1 | JAARPLAN Het volgende jaarplan is een uitgebreid document dat in detail weergeeft hoe er in Pionier 4 gewerkt wordt rond de leerplandoelstellingen (VVKSO) en de eindtermen geschiedenis. Het document is opgebouwd in vier kolommen. De eerste kolom geeft aan over welk deel van het leerwerkboek het gaat. Daaronder vind je het voorziene aantal lessen. Dit is een schatting waarvan wij denken dat deze min of meer realistisch is. Omdat wij een jaarplan in de eerste plaats als een werkdocument beschouwen, hebben we een extra vakje ‘Effectieve lesuren’ toegevoegd. Hier kan je als leerkracht het aantal lessen invullen dat je effectief besteed hebt aan dit onderdeel van het leerwerkboek. De tweede kolom toont de leerplandoelstellingen, opgesteld door het VVKSO. Wanneer een stukje tekst cursief staat, betekent dit dat dit onderdeel van de leerplandoelstelling hier niet verwezenlijkt wordt. De derde kolom geeft de vindplaats in het leerwerkboek aan. Zo weet je als leerkracht precies waar en wanneer je een bepaalde leerplandoelstelling gehaald hebt. Soms staan de oefeningen precies aangeduid maar bij sommige leerplandoelstellingen is deze werkwijze niet haalbaar. Daarom zal je soms de titel van een bepaald hoofdstuk of zelfs het volledige deel ernaast zien staan. Dat betekent dus dat je het volledige aangeduide deel hoort te doorlopen met je leerlingen om de doelstellingen te behalen. De vierde en ook laatste kolom geeft de eindtermen, opgesteld door het Vlaamse Ministerie van Onderwijs, weer. Je kunt dit jaarplan ook downloaden via pionier.deboeck.com. Op die manier kun je het document aanpassen naar je eigen wensen en planning.
Jaarplan
7
8
Jaarplan
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
1u
1 De nieuwe tijd in de tijd geplaatst 2 De nieuwe tijd in een andere tijd geplaatst 3 Het mythische jaar ‘1492’
Intro 1 Tijd
Inhoud
3 Het mythische jaar ‘1492’ 1 De nieuwe tijd in de tijd geplaatst
3 Het mythische jaar ‘1492’
2 De nieuwe tijd in een andere tijd geplaatst 3 Het mythische jaar ‘1492’ 3 Het mythische jaar ‘1492’ 3 Het mythische jaar ‘1492’
8 De leerlingen verdiepen, verfijnen en verruimen de vaardigheden van de eerste graad die verband houden met het formuleren en toepassen van elementaire aspecten van de historische methode (heuristiek, kritiek en synthese) en met het ordenen van informatie in tijd, ruimte en maatschappelijk kader.
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
11 De leerlingen onderscheiden oorzaak en gevolg, continuïteit en discontinuïteit, feit en fictie, gewilde en ongewilde gevolgen, gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid.
16 De leerlingen kunnen argumenten geven voor verschillende interpretaties van het bestudeerde verleden.
18 De leerlingen geven blijk van een kritische houding bij het gebruik van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
19 De leerlingen beseffen dat de kennis van het verleden niet exact de historische werkelijkheid weergeeft en dat onze historische kennis onvolledig en voorlopig is.
3 Het mythische jaar ‘1492’
2 De nieuwe tijd in een andere tijd geplaatst
1 De nieuwe tijd in de tijd geplaatst 2 De nieuwe tijd in een andere tijd geplaatst
Vindplaats
6 Leerlingen kunnen aantonen dat verleden en geschiedenis twee verschillende dingen zijn en dat elke ‘historische’ waarheid een voorlopig en onvolledig eindproduct is.
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
2 De leerlingen kunnen systematisch verbanden leggen tussen de dimensies tijd, ruimte en socialiteit, tussen de verschillende domeinen binnen de socialiteit, tussen de geschiedenis van onze gewesten en de algemene Europese geschiedenis, de westerse cultuur en de niet-westerse culturen, de eigentijdse levensproblemen en deze van vroeger.
1 De leerlingen kunnen aantonen dat het bij de historische fasering of tijdsafbakening slechts gaat om een wetenschappelijke methode en dat deze fasering niet noodzakelijk samenvalt voor alle deelcomponenten noch voor alle samenlevingen.
INTRO’S
Leerplandoelstellingen
-
21
-
-
17, 20, 21, 22
25
-
3
2
1
ET
Jaarplan
9
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
Intro 3 Maatschappelijke domeinen
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
1 De oude wereld 2 De nieuwe wereld
Intro 2 Ruimte
1u
1u
Intro 3 Maatschappelijke domeinen
Intro 3 Maatschappelijke domeinen
Intro 3 Maatschappelijke domeinen
Intro 3 Maatschappelijke domeinen Intro 3 Maatschappelijke domeinen Conclusie
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
8 De leerlingen verdiepen, verfijnen en verruimen de vaardigheden van de eerste graad die verband houden met het formuleren en toepassen van elementaire aspecten van de historische methode (heuristiek, kritiek en synthese) en met het ordenen van informatie in tijd, ruimte en maatschappelijk kader.
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
11 De leerlingen onderscheiden oorzaak en gevolg, continuïteit en discontinuïteit, feit en fictie, gewilde en ongewilde gevolgen, gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid.
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
18 De leerlingen geven blijk van een kritische houding bij het gebruik van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
Intro 3 Maatschappelijke domeinen
Oef. 4
18 De leerlingen geven blijk van een kritische houding bij het gebruik van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
2 De leerlingen kunnen systematisch verbanden leggen tussen de dimensies tijd, ruimte en socialiteit, tussen de verschillende domeinen binnen de socialiteit, tussen de geschiedenis van onze gewesten en de algemene Europese geschiedenis, de westerse cultuur en de niet-westerse culturen, de eigentijdse levensproblemen en deze van vroeger.
Oef. 5
Oef. 4
Intro 2 Ruimte
Oef. 5
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
12 De leerlingen kunnen historische gebeurtenissen en ontwikkelingen op het heden betrekken (‘actualiseren’).
8 De leerlingen verdiepen, verfijnen en verruimen de vaardigheden van de eerste graad die verband houden met het formuleren en toepassen van elementaire aspecten van de historische methode (heuristiek, kritiek en synthese) en met het ordenen van informatie in tijd, ruimte en maatschappelijk kader.
21
-
7
17, 18, 21, 23, 24
13, 15, 17, 18, 21, 23, 24
3
8
21
-
13
14, 15, 16, 17, 18, 21, 22, 23, 24, 25
10
Jaarplan
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
1u
Intro 4 Begeleid zelfstandig onderzoek: Historische kritiek
Intro 4 Begeleid zelfstandig onderzoek: Historische kritiek
Intro 4 Begeleid zelfstandig onderzoek: Historische kritiek Intro 4 Begeleid zelfstandig onderzoek: Historische kritiek Intro 4 Begeleid zelfstandig onderzoek: Historische kritiek Intro 4 Begeleid zelfstandig onderzoek: Historische kritiek Intro 4 Begeleid zelfstandig onderzoek: Historische kritiek
13 De leerlingen kunnen het maatschappelijk gedrag uit het verleden interpreteren vanuit de toenmalige, historische context; de leerlingen kunnen minimaal voorbeelden geven van normconformerend en normafwijkend gedrag.
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
18 De leerlingen geven blijk van een kritische houding bij het gebruik van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
23 De leerlingen kunnen zich inleven in het dagelijkse leven van de mens uit de bestudeerde samenleving.
24 De leerlingen hechten waarde aan het bevragen van het heden en het verleden bij de motivering van meningen en standpunten in de confrontatie met historische en actuele spanningsvelden.
Intro 4 Begeleid zelfstandig onderzoek: Historische kritiek
Stap 2
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
8 De leerlingen verdiepen, verfijnen en verruimen de vaardigheden van de eerste graad die verband houden met het formuleren en toepassen van elementaire aspecten van de historische methode (heuristiek, kritiek en synthese) en met het ordenen van informatie in tijd, ruimte en maatschappelijk kader.
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
20, 25
20
-
-
12
17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24
14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26
12
Jaarplan
11
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
2 Voorbereiden
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
1 Oriënteren
1u
0,5u
Oef. 1a Doc. 20
9 De leerlingen plaatsen evenementen op een conjuncturele en/of structurele langetermijnlijn.
12 De leerlingen kunnen historische gebeurtenissen en ontwikkelingen op het heden betrekken (‘actualiseren’).
8 De leerlingen verdiepen, verfijnen en verruimen de vaardigheden van de eerste graad die verband houden met het formuleren en toepassen van elementaire aspecten van de historische methode (heuristiek, kritiek en synthese) en met het ordenen van informatie in tijd, ruimte en maatschappelijk kader.
Oef. 1
Waar sprak Fernand Braudel van de ‘lange 16de eeuw’?
1 Oriënteren
8 De leerlingen verdiepen, verfijnen en verruimen de vaardigheden van de eerste graad die verband houden met het formuleren en toepassen van elementaire aspecten van de historische methode (heuristiek, kritiek en synthese) en met het ordenen van informatie in tijd, ruimte en maatschappelijk kader.
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
1 Oriënteren
1 Oriënteren
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
2 De leerlingen kunnen systematisch verbanden leggen tussen de dimensies tijd, ruimte en socialiteit, tussen de verschillende domeinen binnen de socialiteit, tussen de geschiedenis van onze gewesten en de algemene Europese geschiedenis, de westerse cultuur en de niet-westerse culturen, de eigentijdse levensproblemen en deze van vroeger.
Bestemming 1 De lange 16de eeuw (1450-1650)
17, 18, 19, 22, 23
10
13
7
12, 13, 26
3
13
12
Jaarplan
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
3u
3.1 Socio-economisch: Arm en rijk
3 Uitvoeren
BZO Antwerpen in de 16de eeuw
Oef. 5b Conclusie D BZO Antwerpen in de 16de eeuw Oef. 3 Oef. 7d BZO Antwerpen in de 16de eeuw: oef. 5a BZO Antwerpen in de 16de eeuw 3.1 Socio-economisch: Arm en rijk
3.1 Socio-economisch: Arm en rijk 3.1 Socio-economisch: Arm en rijk Oef. 5b BZO Antwerpen in de 16de eeuw
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
11 De leerlingen onderscheiden oorzaak en gevolg, continuïteit en discontinuïteit, feit en fictie, gewilde en ongewilde gevolgen, gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid.
12 De leerlingen kunnen historische gebeurtenissen en ontwikkelingen op het heden betrekken (‘actualiseren’).
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
20 De leerlingen beseffen dat de fundamentele problemen van mens en samenleving dezelfde blijven maar dat de oplossingen veranderlijk zijn en met de historische context verbonden.
22 De leerlingen hebben interesse en waardering voor de strijd van de mens om verbetering van het eigen bestaan en van de samenleving.
23 De leerlingen kunnen zich inleven in het dagelijkse leven van de mens uit de bestudeerde samenleving.
24 De leerlingen hechten waarde aan het bevragen van het heden en het verleden bij de motivering van meningen en standpunten in de confrontatie met historische en actuele spanningsvelden.
Was de lange 16de eeuw een periode van welvaart, groei, expansie en innovatie?
Welke oplossingen voor het armoedeprobleem werden in de 16de eeuw door geleerden, hervormers en wereldlijke overheden voorgesteld?
Oef. 1a en 4
8 De leerlingen verdiepen, verfijnen en verruimen de vaardigheden van de eerste graad die verband houden met het formuleren en toepassen van elementaire aspecten van de historische methode (heuristiek, kritiek en synthese) en met het ordenen van informatie in tijd, ruimte en maatschappelijk kader.
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
25
-
22
23, 28
-
13
7
17, 18, 19 20, 21, 22, 23, 24
13, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25
10
3
Jaarplan
13
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
7u
3.2 Cultureel: Een culturele revolutie?
3 Uitvoeren
Oef. 5 Was de lange 16de eeuw een periode van welvaart, groei, expansie en innovatie?
6 Leerlingen kunnen aantonen dat verleden en geschiedenis twee verschillende dingen zijn en dat elke ‘historische’ waarheid een voorlopig en onvolledig eindproduct is.
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
Oef. 5 Conclusie Uitvoeren Cultureel
Conclusie H en K Oef. 19 Conclusie BZO Conclusie Conclusie F en H Conclusie 3.2 Cultureel: Een culturele revolutie? Conclusie L en M
8 De leerlingen verdiepen, verfijnen en verruimen de vaardigheden van de eerste graad die verband houden met het formuleren en toepassen van elementaire aspecten van de historische methode (heuristiek, kritiek en synthese) en met het ordenen van informatie in tijd, ruimte en maatschappelijk kader.
9 De leerlingen plaatsen evenementen op een conjuncturele en/of structurele langetermijnlijn.
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
11 De leerlingen onderscheiden oorzaak en gevolg, continuïteit en discontinuïteit, feit en fictie, gewilde en ongewilde gevolgen, gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid.
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
23 De leerlingen kunnen zich inleven in het dagelijkse leven van de mens uit de bestudeerde samenleving.
24 De leerlingen hechten waarde aan het bevragen van het heden en het verleden bij de motivering van meningen en standpunten in de confrontatie met historische en actuele spanningsvelden.
Vond er tijdens de 16de eeuw een culturele revolutie plaats?
Oef. 12f BZO De renaissance Conclusie H
Conclusie H en K
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
3 De leerlingen kunnen de grote ontwikkelingslijnen formuleren en tonen de daaraan gekoppelde inzichten op lange termijn van het ontstaan, de uitbouw en de ondergang van de westerse samenleving tussen ca. 500 tot ca. 1800.
25
-
-
7
17, 18, 19, 21, 22, 23
7
13, 16, 17, 18, 19, 21, 22, 23
10
-
3
4, 6
14
Jaarplan
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
3.3 Politiek: De Nederlanden
3 Uitvoeren
3u
Oef. 6
Was de lange 16de eeuw een periode van welvaart, groei, expansie en innovatie?
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader. Conclusie A en B 3.3 Politiek: De Nederlanden
Oef. 9b Conclusie Oef. 9a
9 De leerlingen plaatsen evenementen op een conjuncturele en/of structurele langetermijnlijn.
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
11 De leerlingen onderscheiden oorzaak en gevolg, continuïteit en discontinuïteit, feit en fictie, gewilde en ongewilde gevolgen, gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid.
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
23 De leerlingen kunnen zich inleven in het dagelijkse leven van de mens uit de bestudeerde samenleving.
Geschiedenis van de Nederlanden 1500-1648
Conclusie A en B
3.3 Politiek: De Nederlanden
3 De leerlingen kunnen de grote ontwikkelingslijnen formuleren en tonen de daaraan gekoppelde inzichten op lange termijn van het ontstaan, de uitbouw en de ondergang van de westerse samenleving tussen ca. 500 tot ca. 1800.
2 De leerlingen kunnen systematisch verbanden leggen tussen de dimensies tijd, ruimte en socialiteit, tussen de verschillende domeinen binnen de socialiteit, tussen de geschiedenis van onze gewesten en de algemene Europese geschiedenis, de westerse cultuur en de niet-westerse culturen, de eigentijdse levensproblemen en deze van vroeger.
-
-
7
17, 18, 19, 21, 22, 23
7
10
3
6
4, 8
Jaarplan
15
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
5u
1 Waarom startten de Europeanen op het einde van de middeleeuwen met de ontdekkingstochten? 2 Welke culturen bestonden er voor en tijdens de komst van de Europeanen in Amerika? 3 Welke gevolgen hadden de ontdekkingsreizen voor de Oude en Nieuwe Wereld?
Excursie: Naar een Nieuwe Wereld
Oef. 6
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
Oef. 8a
Oef. 11d 3 Welke gevolgen hadden de ontdekkingsreizen voor de Oude en Nieuwe Wereld?
8 De leerlingen verdiepen, verfijnen en verruimen de vaardigheden van de eerste graad die verband houden met het formuleren en toepassen van elementaire aspecten van de historische methode (heuristiek, kritiek en synthese) en met het ordenen van informatie in tijd, ruimte en maatschappelijk kader.
12 De leerlingen kunnen historische gebeurtenissen en ontwikkelingen op het heden betrekken (‘actualiseren’).
14 De leerlingen kunnen aantonen dat mensen in andere tijden keuzen moesten maken zonder de gevolgen ervan te kennen, met andere woorden aantonen dat de beleefde tijd (van de tijdgenoot) verschilt van de ‘geconstrueerde’ tijd (van de historicus).
Welke gevolgen hadden de ontdekkingsreizen voor de Oude en Nieuwe Wereld?
Waarom startten de Europeanen op het einde van de middeleeuwen met de ontdekkingstochten? Welke culturen bestonden er voor en tijdens de komst van de Europeanen in Amerika?
Oef. 8a
4 De leerlingen tonen aan dat agrarische samenlevingen een aantal gemeenschappelijke structurele kenmerken vertonen.
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
Oef. 2 en 8a
2 Welke culturen bestonden er voor en tijdens de komst van de Europeanen in Amerika?
2 De leerlingen kunnen systematisch verbanden leggen tussen de dimensies tijd, ruimte en socialiteit, tussen de verschillende domeinen binnen de socialiteit, tussen de geschiedenis van onze gewesten en de algemene Europese geschiedenis, de westerse cultuur en de niet-westerse culturen, de eigentijdse levensproblemen en deze van vroeger.
1 De leerlingen kunnen aantonen dat het bij de historische fasering of tijdsafbakening slechts gaat om een wetenschappelijke methode en dat deze fasering niet noodzakelijk samenvalt voor alle deelcomponenten noch voor alle samenlevingen.
-
13
15, 17, 18, 19, 21, 23
10
3
11
2, 5, 11, 13
1
16
Jaarplan
Oef. 8a en 8d 2 Welke culturen bestonden er voor en tijdens de komst van de Europeanen in Amerika? Oef. 7, 8a en 11b
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
21 De leerlingen tonen belangstelling voor de overblijfselen uit het verleden en voor de actuele samenleving.
23 De leerlingen kunnen zich inleven in het dagelijkse leven van de mens uit de bestudeerde samenleving.
-
-
-
Jaarplan
17
Eindconclusie
2, 5
4, 6
17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24 25
21, 24, 25
2 De leerlingen kunnen systematisch verbanden leggen tussen de dimensies tijd, ruimte en socialiteit, tussen de verschillende domeinen binnen de socialiteit, tussen de geschiedenis van onze gewesten en de algemene Europese geschiedenis, de westerse cultuur en de niet-westerse culturen, de eigentijdse levensproblemen en deze van vroeger.
3 De leerlingen kunnen de grote ontwikkelingslijnen formuleren en tonen de daaraan gekoppelde inzichten op lange termijn van het ontstaan, de uitbouw en de ondergang van de westerse samenleving tussen ca. 500 tot ca. 1800.
6 Leerlingen kunnen aantonen dat verleden en geschiedenis twee verschillende dingen zijn en dat elke ‘historische’ waarheid een voorlopig en onvolledig eindproduct is.
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
16 De leerlingen kunnen argumenten geven voor verschillende interpretaties van het bestudeerde verleden.
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
24 De leerlingen hechten waarde aan het bevragen van het heden en het verleden bij de motivering van meningen en standpunten in de confrontatie met historische en actuele spanningsvelden.
25 De leerlingen hebben een open geesteshouding ten aanzien van de historische en actuele werkelijkheid.
18
Jaarplan
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
2 Voorbereiden
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
1 Oriënteren
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
4 Reflecteren
Reflecteren 4.6
Reflecteren 4.3
Oef. 2 Oef. 1
20 De leerlingen beseffen dat de fundamentele problemen van mens en samenleving dezelfde blijven maar dat de oplossingen veranderlijk zijn en met de historische context verbonden.
Oef. 1
Wat is macht? Oef. 1
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader 0,75u
1 Oriënteren
Bestemming 2: De 17de eeuw: eeuw van de vorstenstaten
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
12 De leerlingen kunnen historische gebeurtenissen en ontwikkelingen op het heden betrekken (‘actualiseren’).
2 De leerlingen kunnen systematisch verbanden leggen tussen de dimensies tijd, ruimte en socialiteit, tussen de verschillende domeinen binnen de socialiteit, tussen de geschiedenis van onze gewesten en de algemene Europese geschiedenis, de westerse cultuur en 0,25u de niet-westerse culturen, de eigentijdse levensproblemen en deze van vroeger.
1u
2 De leerlingen kunnen systematisch verbanden leggen tussen de dimensies tijd, ruimte en socialiteit, tussen de verschillende domeinen binnen de socialiteit, tussen de geschiedenis van onze gewesten en de algemene Europese geschiedenis, de westerse cultuur en de nietwesterse culturen, de eigentijdse levensproblemen en deze van vroeger.
23 ,28
-
17, 18, 19, 20, 23
10
2,
-
13
2, 5, 11, 13
Jaarplan
19
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
5u
3.1 Vorstelijke macht in Frankrijk
3 Uitvoeren
Wie heeft de macht? Wat houdt de macht juist in? Van wie is de macht verkregen? (toegepast op Frankrijk) Conclusie Uitvoeren Vorstelijke macht in Frankrijk Oef. 7a
Cultuur als propaganda
Conclusie Uitvoeren Vorstelijke macht in Frankrijk Oef. 7a
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
13 De leerlingen kunnen het maatschappelijk gedrag uit het verleden interpreteren vanuit de toenmalige, historische context; de leerlingen kunnen minimaal voorbeelden geven van normconformerend en normafwijkend gedrag.
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
Oef. 8a - 10 i, h en j
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
-
-
17, 18, 19, 20, 21, 23
10
3
20
Jaarplan
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
2u
3.2 BZO: Koninklijke macht in Engeland
3 Uitvoeren
Stap 1: oefening in de analyse van bronnen Stap 3: syntheseoefening
Stap 1 - n Stap 3: syntheseoefening
Stap 3: syntheseoefening BZO: Koninklijke macht in Engeland
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
11 De leerlingen onderscheiden oorzaak en gevolg, continuïteit en discontinuïteit, feit en fictie, gewilde en ongewilde gevolgen, gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid.
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
Hoe was de verhouding tussen vorsten en standen in Engeland op het einde van de 17de eeuw?
Stap 1 - n
8 De leerlingen verdiepen, verfijnen en verruimen de vaardigheden van de eerste graad die verband houden met het formuleren en toepassen van elementaire aspecten van de historische methode (heuristiek, kritiek en synthese) en met het ordenen van informatie in tijd, ruimte en maatschappelijk kader.
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
-
7
17, 18, 19, 21, 22, 23, 24
7 -
10
3
Jaarplan
21
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
2u
3.3 Het wonder van de republiek
3 Uitvoeren
Wie heeft de macht? Wat houdt de macht juist in? Van wie is de macht verkregen? (toegepast op de Verenigde Provinciën) Oef. 1 De keerzijde van de medaille
Conclusie Uitvoeren
3.3 Uitvoeren: Het wonder van de republiek Conclusie Uitvoeren De keerzijde van de medaille
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
8 De leerlingen verdiepen, verfijnen en verruimen de vaardigheden van de eerste graad die verband houden met het formuleren en toepassen van elementaire aspecten van de historische methode (heuristiek, kritiek en synthese) en met het ordenen van informatie in tijd, ruimte en maatschappelijk kader.
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
11 De leerlingen onderscheiden oorzaak en gevolg, continuïteit en discontinuïteit, feit en fictie, gewilde en ongewilde gevolgen, gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid.
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
18 De leerlingen geven blijk van een kritische houding bij het gebruik van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
Oef. 4
De keerzijde van de medaille
6 Leerlingen kunnen aantonen dat verleden en geschiedenis twee verschillende dingen zijn en dat elke ‘historische’ waarheid een voorlopig en onvolledig eindproduct is.
21 De leerlingen tonen belangstelling voor de overblijfselen uit het verleden en voor de actuele samenleving.
Oef. 3c Conclusie Uitvoeren A
Oef. 1
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
2 De leerlingen kunnen systematisch verbanden leggen tussen de dimensies tijd, ruimte en socialiteit, tussen de verschillende domeinen binnen de socialiteit, tussen de geschiedenis van onze gewesten en de algemene Europese geschiedenis, de westerse cultuur en de niet-westerse culturen, de eigentijdse levensproblemen en deze van vroeger.
-
21, 26
-
-
17, 18, 19, 23
15, 17, 18, 19, 23
10
-
3
2
22
Jaarplan
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
3.4 Oorlog en vrede
3 Uitvoeren
1u Mondiale rivaliteit (Mare clausum - liberum) Conclusie Uitvoeren Wie heeft de macht? Wat houdt de macht juist in? Van wie is de macht verkregen? (toegepast op het HRR) Conclusie Uitvoeren
Conclusie Uitvoeren Conclusie Uitvoeren
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
11 De leerlingen onderscheiden oorzaak en gevolg, continuïteit en discontinuïteit, feit en fictie, gewilde en ongewilde gevolgen, gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid.
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
Oef. 1a
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
3 De leerlingen kunnen de grote ontwikkelingslijnen formuleren en tonen de daaraan gekoppelde inzichten op lange termijn van het ontstaan, de uitbouw en de ondergang van de westerse samenleving tussen ca. 500 tot ca. 1800.
-
-
17, 18, 21, 23
10
3
-
Jaarplan
23
Eindconclusie
25 25
21, 24, 25
11 De leerlingen onderscheiden oorzaak en gevolg, continuïteit en discontinuïteit, feit en fictie, gewilde en ongewilde gevolgen, gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid.
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
24 De leerlingen hechten waarde aan het bevragen van het heden en het verleden bij de motivering van meningen en standpunten in de confrontatie met historische en actuele spanningsvelden.
25 De leerlingen hebben een open geesteshouding ten aanzien van de historische en actuele werkelijkheid.
10
-
Wie heeft de macht? Wat houdt de macht juist in? Van wie is de macht verkregen? Hoe evolueerde de verhouding tussen de vazallen en de vorsten in de 17de eeuw?
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
24
Jaarplan
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
2u
Naar het rijk van de tulp en van de halve maan - Het Osmaanse rijk
Excursie
4 Venetianen en Egyptenaren over de Osmanen 5 Europeanen over Osmanen en omgekeerd 6 Standplaatsgebondenheid van beeldende kunstenaars 7 Standplaatsgebondenheid van historici Conclusie Excursie C en D Wie waren de Osmanen? Hoe bekeek men de Osmanen? Oef. 3, 4 en 9c
Oef. 5a-b en 11
Conclusie Excursie E
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
8 De leerlingen verdiepen, verfijnen en verruimen de vaardigheden van de eerste graad die verband houden met het formuleren en toepassen van elementaire aspecten van de historische methode (heuristiek, kritiek en synthese) en met het ordenen van informatie in tijd, ruimte en maatschappelijk kader.
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
12 De leerlingen kunnen historische gebeurtenissen en ontwikkelingen op het heden betrekken (‘actualiseren’).
Oef. 6 - 11
Oef. 11
6 Leerlingen kunnen aantonen dat verleden en geschiedenis twee verschillende dingen zijn en dat elke ‘historische’ waarheid een voorlopig en onvolledig eindproduct is.
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
2 De leerlingen kunnen systematisch verbanden leggen tussen de dimensies tijd, ruimte en socialiteit, tussen de verschillende domeinen binnen de socialiteit, tussen de geschiedenis van onze gewesten en de algemene Europese geschiedenis, de westerse cultuur en de niet-westerse culturen, de eigentijdse levensproblemen en deze van vroeger.
13
17, 18, 19, 20, 23
13
19
10
-
2, 5, 9
Jaarplan
25
4 Venetianen en Egyptenaren over de Osmanen 5 Europeanen over Osmanen en omgekeerd 6 Standplaatsgebondenheid van beeldende kunstenaars 7 Standplaatsgebondenheid van historici Conclusie Excursie C en D 4 Venetianen en Egyptenaren over de Osmanen 5 Europeanen over Osmanen en omgekeerd 6 Standplaatsgebondenheid van beeldende kunstenaars 7 Standplaatsgebondenheid van historici Conclusie Excursie C en D 4 Venetianen en Egyptenaren over de Osmanen 5 Europeanen over Osmanen en omgekeerd 6 Standplaatsgebondenheid van beeldende kunstenaars 7 Standplaatsgebondenheid van historici Conclusie Excursie C en D 4 Venetianen en Egyptenaren over de Osmanen 5 Europeanen over Osmanen en omgekeerd 6 Standplaatsgebondenheid van beeldende kunstenaars 7 Standplaatsgebondenheid van historici Conclusie Excursie C en D Oef. 5a-b en 11 4 Venetianen en Egyptenaren over de Osmanen 5 Europeanen over Osmanen en omgekeerd 6 Standplaatsgebondenheid van beeldende kunstenaars 7 Standplaatsgebondenheid van historici Conclusie Excursie C en D
13 De leerlingen kunnen het maatschappelijk gedrag uit het verleden interpreteren vanuit de toenmalige, historische context; de leerlingen kunnen minimaal voorbeelden geven van normconformerend en normafwijkend gedrag.
14 De leerlingen kunnen aantonen dat mensen in andere tijden keuzen moesten maken zonder de gevolgen ervan te kennen, met andere woorden aantonen dat de beleefde tijd (van de tijdgenoot) verschilt van de ‘geconstrueerde’ tijd (van de historicus).
15 De leerlingen kunnen een onderscheid maken tussen de hedendaagse westerse belevingswereld of waarden en die van een vroegere periode.
16 De leerlingen kunnen argumenten geven voor verschillende interpretaties van het bestudeerde verleden.
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
18 De leerlingen geven blijk van een kritische houding bij het gebruik van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
26
-
-
-
-
12
26
Jaarplan
4 Venetianen en Egyptenaren over de Osmanen 5 Europeanen over Osmanen en omgekeerd 6 Standplaatsgebondenheid van beeldende kunstenaars 7 Standplaatsgebondenheid van historici Conclusie Excursie C en D Oef. 4 - 8b 4 Venetianen en Egyptenaren over de Osmanen 5 Europeanen over Osmanen en omgekeerd 6 Standplaatsgebondenheid van beeldende kunstenaars 7 Standplaatsgebondenheid van historici Conclusie Excursie C en D 4 Venetianen en Egyptenaren over de Osmanen 5 Europeanen over Osmanen en omgekeerd 6 Standplaatsgebondenheid van beeldende kunstenaars 7 Standplaatsgebondenheid van historici Conclusie Excursie C en D
19 De leerlingen beseffen dat de kennis van het verleden niet exact de historische werkelijkheid weergeeft en dat onze historische kennis onvolledig en voorlopig is.
23 De leerlingen kunnen zich inleven in het dagelijkse leven van de mens uit de bestudeerde samenleving.
24 De leerlingen hechten waarde aan het bevragen van het heden en het verleden bij de motivering van meningen en standpunten in de confrontatie met historische en actuele spanningsvelden.
25 De leerlingen hebben een open geesteshouding ten aanzien van de historische en actuele werkelijkheid.
26
20
-
-
Jaarplan
27
4 Reflecteren
Reflecteren 4.6
12 De leerlingen kunnen historische gebeurtenissen en ontwikkelingen op het heden betrekken (‘actualiseren’).
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
Reflecteren 4.3
2 De leerlingen kunnen systematisch verbanden leggen tussen de dimensies tijd, ruimte en socialiteit, tussen de verschillende domeinen binnen de socialiteit, tussen de geschiedenis van onze gewesten en de algemene Europese geschiedenis, de westerse cultuur en de niet-westerse culturen, de eigentijdse levensproblemen en deze van vroeger.
-
13
2, 11
28
Jaarplan
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
2 Voorbereiden
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
1 Oriënteren
Wat is verlichting Conclusie Voorbereiden A Oef. 1
Oef. 1
Oef. 1 Oef. 2d - e - i en Conclusie Voorbereiden E Oef. 1 en 2b
Oef. 1 en Conclusie Voorbereiden A 2 Voorbereiden
8 De leerlingen verdiepen, verfijnen en verruimen de vaardigheden van de eerste graad die verband houden met het formuleren en toepassen van elementaire aspecten van de historische methode (heuristiek, kritiek en synthese) en met het ordenen van informatie in tijd, ruimte en maatschappelijk kader.
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
11 De leerlingen onderscheiden oorzaak en gevolg, continuïteit en discontinuïteit, feit en fictie, gewilde en ongewilde gevolgen, gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid.
12 De leerlingen kunnen historische gebeurtenissen en ontwikkelingen op het heden betrekken (‘actualiseren’).
13 De leerlingen kunnen het maatschappelijk gedrag uit het verleden interpreteren vanuit de toenmalige, historische context; de leerlingen kunnen minimaal voorbeelden geven van normconformerend en normafwijkend gedrag.
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
22 De leerlingen hebben interesse en waardering voor de strijd van de mens om verbetering van het eigen bestaan en van de samenleving.
Oef. 1
Oef. 1
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht. 2,75u
0,25u
9 De leerlingen plaatsen evenementen op een conjuncturele en/of structurele langetermijnlijn.
Bestemming 3: De 18de eeuw: eeuw van de verlichting
30
-
12
13
7
17, 18, 19, 20, 23
18
10, 12
3
7
Jaarplan
29
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
3u
3.1 De invloed van de verlichting in de 13 Britse kolonies
3 Uitvoeren
Wat was de invloed van de verlichting in de 13 Britse kolonies? Conclusie Uitvoeren 3.1 A Oef. 4 Oef. 3b - 5c - 8d - Conclusie Uitvoeren 3.1 A
Oef. 8d Oef. 3d Oef. 3b - 5c - 8d - Conclusie Uitvoeren 3.1 A 3 Uitvoeren 3.1 De invloed van de verlichting in de 13 Britse kolonies
9 De leerlingen plaatsen evenementen op een conjuncturele en/of structurele langetermijnlijn.
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
11 De leerlingen onderscheiden oorzaak en gevolg, continuïteit en discontinuïteit, feit en fictie, gewilde en ongewilde gevolgen, gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid.
12 De leerlingen kunnen historische gebeurtenissen en ontwikkelingen op het heden betrekken (‘actualiseren’).
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
22 De leerlingen hebben interesse en waardering voor de strijd van de mens om verbetering van het eigen bestaan en van de samenleving.
Oef. 2c - 5a
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
30
-
13
7
17, 18, 20, 21, 23
7
10
3
30
Jaarplan
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
5u
3.2 BZO De invloed van de verlichting in het Frankrijk van de 18de eeuw Oef. 3c - 3g Conclusie BZO B en C Wat was de invloed van de verlichting in Frankrijk?
Oef. 1b
Oef. 1b - 4 - 5 Conclusie BZO
Oef. 1a-b - 3d Oef. 3b Oef. 5c-d
Oef. 1b - 4 - 5 Conclusie BZO
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
8 De leerlingen verdiepen, verfijnen en verruimen de vaardigheden van de eerste graad die verband houden met het formuleren en toepassen van elementaire aspecten van de historische methode (heuristiek, kritiek en synthese) en met het ordenen van informatie in tijd, ruimte en maatschappelijk kader.
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
11 De leerlingen onderscheiden oorzaak en gevolg, continuïteit en discontinuïteit, feit en fictie, gewilde en ongewilde gevolgen, gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid.
12 De leerlingen kunnen historische gebeurtenissen en ontwikkelingen op het heden betrekken (‘actualiseren’).
14 De leerlingen kunnen aantonen dat mensen in andere tijden keuzen moesten maken zonder de gevolgen ervan te kennen, met andere woorden aantonen dat de beleefde tijd (van de tijdgenoot) verschilt van de ‘geconstrueerde’ tijd (van de historicus).
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
Oef. 1b
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
2 De leerlingen kunnen systematisch verbanden leggen tussen de dimensies tijd, ruimte en socialiteit, tussen de verschillende domeinen binnen de socialiteit, tussen de geschiedenis van onze gewesten en de algemene Europese geschiedenis, de westerse cultuur en de niet-westerse culturen, de eigentijdse levensproblemen en deze van vroeger.
-
-
13
7
17, 18, 23
17, 18, 23
10
3
2
Jaarplan
31
Eindconclusie
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
1u
3.3 Alles voor het volk, niets door het volk
Uitvoeren 3.2 BZO De invloed van de verlichting in het Frankrijk van de 18de eeuw
22 De leerlingen hebben interesse en waardering voor de strijd van de mens om verbetering van het eigen bestaan en van de samenleving.
30
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
25 De leerlingen hebben een open geesteshouding ten aanzien van de historische en actuele werkelijkheid.
10
10
17, 18, 19, 21, 22
In hoeverre hebben de verlichte ideeën de westerse samenlevingen veranderd?
Verklaar ‘Alles voor het volk, niets door het volk’.
3
30
-
23
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
Oef. 1
Oef. 5b
21 De leerlingen tonen belangstelling voor de overblijfselen uit het verleden en voor de actuele samenleving.
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
Oef. 5e Conclusie BZO C
20 De leerlingen beseffen dat de fundamentele problemen van mens en samenleving dezelfde blijven maar dat de oplossingen veranderlijk zijn en met de historische context verbonden.
32
Jaarplan
3u
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
1u
Outro 1: Er was eens ... het ancien régime
4 Reflecteren
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
Excursie: Op bezoek in het land van de beer
-
Outro’s -
Reflecteren 4.6
12 De leerlingen kunnen historische gebeurtenissen en ontwikkelingen op het heden betrekken (‘actualiseren’).
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
Reflecteren 4.3
Conclusie Excursie
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
2 De leerlingen kunnen systematisch verbanden leggen tussen de dimensies tijd, ruimte en socialiteit, tussen de verschillende domeinen binnen de socialiteit, tussen de geschiedenis van onze gewesten en de algemene Europese geschiedenis, de westerse cultuur en de niet-westerse culturen, de eigentijdse levensproblemen en deze van vroeger.
Conclusie Excursie
Conclusie Excursie
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
8 De leerlingen verdiepen, verfijnen en verruimen de vaardigheden van de eerste graad die verband houden met het formuleren en toepassen van elementaire aspecten van de historische methode (heuristiek, kritiek en synthese) en met het ordenen van informatie in tijd, ruimte en maatschappelijk kader.
-
-
13
2, 13
-
17, 18, 20, 21, 22, 23
13, 14, 17, 18, 20, 21, 22, 23
Jaarplan
33
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
Outro 2: Op weg naar een industriële samenleving
2u
Wat zijn de belangrijkste kenmerken van een industriële samenleving? Wat waren de oorzaken van de industriële revolutie? In welke tijd situeren we de industriële revolutie? Conclusie Outro 2
Oef. 1b - 2c - 3c-d Conclusie Outro 2 B-C Oef. 1d-e - 3b - 4c Conclusie Outro 2 Oef. 5c Outro 2
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
11 De leerlingen onderscheiden oorzaak en gevolg, continuïteit en discontinuïteit, feit en fictie, gewilde en ongewilde gevolgen, gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid.
12 De leerlingen kunnen historische gebeurtenissen en ontwikkelingen op het heden betrekken (‘actualiseren’).
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
21 De leerlingen tonen belangstelling voor de overblijfselen uit het verleden en voor de actuele samenleving.
22 De leerlingen hebben interesse en waardering voor de strijd van de mens om verbetering van het eigen bestaan en van de samenleving.
30
-
-
13
7
17, 18, 20, 21, 23
10
34
Jaarplan
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
Spelen met Brueghel
Workshop 2
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
Het centraal perspectief
Workshop 1
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
0,5u
1u
1u
Outro 3: Napoleon, laatste vorst van het ancien régime of eerste vorst van de nieuwste tijd?
Oef. 1 Conclusie outro 3
17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van informatie over de historische en actuele werkelijkheid.
23 De leerlingen kunnen zich inleven in het dagelijkse leven van de mens uit de bestudeerde samenleving.
21 De leerlingen tonen belangstelling voor de overblijfselen uit het verleden en voor de actuele samenleving.
21 De leerlingen tonen belangstelling voor de overblijfselen uit het verleden en voor de actuele samenleving.
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
Workshop 2 Spelen met Brueghel
Workshop 2 Spelen met Brueghel
Workshop 1 Het centraal perspectief
Workshop 1 Het centraal perspectief
Oef. 1 en 2
12 De leerlingen kunnen historische gebeurtenissen en ontwikkelingen op het heden betrekken (‘actualiseren’).
Workshops
Oef. 1 Conclusie outro 3
Was Napoleon volgens jou een typische alleenheerser van het ancien régime of was hij één van de eerste moderne dictators?
Oef. 1
10 De leerlingen formuleren een beargumenteerde ‘historische’ redenering, dat betekent het selecteren en ordenen van historische gegevens met het oog op analyse, toetsing van een hypothese, het leggen van zinvolle verbanden, het formuleren van conclusie of waardeoordeel.
7 De leerlingen formuleren verklaringselementen voor éénzelfde fundamentele maatschappelijke probleemstelling voor elk van de ontwikkelingsfasen van het historisch referentiekader.
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
-
-
-
3
-
13
17, 18, 19, 21, 22, 23
10
3
Jaarplan
35
Effectieve lesuren
Voorziene lesuren
Toerte van appelen
Workshop 3
0,5u
23 De leerlingen kunnen zich inleven in het dagelijkse leven van de mens uit de bestudeerde samenleving.
21 De leerlingen tonen belangstelling voor de overblijfselen uit het verleden en voor de actuele samenleving.
5 Leerlingen koppelen nieuwe inzichten aan reeds verworven inzichten, krijgen een duidelijk beeld van de weg die is afgelegd, ontwikkelen stilaan een wetenschappelijk historisch inzicht.
Workshop 3 Toerte van appelen
Workshop 3 Toerte van appelen
Oef. 2
-
-
3
2 | VAKOVERSCHRIJDENDE EINDTERMEN Gemeenschappelijke stam
• lichamelijke gezondheid en veiligheid • mentale gezondheid
Eindtermen
Contexten
• sociorelationele ontwikkeling • omgeving en duurzame ontwikkeling
Leren leren
• politiek-juridische samenleving • socio-economische samenleving • socioculturele samenleving
Enkele suggesties:
De leerlingen: (communicatief vermogen) 1
brengen belangrijke elementen van communicatief handelen in praktijk;
Intro 2: oef. 5
(creativiteit) 2
kunnen originele ideeën en oplossingen ontwikkelen en uitvoeren;
3
ondernemen zelf stappen om vernieuwingen te realiseren;
Intro 2: oef. 5 - Bestemming 1: Eindconclusie oef. E Workshop 2
(doorzettingsvermogen) 4
blijven, ondanks moeilijkheden, een doel nastreven;
Bestemmingen: reflecteren
(empathie) 5
houden rekening met de situatie, opvattingen en emoties van anderen;
Excursie: Naar het rijk van de tulp en van de halve maan - Het Osmaanse rijk
(esthetische bekwaamheid) 6
kunnen schoonheid ervaren;
7
kunnen schoonheid creëren;
Bestemming 1: Excursie: 2 Welke culturen bestonden er voor en tijdens de komst van de Europeanen in Amerika? - Bestemming 2: 3.3 Het wonder van de Republiek - Barokkunst Workshop 2
(exploreren) 8
benutten leerkansen in diverse situaties;
Bestemmingen: reflecteren - syntheseoefeningen
(flexibiliteit) 9
zijn bereid zich aan te passen aan wisselende eisen en omstandigheden; (initiatief)
10
engageren zich spontaan;
Vakoverschrijdende eindtermen
37
(kritisch denken) 11 12
kunnen gegevens, handelwijzen en redeneringen ter discussie stellen a.d.h. van relevante criteria; zijn bekwaam om alternatieven af te wegen en een bewuste keuze te maken; kunnen onderwerpen benaderen vanuit verschillende invalshoeken;
13
Intro 4: Historische kritiek Bestemming 1: Eindconclusie Intro 1: Het mythische jaar ‘1492’
(mediawijsheid) 14
gaan alert om met media;
15
participeren doordacht via de media aan de publieke ruimte;
Bestemming 2: 3.1 De vorstelijke macht in Frankrijk: Cultuur als propaganda
(open en constructieve houding) 16 17
houden rekening met ontwikkelingen bij zichzelf en bij anderen, in samenleving en wereld; toetsen de eigen mening over maatschappelijke gebeurtenissen en trends aan verschillende standpunten;
Bestemming 1: Eindconclusie
(respect) 18
gedragen zich respectvol; (samenwerken)
19
dragen actief bij tot het realiseren van gemeenschappelijke doelen;
Bestemming 3: De 18de eeuw: eeuw van de verlichting: 3.2 BZO: De invloed van de verlichting in het Frankrijk van de 18de eeuw
(verantwoordelijkheid) 20
nemen verantwoordelijkheid op voor het eigen handelen, in relaties met anderen en in de samenleving; (zelfbeeld)
21 22
verwerven inzicht in de eigen sterke en zwakke punten; ontwikkelen een eigen identiteit als authentiek individu, behorend tot verschillende groepen; (zelfredzaamheid)
23 24
doen een beroep op maatschappelijke diensten en instellingen; maken gebruik van de gepaste kanalen om hun vragen, problemen, ideeën of meningen kenbaar te maken; (zorgvuldigheid)
25
stellen kwaliteitseisen aan hun eigen werk en aan dat van anderen; (zorgzaamheid)
26 27
38
gaan om met verscheidenheid; dragen zorg voor de toekomst van zichzelf en de ander;
Vakoverschrijdende eindtermen
Bestemming 1: Excursie: 2: oef. 8c
Context 1 Lichamelijke gezondheid en veiligheid Eindtermen
Stam • communicatief vermogen • creativiteit • doorzettingsvermogen • empathie • esthetische bekwaamheid • exploreren • flexibiliteit • initiatief • kritisch denken • mediawijsheid • open en constructieve houding • respect • samenwerken • verantwoordelijkheid • zelfbeeld • zelfredzaamheid • zorgvuldigheid
Enkele suggesties:
De leerlingen: 1 verzorgen en gedragen zich hygiënisch; 2 leren het eigen lichaam kennen en reageren adequaat op lichaamssignalen; 3 vinden evenwicht tussen werk, ontspanning, rust en beweging; 4 nemen een ergonomische en gevarieerde sta-, zit-, werk- en tilhouding aan; 5 maken gezonde keuzes in hun dagelijkse voeding; 6 hanteren richtlijnen voor het hygiënisch omgaan met voeding; 7 nemen dagelijks tijd voor lichaamsbeweging; 8 schatten de risico’s en gevolgen in bij het gebruik van genotsmiddelen en medicijnen en reageren assertief in aanbodsituaties; 9 nemen voorzorgsmaatregelen tegen risicovol licha melijk contact; 10 participeren aan gezondheids- en veiligheidsbeleid op school; 11 passen veiligheidsvoorschriften toe en nemen voor zorgen voor een veilige leef- en werkomgeving; 12 roepen hulp in en dienen eerste hulp en cpr toe; 13 passen het verkeersreglement toe; 14 gebruiken eigen en openbaar vervoer op een veilige manier; 15 beseffen dat maatschappelijke fenomenen een im pact hebben op veiligheid en gezondheid.
• zorgzaamheid
Leren leren
Vakoverschrijdende eindtermen
39
Context 2 Mentale gezondheid
Eindtermen
Stam • communicatief vermogen • creativiteit • doorzettingsvermogen • empathie • esthetische bekwaamheid • exploreren • flexibiliteit • initiatief • kritisch denken • mediawijsheid • open en constructieve houding
De leerlingen: 1 gaan adequaat om met taakbelasting en met stress volle situaties; 2 gaan gepast om met vreugde, verdriet, angst, boos heid, verlies en rouw; 3 erkennen probleemsituaties en vragen, accepteren en bieden hulp; 4 aanvaarden en verwerken hun seksuele ontwikkeling en veranderingen in de puberteit; 5 kunnen zich uiten over en gaan respectvol om met vriendschap, verliefdheid, seksuele identiteit en geaardheid, seksuele gevoelens en gedrag; 6 stellen zich weerbaar op; 7 gebruiken beeld, muziek, beweging, drama of media om zichzelf uit te drukken; 8 herkennen de impact van cultuur- en kunstbeleving op het eigen gevoelsleven en gedrag en dat van anderen.
• respect • samenwerken • verantwoordelijkheid • zelfbeeld • zelfredzaamheid • zorgvuldigheid • zorgzaamheid
Leren leren
40
Enkele suggesties:
Vakoverschrijdende eindtermen
7 Intro 2: oef. 5 8 Bestemming 2: Excursie: 6 Standplaatsgebondenheid van de beeldende kunstenaars
Context 3 Sociorelationele ontwikkeling
Eindtermen
Stam • communicatief vermogen • creativiteit • doorzettingsvermogen • empathie • esthetische bekwaamheid • exploreren • flexibiliteit • initiatief • kritisch denken • mediawijsheid • open en constructieve houding • respect • samenwerken • verantwoordelijkheid • zelfbeeld • zelfredzaamheid • zorgvuldigheid
Enkele suggesties:
De leerlingen: 1 kunnen een relatie opbouwen, onderhouden en beëindigen; 2 erkennen het bestaan van gezagsverhoudingen en het belang van gelijkwaardigheid, afspraken en regels in relaties; 3 accepteren verschillen en hechten belang aan respect en zorgzaamheid binnen een relatie; 4 kunnen ongelijk toegeven en zich verontschuldigen; 5 handelen discreet in situaties die dat vereisen; 6 doorprikken vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik;
2 Bestemming 2
6 Bestemming 2: Excursie: Het Osmaanse rijk
7 bespreken opvattingen over medische, psychische en sociale aspecten van samenlevingsvormen, vei lig vrijen, gezinsplanning, zwangerschap en zwan gerschapsafbreking; 8 uiten onbevangen en constructief hun wensen en gevoelens binnen relaties en stellen en aanvaarden hierin grenzen; 9 zoeken naar constructieve oplossingen voor conflic ten; 10 beargumenteren, in dialoog met anderen, de dyna miek in hun voorkeur voor bepaalde cultuur- en kunstuitingen; 11 gebruiken cultuur- en kunstuitingen om begrip op te brengen voor de leefwereld van anderen.
• zorgzaamheid
Leren leren
Vakoverschrijdende eindtermen
41
Context 4 Omgeving en duurzame ontwikkeling Eindtermen
Stam • communicatief vermogen • creativiteit • doorzettingsvermogen • empathie • esthetische bekwaamheid • exploreren • flexibiliteit • initiatief • kritisch denken
De leerlingen: 1 participeren aan milieubeleid en -zorg op school; 2 herkennen in duurzaamheidsvraagstukken de verwe venheid tussen economische, sociale en ecologische aspecten en herkennen de invloed van techniek en beleid; 3 zoeken naar mogelijkheden om zelf duurzaam ge bruik te maken van ruimte, grondstoffen, goederen, energie en vervoermiddelen; 4 zoeken naar duurzame oplossingen om de lokale en globale leefomgeving te beïnvloeden en te verbeteren; 5 tonen interesse en uiten hun appreciatie voor de na tuur, het landschap en het cultureel erfgoed; 6 voelen de waarde aan van natuurbeleving en het ge nieten van de natuur.
• mediawijsheid • open en constructieve houding • respect • samenwerken • verantwoordelijkheid • zelfbeeld • zelfredzaamheid • zorgvuldigheid • zorgzaamheid
Leren leren
42
Enkele suggesties:
Vakoverschrijdende eindtermen
5 Bestemming 1: Excursie: oef. 7
Context 5 Politiek-juridische samenleving Eindtermen
Stam • communicatief vermogen • creativiteit • doorzettingsvermogen • empathie • esthetische bekwaamheid • exploreren • flexibiliteit • initiatief • kritisch denken
Enkele suggesties:
De leerlingen: 1 geven aan hoe zij kunnen deelnemen aan besluitvor ming in en opbouw van de samenleving; 2 passen inspraak, participatie en besluitvorming toe in reële schoolse situaties; 3 tonen het belang en dynamisch karakter aan van mensen- en kinderrechten; 4 zetten zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen; 5 tonen aan dat het samenleven in een democratische rechtsstaat gebaseerd is op rechten en plichten die gelden voor burgers, organisaties en overheid; 6 erkennen de rol van controle en evenwicht tussen de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht in ons democratisch bestel;
• mediawijsheid • open en constructieve houding • respect • samenwerken • verantwoordelijkheid • zelfbeeld • zelfredzaamheid • zorgvuldigheid • zorgzaamheid
Leren leren
7 illustreren de rol van de media en organisaties in het functioneren van ons democratisch bestel; 8 onderscheiden de hoofdzaken van de federale Belgi sche staatsstructuur; 9 toetsen het samenleven in ons democratisch bestel aan het samenleven onder andere regeringsvormen; 10 illustreren hoe een democratisch beleid het alge meen belang nastreeft en rekening houdt met ideeën, standpunten en belangen van verschillende betrokkenen; 11 kunnen van Europese samenwerking, van het beleid en de instellingen van de Europese Unie de betekenis voor de eigen leefwereld toelichten; 12 tonen het belang aan van internationale organisaties en instellingen; 13 geven voorbeelden die duidelijk maken hoe de mon dialisering voordelen, problemen en conflicten in houdt.
1 Bestemming 3: Voorbereiden 3 Bestemming 3
5 Bestemming 3 6 7
Bestemming 2: 3.2 BZO Koninklijke macht in Engeland Bestemming 3: Voorbereiden Bestemming 3: Voorbereiden
9 Bestemming 2: 3.2 BZO Koninklijke macht in Engeland 10 Bestemming 3: Voorbereiden
Vakoverschrijdende eindtermen
43
Context 6 Socio-economische samenleving Eindtermen
Stam • communicatief vermogen
De leerlingen: 1 leggen met voorbeelden uit hoe welvaart wordt gecreëerd en hoe een overheid inkomsten verwerft en aanwendt;
• creativiteit • doorzettingsvermogen
2 toetsen de eigen opvatting aan de verschillende opvattingen over welzijn en verdeling van welvaart;
• empathie • esthetische bekwaamheid • exploreren • flexibiliteit • initiatief • kritisch denken • mediawijsheid • open en constructieve houding • respect • samenwerken • verantwoordelijkheid • zelfbeeld
3 zetten zich in voor de verbetering van het welzijn en de welvaart in de wereld; 4 hebben bij het kopen van goederen en het gebruiken van diensten zowel oog voor prijs-kwaliteit en duur zame ontwikkeling als voor de rechten van de con sument; 5 geven voorbeelden van het veranderlijke karakter van arbeid en economische activiteiten; 6 geven voorbeelden van factoren die de waardering van goederen en diensten beïnvloeden; 7 kunnen het eigen budget en de persoonlijke admini stratie beheren; 8 geven kenmerken, mogelijke oorzaken en gevolgen van armoede aan;
• zelfredzaamheid • zorgvuldigheid • zorgzaamheid
9 lichten de rol toe van ondernemingen, werkgevers- en werknemersorganisaties in een nationale en inter nationale context.
Leren leren
44
Enkele suggesties:
Vakoverschrijdende eindtermen
1 Bestemming 3: BZO De invloed van de verlichting in het Frankrijk van de 18de eeuw 2 Bestemming 1: Uitvoeren: 3.1 Socioeconomisch: Arm en rijk: oef. 5b
5 Outro 2: Op weg naar een industriële samenleving
8 Bestemming 1: Uitvoeren: 3.1 socio-economisch: Arm en rijk
Context 7 Socioculturele samenleving Eindtermen
Stam • communicatief vermogen • creativiteit • doorzettingsvermogen • empathie
Enkele suggesties:
De leerlingen: 1 beschrijven de dynamiek in leef- en omgangsge woonten, opinies, waarden en normen in eigen en andere sociale en culturele groepen; 2 gaan constructief om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen; 3 illustreren het belang van sociale samenhang en soli dariteit;
• esthetische bekwaamheid • exploreren • flexibiliteit • initiatief
4 trekken lessen uit historische en actuele voorbeelden van onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie; 5 geven voorbeelden van de potentieel constructieve en destructieve rol van conflicten;
• kritisch denken • mediawijsheid • open en constructieve houding
6 gaan actief om met de cultuur en kunst die hen om ringen;
• respect • samenwerken • verantwoordelijkheid • zelfbeeld
7 illustreren de wederzijdse beïnvloeding van kunst, cultuur en techniek, politiek, economie, wetenschappen en levensbeschouwing.
3 Bestemming 1: Uitvoeren: 3.1 socioeconomisch: Arm en rijk 4 Bestemming 1: Excursie 5 Bestemming 3: Uitvoeren: 3.1 De invloed van de verlichting in de dertien Britse kolonies 6 Bestemming 1: Uitvoeren: 3.2 Cultureel: Een culturele revolutie? BZO De renaissance 7 Bestemming 2: 3.3 Het wonder van de republiek: Barokkunst
• zelfredzaamheid • zorgvuldigheid • zorgzaamheid
Leren leren
Vakoverschrijdende eindtermen
45
LEREN LEREN 2de graad
Enkele suggesties
Opvattingen over leren 1 De leerlingen werken planmatig.
Bestemming 2: 3.2: BZO Koninklijke macht in Engeland
2 De leerlingen reflecteren over hun leeropvattingen, leermotieven en leerstrategieën.
Dit gebeurt in elke bestemming bij ‘4 Reflecteren’
Informatieverwerving 3 De leerlingen kunnen uit gegeven informatiebronnen en -kanalen kritisch kiezen en deze raadplegen met het oog op te bereiken doelen.
Didactische aanpak Pionier: leerlingen worden voortdurend gestimuleerd om uit gegeven informatiebronnen de nodige informatie te halen.
Informatieverwerking 4 De leerlingen kunnen zinvol inoefenen en herhalen.
ICT-opdrachten pionier.deboeck.com Dit gebeurt in elke bestemming bij ‘4 Reflecteren’
5 De leerlingen kunnen gegeven informatie onder begeleiding kritisch analyseren en samenvatten.
Intro 4: BZO: Historische kritiek
Problemen oplossen 6 De leerlingen herkennen strategieën om problemen op te lossen en evalueren ze. Regulering van het leerproces 7 De leerlingen kunnen een realistische werkplanning op korte termijn maken. 8 De leerlingen kunnen onder begeleiding hun leerproces sturen, beoordelen op doelgerichtheid en zonodig aanpassen. 9 De leerlingen trekken conclusies uit eigen leerervaringen en die van anderen. 10 De leerlingen beseffen dat er verschillende oorzaken zijn voor slagen en mislukken. 11 De leerlingen beseffen dat interesses en waarden het leerproces beïnvloeden. Studie - en beroepsgerichte keuzebekwaamheid 12 De leerlingen verwerven een zinvol overzicht over studie- en beroepsmogelijkheden. 13 De leerlingen zijn bereid alle studierichtingen en beroepen naar waarde te schatten. 14 De leerlingen kunnen rekening houden met hun interesses en mogelijkheden bij hun studie- of beroepskeuze. 15 De leerlingen kunnen de consequenties inschatten van hun keuzen inzake studie of beroep.
46
Vakoverschrijdende eindtermen
OVUR-strategie
Vakoverschrijdende eindtermen Technisch-technologische vorming - Tweede graad ASO Techniek begrijpen
Enkele suggesties
1 De leerlingen kunnen effecten van techniek op mens en samenleving illustreren en in historisch perspectief plaatsen (zoals comfort, design, milieu, consumentisme ...).
1 Outro 2: Op weg naar een industriële samenleving
“Technisch” begrijpen De leerlingen kunnen 2 kennis en vaardigheden uit verschillende vakgebieden herkennen in technische realisaties. 3 de eigenheid van het technisch proces (bijvoorbeeld doelbepaling, ontwerpen, uitvoeren, evalueren) herkennen en omschrijven.
2 Bestemming 1: Excursie: Naar een nieuwe wereld
Attitude 4 De leerlingen ontwikkelen een constructief kritische houding ten aanzien van techniek, technische beroepen en ondernemingen/organisaties.
3
Vakoverschrijdende eindtermen
47