5.2. LEERONDERSTEUNING
Productidentificatie Type product: Methodiekontwikkeling Open Leercentrum (OLC) voor de OKOT-trajecten
Gebruikers:
Centra voor Basiseducatie Competentiecentra VDAB Centra voor Volwassenenonderwijs Consortia Volwassenenonderwijs
Doelstelling:
De methodiek van het Open Leercentrum wordt vertaald naar een nieuwe doelgroep, namelijk laaggeschoolde werkzoekenden die bij VDAB een diplomagerichte tweedekansleerweg volgen, en naar een nieuwe context, namelijk een VDAB-competentiecentrum waarin ook andere potentiële doelgroepen gebaat kunnen zijn met een OLC. De OLC-begeleider moet de cursist aanmoedigen om het leren stapsgewijs steeds meer zelf in handen te nemen. Elke activiteit wordt behandeld in vier fases: oriënteren, plannen, uitvoeren en evalueren. De OLC-begeleider ziet er op toe dat alle fasen voldoende doorlopen worden. Er bestaat momenteel geen uitgewerkte methodiek voor laaggeschoolde werkzoekenden die bij VDAB een tweedekansleertraject volgen, dat leidt tot een diploma secundair onderwijs. Het project voorziet in de ontwikkeling van een aangepaste methodiek voor deze doelgroep, rekening houdende met het nieuwe opleidingsprofiel van Aanvullende Algemene Vorming.
1
Inhoudstafel 5.2.1. Opzet en context 5.2.2. Concept van de leerondersteuning °De methodiek van het Open Leercentrum °Opzet van het G-coachconcept 5.2.3. De leerondersteuning in de praktijk °Inhoud °Attitudes en sleutelcompetenties °Ontwikkeling van lesmateriaal °Duurtijd °Werkwijze °In groep of individueel °Opvolging en overlegmomenten 5.2.4. Conclusies en globale evaluatie °Verloop van het project °Bevindingen °De samenwerking °Aandachtspunten voor de studiebegeleider 5.2.5. Kritische succesfactoren
2
5.2.1. Opzet en context Voor de meeste TKO-cursisten is het niet eenvoudig om (terug) de stap naar onderwijs en leren te maken. Dit heeft onder andere te maken met negatieve schoolervaringen en een gebrek aan zelfvertrouwen, waardoor bepaalde vaardigheden niet of weinig gebruikt of geoefend worden. Leren vraagt van deze cursisten dan ook een grote inspanning. Leren is ook een complex gegeven waarbij zowel sociale, culturele, economische als individuele omstandigheden een rol spelen en een invloed hebben op elkaar. Vanuit de ervaring van het Centrum voor Basiseducatie (CBE) in het begeleiden van onder andere modules ‘leren leren’ voor kortgeschoolde volwassenen werd snel duidelijk in de beginperiode van Leren Werkt! dat hier de nodige knowhow aanwezig is om extra ondersteuning te bieden aan de cursussen AAV (Aanvullende Algemene Vorming). In de modules ‘leren leren’ uit het modulaire aanbod van Basiseducatie wordt er immers ook gewerkt aan basiscompetenties zoals het verhogen van zelfredzaamheid en zelfvertrouwen. Daarnaast worden de cursisten begeleid vanuit hun reële mogelijkheden naar een maximaal leerresultaat en het bevorderen van het leerplezier. De leerondersteuning wordt in de OKOT-trajecten in het VDAB-competentiecentrum geïntegreerd aangeboden. Dit wil zeggen dat de uren een onderdeel zijn van het lessenrooster waarin ook de beroepsopleiding en de lessen AAV een plaats hebben. De uren zijn verplicht te volgen. De begeleider van de leerondersteuning kan wel, in overleg met de VDAB-klantenconsulent, beslissen om een vrijstelling te geven op basis van voldoende competenties om de cursussen uit de opleiding TKO zelfstandig te studeren. In de beginperiode van Leren Werkt! was het zoeken om zowel organisatorisch als inhoudelijk de juiste weg te vinden. De inhoud van de TKO-opleiding situeert zich immers op niveau van de 3e graad secundair onderwijs, terwijl het Centrum voor Basiseducatie werkt aan doelen op niveau van de 1e graad secundair onderwijs. De basisvaardigheden waaraan tijdens de leerondersteuning wordt gewerkt, moeten immers binnen het doelenkader van de basiseducatie passen zoals bepaald in het decreet. Ook de samenwerking en de communicatie tussen de verschillende betrokken partners maakten dat er in het begin werd ingezet op het vinden van de juiste methodiek om leerondersteuning zowel inhoudelijk als organisatorisch te kunnen realiseren. In het eerste projectjaar kregen de cursisten in het competentiecentrum van Heverlee drie uur leerondersteuning. Vanaf februari 2013 werd dit vermeerderd naar zes uur. In de voormiddag kregen de cursisten groepsbegeleiding. In de namiddag werd individueel gewerkt: tijdens de uren van de beroepsmodules konden cursisten indien gewenst aan specifieke leervragen werken. Echter, op die manier ontstond een achterstand in de beroepsopleiding. Na de fase van het ESF-project werd enkel nog gewerkt met groepen en niet meer met individuele begeleiding.
3
5.2.2. Concept van de leerondersteuning Bij de opzet van het project ging CBE ervan uit dat het concept van een Open Leercentrum (OLC) kon ingezet worden in de leerondersteuning voor een TKO-traject. Daarnaast werd in de beginperiode van het project ook het concept van de G-coach toegepast in de setting van de leerondersteuning voor AAV. Hierna geven we aan wat beide concepten inhouden. De methodiek van het Open Leercentrum In een OLC komen verschillende functies aan bod:
Het OLC als leercentrum: het OLC werkt parallel aan de cursussen AAV en is bedoeld als ondersteuning van het leerproces aldaar. De activiteiten die cursisten in het OLC doen, vloeien voort uit de gevolgde cursus. Cursisten oefenen extra op vaardigheden die nodig zijn om in de opleiding AAV beter te kunnen functioneren of om de opleiding met succes te beëindigen. Dit kan gaan over leervaardigheden, informatie verwerkende vaardigheden, studieplanning, het maken van verslagen, het nemen van notities, enz. Het OLC kan slechts in beperkte mate als leerplaats functioneren, en dit enkel en alleen als er een duidelijke afgrenzing is van mogelijke inhouden en cursistenprofielen.
Het OLC als informatiecentrum: in deze functie zal het OLC de toegang tot allerlei informatiekanalen vergemakkelijken voor de doelgroep van AAV. Dit in het kader van het maken van taken en opdrachten. Hier zal ook de nodige ondersteuning geboden worden aan de informatieverwerkende vaardigheden die nodig zijn om taken en opdrachten te maken.
Het leerproces structureren: de OLC-begeleider structureert het leerproces van de cursist en volgt dit op. De opvolging gebeurt in overleg met de lesgevers AAV.
Didactiek: de aangeboden didactiek vertrekt vanuit de algemene didactische principes van het centrum. Bovendien zullen specifieke aandachtspunten uit de verschillende leerdomeinen de didactiek beïnvloeden. Het leren in een Open Leercentrum in functie van AAV vereist daarnaast enkele bijzondere aandachtspunten die in dit project verder onderzocht werden.
Zelfstandig leren bevorderen: naast het inhoudelijk werken wordt in het OLC veel aandacht besteed aan zelfstandig leren. Om het zelfstandig leren te stimuleren, past de OLC-begeleider de didactiek van de afnemende sturing (het opleiden en begeleiden van cursisten naar meer zelfstandigheid) en de 4-fasen methodiek (Fase 1 - Concreet ervaren, fase 2 - Waarnemen en overdenken (reflecteren), fase 3 - Abstracte begripsvorming, fase 4 - Actief experimenteren) toe. In de ondersteuning naar zelfstandig Leren Werkt! het OLC in het verlengde van de groepslessen, waar het bereiken van een grotere zelfstandigheid voorop staat.
Materiaalontwikkeling: in een OLC staat de cursist centraal. De inhoud, methodiek en organisatie sluiten zoveel mogelijk aan bij de individuele leerwensen en behoeften van de cursist. De OLC-begeleider maakt de bedoeling van elke activiteit duidelijk in functie van zijn leerdoel(en). In het beste geval brengt de cursist zelf de bedoeling van zijn bezoek aan het Open Leercentrum over aan de OLC-begeleider. De OLC-begeleider observeert de betrokkenheid van de cursist op zijn activiteit en past eventueel het aanbod aan. Om zo adequaat mogelijk te werken, moet er veel aandacht gaan naar het ontwikkelen van materialen.
4
Opzet van het G-coachconcept Het rapport ‘De G-coach. Geïntegreerde geletterdheidtraining in beroepsopleidingen’ stelt deze geïntegreerde geletterdheidstrajecten voor als leertrajecten waarbij cursisten het leren van een bepaald beroep of het deelnemen aan een welbepaald opleidingstraject koppelen aan het verwerven van basiscompetenties (taal, wiskunde en ICT) die voor dat bepaald beroep of voor deelname aan een welbepaalde opleiding noodzakelijk zijn. Het leren is hier in eerste instantie gericht op een (duurzame) inpassing in het arbeidsproces en/of het behalen van een beroepskwalificatie en doorstroming naar hogere functieniveaus. In de context van een job betekent ‘geletterdheid’: werken aan de vaardigheden die nodig zijn om goed te functioneren binnen het bedrijf. De werknemer moet bijvoorbeeld vlot kunnen uitrekenen hoeveel materiaal hij/zij nodig heeft om een bepaalde constructie te maken. De werknemer die individueel en op maat begeleid wordt in het verwerven van de geletterdheidsvaardigheden die hij nodig heeft voor zijn job :
kan efficiënter geholpen worden bij de specifieke taken die hij moet uitvoeren. kan tijdens de begeleiding op eigen tempo aan individuele noden werken. wordt zoveel mogelijk beschikbaar gesteld voor zijn werkopdracht. De opleidingstijd per werknemer wordt zo kort mogelijk gehouden.
Het einddoel is dus niet enkel geletterdheid, taal en gecijferdheid op zich, maar eveneens maximale deelname aan de arbeidsmarkt. Ook optimaal participeren aan de veranderende wereld rondom ons, is een doel waaraan specifiek gewerkt wordt. Het leren van vaardigheden wordt tevens gekoppeld aan motivatie en zelfstandigheid. De G-coach werkt nauw samen met de opleidingsinstructeur. Zo kan hetgeen er moet geleerd worden aan kennis en vaardigheden gelijktijdig en inhoudelijk afgestemd worden op het opleidingsaanbod van CBE. Er is veel aandacht voor overleg met de instructeurs. De lestijden vallen ook samen en er wordt les gegeven in eenzelfde lokaal. Zowel VDAB als CBE hebben dezelfde doelstellingen voor ogen en volgen cursisten gezamenlijk op. 5.2.3. De leerondersteuning in de praktijk Inhoud De begeleider van de leerondersteuning leert de cursisten belangrijke kennis en vaardigheden aan zodat ze taken en examens gestructureerd leren voorbereiden en afwerken. Tijdens het leertraject kunnen namelijk leerproblemen opduiken die het slagen in de weg kunnen staan: organiseren, plannen wanneer examens eraan komen leertempo theoretisch zwakke achtergrond motivatie/attitude leren samenwerken concentratie/afwerken van opdrachten faalangst
5
Het aanpakken van leerproblemen lukt op drie voorwaarden.
Ten eerste als er voldoende tijd voorzien is per cursist in de leerondersteuning. Een tweede voorwaarde is dat er samengewerkt wordt met de verschillende partners. Ten derde moet er sprake zijn van een open overleghouding. Afhankelijk van de specifieke problemen moet een dialoog ontstaan tussen de TKO-leerkrachten, VDAB-instructeurs en studiebegeleider.
Cursisten werken tijdens de leerondersteuning aan hun taken, kunnen voor groepswerk samenzitten en overleggen, kunnen achterstand voor bepaalde vakken bijwerken door extra uitleg aan de medecursisten/studiebegeleider/opleidingsinstructeur te vragen, enz. Cursisten die willen studeren, zonderen zich af van de groep. Het is dan ook aangewezen om een aparte volledig stille ruimte te voorzien voor studerende cursisten. Tijdens de uren van de leerondersteuning is het ook zinvol dat de cursisten tijd krijgen om stoom af te blazen over hun opleiding en moeilijkheden. Cursisten vragen individueel vaak psychologische steun tijdens de examenperiode of als het iets minder gaat. Deze steun krijgen de cursisten van de studiebegeleider en/of hun medecursisten. Dit is belangrijk: de cursist voelt zich gehoord (individueel/in zijn klasgroep) en kan energie halen in het houden van informele gesprekjes om er terug tegen aan te gaan. Nadien kan de cursist een haalbare taak vooropstellen die binnen de tijd van de leerondersteuning kan afgewerkt worden. In het ideale geval werkt de cursist bepaalde stappen van een opdracht af en krijgt hij het gevoel vooruitgang te hebben geboekt. In eerste instantie was het opzet om in de voormiddag in groep te werken en in de namiddag individueel. Cursisten met specifieke leervragen konden in de namiddag de uren van de beroepsopleiding gebruiken om aan die leervragen te werken. Na enkele maanden bleek echter dat dit niet de beste optie was. De cursisten creëerden namelijk een achterstand in de beroepsopleiding. Voor de cursisten uit de opleiding administratie en ICT was die achterstand het meest merkbaar. In het tweede jaar van het project ging de leerondersteuning niet door op het moment van de beroepsopleiding en konden cursisten niet zomaar binnen en buiten lopen wanneer ze nood hadden aan begeleiding. De ondersteuning die geboden werd in het tweede jaar was voornamelijk gericht op de AAV vakken en vormde een volwaardig onderdeel van de opleiding. Het is dan ook belangrijk dat de leerondersteuning geïntegreerd wordt aangeboden in de opleiding TKO. Op vraag van de cursisten wordt er door de leerondersteuner ook ingegaan op vakspecifieke vragen. Maar dit is zeker niet evident. De leerondersteuner kent niet zomaar de inhoud van bijvoorbeeld een cursus boekhouden, excel of elektriciteit. De begeleider kan wel samen met de cursisten uitzoeken hoe het in elkaar zit en een “leerondersteuner” zijn. Iemand die het leren faciliteert en niet iemand die hen de cursus uitlegt en meegeeft.
6
Attitudes en sleutelcompetenties In elke les Leerondersteuning wordt voldoende aandacht besteed aan attitudes en sleutelcompetenties met de bedoeling deze over te dragen naar de opleidingsvloer en later eventueel de werkvloer:
Ordelijk, gestructureerd, zorgvuldig en nauwkeurig afwerken van een opdracht Doorzetten, ook als een opdracht moeilijk is Communicatie, durven vragen stellen, beleefdheid Respect voor materiaal (pc’s), medecursisten, leerkrachten en instructeurs Samenwerken (hoe kan je leren om in groep te werken?) Eigen leerproces en vorderingen beoordelen (planning) Zelfstandig werken (verantwoordelijkheid voor eigen leren) Op tijd zijn
Aangezien de studiebegeleider uit CBE Open School komt, is het makkelijker om een vertrouwensband op te bouwen met de cursisten en van daaruit hen te coachen in attitudes en sleutelcompetenties. Cursisten botsen op communicatieproblemen, sociale moeilijkheden, enz. tijdens de beroepsopleiding of tijdens AAV. De studiebegeleider kan in de tijd van de leerondersteuning hierop ingaan en heeft de mogelijkheid om rustig met de cursisten in gesprek te gaan en hen een constructieve oplossing te bieden. Hierdoor voelen de cursisten zich gehoord en ondersteund in moeilijke situaties. Als studiebegeleider heb je niet dezelfde functie als leerkracht TKO en moet je de cursisten niet evalueren. De studiebegeleider ondersteunt de cursist door te luisteren, samen na te denken en moeilijkheden in een bepaalde cursus te overlopen. De studiebegeleider moedigt de cursist aan en wil een veilige leeromgeving creëren zodat de cursist zijn studiemoeilijkheden erkent en er aan kan werken. Dit kan door een vlot contact, een kordate aanpak en oprechte interesse van de begeleider naar de problemen van de cursist toe. De studiebegeleider kan, in overleg met de desbetreffende leerkrachten/instructeurs, de cursist ondersteunen en begeleiden waar mogelijk bij specifieke leermoeilijkheden. Ontwikkeling van lesmateriaal Omdat de leerondersteuning voornamelijk op AAV gericht is, is het belangrijk om het lesmateriaal hiervan te gebruiken tijdens de studiebegeleiding. De inhoud van de cursussen AAV wordt gebruikt om de vaardigheden van ‘leren leren’ aan te brengen. Dit cursusmateriaal wordt telkens opgevraagd bij TKO lesgevers. Voor onderwerpen als een planning maken, studiehouding, studietips, opdrachten verwerken, samenvatting maken, enzovoort wordt bestaand materiaal aangepast en nieuw materiaal ontwikkeld op basis van bestaande methodieken. Duurtijd Cursisten volgen éénmaal per week gedurende het éénjarige opleidingstraject de studiebegeleiding. Dit kan variëren van 1u45min tot een blok van 3 uur, afhankelijk van de beschikbare tijd in het uurrooster. Deze tijd is geïntegreerd in de opleiding TKO. Doordat de leerondersteuning integraal deel uitmaakt van de opleiding kan dit de belasting van studiewerktijd verlichten. De cursisten moeten namelijk niet alle taken alleen thuis afwerken en kunnen rekenen op de nodige begeleiding.
7
Werkwijze De leerondersteuning is op een regelmatig, vast tijdstip gepland. Tijdens deze uren moet er gewerkt worden aan taken, opdrachten of het instuderen van leerstof. Hierdoor kunnen de cursisten leren hun eigen werktempo aan te passen naargelang de verwachtingen van het opleidingscentrum in het afwerken van taken tegen een deadline. Het trainen van deze flexibiliteit is een goede voorbereiding op de eisen van een latere toekomstige werkgever. De lesgever leerondersteuning coacht hen in het samenwerken, taakverdeling, overleg. Als het over vakspecifieke materie gaat, krijgen de cursisten tijdens de studiebegeleiding de kans om de leerstof aan elkaar uit te leggen. Ook voor cursisten die afwezig waren tijdens de vakken AAV, biedt studiebegeleiding de kans om achterstand in leerstof bij te werken. Sommige cursisten studeren liever zelfstandig en op eigen tempo en ervaren de verplichting tot studiebegeleiding als contraproductief. Ze geven aan dat ze veel beter thuis kunnen werken op een tijdstip naar keuze (vaak ’s avonds/ ’s nachts). Maar vaak zijn deze cursisten zich niet bewust van hun mogelijke werkpunten en kan de studiebegeleider minder goed inschatten welke vooruitgang de cursist boekt. Het verplicht maken van de studiebegeleiding kan dus heel wat voordelen bieden voor de cursist. In groep of individueel In grote groep Voordelen: algemene vaardigheden bijbrengen naargelang deadlines en doelstellingen van de leerinhoud (studieplanning, organisatie, samenwerkingsvormen, powerpointpresentatie maken, algemene schoolinfo zoals e-mail, voordelen agenda, enz.) Nadelen: omwille van de heterogeniteit van de doelgroep is het niet evident om thema’s aan te brengen die zinvol zijn voor iedere cursist. Bij aanvang van de opleiding werd vastgesteld dat vaak dezelfde basisvaardigheden bij meerdere cursisten ontbreken. Daarom werd in de beginfase regelmatig in (een deel van de) groep lesgegeven. Dit geeft voor een aantal cursisten een zekere veiligheid. Ze voelen zich minder geviseerd als zwakke cursist in een groep en kunnen op die manier als het ware acclimatiseren. Cursisten hadden bij de start van de opleiding soms geen overzicht over alle vakken en cursussen. Het was één stapel papieren. Als eerste opdracht werd samen naar een structuur gezocht en werd het cursusmateriaal geordend in een ringmap. Daarna ging de begeleider met de cursisten aan de slag om een planning maken. Uitstelgedrag werd aangepakt. Dit leverde voor heel wat cursisten resultaat op. Voor sommigen bleef dit moeilijk. “Die opdracht is maar voor binnen 2 weken, ik heb nu niets te doen.” Waarna ze vaak nog andere opdrachten kregen die voor dezelfde deadline af moesten zijn waardoor ze in tijdsnood kwamen. Voor de examenperiode bracht de studiebegeleider aan hoe de cursist kon plannen en organiseren en efficiënte studietechnieken toepassen op basis van de leerinhoud en de doelstellingen van de les. Theorie over het verwerven van studievaardigheden kan best zo kort mogelijk gehouden worden en idealiter aan het begin van de les. Nadien kunnen de cursisten aan de slag met hun eigen opdrachten en kunnen de theoretisch aspecten die de lesgever voordien
8
aanbracht hierop toegepast worden (bijvoorbeeld aan de hand van werkbladen die ze op het einde van de les moeten afgeven). Op het einde van de les kan de studiebegeleider hier terug naar refereren tijdens een gemeenschappelijk afsluitmoment van de les. In kleine groepjes Voordelen:
Stimuleren van overleg en onderlinge dialoog Ontwikkeling van vaardigheden en kwaliteiten van elke cursist Zwakkere cursisten voelen zich in kleinere groepjes veiliger om uitleg te vragen Sterkere cursisten kunnen op hun manier zwakkere cursisten de theorie/praktijk uitleggen
Nadelen: Niet elke cursist werkt graag in groep. Het werken aan een opdracht in kleine groepjes stimuleert de cursisten tot overleg en dialoog en tot luisteren naar elkaar. Een houding van wederzijds respect is een noodzakelijke attitude met het oog op een job. Het geeft sterkere cursisten soms de gelegenheid de leiding te nemen en uitleg te geven aan de zwakkere cursisten. Ze leren duidelijk en gestructureerd verwoorden. Voor sommige zwakke cursisten is het drempelverlagend om in een kleine groep uitleg te vragen. Individueel Voordelen:
Leerondersteuning op maat van de cursist Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid stimuleren Meer ruimte voor het motiveren van elke cursist Meer ruimte voor het luisteren naar de noden van de cursist
Nadelen:
Cursisten moeten zelfstandig werken zonder elkaar af te leiden Cursisten kunnen gestoord worden door het overleg van andere cursisten bij het uitwerken van groepswerk
Meestal wordt er gewerkt met individuele begeleiding, omdat sommige cursisten extra specifieke leerondersteuning nodig hebben. Hierbij is het belangrijk om het leerdoel voor ogen te houden. Het gaat niet enkel om de inhoud maar de cursist moet ook verbanden kunnen leggen tussen bepaalde lesonderdelen, structuren kunnen herkennen en toepassen, algemene principes kunnen hanteren, enz.
9
Enkele voorbeelden uit de praktijk:
Het instuderen van woordenschat (doel: verbanden leggen/structuren toepassen, woordenschat gebruiken in dialogen, enz.) Ordenen van notities (doel: overzicht, organisatie en juiste houding t.o.v. lesmateriaal) Een collage maken in Word (doel: correcte toepassing van ICT-kennis, verbanden leggen tussen de leerinhoud en eigen inbreng) Een powerpointpresentatie maken (bv presentatietechnieken bij PP: korte zinnen maken)
Afhankelijk van de samenstelling van de groep kunnen deze vaardigheden ook in (kleinere) groep(jes) ingeoefend worden. Als de begeleider één-op één werkt met een cursist in een klasgroep wordt er verwacht dat de andere cursisten zelfstandig werken en elkaar niet laten afleiden. Dit is niet vanzelfsprekend voor deze doelgroep. Bij het maken van een groepswerk, overleggen de cursisten bijvoorbeeld met elkaar, maar kunnen de cursisten die willen studeren zich minder concentreren door het praten van anderen. Voor de cursisten die willen studeren is een aparte studieruimte (eventueel zonder pc’s) dan ook ideaal. Vooraleer de cursist zich afzondert in een aparte ruimte kan de studiebegeleider er op toezien of zijn studiemethode efficiënt is en kan er hierin bijgestuurd worden. Vervolgens kan de cursist studeren op eigen tempo en kan de studiebegeleider regelmatig van lokaal wisselen om na te gaan of de studiemethode van de cursist nog voldoende productief is. Opvolging en overlegmomenten Circa om de zes weken wordt een TKO-klassenraad georganiseerd om de vorderingen van de cursisten in kaart te brengen. Leden van de klassenraad zijn: de coördinator vanuit L4-Volwassenenonderwijs, klantenconsulenten en instructeurs VDAB, lesgevers TKO, coördinatrice TKO, de stafmedewerker projecten CBE en de educatief medewerker CBE. Tijdens de klassenraad worden problemen met cursisten besproken: dit levert vaak nuttige informatie op voor de educatief medewerker van CBE om mee aan de slag te gaan tijdens de leerondersteuning. Vakleerkrachten geven concrete informatie over individuele cursisten. Tijdens de klassenraden kan deze achtergrondinformatie van pas komen. Bij heterogene groepen is het wel niet vanzelfsprekend om specifieke moeilijkheden bij cursisten in groep te bespreken. In de wandelgangen komt het een enkele keer voor dat moeilijkheden kort worden besproken over cursisten. Later tijdens een gesprek kan op de problematiek dieper op ingegaan worden. Bij specifieke (leer)problemen is het ook aangewezen om in overleg met alle onderwijsverstrekkers TKO-cursisten te kunnen doorverwijzen naar specifieke diensten (CLB, CAW, sollicitatiecoach VDAB,enz.). In functie van de leerondersteuning is ook extra inhoudelijk overleg nodig om de bedoeling van AAV af te stemmen op de praktijkuitvoering van opdrachten. Hierbij is het zeer nuttig zijn om leerplannen van TKO en VDAB te bespreken. Dit zou kunnen tijdens een klassenraad of een specifiek overlegmoment dat hiervoor wordt georganiseerd. Ook een ‘doe-dag’ voor leerkrachten TKO, VDAB-instructeurs en studiebegeleiders van het CBE Open School kan een leermoment voor de lesgevers zijn om een gemeenschappelijke visie te vormen wat betreft attitudes van en naar cursisten toe.
10
5.2.4. Conclusies en globale evaluatie Verloop van het project Leerondersteuning kon bij het begin van het project Leren Werkt! snel starten, omdat CBE Open School al gekend was binnen VDAB door o.a. de wiskundewerkplaats, een vorig project leerondersteuning, G-coach, enz. De communicatie tussen lesgevers TKO en de studiebegeleider van Leerondersteuning verliep het eerste jaar van dit project Leren Werkt! echter eerder moeizaam. Doordat de lesgevers TKO niet aanwezig waren buiten hun lessen in het competentiecentrum verliep de meeste communicatie via mail. Hierdoor zat er vaak vertraging tussen het melden van een probleem en de effectieve aanpak. In een latere fase van het project liep de communicatie veel vlotter omdat de betrokken lesgevers elkaar beter kenden en wisten wat ze van elkaar konden verwachten. Bevindingen Indien de studiebegeleiding de cursisten alle nodige vaardigheden moet bijbrengen om het opleidingstraject tot een goed einde te brengen, is de voorziene tijd voor leerondersteuning (eerder) te beperkt. Echter, een TKO-traject vereist een voltijds uurrooster waarin de uren verdeeld worden tussen AAV (780 lestijden) en beroepsmodules. Drie uur leerondersteuning is het maximum aantal uren dat kan ingezet worden in het uurrooster. Het inzetten van leerondersteuning tijdens een TKO-opleiding kan zonder meer als succesvol omschreven worden. Voor verschillende cursisten is 'terug gaan studeren' niet evident: ondertussen zitten vele van hen in een gezinssituatie waardoor een goede studieplanning noodzakelijk is, moeten ze bepaalde studievaardigheden terug onder de knie krijgen, enzovoort. Cursisten ondervinden dikwijls leermoeilijkheden voor theoretische vakken omdat het voor hen moeilijk is om grote hoeveelheden leerstof te verwerken. Bij onderwerpen die voor hen te abstract zijn, haken ze gemakkelijker af. De steun en ondersteuning van een leerkracht van CBE is dan een welgekome hulp. Cijfers in hoeverre leerondersteuning de slaagcijfers beïnvloeden zijn er om evidente redenen niet, maar de ervaring van instructeurs en leerkrachten leert ons dat het zijn effect niet mist. Ook uit evaluatiegesprekken met cursisten komt duidelijk de meerwaarde ervan naar boven. De samenwerking Instructeurs van VDAB zijn gewoon om problemen in verband met rekenvaardigheden door te geven aan de lesgevers uit de rekenwerkplaats. Vaak kwam via de lesgevers van de rekenwerkplaats een vraag naar extra ondersteuning op vlak van wiskunde tot in de leerondersteuning. Langsgaan bij instructeurs en rechtstreeks de vraag stellen hoe het gaat met de cursisten en waar de problemen zich situeren blijkt een effectieve aanpak die resultaat oplevert. Een goede samenwerking en afstemming met TKO-leerkrachten vraagt tijd. Dit is vooral te wijten aan het ontbreken van persoonlijk contact buiten de klassenraden. De leerkrachten die regelmatig met de studiebegeleider van de leerondersteuning in contact
11
komen doordat ze in het competentiecentrum aanwezig zijn op het moment van de leerondersteuning geven ook meer informatie door. De informele gesprekken leveren vaak werkpunten op voor cursisten. Het is spijtig dat leerkrachten TKO weinig aanwezig zijn in het competentiecentrum buiten hun lesuren. Hierdoor zijn de persoonlijke contacten vaak beperkt tot voor en na de klassenraad. Bij de klassenraad werd er besloten dat de studiebegeleider opgenomen wordt in de Dokeos-site, het online platform waar men cursussen en planningen kan raadplegen. Er werden ook overlegmomenten georganiseerd buiten de klassenraad om, om op de hoogte te zijn van de concrete lesinhouden en zo de leerondersteuning te kunnen afstemmen. Ook het grote aantal personeelsleden en de regelmatige personeelswissels bij VDAB maken het moeilijk om direct bij de juiste persoon terecht te komen. Samenwerken met drie partners is niet evident. L4 is hierin de coördinerende factor en stuurt dit proces. Wanneer een cursist dreigt te verzwakken, kan een goede samenwerking tussen de verschillende organisaties een geschikt vangnetwerk zijn om hier meteen op in te spelen. Daarvoor is het nuttig dat VDAB, TKO en het CBE regelmatig een overlegmoment inplannen. Aandachtspunten voor de studiebegeleider De studiebegeleider moet verschillende competenties hebben:
Cursisten kunnen motiveren Een goede lesgever zijn Vaktechnische kennis hebben van de opleiding Diplomatisch zijn, zowel tegenover cursisten als naar instructeurs, lesgevers Voldoende basiskennis hebben van ICT Kunnen overleggen en onderhandelen Oorzaken van leerproblemen kunnen detecteren Inzicht hebben in leerstrategieën en leerstijlen Grote flexibiliteit Enthousiast zijn en blijven in alle omstandigheden Steeds kunnen uitgaan van de mogelijkheden van cursisten en niet van hun Beperkingen Op de hoogte zijn van de verwachte algemene en didactische competenties van de beroepsopleiding van de cursist
Bij groepswerkjes is het nuttig om de cursisten de nodige basiscompetenties van zelfstandig leren bij te brengen. Hierdoor leert de cursist bijvoorbeeld zelf beslissen hoe het best een taakopdracht op een rechtvaardige manier onderling kan verdeeld worden. Het verwerven van deze competenties is niet vanzelfsprekend voor de cursist en de studiebegeleiding is een ideaal moment om hieraan te werken. Bij het verdelen van groepsopdrachten in AAV-cursussen is het ideaal als de studiebegeleider op de hoogte wordt gebracht van: welke cursisten met elkaar samenwerken, wat de doelstellingen zijn van deze opdracht (inhoud, lay-out, presentatie voor de klas, verloop samenwerking, …), of er al een taakverdeling is of niet, enz.
12
De studiebegeleider kan, in samenspraak met de VDAB-instructeur/TKO-leerkracht een stappenplan voor de cursist aanreiken. Dit stappenplan kan een hulpmiddel zijn voor de cursist om te weten hoe de verschillende stappen van de opdracht evolueren, wat de aandachtspunten zijn, hoe ze hier op kunnen inspelen en hoe de cursisten met elkaar hierover moeten communiceren. Elk lid van het groepje bewaakt de stappen en is verantwoordelijk voor zijn/haar gedeelte. De studiebegeleider moet dan ook het verloop van deze opdracht wekelijks opvolgen, vaststellen welke competenties bij elk groepje ontbreken en geschikte werkvormen aanbieden om deze competenties te verbeteren zodat de opdracht tot een goed einde kan gebracht worden. 5.2.5. Kritische succesfactoren De samenwerking tussen de partners van het project Leren werkt! moet structureel verankerd zijn. Het project moet gedragen worden door alle betrokken medewerkers. Ze moeten allen achter de visie van de leerondersteuning staan. De leerondersteuning moet volwaardig deel uitmaken van de opleiding. Je werkt als team vanuit verschillende invalshoeken met het doel een cursist de nodige vaardigheden bij te brengen. Daarom is het belangrijk dat de studiebegeleider betrokken wordt bij de evaluatie van een cursist tijdens de klassenraad. De studiebegeleider krijgt in dit overleg vaak meer informatie over de cursist en dit specifiek over zijn functioneren in de opleiding. Juist doordat de studiebegeleider vanuit een andere organisatie werkt, kan er in leerondersteuning objectief en zonder vooroordelen extra aandacht gaan naar die bijkomende problemen. Immers de lesgever van de leerondersteuning is geen evaluator. Zulke waardevolle informatie kunnen delen, vraagt openheid en wederzijds vertrouwen tussen de partners. Dit komt alleen de cursist ten goede en kan helpen om de opleiding succesvol af te ronden. Instructeurs, lesgevers en studiebegeleider werken complementair, met het oog op het welslagen van de opleiding. Dit is vaak een evenwichtsoefening. De typisch vakgebonden vragen zijn eigen aan een instructeur. Samen met de cursisten kan de leerondersteuner zoeken hoe dit kan gestudeerd worden. Moeilijke punten, niet begrepen onderdelen van de cursus of zaken die de cursist niet durft vragen kan samen met de leerondersteuner aangepakt worden en als nodig kan de cursist ondersteunt worden in de juiste aanpak om toch de gepaste antwoorden te krijgen op leervragen. Dit vergroot weer de slaagkansen van de cursist. De samenwerking en wisselwerking tussen de verschillende lesgevers van Leren werkt! is cruciaal voor het slagen van het project. Zo is het bijvoorbeeld makkelijk dat de studiebegeleider op de hoogte is van de cursusinhouden zodat er hierop kan ingespeeld worden in de leerondersteuning. De studiebegeleider weet op die manier wat er van de cursisten verwacht wordt en moet zich niet enkel baseren op wat cursisten aangeven. Ook de onderlinge communicatie en het doorgeven van planning en deadlines zorgen voor het welslagen van de leerondersteuning. Op deze voorwaarde valt of staat het succes van de leerondersteuning.
13
Door regelmatig te overleggen met lesgevers/instructeurs van de verschillende organisaties die bij het project betrokken zijn, kan er een gemeenschappelijke visie worden bepaald naar cursisten toe. Arbeidsattitudes verwerken als rode draad in de opleiding kan een bindmiddel zijn om een gemeenschappelijke visie te versterken bij de partners. Een duidelijke en tijdige communicatie van gemaakte afspraken, snelle communicatie, zoals mailen of Googledocs kan zowel de begeleider leerondersteuning als de leerkracht/instructeur instant informeren over de doelstellingen van het takenpakket van de cursist. Zo is elke partner hiervan op de hoogte en staan de neuzen in dezelfde richting. Ook bij concrete leervragen van cursisten kan er door lesgevers TKO snel verwezen worden naar de leerondersteuning om zaken bij te werken. Een vlotte communicatie en het beschikken over de juiste communicatietools (e-mailadressen, gemeenschappelijke fora, …) tussen de organisaties kan deze snelle verwijzing bevorderen. In de beginfase was er nog weinig materiaal vanuit de theorielessen waardoor het zeer moeilijk was om in te schatten met welk didactisch materiaal de cursisten aan de slag konden gaan. Vandaar dat al snel de vraag kwam van de studiebegeleider om met concreet materiaal te werken. Zo kon de studiebegeleider de cursisten meteen efficiënt aan het werk zetten en planningen maken. Ook is het nuttig om de te bereiken doelstellingen van verschillende lessen AAV in de voorbereiding van examens te communiceren aan de studiebegeleider. Dit kan tijdens overleg of via Google docs, e-mail of vergadermomenten zodat de studiebegeleider de cursist hierop kan wijzen tijdens de leerondersteuning. Het is noodzakelijk dat de studiebegeleider weet wat de doelstellingen zijn van elke taak/opdracht zodat de cursist hierin kan begeleid worden tijdens de leerondersteuning. Vanuit de instructeurs van VDAB komen er minder vragen voor de leerondersteuning. Dit kan meer gestimuleerd worden door een nauwere samenwerking. Vaak verwijzen de instructeurs van de beroepsopleiding de cursisten door naar de rekenwerkplaats van CBE Open School. Dit beantwoordt het best aan de concrete leervragen van de cursisten in de ateliers. Tevens geven instructeurs vaak zelf extra uitleg tijdens de opleiding.
14