Wonen
6
103
6
Wonen
6.1 Bouwen, gebouwen, bewoners il terreno vendere Cerco un terreno fabbricabile da queste parti. – Sarà difficile, perché qui non vendono più niente.
costruire ‹costruisco› la costruzione La costruzione di questo edificio è durata tre anni. la pianta L’architetto ha preparato la pianta ma non abbiamo ancora il permesso di costruire. le fondamenta pl
terrein, stuk grond verkopen Ik zoek een stuk bouwgrond hier in de buurt. – Dat zal moeilijk worden, want er staat hier niets meer te koop. kopen huis Ik wil een huis aan zee laten bouwen. bouwen bouw, het bouwen; constructie Het bouwen van dit gebouw heeft drie jaar geduurd. plattegrond, bouwtekening De architect heeft de tekening al gemaakt, maar we hebben nog geen bouwvergunning. fundering
il materiale il cemento il vetro Questo palazzo è tutto vetro e cemento. il legno
materiaal cement; beton glas Dit flatgebouw bestaat geheel uit glas en beton. hout
ricostruire ‹ricostruisco› la ricostruzione
weer (op)bouwen; reconstrueren herstel, het herbouwen; reconstructie Voor het herstel van het gebouw is wel twee jaar nodig. restauratie Gesloten wegens restauratiewerkzaamheden.
comprare la casa Voglio costruirmi una casa al mare.
Per la ricostruzione del palazzo ci vorranno almeno due anni. il restauro Chiuso per restauri.
il muro il tetto Durante il temporale sono cadute alcune tegole dal tetto.
104
Bouwen, gebouwen, bewoners
muur dak Tijdens de storm zijn er een paar pannen van het dak gewaaid.
Wonen il garage !ga*rA:Z? la camera Se qualcuno mi cerca, io sono in camera. la stanza la porta sbattere Non sbattere la porta in quel modo, per favore! aprire Ho dimenticato la chiave, puoi aprirmi, per favore? chiudere la chiave chiudere a chiave la finestra La prossima estate farò mettere le porte e le finestre nuove. la scala le scale pl lo scalino
6
garage kamer; slaapkamer Als iemand me nodig heeft, ben ik in mijn kamer. vertrek, kamer deur (deur) dichtslaan; klapperen, slaan Sla niet zo met de deur, alsjeblieft! opendoen Ik ben de sleutel vergeten, wil jij opendoen? dichtdoen, sluiten sleutel op slot doen raam Volgend jaar zomer laat ik de deuren en ramen vernieuwen. ladder trap; trappen traptrede; (stoep)treetje
il piano Giulia abita al 5° (quinto) piano.
verdieping Giulia woont op de 5e (vijfde) verdieping. il vicino, la vicina buurman/buurvrouw I nostri vicini sono veramente gentili. Onze buren zijn heel vriendelijk. il campanello deurbel l’ascensore m lift chiamare roepen; opbellen L’ascensore è bloccato, bisogna De lift zit vast, we moeten de chiamare il portinaio. conciërge roepen. il riscaldamento verwarming Fa già freddo, è ora di accendere il Het is al koud, het is tijd om de riscaldamento. verwarming aan te doen. l’elettricità elektriciteit In questa zona di montagna non c’è In dit berggebied is nog geen ancora elettricità. elektriciteit. il pavimento Ci piacciono molto i pavimenti di marmo.
vloer; bestrating, plaveisel Wij houden erg van marmeren vloeren.
Bouwen, gebouwen, bewoners
105
6
Wonen il soffitto Una volta i soffitti di questa casa erano tutti decorati. decorare la parete Quella parete è ideale per il quadro che hai comprato.
plafond Vroeger waren de plafonds van dit huis allemaal versierd. decoreren, versieren wand Die wand is ideaal voor het schilderij dat je gekocht hebt.
il corridoio La cucina è in fondo al corridoio.
gang De keuken is aan het eind van de gang. la camera da letto slaapkamer Quante camere da letto vi occorrono? Hoeveel slaapkamers hebt u nodig? la camera dei bambini kinderkamer lo studio studeerkamer; werkkamer la camera degli ospiti logeerkamer il soggiorno woonkamer Il soggiorno è molto ampio e ben De woonkamer is erg ruim, en ook arredato. leuk ingericht. la sala da pranzo eetkamer il salotto salon, zitkamer la cucina keuken il bagno badkamer Peccato che il bagno sia così piccolo. Wat jammer dat de badkamer zo klein is. il bidè bidet la vasca da bagno bad(kuip) Mi piacerebbe avere un bagno con Ik zou graag een badkamer met bad vasca e doccia. én douche hebben. il gabinetto wc la toilette toilet Dove si trova la toilette? – Al primo Waar is het toilet? – Op de eerste piano, signora. etage, mevrouw. cercare Che tipo di casa state cercando? l’alloggio il quartiere Abitiamo in un quartiere molto tranquillo. cambiare casa
106
Bouwen, gebouwen, bewoners
zoeken, op zoek zijn naar Wat voor soort huis zoeken jullie? woonruimte; onderdak wijk We wonen in een erg rustige wijk. verhuizen
Wonen Abbiamo cambiato casa sei mesi fa. il trasloco Quando pensate di fare il trasloco? il proprietario, la proprietaria il contratto d’affitto Il proprietario ha disdetto il contratto d’affitto. il padrone di casa, la padrona di casa l’affitto l’inquilino, l’inquilina Questi lavori vanno fatti dal proprietario e non dall’inquilino. affittare
i
6
We zijn een half jaar geleden verhuisd. verhuizing Wanneer denken jullie te verhuizen? eigenaar/eigenares huurovereenkomst De eigenaar heeft het huurcontract opgezegd. huisbaas/hospita huur huurder/huurster Deze werkzaamheden moeten worden gedaan door de eigenaar, en niet door de huurder. verhuren; huren
Huren Huren
Let op het verschil: affittare noleggiare Abbiamo affittato una casa, adesso dobbiamo ancora noleggiare una macchina.
huren (onroerend goed) huren (roerend goed) We hebben al een huis gehuurd, nu moeten we nog een auto huren.
ammobiliato, a Affittiamo anche appartamenti ammobiliati.
gemeubileerd We verhuren ook gemeubileerde appartementen.
l’agenzia immobiliare la vendita Casa in vendita. il pagamento Il termine per il pagamento è già scaduto. il termine
makelaarskantoor verkoop Huis te koop. betaling De betalingstermijn is reeds verstreken. termijn; einde
l’edilizia l’architetto
bouwnijverheid, bouw(wezen) architect (m/v)
Bouwen, gebouwen, bewoners
107
6
108
Wonen fabbricabile il permesso (di costruzione) il cantiere L’accesso al cantiere è vietato agli estranei. l’estraneo, a il palazzo il grattacielo
bouwrijp, te bebouwen (bouw)vergunning bouwplaats Het betreden van de bouwplaats is verboden voor onbevoegden. buitenstaander, onbevoegde (m/v) gebouw, flat(gebouw); paleis wolkenkrabber
l’appartamento in condominio la casa a schiera la casa unifamiliare il monolocale
appartement van een gebouw in gemeenschappelijk bezit rijtjeshuis eengezinswoning eenkamerwoning
il muratore il mattone la tegola dipingere l’intonaco la carta da parati
metselaar baksteen dakpan schilderen, verven pleisterwerk, stucwerk behang
la corrente l’illuminazione f l’impianto L’impianto elettrico non funziona più. funzionare il cavo Non c’è più la luce perché si è rotto un cavo. la presa l’interruttore m bloccato, a il cortocircuito
stroom verlichting installatie, (technische) inrichting De elektrische installatie werkt niet meer. functioneren, (goed) werken kabel, leiding (stroom, telefoon) Er is geen licht meer omdat er een kabel kapot is. stopcontact knop, schakelaar geblokkeerd, vast kortsluiting
il camino In quella casa c’è un bellissimo camino di rame. la stufa il termosifone la soglia
open haard, schouw; schoorsteen Er zit in dat huis een prachtige koperen schouw. kachel radiator drempel
Bouwen, gebouwen, bewoners
Wonen Lucio rimase immobile sulla soglia a vedere il caos nella casa.
i
6
Lucio bleef stokstijf op de drempel staan toen hij de chaos in huis zag.
soglia – suola – suolo
Let op het verschil: la soglia la suola il suolo
drempel zool grond, bodem
la maniglia L’architetto mi ha consigliato di mettere le maniglie di ottone a tutte le porte.
(deur)klink De architect heeft me aangeraden om op alle deuren koperen klinken te zetten.
stabilirsi ‹mi stabilisco› il pianterreno il disagio Gabriella si è stabilita a pianterreno perché così non ha il disagio delle scale. il suolo la portineria Puoi lasciare il pacchetto in portineria. il portinaio, la portinaia la colf (collaboratrice familiare)
zich vestigen, ergens gaan wonen begane grond, benedenverdieping ongemak, last; gevoel van onbehagen Gabriella is op de begane grond gaan wonen, omdat ze dan de trap niet meer op en af hoeft. grond, bodem portiersloge Je kunt het pakje bij het hokje van de portier afgeven. portier (m/v), huismeester (m/v) huishoudelijke hulp
l’antenna la terrazza Antonio ha una magnifica terrazza piena di fiori. la ringhiera le persiane pl Aprite le persiane, così entra il sole. la persiana avvolgibile
antenne terras, groot balkon Antonio heeft een prachtig terras vol met bloemen. balustrade (openslaande) luiken Doen jullie de luiken eens open, dan krijgen we wat zon binnen. rolluik
dare su Questa finestra dà sul mare, l’altra sul cortile.
uitkijken op; uitkomen op Dit raam kijkt uit op zee, het andere op de binnenplaats.
Bouwen, gebouwen, bewoners
109
6
Wonen la cantina La nostra cantina è fresca. la soffitta
kelder Onze kelder is koel. zolder
sfondare Vogliamo sfondare il muro che separa le due stanze. separare
omverhalen, afbreken We willen de scheidingsmuur tussen de twee kamers afbreken. scheiden
cercasi Cercasi camera ammobiliata per luglio – agosto. i dintorni pl Sai se c’è ancora qualche appartamento libero qui nei dintorni? affittasi Affittasi appartamento di tre camere con servizi. vendesi la ricerca Siamo alla ricerca di un alloggio adeguato. l’inserzione f Ho messo un’inserzione sul giornale per affittare la casa. confortevole
gezocht Gemeubileerde kamer gezocht voor juli – augustus. omgeving Weet je of hier ergens in de buurt nog een appartement vrij is? te huur Te huur: driekamerappartement met badkamer en keuken. te koop het zoeken We zijn op zoek naar geschikte woonruimte. advertentie Ik heb een advertentie in de krant gezet om het huis te verhuren. comfortabel, gerieflijk
il condominio
gebouw in gemeenschappelijk bezit; medehuiseigenaren le spese (supplementari) pl (bijkomende) kosten la manutenzione onderhoud La casa è vecchia e bisogna fare con- Het huis is oud en we moeten tinuamente lavori di manutenzione. continu onderhoud plegen. rinnovare il contratto het contract verlengen disdire opzeggen l’accordo overeenkomst Abbiamo preso un accordo per We zijn overeengekomen dat het rinnovare il contratto con l’inquicontract met de huurder verlengd lino. wordt. sgombrare leegruimen, vrijmaken L’inquilino deve sgombrare l’appar- De huurder moet het appartement tamento entro 15 giorni. binnen veertien dagen vrijmaken.
110
Bouwen, gebouwen, bewoners
Wonen
6
6.2 Woning, inrichting abitare Ci piace molto abitare qui. l’abitazione f L’abitazione non è molto grande, ma piena di luce. l’appartamento il balcone la fioriera Abbiamo fatto montare sul balcone delle fioriere nuove. il terrazzo il giardino Cerco una casa con giardino. arredare Hai saputo arredare molto bene questa stanza. i mobili pl Ho arredato la mia casa con mobili moderni e qualche pezzo antico. l’armadio Nella camera di Marco ci sono tre armadi. il cassetto il tavolo la sedia I miei amici vogliono comprare un bel tavolo con quattro sedie antiche. il divano Il divano sta molto bene con queste due poltrone. la lampada la tenda il tappeto il letto coprire la coperta
wonen We vinden het heel prettig wonen hier. woning De woning is niet groot, maar wel heel licht. appartement, flatwoning balkon bloembak We hebben nieuwe bloembakken laten ophangen op het balkon. terras, balkon tuin Ik zoek een huis met een tuin. inrichten, meubileren Je hebt deze kamer leuk weten in te richten. meubels Ik heb mijn huis ingericht met moderne meubels en een paar antieke meubelstukken. kast In Marco’s kamer staan drie kasten. lade tafel stoel Mijn vrienden willen een mooie tafel met vier antieke stoelen kopen. bank, divan De bank staat heel goed bij deze twee fauteuils. lamp gordijn vloerkleed, tapijt bed bedekken deken
Woning, inrichting
111
6
Wonen
la doccia il lavandino Nel mio bagno ho un lavandino doppio. il rubinetto Ora il rubinetto non perde più. lo specchio Non pensi che due specchi siano troppi per questo bagno?
douche wastafel Ik heb in mijn badkamer een dubbele wastafel. kraan De kraan lekt nu niet meer. spiegel Vind je twee spiegels niet te veel voor deze badkamer?
la radio abbassare Per favore, abbassa la radio! alzare il televisore Al bar sotto casa mia tengono il televisore sempre acceso.
radio zachter zetten; lager zetten Zet de radio alsjeblieft wat zachter! harder zetten; hoger zetten televisie(toestel) In de bar bij mij beneden hebben ze de televisie altijd aan staan.
l’arredatore, l’arredatrice stendere Dove stendiamo questo tappeto? lo scaffale la lampadina La lampadina è rotta; ora la cambio.
la poltrona
binnenhuisarchitect(e) neerleggen; uitspreiden Waar leggen we dit kleed neer? plank gloeilamp De gloeilamp is kapot, ik zal hem even verwisselen. tafeltje; schrijftafel, bureautje Geen rommel maken op mijn bureautje! vaas; bloempot verplaatsen, verzetten bureau Waarom wil je het bureau verzetten? fauteuil
il materasso morbido, a Non riuscivo a dormire perché il materasso era troppo morbido. il lenzuolo
matras zacht Ik kon niet slapen, want de matras was te zacht. laken
il tavolino Non fare disordine sul mio tavolino da lavoro! il vaso spostare la scrivania Perché vuoi spostare la scrivania?
112
Woning, inrichting
Wonen Ora prendo le lenzuola e la coperta e ti preparo subito il letto. il guanciale Questo guanciale è troppo alto, potrei averne uno più basso?
6
Ik ga lakens en een deken pakken en dan maak ik je bed op. hoofdkussen Dit kussen is te dik, mag ik een dunnere?
6.3 Huishouden, huishoudelijk werk la casalinga il lavoro Il lavoro della casalinga non è così semplice come sembra. Devo ancora sbrigare tutti i lavori di casa. pulire ‹pulisco› la pulizia fare le pulizie la polvere È pieno di polvere dappertutto. strofinare Il pavimento della cucina va strofinato per bene, altrimenti le macchie non vengono via. fare la stanza Non puoi ancora fare la stanza di Giovanni, perché lui dorme ancora. il cestino Ti prego, butta la carta nel cestino e non sul pavimento!
huisvrouw werk Het werk van een huisvrouw is niet zo eenvoudig als het lijkt. Ik moet al het werk in huis nog doen. schoonmaken het schoonmaken; hygiëne schoonmaken (in huis), poetsen stof Alles zit onder het stof. wrijven, boenen De keukenvloer moet goed geboend worden, anders gaan de vlekken er niet uit. de kamer doen Je kunt Giovanni’s kamer nog niet doen, want hij slaapt nog. prullenbak; mandje Gooi het papier alsjeblieft in de prullenmand en niet op de grond!
la tavola apparecchiare la tavola Puoi aiutare Angela ad apparecchiare la tavola? le posate pl Hai già messo le posate? lavare i piatti asciugare Io lavo i piatti e tu li asciughi, così facciamo prima. asciutto, a aiutare
tafel de tafel dekken Kun je Angela helpen met tafeldekken? bestek Heb je het bestek al neergelegd? de afwas doen afdrogen Ik was af en jij droogt, dan zijn we eerder klaar. droog helpen
Huishouden, huishoudelijk werk
113
6
114
Wonen
il fornello Spegni il fornello, è ancora troppo presto per cuocere la pasta. spegnere il forno accendere la teglia Hai acceso il forno? – Sì, ma non trovo la teglia. la padella il frigorifero
fornuis Zet het fornuis maar uit, het is nog te vroeg om de pasta te koken. uitzetten, uitdoen oven aansteken, aandoen bakvorm; braadslede Heb je de oven aangedaan? – Ja, maar ik kan de bakvorm niet vinden. koekenpan, bakpan koelkast
i casalinghi pl Andiamo in un buon negozio di casalinghi. domestico, a Quest’apparecchio è solo per uso domestico. la macchinetta da/per il caffè la macchina da/per il caffè la caffettiera le stoviglie pl la lavastoviglie l’aspirapolvere m Devo ancora passare l’aspirapolvere nelle camere (da letto), poi sono pronta per uscire. la lavatrice La mia lavatrice nuova ha molti programmi. l’asciugatrice
huishoudelijke artikelen Laten we naar een goede huishoudzaak gaan. huiselijk, huis-; huishoudelijk Dit apparaat is alleen voor huishoudelijk gebruik. espresso-apparaat (voor op het vuur) koffiezetapparaat koffiezetapparaat; koffiepot vaat vaatwasmachine stofzuiger Ik moet de slaapkamers nog even zuigen, en dan kan ik weg.
dare una mano a qualcuno sparecchiare la tavola Dammi una mano a sparecchiare la tavola, per favore. la provvista posare Qui c’è troppo disordine, non so più dove posare le provviste.
iemand helpen de tafel afruimen Help me even met tafel afruimen, als je wilt. voorraad neerleggen; wegzetten Er staat hier veel te veel troep, ik weet niet meer waar ik de voorraden moet laten.
Huishouden, huishoudelijk werk
wasmachine Mijn nieuwe wasmachine heeft veel programma’s. droogtrommel
Wonen spazzare la scopa Se mi dai la scopa posso già spazzare la terrazza. spolverare Carla sta spolverando, io cerco di eliminare un po’ di disordine. la pattumiera Bisogna cambiare il sacchetto della pattumiera. il disordine procedere C’è tantissimo da fare: procediamo con calma. sbrigare Ho ancora troppi lavori da sbrigare in casa, mica posso mettermi in poltrona!
Valse vrienden
6
vegen, aanvegen bezem Als je me de bezem aangeeft, kan ik het terras alvast aanvegen. afstoffen Carla is bezig met afstoffen, ik probeer een beetje op te ruimen. vuilnisemmer, afvalbak Er moet een schone zak in de vuilnisemmer. rommel, troep te werk gaan; voortgaan Er is ontzettend veel te doen, laten we het rustig aan doen. afhandelen, doen Ik heb nog veel te veel te doen in huis, ik kan heus niet in een luie stoel gaan zitten!
Italiaans woord
Thematische betekenis
Valse vriend
Italiaanse equivalent
la camera
kamer
camera
la macchina fotografica
la cantina
kelder; wijnkelder
kantine
la mensa
il cassetto
lade
cassette
la cassetta
il cavo
kabel, leiding
kelder (Frans: la cave); grot (Engels: the cave)
la cantina; la grotta
la tegola
dakpan
tegel
la mattonella (vloer); la piastrella (wand)
Huishouden, huishoudelijk werk
115