Informatieboekje voor groep 1/2B.
Schooljaar 2015 - 2016.
Informatieboekje voor groep 1/2B: Met deze informatie willen wij u een beeld geven van de manier waarop wij werken met uw kind in onze groep. AANVANG SCHOOL: De kinderen mogen met hun ouders/verzorgers naar binnen wanneer de pleinwacht naar buiten komt, dit is ’s ochtends om 8.20 uur en ’s middags om 12.50 uur. We noemen dit de inlooptijd. De tassen worden aan de kapstok gehangen of bovenop het rekje gezet. De jassen worden in de luizenzakken gestopt. Het hapje en het drinken moet in de daarvoor bestemde bak(ken), graag voorzien van naam. De ouders/verzorgers mogen in de klas afscheid nemen van hun kind. Het is fijn als ouders snel afscheid nemen, zodat we op tijd kunnen beginnen. Het is dan ook niet de bedoeling dat ouders plaatsnemen in de klas. Wilt u iets vragen over bijvoorbeeld de vorderingen van uw kind of andere belangrijke zaken dan is het fijn als u om 12.00 uur of om 15.00 uur even binnenloopt. De leerkracht heeft dan meer tijd om dit rustig met u te bespreken. DAGINDELING: We beginnen in de kring met het voorlezen van de namen. We kijken of iedereen er is en hebben met alle kinderen even contact. Daarna benoemen we de dag en de datum en worden de dagritmekaarten besproken. De taakjes worden verdeeld: • de hulpjes: er worden op maandag 2 kinderen gekozen, die de hele week het hulpje mogen zijn. De hulpjes zorgen o.a. voor de kapstok, het uitdelen van het eten en drinken, het halen en brengen van bijvoorbeeld materiaal uit een andere klas, het overbrengen van een boodschap naar een andere leerkracht etc. Vervolgens vindt een kringactiviteit plaats, bijvoorbeeld: • een boek aanbieden • een verhaal voorlezen • een versje aanleren • dramatiseren (toneel spelen, verhaal uitbeelden) • muzikale vorming • vertellen over belevenissen • voorbereidend schrijven • voorbereidend rekenen • voorbereidend taal/ lezen • sociaal-emotionele vaardigheden (methode ‘Leefstijl’) WERKLES: Na de kringactiviteit gaan we aan het werk. Samen met de kinderen wordt aan de hand van het takenbord het werk verdeeld. De kinderen mogen zelf kiezen welk werkje ze willen gaan doen. Vaak vragen we de kinderen om de eerste 10 minuten van de werkles aan hun weektaak te werken. We werken ongeveer één uur. Na de werkles en het opruimen gaan de kinderen weer terug naar hun eigen plekje aan tafel. HET TAKENBORD: Dit is een bord waarop plaatjes van alle werkjes hangen die kunnen worden gekozen. Bij elk plaatje staat aangegeven hoeveel kinderen dit werkje, deze hoek of opdracht kunnen kiezen. Dit heeft als voordeel dat de kinderen en de leerkracht in één keer kunnen zien of een kind bijvoorbeeld nog in de bouwhoek kan. Elk kind heeft een eigen fotokaartje en hangt dit zelf op. De pictogrammen van de werkjes spreken voor zich, dus wanneer een kind de naam van
2
iets niet weet, kan het plaatje verhelderend werken. Soms gaat een kind een werkje met de leerkracht doen, dan hangt dat kind het kaartje naast het kaartje van de juf. WERKJES: Er zijn ook opdrachten waarvan wij vinden dat alle kinderen die moeten doen. Bijvoorbeeld een bepaalde techniek (stempelen, kleien, vingerverven enz.) of vaardigheid (tellen, rijmen, enz.). Tijdens het werken bouwen we voor de kinderen een bepaalde moeilijkheidsgraad in. We doen dat bijvoorbeeld bij: Puzzels: Van weinig naar steeds meer stukjes, puzzels door elkaar heen. Kralenplank: We laten de kinderen eerst experimenteren, daarna geven we opdrachten. De kinderen kunnen ook voorbeeldkaarten naleggen in verschillende moeilijkheidsgraad. Bouwhoek: Eerst experimenteren, opdrachten en na een tijdje leren “metselen”. Speel-leermaterialen: oefeningen met bijvoorbeeld ‘van groot naar klein’, getallen, rijmen en klanken. Elk werkje heeft zijn eigen ontwikkelingsgebied. De huishoek/themahoek bevordert bijvoorbeeld de sociale ontwikkeling. Eerst spelen de kinderen vaak ieder vanuit hun eigen belevingswereld, later leren ze met elkaar spelen. Ze leren zich in te leven in de ander. Met een kralenplank leren ze spelenderwijs de kleuren, oefenen ze met tellen en wordt de fijne motoriek getraind. Wanneer een werkje onbekend is, bieden we dit soms aan in de kring, voordat we gaan werken. Vooral in het begin herhalen we vaak waar de kinderen aan moeten denken. Bijvoorbeeld: als je hulp nodig hebt, moet je je vinger opsteken en een werkje moet je eerst laten zien en het dan pas opruimen. WEEKTAAK: De weektaak kent een opbouw van groep 1 naar groep 8. Elke maandag krijgen de kinderen het weektaakformulier in hun taakbakje. Op het formulier vinden zij de werkjes die zij in de loop van de week in ieder geval moeten doen. Ze mogen zelf bepalen tijdens welke werkles(sen) ze deze werkjes gaan doen. De voorwaarde is wel dat alle werkjes op vrijdag gedaan moeten zijn. De kinderen worden hier zo nodig in gestuurd. Het doel van de weektaak is dat de kinderen oefenen in het plannen van hun eigen werk en op die manier ook overzicht creëren. Ze leren steeds zelfstandiger te werken waardoor de leerkracht haar handen vrij heeft voor eventuele extra begeleiding. De weektaak biedt ook de mogelijkheid om af te stemmen op de verschillen tussen de kinderen. We kunnen bijvoorbeeld variëren in de hoeveelheid en de moeilijkheidsgraad van werkjes en we kunnen afstemmen op de verschillende interesses van de kinderen. We verwerken in de weektaak regelmatig een creatieve opdracht. We proberen daarbij zoveel mogelijk af te wisselen. Zo komen bijvoorbeeld schilderen, knutselen, knippen en tekenen aan de orde. Daarnaast bieden we in de weektaak ook regelmatig een werkopdracht aan, bijvoorbeeld: Lotto, een telwerkje, klanksorteerspel of figuren naleggen. We gebruiken daar verschillende specifieke speel-leermaterialen voor.
OPRUIMEN: De kinderen leren het materiaal weer netjes op te ruimen. Het materiaal heeft een vaste plaats in de kast, aangegeven met kleuren. De kinderen hebben een vaste opruimtaak, deze is met behulp van een pictogram zichtbaar gemaakt in een overzicht. Wij vinden het belangrijk dat de kinderen leren elkaar te helpen met het opruimen.
3
Als iedereen klaar is met opruimen, eten we een hapje. Afhankelijk van het weer volgt dan buitenspel of een les in het speellokaal. We sluiten de ochtend vaak af in de kring. Bij slecht weer kan het zijn dat de kinderen eerst gaan spelen in het speellokaal, dan hapje eten en de ochtend afsluiten met een werkles. Dit is zo, omdat we het speellokaal met twee groepen moeten delen. ’s Middags beginnen we meestal in de kring waar we een activiteit doen, dan volgt de werkles. Daarna gaan we naar buiten of naar het speellokaal. HAPJE ETEN: Dit doen we om ongeveer 10.30 uur, halverwege de ochtend. Het is de bedoeling dat de kinderen alleen groente/ fruit of een gezonde boterham mee naar school nemen en dus geen koek of snoep. Ook het drinken willen we graag zo gezond mogelijk houden, denk hierbij aan melk, appelsap etc. (zeker geen drinken dat koolzuur bevat!). Wanneer het bovenstaande om bepaalde redenen niet mogelijk is dan kunt u contact opnemen met de leerkracht. We beginnen met eten wanneer alle kinderen hun hapje hebben en we samen een liedje hebben gezongen. DE TAALONTWIKKELING: De taalontwikkeling wordt in de kleutergroep de hele dag gestimuleerd. Het is belangrijk voor een kleuter dat hij of zij duidelijk en verstaanbaar leert te spreken. We hebben een aantal mogelijkheden om de kleuter te helpen: • Luisteren naar een verhaal: We lezen een verhaal voor of vertellen een verhaal en stellen achteraf vragen over het verhaal. • Opzegversjes en liedjes: De kinderen leren een versje of een liedje over een onderwerp dat met het thema te maken heeft waar we in de groep aan werken (geheugenontwikkeling). • Spelen met klanken: Rijmen, lettergrepen, beginklank, middenklank en eindklank. • Prentenboeken: De kinderen kijken naar de platen terwijl wij het verhaal voorlezen of vertellen. De boeken staan in het boekenrek zodat de kinderen de boeken zelf tijdens de werkles kunnen bekijken. Het is ook belangrijk dat de kinderen thuis in aanraking komen met boeken. Prentenboeken geven het kind de kans om correct taalgebruik te horen en zijn of haar woordenschat uit te breiden. Als u daar meer informatie over wilt, dan kunt u terecht bij de groepsleerkrachten. • Belevingskring: Deze gesprekjes kunnen spontane reacties zijn uit de belevingswereld van het kind. De kinderen mogen alleen op maandag spullen meebrengen om over te vertellen in de kring. Spullen die te maken hebben met het thema mogen de kinderen natuurlijk altijd mee naar school brengen. • Lettermuur: Als er een letter aangeboden wordt komt deze zichtbaar aan de muur te hangen. Tijdens elk thema bieden we een aantal letters aan die tijdens de eerste periode van groep 3 aan bod komen bij het leren lezen. • Onderwerpgesprek: Behalve dat we werken aan de taalontwikkeling krijgt het kind door deze onderwerpgesprekken meer belangstelling voor de wereld om zich heen. Zo zal het kind zich gaan inleven in de gespreksstof en thuis naar materialen, boeken en platen gaan zoeken. • Raadsels: Korte eenvoudige raadsels (bevorderen van de denkontwikkeling). • Themagesprek: We werken rondom thema’s. Deze thema’s duren ongeveer 6 weken en zijn een bron voor verschillende gespreksactiviteiten. BUITEN SPELEN: De kinderen mogen zelf kiezen waarmee ze gaan spelen. Ze kunnen kiezen uit trek-, stuuren duwkarren, fietsen, steppen, kruiwagens, scheppen, emmertjes, schepjes, zeven, zandvormpjes, paardentouwen, stelten, loopklossen, loopstelten enz.. Kinderen leren
4
naarmate ze langer op school zijn, steeds beter met elkaar te spelen. Het is belangrijk dat kinderen leren zelf conflicten op te lossen en daar besteden we dan ook veel aandacht aan. Vooral wanneer ze net gestart zijn op school, komen veel kinderen vaak om hulp vragen. Wij vinden het belangrijk dat kinderen leren om zich weerbaar te maken ten opzichte van de andere kinderen. Er is daarnaast natuurlijk ook veel aandacht voor samenspel (denk bijvoorbeeld aan om de beurt de kar duwen en niet steeds zelf achter het stuur willen zitten). Kinderen mogen ook buitenspelmateriaal van thuis meebrengen, bijvoorbeeld een springtouw of rolschaatsen. Een step is niet toegestaan in de groepen 1 en 2. Bij slecht weer gaan we naar het speellokaal. De kinderen gymmen in hemd en onderbroek en op gymschoentjes (het liefste zonder veters en graag voorzien van naam). De gymschoenen blijven gedurende het hele schooljaar op school. BEWEGINGSONDERWIJS: Er zijn 4 verschillende vormen van bewegingsonderwijs: • Vrij spel: Het materiaal staat uitgestald en de kinderen gaan zelf ontdekken wat ze wel of niet kunnen. Ze mogen dus zelf kiezen wat ze gaan doen. • Met groot materiaal: De kinderen staan met een groepje bij bijvoorbeeld een wandrek en doen daarop een oefening. Na ongeveer 10 minuten gaan ze naar het volgende materiaal. Alle situaties komen dan aan bod (kast, mat, banken, wandrek enz.) • Met klein materiaal: De kinderen werken met hoepels, ballen, pittenzakjes, blokjes, touwtjes en kleine balletjes. Ze mogen vaak eerst experimenteren met klein materiaal. Ook samen iets doen komt aan bod (bijv. met een bal gooien, vangen, rollen). • Spelletjes: De kinderen leren verschillende spelletjes; overloopspelletjes, tikspelletjes, zang- en dansspelletjes. In het speellokaal beginnen we met een inleidend spel, waarbij de kinderen hun energie goed kwijt kunnen. Voordat we terug gaan naar de klas, eindigen we vaak met een rustig, afsluitend spel. Het is belangrijk dat de kinderen zichzelf kunnen aan- en uitkleden (i.v.m. het bevorderen van de zelfstandigheid). Daarom is het verstandig om te oefenen met uw kind. Kinderen die kunnen strikken krijgen een strikdiploma. Voor het schooljaar 2015-2016 is de vaste gymdag op maandag. Het is fijn als de kinderen op deze dag gemakkelijke kleding dragen, omdat het omkleden anders veel tijd kost. COMPUTERS: In iedere groep staan twee computers. We hebben taal- en rekenprogramma’s, die we voor alle kinderen naar believen in kunnen zetten. Voor taal werken we met het programma “Bas gaat digitaal”, voor rekenen werken we met het programma “Pluspunt voor groep 1 en 2”. Ook hebben we in beide groepen een digitaal schoolbord om mee te werken. THEMATISCH ONDERWIJS: Tijdens het thematisch werken staan voor ons drie begrippen centraal: betrokkenheid, betekenis en bedoelingen. We willen dat de kinderen zoveel mogelijk betrokken zijn bij de activiteiten die aangeboden worden en dat kan alleen maar wanneer de activiteiten betekenis hebben voor kinderen. Voor leerkrachten betekent dat, dat zij van tevoren moeten bepalen wat hun bedoelingen zijn met de activiteiten en hoe zij die op een betekenisvolle manier aan kunnen bieden. Voorbeeld: Een bedoeling van een leerkracht kan zijn dat hij een kind wil leren beseffen dat je van losse letters woorden kunt maken. Een goede manier zou dan kunnen zijn om het kind een eigen verlanglijstje voor Sinterklaas te laten stempelen. Op deze manier krijgt de
5
activiteit betekenis voor het kind en is het ook functioneel. Hierdoor is de betrokkenheid (en dus ook de leeropbrengst) veel hoger dan wanneer je zomaar een paar woorden opschrijft en deze door het kind laat nastempelen. De activiteit heeft dan geen betekenis en de betrokkenheid (en dus ook de leeropbrengst) zal lager zijn. Bij het uitwerken van de thema’s wordt natuurlijk ook een beroep gedaan op de ideeën van de kinderen. Zij mogen meedenken over de inrichting van de themahoek, de thematafel en de activiteiten. RAPPORTEN: Voor de ouders van alle kinderen vindt er in november een rapportagegesprek (zonder schriftelijk rapport) plaats. De kinderen van groep 1 en groep 2 krijgen een rapport in maart en in juni van dit schooljaar. Na ieder rapport volgt een rapportgesprek. In de groepen 1 en 2 worden in januari en juni de CITO-toetsen taal en rekenen afgenomen. De leerkrachten gebruiken de resultaten van deze toetsen om hun activiteitenaanbod zoveel mogelijk aan te passen aan de verschillende niveaus in de groep. De leerkrachten zullen de resultaten van deze toetsen en de manier van werken die daaruit volgt met u bespreken. Kinderen die tussen januari en 1 april instromen, krijgen aan het einde van het schooljaar een instroomrapport. OMGAAN MET VERSCHILLEN: Naar aanleiding van de resultaten van de CITO-toetsen en natuurlijk ook van de ontwikkeling van de kinderen in de dagelijkse praktijk, krijgen de kinderen zoveel mogelijk leerstofaanbod op maat. Dit gebeurt door middel van de weektaak, maar daarnaast worden de kinderen ook ingedeeld in niveaugroepen van ongeveer 5 kinderen. Deze groepen kunnen voor taal en rekenen verschillend zijn. Bij zowel rekenen als taal werken we met drie niveaus. Op iedere schooldag wordt één groepje extra begeleid in een kleine kring tijdens de werkles d.m.v. een activiteit die aansluit bij de specifieke behoeften van het groepje. Het kan zijn dat dat een uitdagende of juist een remediërende activiteit is. Remediëring houdt in dat de opdracht herhaald en verhelderd wordt. In de oneven weken worden rekenactiviteiten aangeboden en in de even weken worden taalactiviteiten aangeboden. COÖPERATIEF LEREN: In de hele school werken we met het coöperatief leren. Coöperatief leren is het in kleine groepen gestructureerd samenwerken aan een leertaak. De kinderen werken samen aan gemeenschappelijke doelen; zonder elkaar kunnen ze de opdracht niet met succes afronden. Coöperatief leren is belangrijk, omdat kinderen leren een eigen inbreng te hebben, ze leren te praten met elkaar, ze leren om te gaan met verschillen en ze leren elkaar te respecteren en te waarderen. Door coöperatief leren verbeteren de leerprestaties, leren de kinderen samen te werken, krijgen ze meer zelfvertrouwen en zijn ze meer gemotiveerd om te leren en om naar school te gaan. We gebruiken op de Tuimelaar verschillende werkvormen om kinderen vertrouwd te maken met coöperatief leren. In de groepen 1 en 2 bieden we drie werkvormen aan; ‘om de beurt’, ‘wandel wissel uit’ en ‘woordenweb’. LEERLING VAN DE WEEK & LOGEERKNUFFEL: Iedere week op vrijdag wordt er een kind gekozen dat de daaropvolgende week leerling van de week mag zijn. De hele week wordt deze leerling extra in het zonnetje gezet d.m.v. complimenten, extra vertelbeurten etc. Op maandag mag hij/zij spulletjes meenemen om over te vertellen. De spullen mogen de hele week op school blijven. Aan het einde van de week vullen we samen met de leerlingen een poster in met daarop lieve en leuke dingen over de leerling van de week. Deze poster mag dan mee naar huis.
6
Ook hebben we in iedere groep een speciale logeerknuffel die een weekend bij een leerling gaat logeren. Dit is in onze groep een ander kind dan de leerling van de week. In een schriftje mogen de kinderen (samen met de ouders) schrijven wat ze met de logeerknuffel gedaan hebben. We bespreken dit dan de maandag erna, als de knuffel weer terug op school komt. VIERING: We hebben ongeveer 4 keer per jaar een viering op school. Kinderen uit alle groepen laten dan iets zien op het podium. Het kan gaan om een dansje, een liedje, een toneelstukje, etc. Bij iedere viering mogen de ouders/verzorgers of andere belangstellenden aanwezig zijn. De tijden waarop de kinderen optreden vindt u steeds in de Sonar Kort. Wanneer de viering afgelopen is, moeten de kinderen altijd nog even terug naar de klas. Het is prettig als de ouders/verzorgers dan even buiten wachten. HULPOUDERS: We werken met hulpouders. Deze hulp kan bestaan uit o.a. gezelschapsspelletjes doen, computeren, koken, bakken, voorlezen, etc. Als wij op zoek zijn naar ouders voor bepaalde activiteiten geven we meestal een brief mee, sturen we een e-mail of hangen we een intekenlijst op in de klas, op het mededelingenbord. Naast de hulpouders in de klas heeft iedere groep één of twee klassenouder(s). De klassenouder coördineert op vraag van de leerkracht o.a. de buitenschoolse activiteiten en de verjaardag van de juffen. Als deze taak u leuk lijkt, dan kunt u dit aangeven bij de leerkracht. VERJAARDAG VIEREN: Ouders mogen bij het vieren van de verjaardag van hun kind aanwezig zijn. Broertjes en zusjes uit hogere groepen kunnen hierbij niet aanwezig zijn, omdat ze anders teveel van hun eigen lesprogramma missen. We vinden het fijn als u minimaal een week van tevoren even overlegt met ons over de dag en het tijdstip. Tijdens het feest mag het kind iets lekkers trakteren. Het is de bedoeling dat het gaat om een kleinigheidje (één ding per kind is dus genoeg). Denk bij de traktatie aan iets om te eten en niet iets om mee te spelen! WC: Soms is het moeilijk om goed op te letten wat je doet tijdens het plassen. Het gebeurt soms dat er dan flinke plassen op de grond terecht komen. U snapt wel dat dit geen pretje is. Voor de kinderen niet, maar ook niet voor ons of voor de schoonmaakdienst. We zouden het fijn vinden als de kinderen en dus ook de jongens gaan zitten op het toilet als ze moeten plassen. Dit voorkomt een heleboel viezigheid en vervelende geurtjes. Wij besteden hier in de klas dan ook regelmatig aandacht aan.
OVERBLIJVEN/TUSSENSCHOOLSE OPVANG: Het is mogelijk om uw kind(eren) tussen de middag over te laten blijven. Bij het overblijven is het de bedoeling dat de kinderen zelf brood en/of fruit meebrengen (in een broodtrommel, voorzien van naam) en dit in de koelkast van het overblijflokaal zetten. Het drinken wordt door de overblijfouders verzorgd. De prijs voor incidenteel overblijven is € 2,70 per keer. De kosten voor structureel overblijven zijn € 2,35 per keer. Voor meer informatie over de tussenschoolse opvang kunt u altijd contact opnemen met de administratie of directie van de school. U kunt ook een e-mail sturen naar
[email protected] of u kunt kijken op onze website: www.obsdetuimelaar.nl onder het kopje “Ouders”, “Overblijf”. NOG EEN PAAR BELANGRIJKE PUNTEN: • Sjaal, muts en wanten graag in de luizenzak doen; voorzien van naam.
7
•
In de groep hangt een mededelingenbord voor ouders; hierop staat regelmatig belangrijke informatie voor u als ouder. Deze mededelingen en andere leuke nieuwtjes kunt u ook vinden op onze groepssite: www.obsdetuimelaar.nl, kijk dan bij het kopje “Groepen” en klik de juiste groep aan.
Mocht u na het lezen van deze informatie nog vragen hebben, dan bent u van harte welkom om na schooltijd even binnen lopen.
Met vriendelijke groet, Michelle van de Staaij (maandag t/m woensdag en vrijdag)
[email protected] Jacqueline Welling (donderdag)
[email protected]
8