I nforgas DOSSIER NR 1
BINNENLEIDINGEN VOOR AARDGAS – conform de norm NBN D 51-003 (2004) –
■ LEIDINGEN ■ STOP- EN AFSLUITKRANEN ■ GASAANSLUITING VAN TOESTELLEN
AANBEVELINGEN
VA N
DE
K . V. B . G .
Voorwoord
Dit dossier is van toepassing op de leidingen en hun toebehoren stroomafwaarts van de gasmeter, met een maximale werkdruk van 100 mbar en een maximale diameter DN 50 (2").
Dit dossier geeft aanwijzingen in verband met de technische ingrepen van de installateur op het niveau van de aardgastoevoer tot aan het toestel. De aanbevelingen in dit dossier vervangen in geen geval de reglementaire voorschriften van de normen (o.a. NBN D 51-003 - 4de uitgave, NBN D 51-004, NBN B 61-001, NBN B 61-002, NBN S 21-207 wanneer van toepassing) die altijd integraal moeten nageleefd worden.
Dit dossier is bedoeld voor de installateur die door een klant geroepen wordt voor een ingreep zoals bijvoorbeeld: ■ vervangen ■ bijplaatsen ■ uitvoeren
van een bestaand toestel, Dit dossier gaat niet in op de verantwoordelijkheid van de betrokken partijen bij dergelijke tussenkomsten.
van een gastoestel,
van een nieuwe aardgasinstallatie, Dit dossier kan ook door de gebruiker aangewend worden voor een routinenazicht van zijn gasbinnenleiding en toestellen voordat hij een beroep doet op een gehabiliteerd installateur voor de eventuele aanpassingen.
uitgevoerd na het in werking treden van de 4de uitgave van de norm NBN D 51-003 - 2004, in een ééngezinswoning of in een appartement in een flatgebouw (Pn ≤ 30 kW).
U vindt allerlei informatie over aardgas en FAQ's op de website www.aardgas.be. U kunt op die site ook allerlei vragen stellen en suggesties doen in verband met aardgas, de KVBG verbindt er zich toe u snel te antwoorden.
A
A. Leidingen
A.1. Te gebruiken materialen
b. Fittingen (zie ook A.4.a)
Het geheel van de elementen van de binnenleiding (de leiding, de hulpstukken en de verbindingen, de stopkranen inbegrepen), gebruikt binnenin een gebouw, moet bestand zijn tegen hoge temperaturen - van het type RHT zijn.
■ koper
- koperlegeringen - staal: de knelfittingen (bicone-koppelingen) en toebehoren zijn volledig uit koper of een koperlegering, de persfittingen en toebehoren zijn uit koper of een koperlegering met aan de binnenzijde een voor brandbare gassen geschikte O-ring (gele of grijze kleur) die gevat is in een gleuf.
a. Buizen ■ staal:
de metalen RHT-slangen zijn in roestvrij staal (inox),
■ smeedbaar gietijzer: zijn van het type met versterkte rand.
■ koper:
de nominale wanddikte, in mm, hangt af van de buitendiameter van de buis en het type van de gebruikte verbinding,
A.2. Plaats en bereikbaarheid van de leidingen A.2.1 Gasleidingen in een gebouw
Minimale nominale wanddikte van de koperen buizen, in functie van de buitendiameter
a. Leidingen in het zicht
Hardsolderen Knelfitting Persfitting Buiten- diameter mm Minimale nominale wanddikte mm
12 - 5 - 18 - 22 28
1
1
1
1
1
1,5
35 - 42
1
Verboden
Verboden
54
1,2
Verboden
Verboden
De leidingen zijn zichtbaar en bereikbaar over hun ganse lengte. De horizontale delen worden minstens 5 cm boven het peil van de afgewerkte vloer geplaatst. b. Leidingen in technische schacht zonder specifiek risico 1 ■ doorlopende technische schacht zonder uitrustingen
die aanleiding kunnen geven tot gasbrand,
Het gebruik van buizen met een andere buitendiameter dan deze vermeld in bovenstaande tabel is verboden.
■ aan het boveneinde in verbinding met de buitenlucht
door een niet afsluitbare opening van minimum 150 cm2 - op het hoogste punt van de schacht,
■ PE
(polyethyleen): enkel te gebruiken voor het ingegraven deel van de installatie buiten een gebouw en voor een hoogste bedrijfsdruk kleiner dan of gelijk aan 5 bar. Een PE-leiding mag enkel onder een gebouw of een gedeelte van een gebouw doorlopen indien ze in een gasdichte stalen mantelbuis geplaatst is.
1 Voorbeelden van zones die wel een specifiek risico inhouden: zie A.2.1 f.
A
■ afstand
tussen bovenrand verluchtingsopening en hoogste punt schacht: maximum 0,10 m,
of met een ruimte waarin een eventueel gasverlies even vlug zal opgemerkt worden als indien de leidingen zichtbaar zouden zijn,
■ leidingen
via inspectieluik bereikbaar voor onderhoud en herstellingen.
■ ventilatieopening:
niet afsluitbaar en minimum 150 cm2 doorlaat – holle ruimte achter verticale wand: bovenrand ventilatieopening maximum 0,10 m van het hoogste punt van deze holle ruimte.
1: verwijderbare, volle of opengewerkte panelen 2: rooster
Voorbeeld van leidingen in geventileerde holle ruimte zonder specifiek risico
Voorbeeld van leidingen in technische schacht zonder specifiek risico
d. Leidingen in niet geventileerde holle ruimte zonder specifiek risico
c. Leidingen in geventileerde holle ruimte zonder specifiek risico
■ de ■ de
leidingen liggen in rechte lijn en zijn niet bereikbaar,
leidingen zijn bereikbaar,
■ zij
zijn geplaatst in een holle ruimte tussen twee wanden: - horizontaal: bv. vals plafond, toegankelijke kruipruimte (vrije hoogte minimaal 60 cm en verlucht door middel van minstens twee permanente openingen aangebracht in tegenover elkaar liggende muren), - verticaal: bv. omkasting,
■ zij
zijn geplaatst in een holle ruimte tussen twee wanden: - horizontaal: bv. gesloten vals plafond, niet toegankelijke kruipruimte, - verticaal: bv. niet verwijderbare omkasting,
■ leidingen
uit staal (gelaste verbindingen) of koper (hardsoldeerverbindingen),
■ ventilatie
holle ruimte: via ventilatieopening rechtstreeks in verbinding stellen met de buitenlucht
■ de
leidingen zijn over hun ganse lengte door een synthetische bekleding beschermd tegen corrosie.
A
e. Leidingen in muur of plafond of ondervloer (chape) ■ mogen niet raken aan het geraamte of de bewapening
van het gebouw of aan andere leidingen, ■ verboden:
niet bereikbare knelfittingen, persfittingen en drieledige koppelstukken,
■ er moet rekening gehouden worden met uitzettingen
en kleine glijbeweging in de lengte.
1. grondplaat 2. betonnen ondervloer 3. stalen buis beschermd tegen corrosie
4. stalen profiel min. 2 mm dik 5. koperen buis bekleed in de fabriek 6. isolatielaag
1. fundering 2. stalen buis beschermd tegen corrosie, gelegd in de isolatielaag 3. isolatielaag
4. koperen buis bekleed in de fabriek 5. stalen profiel min. 2 mm dik 6. afwerkingslaag
1. voeding aardgas stroomafwaarts van de gasmeter 2. gastoestel 3. hardgesoldeerde koperen of gelaste stalen buis 4. niet toegankelijke kruipruimte 5. niet geventileerde schacht 6. niet geventileerde omkasting 7. niet geventileerde holle ruimte 8. vals plafond uit plaasterplaat
Voorbeelden van leidingen geplaatst in een ondervloer
Voorbeeld van leidingen in een niet geventileerde holle ruimte zonder specifiek risico
A
f. Zones met specifiek risico Het is verboden gasleidingen aan te brengen in: - liftkokers, - afvoerkanalen van verbrandingsproducten, - ventilatie- of luchtbehandelingskanalen, - leidingen of kanalen voor de afvoer van water, - toezichtsputten van riolen, - afvoerkokers (onder andere voor huisvuil, linnen, papier), - holle bouwelementen (onder andere bouwstenen, holle welfsels, snelbouw- stenen). Overzicht van de toegelaten verbindingen voor de verschillende ruimtelijke schikkingen
Verbindingen Gevolgde weg van de leidingen
Mechanische verbindingen Schroefdraad
Knellen Persen Drieledige koppeling
Lassen / hardsolderen
Bereikbare leidingen
Zichtbaar (zie punt a)
JA
JA
JA
Technische schacht zonder specifiek risico (zie punt b)
JA
JA
JA
Geventileerde holle ruimte zonder specifiek risico (zie punt c)
JA
JA
JA
NEEN
NEEN
JA
JA
NEEN
JA
Niet bereikbare leidingen Niet geventileerde holle ruimte zonder specifiek risico (zie punt d) Ingewerkt in de muur of ondervloer (zie punt e)
Voorbeeld van een gasleiding geplaatst achter een wand uit plaasterplaten
A
A.2.2 Gasleidingen buiten een gebouw
(bv. dikke kunststof plaat, metalen plaat of “pannen”).
a. Bovengronds
■ De
leiding wordt omgeven door steenvrije grond of door scherp zand. Het opvullen van de sleuf gebeurt in verschillende lagen van maximum 20 cm. Na aanbrengen van iedere laag wordt de grond degelijk verdicht (aangedamd).
■ Gebruikte
materialen voor buizen en fittingen: - staal en koper – zie A.1 punten a en b.
■ Bescherming
tegen corrosie – we raden aan deze bescherming uit te voeren met UV-bestendige materialen, hetzij: - een corrosiewerende verf (bv. epoxy coating), - een kunststofbekleding (bv. epoxy of polyesterbekleding), - beschermingsbanden (voldoende mechanische en thermische weerstand – bv. butyl-systeem), - een omkasting uit metalen of kunststof profie len (voor in de fabriek met niet UV-bestendige materialen beklede buizen).
■ De
afstand tussen twee ingegraven leidingen, (bv. gas, water, elektriciteit) bedraagt minstens: - bij kruising met een andere leiding: 10 cm, - bij evenwijdige loop: 20 cm.
■ Wanneer
deze minimumafstanden niet kunnen worden gerespecteerd, dient men een extra mechanische bescherming aan te brengen tussen beide leidingen. Dit isolatiescherm kan bijvoorbeeld bestaan uit een dubbel gelegde elastomeren mat van 5 mm dikte die op een doeltreffende manier op de buis bevestigd is ten einde verschuiving te voorkomen. Bij kruising heeft dit scherm een minimale breedte van 0,50 m.
■ Mechanische
bescherming: - indien er een risico op mechanische beschadiging van de leiding bestaat (bv. in atelier, in magazijn, op parkeerplaats): aangepaste bescherming aanbrengen tot op een hoogte van minimum 2,50 m.
■ Indien het ingegraven gedeelte van een binnenleiding
één gebouw voedt langs verschillende zijden of indien die binnenleiding verschillende gebouwen voedt, is het wenselijk telkens een grondafsluiter te voorzien daar waar de leiding het gebouw binnentreedt. De afsluiters worden voorzien van een verlengspindel. Boven elke afsluiter wordt een straatpot geplaatst die steeds toegankelijk is voor de hulpdiensten en eventueel de bewoner(s). Een bedieningssleutel voor de afsluiter moet ter plaatse zijn.
■ Thermische
uitzetting – de thermische uitzetting van lange leidingen die aan grote temperatuurschommelingen onderhevig zijn dient opgevangen door ze op oordeelkundig bepaalde plaatsen te voorzien van: - uitzettingslieren of inox compensatoren, - bevestigingsbeugels: voor elk recht stuk leiding één vaste beugel, de andere beugels moeten een axiale thermische uitzetting toelaten.
Gebruikte materialen voor de leidingen
■ Elektrische
isolatie: het is noodzakelijk het buitengedeelte van een stijgleiding elektrisch te isoleren van het ingegraven gedeelte en het binnenshuis geplaatste gedeelte.
■ Koper:
- enkel buizen die in de fabriek met een kunststof bescherming bekleed zijn, - mechanische bescherming – indien een stalen strip wordt gebruikt dient deze tegen corrosie beschermd, - geen mechanische koppelingen (knel- of persfittingen) – enkel hardsolderen als verbindingswijze.
b. Ondergronds ■ De bovenzijde van de ondergrondse leidingen ligt op
een diepte van minstens 0,60 m onder het maaiveld. Indien dit niet kan worden verwezenlijkt (bv. bij kruising met de riolering) dient een mechanische bescherming aangebracht boven de gasleiding
A
■ Staal:
■ in
afwachting van het aansluiten van een verbruikstoestel, moet elke leiding en gaskraan degelijk afgesloten worden met een metalen geschroefde stop of dop, zelfs indien de gasmeterkraan in gesloten stand verzegeld is,
- enkel buizen die in de fabriek met een kunststof bescherming bekleed zijn, - enkel schroefdraad- en lasverbindingen toegelaten – flenzen en drieledige koppelingen verboden.
■ sectioneerkraan
voorzien: - bij uitbreiding van de installatie, - in elk gebouw en elke verblijfseenheid (bv. appartement, bureau) – ter hoogte van het binnenkomen van de leiding,
■ PE:
- mechanische bescherming – indien een stalen strip wordt gebruikt dient deze tegen corrosie beschermd, - PE in een gebouw is verboden – de overgang van PE naar metaal (staal of koper) bevindt zich buiten het gebouw op een afstand van 0,30 m tot 1 m; de doorgang door de buitenmuur moet steeds in metaal zijn, - indien een PE-binnenleiding vertrekt vanuit een meterkast mag een gedeelte van de PE -leiding boven de grond komen op voorwaarde dat de leiding door de meterkast afgeschermd is tegen mechanische invloeden en UV-licht en dat het gedeelte boven het maaiveld beperkt blijft tot een 0,50 m.
■ leidingen
aan de wand bevestigen met bevestigingsbeugels – aangepast aan buitendiameter en gewicht van de leiding: - ter hoogte van elke afsluitkraan, richtingsverandering of T-stuk, - maximale afstand tussen beugels: 1,20 m voor koperen en 2 m voor stalen buizen, - elektrische isolatie tussen leiding en bevestigingsmiddel indien ze uit verschillend metaal zijn.
b. Bijzondere bepalingen voor stijgleidingen
A.3. Uitvoering van de leidingen
■ indien
de gasmeters in één technische ruimte worden geplaatst, moeten de leidingen tussen deze ruimte en elke groep bovenliggende wooneenheden één enkele bundel vormen,
a. Algemeen ■ de
loop van de leidingen is rechtlijnig met zo weinig mogelijk richtingsveranderingen,
■ bundelen
is toegelaten als elk van de leidingen bereikbaar blijft.
■ het
aantal fittingen of lassen blijft tot het strikte minimum beperkt,
c. Tussengasmeter
■ voldoende
reinigingspunten voorzien; voor verticale leidingen: aanbrengen op het laagste punt,
Iedere tussengasmeter moet beantwoorden aan de technische eisen voor de gasmeters van de aardgasverdeler (o.a. RHT-eis) en voorafgegaan zijn van een sectioneerkraan.
■ om
de dichtheidsproef uit te voeren, T-stuk afgesloten met een metalen geschroefde stop of dop voorzien stroomafwaarts en in de nabijheid van: - de gasmeter, - de verbinding van een nieuw aan een bestaand gedeelte van de binnenleiding,
d. bijzondere bepalingen voor metalen rht-slangen ■ in
een binnenleiding: slechts toepassen in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer het gebruik van een starre leiding zeer moeilijk is,
■ enkele
T-stukken voorzien afgesloten met een metalen geschroefde stop of dop voor uitbreidingen of aansluitingen toestellen,
A
■ de
metalen slang en de koppelingen zijn conform de KVBG-specificatie voor dit type slangen,
■ slang
en koppelingen zijn niet ingewerkt in een muur of ondervloer,
■ de
slang ondergaat na plaatsing geen beschadigingen, rekking of torsie,
■ de
buigstraal mag niet kleiner zijn dan die voorgeschreven door de fabrikant,
■ de
slang mag maximum een lengte van 2 m hebben,
■ slangen
- lassen: • verplicht indien Ø > DN 50 – leidingen en fittingen in lasbaar staal, • met stomplas, • verzinkte stalen buizen mogen niet door lassen verbonden worden.
mogen niet in serie geplaatst worden.
A.4. Plaatsen van de leidingen a. Verbindingen
- flenzen met aangepaste pakkingen - binnenshuis van het type RHT.
■ de
gebruikte verbindingen mogen geen blijvende spanningen op de installatie veroorzaken,
- drieledige schroefkoppeling: • “union koppeling”, • conische sluiting – dichting metaal op metaal (eventueel met O-ring als bijkomende “fijne” afdichting) – type met platte dichting VERBODEN
■ stalen
-
leidingen: fittingen voorzien van schroefdraad: • enkel schroefbare stalen leidingen, • buitenschroefdraad is conisch, • binnenschroefdraad is cilindrisch, • toegelaten voor Ø ≤ DN 50.
Schroefdraadverbindingen voor stalen leidingen Drieledige schroefkoppeling ■ koperen
leidingen: - knelfittingen (= bicone-koppelingen):
A
• koperen knelring mag niet van het gespleten type zijn, • knelring heeft aan weerszijden een aanslagkraag, • wartelmoer van het “verlengde” type – de buis moet vanaf de knelring worden ondersteund over een nuttige lengte van minstens 0,7 maal de buitendiameter van de buis; het “korte” type (knelfitting bestemd voor water) is verboden, • slechts toegelaten tot nominale buitendiameter van 28 mm (DN 28).
Persfittings - hardsolderen – braseren: • toevoegmateriaal met smeltpunt van minstens 450 °C, • de gebruikte fitting is een hulpstuk voor capillaire hardsoldeerverbindingen, • toegelaten tot maximaal Ø = DN 54 b. Dichtingsmiddelen ■ voor
schroefdraadverbindingen: - geen hygroscopische vezels gebruiken (kemp), - synthetische vezels, teflon (minimaal 0,1 mm dik), loctite of dichtingspasta's (bv. Kolmat) wel toegelaten.
■ voor
flenzen - platte voeg – moet van het type RHT zijn
Knelfitting type AARDGAS Wartelmoer met lange nuttige steunlengte
A.5. Uitwendige bescherming van de leidingen
Knelfitting type WATER Wartelmoer met korte nuttige steunlengte VERBODEN VOOR AARDGAS
■ leidingen
moeten uitgevoerd zijn in corrosiebestendig materiaal of beschermd zijn tegen corrosie,
■ de
ingewerkte leidingen worden beschermd door een bekleding met een synthetisch materiaal, aangebracht in de fabriek of bij het plaatsen van de leiding,
- persfittingen: • slechts toegelaten om koperen buizen tot Ø = DN28, met de juiste wanddikte, te verbinden, • de werkdruk mag maximaal 100 mbar bedragen, • men herkent de persfitting voor gas door de gele markering en de aanduiding “GAS”; de inwendige O-ring is geel of grijs (zwarte O-ring = persfitting voor water).
■ de
ingewerkte koperen leidingen: - moeten in de fabriek bekleed zijn (bv. WICUbuis), - moeten mechanisch beschermd worden tegen pletting of doorboring met een stalen bescherming van minstens 2 mm dikte,
A 10
- mogen geen mechanische fittingen als verbinding hebben,
- controle met manometer: na een wachttijd van minstens 10 minuten (stabilisatietijd voor de testdruk) nagaan of er gedurende minstens 20 minuten geen drukverlies is op de controlemanometer en in die tijdspanne alle bereikbare delen van de binnenleiding afzepen (de verbindingen, lassen, kranen,...) met een schuimend product, - de proef is gunstig wanneer er geen drukverlies is en er zich geen enkele bel vormt. Elke lek moet onmiddellijk gedicht worden.
■ mantelbuis:
- te voorzien bij elke doorgang van een wand (horizontaal of verticaal), - moet bij doorgang van een vloer 5 cm boven de vloer uitsteken, - de ruimte tussen de leiding en de mantelbuis moet dicht gemaakt worden met een plastisch niet-corrosief materiaal (bv. silicone, mastiek), - doorgangen van een buitenmuur: volledig gasdichte afdichting.
b. Ontluchten
A.6. Reiniging - Identificatie
- een gasinstallatie wordt pas in dienst genomen na het zorgvuldig ontluchten ervan, - ontluchten gebeurt met: • een darm die buiten het gebouw op een veilige plaats uitmondt, • een gemakkelijk te bereiken brander van een verbruikstoestel – lang genoeg onder toezicht laten branden om zeker te zijn dat de ganse installatie ontlucht is.
■ Wanneer
men een gasleiding wil reinigen mag men: - nooit zuurstof of een brandbaar gas (butaan / propaan) gebruiken, en moet men: - de gasmeterkraan afsluiten, - de verbruikstoestellen en de gasmeter afkoppelen, - de leiding reinigen door het inblazen van lucht of een inert gas, - na het reinigen, de gasmeter en de verbruikstoestellen terug aankoppelen, - de installatie zorgvuldig ontluchten en nazien op gasdichtheid – elke lek onmiddellijk herstellen.
c. Uitbreidingen - Wijzigingen - Vervanging ■ uitbreidingen:
- elke uitbreiding van de leidingen wordt aanzien als een nieuw gedeelte van de binnenleiding en wordt aan dezelfde beproevingen onderworpen, - de verbinding met het oude deel en de eventuele aansluiting van een verbruikstoestel wordt door afzepen op de distributiedruk gecontroleerd bij het onder gas brengen – geen enkele bel mag ontstaan, - volgens de norm volstaat deze werkwijze; wij raden echter aan om, na overleg met de klant, de ganse installatie af te drukken op 100 mbar en de eventuele op die wijze vastgestelde gebreken te herstellen,
■ De
eventuele identificatie van de gasleidingen (bv. wanneer er zich meerdere leidingen in elkaars nabijheid bevinden en vergissingen mogelijk zijn) gebeurt door een markering in gele kleur (bv. met verf of zelfklevende tape).
A.7. Beproeving en nazicht van de installatie a. Afdrukken
■ wijzigingen
- vervanging: - bij het vervangen van een verbruikstoestel, zelfs zonder dat daarbij de installatie gewijzigd of uitgebreid wordt, zijn de toestelgebonden eisen voor nieuwe installaties van toepassing (zie Dossier Nr.2: vooral luchttoevoer, keukengeisers type A1AS en schoorsteengebonden toestellen type B11BS).
Om de dichtheid van de binnenleiding te controleren wordt deze, na het openen van de stopkranen van al de aangesloten verbruikstoestellen, afgedrukt: - met lucht of een inert gas (bv. stikstof) (nooit zuurstof of een brandbaar gas; butaan / propaan), - op een druk van 100 mbar ±10 mbar, A 11
B. Stop- en sectioneerkranen
Stopkraan: gaskraan van de installatie die onmiddellijk vóór elk verbruikstoestel geplaatst is: Sectioneerkraan: gaskraan die toelaat een gedeelte van de installatie af te sluiten – dient geplaatst aan het begin van elke uitbreiding van een binnenleiding.
B.1. Materialen ■ koperlegeringen, ■ stopkraan: ■ gietijzer,
- het koppelstuk bevindt zich langs de zijde van het toestel wat toelaat het toestel af te koppelen zonder de kraan te demonteren, - de kraan heeft geen afneembare bedieningshandel, - de kraan is zo dicht mogelijk bij het toestel geplaatst en is bereik- en bedienbaar: • voor tussenbouw-keukenfornuizen en inbouwkookplaten mag de stopkraan in een onder- of naastgelegen kast of ruimte geplaatst worden, ook als de kraan daardoor minder gemakkelijk te bedienen is, • voor aardgasinbouwhaarden ingewerkt in een bestaande sierschouw die vroeger voor een andere brandstof gebruikt werd, mag, indien de omstandigheden geen normale plaatsing toelaten, de stopkraan opgesteld worden in een aanpalend lokaal voor zover de leiding tussen deze kraan en het aansluitpunt van het toestel uitgevoerd wordt met RHT materialen en verbindingstechnieken en er ter hoogte van het aansluitpunt een 2de stopkraan voorzien wordt voor het eventueel afkoppelen van het toestel.
■ staal.
B.2. Gestelde eisen ■ de
stop- en sectioneerkranen beantwoorden aan de voorschriften van de norm NBN EN 331 en zijn van het RHT-type wanneer ze geplaatst zijn in een gebouw,
■ het
zijn kranen met conische plug of bolkranen,
■ de
bediening is eenvoudig uit te voeren met 1/4 toer,
■ de
constructie is dusdanig dat ondubbelzinnig kan worden vastgesteld of de kraan “open” of “gesloten” is,
■ kranen die aan deze eisen voldoen herkent men aan
bv. de AGB/BGV label op de kraan,
LET OP Niet enkel AGB/BGV-kranen zijn RHT. De aanduiding van de norm "EN 331" en het RHT-teken ("GT" of "HTB") zijn dan aangegeven op de kraan of er is een attest van de fabrikant in die zin bijgevoegd. A 12
C. Gasaansluiting
- een metalen RHT-slang, BGV gekeurd en zo geplaatst dat zij niet wordt blootgesteld aan pletting, aan tractie of een kleinere kromtestraal vertoont dan toegelaten door de fabrikant.
De gasaansluiting van verbruikstoestellen na de stopkraan gebeurt met: - koperen leidingen met de voorziene wanddikte (zie tabel), - stalen leidingen,
Metalen RHT slang – AGB-BGV gekeurd Uitzondering voor komforen en niet ingebouwde kookfornuizen (monobloc):
■ twee
types elastomeren slangen: tijdelijk zullen er twee 2 types elastomeren slangen op de markt zijn: - het oude model (asymmetrisch model) is uitgerust met aan de zijde van het toestel een vast opzetstuk en aan de zijde van de binnenleiding (stopkraan) een opzetstuk met vrije wartelmoer en geïntegreerde vlakke dichtingsring,
■ deze
toestellen mogen aangesloten worden door middel van een elastomeren buigzame slang met de gepaste mechanische opzetstukken; gebruik uitsluitend goedgekeurde slangen, deze zijn te herkennen aan de label “AGB/BGV”,
A 13
- het nieuwe model (symmetrisch model) met aan beide uiteinden een vrije wartelmoer met geïntegreerde vlakke dichtingsring; op termijn zal enkel het symmetrisch model beschikbaar blijven.
■ montage
oudere toestellen hebben aan de ingang een draadstuk met conische schroefdraad ISO-7/1 - de slang wordt dan als volgt gemonteerd: 1. breng een dichtingsmiddel aan op de conische schroefdraad van het toestel: teflonband of schroefdraadpasta (colmat)+ acrylkoord, 2. schroef het overgangsstuk (inwendige cilindrische schroefdraad ISO 7-1 naar uit wendige cilindrische schroefdraad ISO 228-1) met een sleutel vast op het gastoestel, 3. ga na of de rubberen dichtingsring langs beide zijden goed in het koppelstuk van de elastomeren slang (nieuwe generatie) zit, 4. schroef de elastomeren slang langs beide zijden handmatig vast, 5. schroef nog een bijkomende halve toer vast met een steeksleutel. 6. open de gaskraan en ga na, door het afzepen van alle verbindingen met een schuimend product, of er geen lekken (zeepbellen) zijn.
Bij het plaatsen van een nieuw toestel of ter gelegenheid van het vervangen van een bestaand toestel moet steeds het symmetrisch model gebruikt worden.
Nieuwe toestellen zijn aan de ingang uitgerust met een parallelle schroefdraad ISO228-1 - volg voor de montage van de slang de stappen 3, 4, 5 en 6 zoals hierboven beschreven. ■
Oud model (asymmetrisch)
te nemen voorzorgen - de slang moet zo gemonteerd worden dat zij niet wordt blootgesteld aan mechanische belastingen zoals wringen, samendrukken, rekken, - zij moet een kromtestraal hebben die ten minste gelijk is aan tien maal haar buitendiameter, - zij mag niet in contact komen met warme wanden, - zij moet beschut zijn tegen de zon en de ultravioletstralen en mag niet in een te warme omgeving geplaatst worden.
■ periodieke
controle en vervanging minstens jaarlijks wordt nagekeken of de slang geen zichtbare beschadigingen vertoont; de slang wordt vervangen uiterlijk op de aangegeven vervangingsdatum. Nieuw model (symmetrisch)
A 14
Elastomeren slang AGB / BGV in de twee uitvoeringen
Aanbeveling Indien het drukverlies tussen de gasmeter en een gastoestel (bv. de badgeiser) groter dan 1 mbar is bestaat de kans dat de werkdruk aan dat toestel te laag is en het slecht gaat werken (het water wordt niet warm genoeg). Het is daarom aangeraden steeds de leidingen te laten berekenen door een gehabiliteerd installateur, ook voorafgaand aan het plaatsen van een bijkomend gastoestel. U vindt allerlei informatie over aardgas en FAQ's op de website www.aardgas.be. U kunt op die site ook allerlei vragen stellen en suggesties doen in verband met aardgas, de KVBG verbindt er zich toe u snel te antwoorden.
A 15
A
Verantwoordelijke uitgever: An De Backer, Rodestraat 125 - 1630 Linkebeek - Februari 2008