissen en andere arbeidsvoorwaarden. Ze werden ook de spreekbuis van de politie over allerlei zaken die het werk van de politie raakten. Deze standpunten beïnvloeden in belangrijke mate de arbeidsomstandigheden van de leden. Door de culturele veranderingen kwam de politieorganisatie steeds meer onder vuur te liggen. De taken van de politie werden steeds meer uitgebreid. Elke wetswijziging leidde tot uitbreiding van het politieapparaat. Telkens werden nieuwe diensten of onderdelen gevormd. Dat kwam de eenduidigheid niet ten goede. Steeds vaker trad versnippering op. Ook tussen de na de Tweede Wereldoorlog ontstane Rijks- en Gemeentepolitie. Omdat de vakministers steeds meer grip op het politieapparaat wensten werd in de jaren tachtig van de vorige eeuw besloten tot een enorm ingrijpende reorganisatie. Het ontstaan van 25 regionale en één landelijk opererend korps (en daarnaast nog het LSOP), eind jaren ’80, begin jaren ’90, heeft diepe sporen bij iedereen nagelaten. Pas in het begin van de 21 ste eeuw komt men langzaam over de gevolgen van deze reorganisatie heen. Niet onbelangrijk te melden is dat er pas sinds 1951 ook vrouwelijke collega’s bij de politie kwamen te werken (dat was bij de zedenpolitie). In 1953 kwamen de eerste geuniformeerde vrouwen bij de gemeentepolitie in Heerlen in dienst. De politie die ooit exclusief een mannencultuur kende moest omgevormd worden tot een cultuur waar vrouwen (en later ook allochtonen) zich thuis kunnen voelen. Tegenwoordig is er ook steeds meer aandacht voor homosexuele en arbeidsgehandicapte collega’s. De rechtspositie van de politie verbeterde sterk in de naoorlogse jaren. Door de invloed van Minister Toxopeus van Binnenlandse Zaken werd aan het eind van de jaren ’60 veel verbeterd aan het niveau van de salarissen. De Politiebonden hadden al jaren aangedrongen op salarissen die te vergelijken waren met die in het bedrijfsleven werden gegeven. Ook werd langzamerhand de veertigurige werkweek ingevoerd (in de jaren negentig zelfs de 36-urige werkweek). Speciale aandacht werd gevraagd voor de veiligheid. Bij veel oude dienders leveren de gesprekken over de breuk met het trendvolgen en de bevriezing van de ambtenarensalarissen aan het eind van de jaren ’70 en beginjaren ’80 nog veel frustratie en agressie op. Veel goeds is er echter gedaan op het terrein van de pensioenen , de sociale zekerheid en de ziektekostenverzekering. Herhaaldelijk zijn er discussies gevoerd over het stakingsrecht. Uiteindelijk is voor elke ambtenaar een – gereglementeerd – stakingsrecht mogelijk. Met name politiemensen hebben nog steeds beperkingen, waar het het recht tot staken betreft. Zo mag de openbare orde en veiligheid niet in het geding komen. Diensten als de noodhulp moeten altijd worden gegarandeerd. Illustratief voor de ontwikkeling van de positie van de politiebonden is het grote arbeidsconflict in 1986. De inzet van de bonden was een algeheel geldend functiewaarderingssysteem, uitbreiding van materieel en middelen, een adequaat loopbaanbeleid, verbetering van de rechtspositie van technisch en administratief personeel en meer aandacht voor vrouwelijke ambtenaren. Ook werd gestreden voor een goede inconveniëntenregeling. Het arbeidsconflict leverde slechts ten dele op wat de inzet van de bonden was. P&O/algemeen 28 augustus 2001 Blad 5
Geschiedenis van de (politie)vakbeweging
Het politieoverleg Na 1993 is er (na de sectoralisatie) een Commissie voor Georganiseerd Overleg in Politiezaken (het CGOP) tot stand gekomen. Deze commissie is het officiële overleg tussen de Minister van BZK en de politiebonden over de rechtspositie van de politie-ambtenaar en alles wat daar mee annex is. Op korpsniveau gebeurt dit overleg door het RGOP Regionaal Georganiseerd Overleg in Politiezaken. Tevens werden dienstcommissies , later ondernemingsraden, ingesteld. Huidige accenten Naast een constante aandacht voor de verbetering van de rechtspositie van de politie-ambtenaar, goede individuele belangenbehartiging is er vooral veel aandacht besteed aan de verbetering van de positie van de politie in de samenleving. De Politievakorganisatie ACP vindt dat de politie haar werk moet doen met een grote verantwoordelijkheid voor en naar de samenleving. Daarom wordt ook binnen de bond en de politie nagedacht over onderwerpen als diversiteit, integriteit en verantwoordelijkheid. Binnen het politiewerk lag de nadruk op zware criminaliteit, het cellentekort, de procedurefouten, de IRT-affaire, het imagoprobleem en het gezag van de politie. D. De visie van de ACP Zo duidelijk en eendimensionaal de visie van St. Michaël en de BCPA voor de Tweede Wereldoorlog was (en een aanzienlijke periode na deze oorlog ook nog), zo onduidelijk en veelkleurig werd deze vanaf de zestiger jaren. Jarenlang was de invloed van dominees en pastores op beide bonden vanzelfsprekend geweest. In de roerige jaren zestig en daarna bleek het geloof en met name de dogmatiek een steeds minder belangrijke rol bij de christelijke politiebonden te spelen. Geloof werd steeds meer gezien als iets van je persoonlijke leven. Daar hebben organisaties niets mee te maken. Het is zeker niet noodzakelijk dat organisaties een christelijke visie en grondslag hebben. Dit soort discussies leiden er in deze jaren toe dat de St. Michaël en de BCPA een grotere openheid naar andere levensbeschouwingen ging vertonen. Begin jaren ’90 van de vorige eeuw werden veel christelijke organisaties opgeheven of gingen fuseren met neutrale organisaties (Denk aan VNO en NCW, de werkgeverskoepels). Het is opmerkelijk dat tegen de maatschappelijke stroom in de ACP (zoals ook het CNV) heeft vastgehouden aan de christelijke identiteit. Niet meer dogmatisch, meer vanuit het idee dat de uitgangspunten, de wortels in de christelijk sociale beweging liggen. De Politievakorganisatie ACP heeft duidelijk gemaakt waar de “Bron” van haar denken te vinden is. Ze verloochent haar roots niet. Echter het is voor een lidmaatschap geen voorwaarde meer om de christelijke identiteit van de ACP te onderschrijven, er wordt wel respect en acceptatie van de uitgangspunten gevraagd. In 2000 heeft de politievakorganisatie ACP haar visieprogramma vastgesteld. Om de grondslagen en uitgangspunten te weten kan het best verwezen worden naar het eerste hoofdstuk van het visieprogramma. Hieronder volgt een kort uittreksel van delen uit dat eerste hoofdstuk. “De
samenleving
is
de
afgelopen
decennia
sterk
veranderd.
belangrijke bestaansgrond voor de vakbeweging
–
meer.
verbrokkelen
Onze
collectieve
waarden
en
normen
Solidariteit
–
een
is geen vanzelfsprekend begrip door
de
groeiende
individualisering. In de samenleving is aan de andere kant een enorme behoefte aan leiderschap en visie. Er is behoefte aan mensen die een richting aangeven, aan organisaties die duidelijk maken waar ze voor staan. Het gaat er daarbij steeds P&O/algemeen 28 augustus 2001 Blad 6
Geschiedenis van de (politie)vakbeweging
minder om wat je hebt en wat je bent, maar om wie je bent! Mensen hebben heldere en toetsbare waarden en normen nodig, waaraan ze zich kunnen optrekken en die richting geven aan hun leven. Als iemand zo’n levensbeschouwelijk kader mist, wordt hij of zij een schip zonder roer, een speelbal van belangen en toevalligheden. In een wereld die bedreigd wordt door onverschilligheid, willen wij een betrokken vakbond zijn, een vakbond die zich verzet tegen het gebrek aan solidariteit. De Politievakorganisatie ACP is een CNV-bond die zijn wortels heeft in de christelijksociale traditie. Onze waarden en normen vinden wij in het christelijk geloof, zoals dat in de Bijbel naar ons toekomt. Iedereen die zich bij ons thuisvoelt en onze uitgangspunten respecteert is welkom als lid. Richtinggevende noties Gerechtigheid
en
naastenliefde
zijn
begrippen
die
richting
geven
aan
de
wijze
waarop wij in onze organisatie, in de samenleving en in de verhouding met andere mensen willen staan. De twee genoemde grondwaarden hebben we verder uitgewerkt in vier richtinggevende noties: verantwoordelijkheid, rechtvaardigheid, vrijheid en rentmeesterschap. ·
Verantwoordelijkheid Voor de ACP is verantwoordelijkheid een belangrijk, veelkleurig begrip. Het betekent antwoord geven op je persoonlijke roeping, maar ook je verantwoordelijk weten voor de ander in je omgeving, in de samenleving en in deze wereld. Daarnaast staat het voor verantwoord handelen, op een manier die getoetst wordt aan
je
uitgangspunten.
Voor
verantwoording
afleggen:
legitimeren
waarom
je
handelt zoals je handelt. En het betekent ook samen verantwoordelijk willen zijn voor het beleid, “vuile handen” willen maken, keuzes durven maken. Daarbij is een belangrijk credo: “Zeggen wat je doet, en doen wat je zegt”. ·
Rechtvaardigheid Streven
naar
rechtvaardigheid
is
streven
naar
de
juiste
sociale
en
maatschappelijke verhoudingen. Rechtvaardigheid is een belangrijke voorwaarde om mensen tot hun recht te laten komen. Daarbij gaan we ervan uit dat mensen fundamenteel gelijkwaardig zijn. ·
Vrijheid Wij spreken het liefst over vrijheid in gebondenheid. De mens is vrij om keuzes te maken. Deze keuzes moeten de vrijheid van een ander zo min mogelijk inperken. Deze vrijheid sluit ook niemand in de samenleving uit. De keuzes die je maakt, maak
je
vanuit
het
besef
dat
je
verantwoordelijkheid
draagt.
Geestelijke
vrijheid is daarbij voor de ACP van groot belang. ·
Rentmeesterschap De mens heeft de aarde in bruikleen gekregen. Wij hebben de opdracht onze wereld te behoeden en te dienen ten behoeve van ons allen. De aarde moet ons zoveel geven, dat zij kan blijven geven. Dat heeft onherroepelijk gevolgen voor onze productieprocessen
en
consumptiepatronen.
Goed
rentmeesterschap
is
ook
een
opdracht om te werken aan de kwaliteit van ieders bestaan op deze aarde. Voor de ACP staat de individuele en collectieve belangenbehartiging van de leden voorop. De Politievakorganisatie wil zich daarbij onderscheiden door: P&O/algemeen 28 augustus 2001 Blad 7
Geschiedenis van de (politie)vakbeweging
- een persoonlijke benadering. Leden zijn geen nummers, maar mensen met elk hun eigen wensen en problemen. We willen de hoge kwaliteit van de dienstverlening handhaven en het dienstenpakket verbreden, onder het motto: met elkaar, voor elkaar; - herkenbaarheid. Leden kunnen aan onze manier van handelen de ACP herkennen als een bond met principes; - zichtbaarheid. De bond is zichtbaar op de werkvloer, een echte vakbond op de hoek; - betrouwbaarheid. Mensen werken bij de ACP volgens het adagium: “zeggen wat je doet en doen wat je zegt”; - openheid.
De
ACP
wil
dat
helder
is
hoe
binnen
de
bond
beslissingen
worden
genomen. We staan open voor suggesties en opbouwende kritiek. - respect. Wij willen vanuit onze uitgangspunten respect tonen voor anderen. We respecteren dat er andersdenkenden zijn. Vanuit dat respect zoeken we naar wegen van samenleven, naar compromissen en oplossingen. Respect houdt voor ons ook in dat je geïnteresseerd bent in de ander, die ander aanspreekt maar ook zelf aanspreekbaar bent. We proberen daarnaast ook het respect en de waardering voor het politieambt in de samenleving te bevorderen.”
E. Zijn er nog verschillen vanuit de identiteit? Deze vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. De Politievakorganisatie ACP heeft immers met dezelfde maatschappelijke en politionele werkelijkheid te maken als alle andere politiebonden. Toch denk ik dat we de vraag positief moeten beantwoorden. Het is niet voor niets dat de ACP in 2000 nog eens zijn visie aan het papier heeft toevertrouwd. In het visieprogramma vind je, zoals hierboven al geschreven, de bron, de inspiratie van het denken van de Politievakorganisatie ACP. Dat geeft al een belangrijk verschil aan met andere bonden. Wij geven positief te kennen dat onze Bron van inspiratie het Evangelie is. Ook de wijze waarop de ACP tegen de werkgever en werknemer aankijkt verschilt van de andere bonden. De ACP ziet de politie-organisatie als een samenwerkingsverband van werknemer en werkgever, waarbij beide hun eigen rol, positie en verantwoordelijkheid hebben. Wij nemen als uitgangspunt nog steeds het harmoniemodel, waarbij we proberen om conflicten middels gesprek en bemiddeling op te lossen. Ook zal de ACP alles wat in haar vermogen ligt doen om arbeidsconflicten te voorkomen. Dat geld ook voor het uiterste middel bij arbeidsconflicten het stakingsmiddel. Wij zullen daar slechts toe komen als alle andere middelen niet kunnen of blijken te kunnen werken. Naast deze verschillen, proberen wij door een verschil in stijl onderscheidend te zijn. Uitgangspunten daarbij zijn begrippen als persoonlijk, respect en verantwoordelijkheid. Naast materiële onderwerpen als een goed salaris, willen wij ook de nadruk leggen op immateriële onderwerpen zoals loopbaanbeleid, persoonlijke ontwikkeling, arbeidsomstandigheden, arbeidsinhoud en arbeidsverhoudingen. Niet zonder reden is kwaliteit van de arbeid al jaren een belangrijk onderwerp voor ons. Dat het steeds moeilijker wordt om onderscheidend te zijn, kan niet worden ontkend. Het lidmaatschap van de Politievakorganisatie ACP staat immers open voor iedereen die de uitgangspunten van de ACP wil respecteren. Toch is de nestgeur en uitstraling van de ACP voor veel politiemensen aanleiding om lid te worden van onze politievakorganisatie. Dat is volgens ons niet zonder reden. Dat komt in belangrijke mate door datgene waar we als bond voor staan. Om dat te illustreren volgen hieronder enige citaten uit het jaarverslag van de ACP over het jaar 2000. P&O/algemeen 28 augustus 2001 Blad 8
Geschiedenis van de (politie)vakbeweging
“De Politievakorganisatie ACP is een Christelijk Sociale Organisatie. Voor de ACP betekent dat niet dat wil men zich door de boodschap uit de Bijbel laten inspireren men ook direct “gelovig” of “confessioneel” moet zijn. Wel vindt de ACP dat mensen oog moeten hebben voor de onrechtvaardigheid; de onvrijheid en het gebrek aan naastenliefde in onze huidige samenleving. Om daaraan iets te veranderen moet je, volgens de ACP, allereerst vaststellen dat de mensen vaak zelf de oorzaak zijn van al dat onheil. De Bijbel geeft vervolgens richting aan over de wijze waarop mensen met elkaar om mogen gaan. En die richting geeft kansen aan mensen om samen te leven en samen te werken, ook binnen de politie. De Politievakorganisatie ACP is daarmee geen conservatieve organisatie. Conservatisme wordt gevonden bij mensen die slechts optimistischhet zijn over het verleden. Zo zit de ACP niet in elkaar. De ACP is optimistisch over de toekomst en heeft vertrouwen in mensen. Dit, ongeacht of ze nu werknemer of werkgever zijn. De ACP is als christelijk-sociale vakorganisatie er op uit om de werkgever aan zijn verantwoordelijkheid te houden! Dat houdt in dat de werkgever eerlijk moet zijn in het overleg; afspraken moet nakomen en ruimte moet laten aan de rol die een vakorganisatie op haar beurt moet spelen. Werknemers zijn mondig en hebben het recht mee te spreken en te beslissen over de voorwaarden waaronder zij hun arbeid moeten en mogen verrichten. Christelijk Sociale mensen zijn mensen die een geloofsovertuiging hebben. Ze hebben geleerd dat hun eigen capaciteiten en vaardigheden een “geschenk” zijn. Een gave om de “naaste” dienstbaar te zijn. Daar ligt de basis van het “principe van de christelijk sociale mens” maar wellicht ook de basis van ieder lid van een christelijke sociale organisatie als de ACP.”
Tot slot ons motto:
“ZEGGEN WAT JE DOET EN DOEN WAT JE ZEGT!”
P&O/algemeen 28 augustus 2001 Blad 9