ARREST Het Hof van Beroep te BRUSSEL, achtste kamer, na beraadslaging, spreeKt volgend arrest uit : Rep.Nr.2012/6
2b A.R. nr. 2010/AR/1019
INZAKEVAN: 8ste kamer BINGO LUX N.V., met maatschappelijke zetel te 2630 AARTSELAAR, Boomsestsenweg 37, appellante, vertegenwoordigd door Mr. DE BIE Thomas loco Mr. DEVOS Bert, advocaat te 8500 KORTRIJK, President Kennedypark 4
a; 1.10.2012 TEGEN: MESSTARIK B.V.B.A., met maatschappelijke zetel te 3000 LEUVEN, Goudsbloemstraat 50, geïntimeerde, vertegenwoordigd door Mr. VANDEBROEI< Romaln, advocaat te 3000 LEUVEN, J.P. Minckelersstraat 33.
Gelet op het vonnis dat, na tegenspraak, op 11 febmarl 2010 werd uitgesproken door de rechtbank van koophandel te Leuven, beslissing waarvan geen akte van betekening wordt overgelegd.
I· Nr )\13-f
2010/AR/1019
- 8ste Kamer
p.2
Gelet op het verzoekschrift tot hoger beroep dat, tijdig en regelmatig naar de vorm, op 14 april2010 werd neergelegd op de griffie van het hof. Gehoord de raadslieden van de partijen in hun mondelinge uiteenzetting op de openbare terechtzitting van 10 september 2012.
PROCEDUREVOORGAANDEN EN VOORWERP VAN HE1' HOGER BEROEP
1. Op 31 augustus 2009 liet geïntimeerde appellante dagvaarden voor de eerste rechter teneinde de op 1 juni 2008 tussen partijen gesloten tweeledige cOJrunissieovereenkomst ontbonden te horen verklaren ten laste van appellante en deze te horen veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van 26.250 euro, meer de wettelijke interest vanaf 29 mei 2009 tot de datum van de dagvaarding en daarna de gerechtelijke interest tot de datum van de algehele betaling, en meer de kosten. In haar conclusie breidde zij haar eis uit en vorderde zij een schadevergoeding van 37.500 euro, meer voormelde interest. In ondergeschikte orde vroeg zij dat, alvorens recht zou worden gedaan,
een deskundige-boekhouder zou worden aangesteld met de opdracht het oorzakelijk verband vast te stellen tussen haar schade en de contractbreuk van appellante, alsook de omvang te begroten van de schade die zij reeds heeft geleden en zallijden in de toekomst.
2. Appellante vroeg dat deze eis ongegrond zou worden verklaard en dat geïntimeerde zou worden veroordeeld in de kosten.
2010/AR/1019
- 8ste Kamer
p.3
Indien de rechtbank zou oordelen dat de overeenkomst niet mirmelijk werd beëindigd, stelde zij een tegeneis in die ertoe strekte geïntimeerde te horen veroordelen tot het betalen van een forfaitaire schadevergoeding van 22.500 euro, meer de gerechtelijke interest vanaf 7 december 2009 tot de datum van de effectieve betaling.
3. In het bestreden vonnis wordt de hoofdeis ingewilligd, met dien verstande dat het bedrag van de schadevergoeding wordt beperkt tot het bedrag van 8 .250 euro, meer de door geïntimeerde gevorderde interest. De tegeneis van appellante wordt ongegrond verklaard en zij wordt veroordeeld in de kosten.
4. Appellante vraagt dat dit vonnis teniet zou worden gedaan, dat de vordering en het incidenteel beroep van geïntimeerde ongegrond zouden worden verklaard, dat haar tegeneis zouworden ingewilligd, indien het hof zou oordelen dat de overeenkomst niet minnelijk werd beëindigd, en dat geïntimeerde zou worden veroordeeld in de kosten van beide aanleggen.
5. Geïntimeerde vraagt dat het hoger beroep als ongegrond zou worden
afgewezen en dat appellante zou worden veroordeeld in de kosten van beide aanleggen. Zij stelt incidenteel beroep in, wat de toegekende schadevergoeding betreft, en vordert dat appellante zou worden veroordeeld tot het betalen van:
I Nr ')S&>}
2010/AR/1019
• 8ste Kamer
p.4
- 22.500 euro, meer de interest confonn artikel 3 van de algemene voorwaarden, meer de wettelijke interest vanaf 29 mei 2009 tot de datum van de dagvaarding en vervolgens de gerechtelijke interest tot de datum van de algehele betaling, en - 1 euro provisioneel op een schadevergoeding geraamd op 15.000 euro wegens de schade verbonden aan het verlies van klandizie. Vooraleer ten gronde recht zou worden gedaan over deze laatste schadepost, vraagt zij dat een deskundige-boekhouder zou worden aangesteld met voonnelde opdracht.
OVERZICHT VAN DE RELEVANTE FEITEN
6. Geïntimeerde baat de horecazaak "Nieuw Boerenhol'' uit in de Goudsbloemstraat 50 te Leuven. Op 1 juni 2008 sloot zij met appellante een tweeledige overeenkomst in het kader van de exploitatie van kansspelen, bestaande uit een samenwerkingsovereenkomst en een kasfondsovereenkomst. Appellante verbond er zich toe om twee kansspelen te plaatsen in dit handelsfonds ter waarde van 6.200 euro per kansspel. Geïntimeerde verbond er zich toe om deze twee kansspelen te exploiteren en te commercialiseren in n1il voor 50 %van de opbrengsten. Zij zou voor appellante maandelijks minstens een opbrengst realiseren van 750 euro per kansspel en zou de helft van de jaarlijks verschuldigde belasting ten laste nemen, alsook de vervulling van de fiscale verplichtingen, onder meer wat
Nr
S\<')j
2010/AR/1019
- Bste Kamer
p.5
~
de BTW betreft. Appellante verbond er zich toe om 11.000 euro over te maken aan geïntimeerde ter ondersteuning van de exploitatie van de kansspelen. Dit kasfonds werd toegekend als commerciële tegemoetkoming in ruil voor de exclusieve plaatsing van de twee kansspelen in de horecazaak van geïntimeerde gedurende de ganse looptijd van de overeenkomst. Dit contract werd gesloten voor een duur van zestig maanden die een aanvang zou nemen op de datum waarop de Kansspelcommissie een licentie klasse C zou uitreiken aan geïntimeerde.
6. Deze licentie werd volgens geïntimeerde uitgereikt in oktober 2008. Appellante wijst erop dat deze vcrgunning rechtstreeks werd verzonden naar de aanvrager, zijnde geïntimeerde, en dat het dan ook minstens impliciet de bedoeling was dat laatstgenoemde contact zou opnemen met appellante zodra zij een vergunning had bekomen, hetgeen zij echter niet deed, Geïntimeerde beweert dat zij begin november 2008 nog contact heeft gehad met appellante teneinde concrete afspraken te maken, maar nadien geen nieuws meer kreeg, telwijl appellante de kansspelen niet kwam plaatsen en evenmin het kasfonds van 11.000 euro stortte op de rekening van geïntimeerde. Appellante betwist dat deze contacten hebben plaatsgevonden, maar houdt voor dat geïntimeerde ko11 na de totstandkoming van de samenwerking haar heeft laten weten dat zij het contract wilde ontbinden in der milllle. Appellante beweert dat zij hiennee heeft ingestemd. Geïntimeerde ontkent dat zij de overeenkomst wilde ontbinden.
I Nr
\\1:$(
2010/AR/1019
- Bste Kamer
p.6
De aamnaning om de overeenkomst uit te voeren, die volgens geïntimeerde door haar vorige raadsman op 23 december 2008 werd gericht aan appellante, leverde geen resultaat op. Appellante betwist dat zij deze brief heeft ontvangen en betwist eveneens dat er ingevolge dit schrijven contacten hebben plaatsgevonden tussen de partijen. Dit schrijven blijkt naar een foutief adres te zijn verstuurd (verkeerd huisnummer). Op 28 mei 2009 stelde de huidige raadsman van geïntimeerde appellante in gebreke om de kansspelen te komen plaatsen en het bedrag van 11.000 euro te betalen. Appellante betwistte in een schrijven van 10 juni 2009 de aanspraken van geïntin1eerde en stelde dat de partijen de overeenkomst in der minne hadden beëindigd. Geïntimeerde, die het niet eens is mèt dit standpunt, ging vervolgens over tot dagvaarding, nadat haar raadsman en appellante nog een aantal brieven hadden gewisseld.
BESPREKING
7. Er wordt niet betwist dat de licentie C in oktober 2008 werd verleend aan geïntimeerde, zodat deze aantoont dat de tussen partijen gesloten overeenkomsten in werking zijn getreden. Het behoort derhalve aan appellante om te bewijzen dat zij bevrijd is van de verplichtingen die zij heeft onderschreven in deze contracten.
2010/AR/1019
- Bste Kamer
p,
7
8, Geïntimeerde maakt voldoende aannemelijk dat appellante kennis had van de aflevering van deze vergurmlog en derhalve van de inwerkingtreding van de contracten. Er wordt immers een stuk voorgelegd, zijnde een schrijven van de Kansspelcommissie van I december 2009, waaruit blijkt dat appellante in kennis werd gesteld van de aflevering van deze vergunning en dat op de website van deze commissie kan worden nagegaan wie al dan niet beschikt over een vergunning. Appellante, die als partij in deze overeenkomsten de vetplicllting had om deze te goeder trouw uit te voeren, had minstens moeten informeren naar het al dan niet afleveren van deze licentie. Er wordt niet bewezen dat geïntimeerde in dat verband een contraclltele tekottkoming heeft begaan.
9, Uit de meegedeelde feitelijke elementen en de overgelegde slltkken
blijkt niet met voldoende zekerheid dat geïntimeerde heeft verzaakt aan de uitvoering van de met appellante gesloten overeenkomsten, noch dat de partijen deze in der minne hebben be~indigd, zelfs indien geïntimeerde pas voor het eerst in mei 2009 appellante zou hebben aangemaand om de overeenkomst uit te voeren en zelfs indien deze laatste dit schrijven onmiddellijk heeft geprotesteerd, De door appellante ingeroepen verzaking enlof
be~indiging
kan niet worden afgeleid uit de door haar ingeroepen
handelslogica .. Ook zij kan immers redenen hebben gehad om de contracten niet meer uit te voeren.
10. Door na deze aanmaning te weigeren de kansspelen te plaatsen en de bedongen som van 11.000 euro te betalen, heeft appellante een ernstige tekortkoming begaan die de ontbinding van de overeenkomsten
Nr
Srt)f) \
2010/AR/1019
- 8ste Kamer
p.8
rechtvaardigt. Aangezien ge'intimeerde zelf geen contractuele tekortkoming heeft begaan, is er geen rechtsgrond om haar te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding wegens contractbreuk. De tegeneis van appellante werd derhalve terecht verworpen door de eerste rechter.
11. Geïntimeerde vordert een vergoeding voor de schade die zij heeft geleden wegens de ontbinding van de overeenkomsten. Zij dient het bewijs te leveren van het geleden verlies en de gederf
2010/AR/1019
- 8ste Kamer
p.9
Bij het sluiten van de overeenkomsten hebben de partijen vooropgesteld dat elk van hen de helft van de opbrengsten zou ontvangen en dat er voor appellante maandelijks een minimumopbrengst zou worden gerealiseerd van 750 euro per toestel. De partijen zijn derhalve uitgegaan van het feit dat ook gel'ntimeerde maandelijks minstens 750 euro per kansspel zou verdienen met de twee kansspelen die in haar horecazaak zouden worden geplaatst. Er werd echter niet bepaald dat dit het minimumbedrag van de opbrengst zou zijn, na betaling van de jaarlijks verschuldigde taks. De jaarlijkse taks die door gel'ntimeerde verschuldigd zou zijn geweest, indien de kansspelen effectief waren geplaatst, bedroeg 3.570 euro per jaar (artikelen 79 § 2 en 80 § 1 van het Wetboek van de met de inkomstenbelasting gelijkgestelde belastingen). Appellante werpt terecht op dat ook gemtimeerde een deel van de schade heeft veroorzaakt door niet vroeger aan te dringen op de uitvoering van de overeenkomsten. De verzending en ontvangst van de brief van 23 december 2008 worden immers niet bewezen. Anderzijds kon gel'ntimeerde niet ingaan op een bod van een andere leverancier van kansspelen vooraleer appellante uitdrokkelijk heeft meegedeeld dat zij de cantmetenniet zou uitvoeren. Appellante heeft op 30 juli 2009 definitief laten weten dat zij in geen geval zou overgaan tot het plaatsen van de kansspelen, zodat geïntimeerde, op wie de verplichting rostie om haar schade te beperken en die op dat ogenblik zeker wist of diende te weten dat de kansspelen niet zouden worden geplaatst, toen op zoek kon gaan naar en een nieuwe overeenkomst kon sluiten met een andere levemncier van kansspelen. Dit impliceert echter niet dat zij omniddellijk een nieuw cantmet had kunnen sluiten en a fortiori niet dat de kansspelen omniddellijk zouden zijn geplaatst in de horecazaak van geïntimeerde.
I Nr )19}
2010/AR/1019
• 8ste Kamer
p. 10
In de gegeven concrete omstandigheden en aangezien het niet mogelijk is
de door geïntimeerde geleden winstderving meer precies vast te stellen, oordeelt het hof dat het bedrag hiervan, dat ten laste van appellante dient te worden gelegd, billijkbeidshalve dient bepaald te worden op 6.500 euro. Ten slotte toont geïntimeerde niet aan dat zij klanten heeft verloren vanaf oktober 2008, laat staan dat een eventueel verlies van cliënteel enig verband zou hebben gehouden met het niet plaatsen van kansspelen. Er worden daaromtrent zelfs geen gegevens, noch stukken meegedeeld. In die omstandigheden kan het hof niet ingaan op het verzoek van geïntimeerde om een deskundig onderzoek te bevelen. Het beho01t niet aan een gerechtsdeskundige om het oorzakelijk verband vast te stellen tussen een contractbreuk en beweerde schade en, indien het bestaan van een wel bepaalde schade -het beweerde verlies van cliënteel - niet wordt bewezen, noch ·zelfs aallllemelijk gemaakt, kan geen gerechtsdeskundige worden aangesteld om de omvang van deze schade te begroten. Op het bedrag van de aan geïntimeerde toegekende schadevergoeding is vergoedende interest verschuldigd vanaf 29 mei 2009, zoals gevorderd '
door haar.
12. De eerste rechter heeft terecht appellante veroordeeld in de kosten en geoordeeld dat er geen elementen worden aangereikt die rechtvaardigen dat zou worden afgeweken van het basistarief van de rechtsplegingsvergoeding van de procedure in eerste aanleg, zoals bepaald in het Koninklijk Besluit van 26 oktober 2007.
13. Aangezien het principaal hoger beroep deels wordt ingewilligd en het incidenteel beroep wordt venvotpen, past het appellante en ge'intimeerde te
Nr
%'"0
2010/AR/1019
- Bste Kamer
p. 11
veroordelen in respectievelijk twee vijfden en drie vijfden van de kosten van het hoger beroep.
OM DEZE REDENEN :
HET HOF, recht doende na tegenspraak,
Gelet op artike/24 van de wet van 15 junl1935op het gebruik der talen in gerechtszaken;
Verklaart het principaal hoger beroep en het incidenteel beroep ontvankelijk doch slechts het principaal hoger beroep deels gegrond. Bevestigt het bestreden vonnis, met deze wijziging dat het bedrag van de schadevergoeding in hoofdsom wordt verminderd tot 6.500 euro. Veroordeelt appellante en gemtimeerdc respectievelijk in twee vijfden en drie vijfden van de kosten van het hoger beroep, vastgesteld op 2.386 euro (€ 186 +€ 2.200) in hoofde van appellante en op 2.200 euro in hoofde van
geïntimeerde.
Aldus gevonnist en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de burgerlijke achtste kamer van het hof van beroep te Brussel, op 1,10.2012 waar aanwezig waren en zitting hielden :
8, LYBEER,
/)//
K.~AT~E ~~~ '
>
/
KaatJeyrsEUER
Alleenzetelend Raadsheer, Griffier.