LJN: BI6832, Centrale Raad van Beroep , 08/2290 WMO + 08/2317 WMO Datum uitspraak: 29-04-2009 Datum publicatie: 08-06-2009 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: De Raad leidt uit de wetsgeschiedenis af dat de wetgever de doelgroep van de maatschappelijke ondersteuning, als bedoeld in de Wmo, uitdrukkelijk ruimer heeft omschreven dan het begrip gehandicapte in de zin van de Wvg.
Uitspraak 08/2290 WMO 08/2317 WMO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
UITSPRAAK
op het hoger beroep van [appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 9 april 2008, 07/1916 (hierna: aangevallen uitspraak) in het geding tussen appellant en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren (hierna: College)
Datum uitspraak: 29 april 2009
I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. D. Grégoire, advocaat te Sittard, hoger beroep ingesteld. Het College heeft een verweerschrift ingediend. Appellant heeft een brief van C.P. Kalisvaart-van Wageningen, maatschappelijk werkster, van 13 november 2008 ingezonden. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op 4 februari 2009, waar partijen met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN 1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. 1.1. Op 22 juni 2006 heeft appellant op grond van het bepaalde bij en krachtens de et maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verzocht om een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten (hierna: verhuiskostenvergoeding) in verband met de voorgenomen verhuizing van zijn woning aan [het adres] 1] te Echt-Susteren naar de woning aan [het adres] 2] te Obbicht. 1.2. Naar aanleiding van die aanvraag heeft Wmo-consulent L. Jaemen op 6 juli 2007 een telefonisch intakegesprek met appellant gevoerd. Bij dat gesprek heeft appellant onder meer aangegeven dat hij wenst te verhuizen omdat sprake is van een langlopend burenconflict, het huis aan [het adres] 1] voor hem en zijn echtgenote te groot is geworden en hij de tuin niet meer zelf kan onderhouden. Appellant heeft vermeld dat hij evenwichts-, blaas- en psychische problemen heeft en dat hij beperkingen heeft bij het lopen en traplopen. Desgevraagd heeft appellant aangegeven dat hij op de bovenverdieping (van de eengezinswoning) slaapt en dat hij deze zelfstandig kan bereiken. 1.3. Bij besluit van 11 juli 2007 heeft het College beslist om de aanvraag af te wijzen omdat bij appellant geen sprake is van ergonomische beperkingen op het gebied van wonen. Daarbij is overwogen dat appellant de slaapkamer op de bovenverdieping zelfstandig kan bereiken door gebruik te maken van de trap. 1.4. Bij besluit van 20 november 2007 heeft het College het bezwaar van appellant tegen het be-sluit van 11 juli 2007 ongegrond verklaard. Voor de motivering is verwezen naar het advies van de Bezwarencommissie sociale voorzieningen van de gemeente Echt-Susteren (hierna: Commissie) van 9 november 2007. De Commissie heeft zich blijkens dit advies op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek die het normale gebruik van de woning aan [het adres] 1] belemmeren. De in het intakegesprek verkregen gegevens geven de Commissie geen aanleiding voor het laten verrichten van een medisch onderzoek. Voorts is volgens de Commissie niet gebleken van beperkingen op het gebied van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie. De financiële situatie van appellant en de gestelde omstandigheden dat de woning te groot en het tuinonderhoud te zwaar is geworden, zijn volgens de Commissie in het
kader van de toepassing van de Wmo niet relevant te achten. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 20 november 2007 ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank geoordeeld dat dit besluit van - dat is gebaseerd op artikel 2, eerste lid, sub a, in samenhang met artikel 16 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Echt-Susteren (hierna: Verordening) - in rechte stand kan houden. Zij heeft daartoe overwogen dat appellant niet dusdanige ergonomische beperkingen heeft dat hij zich niet in of om de te verlaten woning kon verplaatsen. Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin gebleken van chronische psychische of psychosociale problemen van appellant in verband met de woonomgeving, op grond waarvan het College een compensatieplicht zou hebben. De problemen met de buren bestonden al geruime tijd en vormden eerder ook geen reden om te verhuizen. De rechtbank onderschrijft het standpunt van het College dat normaal gebruik van de woning mogelijk was en dat het College niet gehouden was een nader medisch onderzoek in te stellen. 3.1. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Aangevoerd is onder meer dat hij de slaapkamer van de woning aan [het adres] 1] steeds moeilijker kon bereiken en dat hij daarom wilde verhuizen. Appellant heeft uitdrukkelijk betwist dat de oorzaak van de verhuizing zou zijn gelegen in problemen met de buren. 3.2. Het College persisteert in hoger beroep bij zijn eerder ingenomen standpunt. 4. De Raad komt tot de volgende beoordeling 4.1. Artikel 1 van de Wmo bepaalt het volgende: “1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: (...) g. maatschappelijke ondersteuning (…) 5. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem; 6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het onderhouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer: (…).”. 4.2. Artikel 4 van de Wmo bepaalt het volgende: “1. Ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, treft het college van burgemeester en wethouders voorzieningen op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning; c. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel; d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. 2. Bij het bepalen van de voorzieningen houdt het college van burgemeester en wethouders rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van
de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen voorzien.”. 4.3. Artikel 5 van de Wmo luidt als volgt: “1. De gemeenteraad stelt met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening regels vast over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget. (…)”. 4.4. Aan artikel 5, eerste lid, van de Wmo is in de gemeente Echt-Susteren uitvoering gegeven door vaststelling van de Verordening. Deze luidt, voor zover hier van belang, als volgt: “Artikel 1 In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder: (…) b. Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het college van burgemeester en wethouders om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, door het treffen van voorzieningen, een zodanige uitgangspositie te verschaffen dat zij in aanvaardbare mate zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie; c. Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten bij deelname aan het normale maatschappelijke verkeer; d. Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten bij deelname aan het normale maatschappelijk verkeer, te weten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden. (…) Artikel 13 De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit: (…) d. een financiële tegemoetkoming in de kosten van een individuele woonvoorziening. Artikel 15 De in artikel 13 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit: a. een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten; (…) Artikel 16 1. een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a. in aanmerking worden
gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren; (…)”. Psychosociaal probleem 5.1.1. De Raad stelt vast dat de in artikel 1, eerste lid onder g, onderdelen 5 en 6 van de Wmo omschreven maatschappelijke ondersteuning betrekking heeft op mensen met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. 5.1.2. De Raad ontleent aan de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II, 30131, nr. 3, blz. 29) met betrekking tot de uitleg van dit artikel het volgende: “Wat precies verstaan moet worden onder “mensen met een beperking” is vooral van belang voor het beleidsterrein in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 6°. De regering gaat in het kader van dit wetsvoorstel uit van mensen met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische of anderszins chronische psychische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap. Het gaat hier in alle gevallen om kenmerken van de persoon. Men is bijvoorbeeld door ouderdom slecht ter been geworden, is van kinds af aan zintuiglijk gehandicapt, of heeft door ziekte of door een ongeval een of meer lichaamsfuncties verloren. Verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan deelname aan het maatschappelijk verkeer, kan echter ook een gevolg zijn van problemen die iemand heeft in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving. In dat geval is sprake van een “psychosociaal probleem”.Deze omschrijving is ruimer dan de definiëring van het begrip “gehandicapte” in de Wvg. In die wet wordt “gehandicapte” gedefinieerd in termen van de voorzieningen die de gemeente krachtens de wet aan een gehandicapte moet verlenen. In dit wetsvoorstel, met ruime beleidvrijheid voor de gemeente, is zo’n definiëring niet mogelijk. De regering heeft daarom gekozen voor de brede definitie van “mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem.” 5.1.3. Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) definieert het begrip gehandicapte als: “een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervindt op het gebied van het wonen of van het zich binnen of buiten de woning verplaatsen”. 5.1.4. De Raad leidt uit hetgeen is overwogen onder 5.1.1 tot en met 5.1.3 af dat de wetgever de doelgroep van de maatschappelijke ondersteuning, als bedoeld in de Wmo, uitdrukkelijk ruimer heeft omschreven dan het begrip gehandicapte in de zin van de Wvg. 5.1.5. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Verordening kan een persoon, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de Wmo voor een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren. Deze bepaling heeft mitsdien tot gevolg dat de doelgroep die voor een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten in aanmerking kan komen, beperkt is tot personen die als gevolg van een ziekte of gebrek beperkingen ondervinden. Dit resultaat is strijdig met de door de wetgever beoogde, in artikel 1, eerste lid onder g, onderdelen 5 en 6 van de Wmo neergelegde
verbreding van de doelgroep die in aanmerking kan komen voor maatschappelijke ondersteuning, nu deze ook personen met een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem omvat. In zoverre is het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van de Verordening in strijd met de Wmo. 5.2.1. De Raad is in het onderhavige geval niet gebleken van een chronisch psychisch probleem, dan wel een psychosociaal probleem, nu appellant in hoger beroep uitdrukkelijk heeft ontkend dat hij is verhuisd als gevolg van problemen met de buren. 5.2.2. Ook overigens bieden de gedingstukken geen steun voor het oordeel dat bij appellant ten tijde in geding sprake was van beperkingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 6, van de Wmo waardoor het normale gebruik van de woning aan [het adres] 1] te Echt-Susteren werd beperkt. De Raad kent doorslaggevende betekenis toe aan het intakegesprek van 6 juli 2006 en de hoorzitting van 28 augustus 2007 waarin appellant heeft verklaard dat hij in staat was om trap te lopen. De brief van C.P. Kalisvaart-van Wageningen, maatschappelijk werkster, van 13 november 2008 brengt de Raad niet tot een ander oordeel nu daarin slechts staat te lezen dat de onderhavige procedure bij appellant en zijn echtgenote aanzienlijke spanningen veroorzaakt. Onder deze omstandigheden behoefde het College met betrekking tot de bereikbaarheid van de bovenverdieping geen nader medisch onderzoek te verrichten. 5.4. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep slaagt en dat de beslissing op bezwaar van 20 november 2007 dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat ook de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd waarin het beroep tegen dit besluit ongegrond is verklaard. De Raad vindt in hetgeen overwogen is in 5.2.1 en 5.2.2 aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Hiermee is gegeven dat het verzoek om het College te veroordelen tot schadevergoeding dient te worden afgewezen. 5.5. De Raad veroordeelt het College tot vergoeding van de proceskosten. Deze worden begroot op € 322,-- in beroep en € 322,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep gegrond; Vernietigt het besluit van 20 november 2007; Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven; Wijst het verzoek om het College te veroordelen tot schadevergoeding af; Veroordeelt het College tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van in totaal € 644,--, te betalen door de gemeente Echt-Susteren;
Bepaalt dat de gemeente Echt-Susteren het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 146,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. BerkelKikkert en H.C.P. Venema als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 april 2009.
(get.) R.M. van Male.
(get.) W. Altenaar.