5. Het onderzoeksprogramma
5.1
Inleiding: handelsactiviteiten en bedrijfsrecht
Ooit dacht de mens dat de aarde plat was. Zeelieden ontdekten proefondervindelijk dat dit niet klopte. Veel van die zeelieden waren Nederlanders. Nederland was een van de grootste zeevarende handelsnaties ter wereld. Nederlandse schepen bevoeren alle zeven zeeën, en forten en vestingen van de Nederlanders waren wijdverspreid. In de Gouden Eeuw was Holland het wereldcentrum van de goederenhandel en van aanverwante markten van vervoer, financiering en verzekering. Deze grootschalige handelsactiviteiten leidden tot de oprichting van de eerste kapitaalvennootschap ter wereld, de Nederlandse handelscompagnie VOC uit 1602. Zij leidden ook tot grote welvaart. Wat rest er nog van dat roemrijke verleden, behalve enkele overzeese gebiedsdelen, de kunstschatten uit de gouden eeuw, een van de oudste effectenbeurzen in de wereld en enkele grote banken en verzekeraars met een lange historie? Wat rest is een enorme gerichtheid van de Nederlanders op de wereld om ons heen. Nederland is een handelsnatie gebleven. Dit is niet alleen een vrucht van het verleden. Het is ook het gevolg van de geringe grootte van Nederland in verhouding tot zijn buurlanden en van de gunstige ligging die Nederland heeft voor de handel over zee naar en van Europa. Nederland is bovendien plat en daardoor voor voertuigen over de weg en per spoor en vaartuigen over rivieren en kanalen buitengewoon goed bereikbaar. Het gevolg hiervan is dat Nederland een logistiek knooppunt binnen Europa is en dat Rotterdam de grootste doorvoerhaven en een van de grootste oliehavens ter wereld heeft. Nederland is daarnaast een aantrekkelijke vestigingsplaats voor ondernemingen. Vanouds kende Nederland een flexibel ondernemingsrecht. Enkele van de grootste multinationals ter wereld hebben in Nederland hun hoofdkantoor. Een veel groter aantal ondernemingen leidt kapitaalstromen door Nederlandse vennootschappen als gevolg van het gunstige fiscale klimaat. De dienstensector is van hoog niveau, de politieke situatie is stabiel en de rule of law boven twijfel verheven. Voor al deze handelsactiviteiten is het bedrijfsrecht van belang. Het bedrijfsrecht houdt zich bezig met de juridische aspecten van de handel (handelsrecht) en van de rechtsvormen waarin die handel bedreven kan worden (ondernemingsrecht). Tot de onderwerpen waarop het bedrijfsrecht zich richt behoren: het verzekeringsrecht, het zee- en vervoerrecht, het kooprecht, het bank- en effectenrecht, het vennootschaps- en ondernemingsrecht en het recht van intellectuele eigendom. Voor het bedrijfsrecht zijn bovendien onderwerpen uit het procesrecht, het internationaal privaatrecht en het Europees recht van belang. Zo kent het procesrecht op het bedrijfsleven afgestemde rechtsgangen (bijvoorbeeld arbitrage), geeft het internationaal privaatrecht regels voor rechtsmacht en toepasselijk recht in internationale rechtsverhoudingen en zijn op Europees niveau vele verordeningen en richtlijnen tot stand gekomen die zich richten op het bedrijfsrecht.
5.2
Bedrijfsrecht in een globaliserende samenleving
1
Een in het oog springend kenmerk van het bedrijfsrecht door de eeuwen heen is dat het sterk internationaal wordt beïnvloed. Deze internationale beïnvloeding vindt op verschillende, van elkaar te onderscheiden manieren plaats. Omdat internationale beïnvloeding van het bedrijfsrecht een centraal thema is in dit onderzoeksprogramma wordt dit hieronder uitgewerkt. a) Handel is vaak grensoverschrijdend Toen de grensoverschrijdende handel opkwam aan het eind van de middeleeuwen ontwikkelden zich voor het bedrijfsrecht eigen internationale rechtsregels en gebruiken in afwijking van onder meer het overgeleverde Romeinse recht (ius commune). Deze rechtsregels en gebruiken waren eenvormig, zodat voor kooplieden in alle handelsnaties duidelijk was welk rechtsregime van toepassing was op hun handelsovereenkomsten. Dit systeem van internationale regels noemde men – en noemt men nog steeds - de lex mercatoria. Deze internationale regels waren grotendeels regels van ongeschreven gewoonterecht. In de negentiende eeuw zijn veel van deze regels in nationale codificaties vastgelegd (bijvoorbeeld de Franse Code de Commerce van 1807 en het Nederlandse Wetboek van Koophandel van 1838). In de twintigste eeuw zijn belangrijke internationaal eenvormige regels in verdragen vastgelegd. Voorbeelden van dergelijke verdragen zijn het Cognossementsverdrag voor het vervoerrecht, het Europees octrooiverdrag voor het intellectuele eigendomsrecht en het Weens Koopverdrag voor de internationale koop. Deze internationale verdragen spelen tot op de dag van vandaag een belangrijke rol in het bedrijfsrecht. Zij hebben invloed op de inrichting van het nationale bedrijfsrecht en zijn daarin dikwijls geïncorporeerd. Met enige regelmaat worden deze verdragen aangepast aan de eisen van de tijd. Ook komen van tijd tot tijd nieuwe verdragen tot stand op het gebied van het bedrijfsrecht. Kenmerkend voor het bedrijfsrecht is dat er een wisselwerking bestaat tussen de praktijk van het bedrijfsleven en de rechtsontwikkeling op het terrein van het bedrijfsrecht. Een andere ontwikkeling is dat ongeschreven gewoonterecht steeds meer vervangen wordt door geschreven vormen van internationale zelfregulering. De lex mercatoria is daarmee niet alleen iets van het verleden, maar ook van het heden en de toekomst. b) De Europese invloed op het Nederlandse bedrijfsrecht is groot Op 25 maart 1957 kwam het verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap tot stand. Het doel van de Gemeenschap is het bevorderen van de harmonische ontwikkeling van de economische activiteit binnen de gehele Gemeenschap. Een van de middelen daartoe is een interne markt, gekenmerkt door afschaffing tussen de lidstaten van hinderpalen voor het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal en door vrije mededinging (art. 3 EG-verdrag). Deze ambitie heeft ertoe geleid dat sindsdien op vele onderdelen van het (nationale) bedrijfsrecht Europese harmonisatie is nagestreefd. Europese richtlijnen en verordeningen op alle onderdelen van het bedrijfsrecht zagen het licht. Voorbeelden hiervan zijn de fusie- en splitsingsrichtlijnen, de transparantierichtlijn, de verzekeringsrichtlijnen, de verordening voor een Europese vennootschap, de richtlijn agentuursovereenkomst en de richtlijn handhaving intellectuele-eigendomsrechten. Deze Europese regelgeving is grotendeels in ons
2
nationale recht geïmplementeerd. In andere lidstaten van de Europese Unie heeft zo’n zelfde implementatie in het nationale recht van Europese regelgeving plaatsgevonden. Nieuwe richtlijnen en verordeningen, die vragen om inpassing in het nationale bedrijfsrecht, komen nog steeds in een gestage stroom tot stand. De toenemende globalisering en de wens om ondernemingen internationaal vergelijkbaarder te maken, hebben er bovendien toe geleid dat beursgenoteerde ondernemingen in de Europese Unie vanaf 2005 verplicht zijn de internationale financiële verslaggevingsregels (IAS) te volgen. Dit leidt tot verdere harmonisatie op het gebied van financiële verslaggeving. Ook op rechtsgebieden die van belang zijn voor het bedrijfsrecht, zoals het internationaal privaatrecht en het overeenkomstenrecht, vindt Europeanisering in gestaag tempo plaats. c) Maatschappelijke, technologische en economische ontwikkelingen en het bedrijfsrecht Niet alleen juridische instrumenten zoals verdragen, richtlijnen en verordeningen hebben invloed op het Nederlandse bedrijfsrecht. Ook maatschappelijke, technologische en economische ontwikkelingen hebben grote invloed op de inrichting van het bedrijfsrecht. Zo heeft het internet voor het bedrijfsrecht grote gevolgen gehad. Op directe wijze doordat bijvoorbeeld in het ondernemingsrecht wetgeving is aangepast om elektronisch stemmen en elektronisch vergaderen mogelijk te maken, doordat regelgeving rekening houdt met het toenemende gebruik van elektronische documenten in het handelsverkeer en doordat regelgeving ertoe bijdraagt dat het betalingsverkeer elektronisch kan verlopen en dat koopovereenkomsten elektronisch gesloten kunnen worden. Op indirecte wijze heeft internet ook grote gevolgen voor het bedrijfsrecht. Twee voorbeelden: 1) de samenstelling van het aandeelhoudersbestand van beursgenoteerde vennootschappen is internationaler geworden doordat het eenvoudig is om via internet aandelen aan te schaffen in vennootschappen van overal ter wereld, en 2) internationale distributie is ook voor kleine, locale ondernemingen mogelijk geworden doordat zij via internet hun producten of diensten op relatief eenvoudige wijze internationaal aan de man kunnen brengen. Deze ontwikkelingen, die in grote mate bijdragen aan globalisering, hebben invloed op het bedrijfsrecht. Aandeelhouders uit andere jurisdicties stellen andere eisen aan bestuurders en commissarissen en verlangen van regelgevers een andere bevoegdheidsverdeling in vennootschappen. Internationale distributie via internet leidt tot internationale handelskoopovereenkomsten, waarbij vragen die samenhangen met geschilbeslechting direct in het oog springen. Welke rechter is bevoegd? Welk recht is van toepassing? Ook de verbetering, versnelling en kostenverlaging van het wereldwijde zeevervoer door containerisatie en schaalvergroting in de scheepvaart en de opkomst van het van-deur-tot-deurvervoer (multimodaal vervoer) hebben bevorderd dat bedrijven in steeds grotere mate de productie van consumptie- en kapitaalgoederen hebben kunnen uitbesteden aan fabrieken in ver van de afnemers gelegen ‘lagelonenlanden’. Daarmee hebben zij als aanjager gefungeerd voor het globaliseringsproces. Arbeidsintensieve activiteiten zijn in toenemende mate overgebracht naar lagelonenlanden. Het gaat inmiddels niet alleen meer om laag gekwalificeerde arbeid. Ook afdelingen zoals klantenservice, research & development en software-engineering zijn overgebracht naar lagelonenlanden. Om in een globaliserende wereld te kunnen concurreren is het voor ondernemingen van groot belang dat het recht hun de middelen verschaft om hun
3
organisatie steeds zo optimaal mogelijk vorm te kunnen geven. Instrumenten zoals afsplitsing, zetelverplaatsing en (grensoverschrijdende) juridische fusie zijn daarvoor van belang. Globalisering heeft ook geleid tot een steeds verdergaande concurrentie tussen bedrijfsrechtelijke stelsels. Deze concurrentie heeft tot gevolg dat landen er belang bij hebben om een aantrekkelijk bedrijfsrecht te hebben. Dit kan zijn om een land aantrekkelijk te maken als vlagstaat voor schepen, als werkelijke vestigingsplaats voor ondernemingen of als plaats van statutaire vestiging. Het gevolg hiervan is dat bedrijfsrechtelijke stelsels in Europa sterk aan verandering onderhevig zijn om aan deze concurrentie tussen rechtsstelsels het hoofd te bieden. Zo worden in veel Europese landen – waaronder ook in ons land – het BV-recht en het personenvennootschapsrecht hervormd. Deze hervormingen in combinatie met de wens om concurrerend te zijn, leiden ertoe dat juridische leerstukken en instituties uit andere rechtsstelsels op informele wijze invloed hebben op de inrichting van het Nederlandse bedrijfsrecht. Voorbeelden hiervan zijn de herziening van de Nederlandse toezichtswetgeving, de invoering van zogenoemde wrongful trading rules, regels met een Anglo-Amerikaanse oorsprong, in het Nederlandse BV-recht, de voorgenomen invoering van one tier boards in het Nederlandse vennootschapsrecht, de invoering van een collectieve actie en de roep om deze verder te hervormen. In de tussentijd gebruiken ook aandeelhouders van Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen het Amerikaanse procesrecht om collectief schadevergoeding te vorderen. Doordat de mensen die een belangrijke rol spelen in het commerciële leven in Nederland, steeds vaker afkomstig zijn uit verschillende juridische en economische tradities wijzigen op informele wijze gebruiken en gewoonten binnen ondernemingen in Nederland. Dit kan van invloed zijn op het bedrijfsrecht. Tot slot kan nog gewezen worden op regelingen die op basis van zelfregulering tot stand komen. Voor het ondernemingsrecht zijn dat de corporate governance codes die de afgelopen vijf jaar in vrijwel alle ontwikkelde economieën zijn opgesteld. Voor het handelsrecht zijn dat verschillende standaardcontracten die algemeen aanvaard zijn. Voor het verzekeringsrecht polisvoorwaarden die in vele landen min of meer gelijkluidend zijn. De inhoud van de verschillende codes, algemene voorwaarden en polisvoorwaarden vertonen grote gelijkenis. Ook dit leidt tot eenvormigheid van het bedrijfsrecht in de verschillende landen.
5.3
Onderzoeksvragen en doelstelling van het onderzoeksprogramma
Het onderzoeksprogramma Lex Mercatoria: globaliserend bedrijfsrecht in de 21ste eeuw richt zich op de effecten van internationalisering en van globalisering op het bedrijfsrecht. De onderzoeksvragen die in het onderzoeksprogramma centraal staan, zijn: a) b) c)
inzichtelijk te maken wat de inhoud is van de verschillende onderdelen van het bedrijfsrecht en waarin leemtes bestaan; inzichtelijk te maken welke internationale invloeden zich manifesteren op de verschillende onderdelen van het bedrijfsrecht; te onderzoeken wat de gevolgen zijn van deze internationale invloeden voor het bedrijfsrecht;
4
d)
e) f)
g)
te onderzoeken wat de invloed is die vanuit de (internationale) praktijk van het bedrijfsleven op het bedrijfsrecht wordt uitgeoefend, alsmede wat de wisselwerking is tussen praktijk, theorie en rechtspraak bij de totstandkoming van regelgeving in het bedrijfsrecht; te onderzoeken wat de verhouding is tussen het nationale en internationale bedrijfsrecht; te onderzoeken op welke wijze internationale en Europese regelgeving het beste geïmplementeerd kan worden in de Nederlandse rechtsorde en hoe het nationale bedrijfsrecht opgezet en geïnterpreteerd moet worden in het licht van internationale en Europese regelgeving en in het licht van ontwikkelingen in andere landen; te onderzoeken wat de meest wenselijke inrichting van het bedrijfsrecht is in antwoord op de vragen die internationalisering en globalisering opwerpen en te onderzoeken welke deelgebieden zich lenen voor de ontwikkeling van toekomstige verdragen of harmonisatie.
De doelstelling van het onderzoeksprogramma is bij te dragen aan een optimaal Nederlands, Europees en internationaal bedrijfsrecht. Dit kan er weer toe bijdragen dat Nederland en Europa een rol van belang kunnen (blijven) spelen in de globaliserende samenleving van de 21ste eeuw. Het bedrijfsrecht heeft een belangrijke dienende functie. Het is dienstbaar aan de economische bedrijvigheid. Daarnaast biedt het bedrijfsrecht van oudsher ook waarborgen voor partijen die het recht bescherming hoort te bieden. Gedacht kan worden aan de bescherming van minderheidsaandeelhouders, aan de bescherming van verzekeringsnemers tegenover verzekeraars, aan de bescherming van regelmatige houders van toonderpapieren, aan de bescherming van beleggers ter beurze en aan de bescherming van schuldeisers. Het is de bedoeling dat in het onderzoek binnen dit onderzoeksprogramma niet alleen de dienende functie van het bedrijfsrecht aan bod komt, maar dat bij de hiervoor geformuleerde onderzoeksvragen ook stilgestaan wordt bij de waarborgfunctie van het bedrijfsrecht.
5.4
Wetenschappelijk belang
De invloed van internationalisering en globalisering doet zich voor op alle deelgebieden van het bedrijfsrecht. Behalve dat deze deelgebieden hun dienstbaarheid aan het commerciële leven gemeenschappelijk hebben, delen zij ook deze internationale beïnvloeding. Het Rotterdamse onderzoek naar het bedrijfsrecht is van oudsher breed georiënteerd. Dat wil de Rotterdamse faculteit zo houden. Dit betekent dat het onderzoek zich niet alleen richt op het ondernemingsrecht, zoals steeds vaker het geval is bij andere juridische faculteiten in Nederland, maar ook op de klassieke delen van het handelsrecht, zoals het zee- en vervoerrecht en het verzekeringsrecht. Hiervoor is ook alle reden. De Rotterdamse haven is van grote betekenis voor de Rotterdamse regio en voor Nederland. De haven is medebepalend voor de bedrijvigheid en de werkgelegenheid in Rotterdam. De haven kent ook veel afgeleide werkgelegenheid, zoals een grote dienstverlenende sector en een omvangrijke (petro-)chemische industrie. Ook los van de Rotterdamse
5
haven is Rotterdam, met verschillende hoofdkantoren van multinationale ondernemingen en nauwe verbindingen met (Londense en andere) goederentermijnmarkten, een commercieel centrum van groot belang. De Rotterdamse juridische faculteit vindt het belangrijk om studenten en maatschappij te voorzien van hoogwaardig, juridisch onderzoek naar het Nederlandse bedrijfsrecht en naar de internationale invloeden daarop die het gevolg zijn van de grensoverschrijdendheid, Europeanisering en globalisering. Door de samenwerking van wetenschappers op verschillende deelgebieden van het bedrijfsrecht is het mogelijk om vergelijkbare ontwikkelingen op de verschillende deelgebieden te onderkennen. Dit kan bijdragen aan gemeenschappelijke oplossingen voor de verschillende deelgebieden. Dit draagt bij aan grotere samenhang tussen de deelgebieden en daarmee aan een betere systematiek van het rechtssysteem als geheel. Om enkele voorbeelden te noemen: beperking van aansprakelijkheid speelt op veel terreinen een belangrijke rol. Bij schade in het vervoer bestaat een dwingendrechtelijk voorgeschreven beperkte aansprakelijkheid tot een vooraf bepaald standaardbedrag per eenheid, in het ondernemingsrecht kennen sommige rechtsvormen beperkte aansprakelijkheid, bij de handelskoop kunnen exoneraties de aansprakelijkheid van partijen deels beperken, in het verzekeringsrecht bepaalt de verzekerde som de maximale aansprakelijkheid van de verzekeraar. Bij internationale ontwikkelingen die van invloed zijn op de beperking van aansprakelijkheid is het goed om te bezien of die ontwikkelingen zich voordoen op alle deelgebieden, om te bezien wat de functie is van die beperkte aansprakelijkheid en om te bezien of die functie met die beperkte aansprakelijkheid nog goed wordt gediend.
5.5
Maatschappelijke relevantie
Het onderzoek is van belang voor Nederland als handelsland, distributieland en kenniseconomie. Het is van belang dat Nederland een innovatief en creatief economisch klimaat creëert. Uit recent (rechts-)economisch onderzoek volgt dat juridische instituties, zoals de inhoud van wetgeving en de handhaving van regels, bepalend kunnen zijn voor innovatie en creativiteit. Nederland heeft er daarom baat bij als het Nederlandse bedrijfsrecht zich continu aanpast aan nieuwe ontwikkelingen, aan de eisen van de tijd en aan wensen van actoren. Zo kan bijvoorbeeld regelgeving die ondersteunt dat kleine ondernemingen zonder al te veel kosten een goede rechtsvorm voor hun onderneming kunnen kiezen, waarbij zij niet altijd zelf volledig in de wind staan voor ondernemersrisico’s, bijdragen aan innovatie en waardecreatie. Hetzelfde geldt voor regelgeving die voortschrijdende arbeidsverdeling en specialisatie in dienstverlening mogelijk maakt en in goede banen leidt, alsmede voor regelgeving die de aan de bedrijfsvoering inherente risico’s hanteerbaar en voorspelbaar houdt. Regelgeving moet er ook rekening mee houden dat het internationale goederenvervoer steeds vaker en in steeds grotere goederenstromen per container plaatsvindt over verschillende vervoersmedia (bijvoorbeeld eerst over de weg, dan per schip en dan per spoor). Regelgeving moet ook waarborgen dat bij handelstransacties tussen handelspartijen uit ver van elkaar verwijderde landen, partijen via (bancaire) documentaire betalingswijzen het moment van betaling van de koopprijs en van de overgave van documenten en van de controle over de goederen kunnen laten samenvallen. Regelgeving zou tot slot rekening
6
moeten houden met het feit dat handelspartijen in verregaande mate gebruik willen maken van communicatie en het tot stand brengen van rechtsverhoudingen via het internet. Ondersteuning van het commerciële leven in wet- en regelgeving is voor de positie van Nederland als handelsland van groot belang.
5.6
Methodologie
Binnen het onderzoeksprogramma wordt gebruik gemaakt van verschillende methoden van juridisch onderzoek. Per project zal bekeken worden wat de meest in aanmerking komende onderzoeksmethode is. Een groot deel van het onderzoek zal klassiek juridisch onderzoek zijn, waarbij gebruik gemaakt wordt van bronnenmateriaal bestaande uit boeken en artikelen en van rechtspraak en toelichtende stukken bij verdragen, richtlijnen, verordeningen en wetgeving. Gezien het thema van dit onderzoeksprogramma ligt het voor de hand dat veel onderzoek grensoverschrijdend zal zijn. Voor de uitleg van internationale regelgeving is rechtsvergelijking een must. Maar ook als het onderzoek tot doel heeft het nationale recht te ‘verbeteren’ en concurrerender te maken, is een rechtsvergelijkende invalshoek van het juridisch onderzoek noodzaak. Binnen de Rotterdamse onderzoeksgroep is veel ervaring aanwezig met het doen van rechtsvergelijkend onderzoek. Rechtsvergelijkend onderzoek is net als het nationale onderzoek in beginsel bronnenonderzoek aangevuld met bestudering van rechtspraak en toelichtende stukken op regelgeving. Een belangrijk deel van het onderzoek is multidisciplinair. In een aantal onderzoeksprojecten worden aan de rechtseconomie ontleende doctrines gebruikt om te bepalen of een gekozen juridische oplossing ook een efficiënte en effectieve oplossing is. Naast deze rechtseconomische invalshoek is in een aantal onderzoeksprojecten gekozen voor een multidisciplinaire opzet. Dit betekent dat in het onderzoek ook inzichten ontleend aan de economische, bedrijfskundige of sociaal-wetenschappelijke discipline worden verwerkt. Waar mogelijk zal empirisch onderzoek deel uit maken van de onderzoeksprojecten. Om de kwaliteit van een multidisciplinaire en empirische aanpak te waarborgen, wordt voor de onderzoeksprojecten waarvoor dit relevant is, samenwerking gezocht met wetenschappers uit andere disciplines. Op dit moment bestaat die samenwerking meer structureel in het kader van het Erasmus Instituut voor Toezicht en Compliance en in een aantal afzonderlijke onderzoeksprojecten.
5.7
Institutionele inbedding
Het onderzoeksprogramma Lex Mercatoria: globaliserend bedrijfsrecht in de 21ste eeuw streeft ernaar om aansluiting te vinden bij een onderzoeksschool. Een voorwaarde daarvoor is wel dat het programma daarin in zijn geheel kan worden ingebracht met behoud van de gekozen invalshoek van het onderzoeksprogramma. Het is wel mogelijk gebleken individuele onderzoekers onder te brengen in een bestaande onderzoeksschool. Ook zijn er mogelijkheden geweest om met verandering van de invalshoek als geheel over te gaan. Deze beide mogelijkheden hebben niet de voorkeur van de onderzoekers die bij het onderzoeksprogramma zijn aangesloten.
7
Het onderzoeksprogramma sluit inhoudelijk aan bij verschillende initiatieven binnen en buiten de Rotterdamse faculteit. Zo is met de Rotterdamse faculteiten Bedrijfskunde en Economie onlangs het Erasmus Instituut voor Toezicht en Compliance opgezet. Een deel van het onderzoek in het onderzoeksprogramma Lex Mercatoria - met name enkele onderwerpen uit het ondernemingsrecht en het bank- en effectenrecht – past heel goed binnen de doelstellingen en onderzoeksvragen van het Erasmus Instituut voor Toezicht & Compliance. Dit kan daarin worden ingebed zonder afbreuk te doen aan dit onderzoeksprogramma. Daarnaast sluit het onderzoeksprogramma Lex Mercatoria voor het bedrijfsrecht aan bij de invalshoek die het Hiil (Hague Institute for the Internationalisation of Law) heeft gekozen.
5.8
Internationale aansluiting
Binnen het onderzoeksprogramma Lex Mercatoria wordt ernaar gestreefd om zowel nationaal als internationaal te publiceren. Beide zijn van grote waarde. Een groot deel van het bedrijfsrecht – hoe internationaal zijn wortels ook zijn – is uitgewerkt in nationale regelgeving. Het discours hierover vindt op nationaal niveau plaats. De rechterlijke rechtsvorming vindt eveneens voor een belangrijk deel op nationaal niveau plaats. Om hierop invloed te hebben, is deelname aan dit nationale discours noodzakelijk. Bedacht moet worden dat de in onafhankelijkheid bedreven rechtswetenschap een rechtsbron is voor rechters (net als wet- en regelgeving en gewoonterecht). Daarnaast wordt waarde gehecht aan deelname aan het internationale debat. Sommige onderwerpen lenen zich hier juist bij uitstek voor. Zo kan gedacht worden aan publicaties over de inhoud van Europese richtlijnen of internationale verdragen of over onderwerpen die landsgrensoverstijgend zijn. Aan de meeste deelgebieden binnen Lex Mercatoria doen deelnemers mee die internationaal een goede reputatie hebben. Zij behoren binnen Nederland tot de gezaghebbendste wetenschappers en dit wordt in het buitenland her- en erkend. Dit blijkt uit hun activiteiten in internationale commissies en redacties, uit de uitnodigingen die zij ontvangen om in buitenlandse tijdschriften te publiceren of om te spreken op buitenlandse congressen.
5.9
Leiding van het programma
De programmaleiding is in handen van prof.mr.dr. K.F. Haak, hoofdindiener en eindverantwoordelijke voor het onderzoeksprogramma. Hij is belast met de dagelijkse leiding. De verschillende deelgebieden van het bedrijfsrecht worden geleid door de clusterhoofden. De clusterhoofden zijn de programmaleiders binnen elk afzonderlijk deelgebied.
6. De deelprogramma’s en onderzoeksprojecten
8
6.1
Titels deelprogramma’s
A.
Harmonisatie van het bedrijfsrecht
B.
Overeenkomsten en samenhang van overeenkomsten in het bedrijfsrecht
C.
De flexibele en creatieve onderneming in een globaliserende samenleving
D.
Rechtspleging in het bedrijfsrecht
6.2
Uitwerking van deelprogramma’s en onderzoeksprojecten
Hieronder volgt een uitwerking van de deelprogramma’s. De centrale onderzoeksvraag van elk deelprogramma wordt geformuleerd en de verschillende onderzoeksprojecten die tot een deelprogramma behoren, worden toegelicht. De titels van de deelprogramma’s zijn in vet aangegeven. De titels van de onderzoeksprojecten zijn aangegeven in cursief. De onderzoeksprojecten omvatten in de regel meer dan een publicatie. Zij geven aan welke onderzoekslijnen binnen de deelprogramma’s zullen worden uitgewerkt. Het doel hiervan is om het onderzoek binnen het onderzoeksprogramma beter te structureren en om te voorkomen dat het onderzoek te willekeurig wordt. Uit de onderzoeksprojecten zal derhalve in veel gevallen meer dan een publicatie voortvloeien. Er is voor gekozen om de individuele projecten die onder de verschillende onderzoeksprojecten vallen, niet in dit onderzoeksprogramma op te nemen. De uitwerking krijgt dan teveel het karakter van een opsomming en wordt bovendien te lang. Jaarlijks en bovendien aan het einde van de periode waarvoor dit onderzoeksprogramma loopt, zal in een afzonderlijk verslag verantwoording worden afgelegd voor de individuele projecten. Daarbij zal worden vermeld hoe die projecten zich verhouden tot de doelstellingen en centrale vragen van het onderzoeksprogramma, de deelprogramma’s en de onderzoeksprojecten, en op welke wijze zij aan die doelstellingen en centrale vragen hebben bijgedragen.
A.
Harmonisatie van het bedrijfsrecht
Deelnemers: Beckman, Van den Bergh, Haak, Kroeze, De Ly, Vletter-van Dort, Wansink, Zwitser, Kramer, Verbrugh In dit deelprogramma staat de vraag centraal waarom, en of, en in welke mate op bepaalde vakgebieden sprake is van een eenvormig, geharmoniseerd bedrijfsrecht dat nationaal bedrijfsrecht vervangt. Daarbij komt ook de onderlinge verhouding (en het potentiële conflict) tussen regelingen van eenvormig, geharmoniseerd privaatrecht aan de orde. Eenvormig bedrijfsrecht kan ontstaan door formele vormen van eenmaking, bijvoorbeeld via harmonisatieprogramma’s op initiatief van de Europese Unie en door de totstandkoming van eenvormige verdragen op het gebied van het privaatrecht. Het kan ontstaan door zogenoemde Restatements (zoals de Unidroit Principles of de Principles of European Contract Law) die vaak geëntameerd of gesteund worden door officiële
9
organisaties en via zelfregulering. Daarnaast kan de eenvormigheid van bedrijfsrecht ook worden bereikt door voorrang van internationale en Europese normen. Men denke aan het Inspire Art-arrest van het Europese Hof van Justitie (30 september 2003, C-167/01), dat bepalingen van Nederlands internationaal privaatrecht ecarteert ten gunste van het ondernemingsrecht van de lidstaat van herkomst van een vennootschap. Tot slot kan eenvormigheid ook ontstaan doordat buitenlandse regelgeving (migration of laws) of rechtspraak (rechtsvergelijkende uitleg) model staat voor of invloed heeft op Nederlandse regelgeving of rechtspraak. De onderzoeksprojecten in dit deelprogramma hebben als verbindend thema de harmonisatie van het bedrijfsrecht in Europa en wereldwijd. Daarbij zij opgemerkt dat er een spanning bestaat tussen het regionale (Europese) harmonisatiestreven en het mondiale streven op dit gebied (‘one world’-benadering). Voor bedrijven wier horizon niet tot Europa beperkt is, biedt Europese harmonisatie geen adequate oplossing als de Europese regelgeving afwijkt van de internationale norm (denk aan de Verenigde Staten, maar ook de opkomende grootmachten China en India). Steeds dringt zich de keuze op wat in een bepaald geval de beste methode van harmonisatie en unificatie van bedrijfsecht is, regionaal of internationaal. A.1 Doel en resultaat van harmonisatie van het bedrijfsrecht Dit onderzoeksproject richt zich op de vraag wat met harmonisatie van het bedrijfsrecht wordt beoogd en bereikt, en wat de verhouding is tussen dit eenvormig bedrijfsrecht en het Nederlandse bedrijfsrecht. Aan dit onderzoek zal worden deelgenomen door representanten van alle deelgebieden van het bedrijfsrecht. Enkele voorbeelden: in het verlengde van de activiteiten van de Project Group Restatement of European Insurance Contract Law onder auspiciën van het Max Planck Instituut te Hamburg, waarvan Wansink, deelnemer in het onderzoeksprogramma, lid is, zal aandacht worden gegeven aan de harmonisatie van het verzekeringsrecht binnen de Europese Unie. Deze projectgroep houdt zich bezig met het opstellen van een Common Frame of References voor het verzekeringsrecht binnen Europa en zal in december 2007 haar eerste resultaten presenteren. Onderzoek vindt ook plaats naar harmonisatie van het handelsrecht. Dit bouwt voort op het promotieonderzoek van De Ly en op rapporten die hij hierover schreef voor congressen, onder andere in Florence (oktober 2004). In dit onderzoek staat centraal de vraag hoe zelfregulering kan bijdragen aan harmonisatie van het handelsrecht. Ook wordt in het bijzonder aandacht besteed aan het Weens Koopverdrag en aan de vraag naar het toepasselijk recht in arbitrage. Een belangrijk onderwerp is voorts de harmonisatie van procesrecht. Dit onderzoek is opgenomen in deelprogramma D over rechtspleging in het bedrijfsrecht en wordt daar ook toegelicht.
B.
Overeenkomsten en samenhang van overeenkomsten in het bedrijfsrecht
Deelnemers: Haak, De Ly, Smeele, Wansink, Zwitser, Van Ardenne-Dick, Blom, Koning, Kramer, Van Lith, Hoeks, Logmans, Van Bochove, Van Tiggele-van der Velde In dit deelprogramma staat de vraag centraal welke specifieke problemen rijzen bij a) overeenkomsten in de internationale handel en b) bij een netwerk van overeenkomsten in de internationale handel en c) welke specifieke rechtsgevolgen er verbonden zijn of
10
dienen te zijn aan een netwerk van handelsovereenkomsten. In het bedrijfsrecht leidt een handelskoop tot een netwerk van samenhangende overeenkomsten: allereerst de overeenkomst van handelskoop, daarmee verbonden de vervoerovereenkomst, de verzekeringsovereenkomst, de wijze waarop kredietverlening en betaling plaatsvinden, bijvoorbeeld via documentair accreditief en de wijze waarop zekerheden worden verstrekt. Bij al deze overeenkomsten zijn hulppersonen en zakelijke dienstverleners, vertegenwoordigers en tussenpersonen, alsmede waardepapieren en andere bewijsstukken betrokken. Het onderzoek richt zich op deze overeenkomsten van koop, vervoer en expeditie, (scheeps)bevrachting, opslag, verzekering, financiering en betaling, zekerheden en overeenkomsten gesloten met en door hulppersonen, zakelijke dienstverleners, vertegenwoordigers en tussenpersonen. Onderzoek zal zowel plaatsvinden naar individuele handelsovereenkomsten als naar netwerken van deze overeenkomsten. B.1 De vervoerovereenkomst Bijzondere aandacht wordt besteed aan de vervoerovereenkomst in dit netwerk van handelsovereenkomsten. In het Rotterdamse onderzoek is gekozen voor een sterke nadruk op het vervoerrecht. De ambitie is om juist in de havenstad Rotterdam internationaal goed onderzoek te doen op dit terrein. Dit sluit aan bij de ambitie om in Rotterdam een toonaangevende internationale LLM-opleiding op dit terrein te verzorgen. In het vervoerrecht spelen internationale regelingen een dominante rol. De bestaande verdragen vergen aandacht wegens de grote hoeveelheid rechtspraak in de verdragsstaten. Deze rechtspraak is ook van invloed op de uitleg van het Nederlandse bedrijfsrecht omdat een groot deel van het verdragsrecht in Nederlandse wetgeving is geïmplementeerd. Op internationaal vlak is het vervoerrecht bovendien sterk in beweging. Voor het luchtvervoer trad in 2003 het Montreal Verdrag in werking. Voor het vervoer over de binnenwateren trad het CMNI-verdrag van Boedapest in 2005 in werking. Voor het spoorvervoer werd het Protocol van Vilnius in 2006 ingevoerd. Voor het zeevervoer en het multimodaal vervoer is een ontwerptekst voor een nieuw Uncitral-verdrag in een vergevorderd stadium. De Nederlandse wetgever staat voor de opgave om het nationale bedrijfsrecht af te stemmen op deze internationale ontwikkelingen om daarmee gelijke pas te houden. Daarnaast blijven bestaande internationale regelingen problemen van uitleg geven. Het is om die reden dat de rechtspraak op het onderhavige terrein permanent wordt geanalyseerd. Ook staan studies naar de vragen wie gerechtigd is van de vervoerder schadevergoeding te vorderen en naar derdenwerking van vervoerovereenkomsten op het programma. Voorts zal onderzoek gedaan worden naar de keten van exploitatieovereenkomsten ten aanzien van het schip (zoals romp-, tijd- en reisbevrachting, scheepsagentuur, stuwadoorscontracten en scheepsfinanciering). In het onderzoek wordt zowel aandacht besteed aan de individuele overeenkomsten als aan de onderlinge samenhang tussen dergelijke overeenkomsten. B.2 De verzekeringsovereenkomst De overeenkomst van verzekering wordt beheerst door verschillende juridische regimes. Allereerst is de overeenkomst van verzekering een rechtshandeling die wordt beheerst door Boek 3 BW. Zij is daarnaast een wederkerige overeenkomst en is daarom onderworpen aan Boek 6 BW. De overeenkomst van verzekering is bovendien een
11
bijzondere overeenkomst en wordt als zodanig beheerst door titel 17 van Boek 7 BW. In aanvulling daarop hebben veel civielrechtelijke leerstukken die worden toegepast op de overeenkomst van verzekering een eigen verzekeringsrechtelijke begripsinhoud. Het voorgaande geeft aanleiding tot interessante onderzoeksvragen. Welke rol speelt causaliteit bijvoorbeeld bij de overeenkomst van verzekering en hoe zit het met de bewijsrechtelijke verhoudingen in het verzekeringsrecht? Een belangrijke rol op alle terreinen van het maatschappelijke en commerciële leven speelt de aansprakelijkheidsverzekering. Het aansprakelijkheidsrecht is voortdurend in beweging en per 1 januari 2006 is het nieuwe verzekeringsrecht in titel 7.17 BW van kracht geworden. Voldoende reden om de verzekeringstechnische en juridische aspecten van deze verzekeringsvorm opnieuw in kaart te brengen. B.3 Clausules in internationale handelsovereenkomsten In dit onderzoeksproject worden non-concurrentiebedingen, change of control clausules en andere clausules onderzocht. Dit onderzoek is empirisch. Dit project steunt op de activiteiten van de Groupe de Travail Contrats Internationaux waarvan De Ly voorzitter is en waarvan Van Lith secretaris is.
C.
De flexibele en creatieve onderneming in een globaliserende samenleving
Deelnemers: Beckman, Kroeze, Timmerman, Vletter-van Dort, Klaassen, Pacces, Verbrugh, Arons, Assink, Giannaccari, Mussche, Pijls, Reumers, Strik In dit deelprogramma staat de vraag centraal hoe het ondernemingsrecht kan bijdragen aan flexibel en creatief ondernemerschap. Het vennootschapsrecht, het bank- en effectenrecht en het jaarrekeningenrecht zijn rechtsgebieden die sterk met elkaar samenhangen. Zij worden doorgaans alledrie tot het ondernemingsrecht gerekend. Er hebben de afgelopen jaren internationale ontwikkelingen plaatsgevonden die grote invloed hebben gehad en zullen hebben op het ondernemingsrecht. Zo kwam de Europese Commissie met een actieplan voor modernisering van het ondernemingsrecht in Europa, is het bank- en effectenrecht verregaand Europees geharmoniseerd, zijn in heel Europa corporate governance codes tot stand gekomen, is in Nederland nieuwe toezichtwetgeving voor de financiële sector tot stand gekomen, zijn in Europa de regels voor de jaarverslaggeving verder geharmoniseerd, staat een ingrijpende wijziging van het BV-recht op stapel en wordt op korte termijn het nieuwe personenvennootschapsrecht ingevoerd. Naast deze juridische ontwikkelingen hebben ook internationale ontwikkelingen op economisch vlak geleid tot wijzigingen of de roep om wijzigingen in het ondernemingsrecht. Zo heeft de globalisering van de economie er mede toe geleid dat het Nederlandse structuurregime is versoepeld en dat activistische aandeelhouders, vaak afkomstig uit de Verenigde Staten, hun invloed in Nederlandse beursvennootschappen hebben laten gelden. Deze activistische aandeelhouders introduceren een proceslustige attitude in het Nederlandse ondernemingsrecht. De Nederlandse rechter wordt veel sneller en veel vaker dan vroeger het geval was, betrokken bij geschillen binnen ondernemingen. De rol die activistische aandeelhouders spelen, heeft geleid tot een roep om de invloed van deze aandeelhouders in beursgenoteerde ondernemingen te beteugelen
12
via aanpassing van wetgeving. Een ander fenomeen is dat aandeelhouders in Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen met gebruikmaking van Amerikaanse collectieve acties hun recht gaan halen in de Verenigde Staten. Dit bij gebrek aan voldoende (eenvoudige) mogelijkheden om via het Nederlandse procesrecht collectief schadevergoeding te vorderen. Er is voor gekozen om deze internationale invloeden op het ondernemingsrecht te bestuderen vanuit een gemeenschappelijk invalshoek. Deze invalshoek wordt verwoord in de titel van het deelprogramma: de flexibele en creatieve onderneming in een globaliserende samenleving. Dit deelprogramma richt zich op juridische regels en juridische leerstukken in het ondernemingsrecht die kunnen bijdragen aan waardecreatie en innovatie bij ondernemingen. Ter illustratie: een te zware aansprakelijkheid voor bestuurders kan leiden tot risicomijdend gedrag. Dit is onwenselijk. Het onderzoek hiernaar richt zich op de vraag hoe bestuurders ter verantwoording kunnen worden geroepen zonder dat zij risicomijdend worden. Internationale ontwikkelingen dwingen Nederland ertoe om bij de inrichting van het ondernemingsrecht steeds te bezien in hoeverre nieuwe regels belemmerend zijn of juist dienstbaar zijn aan ondernemingsactiviteiten. In het onderzoek staat centraal de vraag in hoeverre het ondernemingsrecht een bijdrage kan leveren aan creatieve ondernemingsactiviteiten in of vanuit Nederland in een globaliserende samenleving. Onder creatieve ondernemingsactiviteiten worden verstaan activiteiten die waarde creëren en activiteiten die innovatie creëren. Ook de concurrentiepositie van Europa kan daarbij aan de orde komen. Dit onderzoek sluit aan bij doelstellingen van de EU om de meest concurrerende en dynamische economische zone van de wereld te worden. Ook de Nederlandse regering streeft naar meer innovatie en waardecreatie van het Nederlandse bedrijfsleven. De juridische infrastructuur voor ondernemingen is daarvoor van groot belang. Deze infrastructuur bepaalt immers mede de keuzevrijheid die ondernemers hebben bij het inrichten van hun activiteiten. Ter illustratie: een ondernemer die activiteiten wil ontplooien in een rechtsvorm met beperkte aansprakelijk kan een bv of nv oprichten. Het blijkt dat veel ondernemers in Nederland in plaats daarvan een Engelse limited company oprichten om activiteiten mee te ontplooien. Kennelijk voorziet deze buitenlandse rechtsvorm in een behoefte. Aan welke voorwaarden moeten Nederlandse rechtsvormen voldoen om ook in deze behoefte te voorzien? Het deelprogramma richt zich ook op de vraag hoe het intellectuele-eigendomsrecht creatief ondernemerschap in een globaliserende samenleving kan beschermen en stimuleren. Het onderzoek naar de creatieve onderneming in een globaliserende samenleving is onderverdeeld in drie onderzoeksprojecten. De eerste twee onderzoeksprojecten omvatten de kern van de belangrijke (internationaal beïnvloede) ontwikkelingen in het ondernemingsrecht. Het derde onderzoeksproject richt zich op de bescherming van de positie van de onderneming en de bij haar betrokkenen. Daarin komen ook ontwikkelingen in het intellectuele-eigendomsrecht aan de orde. C.1 Gedragsnormering van functionarissen Dit onderzoeksproject richt zich op de gedragsnormering van bestuurders en commissarissen en op de handhaving van deze normering. Tot het onderzoeksgebied behoort a) de wijze waarop normering plaatsvindt (via wetgeving, beleid van toezichthouders, zelfregulering) en van wie het uitgaat; b) de aard van die normering
13
(gedragsregels, aansprakelijkheidsregels, sociale normen) en de inhoud ervan; c) de handhaving van die normering (via de rechter, via de toezichthouder, via sociale sancties). Een belangrijke vraag is op welke wijze gedragingen van functionarissen op zo effectief mogelijke wijze genormeerd kunnen worden. C.2 De structuur en structuurwijzigingen van rechtsvormen Dit onderzoeksproject richt zich op de structuur en op structuurwijzigingen van rechtsvormen. De structuur van een rechtsvorm bepaalt in grote mate zijn toepassingsgebied voor ondernemingen. Zo is de kapitaalvennootschap in het algemeen beter toegesneden op het drijven van een onderneming dan een vereniging of stichting. Wat de optimale interne structuur van een rechtsvorm is voor een bepaalde onderneming is afhankelijk van de omstandigheden van het geval (in welke branche is de onderneming werkzaam, zijn haar activiteiten risicovol, hoe moet zij gefinancierd worden). In dit onderzoeksproject wordt onderzoek gedaan naar de structuur van rechtsvormen. Daarbij is vooral aandacht voor de gevolgen die Europeanisering en internationalisering hebben voor de structuur van Nederlandse rechtsvormen. Onderwerpen die zich lenen voor onderzoek in dit onderzoeksproject zijn: goede corporate governance van ondernemingen, bevoegdheden van vennootschappelijke organen, het nieuwe BV-recht, invoering van het nieuwe personenvennootschapsrecht, de toekomst van het structuurregime. Daarnaast valt onder dit onderzoeksproject onderzoek naar wijzigingen van de structuur van rechtsvormen. Zo wordt aandacht besteed aan de vraag of, en zo ja, in hoeverre het ondernemingsrecht het mogelijk moet maken dat een onderneming die voor een bepaalde rechtsvorm heeft gekozen deze rechtsvorm kan omzetten in een andere. Ook komt aan de orde de vraag hoe het ondernemingsrecht moet ondersteunen dat rechtsvormen waarin ondernemingen zijn ondergebracht kunnen fuseren, splitsen of hun zetel kunnen verplaatsen. Voor al deze onderwerpen geldt dat er recent belangrijke Europese ontwikkelingen hebben plaatsgevonden zoals de vaststelling van de richtlijn grensoverschrijdende fusie. C.3 Bescherming van de positie van de onderneming en de bij haar betrokkenen Waardecreatie en innovatie staan als belangrijke doelstellingen van het ondernemingsrecht voorop. Dit neemt niet weg dat juridische flexibiliteit en keuzevrijheid niet zonder meer op alle terreinen doorgevoerd kunnen worden. De onderneming is een belangengemeenschap waarin de belangen van aandeelhouders, bestuurders, werknemers, schuldeisers en leveranciers samenkomen. Daarnaast kent het Nederlandse vennootschapsrecht ook aan de vennootschap die de onderneming in stand houdt, een eigen, vennootschappelijk belang toe. Wat in het belang is van de aandeelhouders hoeft niet in het belang van de schuldeisers te zijn. Wat in het belang is van de bestuurders hoeft niet in het belang van de werknemers te zijn. Om die reden kan flexibiliteit en keuzevrijheid voor de ene groep belanghebbenden afbreuk doen aan de positie van een andere groep belanghebbenden. In dit onderzoeksproject wordt daarom bijzondere aandacht besteed aan de wijze waarop het recht de positie waarborgt van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming en van groepen die belang hebben bij die vennootschap en onderneming. De belangen van deze groepen kunnen in sommige omstandigheden aanspraak maken op bijzondere bescherming. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om de bescherming van minderheidsaandeelhouders, schuldeisers, beleggers of
14
werknemers. Onderwerpen die vallen onder dit onderzoeksproject zijn de bescherming van aandeelhouderschap via regels van minderheidsbescherming, de bescherming van schuldeisers via financiële verslaglegging en de bescherming van beleggers via regels van effectenrecht. Daarnaast komt aan de orde hoe het intellectuele eigendomsrecht de positie van de onderneming kan waarborgen en kan bijdragen aan creatief ondernemerschap.
D.
Rechtspleging in het bedrijfsrecht
Deelnemers: De Ly, Kroeze, Smeele, Timmerman, Kramer, Van Lith, Van Muijden Het bijzondere van de Lex Mercatoria is dat zij in de middeleeuwen tot stand kwam uit efficiency-overwegingen. Het toenmalige burgerlijk recht was niet toegesneden op de meerpartijenverhoudingen en samenhangende overeenkomsten in het handelsrecht. Er was bovendien behoefte aan snelle en effectieve rechtspleging bij voorkeur door gespecialiseerde geschilbeslechters. Handelsbelangen konden meebrengen dat een geschil op zeer korte termijn moest worden beslecht. Geschilbeslechting in het bedrijfsrecht is daarom vaak – ook nu nog – gespecialiseerde geschilbeslechting, waarbij deskundigen in een informele procedure uitspraak doen. Dit deelprogramma richt zich op rechtspleging en geschilbeslechting in het bedrijfsrecht. Ook hier is weer in het bijzonder aandacht voor internationale rechtspleging en geschilbeslechting en de invloed van internationale regelgeving en globalisering op (de wijze van) geschilbeslechting. D.1 Harmonisatie van procesrecht Met name binnen de Europese Unie vindt harmonisatie van het (internationaal) procesrecht plaats. Zo zijn in de afgelopen jaren onder meer de Europese Betekeningsverordering, de Europese Insolventieverordening, de Europese Bewijsverordening en de verordening betreffende de Europese executoriale titel in werking getreden. Recent zijn twee Europese procedures vastgesteld: de Europese betalingsbevelprocedure en de Europese procedure voor geringe vorderingen (small claims procedure). Enkele nieuwe regelingen op dit terrein zijn in voorbereiding, zoals die betreffende een Europees beslag op bankrekeningen. Deze harmonisatie van het procesrecht is voor de grensoverschrijdende handel en voor het internationale bedrijfsleven van groot belang. Deze verordeningen scheppen de kaders waarbinnen vorderingen op een zo effectief mogelijke wijze geïnd en beslissingen ten uitvoer gelegd kunnen worden. Doordat veel procesrechtelijke Europese verordeningen het resultaat zijn van onderhandelingen tussen de lidstaten binnen de Europese Unie, sluit de dogmatiek van de verordeningen in veel gevallen niet aan bij het nationale procesrecht. Het is van belang om de knelpunten te onderzoeken en oplossingen aan te dragen voor deze knelpunten. Het onderzoek richt zich ook op de verdere mogelijkheden voor harmonisatie in het procesrecht, de beperkingen ervan en de gekozen technieken. Daarnaast vindt ook buiten Europees verband op beperkte schaal harmonisatie van procesrecht plaats. Het vermelden waard in dit kader zijn de ALI/UNIDROIT Principles of Transnational Civil Procedure van 2004. Dit onderzoeksproject sluit nauw aan bij deelprogramma A. Harmonisatie van het bedrijfsrecht.
15
D.2 Geschilbeslechting in het bedrijfsrecht Dit onderzoeksproject richt zich op de eigen aard van geschilbeslechting in commerciële verhoudingen. Deze eigen aard ziet bijvoorbeeld op de snelheid van de procedure, de vertrouwelijkheid van de procedure, de deskundigheid van de geschilbeslechter, de mate waarin bemiddeling mogelijk is en de methoden van ten uitvoerlegging van een beslissing. Onderwerpen die in dit onderzoeksproject aan de orde kunnen komen zijn commerciele geschilbeslechting voor de overheidsrechter (inclusief internationaal aanvaardbare bevoegdheidsgronden, forum shopping en invloed van vragen van toepasselijk recht), handelsarbitrage, transportarbitrage en arbitrage in het ondernemingsrecht, gespecialiseerde rechtspraak, alternatieve geschilbeslechting en bemiddeling. Deze onderwerpen spelen op alle deelgebieden van dit onderzoeksprogramma een belangrijke rol. Zo wordt in de vervoerspraktijk, bij internationale koopovereenkomsten, bij bedrijfsovernames en in joint ventures op grote schaal gebruik gemaakt van arbitrage. Het is voor nationale staten van belang om een aantrekkelijk arbitragerecht te hebben. Dit maakt een land aantrekkelijker als handelsland en bovendien levert het hoogwaardig werk op voor dienstverleners. Nederland spant zich vanouds in om een aantrekkelijk arbitragerecht te hebben. Rotterdam heeft vanouds een sterke naam op het gebied van arbitrage. Onder dit onderzoeksproject valt een onderzoek van De Ly naar de procesrechtelijke aspecten van internationale handelsarbitrage. Hieronder vallen de projecten van de International Commercial Arbitration Committee van de International Law Association waarvan De Ly voorzitter is.
Rotterdam, december 2007
16