CFChamps 24uurs Race 29/30 september 2012 Meestal zijn het de zondagavonden die ik gebruik om mijn administratie bij te werken en mijn bureau op te ruimen voor de komende week. Zo ook zondag 23 september. Mijn stapeltje 'te doen' was bijna weggewerkt toen ik het kleine flyertje weer tegenkwam waar mijn dochter Iris enkele maanden eerder mee naar huis was gekomen en had gezegd “ kijk pa, “je zocht toch een échte uitdaging?!” Het betrof een gesponsorde rit voor de Nederlandse CF-Stichting waarbij iedere deelnemer minimaal €1000 moest inleggen met een daaraan gekoppelde sportieve uitdaging van het fietsen van 440 km binnen 24 uur. Zonder echt heel serieus over deelname na te denken heb ik wel eens her en der gevraagd of er iemand behoefte had om deze uitdaging met mij aan te gaan maar bij gebrek aan enthousiasme mijnerzijds (en gebrek aan training bij mijn fietsmaatjes anderzijds) heeft dat niet geleid tot een minimale tweekoppige deelname. Dat flyertje heeft daarna enkele weken stof opgevangen op mijn bureau en is vervolgens - door nog onbekende redenen verdwenen in mijn immer overvolle 'te doen' sectie van mijn bureau. Tot afgelopen zondag dus. Daar lag het hoofdzakelijk groene papiertje weer voor me. Terwijl ik de gedrukte quotes las en ik citeer " ervaar het magische gevoel van fietsen in de nacht" en "verleg je grenzen met de CF Champs Race" welke mij dan als potentiële kandidaat moesten gaan overhalen. Eerlijkheidshalve kon ik mij toen al niet veel voorstellen bij het woord 'magie' in combinatie met 'fietsen in de nacht'. Als erkend en gediplomeerd bourgondiër heb ik persoonlijk meer 'magie' met een goed glas wijn voor een knapperend haardvuur, of het moment dat mijn vrouw haar zelfgemaakte sushi voor mijn neus zet. Dat is magie! Fietsen in het donker zie ik meer als een noodzakelijk kwaad als ik weer huiswaarts moet keren na een geslaagd feestje bij vrienden. Toch liet het me niet los. Waar zou mijn grens liggen? Een elfstedentocht is pittig maar is zeker goed te doen. Na het Friese evenement eerder dit jaar ben ik bij thuiskomst zelfs nog een stukje wezen trappen omdat Iris - mijn dochter - nog even een luchtje wilde scheppen. Moe was ik eigenlijk niet echt. Maar waar ligt die grens dan wel? Waarom viel dit kwartje niet een paar maanden eerder? De combinatie goed doel en uitdaging zijn
eigenlijk perfect. Ik besloot die avond tijdens het avondeten het eens bij mijn gezin in de groep te gooien. " Eet smakelijk en nog even iets: ik wil die CF-Champs toch maar gaan rijden.... " De daarop volgende blik in de ogen van Bea -mijn vrouw- gingen in de 'Oh My God' modus en de niet geheel onterechte licht ontmoedigende oneliners, gingen dan ook direct de tafel over. " Hoe ga je dat geld zo snel bij elkaar krijgen?, Iedereen is hier al maanden mee bezig" ..." En een volgauto dan? Hoe denk je dat te gaan regelen?" Ze had inderdaad een punt.Tegelijkertijd versterkte het mijn gedachten om het tegendeel te bewijzen.
Op maandag heb ik nog eens goed nagedacht over de (on) mogelijkheden maar besloot voor mezelf het er toch op te wagen! Dit moest dan nog wel even bekend worden gemaakt bij het meisje en wederom leek mij de warme hap het juiste moment. “ Eet smakelijk” ....Ik ga hem fietsen hoor”, flapte ik eruit. Ik zei dat de kogel door de kerk was en dat ik ervoor zou gaan om zowel het bedrag op te halen en daarnaast ook nog eens een volgauto zou gaan regelen. Dit laatste was overigens nog mijn grootste zorg want wie zou er nou zin hebben om 24 uur in een auto te gaan zitten om mij iedere drie uur te kunnen voorzien van een volle bidon, een broodje en droge sokken? Bea wist dat ik er niet meer vanaf te praten was en stond achter mijn besluit. Ook kreeg ik adviezen van haar wie ik allemaal zou moeten benaderen voor sponsoring. Dinsdagavond de 25ste ging mijn mail eruit met het sponsorverzoek en de vraag wie eventueel de volgauto zou kunnen bemannen. Ik had vanaf nu drie volle dagen om het voor elkaar te krijgen. Diezelfde avond belde Johan, een vriend van mij, die het mailtje had gelezen met de vraag wat het dan zo’n beetje inhield. Nadat kort ‘intern’ overleg met zijn vrouw belde hij even later terug met de mededeling dat hij die taak wel op zich wilde nemen. “ Meen je dat nou echt??” zei ik nog. Ik kon het eigenlijk niet geloven! Klein gelukje voor mij zo bleek achteraf is dat Johan dacht dat de race van 12:00 tot 24:00 uur zou zijn en dus niet tweemaal de klok rond! Al lachend vertelde hij dat hij zich had vergist maar dat hij zich om die reden uiteraard niet terugtrok! Alles voor het goede doel.
De dag erna kwam de donatiestroom goed op gang en probeerde ik met extra emailtjes/ nieuwsberichtjes, WhatsAppjes en sms’jes de trein rijdende te houden. Er waren nog maar twee dagen om mijn doel te bereiken. Mondelinge toezeggingen voor donaties hield ik goed in de gaten en checkte regelmatig de website of deze ook daadwerkelijk gedaan waren. Ik zat erop als een pitbull. Ik moest wel, de tijd drong. Gelukkig weet Bea altijd precies op tijd op mij in te praten om te voorkomen dat ik wat al te extreem ga worden in mijn enthousiasme. De fietswinkel.nl in Huizen had ik inmiddels al bereid gevonden om mijn fiets te prepareren voor de rit en mocht daar in de haken hangen voor een beurtje en nieuw schoeisel. Een splinternieuwe set met verlichting kreeg ik daar bovenop nog eens in bruikleen mee. De stichting had erop gehamerd iedere fiets van goede verlichting te voorzien aangezien er pikdonkere gebieden bereden zouden worden. Mijn Hema ledlampje kon mij dit keer geen dienst bewijzen en mocht als back-up meereizen in het fietstasje. Ik had in dit stadium nog één probleem en dat was dat ik verplicht aan minimaal één andere rijder gekoppeld moest worden. Dit puur en alleen uit veiligheidsoverwegingen. Na wat heen en weer gemail met de stichting bleek dat er nog één andere renner was die de volledige afstand wilde gaan uitrijden. Een 58-jarige man uit Eijsden, genaamd Marcel. Hij had dezelde doelstelling als ik en dat was de volle mep rijden. Marcel had reeds tot driemaal toe afstanden gereden - tevens voor het goede doel van 350 km en was daarmee in mijn ogen de ervaringsdeskundige op de lange afstand. Dit was de man waar ik mij aan ging vasthouden ! Hij wist te vertellen dat een snelheid van 23 a 24 Km per uur goed zou zijn om de eindstreep te bereiken. Na over en weer afspraken gemaakt te hebben zouden wij samen het monster te lijf te gaan met het voornemen deze binnen de gestelde tijd te verslaan. Ondertussen gingen de voorbereidingen thuis ook verder en zoals een goed controlfreak betaamt had ik een krat vol met spare parts, banden, Co2 patronen, gereedschap, tape en vele andere toebehoren klaargezet om mee te nemen. “Niet nodig hoor”, had de lieftallige dame van de organisatie nog gezegd, maar ik heb het elfstedensyndroom nog vers in mijn achterhoofd zitten. Ik zie wel overeenkomsten met bezemwagens en de politie: je ziet ze overal maar als je ze nodig hebt zijn ze nergens te vinden. Mijn kratje gaat gewoon achterin de auto! Op vrijdagavond rond de klok van 21:00 uur checkte ik via de Champs- website nogmaals de status van de donaties en daar zag ik dat het gelukt was! €1000 stond er duidelijk leesbaar op het scherm..... gedoneerd door tientallen gulle gevers....Ik kon het eigenlijk
niet geloven. Alles was nu officieel geregeld. Ik mocht de CF-Champs 24 uursrace gaan rijden! Het was een drukke en bewogen week geweest. Ik was moe en had een lange tocht voor de boeg. Daarom besloot ik vrijdagavond rond 22:30 uur naar bed te gaan in de hoop snel de slaap te kunnen vatten. Eerst was nog bang dat dit door spanning - en altijd weer die angst iets te vergeten - niet zou gaan lukken. Ik had dit echter nog niet gedacht of ik was al vertrokken. De wekker was niet nodig zo bleek toen ik om 07:00 uur klaar wakker was. Eerst even buienrader checken op mijn iPhone. Tot mijn blijdschap zag ik dat de regen enorm mee zou gaan vallen maar met windkracht 5/6 langs de kust was ik minder gerustgesteld, al bleek deze voor de Afsluitdijk gunstig te staan. Ik kon rustig aan doen want Johan zou er om 08:30 uur zijn. Eerst nog een bakkie thee om vervolgens rustig af te zakken richting Nieuwegein waar het allemaal zou gaan gebeuren. Nog geen twee uur later zaten we samen maar net op de A27 toen Johan zei:“ Met wat geluk krijg je niet veel regen” en met het uitspreken van die laatste woorden kwam ik tot de ontdekking dat ik toch iets was vergeten mee te nemen, “Godver Jo, we moeten terug, we moeten mijn overschoenen halen”. De immer rustige Johan maande me tot kalmte en zei dat we tijd genoeg hadden en nog gerust even via de A1 langs de Witte Bergen terug konden om mijn maatje 44 rubberen overtrekjes te scoren. 10:15 uur was het - en dus ruimschoots op tijd -bij aankomst op het wielerparcours ‘De Nedereindse Berg’ alwaar de start en finish zouden gaan plaatsvinden. Bij binnenkomst bleken we een van de eersten te zijn en al na enkele minuten zag ik mijn Limburgse fietsmaat naar binnen komen. Ik herkende hem direct omdat ik eerder die week - ik blijf een nieuwsgierig persoon - via Google had gezocht op zijn naam en daarmee een aantal krantenartikelen vond ( over zijn vorige lange afstandsritten ) met bijbehorende foto’s. Ik liep op hem af en schudde hem de hand met de tekst “hoi Marcel”. De herkenning was - vanzelfsprekend - niet wederzijds dus een korte uitleg bood soelaas en werd met een lach ontvangen. Marcel bleek een aardige man van weinig woorden en liet het initiatief dan ook liever bij mij liggen betreffende de vraag wat we zouden doen als we konden aanhaken bij een peloton gedurende de rit. Eerder (via de mail) hadden we besproken dat aansluiting zoeken zowel voor- als nadelen kan hebben. Een voordeel kan zijn dat je door het peloton veel meer uit de wind wordt gehouden maar daarnaast brengt rijden in een grote groep ook weer meer risico met zich mee. Zeker wanneer onervaren renners moe worden. Ook lekke banden en technische problemen zouden ervoor kunnen zorgen dat wij aan 24 uur wel eens te kort konden hebben. Dit soort afstanden rijden is ook een vorm van tactiek. “
We bespreken het anders ter plekke”, stelde ik voor. Marcel stemde in en liep even weg om vervolgens de zuidelijke gastvrijheid te belichamen door een doos met verse Limburgse vlaai op tafel te zetten. Velen weten van mij dat ik zelden of nooit gebak neem, maar dit kon ook ik niet weerstaan en heb een grote punt genomen van de kruisbessenvlaai. Marcel vertelde nog wat wetenswaardigheden over dit type vlaai maar ik had mijn aandacht er niet echt bij en het ontging me. Vast de spanning. Na een korte briefing aangaande de Garmin GPS ( we reden dus met GPS, geen uitgepijlde route ) en geüploade route voor de renners werden ook de volgwagenbestuurders geïnformeerd over de ‘do’s and don’t’ tijdens de route. Waar ik al bang voor was werd waarheid. De volgauto’s mochten de renners niet volgen! Er werd zoveel mogelijk over autoluwe wegen en wegen waar in veel gevallen geen auto’s mochten komen, gereden. De volgauto’s waren eigenlijk gedegradeerd tot slechts een persoonlijke Kadiwagen (Mobiele Snackbar bij Defensie). Daar ging mijn kratje met onderdelen, leuk bedacht Cas. 12:00 uur was de officiële start en we hadden nog een uur om ons om te kleden en de laatste voorbereidingen te treffen. Stuurbordje plaatsen, bidon volgooien, voldoende voeding mee voor onderweg en de houder voor de GPS op het stuur schroeven. Dit laatste bleek een probleem omdat mijn stuur reeds zó vol was gehangen met High-Power verlichting dat ik zelfs mijn bel heb moeten verwijderen. Het stuur van Marcel had nog voldoende ruimte om de gadget aan te bevestigen en met wat rubberen opvulstukjes kregen we het apparaat dan toch stevig op zijn plek. Het vervelende was dan weer dat Marcel totaal geen affiniteit had met moderne electronica en hij keek naar het apparaat alsof Onze Lieve Heer weer op de aarde was neergedaald. “ Het komt wel goed, we nemen de tijd bij de afslagen” zei ik tegen hem, “als ik naast je fiets kan ik ook op het scherm kijken!!” Het stelde hem gerust en vol goede moed begaven we ons naar de wielerbaan vanwaar we zouden gaan starten. Om 12:10 uur mochten we dan eindelijk onze rit gaan rijden. Via een twee kilometer lange route over de wielerbaan verlieten we het terrein richting de openbare weg. Omdat ik zo laat was geweest met aanmelden had ik het laatste fietsbordje gekregen, met bijbehorend het laatste nummer. Dit was nr 38 en gaf ook meteen het aantal deelnemers aan.
De route was als volgt uitgezet: Utrecht, Amsterdam(62 km), Hoorn(127 km), Afsluitdijk(183 km), Sneek(222 km), Steenwijk(283), Epe(347 km), Amersfoort(408 km), Utrecht(441 km).
Bij iedere genoemde plaats was een adres (meestal een wielerclub) waar we even konden zitten, wat eten en ons weer voorzien van de benodige fourage zodat we het volgende stuk weer probleemloos konden uitfietsen. Het eerste belang was de GPS goed onder de knie krijgen want steeds verkeerd rijden zou het moraal snel doen zakken, zeker met deze afstand. We waren als vierde ploeg vertrokken en - voorzover we toen wisten de enige twee personen die de volle afstand gingen rijden. We moesten dus weloverwogen onze keuze maken met wie we mee zouden gaan rijden en/of we dat helemaal niet zouden gaan doen. Gezien de abnormale afstand was de estafettevorm favoriet voor dit evenement. Een ieder zou een deel van de route op zich nemen. Estafetterijders kunnen theoretisch dus veel hogere snelheden rijden. Gingen wij hierin mee? Wilden wij meesurfen? Er was hier geen ruimte voor fouten, te hard rijden zou zich zeker gaan afstraffen. Marcel gaf weinig sjoegen als ik hem advies vroeg...” Ach, we zien het wel Cas” retouneerde hij mijn vraag met een Limburgs accent. “Hier heb ik wat aan” dacht ik, maar moest er toch om lachen. We waren nog geen kwartier onderweg toen het eerste grote peloton ons inhaalde. Dit was team ‘Dishman’ uit Baarn. Ze reden net iets harder dan wij en een nonverbaal contactmomentje met mijn fietsmaatje was voldoende om rustig te gaan ‘hangen’. Dit scheelde ons ook nog eens het turen op een Garmin schermpje of we nog wel goed gingen. Omdat we nog zo dicht bij ons startpunt waren duurde het dan ook niet lang totdat een volgend team (Team NCFS) aansloot en weer achter ons uit de wind ging zitten. “Prima” dacht ik! “Goed tempo”. Een mooiere start kon niet. Na vijf minuten op een polderweg besloot een deel van de mensen op de weg te gaan rijden en een ander deel bleef op het slechte/hobbelige fietspad rijden. Zelf koos ik ook voor de weg, maar Marcel bleef rustig achterin hangen op het fietspad. “Niet té snel willen nu Cas” ging het door mijn hoofd maar voordat ik het wist zat ik achter de koprijder aan van Team NCFS. Ik keek achterom en zag dat Marcel toch achter mij aan kwam. “Wat doen we?!” riep ik achterom. “Haak maar aan” hoorde ik. Daarmee ging ons relatief rustige tempo van z’n 24 a 25 km per uur direct omhoog naar 30/32 km per uur. Hiermee verlieten we team Dishman en waren we met vier man van NCFS en wij met z’n tweeën.
Nog steeds uit de wind natuurlijk, maar ineens veel sneller. We hadden er nog ruim 400 te gaan. Eerst maar tot aan Amsterdam en dan bespreken we verder, had ik in gedachten. Via het Amsterdamse bos en het Vondelpark ( hoe bedenk je het als organisatie om daar doorheen te fietsen? ) gingen we dwars door de stad richtig Wieler Vereniging Amsterdam. Daar was ook onze eerste stop en stempelpost. Aldaar binnengekomen bleek net een wedstrijd te zijn gereden en zaten alle leden in de wame en dampige kantine te wachten op de prijsuitreiking. Door de bedompte lucht die daarbinnen hing had ik mijn weg naar de uitgang snel gevonden en reed ik met Macel terug richting de parkeerplaats alwaar Johan klaar stond om ons verder te verzorgen. Er bleek één man van team NCFS af te haken en ik hield oogcontact met een van hun koprijders want ik had inmiddels met Marcel afgesproken ook naar de volgende stop met hen te gaan rijden. De beste man had het begrepen want na zo’n tien minuten rust werd ons gevraagd “ gaan jullie ook weer mee?” We besloten dit te doen. Deze keuze bleek cruciaal voor het verdere verloop van de rit. Onderweg naar Hoorn was de wind langs het IJsselmeer hard en onstuimig, kwam soms uit meerdere hoeken en daarmee was het lastig om goed uit de wind te blijven. Het tempo van de heren NCFS lag hoog en ook Marcel had zijn bedenkingen hierover. “Redden wij dit over de gehele afstand?” vroeg ik me af. Onderweg - en met name op plekken waar het even minder hard ging - had ik wat lucht over om even te kletsen met de heren met wie we waren samengevoegd. Het bleken aardige gasten te zijn. Ter illustratie: Guus: twee meter lange goedaardige man uit Groningen met bovenbenen als 100 jaar oude eiken en qua fietseigenschappen een soort “genetisch gemanipuleerde Bert Koopmanschap”.
Hans: bijna 50 jaar en leeft, praat, drinkt, eet en slaapt FIETS ! Kan over niets anders praten dan fietsen en heeft alles in zijn leven al minimaal een paar keer gefietst. Fietsen rules! Hans mist een gen, een gen dat aan de hersenen moet doorgeven dat het lichaam moe is. Hans kan niet moe worden. Hans praat ook liever niet te veel en is een ‘niet lullen maar vullen’ type. Van de derde man heb ik geen naam van maar wat ik wel van die man weet is dat hij is afgehaakt op de volgende en laatste met daglicht overgoten stop in Hoorn. Via vele kleine plaatsjes die ik nog geen week eerder was gepasseerd met de Dam tot Dam Fietsclassic kwamen we uit in Volendam. Leuk, zou je denken maar niet als de route je dwars over de kade stuurt waar vele nationale en internationale toeristen aan het recreëren zijn. Het vondelpark was niet fijn op een zonnige zaterdagmiddag, maar dit is
helemáál niet handig. Voor de WTC Leden: Ik heb nog goed om me heen gekeken maar Jan Jansen kon ik dit keer helaas nergens bespeuren. Na nog zo’n 15 km aan dijkweggetjes kwamen we dan aan in Hoorn. Johan had moeite om de rustplek te vinden en kwam dus laat en balend aanzetten bij de wielerclub HRTC Hoorn. Wij hadden onszelf inmiddels tegoed gedaan met een bord pasta die goed in de smaak viel. Tevens was de familie van Marcel onaangekondigd komen opdagen om hem een hart onder de riem te steken. Dit ging natuurlijk allemaal in een dialect waar ik de helft niet van verstond maar ze zullen het ongetwijfeld goed bedoeld hebben! “Wat doen we Marcel? vroeg ik”. “haken we weer aan?” Er werd ja geknikt en aangezien de twee heren zich alweer aan het klaarmaken waren deden wij hetzelfde. Er was nog even tijd om een paar aspirines te nemen want de pijn in de schouder speelde al behoorlijk op. Jo vulde ondertussen mijn bidon wenste me weer succes. Na een paar foute straten ingereden te zijn pakte de GPS de route weer op en gingen we op weg naar onze volgende stop: de Afsluitdijk. Inmiddels begon het schemerig te worden en koelde het ook aardig af. Zowel Marcel, Guus als Henk hadden hun korte broek verruild voor een lange en dat bleek geen overbodige luxe. Doordat ik geen tijd meer had in Hoorn reed ik nog in driekwart en bedacht nog dat ik me zeker beter moest gaan kleden bij de volgende stop voordat ik te veel zou afkoelen. Bij Medemblik gingen we de Zuidereindweg weg op richting Den Oever. Een 20 Km lange weg zonder ook maar één bocht erin en een windkracht 5 uit het westen. Henk reed kop en bleef goed links rijden zodat iedereen in de waaier kon gaan zitten. God allemachtig, wat kan deze man hard rijden. Onverstoord, kilometer na kilometer. Mijn hartslag - die eigenlijk constant boven de 160 zat was een duidelijke parameter en signaal dat ik eigenlijk boven mijn kunnen zat. Een angstig gevoel bekroop me dat ik al eens te ver gegaan kon zijn en dat mijn benen er halverwege wel eens mee op konden houden. Dit wilde ik op de Afsluitdijk bespreekbaar gaan maken met Marcel. Wat moeten we doen? Doorgaan of afhaken en in ons eigen tempo verder? Terwijl we verder trapten zagen we de schemer intreden. De schemer die een lange nacht zou inluiden.
Den Oever. Rechtsaf de Afsluitdijk op en daar kregen we de wind vol in de rug. Wat een genot!! 40 Km per uur zonder enige moeite. Even bijkomen. Halverwege gaf de GPS aan dat we over het viaduct moesten oversteken naar de parkeerplaats en daar stond iedereen al klaar: de volgauto’s, de organisatie en het medische team wat ons de hele route volgde. Lekker even een bakkie soep, maar eerst omkleden! Dat was het belangrijkste want ik kreeg het koud. Ik had mijn WTC kloffie aan maar door het rappe tempo was die doordrenkt met zweet. Even ‘snel’ omkleden was dan ook een hele toer en het waaide daar echt vreselijk hard. Johan zei: ”Gooi twee autodeuren open en ga daar tussen staan, dan pak je het minste wind” en wat hij zei bleek waar, tussen de deuren had ik nog een beetje luwte. Al wurmend ontdeed ik me van de kletsnatte kleding en had de grootste moeite om mijn nieuwe kleding een beetje knap aan te krijgen. Ik plakte zoals kauwgom dat kan doen onder een schoenzool. Ik had goed en wel alles weer aan mijn lijf toen ik een seintje kreeg dat ‘we’ weer gingen. Shit ?!...Ik heb nog geen overleg met Marcel gehad en ik heb nog niets gegeten!!! Zo snel als ik kon propte ik er een paar bolletjes kaas in en wist terwijl ik de pedalen vastklikte nog snel een snickers met twee happen door te slikken. Het was inmiddels donker geworden en mijn fietsverlichting had ik aangezet. Wat de Fietsenwinkel had beloofd bleek waar: die lampen gaven een grote en royale bundel licht, maar wat bleek: rijdend als tweede man schijn je gewoon tegen de reflecterende kleding van je voorganger op en tot overmaat van ramp had deze ook nog eens een wit frame waardoor er nog meer licht terugkaatste. Het deed gewoon zeer aan mijn ogen! Daarnaast was dit mijn eerste ervaring met racen tijdens nachtelijke uren en dat gezwiep van die lampjes tolde voor mijn ogen. Ik besloot dan maar tussen de twee koprijders in te gaan rijden. Dit resulteerde in beter zicht voor hen, maar weer meer wind vangen voor mij. Het moest maar. Wat de exacte oorzaak is geweest weet ik niet, maar na een kwartier werd ik zo misselijk als een hond. Echt hondsberoerd was ik en kon nog net alles binnenhouden. Geloof mij: ik heb leukere momenten in mijn leven gehad. We zaten op de 200 km en ik moest dit van mezelf volhouden tot aan Sneek. Dan zag ik wel verder! Ik had de grootste moeite om me te blijven focussen, want het zicht was misschien 20 meter voor de kopman maar zodra hij moest uitwijken moest ik daarop reageren. Erg inspannend. “Hé, dit herken ik hier?! Ja, natuurlijk, we zijn in Bolsward”, maar dit keer niet met duizenden wielrenners en vrolijk juichende toeschouwers. Geen spandoeken en muziek.
Geen spreker op het bordes van het stadhuis. Niets, helemaal niets. Twee mensen op de stoep van een café die een sigaretje staan te roken kijken ons even na. Op dat moment besef ik het: Afleiding is er niet en gaat ook niet komen. Honderden kilometers lang. Dit gaat een mentaal gevecht worden. Dit gaat een zware nacht worden. Een vlaag van misselijkheid krijgt weer de overhand, mijn gedachten stoppen. Sneek: met knikkende knieën stap ik van mijn fiets af en loop naar binnen alwaar we enthousiast worden binnengehaald door de organisatie. Ik negeer het, vermijd oogcontact en loop in één streep naar Johan die mij verbaasd aankijkt. “Wat zie jij eruit? Gaat ie wel goed?” “nee man, ik ben echt zo ziek als een hond, mijn maag is overstuur, ik denk van dat snelle eten op de Afsluitdijk.....pfffff”. Ik baalde vreselijk want dit ging nu niet gebeuren !! Voor een aantal minuten overwoog ik serieus om te stoppen...zo kon ik niet
verder immers. Mijn ogen tuurden de zaal af naar de deuren van de toiletten voor het geval ik niets meer kon binnenhouden. Johan bleef - zoals te doen gebruikelijk - heel rustig en haalde een flesje water voor me. Terwijl iedereen de door de organisatie aangeboden soep naar binnen werkte, zat ik mezelf te verbijten. Eten kon ik nu echt niet, dat zou eruit gaan. Toch na z’n 20 minuten en twee flesjes water kalmeerde mijn maag weer wat en knapte ik een heel klein beetje op. Zou het dan toch gekomen zijn door die zwiepende fietslampen ? Ik heb een fragiel evenwichtsorgaan en mogelijk veroorzaakt dat nachtrijden een soort ‘zeeziekte’ ?? Johan werd gebeld: het was mijn vader, hij bleek al vaker gebeld te hebben en kon de slaap niet vatten in de wetenschap dat ik met mijn race bezig was. “Je vader” zei Johan en ik kreeg de telefoon in mijn handen gedrukt. Ik wist het nog net op te brengen om hem vrolijk te woord te staan en hij vroeg hoe het ging. Tijdens het korte gesprek flapte hij er per ongeluk uit dat mijn zus en zwager mij zouden opwachten bij de volgende stop in
Steenwijk. “Jammer, het had eigenlijk een verrassing moeten zijn”, hoorde ik later van Jo. Persoonlijk was ik er wel blij mee, met deze wetenschap moest ik wel verder !!! Ik kon hen toch niet voor niets laten rijden naar Steenwijk?! Hij wenste mij sterkte voor de rit en ik maakte me toch weer klaar om verder te gaan. Met Marcel had ik ondertussen afgesproken om vanaf nu gewoon te blijven aanhaken bij Guus en Hans. We waren nog maar net weer onderweg toen Hans naast me kwam rijden en naar mijn naam en die van Marcel vroeg. Eigenlijk stelden we ons daar pas echt aan elkaar voor en op dat moment waren we een soort van ‘verbonden’ aan elkaar en zouden we tezamen de rit uitrijden. Daar zijn dan niet veel woorden voor nodig, alleen een voornaam. Wat zijn wij mannen toch heerlijk primair. In de verte zie ik een motorrijder langs de kant van de weg staan, constant achterom kijkend en op het moment dat we langsreden riep ‘Cas????’. Het was mijn andere zwager -Lambert - uit Franeker die vanuit Dokkum was doorgereden om ons nog even aan te moedigen! Doordat zijn hoofd was ingepakt met een helm was het lastig praten, maar dat gaf niets, het was weer even een aangename afleiding. Hij reed een paar kilometer mee over een weg met in het midden asfalt en aan weerszijden klinkers. Ook dit stuk herkende ik van de elfsteden. Lambert vertelde dat hij eerst binnen was geweest bij de verzorgingspost in Sneek maar dat we elkaar waarschijnlijk door zijn toiletbezoek aldaar precies waren misgelopen. Lambert - niet voor één gat te vangen - had ons dus gewoon op de route opgewacht! Na een aantal minuten namen we weer afscheid. Het was inmiddels middernacht en de temperatuur was gedaald tot onder de 10 graden. Ik had van de organisatie vernomen dat de temperatuur op de Veluwe zelfs onder de 5 graden gedaald was. Ik hield me tijdens het gedeelte van Sneek naar Steenwijk voor om me steeds te blijven focussen op openbare straatverliching om niet nog zieker te worden. Helaas weer voor mij was het gebied waar we inreden al in geen 100 jaar meer door een Homo Sapiens aangedaan. Mijn God, wat is dit een donker stuk Nederland, zelfs een mol zou hier gaan zeuren om wat meer licht. Ook hier weer herkende ik af ten toe plekken die we met de elfsteden passeerden en het beurde mij wat op door mij voor te stellen hoe gezellig het toen was op precies dezelfde plek.
Met meer dan 250 km in de benen reden we - zoals later zou blijken - het zwaarste stuk van de route tegemoet. Alle pijntjes aan knieën, schouders en nek gingen steeds meer zeer doen. Ook zadelpijn waar ik nooit last van heb presenteerde zich op het slagveld. Op de CF-Champs website las ik eerder een quote waar ik op dat punt aan moest denken: "Een 24-uurs race is een geestelijke expeditie, de eerste tweehonderd kilometer is het prima te doen, daarna wordt het heel iets anders.” Tijdens het eerste deel van de rit spraken wij nog regelmatig met elkaar maar in deze fase was iedereen moe en het werd stil in de groep. Marcel had zijn ‘vaste’ plek achterin gevonden en gaf verder geen sjoegen. Af en toe wat gorgelende geluiden waar ik me wel zorgen om maakte. Ook de wind - die weigerde in kracht af te nemen - hadden we daar pal tegen en gierde dwars door mijn drijfnatte kleding heen. Eigenlijk was ik te moe om het hoge tempo van Guus en Henk bij te houden, maar rustiger rijden was ook geen optie omdat ik dan gewoonweg te veel zou afkoelen. Tussen hen twee inrijden voor het licht was noodzaak, dit bleek ook toen Guus plots schreeuwde “EGEL!!!’ en met een harde ruk aan het stuur konden we nog net een overstekende egel ontwijken. Dat had zeker een lekke band geweest...”Wat als ik nu een lekke band krijg?” bedacht ik me. “Ik kan niet stoppen nu want dan koel ik te veel af...en dan? Niet over nadenken, focus op de weg houden”. Wat is dit een strijd met jezelf!! De misselijkheid bleef aanhouden. Onderweg haalden we nog een tweetal samengevoegde teams in die net terugkwamen van een stuk dat ze verkeerd gereden hadden. Dit gaf ons een klein voordeel en we reden plots voor hen. Na een aantal minuten aanhaken bleek dit toch te snel voor hen te gaan en lieten ze zich van ons afwaaien. Zonder dat we het toen wisten waren wij de kopgroep. Rond 00:45 uur was het toen we aankwamen in Steenwijk, ditmaal in een kroeg. De eigenaar had een deel van zijn kroeg beschikbaar gesteld. De drukte binnen vloog me aan, zeker gezien het feit dat mijn misselijkheid nog niet helemaal over was. De aanwezigheid van mijn zus en zwager was een heerlijke afleiding en de nekmassage van zuslief deed even goed. Even weer mens zijn, heerlijk.
Bij vertrek uit Steenwijk viel het ook op dat de andere ploeg die we ingehaald hadden ongeveer een half uur later pas binnenkwam. Zei waren dus snelheid aan het verliezen. Ook al was het geen wedstrijd, het deed me toch goed! Wel had ik goede hoop dat het tempo vanaf dat punt ook iets langzamer zou gaan want Guus had een dame uitgenodigd om vanaf Steenwijk een stuk mee te rijden tot aan Epe. Bij binnenkomst zag ik haar al direct staan, een charmante dame van bijna 30 jaar en zelf ook CF-patiënte. Onderweg had ik van Guus al een aantal dingen over haar vernomen maar niet dat ze een fanatiek triatlete was en dus niets ‘lager tempo’ maar weer gewoon knallen. 30+ op de lange stukken. Na bijna 320 km begon ik mijn benen nu echt wel te voelen. Heel voorzichtig probeerde ik op een klein klimmetje ( Lees: viaduct ) even op de pedalen te gaan staan...en dat lukte! Er sloeg geen kramp in mijn benen. Gelukkig bleek Susan niet op haar mondje gevallen te zijn en vertelde vrijuit over haar leven, haar werk als politieagente en haar bemoeienissen op sportgebied. Jaarlijks organiseerde ze kwart en 8ste triatlons waarbij ze met name mensen met een aandoening over de streep probeert te krijgen. Ondanks dat ik niet zo heel veel lucht over had en tevens geen zin meer had na 14 uur fietsen- om een gesprek aan te knopen, was het toch een prettige afleiding. Guus en Hans bleven onverminderd doorstoempen en hielden het tempo (te) hoog. Vanaf Zwolle had Guus nog twee andere dames weten te charteren die daar al op ons zouden wachten. Jammer genoeg was de parkeerplaats waar wij stonden te wachten niet de parkeerplaats waar de dames gereed stonden. Middels een kleine omweg vond dan alsnog de ontmoeting plaats en deze dames zouden meerijden tot aan Utrecht. Ondanks de hele korte stop was ik toch dermate afgekoeld dat ik mij weer opnieuw moest warmrijden. Vanaf dat punt was het nog z’n 130 km tot aan de finish. Alsof ze erop waren geselecteerd, maar ook deze twee dames konden er wat van en namen zelfs af en toe de kop over van Guus en Hans. Iets over de snelheid vertellen lijkt me overbodig geworden. Eenmaal op de Veluwe aangekomen ging de temperatuur inderdaad gestaag naar beneden en tipte hij de 4 graden aan. Ondanks dat ik al niet meer warm te krijgen was werden nu ook mijn handen en voeten ijskoud.
Het was rond 04:00 uur toen we via Heerden over een fietspad reden dat dwars door de bossen richting Epe gaat. De lokale kroegen waren net gesloten en wij hadden op bepaalde plekken de grootste moeite om de beschonken jeugd te ontwijken, die al slingerend probeerde niet onderuit te gaan. Ook hadden ze - al dan niet per ongeluk -her en der glazen en bierflesssen op het fietspad laten vallen waardoor we zeer goed moesten opletten om het glas te ontwijken. Dit lukte niet altijd en ging het geluid van het knerpende glas door merg en been als je erover heen reed. Ondertussen keek ik uit naar de volgende stop, Epe! Bea zou Johan door de laatste uren heenhelpen in de volgauto en Mark zou met ons meefietsen en ons tot aan de finish uit de wind houden. James - een ander maatje van me - is zo aardig geweest zijn zaterdagnacht op te offeren om hen naar Toer Vereniging Epe te brengen. We liepen behoorlijk voor op het tijdschema en hadden in Epe bijna een uur gezeten om even goed bij te komen. Er stonden daar pannenkoeken op het menu en omdat mijn misselijkheid was afgenomen heb ik er eentje geprobeerd. Ik moest toch wát eten! “Wilt u er nog eentje?” vroeg een vriendelijke jongeman toen ik de eerste op had. “Nee dank je wel”. Nog steeds te bang om weer beroerd te worden. Ik had mijn GPS gepakt -die Johan steeds netjes even aan de lader legde bij iedere post- ( de batterij gaat maar 15 uur mee helaas ) om even wat gegevens te bekijken. Terwijl ik mijn ogen naar beneden sla val ik spontaan in een soort ‘microslaap’ zo’n 10 seconden ben ik weggeweest denk ik want James herhaalde zijn zin al omdat hij de indruk had dat ik het niet meekreeg. Ik besef dat ik gewoon tot op mijn laatste cel versleten ben. ‘Geschrokken’ hierdoor spring ik op, zet mijn helm op en speur de ruimte af naar Guus die normaliter de boel aanzwengelt. Hij ziet mij staan en maakt zich direct gereed voor het volgende stuk. Susan had zich inmiddels al gedoucht en was bezig met een interview op het moment dat wij weer op pad gingen. Nog even een snelle knuffel en bedankje voor haar aanwezigheid en weg waren we. Mark had er zin in en het voelde goed dat hij erbij was. Weer even een grap en wat humor erin, dat was net waar ik even behoefte aan had! Op naar Amersfoort.
We waren alweer enige tijd onderweg tot Hans vanuit het niets brulde “KIJK UIT!!” en met een grote stuurbeweging konden we nog net om een doodgereden ree heenrijden die waarschijnlijk eerder die nacht had geprobeerd een auto terug te koppen. De adrenaline gierde door mijn lijf en maakte me weer helemaal wakker. Enkele minuten later stak een ree de weg over en even later was goed het silhouet te zien van een edelhert dat 100 meter voor ons op de weg liep.”Tsja” ...bedacht ik me, “dit is hun domein en dit is hun tijd”. Scherp blijven nu, goed blijven opletten want ik was voornemens mij niet aan een gewei te laten rijgen van een edelhert. Wij zaten binnen de wildroosters en we waren gewaarschuwd. Verslappen is geen optie! De weg van Epe naar Vierhouten en Elspeet staat er om bekend: wildslachtoffers. Jaarlijks gebeuren daar ongeveer de meeste aanrijdingen met wilde zwijnen, reeën en herten. Wij reden daar met een tempo van ver boven de 30 km. Ik hoorde regelmatig beesten vanuit de berm in de bossen verdwijnen. Aan de krakende takken kon ik eruit opmaken dat dit geen kleine dieren waren en moest er niet aan denken dat er eentje maar eens zou besluiten om over te steken richting het licht ( want dat doen ze nou eenmaal!) 410 Km staat er op mijn teller op het moment dat ik voel dat het ‘klaar is’..Ik besef maar al te goed dat ik door mijn misselijkheid en de angst dat weer te gaan worden te weinig heb
gegeten in Epe. Hongerklop, ik heb het eerder gehad en ik weet hoe het voelt en hoe zonder aankondiging ineens ‘de motor uitvalt’. Guus komt naast me rijden “zijn de knollen op?” zegt ie met een pijnlijke glimlach. “Te weinig gegeten Guus, eerst maar Amersfoort zien te bereiken”. Ik zeg het vol zelfvertrouwen maar inwendig zit ik mezelf op te vreten en zit ik mijzelf te vervloeken. Met mijn linkerhand ben ik nog net in staat om in mijn zakken te graaien naar voedsel ( rechts lukt dit allang niet meer door de schouderpijn ) en vind een snickers die ik - dit keer rustig - opeet in de hoop nog het rustpunt te kunnen binnenrollen. Die laatste 10 km zijn dan ook ‘killing’ geweest en met ruim 420 km op de klok kom ik
kompleet geradbraakt aan bij AFC Quick in Amersfoort. Ik keek mijn ploegmaten aan en ik was niet de enige die was ‘aangedaan’. We zaten er allemaal doorheen. Bea had nog een paar boterhammen met appelstroop meegenomen die zonder enige moeie naar binnen gingen, ook de warme bak koffie deed me weer even goed. Nu maar hopen dat dit net voldoende kracht geeft voor het laatste stuk. Ondanks de rustperiode van ruim 45 minuten waren de andere ploegen nog in geen velden of wegen te bekennen. Hoe zou het hun nu vergaan ? “Denk je dat het weer gaat Cas??” hoor ik naar me roepen. Het was Guus die checkte of ik er weer klaar voor was. “Ik denk het wel, laten we maar gaan”. Klappertandend sta ik op de parkeerplaats te wachten tot iedereen er klaar voor was. Mark wrijft - zo goed en kwaad als dat lukt - mijn rug warm. Het was inmiddels licht geworden en ik besefte hoe heerlijk het was dat ik gewoon om me heen kon kijken, zonder in een veel te klein lichtbundeltje te hoeven turen of er geen obstakels zijn waar je over kunt vallen. Wat heerlijk !!...LICHT!! Het was nog steeds 4 graden en mijn handen en voeten waren dood van de kou, ideaal: geen pijn meer en ik hoef me daar dus geen zorgen over te maken. Er was weer iemand van de NCFS aangesloten die de vorige dag een stuk had meegereden en had besloten het laatste stuk mee te rijden. Mark nam de kop en iedereen liet zich gedwee afzakken om maar zoveel mogelijk uit de wind te rijden. Marcel op zijn inmiddels vertrouwde plek: helemaal achteraan. Ik voelde dat er weer sap in mijn benen stroomde en op dit moment realiseerde ik me voor het eerst dat ik die rit zou gaan uitrijden! Er stond inmiddels al wel 442 km op de teller en we waren nog maar net Amersfoort uit. We waren best wel vaak verkeerd gereden en dit werd nu zichtbaar in de kilometerstand. Ach,die laatste paar kilometers maakten nu ook niets meer uit. We waren er immers bijna! Pijn en een ellendig gevoel maakten plaats voor euforie en het leek alsof ik endorfine via een infuus kreeg toegediend. Ik reed weer als nieuw, de accu was weer opgeladen! De batterijen van de GPS daarentegen hadden inmiddels de geest gegeven maar de man van de NCFS wist het laatste deel van de route uit zijn hoofd. Via de Piramide van Austerlitz - wat een genot zo’n laatste klimmetje - door Zeist en Bunnik richting Utrecht en Nieuwegein. “Hoe zou het straks zijn bij aankomst?” “Wie zouden er staan?” en “hoe zou het gaan”. Alles ging door mijn hoofd en ik merkte dat ik geëmotioneerd raakte.
De laatste kilometer komt Guus naast me rijden, “Hé Cas, we gaan met z’n vieren naast elkaar over de streep hoor” “Ga jij maar met Henk eerst”, zei ik “jullie hebben het meeste kopwerk gedaan”. “Maar Marcel en jij hebben de meeste moeite gedaan om dat bij te houden”, lachte Guus erover heen. Ik keek hem aan en bedacht dat hij de dag ervoor toch echt een kleur op zijn gezicht had en die lege holle blik was mij bij duister ook niet eerder opgevallen. “Linksaf!!” brulde Hans. We hadden anders zo rechtdoor gereden, niet meer scherp genoeg om te zien waar we in moesten denk ik. Maar het was toch echt dezelfde oprit vanwaar we gisteren waren vertrokken!! Ik stak de weg over en de meerdere gaten met specifieke vormen in het slechte wegdek kwamen mij bekend over, we waren er!! Net voordat we het clubgebouw naderen kijk ik nog eenmaal op mijn GPS en zie de digitale teller bijna 459 km aangeven. Terwijl we de laatste meters afleggen bedanken we elkaar voor de bijzondere rit, de support en de veiligheid. Dan komt het clubgebouw in zicht en zijn we voor de aanwezigen de eersten die binnenkomen met een tijd van 21 uur en 51 minuten. Ik rij op de finish af en zie mijn familie staan, ik schiet direct vol! Nadat ik door mijn familie, vrienden en de organisatie was gefeliciteerd, kreeg ik mijn certificaat overhandigd. Na de eerste vragen van deze en gene te hebben beantwoord was het zaak de spullen van Marcel uit de auto te halen. (de inhoud van de auto leek wel geëxplodeerd te zijn). Alles lag door elkaar maar Johan had echter nog de helderheid van geest om de boel netjes te scheiden en over te hevelen in de auto van Marcel. Ondertussen had Mark onze fietsen op de drager gezet en had Bea voor ons nog een heerlijk koud biertje meegenomen ( de schat ! ) Ongeveer een half uur later stonden we op het punt om te vertekken, toen Martin plotseling zei: “Pa! WTC is er!!” en daar kwamen inderdaad mijn zwart/gele fietsmaatjes (en vriendinnetjes) uit Naarden aangereden om mij de hand te drukken!!! Wat een geweldig moment was dat!! Zeker als je dan achteraf hoort hoe dit tot stand is gekomen. Dit zijn waardevolle momenten! Thuis aangekomen hebben we nog even zitten nakletsen en stortte Johan (eindelijk) in elkaar en gaf de pijp aan Maarten. Na het laatste biertje hebben ook Mark en ik weer
afscheid genomen. Rond 14:30 uur kreeg ik weer bezoek, alleen ditmaal was het de man met de hamer. Hoe kon het ook anders. Bedtijd! Nu, enkele dagen later, herinneren mijn benen mij nog aan een memorabele rit die ik voor geen goud had willen missen en is het bijzonder geweest dat je jezelf op z’n manier kunt tegenkomen tijdens zo’n rit, voor een prachtig doel! Meerdere mensen hebben al aan mij gevraagd of ik dit ooit nog eens zou willen doen. Op dit moment niet, maar wie weet wat ik zal antwoorden als je het over een half jaar nog eens aan me vraagt.
Ik wil iedereen bedanken die mij (en daarmee de CF-Stichting) heeft gesponsord en mij heeft gesteund in de korte maar heftige aanloop naar deze rit. In het bijzonder wil ik Bea bedanken die altijd de dupe is van mijn ad-hoc acties en er dan toch altijd weer voor me is. Johan, die mij 24 uur lang met raad en daad heeft bijgestaan en wakker wist te blijven op de momenten dat ik hem nodig had. En niet te vergeten Mark die mij de laatste 100 km uit de wind heeft gehouden en met zijn -altijd aanwezige- humor het moraal wist hoog te houden! Bedankt! Cas