‘Boeiende en Passende Ontwikkelingen’ Nieuwsuitgave 1 Schooljaar 2009/2010 Voor alle medewerkers die op de hoogte willen blijven van ontwikkelingen rond Boeiend en Passend Onderwijs bij MOVARE
1. Inleiding Dit is de eerste uitgave van “Boeiende en Passende Ontwikkelingen” in het schooljaar 2009/2010. Het woord ‘passende’ is toegevoegd aan de naam van deze uitgave. Dat betekent dat de informatie in deze nieuwsbrief verbreed gaat worden en nog beter gaat aansluiten bij de onderwijsvisie van MOVARE: “Het realiseren van boeiend en passend onderwijs in het perspectief van de lerende organisatie”. Wat komt in deze nieuwsuitgave aan bod? - een aantal interessante indrukken uit het betoog van prof. dr. Jelle Jolles tijdens de studiedag van 5 oktober jl. - een interessante benadering voor creatief denken vanuit de “Zes hoeden theorie” van dr. Edward de Bono. - het project ‘Umoja 4 kids’, van leerkracht Esther Bonné. Tijdens de MOVARE-studiedag op 9 februari 2010 zal zij hier een workshop over verzorgen. - de werkzaamheden van de werkgroep ‘Boeiend onderwijs’ - informatie n.a.v. het overleg over ‘Boeiend en Passend Onderwijs’ (de voormalige PCBO).
Umoja 4 kids
Wil je op de inhoud reageren? Stuur dan een mail naar
[email protected]. Ook ideeën rondom het onderwerp Boeiend en Passend Onderwijs zijn welkom! Veel leesplezier! Jef Caelen
2. “Als ik een school mocht maken…” “Ik zou een andere school maken. Alleen op maandag, dinsdag en donderdag naar school om te leren wat gewoon moet, zoals rekenen en echte moeilijke sommen en schrijven en taal en dictee en aardrijkskunde en lezen en zo…
1
Drie dagen is echt genoeg… en op die andere dagen lekker naar buiten. Op woensdag zou ik alleen maar sporten doen, lekker buiten voetballen en zelf sporten bedenken en een spel bedenken met raadsels erin en spannende dingen. Op vrijdag in de natuur dingen bekijken en met paarden werken en beesten verzorgen en muziek maken en dansen… piramides onderzoeken en naar een tentoonstelling zelf dingen ontdekken en over hoe iets in elkaar zit, net zoals toen ik die riolering had bedacht in de onderbouw… of in een fabriek bekijken hoe je stenen maakt en hoe ze dan weer bij de mensen gebracht worden en dat ze die kopen en wat ze ermee doen… en hoe je een auto op water kan laten rijden, want dan komt er alleen maar watergas uit en dat is weer goed voor de planten en hoe je water naar arme landen kunt brengen met allemaal pijpen onder de grond van hier naar daar… Als je het zelf doet zie je veel beter hoe iets in elkaar zit en wat je ervoor nodig hebt.Daar leer ik heel veel van”. Bram van der Sanden, 7 jaar Mei 1999 groep 5 Gepubliceerd in Educare, 1999/2000 Het is grappig om te lezen hoe een kind zelf gestalte geeft aan wat wij verwoed proberen te creëren onder het kopje “Boeiend en passend onderwijs in een lerend perspectief”. Het jongetje schreef het al TIEN jaar geleden… Hoever zijn wij inmiddels om zijn droom waar te maken?
3. Prof. dr. Jelle Jolles Op maandag 5 oktober jl. organiseerde MOVARE een studiedag voor schooldirecteuren en intern begeleiders. Op deze dag werd geprobeerd een brug te slaan tussen opbrengsten uit de wetenschap van de hersenen en de onderwijspraktijk. 132 medewerkers woonden deze dag in congrescentrum Rolduc bij. Prof. dr. Jelle Jolles nam de inleiding van deze dag voor zijn rekening, waarna Guus Geisen de leiding van de dag op zich nam. Tijdens de inleiding deed Jelle Jolles een aantal uitspraken, die zeer de moeite waard zijn om er kennis van te nemen. Hieronder een verslag. Jolles opende zijn betoog met te wijzen op de grote tempoverschillen bij de ontwikkeling van de hersenen van kinderen (hij praat overigens liever over “talentenontwikkeling”.) Het gevolg is dat er volgens onze normen sommige kinderen vóór liggen op andere kinderen. Ten opzichte van jongens ligt 80% van de meisjes vóór als het gaat om taalontwikkeling. Dat levert gemak op en daarom zijn meisjes daar ook graag mee bezig. Denk daarbij aan eindeloze chatsessies via MSN. Waarom zou je iets moeilijks opzoeken zoals
2
ingewikkelde computerspelletjes als je veel plezier kunt beleven aan communicatie met vriendjes… Jongens zijn echter weer beter in abstracte woorden en ruimtelijke oriëntatie. Dat is van groot belang bij het voorstellingsvermogen. De oorzaak ligt in de andere soorten spellen en activiteiten, die jongens ondernemen. Sommige computerspellen helpen heel goed om bepaalde hersengedeeltes te ontwikkelen. We moeten echter goed begrijpen, dat het hier gaat om de snelheid van ontwikkeling.Het zegt niets over intelligentie. “Het tempo waarin een boom groeit, zegt niets over hoe hoog hij wordt… Een langzaam groeiende boom kan best de hoogste worden”. We moeten dan ook zeer voorzichtig zijn met het stellen van diagnoses bij kinderen die langzamer zijn in hun ontwikkeling. Liefst drie keer te vaak wordt de diagnose “dyslectie” gesteld. Er zijn diverse vormen, die op latere leeftijd over gaan. Ook zien we een bijna “onstuitbare opmars” van de gedragsstoornis ADHD. Het gaat hier om het vermogen om impulsen te controleren en te remmen. Bij het ouder worden, groeit dit vermogen en verdwijnt het probleem langzaam. We moeten ons daarbij realiseren, dat de hersenontwikkeling niet “klaar” is bij 12 jaar! De rijping gaat voort tot ver na het 20ste levensjaar. De omgeving is daarbij bepalend voor een efficiënte hersenrijping. Vanaf de geboorte tot het tweede levensjaar beschikt een mens over meer hersencellen en verbindingen. Het is dan erg “vol” in het hoofd. Ongeveer 30% hiervan moet verdwijnen om de cellen die heel belangrijk zijn voor die persoon de kans te geven de “vleugels uit te slaan”. Zo heeft een autistisch kind van 4 jaar te veel cellen. Dat is belemmerend voor andere belangrijke cellen, die zich daardoor niet voldoende kunnen ontwikkelen. De omgeving speelt hierbij een belangrijke rol. Deze wordt voor een belangrijk deel bepaald door ouders en leerkrachten. Ouders en leerkrachten zou je kunnen vergelijken met fruittelers. Zij snoeien en mesten bij de ontwikkeling van de hersenen. In het onderwijs leren kinderen “van buiten”, ze automatiseren. Als bepaalde kennis geautomatiseerd is, vermindert bij de toepassing daarvan de hersenactiviteit. Daarmee ontstaat ruimte voor andere hersenactiviteiten. Niet voor niets benadrukte Jelle Jolles het belang van automatisering. Vergelijk het met autorijden: op het moment dat je automatisch, zonder nadenken alle mechanische handelingen kunt uitvoeren, ontstaat er ruimte om goed rond te kijken en om zelfs aan heel andere dingen te denken. Kinderen tussen de 8 en 14 jaar begrijpen de taal goed. Toch doet zich daar een probleem voor. Niet alle “paden” zijn klaar om die taal om te zetten in handelingen. We kunnen kinderen dan ook eindeloos blijven voorhouden hoe het MOET, waarschuwen of dwingen….. als het pad nog niet klaar is, zal het kind,
3
ondanks dat het weet waar het om gaat, er niet naar kunnen handelen. Voor opvoeders is dit een belangrijk gegeven. De omgeving is van beslissend belang bij de ontwikkelingen van de hersencellen en verbindingen. Leerkrachten maken vaak onvoldoende gebruik van de mogelijkheden. Het is belangrijk om kinderen verschillende strategieën aan te leren bij de oplossing van problemen. Strategieën zijn verschillende routes naar oplossingen. We moeten verschillende mogelijkheden om te “ervaren” aanbieden: verbaal, ruimtelijk, handelingsgericht, fijn motorisch, gebruik makend van het lichaamsschema. Het wiskundetalent kan aanzienlijk versterkt worden door gymles. Er vindt dan ook een snellere toename van netwerkvorming plaats.De keuze tussen een realistische rekenmethode en een abstraherende methode is snel gemaakt: BEIDE! Hoe goed je ergens in bent hangt af van de ontwikkeling van veel verschillende gebieden en de verbindingen. Ervaringen zijn daarom belangrijk! Zorg daarvoor! Zorg voor belevingen (denk in deze zin aan Kanamori uit de vorige uitgave van deze nieuwsuitgave). Ontwikkeling wordt gestimuleerd door alle ervaringen: pijn hebben, uit je dak gaan, je kop figuurlijk stoten, enz. We kunnen dat laten ervaren door toneelspel (belangrijk vooral voor puberemoties), verhalen vertellen, inleven in scenario’s, muziek en drama voor het invoelen van emoties. “Hangen” is voor jongeren een zinvolle ervaring om hun plek in de hiërarchie te leren. Ervaringen, oefenen, beleven….. het is vreselijk belangrijk voor de hersenontwikkeling. Dialoog is essentieel. Multi-dimensionaal kijken en een Multi-sectorale aanpak stimuleren. We moeten condities creëren voor talentontwikkeling. We moeten persoonlijke groei stimuleren en zo bijdragen tot de ontwikkeling van de mens. Bedenk: Slimme mensen worden niet geboren, maar gemaakt door hun hersenen te trainen. Een prachtig betoog van Jelle Jolles, dat op veel aanwezigen een grote indruk maakte. Een heldere richtingaanwijzer voor het realiseren van boeiend en passend onderwijs in een lerend perspectief.
4. Our European House, Bono
dr. Edward de
Op 9 november a.s. vindt in Den Bosch op de “School voor de toekomst” een internationale conferentie plaats onder de naam “Our European House”. Het gedachtegoed, dat hier via workshops en keynotes wordt aangeboden, richt zich niet alleen op het middelbaar onderwijs, maar sluit nauw aan bij wat wij noemen “de lerende organisatie”.
4
Leuk om te vermelden is dat Rodger Plantaz, leerkracht van de SO/VSO St. Jan Baptist, een bijdrage aan het programma levert. Tijdens de afsluitende theatershow treedt deze MOVARE-leerkracht met zijn groep “Audiofeel” op als gitarist tijdens de slotact. Interessant is het om even stil te staan bij de keynotespreker dr. Edward de Bono. Hij is een internationale autoriteit op het gebied van creatief denken. Hij had o.a. aanstellingen op de universiteiten van Oxford, Cambridge, Londen en Harvard en schreef meer dan 60 boeken die zijn uitgegeven in 35 talen. Beroemd is zijn methode van “De Zes Hoeden”, die hieronder in het kort staat beschreven. Met deze methode reikt De Bono een manier van denken aan die mensen snel en op doeltreffende wijze tot nieuwe ideeën helpt te komen. Het denkproces wordt opgesplitst in zes denkniveaus, voorgesteld door zes denkhoeden. Deze stellen ons in de gelegenheid ons denken te dirigeren, zoals een dirigent zijn orkest dirigeert. We kunnen dat element oproepen waaraan we behoefte hebben. Ook in vergaderingen - van welke aard dan ook - is het bijzonder nuttig als je over een mogelijkheid beschikt, mensen ertoe te brengen het platgetreden pad van hun normale denkwijze te verlaten en het ter tafel gebrachte onderwerp op een andere manier te overdenken. Het belangrijkste kenmerk van de denkmethoden van De Bono is dat de hulpmiddelen simpel, praktisch en effectief zijn. Parallel denken Onze traditionele denkmethoden zijn al eeuwen niet veranderd. Ze passen echter niet langer in de wereld van vandaag die snel verandert en waar behoefte is aan nieuwe concepten en ideeën. Discussiëren en argumenteren vormen de basis voor ons normale denken. De duidelijkste vorm van dit denken is te zien in de rechtszaal waar de aanklager de ene kant van een zaak verdedigt en de verdediger de andere kant. De ‘waarheid’ wordt bereikt door het debat. Discussie en debat zijn bruikbare hulpmiddelen voor het denken, maar ze zijn niet geschikt als belangrijkste hulpmiddel. Fouten benadrukken, kan leiden tot enige verbetering, maar leidt niet tot iets nieuws. Het samenvoegen van gezichtspunten leidt niet vanzelfsprekend tot nieuwe alternatieven. Er is behoefte aan constructieve en creatieve ideeën, aan het oplossen van problemen en zoeken naar kansen. Aan het ontwikkelen van nieuwe mogelijkheden in plaats van discussiëren over twee bestaande mogelijkheden. Bij parallel denken kan iedere denker zijn of haar gedachten naar voren brengen, gelijktijdig met de gedachten van anderen- waarbij de gedachten van de ander niet worden aangevallen. De methode van de zes
5
denkende hoeden is een praktische manier om parallel denken toe te passen. In plaats van alles tegelijk te doen, onderscheiden we de verschillende denkrichtingen van het denken. Hierdoor kan volledige aandacht worden besteed aan ieder aspect afzonderlijk. De methode van de zes denkende hoeden is een effectieve manier om de denktypen af te wisselen of te vragen om een bepaald denktype. De denkmethode kan zowel individueel, in tweetallen als in een groep worden gebruikt. Daarnaast kun je deze methodiek gebruiken in mondelinge en schriftelijke communicatie.
Korte beschrijving van de Zes Denkhoeden Hieronder volgt een korte karakteristiek van elk van de Zes Denkhoeden. De witte hoed Stelt vragen vanuit een ‘neutrale’ houding. Is geïnteresseerd in de feiten, cijfers en informatie. Met de witte hoed streven de denkers naar een zo groot mogelijke objectiviteit. Het vergaren van informatie is het doel. Cijfermateriaal is hierbij nuttig, studies worden aangehaald. Bij het witte denken zou je je moeten inbeelden een computer te zijn die zuiver feiten weergeeft. De rode hoed De rode hoed verleent emoties, intuïtie en gevoelsoordelen een legitieme status als belangrijk bestanddeel van ons denken. De rode gedachten behoeven geen argumenten. De denker kan de rode hoed opzetten om een gevoel te uiten, maar ook aan anderen vragen om de rode hoed op te zetten. De gele hoed De kleur van de zon verbeeldt het positieve en constructieve denken. Wat is er goed aan? De gele hoed brengt suggesties aan, zoekt naar de voordelen van een voorstel, ontwikkelt prille ideeën, bekijkt hoe ze in de praktijk werkbaar kunnen worden gemaakt. De gele denker is steeds op zoek naar kansen. De zwarte hoed De denker met de zwarte hoed vestigt de aandacht op alles wat verkeerd kan gaan, onjuist is of risico’s inhoudt. Hij geeft aan waarom iets niet zal functioneren. Het ‘zwartkijken’ is een objectieve poging om de negatieve elementen toe te voegen aan de landkaart.
De groene hoed Groen staat voor nieuw leven: deze hoed staat voor creatief denken, zoeken naar alternatieven, nieuwe ideeën, provocatie. Hier ontstaan de nieuwe dingen. Niets is gek genoeg. Dit is procesmatig wel de meest
6
kwetsbare hoed. Hier is het belangrijk de groene hoed op te houden en niet te vervallen in bijvoorbeeld de zwarte hoed. De blauwe hoed De blauwe overspant het denkproces. De blauwe hoed is de dirigent van het orkest, organiseert de vergaderingen, denkt over het denken. De blauwe denker definieert de problemen, formuleert de vragen en regelt de opeenvolging van de verschillende denktaken.
5. Aandacht voor sociaal-emotionele ontwikkeling in een mondiale samenleving, door Esther Bonné “Voor mij is dat de basis van het kind zijn. Je veilig en welkom voelen, er mogen zijn. Doen en delen waar je goed in bent en open staan voor wat je kunt leren”. Vanuit die gedachtegang startte ik zo’n vier jaar geleden het project “Umoja 4 kids”. Dit project is iets dat als het ware “uit mijn tenen komt”. Het is voor mij als een puzzel die, mijn hart, mijn passie, mijn ervaringen als juf en de behoefte van de maatschappij samen brengt”, aldus Esther Bonné. Wat is Umoja 4 kids? ‘Umoja 4 kids’ is een vier weken durend project over jezelf en de ander, over gelijk zijn, samenwerken en samen zijn, openstaan vóór en omgaan mét verschillen, elkaar helpen, over duurzame samenleving en de wereld. Kortom: ‘Actief burgerschap en sociale integratie’. Inhoud Het project start met een interactieve teambijeenkomst waarbij leerkrachten de rode draad van het lesprogramma aan den lijve ervaren. Daarnaast ontvangen ze de handleiding en aanvullende lesmaterialen.Op de dag dat het project op school start, introduceert Esther (de Umoja 4 kids begeleider) het project en leidt vervolgens wekelijks het nieuwe thema in. Tijdens de introductie worden kinderen en teamleden middels boeiende activiteiten geprikkeld om met het weekthema aan de slag te gaan.
Voorbeeld: Tijdens het thema “geluk”, wordt een gelukssjaaltje geïntroduceerd. Dit wordt door de leerkracht en de kinderen aan elkaar doorgegeven. Hierbij wordt de afspraak gemaakt dat je elkaar je recht in de ogen kijkt en een oprechte gelukswens uitspreekt voor de ander.
7
Vanuit de weekopening gaan de leerkrachten vervolgens zelf met hun groep aan de slag. Ze ontvangen daarvoor een complete handleiding met lessuggesties en kisten vol materialen. Deze kisten bestaan uit boeken, dvd’s, cd’s, gelukssjaaltjes, muziekinstrumenten, spiegels, grote dikke duimen, blinddoeken enz. Na vier weken is er een ‘Umoja 4 kids’ eindfeest en wordt het geleerde middels gedichten, muziek, eten, dans enzovoorts gedeeld met ouders en andere geïnteresseerden. Unieke aanpak Het project vindt zijn kracht in de aanpak: - Vier weken lang gaan alle groepen gelijktijdig aan de slag met dit project.Dit bevordert het saamhorigheids gevoel. Daarnaast kunnen leerkrachten, leerlingen en ouders elkaar zo optimaal inspireren. - Alle intelligenties worden aangesproken middels het uitgebreide aanbod van lesactiviteiten. - De activiteiten kunnen geïntegreerd worden in het lesprogramma zeker tijdens WO, creatieve vorming en sociaal emotionele ontwikkeling. - Umoja 4 kids biedt een professioneel begeleider. Deze is één dag per week op school aanwezig als vraagbaak, inspirator en drijvende motor achter het project. - Ouders en de schoolomgeving worden op allerlei manieren bij het project betrokken. - Er is een afsluitend feest waar kinderen op allerlei verschillende manieren delen hoe ze wereldburger zijn geworden. - Ter borging van het project is er een vervolgtraject met wekelijkse lessen beschikbaar. Doelen van het project Werelds doel (lange termijn) ‘Het creëren van openheid en echte ontmoetingen waardoor wederzijds respect en verrijking tussen unieke mensen met diverse achtergronden ontstaat. Kleinere doelen (na 4 weken) - Kinderen hebben meer zelfvertrouwen gekregen; - Ze geven elkaar en hun omgeving vaker complimenten; - Ze leren zichzelf, hun klasgenoten en de mens achter de leerkracht, op een andere manier, beter kennen; - Ze zijn nader tot elkaar gekomen; - Ze hebben ontdekt dat ze elkaar kunnen verrijken dankzij hun verschillen; - Ze kunnen beter samenwerken; - Er heerst een groot saamhorigheidsgevoel op school.
Nieuwsgierig? Tijdens de MOVARE-studiedag op 9 februari 2010 geeft Esher Bonné een ‘Umoja 4 kids’ workshop. Die dag krijg je de mogelijkheid zelf de verrassende aanpak van
8
‘Actief burgerschap en sociale integratie’ te ervaren! Meer informatie www.umoja4kids.nl
6. Ontwikkelingen Onderwijs
rond
Passend
In de notitie ‘Vernieuwing van de zorgstructuren in het funderend onderwijs’ (september 2005) signaleert de staatssecretaris een aantal knelpunten en beschrijft ze de richting waarin zorgstructuur vernieuwd kan worden.Hierin staat het begrip zorgplicht centraal: schoolbesturen krijgen de verantwoordelijkheid om voor alle leerlingen, ongeacht hun beperking, een passend onderwijsaanbod te realiseren. Kan een school dit niet of niet meer verzorgen, dan moet ze dit in overleg met andere scholen/schoolbesturen realiseren. Er is grote overeenstemming over: geen kind tussen wal en schip en voor elk kind een passende plek in het onderwijs. Dit betekent dat er geen thuiszitters en wachtlijsten mogen zijn, stroperige indicatieprocedures en onnodige bureaucratie moeten tot het verleden gaan behoren. Een doorgaande lijn in de vorm van goede aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs en een goede afstemming met jeugdzorg is daarbij voorwaardelijk beschrijft de ‘Uitwerkingsnotitie vernieuwing zorgstructuren funderend onderwijs’ (september 2006). In het invoeringsplan passend onderwijs (eind 2007) wordt nadrukkelijk gesteld dat passend onderwijs in de reguliere scholen voor basis- en voortgezet onderwijs begint. Het is de bedoeling dat er gewerkt wordt aan de versterking van de zorgbreedte van de scholen, hetgeen ook kan leiden tot allerlei tussenvormen tussen regulier en speciaal onderwijs. Bij de versterking van de zorgbreedte speelt de leerkracht een cruciale rol; naarmate leerkrachten beter in staat zijn om te kunnen gaan met de beperkingen van leerlingen, is er minder noodzaak tot verwijzing naar speciale voorzieningen. De betrokkenheid van leerkrachten bij de uitwerking van passend onderwijs is daarom van het grootste belang. De zorgbreedte in de reguliere scholen versterken vraagt om leerkrachten die handelingsbekwaam zijn of worden. Leerkrachten zien de vergroting van hun handelingsbekwaamheid in het werken met een grotere diversiteit aan zorgleerlingen als een uitdaging. Tegen de achtergrond van het scheppen van een stevig draagvlak is het luisteren naar de scholingswensen van leerkrachten en hun kanttekeningen bij passend
9
onderwijs van groot belang. Het formuleren van een antwoord op de vraag: “Hoe organiseren we de betrokkenheid van leerkrachten op de ontwikkeling van passend onderwijs?”, is ook voor MOVARE van eminent belang. Het onderzoek “Stand van zaken koplopers Passend Onderwijs 2008 – 2009 (juni 2009) geeft enkele aanknopingspunten: - Er bestaat onzekerheid over en angst voor de gevolgen die passend onderwijs zal hebben voor de onderpraktijk van leerkrachten: “Met welke diversiteit aan leerlingen krijg ik straks te maken en kan ik die diversiteit wel aan?” - Er is bezorgdheid over de vraag: “Zal de aandacht die we aan zorgleerlingen moeten besteden niet ten koste gaan van de rest van de leerlingen?” - Er is vrees voor verzwaring van de werkdruk en de toenemende administratieve lasten voor de leerkrachten: “Is er wel voldoende tijd en geld beschikbaar voor competentieontwikkeling?” Binnen Onderwijsstichting MOVARE functioneert vanaf april 2009 de projectgroep Passend Onderwijs MOVARE (PPOM). Aansluitend bij het bovenstaande geeft de projectgroep haar aanpak voorlopig de volgende karakteristieken mee: Passend onderwijs is gericht op de kwaliteit van het primaire proces, het werk met alle leerlingen in de klas en in de school. Het onderwijs dient zo goed mogelijk aan te sluiten bij de behoeften van de leerlingen, zodat leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen. Daaraan werken, maakt het onderwijs passender. Leerkrachten, schoolteams en schoolleiding werken, zeker vanaf het begin van Weer Samen Naar School (1991), al aan het onderwijs passender maken, bijvoorbeeld onder de naam adaptief onderwijs of onderwijs op maat. Passend onderwijs is dus niets nieuws en we staan al helemaal niet aan het begin van die ontwikkeling. We zijn in veel scholen en klassen al een behoorlijk eind op weg. Het huidige traject Passend Onderwijs moet ons helpen om de puntjes op de i te zetten en systematisch te kunnen werken aan het wegnemen van belemmeringen voor leerlingen, ouders en leerkrachten. Ouders die maar moeizaam hun weg vinden in de complexe structuren, kinderen voor wie het onderwijs niet voldoende aansluit op hun behoeften, kinderen die op wachtlijsten staan en zelfs kinderen die momenteel geen onderwijs krijgen en thuis zitten. Leerkrachten die zich onvoldoende competent voelen, die niet de hulp krijgen die ze nodig hebben of zich klem voelen zitten tussen de
10
‘afrekencultuur’ en goed willen zorgen voor hun leerlingen. Met andere woorden: er zijn genoeg aanwijzingen om er weer eens gezamenlijk flink de schouders onder te zetten. Passend onderwijs gaat over iedere klas, gaat over de werkvloer. Naast de leerling centraal willen we verbreden naar de leerkracht centraal (leerkracht wie ben je…?). Leerkrachten moeten zodanig ondersteund worden dat zij het onderwijs aan al hun leerlingen passend kunnen laten zijn. Leerkrachten willen we nadrukkelijk betrekken bij het traject, leerkrachten ervaren immers iedere dag waar het om gaat. De antwoorden op vragen als “Waar laten we kinderen in de kou staan?, ‘Wat weerhoudt ons ervan om het onderwijs passend te maken?’, ‘Waar hebben we vooral last van?, ‘Wat kan en moet beter?, ‘Welke mogelijkhedenheden hebben we om te werken aan verbeteringen?’, ‘Wat en wie hebben we daarvoor nodig?’, ‘Wat betekent dat voor de rol en taak van de leerkracht?” dienen gegeven te worden door de leerkrachten zelf in samenspraak met andere betrokkenen. De projectgroep zet zich in zodat het gesprek over Passend Onderwijs over het onderwijs zelf gaat. De inhoud van het onderwijs en de pedagogisch didactische aanpak staat centraal. In tweede instantie zullen we kritisch kijken naar de structuren en voorstellen ontwikkelen om die waar nodig aan te passen, zodat ze ondersteunend werken aan het realiseren van het uiteindelijke doel. In de volgende uitgave van ‘Boeiende en Passende Ontwikkelingen’ zullen we nader ingaan op: - De lessen die we trekken naar aanleiding van de lezing die dr. Wim Meijer op 15 september 2009 heeft verzorgd voor het nieuwe netwerk van intern begeleiders, ambulant begeleider en ondersteuners. - De relatie die er mogelijk te leggen is tussen de uitkomsten van het onderzoek naar de ontwikkeling van ons brein, het leren en de vertaling die dat krijgt in de onderwijsleersituatie in de klas ( prof. Jelle Jolles). - De samenhang tussen passend en boeiend onderwijs als twee kanten van één medaille die samen een krachtige impuls geven aan de kwaliteit van het onderwijs vertrekkend vanuit een lerend perspectief. Zie voor meer informatie: www.passendonderwijs.nl (de landelijke ontwikkelingen) www.passendonderwijszuid-limburg.nl (de regionale ontwikkelingen in Zuid Limburg)
11
7. De Werkgroep “Boeiend onderwijs” De werkgroep “Boeiend onderwijs” heeft een start gemaakt met de vergaderreeks 2009/2010. Er is afscheid genomen van een aantal mensen, maar er zijn ook weer drie nieuwe mensen bij gekomen: Diana Vaessen van bs. De Harlekijn, Wendy Gelissen van bs. Langeberg en Lia Boumans van bs. De Heyster. De groep heeft zich eerst uitgesproken over de persoonlijke voornemens voor dit schooljaar, de angsten en wat zij zeker niet meer wil… Vervolgens werd er een levendige dialoog over identiteit gevoerd, die werd bijgewoond door het CvBlid Henk Linssen en Nan Paffen van de werkgroep Identiteit. De dialoog maakte helder, dat identiteit niet los gezien kan worden van boeiend onderwijs. Te vaak wordt identiteit in één adem genoemd met godsdienst, hetgeen onjuist is.Een workshop op de MOVAREstudiedag en een studieochtend later dit jaar zal dit verhelderen.Voorts is verder gestalte gegeven aan de invulling van de ongeveer 25 workshops, waaruit de medewerkers op de MOVARE-studiedag kunnen kiezen. De deelnemers van de werkgroep ‘Boeiend Onderwijs’ hadden over deze eerste bijeenkomst een heel goed gevoel. Ben je ook geïnteresseerd? Je kunt vrijblijvend een bijeenkomst op de donderdagochtend bijwonen. Neem hiervoor contact op met Jef Caelen:
[email protected]
8. Overleg ‘Boeiend en Onderwijs’ (voormalige PCBO)
Passend
Het overleg ‘Boeiend en Passend Onderwijs’ heeft een duidelijke toevoeging vanuit passend onderwijs. Voor dat deel van de bijeenkomst sluiten de leden van de werkgroep “Passend onderwijs” dan ook aan bij deze vergadering. De eerste vergadering van dit schooljaar werd gebruikt om een goed beeld te geven van de actuele ontwikkelingen rond het thema “Passend onderwijs”. Het ging om de wettelijke verplichtingen, maar ook om de visie die MOVARE op dit item heeft. Duidelijk werd ook dat het onlosmakelijk verbonden is met boeiend onderwijs. Daarnaast zijn de mensen van het overleg ‘Boeiend en Passend Onderwijs’ bezig met de voorbereiding voor de deelname aan de Pegasus conferentie in Seattle in november van dit jaar. In de volgende nieuwsuitgave van ‘Boeiende en Passende Ontwikkelingen’ wordt uitgebreid verslag gedaan van de opbrengsten van dit bezoek.
12
Colofon ‘Boeiende
en
Passende
Ontwikkelingen’
is een
nieuwsuitgave
van
‘Boeiend
en
Passend
Onderwijs’.
Vormgeving en redactie Linda Noteborn en John Wevers (eindredactie) Volgende uitgave Januari 2010 Uiterste inleverdatum kopij Woensdag 16 december 2009 a.s. via
[email protected]
13