Beginnershandboek 07 / 2013
Copyright © 2013 EPLAN Software & Service GmbH & Co. KG EPLAN Software & Service GmbH & Co. KG is niet aansprakelijk voor technische of druktechnische fouten of onvolkomenheden in deze technische informatie en is ook niet verantwoordelijk voor schade die direct of indirect terug te voeren is op de levering, de kwaliteit en het gebruik van dit materiaal. Dit document bevat eigendomsrechtelijk beschermde informatie die valt onder het auteursrecht. Alle rechten zijn beschermd. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van EPLAN Software & Service GmbH & Co. KG mag dit document noch geheel noch gedeeltelijk worden gekopieerd of vermenigvuldigd. De software die in dit document wordt beschreven, valt onder een licentiecontract. Gebruik en vermenigvuldiging van de software is alleen toegestaan in het kader van dit contract. RITTAL® is een geregistreerd handelsmerk van Rittal GmbH & Co. KG. EPLAN®, EPLAN Electric P8®, EPLAN Fluid®, EPLAN PPE®, EPLAN Cabinet®, EPLAN Pro Panel®, EPLAN Mechatronic Integration® en EPLAN Harness proD® zijn geregistreerde handelsmerken van EPLAN Software & Service GmbH & Co. KG. Windows 7®, Windows 8®, Windows Server 2012®, Microsoft Windows®, Microsoft® Excel®, Microsoft® Access® en Notepad® zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. PC WORX®, CLIP PROJECT® en INTERBUS® zijn geregistreerde handelsmerken van Phoenix Contact GmbH & Co. AutoCAD® en AutoCAD Inventor® zijn geregistreerde handelsmerken van Autodesk, Inc. STEP 7®, SIMATIC® en SIMATIC HW Konfig® zijn geregistreerde handelsmerken van Siemens AG. InstallShield® is een geregistreerd handelsmerk van InstallShield, Inc. Adobe® Reader® en Adobe® Acrobat® zijn geregistreerde handelsmerken van Adobe Systems Inc. TwinCAT® is een geregistreerd handelsmerk van Beckhoff Automation GmbH. Unity Pro® is een geregistreerd handelsmerk van Schneider Electric. RSLogix 5000® en RSLogix Architect® zijn geregistreerde handelsmerken van Rockwell Automation. Alle overige genoemde product- en handelsnamen zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de desbetreffende eigenaren. EPLAN gebruikt de Open-Source-Software 7-Zip (7za.dll), Copyright © by Igor Pavlov. De broncode van 7-Zip valt onder de GNU Lesser General Public License (LGPL). De broncode van 7-Zip en meer informatie over deze licentie vindt u op: http://www.7-zip.org EPLAN gebruikt de Open-Source-Software Open CASCADE, Copyright © by Open CASCADE S.A.S. De broncode van Open CASCADE valt onder de Open CASCADE Technology Public License. De broncode van Open CASCADE en meer informatie over deze licentie vindt u op: http://www.opencascade.org
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave Inleiding
5
Leesaanwijzingen
6
Opmerkingen bij de voorbeelden
8
Opmerkingen bij de gebruiksaanwijzingen
8
EPLAN PPE starten
9
Werkbalken gebruiken
10
Werkbalken weergeven
11
Projecten openen en sluiten
12
Een project openen
13
Een project sluiten
14
Projecten maken en beheren
15
Een PPE-project direct maken
18
Een PPE-project met de Project Wizard maken
20
Toegewezen stamgegevensbibliotheek controleren
24
De installatiestructuur maken en beheren
26
Installatieniveaus maken
27
Automatisch nummeringsgedrag definiëren
34
PLT-systeem – meetplaats maken
34
PLT-systeem – verbruikersplaats maken
38
Een PLT-systeemfunctie maken
40
Een PLT-systeemelement maken
41
Eigenschappen bewerken en beheren
44
Eigenschapsgroepen definiëren
45
Eigenschappen maken
47
Een eigenschap in het project kopiëren
49
Waarden voordefiniëren
50
Eigenschappen voorselecteren
51
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 3
Inhoudsopgave Meetplaatseigenschappen beheren en groeperen
52
Meetplaatseigenschappen bewerken
53
Apparaatspecificaties bewerken en beheren
55
Een specificatie maken
55
Een specificatie aan een PLT-systeemelement toekennen
58
Opdrachten bewerken en beheren
60
Een opdracht maken
60
Een opdracht toekennen
61
PPE-formulieren bewerken en beheren
63
Een formulier openen
64
Een formulier importeren
65
Een formulier maken
65
Een formulier sluiten en opslaan
66
Een formulier voor een datablad maken
67
Een formulier voor een datalijst maken
71
Projectgegevens tijdelijk verwerken
75
Databladen tijdelijk verwerken
75
Datalijsten tijdelijk verwerken
77
Documenten genereren en beheren
79
Een databladdocument genereren
79
Een datalijstdocument genereren
81
Projectgegevens in een tabel bewerken Een bewerkbare PPE-lijst genereren
Montage hook-ups bewerken en beheren
85 85 91
Een montage hook-up maken
91
Een montage hook-up aan het PLT-systeemelement toekennen
95
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 4
Inleiding
Inleiding Geachte gebruiker, Het team van EPLAN Software & Service is verheugd u als klant te mogen begroeten. Dit beginnershandboek is bestemd voor gebruikers die de nieuwe versie van EPLAN PPE nog niet kennen. In deze handleiding maakt u kennis met de basisfuncties van EPLAN PPE. Omdat deze handleiding is geschreven als introductie in EPLAN PPE, blijven veel van de complexere functionaliteiten en mogelijkheden buiten beschouwing. Deze worden besproken tijdens onze seminars, waarin ook wordt ingegaan op uw individuele en bedrijfspecifieke taakstellingen. Om de functionaliteiten en mogelijkheden van het systeem ten volle te benutten, raden wij u aan om aan ons seminarprogramma deel te nemen. In het programma zelf is een uitgebreid online Help-systeem beschikbaar. Naast conceptuele informatie en beschrijvingen van de dialoogvensters, worden hier de meeste functies van het programma "stap voor stap" uitgelegd. Aan de hand van de gebruiksaanwijzingen in de paragrafen "Werkwijze" leert u stap voor stap het programma te bedienen. Als u later het programma hebt gestart en informatie over een bepaald dialoogvenster wenst, kunt u door op [F1] te drukken de betreffende Help-tekst laten weergeven.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 5
Leesaanwijzingen
Leesaanwijzingen Voordat u begint te lezen, wijzen wij u op de volgende symbolen en schrijfwijzen die in deze handleiding worden gehanteerd: Teksten die worden voorafgegaan door dit symbool bevatten aanvullende opmerkingen. Na dit symbool volgen nuttige tips, die het werken met het programma vereenvoudigen. Voorbeelden worden voorafgegaan door dit symbool. Elementen van de gebruikersinterface worden vet aangegeven en kunnen zo direct in de tekst worden herkend. Cursieve teksten geven aan wat belangrijk is en waar u beslist op moet letten. Directorynamen, directe invoer etc. worden weergegeven in nietproportioneel lettertype. Functietoetsen, toetsen van het toetsenbord en knoppen in het programma worden tussen rechte haken weergegeven (bijvoorbeeld [F1] voor de functietoets "F1"). Om de overzichtelijkheid tijdens het lezen te verbeteren, wordt in deze handleiding gebruik gemaakt van een zogeheten "menupad" (bijvoorbeeld Help > Inhoud). De menu's en opties die in het menupad worden genoemd, moeten in de aangegeven volgorde worden gekozen om een bepaalde programmafunctie te kunnen bereiken. Via het hier genoemde menupad opent u bijvoorbeeld het Help-systeem van EPLAN.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 6
Leesaanwijzingen
Bij de gebruiksaanwijzingen, die u stap voor stap naar een bepaald doel leiden, vindt u op vele plaatsen na de pijl naar rechts programma op uw actie reageert.
hoe het
Bij instellingen of velden (zoals selectievakjes) die alleen kunnen worden in- of uitgeschakeld, worden in dit document vaak de termen "inschakelen" (de instelling is dan actief niet actief
) en "uitschakelen" (de instelling is dan
) gebruikt.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 7
Opmerkingen bij de voorbeelden
Opmerkingen bij de voorbeelden Als u de stappen in de volgende hoofdstukken volgt en de voorbeelden uitvoert, gaat u stap voor stap een klein oefenproject maken en verwerken. De voorbeelden bouwen op elkaar voort. Om de voorbeelden te kunnen volgen, gaan wij ervan uit dat u EPLAN hebt geïnstalleerd en dat u beschikt over de vereiste dongle (softwarebeveiliging) en licentie. Alle instellingen kunnen op een centrale plaats in het programma worden aangebracht (in het menu Opties onder de menuopdracht Instellingen). Voor het oefenproject zijn de standaardinstellingen van de gebruikte projectsjabloon toegepast. Wijzig deze instellingen tijdens het werken met het oefenproject niet, omdat dit tot andere resultaten zou kunnen leiden.
Opmerkingen bij de gebruiksaanwijzingen U kunt EPLAN PPE zowel met de muis als met het toetsenbord bedienen. Om programmafuncties snel te kunnen oproepen, zijn er vaak ook nog knoppen op werkbalken en / of sneltoetsen (zoals [Ctrl] + [C] voor het kopiëren van elementen) beschikbaar. In deze gebruiksaanwijzingen wordt hoofdzakelijk de muisbediening gehanteerd en blijven de overige oproepmogelijkheden buiten beschouwing, omdat de handleiding anders veel te uitgebreid zou worden. Tip: U kunt veel objecten selecteren door hierop te dubbelklikken.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 8
EPLAN PPE starten
EPLAN PPE starten Als het programma is geïnstalleerd, bevindt zich op uw bureaublad een pictogram. Met dit pictogram kunt u EPLAN PPE direct starten.
1. Dubbelklik op het pictogram van EPLAN PPE
.
EPLAN PPE wordt geopend. In het dialoogvenster Tip van de dag worden nuttige tips weergegeven. 2. Klik op [Sluiten]. Nadat u EPLAN PPE hebt gestart, zijn standaard de documenten- en formulier-navigator, het dialoogvenster Documentatie, de functieomgeving-navigator en de functieomgeving-bewerking geopend.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 9
Werkbalken gebruiken
Werkbalken gebruiken Wat is de EPLAN PPE-werkbalk? Werkbalken zorgen voor een snelle toegang tot dialoogvensters. Ze bevatten knoppen met pictogrammen. Als u op een pictogram klikt, wordt er direct een dialoogvenster geopend of gesloten. Als u het programma voor het eerst start, zijn er meerdere werkbalken zichtbaar, zoals de werkbalk EPLAN PPE. De volgende tabel toont de knoppen van de EPLAN PPE-werkbalk. Knop Opent / Sluit
Betekenis
Functieomgeving- Hier beheert u de installatieobjecten van uw navigator installatiestructuur (bijvoorbeeld PLTsystemen en PLT-systeemelementen). Functieomgeving- Hier bewerkt u de eigenschappen van de instalbewerking latieobjecten. Documentennavigator
Op het tabblad Documenten beheert u externe documenten en automatisch gegenereerde databladen en datalijsten. Op het tabblad Formulieren beheert u de formulieren van waaruit u de databladen en datalijsten van de installatiedocumentatie genereert.
Dialoogvenster Specificaties
Hier bewerkt en beheert u de project- en stamgegevensspecificaties voor apparaten.
Dialoogvenster Montage hookups
Hier bewerkt en beheert u montage hook-ups voor project- en stamgegevens.
Dialoogvenster Opdrachten
Hier bewerkt en beheert u opdrachtgegevens.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 10
Werkbalken weergeven
Werkbalken weergeven Standaard zijn de werkbalken EPLAN PPE en PPE-formulierbewerking ingeschakeld. Als dit niet het geval is, kunt u deze werkbalken inschakelen. Opties > Werkbalken > Aanpassen 1. Kies het tabblad Werkbalken. Alle beschikbare werkbalken worden weergegeven. 2. Om een werkbalk weer te geven, schakelt u het selectievakje voor de werkbalk in. Voorbeeld: Schakel de werkbalken EPLAN PPE en PPE-formulierbewerking in. 3. Klik op [OK].
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 11
Projecten openen en sluiten
Projecten openen en sluiten Wat is een PPE-project? Een PPE-project is een project dat u in EPLAN PPE hebt gemaakt en dat PPE-functionaliteiten bevat. In een PPE-project worden de projectgegevens voor de voor- en basisplanning van de E-MSR-techniek (procestechniek) bewerkt en beheerd. Dit kan zowel betrekking hebben op procedurele als bedrijfseconomische objecten, eigenschappen en gegevens. U kunt elk PPE-project in EPLAN Electric P8 openen en de projectgegevens van de detailplanning toevoegen. U kunt een PPE-project herkennen aan het feit dat de projecteigenschap "EPLAN PPE-project" is geselecteerd. Hoe u deze eigenschap weergeeft, wordt in de volgende hoofdstukken beschreven.
Wat is een P8-project? Een P8-project is een project dat u in EPLAN Electric P8 hebt gemaakt. Het is een EPLAN-project zonder PPE-elementen. U kunt elk P8-project in EPLAN PPE openen en met PPE-functionaliteiten uitbreiden. Als u zowel voor EPLAN Electric P8 als voor EPLAN PPE een licentie hebt, kunt u ook direct in EPLAN Electric P8 een PPE-project maken. Wat is een stamgegevensbibliotheek? Stamgegevens zijn projectgegevens die in verschillende projecten kunnen worden gebruikt. Voor PPE-projecten worden de stamgegevens in een stamgegevensbibliotheek beheerd. Daartoe behoren: Eigenschappen Apparaattypen
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 12
Een project openen
Berekeningswaarden Specificaties Montage hook-ups
Een project openen Na de installatie van het programma bevat de standaard directory voor projecten de EPLAN-demoprojecten. PPE-projecten en P8-projecten worden op dezelfde wijze geopend. 1. Kies de menuopdrachten Project > Openen. In het dialoogvenster Project openen is de standaard directory voor projecten vooringesteld. 2. Selecteer in het veld Bestandstype de invoer Bewerkbare EPLANprojecten (*.elk, *.ell). 3. Selecteer het gewenste project. Voorbeeld: Selecteer het demoproject EPLAN-PPE-DEMO.elk. Rechts in het dialoogvenster wordt de projectinformatie weergegeven, zoals de projectbeschrijving en de bedrijfsnaam. 4. Klik op [Openen]. Het project wordt geopend.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 13
Een project sluiten
Tip: Terugzetten op standaard directory: Als in het dialoogvenster Project openen een andere directory dan de standaard directory is ingesteld, kunt u de instelling weer terugzetten op de standaard directory voor projecten. Klik in het dialoogvenster Project openen naast het veld Pad op
en kies de menuopdracht Standaard.
Een project sluiten 1. Selecteer de naam van het project in het navigatorvenster Functieomgeving -
. 2. Kies de menuopdrachten Project > Sluiten.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 14
Projecten maken en beheren
Projecten maken en beheren Wat zijn sjablonen? U maakt een PPE-project altijd op basis van sjablonen. Uit de sjablonen neemt u de projectinstellingen en projectgegevens voor uw nieuwe projecten over. U kunt uit de volgende sjablonen een PPE-project maken: EPLAN-projectsjabloon (*.ept) in combinatie met een EPLAN PPEprojectsjabloon (*.ppe) EPLAN-basisproject (*.zw9) in combinatie met een EPLAN PPEprojectsjabloon (*.ppe). EPLAN PPE-basisproject (*.zw9) Zowel voor EPLAN- als voor EPLAN PPE-sjablonen zijn er de beide sjabloontypen basisproject en projectsjabloon. Wat is een basisproject? Een basisproject is een sjabloon waaruit u projectspecifieke instellingen en projectgegevens overneemt. U kunt uit een bestaand project zelf een basisproject maken en deze weer voor nieuwe projecten gebruiken. Sjablonen
Betekenis
EPLANBasisprojecten kunnen de volgende gegevens bevatten: Alle projectinstellingen basisproject *.zw9
Alle projectgegevens Alle pagina's Stamgegevens Opgeslagen externe documenten en afbeeldingsbestanden Verwezen gegevens
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 15
Projecten maken en beheren
EPLAN Met een EPLAN PPE-basisproject kan een volledig PPEPPEproject als sjabloon voor een nieuw project worden gebruikt. basisproject Uit het basisproject neemt u alle projectspecifieke *.zw9 instellingen en alle projectgegevens (bijvoorbeeld documenten, externe documenten, formulieren en objecten van de installatiestructuur) over. Wat is een projectsjabloon? Een projectsjabloon is een sjabloon waaruit u projectspecifieke instellingen en geselecteerde projectgegevens overneemt. U kunt uit een project zelf een projectsjabloon maken en deze weer voor nieuwe projecten gebruiken. Sjablonen
Betekenis
EPLANUit de EPLAN-projectsjabloon neemt u alle projectprojectsjabloon specifieke instellingen voor een detailproject over. *.ept Daartoe kunnen de volgende gegevens behoren: Alle projectinstellingen Alle projectgegevens Alle pagina's EPLAN PPE- Uit de PPE-projectsjabloon neemt u alle projectprojectsjabloon specifieke instellingen voor een voor- en *.ppe basisplanningsproject over. Optioneel kunt u de volgende gegevens overnemen: PPE-formulieren Instellingen voor procestechnische eigenschapsgroepen Procestechnische eigenschappen
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 16
Projecten maken en beheren
Wat zijn passende sjablonen? Bij het maken van projecten selecteert u een EPLAN-projectsjabloon (*.ept). Het bijbehorende EPLAN PPE-projectsjabloon (*.ppe) wordt automatisch toegekend als aan de volgende voorwaarden is voldaan: De EPLAN PPE-projectsjabloon *.ppe moet dezelfde bestandsnaam hebben als de EPLAN-projectsjabloon *.ept. De EPLAN PPE-projectsjabloon *.ppe moet in dezelfde directory staan als de EPLAN-projectsjabloon. Standaard bevinden passende sjablonen zich in de sjabloondirectory. Wat zijn voorbeeldsjablonen? Voorbeeldsjablonen zijn sjablonen die zich na de installatie van het programma in de EPLAN-sjabloondirectory bevinden. U kunt deze sjablonen gebruiken om projecten te maken als u nog geen eigen sjablonen hebt gemaakt. Sjablonen
Betekenis
PPE_
EPLAN-projectsjabloon / EPLAN PPEprojectsjabloon Gebruik deze beide projectsjablonen als u met EPLAN PPE werkt.
tpl001.ept PPE_ tpl001.ppe PPE_ bas001.zw9 PPE_Addon_ tpl001.ept PPE_Addon_ tpl001.ppe PPE_Addon_ bas001.zw9
EPLAN PPE-basisproject Gebruik dit basisproject als u met EPLAN PPE werkt. EPLAN-projectsjabloon / EPLAN PPEprojectsjabloon Gebruik deze beide projectsjablonen als u met EPLAN Electric P8 en EPLAN PPE werkt. EPLAN PPE-basisproject Gebruik dit basisproject als u met EPLAN Electric P8 en EPLAN PPE werkt.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 17
Een PPE-project direct maken
Waarom wordt bij het maken van projecten het dialoogvenster Systeemmeldingen geopend? Het dialoogvenster Systeemmeldingen wordt bij het maken van projecten alleen geopend als u in EPLAN PPE een sjabloon gebruikt die al gegevens van de detailplanning bevat, zoals de sjabloon PPE_Addon_tpl001.ept. Klik in dat geval op [Sluiten]. Dergelijke sjablonen bevatten verwijzingen naar symboolbibliotheken en formulieren. Deze gegevens zijn echter niet beschikbaar, omdat deze in de fase van de voor- en detailplanning nog niet nodig zijn. EPLAN PPE meldt dit in de systeemmeldingen. Als u uw PPE-project in EPLAN Electric P8 verder bewerkt, kunt u de symboolbibliotheken en formulieren gebruiken en worden de systeemmeldingen niet weergegeven.
Een PPE-project direct maken Met deze werkwijze kunt u uw nieuwe project bijvoorbeeld op basis van een EPLAN-projectsjabloon *.ept en een PPE-projectsjabloon *.ppe maken en daarbij alle projectinstellingen en projectgegevens uit de sjablonen in uw project overnemen. Nadat u uw project hebt gemaakt, kunt u de projectgegevens en instellingen in het nieuwe project aanpassen. 1. Kies de menuopdrachten Project > Nieuw. In het dialoogvenster Projectsjabloon / basisproject selecteren is de standaard directory voor sjablonen vooringesteld. 2. Selecteer een EPLAN-projectsjabloon (*.ept) voor PPE-projecten. Voorbeeld: Selecteer de sjabloon PPE_tpl001.ept. 3. Klik op [Openen].
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 18
Een PPE-project direct maken
In het dialoogvenster Doelproject selecteren is de standaard directory voor projecten vooringesteld. 4. Voer in het veld Bestandsnaam een duidelijke naam voor het nieuwe project in. Voorbeeld: Voer de naam EPLAN-PPE-QuickStart in. 5. Klik op [Opslaan]. Het project wordt gemaakt. Als zich in de sjabloondirectory een passende PPE-projectsjabloon bevindt, wordt deze automatisch toegekend. Voorbeeld: In de sjabloondirectory bevindt zich de gelijknamige PPE-projectsjabloon PPE_tpl001.ppe. Deze wordt automatisch toegekend. In het dialoogvenster Projecteigenschappen: worden de eigenschappen van het nieuwe project weergegeven. Projecteigenschap voor EPLAN PPE-project controleren 1. Klik in het dialoogvenster Projecteigenschappen: op het tabblad Eigenschappen. 2. Om te controleren of uw project een EPLAN PPE-project is, klikt u op (Nieuw), selecteert u in het dialoogvenster Eigenschapselectie de invoer "EPLAN PPE-project" en klikt u op [OK]. De eigenschap "EPLAN PPE-project" wordt op het tabblad Eigenschappen ingevoerd. Als het selectievakje is ingeschakeld, is uw project een EPLAN PPEproject.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 19
Een PPE-project met de Project Wizard maken
Als het selectievakje is uitgeschakeld, is uw project geen EPLAN PPEproject. In dat geval kunt u aan het project naderhand via Project > PPE > Nieuw een EPLAN PPE-projectsjabloon toewijzen. Voorbeeld: Omdat u voor uw project de sjabloon PPE_tpl001.ept hebt geselecteerd en EPLAN PPE aan het project automatisch de gelijknamige PPEprojectsjabloon PPE_tpl001.ppe uit de sjabloondirectory heeft toegewezen, is het selectievakje van de eigenschap "EPLAN PPE-project" ingeschakeld.
Een PPE-project met de Project Wizard maken Met de Project Wizard kunt u uw nieuwe project ook op basis van een EPLAN-projectsjabloon *.ept en een PPE-projectsjabloon *.ppe maken. Met deze werkwijze kunt u bovendien handmatig een PPE-projectsjabloon selecteren, projectgegevens zoals PPE-formulieren gericht uit de sjablonen overnemen en projectinstellingen van tevoren aanpassen. Een projectnaam definiëren 1. Kies de menuopdrachten Project > Nieuw (Wizard). Het dialoogvenster Project maken wordt geopend. 2. Voer op het tabblad Project in het veld Projectnaam voor uw nieuwe project een bestandsnaam zonder bestandsextensie in. Voorbeeld: Voer EPLAN-PPE-Start in. 3. Klik naast het veld Sjabloon op [...]. In het vervolgdialoogvenster wordt de standaard directory voor sjablonen weergegeven.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 20
Een PPE-project met de Project Wizard maken
4. Selecteer een EPLAN-projectsjabloon *.ept. Voorbeeld: Selecteer de EPLAN-projectsjabloon PPE_tpl001.ept. 5. Klik op [Openen]. De sjabloon wordt in het veld Sjabloon ingevoerd. In het veld Opslagplaats is de doeldirectory voor uw nieuwe project al vooringesteld. Klik in het dialoogvenster Project maken op [Volgende]. Het tabblad PPE wordt geopend. Een PPE-projectsjabloon selecteren Als zich in de sjabloondirectory een gelijknamige PPE-projectsjabloon *.ppe bevindt, wordt deze automatisch in het veld Sjabloon ingevoerd en wordt het selectievakje EPLAN PPE-project maken ingeschakeld. Voorbeeld: Omdat u de EPLAN-projectsjabloon PPE_tpl001.ept hebt geselecteerd, wordt de PPE-projectsjabloon PPE_tpl001.ppe automatisch op het tabblad PPE in het veld Sjabloon ingevoerd en wordt het selectievakje EPLAN PPE-project maken automatisch ingeschakeld. 1. Als dit niet het geval is, schakelt u op het tabblad PPE het selectievakje EPLAN PPE-projectmaken in. 2. Klik naast het veld Sjabloon op [...]. In het vervolgdialoogvenster wordt de standaard directory voor sjablonen weergegeven. 3. Selecteer een PPE-projectsjabloon *.ppe. 4. Klik op [Openen].
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 21
Een PPE-project met de Project Wizard maken
Gegevens uit de PPE-projectsjabloon overnemen 1. Om alle instellingen uit de sjabloon over te nemen, schakelt u in het groepsveld Overnemen van sjabloon de selectievakjes Eigenschapsgroepen van de PLT-systemen / PLT-systeemelementen, Configuratie van de eigenschappen en Formulieren in. Voorbeeld: Schakel het selectievakje Formulieren in. De selectievakjes Eigenschapsgroepen van de PLT-systemen / PLT-systeemelementen en Configuratie van de eigenschappen blijven uitgeschakeld. Projectinstellingen uit de EPLAN PPE-projectsjabloon overnemen 1. Klik op [Volgende]. Op het tabblad Structuur worden de instellingen voor de pagina- en onderdeelstructuur van de EPLAN-projectsjabloon weergegeven. Deze instellingen bewerkt u in de fase van de voor- en basisplanning nog niet en kunt u daarom ongewijzigd overnemen. 2. Klik op [Volgende]. Op het tabblad Nummering worden ook instellingen uit de EPLANprojectsjabloon weergegeven, die u in de fase van de voor- en basisplanning nog niet bewerkt en daarom ongewijzigd kunt overnemen. 3. Klik op [Volgende]. Op het tabblad Eigenschappen worden de projecteigenschappen weergegeven. Projecteigenschappen weergeven of bewerken 1. Om de projecteigenschappen van uw project aan te passen, dubbelklikt u in de velden van de kolom Waarde en wijzigt u de waarden.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 22
Een PPE-project met de Project Wizard maken
Voorbeeld: Dubbelklik in het waardenveld van de rij Projectbeschrijving. Verwijder de bestaande invoer en voer de tekst Installaties in. 2. Om een verborgen projecteigenschap weer te geven, klikt u op (Nieuw). 3. Selecteer een eigenschap in het dialoogvenster Eigenschapselectie. Voorbeeld: Selecteer de eigenschap "EPLAN PPE-project". 4. Klik op [OK]. 5. De eigenschap wordt op het tabblad Eigenschappen weergegeven. 6. Voer de overige gegevens op dezelfde wijze in.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 23
Toegewezen stamgegevensbibliotheek controleren
7. Klik op [Voltooien]. Het project wordt gemaakt.
Toegewezen stamgegevensbibliotheek controleren Als u een PPE-project uit een basisproject of een projectsjabloon maakt, is het nieuwe project automatisch gekoppeld aan de stamgegevensbibliotheek die in het basisproject of in de projectsjabloon is ingevoerd. 1. Om te controleren welke stamgegevensbibliotheek aan het actuele project is gekoppeld, selecteert u de naam van het project in het navigatorvenster Functieomgeving - op het tabblad Boom.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 24
Toegewezen stamgegevensbibliotheek controleren
2. Kies de menuopdrachten Opties >Instellingen. 3. Selecteer in het dialoogvenster Instellingen: Projecten de map Projecten > "Projectnaam" > PPE > Algemeen. In het veld Stamgegevensbibliotheek wordt de gekoppelde stamgegevensbibliotheek weergegeven. Voorbeeld: Omdat u het nieuwe project uit de projectsjabloon PPE_tpl001.ept hebt gemaakt, wordt de stamgegevensbibliotheek EPLAN PPE Bibliotheek.mdb weergegeven. 4. Klik in het dialoogvenster Instellingen: Algemeen op [OK]. Tip: Stamgegevensbibliotheek wisselen: Als u aan uw project een andere stamgegevensbibliotheek wilt toewijzen, kiest u de menuopdrachten Opties > Instellingen. Selecteer in het dialoogvenster Instellingen: Projecten de map Projecten > "Projectnaam" > PPE > Algemeen. Klik in het dialoogvenster Instellingen: Algemeen naast het veld Stamgegevensbibliotheek op [...] en selecteer een andere stamgegevensbibliotheek.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 25
De installatiestructuur maken en beheren
De installatiestructuur maken en beheren Wat is de installatiestructuur? De installatiestructuur beschrijft de functionele en structurele opbouw van uw PLT-installatie. Dit wordt ook wel functieomgeving genoemd. U kunt installatieniveaus en installatieobjecten zoals PLT-systemen, PLTsysteemfuncties, PLT-systeemelementen, reservoirs en signalen in de functieomgeving-navigator maken, bewerken en beheren. Wat is de hiërarchie van de installatiestructuur? Om ervoor te zorgen dat grotere installaties overzichtelijk blijven, worden deze volgens een structuurniveauschema in hiërarchische eenheden onderverdeeld. In de functieomgeving-navigator is er één projectniveau en zijn er 5 installatieniveaus. Structuurniveaus
Werknamen / voorinstelling
Projectniveau
Projectnaam
Installatieniveau 1
Werk
Installatieniveau 2
Gebouwencomplex
Installatieniveau 3
Installatie
Installatieniveau 4
Installatiesectie
Installatieniveau 5
Installatiedeel
Wat is de ICS-code en de totale ICS-code? ICS is een afkorting voor installatiecoderingssysteem. Via de ICS-code kunt u individuele installatiedelen identificeren. De totale ICS-code bestaat uit de ICS-code van het werk, het gebouwencomplex, de installatie, de installatiesectie en het installatiedeel. Elk installatieniveau neemt de totale ICS-code van het bovenliggende installatieniveau over.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 26
Installatieniveaus maken
Wat zijn installatieobjecten? Installatieobjecten zijn objecten die u in installatieniveaus invoegt. De volgende tabel toont mogelijke installatieobjecten. Installatieobject Betekenis PLT-systeem
Een PLT-systeem is een meetplaats of een verbruikersplaats. (PLT = Prozessleittechnik = Procesbesturingstechniek)
PLTsysteemfunctie
Een PLT-systeemfunctie beschrijft een (deel-)functie van het PLT-systeem. Een PLT-systeemfunctie is een meetplaats- of een verbruikersplaatsfunctie.
PLTHet PLT-systeemelement beschrijft alle systeemelement eigenschappen die een apparaat of een apparaatkanaal nodig heeft om een of meerdere bewerkingsfuncties uit te voeren. U kent een PLTsysteemelement direct toe aan het installatieniveau, het PLT-systeem of aan de PLT-systeemfunctie. Reservoir
Een reservoir behoort in de proces-engineering tot de groep van apparaten.
Signaal
Een signaal kan aan een PLT-systeem, een PLTsysteemfunctie of aan een PLT-systeemelement worden toegekend.
Installatieniveaus maken Bij het maken van de installatieniveaus definieert u de structuur van de installatie in de functieomgeving-navigator.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 27
Installatieniveaus maken
Werknamen definiëren Standaard zijn voor de installatieniveaus 1 t / m 5 de werknamen "Werk", "Gebouwencomplex", "Installatie", "Installatiesectie" en "Installatiedeel" vooringesteld. Onafhankelijk daarvan kunt u voor elk installatieniveau een code, een opmerking en een ICS-code opgeven. Opties > Instellingen 1. Selecteer in het dialoogvenster Instellingen: Projecten de map Projecten > "Projectnaam" > PPE > Installatieniveaus. 2. Geef in het groepsveld Naam van het installatieniveau de gewenste werknamen op. Voorbeeld: Voor uw nieuwe project "EPLAN-PPE-Start" kunt u de standaard werknamen gebruiken. Als de werknamen "Werk", "Gebouwencomplex", "Installatie", "Installatiesectie" en "Installatiedeel" niet zijn vooringesteld, klikt u op [Standaard]. 3. Klik op [OK]. Installatieniveau 1 maken Project > PPE > Functieomgeving-navigator 1. Om installatieniveau 1 te maken, selecteert u de naam van het project in het navigatorvenster Functieomgeving - op het tabblad Boom. Voorbeeld: Selecteer uw project "EPLAN-PPE-Start". 2. Kies Snelmenu > Werk invoegen.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 28
Installatieniveaus maken
3. Voer in het dialoogvenster Installatie opgeven een omschrijving en een ICS-code voor installatieniveau 1 in. Voorbeeld: Voer in het veld OmschrijvingGaswerk en in het veld ICS-codeGW in.
4. Klik op [OK]. Installatieniveau 1 wordt gemaakt.
5. Om de functieomgeving-bewerking te openen, kiest u de menuopdrachten Project > PPE > Functieomgeving-bewerking. 6. Selecteer het installatieniveau 1.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 29
Installatieniveaus maken
7. Kies in het dialoogvenster Installatie-eigenschappen het tabblad Installatie. 8. Voer in het veld Opmerkingen een opmerking voor installatieniveau 1 in. Voorbeeld: Voer Installatie 1 in.
Installatieniveau 2 maken 1. Om installatieniveau 2 te maken, selecteert op het tabblad Boom installatieniveau 1. 2. Kies Snelmenu > Gebouwencomplex invoegen. 3. Voer in het dialoogvenster Installatie opgeven een omschrijving en een ICS-code voor installatieniveau 2 in.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 30
Installatieniveaus maken
Voorbeeld: Selecteer het installatieniveau 1 "Gaswerk". Kies Snelmenu > Gebouwencomplex invoegen. Voer in het veld OmschrijvingStoom / kraakgas en in het veld ICS-codeES in. 4. Klik op [OK]. Installatieniveau 2 wordt gemaakt. 5. Voer op het tabblad Installatie in het veld Opmerkingen een opmerking voor installatieniveau 2 in. Voorbeeld: Voer Installatie 2 in. Installatieniveau 3 maken 1. Om installatieniveau 3 te maken, selecteert u installatieniveau 2 en kiest u Snelmenu > Installatie invoegen. 2. Voer in het dialoogvenster Installatie opgeven een omschrijving en een ICS-code voor installatieniveau 3 in. Voorbeeld: Selecteer het installatieniveau 2 "Stoom / kraakgas". Kies Snelmenu > Installatie invoegen. Voer de omschrijving Kraakgasinstallatie en de ICS-code SA in. 3. Klik op [OK]. Installatieniveau 3 wordt gemaakt. 4. Voer op het tabblad Installatie in het veld Opmerkingen een opmerking voor installatieniveau 3 in.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 31
Installatieniveaus maken
Voorbeeld: Voer de opmerking Installatie 3 in. Installatieniveau 4 maken 1. Om installatieniveau 4 te maken, selecteert u installatieniveau 3 en kiest u Snelmenu > Installatiesectie invoegen. 2. Voer in het dialoogvenster Installatie opgeven een omschrijving en een ICS-code voor installatieniveau 4 in. 3. Klik op [OK]. Installatieniveau 4 wordt gemaakt. 4. Voer op het tabblad Installatie in het veld Opmerkingen een opmerking voor installatieniveau 4 in. Voorbeeld: Selecteer installatieniveau 3 "Kraakgasinstallatie" en voeg een installatiesectie in. Voer in het veld OmschrijvingStoomgenerering en in het veld ICS-codeDE in. Klik op [OK]. Voer op het tabblad Installatie de opmerking Installatie 4-1 in. Selecteer installatieniveau 3 "Kraakgasinstallatie" en voeg een tweede installatiesectie met de omschrijving Aardgas voeding en met de ICScode EGV in. Klik op [OK]. Voer op het tabblad Installatie de opmerking Installatie 4-2 in. Installatieniveau 5 maken 1. Om installatieniveau 5 te maken, selecteert u installatieniveau 4 en kiest u Snelmenu > Installatiedeel invoegen. 2. Voer in het dialoogvenster Installatie opgeven een omschrijving en een ICS-code voor installatieniveau 5 in. 3. Klik op [OK].
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 32
Installatieniveaus maken
Installatieniveau 5 wordt gemaakt. 4. Voer op het tabblad Installatie in het veld Opmerkingen een opmerking voor installatieniveau 5 in. Voorbeeld: Selecteer installatieniveau 4 "Stoomgenerering" en voeg een installatiedeel met de omschrijving Winning, de ICS-code GW en de opmerking Installatie 5-1 in. Selecteer installatieniveau 4 "Stoomgenerering" en voeg een tweede installatiedeel met de omschrijving Verhitting, de ICS-code EH en de opmerking Installatie 5-2 in.
Tip: U kunt ook installatieniveaus maken door bestaande installatiegedeelten via het snelmenu te kopiëren en te plakken. Hierbij kunt u aangeven of PLT-systemen moeten worden meegekopieerd.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 33
Automatisch nummeringsgedrag definiëren
Automatisch nummeringsgedrag definiëren Opties > Instellingen 1. Selecteer de map Projecten > "Projectnaam" > PPE > PLTsystemen. 2. Om te bepalen op welk installatieniveau identieke PLT-systeemnummers zijn toegestaan, bijvoorbeeld voor alle installaties of installatiespecifiek, kiest u een optie in het groepsveld Identieke PLTsysteemnummers. 3. Om te bepalen welke eigenschappen de PLT-systemen moeten identificeren, schakelt u in het groepsveld Identificatie van de PLTsystemen een of meerdere selectievakjes in. 4. Geef in het veld Startwaarde en in het veld Stapgrootte een waarde op. Voorbeeld: Kies in het groepsveld Identieke PLT-systeemnummers de optie Niet toestaan. Schakel in het groepsveld Identificatie van de PLT-systemen de selectievakjes Meetobject en Nummer in. Geef de startwaarde 940 en de stapgrootte 10 op. 5. Klik op [OK].
PLT-systeem – meetplaats maken U kunt een meetplaats maken door deze in een installatieniveau van de PLTinstallatie in te voegen. Hierbij geeft u de componenten voor de codering van de meetplaats op. U kunt een meetplaats in elk installatieniveau invoegen. Project > PPE > Functieomgeving-navigator > tabblad Boom 1. Selecteer een installatieniveau. 2. Kies Snelmenu > PLT-systeem > Meetplaats invoegen.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 34
PLT-systeem – meetplaats maken
3. Voer in het dialoogvenster Meetplaats invoegen in het veld Technische inrichting eventueel een kenletter voor de technische inrichting in. 4. Selecteer een meetobject uit de vervolgkeuzelijst Meetobject, of voer direct een meetobject in. 5. Klik naast het veld Bewerkingsfunctie op [...]. In het dialoogvenster Bewerkingsfunctie selecteren worden alle voorgedefinieerde kenletters voor de meetwaardebewerking weergegeven. 6. Schakel het selectievakje voor een of meerdere invoeren in en klik op [OK]. De kenletters van de geselecteerde bewerkingsfuncties worden automatisch in het veld Bewerkingsfunctie ingevoerd. Als u geen voorgedefinieerde bewerkingsfunctie wilt selecteren, kunt u de kenletters ook direct invoeren. 7. Voer in het veld Nummer een volgnummer in.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 35
PLT-systeem – meetplaats maken
Voorbeeld: Selecteer het installatieniveau "Winning". Kies Snelmenu > PLTsysteem > Meetplaats invoegen. Selecteer het meetobject "P (Druk)". Voer voor de bewerkingsfuncties "Registratie", "Regeling", "Alarm" de kenletters RCA- in. EPLAN PPE stelt automatisch het volgnummer "940" voor, omdat u in de instellingen de startwaarde "940" hebt gedefinieerd. Klik op [OK]. Selecteer het installatieniveau "Winning". Voeg een meetplaats met het meetobject "T (Temperatuur)" en de bewerkingsfuncties RA+ in. EPLAN PPE stelt automatisch het volgnummer "940" voor, omdat de nieuwe meetplaats een ander meetobject heeft dan de eerste meetplaats. Selecteer het installatieniveau "Verhitting". Voeg een meetplaats met het meetobject "T (Temperatuur)" en de bewerkingsfuncties RA+ in. EPLAN PPE stelt automatisch het volgnummer "950" voor, omdat voor alle installaties al een meetplaats "T (Temperatuur) 940" bestaat en u in de instellingen de stapgrootte "10" hebt opgegeven. Selecteer het installatieniveau "Verhitting". Voeg een meetplaats in met het meetobject "T (Temperatuur)", de bewerkingsfuncties RCA+ en het nummer "960".
8. Klik op [OK].
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 36
PLT-systeem – meetplaats maken
De meetplaats wordt in de installatiestructuur ingevoegd.
9. Selecteer de meetplaats op het tabblad Boom. 10. Om de functieomgeving-bewerking te openen, kiest u de menuopdrachten Project > PPE > Functieomgeving-bewerking. In het dialoogvenster PLT-systeemeigenschappen worden de eigenschappen van de meetplaats weergegeven. 11. Kies het tabblad PLT-systeem. 12. Voer in het veld Omschrijving een duidelijke tekst voor de meetplaats in. 13. Voer eventueel in het veld Opmerking een beschrijving van de meetplaats in.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 37
PLT-systeem – verbruikersplaats maken
Voorbeeld: Selecteer op het tabblad Boom de meetplaats "PRCA-940". Voer op het tabblad PLT-systeem de omschrijving Stoomdrukregeling in. Selecteer de meetplaats "TRA+ 940". Voer de omschrijving Stoomtemperatuur in. Selecteer de meetplaats "TRA+ 950". Voer de omschrijving Rookgastemperatuur voor oververhitter in. Selecteer de meetplaats "TRCA+ 960". Voer de omschrijving Temperatuurregeling voor reactiekamer in.
PLT-systeem – verbruikersplaats maken U kunt een verbruikersplaats maken door deze in een installatieniveau van de PLT-installatie in te voegen. Hierbij voert u de code van de verbruikersplaats in. U kunt een verbruikersplaats in elk installatieniveau invoegen. Project > PPE > Functieomgeving-navigator > tabblad Boom 1. Selecteer een installatieniveau. 2. Kies Snelmenu > PLT-systeem > Verbruikersplaats invoegen. 3. Voer in het dialoogvenster Verbruikersplaats invoegen in het veld Technische inrichting eventueel een kenletter voor de technische inrichting in. 4. Definieer in het veld Bewerkingsfunctie een of meerdere kenletters voor de verbruikersplaats. 5. Voer in het veld Nummer een volgnummer in.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 38
PLT-systeem – verbruikersplaats maken
Voorbeeld: Selecteer het installatieniveau "Aardgas voeding". Kies Snelmenu > PLTsysteem > Verbruikersplaats invoegen. Selecteer het meetobject "E (Elektrische variabelen)". Voer voor de bewerkingsfunctie de kenletter U in. Voer het nummer 940 in.
6. Klik op [OK]. De verbruikersplaats wordt in de installatiestructuur ingevoegd. 7. Selecteer de verbruikersplaats op het tabblad Boom. 8. Om de functieomgeving-bewerking te openen, kiest u de menuopdrachten Project > PPE > Functieomgeving-bewerking. In het dialoogvenster PLT-systeemeigenschappen worden de eigenschappen van de verbruikersplaats weergegeven. 9. Kies het tabblad PLT-systeem. 10. Voer in het veld Omschrijving een duidelijke tekst voor de verbruikersplaats in.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 39
Een PLT-systeemfunctie maken
Voorbeeld: Voer Aardgaspomp in.
Een PLT-systeemfunctie maken U kunt een PLT-systeemfunctie in een PLT-systeem (meetplaats en verbruikersplaats) invoegen. Bij het invoegen neemt de PLT-systeemfunctie automatisch het meetobject van het bovenliggende PLT-systeem over. Project > PPE > Functieomgeving-navigator > tabblad Boom 1. Selecteer een PLT-systeem. 2. Kies Snelmenu > PLT-systeemfunctie invoegen. De PLT-systeemfunctie wordt direct in de installatiestructuur ingevoegd. Het dialoogvenster PLT-systeemfunctie-eigenschappen wordt geopend. 3. Voer op het tabblad PLT-systeemfunctie in het tweede deel van het invoerveld Functienummer de kenletter voor de bewerkingsfunctie van de PLT-systeemfunctie in. 4. Voer in het veld Omschrijving een duidelijke tekst voor de PLTsysteemfunctie in.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 40
Een PLT-systeemelement maken
Voorbeeld: Maak in totaal drie PLT-systeemfuncties. Selecteer het PLT-systeem "PRCA-940". Kies Snelmenu > PLTsysteemfunctie invoegen. Voer op het tabblad PLT-systeemfunctie in het tweede veld van het functienummer de kenletter R voor de bewerkingsfunctie "Registratie" in. Het functienummer van de PLTsysteemfunctie is dan "PR 940". Voer in het veld Omschrijving de tekst Registratiefunctie in. Maak de tweede PLT-systeemfunctie met de bewerkingsfunctie C en de omschrijving Regelfunctie. Maak de derde PLT-systeemfunctie met de bewerkingsfunctie A- en de omschrijving Alarmeringsfunctie.
Een PLT-systeemelement maken U kunt een PLT-systeemelement maken door het PLT-systeemelement in een PLT-systeem in te voegen. Hierbij geeft u het apparaattype aan. U kunt een PLT-systeemelement in elk installatieniveau, in PLT-systemen en PLTsysteemfuncties invoegen.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 41
Een PLT-systeemelement maken
Project > PPE > Functieomgeving-navigator > tabblad Boom 1. Selecteer een PLT-systeem. 2. Kies Snelmenu > PLT-systeemelement invoegen. 3. Selecteer in het groepsveld Inbouwplaats een optie voor de locatie van het PLT-systeemelement. 4. Selecteer in het groepsveld Apparaatgroep een optie voor de apparaatgroep van het PLT-systeemelement. In het veld Apparaattype worden alle apparaattypen weergegeven die bij het meetobject van het bovenliggende PLT-systeem, bij de geselecteerde inbouwplaats en bij de geselecteerde apparaatgroep passen. Er wordt een voorselectie weergegeven van de apparaattypen die in de toegekende stamgegevensbibliotheek zijn gedefinieerd. 5. Selecteer een apparaattype en klik op [OK]. Het PLT-systeemelement wordt in de installatiestructuur ingevoegd.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 42
Een PLT-systeemelement maken
Voorbeeld: Selecteer het PLT-systeem "TRCA+ 960". Kies Snelmenu > PLTsysteemelement invoegen. Het dialoogvenster Apparaattype opgeven TRCA+ 960 wordt geopend. Selecteer de optie On-site en de optie Sensoren. Selecteer het apparaattype "Weerstandsthermometer (Pt100) ". Klik op [OK].
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 43
Eigenschappen bewerken en beheren
Eigenschappen bewerken en beheren Wat zijn aanvullende eigenschappen? Voor het plannen en ontwerpen in de E-MSR-techniek hebt u eigenschappen nodig die de procestechnische structuur van installatieniveaus en installatieobjecten beschrijven. Hiervoor kunnen in EPLAN PPE de aanvullende eigenschappen worden gebruikt. U kunt de PPE-standaardeigenschappen gebruiken die in het programma beschikbaar zijn of uw eigen gebruikergedefinieerde eigenschappen maken. Aanvullende eigenschappen
Betekenis
PPE-standaardeigenschappen
De PPE-standaardeigenschappen zijn tegen schrijven beveiligde gestandaardiseerde eigenschappen die in het project beschikbaar zijn.
Gebruikergedefinieerde eigenschappen
De gebruikergedefinieerde eigenschappen zijn eigenschappen die u of iemand anders hebt gemaakt. Deze eigenschappen zijn niet tegen schrijven beveiligd.
Waar worden de aanvullende eigenschappen beheerd? U kunt de aanvullende eigenschappen in het project en / of in de stamgegevensbibliotheek beheren. PPE-standaardeigenschappen die u nog niet in het project hebt gekopieerd, bevinden zich niet in het project. De status van een eigenschap kunt u in het dialoogvenster Eigenschappen bewerken herkennen aan het pictogram.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 44
Eigenschapsgroepen definiëren
Pictogram Status
Betekenis
PPEstandaardeigenschap in het programma
De eigenschap bevindt zich in het programma, maar nog niet in het project.
PPEstandaardeigenschap in het project
De eigenschap is aan het project toegevoegd.
Gebruikergedefinieerde eigenschap uit de stamgegevens
De eigenschap is in de stamgegevens gemaakt en bevindt zich in de stamgegevens.
Gebruikergedefinieerde eigenschap uit de stamgegevens in het project
Eigenschappen van stamgegevens die aan het project zijn toegevoegd.
Gebruikergedefinieerde eigenschap in het project
De eigenschap is in het project gemaakt.
Tip: In de fase van de detailplanning kunt u de PPE-standaardeigenschappen in EPLAN Electric P8 in het schema plaatsen. Hierdoor kunt u informatie uit de E-MSR-techniek in de elektrotechnische documentatie weergeven.
Eigenschapsgroepen definiëren U gebruikt eigenschapsgroepen om eigenschappen overzichtelijk te beheren en de toegang tot de eigenschappen te vereenvoudigen. Als u niet de vooringestelde eigenschapsgroepen wilt gebruiken, kunt u zelf eigenschapsgroepen definiëren.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 45
Eigenschapsgroepen definiëren
Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > PPE > PLTsysteem-eigenschapsgroepen 1. Voer in de kolommen Meetplaatsen en Verbruikersplaatsen in de rijen Groep 1 t / m Groep 8 namen voor meetplaats- en verbruikersplaatsgroepen in. 2. Klik op [OK]. Voorbeeld: Voer in de kolom Meetplaatsen 8 groepsnamen voor meetplaatsen in. Groep 1: Algemeen (Meetplaatsen), Groep 2: Gegevens gemeten materiaal, Groep 3: Meetpuntgegevens, Groep 4: Meetinstrumentgegevens, Groep 5: Materiaalgegevens, Groep 6: Positiegegevens, Groep 7: Actuatorgegevens, Groep 8: Overige (Meetplaatsen).
Voer in de kolom Verbruikersplaatsen 8 groepsnamen voor verbruikersplaatsen in. Groep 1: Algemeen (Verbruikers), Groep 2: Verbruikerstype, Groep 3: Elektr. verbruikersgegevens, Groep 4: Mech. verbruikersgegevens, Groep 5: Aansturing, Groep 6: Startgedrag motor, Groep 7: Ontwerptype, Groep 8: Overige (Verbruikers).
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 46
Eigenschappen maken
Eigenschappen maken Project > PPE > Eigenschappen > Bewerken 1. Klik in het dialoogvenster Eigenschappen bewerken - in het veld Eigenschap. 2. Kies Snelmenu > Nieuw. 3. Geef de naam voor de nieuwe eigenschap op. Voorbeeld: Geef Componenten corrosief op.
4. Klik opnieuw in het veld Eigenschap. Als er reeds een eigenschap met een vergelijkbare naam bestaat, wordt het dialoogvenster Eigenschappen maken geopend. In het veld Vergelijkbare eigenschappen worden alle vergelijkbare eigenschappen weergegeven.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 47
Eigenschappen maken
Voorbeeld: In het dialoogvenster Eigenschappen maken in het veld Vergelijkbare eigenschappen wordt de PPE-standaardeigenschap "Corrosieve componenten" weergegeven, omdat deze lijkt op de nieuwe eigenschap "Componenten corrosief".
5. Om een bestaande eigenschap te gebruiken, selecteert u deze bestaande eigenschap in het veld Vergelijkbare eigenschappen en klikt u op [Gebruiken]. Er wordt geen nieuwe eigenschap gemaakt. 6. Om de nieuwe eigenschap te maken, klikt u op [Maken]. Voorbeeld: Maak de nieuwe eigenschap "Componenten corrosief". Klik op [Maken]. De eigenschap wordt gemaakt en bevindt zich automatisch in het actuele project.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 48
Een eigenschap in het project kopiëren
De eigenschap is in het gehele project in alle PLT-objecten, formulieren en documenten beschikbaar.
Een eigenschap in het project kopiëren Om waarden voor eigenschappen te kunnen voordefiniëren, moeten deze eigenschappen zich in het project bevinden. Gebruikergedefinieerde eigenschappen die u in het project hebt gemaakt, bevinden zich (nadat u deze hebt gemaakt) automatisch in het project. PPE-standaardeigenschappen moet u in het project kopiëren. Project > PPE > Eigenschappen > Bewerken 1. Selecteer een PPE-standaardeigenschap in het dialoogvenster Eigenschappen bewerken - . 2. Kies Snelmenu > Toevoegen aan het project. Als de menuopdracht niet beschikbaar is, bevindt de eigenschap zich reeds in het project.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 49
Waarden voordefiniëren
Waarden voordefiniëren U kunt waarden voor eigenschappen voordefiniëren. Als u in de functieomgeving-bewerking voor de installatieobjecten de aanvullende eigenschappen definieert, kunt u deze voorgedefinieerde waarden gebruiken. Project > PPE > Eigenschappen > Bewerken 1. Om een eigenschap te bewerken, selecteert u een eigenschap in het dialoogvenster Eigenschappen bewerken - in het veld Eigenschap. 2. Klik boven het veld Waardenbereik op
(Nieuw).
In het veld Waardenbereik wordt een rij toegevoegd. 3. Dubbelklik in het veld, geef de waarde op en druk op [Enter]. 4. Geef de overige waarden op dezelfde wijze op. Als de eigenschap nog niet in het project voorkomt, verschijnt er een meldingsdialoogvenster. Klik op [OK].
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 50
Eigenschappen voorselecteren
Voorbeeld: Klik in het veld Eigenschap. Druk op de toets van de letter waarmee de eigenschap begint. De cursor springt naar de letter. Selecteer de nieuwe eigenschap "Componenten corrosief". Klik boven het veld Waardenbereik op (Nieuw). Dubbelklik op de nieuw ingevoegde rij en voer voor de eerste waarde Ja in. Druk op [Enter]. Klik nogmaals op (Nieuw) en voer de waarde Nee in.
5. Klik op [Sluiten].
Eigenschappen voorselecteren Eigenschappen worden in eigenschapsgroepen gegroepeerd. Om de eigenschappen te kunnen groeperen, moet u deze voor de eigenschapsgroepen voorselecteren. Project > PPE > Eigenschappen > Bewerken
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 51
Meetplaatseigenschappen beheren en groeperen
1. Selecteer een eigenschap in het dialoogvenster Eigenschappen bewerken - in het groepsveld Eigenschap. 2. Om de eigenschap voor eigenschapsgroepen voor te selecteren, schakelt u in het groepsveld Gebruiken in alle gewenste eigenschapsgroepen in. Voorbeeld: Selecteer de nieuwe eigenschap "Componenten corrosief". Schakel het selectievakje voor de eigenschapsgroepen Gegevens gemeten materiaal en Materiaalgegevens in. Voor de eigenschap Materiaal schakelt u eveneens de eigenschapsgroep Gegevens gemeten materiaal in. 3. Klik op [Sluiten].
Meetplaatseigenschappen beheren en groeperen U groepeert meetplaatseigenschappen door de eigenschappen aan de eigenschapsgroepen toe te kennen. Bij het groeperen van de meetplaatseigenschappen kunt u ook de volgorde van de eigenschappen definiëren. 1. Kies de menuopdrachten Project > PPE > Eigenschappen > Meetplaatsen. In het dialoogvenster Meetplaatseigenschappen wordt voor elke eigenschapsgroep een tabblad weergegeven. 2. Om een meetplaatseigenschap te groeperen, kiest u een tabblad. Voorbeeld: Kies het tabblad Gegevens gemeten materiaal. 3. Kies Snelmenu > Nieuw en klik op [...].
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 52
Meetplaatseigenschappen bewerken
In het vervolgdialoogvenster worden alle eigenschappen weergegeven die u via Project > PPE > Eigenschappen > Bewerken voor de eigenschapsgroep hebt voorgeselecteerd. 4. Selecteer een eigenschap en klik op [OK]. Voorbeeld: Selecteer de eigenschap "Componenten corrosief". Klik op [OK]. 5. De eigenschap wordt op het tabblad ingevoerd en is als meetplaatseigenschap aan de eigenschapsgroep toegekend. 6. Groepeer de overige meetplaatseigenschappen op dezelfde wijze. Voorbeeld: Kies het tabblad Gegevens gemeten materiaal en selecteer de eigenschap "Materiaal". 7. Klik op [OK].
Meetplaatseigenschappen bewerken Project > PPE > Functieomgeving-navigator > tabblad Boom 1. Selecteer een meetplaats. 2. Kies de menuopdrachten Project > PPE > Functieomgevingbewerking. 3. Kies het tabblad Aanvullende eigenschappen. 4. Selecteer een eigenschapsgroep in de vervolgkeuzelijst Eigenschapsgroepen voor PLT-systemen. Alle meetplaatseigenschappen die u in de geselecteerde eigenschapsgroep hebt gegroepeerd, worden weergegeven.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 53
Meetplaatseigenschappen bewerken
Voorbeeld: Selecteer het PLT-systeem "TRCA+ 960". Selecteer op het tabblad Aanvullende eigenschappen de eigenschapsgroep "Gegevens gemeten materiaal". Voorgedefinieerde waarden toekennen 1. Om de waarde van een eigenschap te bewerken, klikt u in de kolom Waarde. Als er voor de eigenschap waarden zijn voorgedefinieerd, wordt de knop [...] weergegeven. 2. Klik op [...], selecteer een waarde in het vervolgdialoogvenster en klik op [OK]. De waarde wordt ingevoerd in de kolom Waarde. Voorbeeld: Klik naast de eigenschap "Componenten corrosief" in de kolom Waarde. Selecteer in het vervolgdialoogvenster de voorgedefinieerde waarde "Nee". Nieuwe waarden toekennen 1. Om een nieuwe waarde in te voeren die nog niet is voorgedefinieerd, klikt u in de kolom Waarde en voert u de waarde in. Voorbeeld: Klik naast de eigenschap "Materiaal" in de kolom Waarde en voer de waarde Stoom in. 2. Bewerk op dezelfde wijze alle gewenste meetplaatseigenschappen van de andere eigenschapsgroepen.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 54
Apparaatspecificaties bewerken en beheren
Apparaatspecificaties bewerken en beheren Wat is een apparaatspecificatie? Een apparaatspecificatie bevat alle relevante gegevens van een apparaat. Hiermee worden bijvoorbeeld artikelen gedefinieerd. Als u op een later tijdstip apparaten in uw installatiestructuur wilt invoegen, hoeft u de gegevens niet aan elk individueel apparaat toe te kennen, maar kunt u de volledige specificatie toekennen. Door het definiëren van een standaardspecificatie, kunt u één specificatie voor meerdere apparaten gebruiken. Tip: Voor de fase van de detailplanning kunnen toegekende artikelen aanvullende informatie bevatten, bijvoorbeeld functiesjablonen of symbolen voor de plaatsing van schemasymbolen in het schema.
Een specificatie maken Bij het maken van een specificatie, kunt u naast de procestechnische eigenschappen ook een apparaattype en artikelen aangeven. Apparaattypen worden in de stamgegevensbibliotheek gedefinieerd en beheerd. Artikelen worden in het artikelbeheer gemaakt en beheerd. Project > PPE > Specificaties Een specificatie maken 1. Selecteer in het groepsveld Specificatie uit de optie Project. 2. Klik op
(Nieuw).
3. Geef in het dialoogvenster Specificatie maken een uniek specificatienummer op.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 55
Een specificatie maken
Voorbeeld: Voer 0-T-3 in. 4. Klik op [OK]. Het dialoogvenster Specificatie: <Specificatienummer> wordt geopend. Op het tabblad Specificatie in de vervolgkeuzelijst Apparaattype worden alle apparaattypen weergegeven die in de toegekende stamgegevensbibliotheek zijn gedefinieerd. 5. Selecteer een apparaattype. In het veld Apparaatgroep wordt de apparaatgroep weergegeven die aan het apparaattype is toegekend. Voorbeeld: Selecteer het apparaattype "Weerstandsthermometer (Pt100)". In het veld Apparaatgroep wordt "Sensoren" weergegeven. 6. Voer indien gewenst een opmerking in. 7. Voer een typenummer in. Voorbeeld: Voer het typenummer TR 21 in. Artikelen toekennen 1. Om artikelen voor de specificatie te selecteren, kiest u het tabblad Artikel en klikt u op
(Nieuw).
In het dialoogvenster Artikelselectie worden de artikelen van de artikeldatabank weergegeven, die u onder Opties > Instellingen > Gebruiker > Beheer > Artikelbeheer hebt aangegeven.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 56
Een specificatie maken
2. Selecteer een passend artikel in het dialoogvenster Artikelselectie op het tabblad Boom. 3. Controleer rechts in het venster de eigenschappen van het artikel. 4. Om het artikel over te nemen, klikt u op [OK]. Het artikel wordt op het tabblad Artikel ingevoerd. 5. Om voor een geselecteerd artikel het aantal te definiëren, klikt u in de kolom Aantal eenheden / aantal en geeft u het aantal op. 6. Als u nog meer artikelen wilt selecteren, gaat u op dezelfde wijze te werk. 7. Om de verkoopprijs van alle geselecteerde artikelen voor het weergegeven aantal te berekenen en in het veld Verkoopprijs in te voeren, kiest u het tabblad Specificatie en klikt u op [Berekenen]. De waarden worden uit het artikelbeheer gelezen, opgeteld en in het veld Verkoopprijs ingevoerd. Procestechnische eigenschappen definiëren 1. Om procestechnische eigenschappen voor de specificatie te definiëren, dubbelklikt u in de kolom Eigenschappen en klikt u vervolgens op (Nieuw). 2. Selecteer in het vervolgvenster een eigenschap en klik op [OK]. 3. Geef in de kolom Waarde een waarde op. 4. Om een voorgedefinieerde waarde te selecteren, klikt u in de kolom Waarde op [...]. 5. Selecteer in het vervolgvenster een waarde en klik op [OK]. De waarde wordt ingevoerd. 6. Overige eigenschappen en waarden definieert u op dezelfde wijze. 7. Klik op [Sluiten].
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 57
Een specificatie aan een PLT-systeemelement toekennen
De specificatie wordt in het dialoogvenster Specificaties weergegeven en is in het project beschikbaar. 8. Klik op [OK].
Een specificatie aan een PLT-systeemelement toekennen Als u aan de PLT-systeemelementen een specificatie toekent, zijn de eigenschappen van de specificatie met de PLT-systeemelementen verbonden. Hierdoor wordt het centrale beheer en onderhoud van de specificatiegegevens vereenvoudigd. Als u de specificatie naderhand wijzigt of uitbreidt, worden dit automatisch overgenomen voor alle PLT-systeemelementen die met de specificatie zijn verbonden. Specifieke eigenschappen voor één PLT-systeemelement definieert u op het tabblad Aanvullende eigenschappen. Project > PPE > Functieomgeving-navigator > tabblad Boom 1. Selecteer een PLT-systeemelement / apparaat. Voorbeeld: Selecteer in het PLT-systeem "TRCA+ 960" het apparaat "Weerstandsthermometer (Pt100)". 2. Kies de menuopdrachten Project > PPE > Functieomgevingbewerking > tabbladPLT-systeemelement. In de vervolgkeuzelijst Specificaties worden automatisch alle specificaties gefilterd die bij het apparaattype van het geselecteerde apparaat passen. 3. Selecteer de gewenste specificatie. 4. Om nog meer specificaties of de eigenschappen van de geselecteerde specificatie weer te geven, klikt u naast het veld Specificatie op [...].
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 58
Een specificatie aan een PLT-systeemelement toekennen
Alle passende specificaties worden weergegeven. 5. Selecteer een specificatie en klik op [OK]. Voorbeeld: Selecteer de specificatie met het specificatienummer "0-T-3". Het specificatienummer wordt ingevoerd in het veld Specificatie. De specificatie is aan het apparaat toegekend.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 59
Opdrachten bewerken en beheren
Opdrachten bewerken en beheren Wat zijn opdrachten? Met behulp van opdrachten kunt u binnen een installatie van uw project verantwoordelijkheden definiëren. U kunt in de functieomgeving-navigator aan elk individueel PLT-systeem een opdracht toekennen. Hierdoor beschikt u over een aanvullende eigenschap voor de PLT-systemen, die u bij het maken van lijsten en documenten als filtercriterium kunt gebruiken. Zo kunt u bijvoorbeeld een lijst genereren die alle PLT-systemen of PLT-systeemelementen bevat die onder de verantwoordelijkheid van de onderaannemer vallen. Tip: U kunt in de functieomgeving-navigator op het tabblad Lijst via Snelmenu > Beeld uw PLT-systemen filteren op opdrachten.
Een opdracht maken U kunt een opdracht maken door verschillende opdrachteigenschappen in te voeren. Als u uit meerdere opdrachten een opdracht selecteert om deze aan een PLT-systeem toe te kennen, worden de eigenschappen "Opdrachtomschrijving", "Klant" en "Opmerking" weergegeven. Project > PPE > Opdrachten 1. Klik in het dialoogvenster Opdrachten op
(Nieuw).
2. Geef in het dialoogvenster Opdracht maken een unieke opdrachtomschrijving op. Voorbeeld: Voer Nieuw ontwerp kraakgasinstallatie in.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 60
Een opdracht toekennen
3. Klik op [OK]. 4. Geef in het dialoogvenster Opdracht bewerken de eigenschappen voor de opdracht op. Voorbeeld: Geef in het veld Bewerker de afkorting van de projectbewerker op. Geef in het veld Projectleider de naam Jansen op. Geef in het veld Opdrachtwaarde de waarde 25.000,00 op. Geef in het veld Leverdatum de datum 31.12.11 op. Geef in het veld Aanmaakdatum de datum 31.12.10 op. Geef in het veld KlantVoorbeeldklant op. Geef in het veld AfdelingConstructie op. Geef in het veld OpmerkingenTweede opdracht op. 5. Klik op [OK]. De opdracht wordt in het dialoogvenster Opdrachten in de lijst met opdrachten weergegeven. 6. Klik op [OK].
Een opdracht toekennen U kunt aan elk PLT-systeem een opdracht toekennen. Project > PPE > Functieomgeving-navigator > tabblad Boom 1. Selecteer een PLT-systeem in het dialoogvenster Functieomgeving . Voorbeeld: Selecteer het PLT-systeem "TRCA+ 960". 2. Kies de menuopdrachten Project > PPE > Functieomgevingbewerking.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 61
Een opdracht toekennen
3. Kies het tabblad PLT-systeem. 4. Selecteer een opdracht in de vervolgkeuzelijst. Voorbeeld: Selecteer de opdracht "Nieuw ontwerp kraakgasinstallatie". Het geselecteerde PLT-systeem wordt aan de opdracht toegekend.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 62
PPE-formulieren bewerken en beheren
PPE-formulieren bewerken en beheren Wat zijn formulieren? Formulieren zijn sjablonen die steeds opnieuw kunnen worden gebruikt en waarmee projectgegevens overzichtelijk en gestructureerd als databladen of datalijsten kunnen worden uitgevoerd en voor de installatiedocumentatie kunnen worden gebruikt. U kunt databladen en datalijsten genereren die tijdelijk als werkdocumenten of permanent als definitieve documentatie beschikbaar zijn. Wat zijn databladen en datalijsten? Een datablad bevat de data (gegevens) van een installatieobject. Daartoe behoort bijvoorbeeld het PLT-systeemblad. Een datalijst bevat meerdere installatieobjecten. Daartoe behoort bijvoorbeeld de PLT-systeemlijst. Wat zijn formulierobjecten? Formulierobjecten zijn objecten die u op formulieren kunt plaatsen. De volgende tabel toont een selectie van mogelijke objecten.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 63
Een formulier openen
Pictogram Object
Betekenis
Tijdelijke Een tijdelijke aanduiding wordt tijdens het aanduiding verwerken met projectgegevens gevuld. Tabel
Een tabel bevat meerdere tijdelijke aanduidingen, formatteringselementen en structureringselementen. De tijdelijke aanduidingen worden tijdens het verwerken met projectgegevens gevuld. De formatterings- en structureringselementen blijven ongewijzigd.
Tekst
Een tekst is een formatterings- en structureringselement. De tekst wordt tijdens het verwerken niet gewijzigd.
Lijn
Een lijn is een formatterings- en structureringselement. De lijn wordt tijdens het verwerken niet gewijzigd.
Cirkel
Een cirkel is een formatterings- en structureringselement. De cirkel wordt tijdens het verwerken niet gewijzigd.
Een formulier openen Project > PPE > Documenten 1. Kies het tabblad Formulieren. Alle formulieren die u uit de projectsjabloon of het basisproject hebt overgenomen, worden weergegeven. 2. Dubbelklik op een formulier. Het formulier wordt in de grafische editor geopend.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 64
Een formulier importeren
Een formulier importeren Als uw project geen formulieren bevat, kunt u formulieren naderhand in uw project importeren. Dit kan het geval zijn als u bijvoorbeeld een basisproject zonder formulieren hebt gebruikt of als u bij het maken van uw project geen formulieren uit de projectsjabloon hebt overgenomen. PPE-formulieren bevinden zich standaard in de directory Formulieren\\PPE. Project > PPE > Documenten 1. Kies het tabblad Formulieren. 2. Selecteer uw project. 3. Klik op [Importeren]. 4. In het dialoogvenster Formulier importeren wordt de standaard directory voor PPE-formulieren weergegeven. 5. Selecteer een formulier *.ewf en klik op [Openen]. Het formulier wordt op het tabblad Formulieren weergegeven en is in het project beschikbaar.
Een formulier maken Alle formulieren die u in de formulier-navigator maakt, worden automatisch een deel van het project. Elk formulier is gebaseerd op een verwerkingstype. Met behulp van verwerkingstypen kunt u gelijksoortige projectgegevens uitvoeren. Project > PPE > Documenten 1. Kies het tabblad Formulieren. 2. Kies Snelmenu > Nieuw. 3. Geef het formulier een unieke naam. EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 65
Een formulier sluiten en opslaan
Voorbeeld: Voer Leeg formulier in. 4. Klik op het tabblad. 5. Dubbelklik op het formulier. Het formulier wordt in de grafische editor geopend. 6. Om de formuliereigenschappen te definiëren, kiest u de menuopdrachten Invoegen > Formuliereigenschappen. 7. Selecteer het gewenste verwerkingstype in de vervolgkeuzelijst Verwerkingstype. Voorbeeld: Om een formulier voor een PLT-systeemblad te maken, moet u het verwerkingstype "PLT-systemen" gebruiken. Selecteer het verwerkingstype "PLT-systemen". 8. Klik op [OK]. Er wordt een leeg formulier gemaakt. In de volgende hoofdstukken wordt behandeld hoe u formulierobjecten of formulieren kunt plaatsen of bewerken.
Een formulier sluiten en opslaan Als u een formulier hebt gemaakt of gewijzigd, moet u de wijzigingen opslaan. Als u een formulier sluit of verwisselt, wordt u gevraagd om het formulier op te slaan. 1. Klik op
rechtsboven in de grafische editor.
2. Klik in het meldingsdialoogvenster op [Ja].
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 66
Een formulier voor een datablad maken
Voorbeeld: Voor het oefenproject hebt u het lege formulier niet nodig. Daarom kunt u het lege formulier sluiten.
Een formulier voor een datablad maken De meest eenvoudige manier om een datablad te maken, is door een meegeleverd PPE-databladformulier te kopiëren en aan te passen aan uw wensen. Project > PPE > Documenten Formulier kopiëren 1. Kies het tabblad Formulieren. 2. Selecteer een formulier voor een datablad. Voorbeeld: Selecteer het formulier "PLT-systeemblad" (Instrumentation data sheet). 3. Kies Snelmenu > Kopiëren. 4. Kies Snelmenu > Plakken. 5. Voer een formuliernaam in. Voorbeeld: Voer Oefening PLT-systeemblad in. Het formulier wordt als kopie in het project opgenomen. 6. Dubbelklik op het gekopieerde formulier. Het formulier wordt in de grafische editor geopend.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 67
Een formulier voor een datablad maken
7. Om de weergave van het formulier te vergroten, klikt u op de werkbalk op
(Inzoomen).
Bestaande tekst wijzigen Teksten worden in formulieren zwart weergegeven. 1. Om een bestaande tekst te bewerken, dubbelklikt u op een tekst. 2. Voer in het dialoogvenster Tekstelement bewerken in het veld Tekst een tekst in of wijzig een bestaande tekst. Voorbeeld: Dubbelklik onder de teksten "Datablad" en "PLT-systemen" op "Omschrijving van het PLT-systeem". Wijzig in het dialoogvenster Tekstelement bewerken de tekst Omschrijving van het PLTsysteem in PLT-systeemnummer.
3. Klik op [OK]. De tekst wordt op het formulier geplaatst.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 68
Een formulier voor een datablad maken
Bestaande tijdelijke aanduidingen bewerken Tijdelijke aanduidingen worden in formulieren groen aangegeven. 1. Om een bestaande tijdelijke aanduiding te bewerken, dubbelklikt u op een tijdelijke aanduiding. Voorbeeld: Dubbelklik onder de teksten "Datablad", "PLT-systemen", "PLTsysteemnummer" op de tijdelijke aanduiding "PLT-systemen -> Omschrijving". 2. Klik in het dialoogvenster Eigenschapsplaatsing naast het veld Eigenschap op [...]. 3. Selecteer een eigenschap in het dialoogvenster Eigenschap selecteren. Voorbeeld: Selecteer in de map "Eigenschappen > PLT-systemen" de eigenschap "PLT-systeemnummer". 4. Klik op [OK].
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 69
Een formulier voor een datablad maken
5. Klik in het dialoogvenster Eigenschapsplaatsing op [OK]. De tijdelijke aanduiding wordt op het formulier geplaatst. Een nieuwe tekst invoegen 1. Om een nieuwe tekst in te voegen, kiest u de menuopdrachten Invoegen > Tekst en trekt u in het formulier met de lijncursor een rechthoek. 2. Voer in het dialoogvenster Tekstelement bewerken een tekst in en klik op [OK]. Een nieuwe tijdelijke aanduiding invoegen 1. Om een nieuwe tijdelijke aanduiding in te voegen, kiest u de menuopdrachten Invoegen > Tijdelijke aanduiding en trekt u in het formulier met de lijncursor een rechthoek.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 70
Een formulier voor een datalijst maken
2. Klik in het dialoogvenster Eigenschapsplaatsing naast het veld Eigenschap op [...]. 3. Selecteer een eigenschap in het dialoogvenster Eigenschap selecteren. 4. Klik op [OK]. 5. Klik in het dialoogvenster Eigenschapsplaatsing op [OK]. 6. Om het formulier te sluiten en op te slaan, klikt u op grafische editor.
rechtsboven in de
7. Klik in het EPLAN PPE-meldingsdialoogvenster op [OK].
Een formulier voor een datalijst maken De meest eenvoudige manier om een datalijst te maken, is door een meegeleverd PPE-datalijstformulier te kopiëren en aan te passen aan uw wensen. Datalijsten worden als tabel uitgevoerd. Project > PPE > Documenten Een formulier kopiëren 1. Kies het tabblad Formulieren. 2. Selecteer een formulier voor een datalijst. Voorbeeld: Selecteer het formulier "PLT-systeemlijst" (PCT loop list). 3. Kies Snelmenu > Kopiëren. 4. Kies Snelmenu > Plakken. 5. Voer een formuliernaam in.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 71
Een formulier voor een datalijst maken
Voorbeeld: Voer Oefening PLT-systeemlijst in. Het formulier wordt als kopie in het project opgenomen. 6. Dubbelklik op het gekopieerde formulier. Het formulier wordt in de grafische editor geopend. Een tabel bewerken 1. Om een tekst van een kolomkop te wijzigen, dubbelklikt u op de tekst. 2. Voer in het dialoogvenster Tekstelement bewerken in het veld Tekst de gewijzigde tekst in. Voorbeeld: Dubbelklik op de kolomkopstekst "ICS". Wijzig in het dialoogvenster Tekstelement bewerken de tekst ICS in Meetobject. 3. Klik op [OK]. 4. Om de bijbehorende tijdelijke aanduidingen van een tabelkolom te wijzigen, dubbelklikt u op een willekeurige kolom. Het dialoogvenster Tabel instellen wordt geopend. In het veld Kolommen wordt voor elke tabelkolom een tijdelijke aanduiding weergegeven. 5. Selecteer de tijdelijke aanduiding die u wilt wijzigen. Voorbeeld: U hebt de kolom "ICS" hernoemd in "Meetobject". Nu wilt u ook de bijbehorende tijdelijke aanduidingen wijzigen. Dubbelklik in een kolom van het formulier. Selecteer in het dialoogvenster Tabel instellen in het veld Kolommen de tijdelijke aanduiding "Installaties->Totale ICS-code".
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 72
Een formulier voor een datalijst maken
6. Klik in het groepsveld Kolom naast het veld Kolomnaam op [...]. 7. Selecteer een eigenschap in het vervolgdialoogvenster. Voorbeeld: Selecteer in de map "Eigenschappen > PLT-systemen" de eigenschap "Meetobject". De tijdelijke aanduiding "PLT-systemen-> Meetobject" wordt ingevoerd.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 73
Een formulier voor een datalijst maken
8. Klik op [OK]. 9. Om het formulier te sluiten en op te slaan, klikt u op grafische editor.
rechtsboven in de
10. Klik in het EPLAN PPE-meldingsdialoogvenster op [OK]. Tip: De standaardinstellingen voor filter en sortering kunt u in het formulier opslaan door in de grafische editor Snelmenu > Filter & sortering te kiezen. Definieer in het dialoogvenster Filter & sortering de filter- en sorteercriteria voor het formulier en klik op [OK].
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 74
Projectgegevens tijdelijk verwerken
Projectgegevens tijdelijk verwerken Wat zijn verwerkingen? Met verwerkingen kunt u op basis van formulieren gegevens in het project opvragen en deze projectgegevens met behulp van filter- en sorteercriteria gericht uitvoeren. Wat zijn tijdelijke verwerkingen? U kunt verwerkingen van projectgegevens als tijdelijke datalijst of als tijdelijk datablad genereren. Hierbij wordt het formulier met gegevens gevuld, maar niet opgeslagen. Het lege formulier blijft als sjabloon behouden. U kunt tijdelijke verwerkingen bijvoorbeeld gebruiken om uw formulier te testen of om projectgegevens direct gestructureerd af te drukken. Tip: U kunt gegenereerde databladen en datalijsten opslaan door voorafgaand aan het verwerken het selectievakje Documenten genereren in te schakelen. Deze werkwijze wordt beschreven in het hoofdstuk "Documenten genereren en beheren".
Databladen tijdelijk verwerken Project > PPE > Documenten 1. Kies het tabblad Formulieren. 2. Selecteer een formulier voor een datablad. Voorbeeld: Selecteer het formulier "Oefening PLT-systeemblad". 3. Kies Snelmenu > Verwerken.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 75
Databladen tijdelijk verwerken
Opmerking: Controleer of er in het veld Filter geen filter is ingevoerd. Om een filter te verwijderen, selecteert u het filter en klikt u op
.
4. Om aan te geven in welke volgorde de databladen worden uitgevoerd, selecteert u een eigenschap in het groepsveld Sortering definiëren in de vervolgkeuzelijst Eigenschap. Voorbeeld: Selecteer de eigenschap "Omschrijving". De tijdelijke verwerkingen worden in alfabetische volgorde uitgevoerd.
5. Klik op [OK].
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 76
Datalijsten tijdelijk verwerken
Er worden tijdelijke verwerkingen gegenereerd. Het datablad van het eerste installatieobject wordt in de grafische editor weergegeven. Welk installatieobject het eerst wordt weergegeven, hangt af van de sortering. Door tijdelijke verwerkingen bladeren 1. Om door de databladen van de andere installatieobjecten te bladeren, klikt u in de werkbalk op
(Volgende pagina).
2. Om een specifiek datablad van een installatieobject te openen, kiest u Snelmenu > Ga naar (pagina / document). Als u de tijdelijke verwerking op basis van een datablad hebt gegenereerd, wordt het dialoogvenster Document selecteren geopend. 3. Selecteer het gewenste installatieobject. 4. Klik op [OK]. Het datablad van het geselecteerde installatieobject wordt in de grafische editor weergegeven. 5. Om de tijdelijke verwerkingen te sluiten, klikt u op grafische editor.
Datalijsten tijdelijk verwerken Project > PPE > Documenten 1. Kies het tabblad Formulieren. 2. Selecteer een formulier voor een datalijst. Voorbeeld: Selecteer het formulier "Oefening PLT-systeemlijst". 3. Kies Snelmenu > Verwerken.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 77
rechtsboven in de
Datalijsten tijdelijk verwerken
Opmerking: Controleer of er in het veld Filter geen filter is ingevoerd. Om een filter te verwijderen, selecteert u het filter en klikt u op
.
4. Om aan te geven in welke volgorde de installatieobjecten in de datalijst worden uitgevoerd, selecteert u een eigenschap in het groepsveld Sortering definiëren in de vervolgkeuzelijst Eigenschap. Voorbeeld: Selecteer de eigenschap "Meetobject". De installatieobjecten worden gesorteerd op meetobject in de tijdelijke verwerkingen uitgevoerd. 5. Klik op [OK]. Er worden tijdelijke verwerkingen gegenereerd. De eerste pagina van de datalijst wordt in de grafische editor weergegeven. Het aantal pagina's van de datalijst is afhankelijk van het aantal verwerkte installatieobjecten. Door tijdelijke verwerkingen bladeren 1. Om door de pagina's van de datalijst te bladeren, klikt u in de werkbalk op
(Volgende pagina).
2. Om een specifieke pagina van de datalijst te openen, kiest u Snelmenu > Ga naar (pagina / document). Als u de tijdelijke verwerking op basis van een datalijst hebt gegenereerd, wordt het dialoogvenster Ga naar (pagina) geopend. 3. Geef een paginanummer op en klik op [OK]. De opgegeven pagina wordt in de grafische editor weergegeven. 4. Om de tijdelijke verwerkingen te sluiten, klikt u op grafische editor.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 78
rechtsboven in de
Documenten genereren en beheren
Documenten genereren en beheren Wat zijn documenten? Voor het installatie-ontwerp van uw PLT-installatie hebt u uitgebreide documentatie nodig. Documenten zijn onderdelen van de documentatie die u in EPLAN PPE genereert en in de documenten-navigator beheert. Hiertoe behorende databladen en datalijsten (zoals PLT-systeembladen en PLTsysteemlijsten). U kunt documenten maken door op basis van een formulier projectgegevens te verwerken. Wat zijn pagina's? Pagina's zijn onderdelen van de documentatie die u in de pagina-navigator beheert. Hiertoe behoren montagetekeningen, schema's (bijvoorbeeld PLTsysteemdiagrammen, Schema's) en verwerkingen van de detailplanning (bijvoorbeeld kabeloverzichten). U kunt montagetekeningen in EPLAN PPE maken en beheren. Opmerking: Elektrotechnische schema's (systeemdiagrammen, schema's etc.) maakt u in EPLAN Electric P8.
Een databladdocument genereren Databladdocumenten omvatten o.a. PLT-systeembladen. Project > PPE > Documenten Een formulier selecteren 1. Kies het tabblad Formulieren. 2. Selecteer een formulier.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 79
Een databladdocument genereren
Voorbeeld: Selecteer het formulier "Oefening PLT-systeemblad". 3. Kies Snelmenu > Verwerken. Opmerking: Controleer of er in het veld Filter geen filter is ingevoerd. Om een filter te verwijderen, selecteert u het filter en klikt u op
.
Een documentnaam definiëren 1. Schakel het selectievakje Document genereren in. 2. Om de documentnaam automatisch te genereren, laat u het veld Documentnaam leeg, of selecteert u een eigenschap via [...]. Voorbeeld: Voor het oefenproject hoeft u in het veld Documentnaam niets in te voeren. Bij het genereren van PLT-systeembladen wordt het PLTsysteemnummer van het PLT-systeem automatisch in de documentnaam van de PLT-systeembladen ingevoerd. Een document genereren 1. Klik op [OK]. EPLAN PPE meldt dat het genereren van een groot aantal documenten enige tijd kan duren. U kunt dan beslissen of u direct alle pagina's wilt genereren. 2. Klik in het EPLAN PPE-meldingsdialoogvenster op [Ja]. De documenten worden gegenereerd. 3. Kies het tabblad Documenten. 4. Om het beeld te vernieuwen, drukt u op [F5].
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 80
Een datalijstdocument genereren
De documenten worden op het tabblad Documenten weergegeven. Voorbeeld: Als u geen filter hebt ingevoerd, wordt voor elk PLT-systeem in het project een PLT-systeemblad weergegeven.
Een datalijstdocument genereren Datalijstdocumenten omvatten o.a. PLT-systeemlijsten. Project > PPE > Documenten Formulier selecteren 1. Kies het tabblad Formulieren. 2. Selecteer een formulier. Voorbeeld: Selecteer het formulier "Oefening PLT-systeemlijst". 3. Kies Snelmenu > Verwerken. Filters en sortering definiëren 1. Om een filter te definiëren, klikt u in het dialoogvenster Verwerken op (Nieuw). 2. Klik in het dialoogvenster Filter definiëren naast het veld Eigenschap op [...]. 3. Selecteer een eigenschap in het dialoogvenster Eigenschap selecteren. Voorbeeld: Selecteer in de map "Eigenschappen > PLT-systemen" de eigenschap "Meetobject".
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 81
Een datalijstdocument genereren
4. Klik op [OK]. 5. Selecteer een invoer in het dialoogvenster Filter definiëren in de vervolgkeuzelijst Operator. Voorbeeld: Selecteer de operator =. In de vervolgkeuzelijst Waarde worden, afhankelijk van de geselecteerde eigenschap, alle waarden weergegeven die in het project voorkomen. 6. Om te filteren op een bepaalde waarde, selecteert u een waarde. Voorbeeld: Omdat u de eigenschap "Meetobject" hebt geselecteerd, worden in de vervolgkeuzelijst Waarde alle meetobjecten weergegeven die in het project voorkomen. Dit zijn de meetobjecten "P" en "T". Selecteer de waarde "T". 7. Klik op [OK]. Het filter wordt ingevoerd in het veld Filter. 8. Om de installatieobjecten in de datalijst in een bepaalde volgorde uit te voeren, selecteert u een eigenschap in het groepsveld Sortering definiëren. Voorbeeld: Selecteer de eigenschap "Nummer". Een documentnaam definiëren 1. Schakel het selectievakje Document genereren in. 2. Voer in het veld Documentnaam een duidelijke naam voor het document in.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 82
Een datalijstdocument genereren
Voorbeeld: Voer PLT-systemen – Nieuw ontwerp kraakgasinstallatie in.
Een document genereren 1. Klik op [OK]. EPLAN PPE meldt dat het genereren van een groot aantal documenten enige tijd kan duren. U kunt dan beslissen of u direct alle pagina's wilt genereren. 2. Klik in het EPLAN PPE-meldingsdialoogvenster op [Ja]. De documenten worden gegenereerd. 3. Kies het tabblad Documenten. 4. Om het beeld te vernieuwen, drukt u op [F5]. De documenten worden op het tabblad Documenten weergegeven.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 83
Een datalijstdocument genereren
Voorbeeld: De PLT-systeemlijst "PLT-systemen – Nieuw ontwerp kraakgasinstallatie" met de pagina 1 wordt weergegeven. Om de PLT-systeemlijst te openen, dubbelklikt u op de pagina 1. De PLT-systeemlijst bevat uitsluitend de PLTsystemen met het meetobject "T". De PLT-systemen worden gesorteerd op nummer weergegeven.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 84
Projectgegevens in een tabel bewerken
Projectgegevens in een tabel bewerken Wat is de PPE-lijstbewerking? Met de PPE-lijstbewerking is het mogelijk om projectgegevens overzichtelijk in een tabel uit te voeren en te bewerken. U kunt waarden rechtstreeks invoeren of selecteren, of uw projectgegevens met de functies Zoeken, Vervangen en Nummeren bewerken. Welke projectgegevens worden weergegeven, definieert u als u de PPE-lijst genereert.
Een bewerkbare PPE-lijst genereren Projectgegevens > PPE-lijstbewerking Een lijst instellen 1. Selecteer een verwerkingstype in de vervolgkeuzelijst Verwerkingstype. Voorbeeld: Selecteer het verwerkingstype "PLT-systemen". 2. Voer in het veld Aantal het aantal tabelkolommen in. In het veld Kolommen wordt voor elke kolom een tijdelijke aanduiding voor een kolomkoptekst ingevoerd. Voorbeeld: Voer de waarde 3 in. De tijdelijke aanduidingen Kolom 1, Kolom 2, Kolom 3 worden ingevoerd. 3. Om een kolomkoptekst te definiëren, selecteert u een invoer in het veld Kolommen. Voorbeeld: Selecteer de invoer "Kolom 1".
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 85
Een bewerkbare PPE-lijst genereren
4. Klik naast het veld Naam op [...]. 5. Selecteer een eigenschap in het dialoogvenster Eigenschap selecteren en klik op [OK]. Voorbeeld: Selecteer in de map "Eigenschappen > PLT-systemen" de eigenschap "PLT-systeemnummer". Klik op [OK]. De eigenschap "PLT-systemen >PLT-systeemnummer" wordt in de "Kolom 1" ingevoerd. 6. Om nog meer kolomkopteksten te definiëren, gaat u op dezelfde wijze te werk. Voorbeeld: Selecteer de kolomkoptekst "Kolom 2" en selecteer uit de map "Eigenschappen > PLT-systemen" de eigenschap "Omschrijving". Klik op [OK]. De eigenschap "PLT-systemen ->Omschrijving" wordt in de "Kolom 2" ingevoerd. Selecteer de kolomkoptekst "Kolom 3" en selecteer uit de map "Eigenschappen > PLT-systemen" de eigenschap "Opdrachten". De eigenschap "PLT-systemen ->Opdrachten" wordt in de "Kolom 3" ingevoerd. Filters en sortering definiëren 1. Om de uitvoer van projectgegevens te beperken, definieert u filtercriteria in het veld Filter. 2. Klik boven het veld Filter op
(Nieuw).
3. Klik in het dialoogvenster Filter definiëren naast het veld Eigenschap op [...]. 4. Selecteer een eigenschap in het dialoogvenster Eigenschappen.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 86
Een bewerkbare PPE-lijst genereren
Voorbeeld: Selecteer in de map "Eigenschappen > PLT-systemen" de eigenschap "Meetobject". 5. Klik op [OK]. 6. Selecteer een invoer in het dialoogvenster Filter definiëren in de vervolgkeuzelijst Operator. Voorbeeld: Selecteer de operator =. In de vervolgkeuzelijst Waarde worden, afhankelijk van de geselecteerde eigenschap, alle waarden weergegeven die in het project voorkomen. 7. Om te filteren op een bepaalde waarde, selecteert u een waarde. Voorbeeld: Omdat u de eigenschap "Meetobject" hebt geselecteerd, worden in de vervolgkeuzelijst Waarde alle meetobjecten weergegeven die in het project voorkomen. Dit zijn de meetobjecten "P" en "T". Selecteer de waarde "T". 8. Klik op [OK]. 9. Het filter wordt ingevoerd in het veld Filter. 10. Om de projectgegevens in een bepaalde volgorde uit te voeren, selecteert u een eigenschap in het groepsveld Sortering definiëren.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 87
Een bewerkbare PPE-lijst genereren
Voorbeeld: Selecteer de eigenschap "Nummer".
Een lijst genereren 1. Klik op [Genereren]. In het dialoogvenster Lijst bewerken worden de projectgegevens in een tabel uitgevoerd. Velden die grijs worden weergegeven, zijn tegen schrijven beveiligd.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 88
Een bewerkbare PPE-lijst genereren
Voorbeeld: De drie PLT-systemen "TRA+ 950", "TRCA+ 960", "TRA+ 940" worden uitgevoerd. De velden in de kolom "PLT-systeemnummer" kunt u niet bewerken omdat de eigenschap "PLT-systeemnummer" in de PPElijstbewerking tegen schrijven is beveiligd.
Tip: U kunt in de PPE-lijstbewerking de PLT-systeemnummers bewerken door de componenten van de PLT-systeemnummers te bewerken. Daartoe behoren de eigenschappen "Technische inrichting", "Meetobject", "Bewerkingsfunctie" en "Nummer". Projectgegevens bewerken 1. Om de projectgegevens in de PPE-lijst te bewerken, klikt u in een veld. 2. Voer een waarde in of selecteer een waarde in de vervolgkeuzelijst.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 89
Een bewerkbare PPE-lijst genereren
Voorbeeld: Klik in de kolom Opdrachten. Selecteer voor het PLT-systeem "TRA+ 950" de opdracht "Nieuw ontwerp kraakgasinstallatie". Klik in de kolom Opdrachten. Selecteer voor het PLT-systeem "TRA+ 940" de opdracht "Nieuw ontwerp kraakgasinstallatie". Via Snelmenu > Zoeken en vervangen kunt u deze actie ook automatiseren. 3. Klik in het dialoogvenster Lijst bewerken op [OK]. 4. Klik in het dialoogvenster Lijst instellen op [Sluiten]. De projectgegevens worden in het project opgeslagen. Tip: Via de PPE-lijstbewerking kunt u de projectgegevens in een *.txtbestand exporteren en de gegevens in een spreadsheet invoegen.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 90
Montage hook-ups bewerken en beheren
Montage hook-ups bewerken en beheren Wat zijn montage hook-ups? Montage hook-ups zijn specificaties die in de standaardinstellingen voor de montage van apparaten voor PLT-systemen worden gedocumenteerd. De montagetoebehoren beschrijven de montagedelen van de montage hookup. De montagetekening geeft de opbouw van de montage hook-up in een technische tekening weer. Opmerking: Pagina's voor montagetekeningen hebben het paginatype "Tekening (I)". Wat is een paginamacro voor een montagetekening? Een montagetekening wordt met tekeningelementen en tijdelijke aanduidingen voor projectgegevens op een pagina gemaakt. U kunt deze individuele pagina's als paginamacro exporteren en voor andere projecten opnieuw gebruiken. Bij EPLAN PPE worden paginamacro's voor montagetekeningen meegeleverd.
Een montage hook-up maken De meest eenvoudige manier om een montage hook-up te maken, is door een montage hook-up uit de meegeleverde stamgegevensbibliotheek naar het project te kopiëren en aan te passen aan uw wensen. Door aan de montage hook-up een paginamacro toe te kennen, kunt u de montagetekening maken. Project > PPE > Montage hook-ups 1. Selecteer in het groepsveld Montage hook-up uit de optie Stamgegevens. Alle montage hook-ups die zich in de toegekende stamgegevensbibliotheek bevinden, worden weergegeven.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 91
Een montage hook-up maken
2. Selecteer het hook-up-nummer van de gewenste montage hook-up. Voorbeeld: Selecteer voor de "Weerstandsthermometer (Pt100)" de montage hookup met hook-upnummer "TE011". 3. Klik in het dialoogvenster Montage hook-ups op
(Bewerken).
Een paginamacro toevoegen 1. Kies het tabblad Macro's. 2. Klik op
(Nieuw).
3. Selecteer een paginamacro in het dialoogvenster Macro selecteren. Voorbeeld: Ga naar de directory Macro's\ of Macro's\\Hookups. Selecteer de paginamacro te011.emp.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 92
Een montage hook-up maken
4. Klik op [Openen]. De paginamacro wordt op het tabblad Macro's ingevoerd en is aan de montage hook-up toegewezen. 5. Klik op [Sluiten]. Een montage hook-up naar het project kopiëren 1. Om de montage hook-up met de montagetekening naar uw project te kopiëren, selecteert u de montage hook-up en kiest u Snelmenu > Naar het project kopiëren. Het dialoogvenster Paginastructuur aanpassen wordt geopend. Voor elk bestaand codeblok (bijvoorbeeld = + #) wordt een kolom weergegeven. In een kolom kunt u voor een codeblok structuurcodes selecteren of maken. Welke structuurcodes beschikbaar zijn, is afhankelijk van de sjabloon die u voor uw project hebt gebruikt. 2. Om de pagina van de montagetekening in de paginastructuur van de pagina-navigator te sorteren, definieert u een structuurcode voor het gewenste codeblok . 3. Klik in de kolom Doel in de kolom van een codeblok. 4. Verwijder een bestaande invoer en voer de naam voor een structuurcode in. Voorbeeld: Dubbelklik in de kolom = voor het codeblok "Groep". Verwijder de bestaande invoer. Voer HOOKUPS in. Dubbelklik in de kolom + voor het codeblok "Inbouwplaats", en voer T in. 5. Controleer de invoer in de kolom Paginanaam. 6. Om voor de pagina een andere paginanaam te definiëren, voert u een andere tekst in.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 93
Een montage hook-up maken
Voorbeeld: In de kolom Paginanaam wordt het hook-upnummer "TE011" van de montage hook-up ingevoerd. Wijzig de invoer niet. 7. Klik op [OK]. Het dialoogvenster Codes plaatsen wordt geopend. Voor elk codeblok waarin u een nieuwe structuurcode hebt gemaakt, wordt een tabblad weergegeven. De volgorde van de structuurcodes op het tabblad komt overeen met de volgorde waarin de structuurcodes in de pagina-navigator worden weergegeven. 8. Kies een tabblad. 9. Selecteer de nieuwe structuurcode. 10. Om deze naar boven of onder te verplaatsen, klikt u op (Naar boven verplaatsen), (Naar onder verplaatsen ), (Naar het begin verplaatsen) en (Naar het einde verplaatsen). Voorbeeld: Kies het tabblad = Groep. Selecteer de structuurcode HOOKUPS. Klik op (Naar het einde verplaatsen). Kies het tabblad + Inbouwplaats. Selecteer de structuurcode T. Klik op
(Naar het einde verplaatsen).
11. Klik op [OK]. De montage hook-up wordt naar het project gekopieerd. Er wordt automatisch een pagina gemaakt. 12. Klik in het dialoogvenster Montage hook-ups op [OK]. 13. Kies de menuopdrachten Pagina > Navigator.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 94
Een montage hook-up aan het PLT-systeemelement toekennen
In het navigatorvenster Pagina's - is de pagina voor de montagetekening in de structuurcodes gesorteerd.
14. Dubbelklik op de pagina. De pagina wordt in de grafische editor geopend.
Een montage hook-up aan het PLT-systeemelement toekennen U kunt aan een PLT-systeemelement een montage hook-up met of zonder montagetekening toekennen. Project > PPE > Functieomgeving-navigator 1. Selecteer een PLT-systeemelement in het dialoogvenster Functieomgeving . Voorbeeld: Selecteer het PLT-systeemelement "Weerstandsthermometer (Pt100)".
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 95
Een montage hook-up aan het PLT-systeemelement toekennen
2. Kies de menuopdrachten Project > PPE > Functieomgevingbewerking. 3. Kies het tabblad PLT-systeemelement. In de vervolgkeuzelijst Montage hook-up worden alle montage hook-ups weergegeven die bij de apparaatgroep van het PLT-systeemelement en bij het meetobject van het bovenliggende PLT-systeem passen. 4. Selecteer de gewenste montage hook-up. 5. Om nog meer montage hook-ups of de eigenschappen van de geselecteerde montage hook-up weer te geven, klikt u naast het veld Montage hook-up op [...]. Alle passende montage hook-ups worden weergegeven.
6. Selecteer een montage hook-up en klik op [OK]. De montage hook-up wordt aan het PLT-systeemelement toegekend.
EPLAN PPE Beginnershandboek • Pagina 96