P LAAMSE GEMEENSCHA O N D E RW I J S VA N D E V
Blad voor Verbazend Interessante Persoonlijkheden
Jaargang 2 / nr. 3 september 2008
De eerste keer. Nieuwe leerkrachten over hun eerste jaar Leerlingen over welbevinden op school Belasting milieu en kostprijs dwingen scholen tot minder energieverbruik Methodescholen geven kinderen ‘goesting’ in onderwijs Het eerste middelbaar vergeleken
Bezoek ook: www.g-o.be
Dossier: centra voor leerlingenbegeleiding
AGENDA
INHOUD
Kom met je school naar het Wetenschapsfeest in Mechelen en bezoek de GO! stand
WELKOM in ons levend laboratorium! Van vrijdag 17 oktober tot en met zondag 19 oktober vindt in de Nekkerhal in Mechexxlen het Wetenschapsfeest plaats. Zelf doen en beleven is hier de boodschap want verschillende universiteiten, hogescholen, wetenschappelijke instellingen, verenigingen en federaties pakken uit met interactieve experimenten en demonstraties. Ook het GO! neemt deel met een stand van maar liefst 300m². Daar worden wetenschapslessen nagebootst zoals die in het GO! dagelijks gegeven worden. Spannende, creatieve workshops dus. Elke dag demonstreren vier groepen van leerlingen onder de leiding van hun leerkrachten het GO! labo, een levend laboratorium. Bezoekende leerkrachten en leerlingen krijgen de kans om deze workshops te volgen rond de vakken fysica, chemie, biologie, aardrijkskunde, wiskunde, informatica en natuurweteschappen. Op deze manier maakt een groot publiek (er worden 35.000 bezoekers verwacht!) op een positieve manier kennis met de kwaliteit van het wetenschapsonderwijs in het GO!. Tegelijkertijd nodigen we GO! scholen uit om de workshops te bezoeken zodat het enthousiasme voor wetenschappelijke vakken ook bij hen zal overslaan. Op zaterdag en zondag staan de workshops open voor het grote publiek, maar op vrijdag kunnen het 5e en 6e jaar basisonderwijs in de voormiddag en in de namiddag de 1e graad van het secundair onderwijs naar hartelust experimenteren. Iedereen is welkom om het levend laboratorium te bezoeken!
GO! D OS S I ER Centra voor leerlingenbegeleiding Alles over de werking van het CLB > p.21
Dit tijdschrift is een uitgave van het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Communicatiedienst, Alhambragebouw, Emile Jacqmainlaan 20, 1000 Brussel - Tel.: 02 790 93 00, Fax: 02 790 95 06 Frequentie: GO! & co verschijnt viermaal per jaar Oplage: 41.000 exemplaren Info:
[email protected] Je vindt GO! & co ook op www.g-o.be/huistijdschrift Redactiecomité: Lucas Brion, Hélène De Keyser, Koen Denolf, Marc Devaere, Urbain Lavigne, Lut Stroobants, AnSofie Van Den Noortgate, Ann Van Driessche, Willem-Jan van Ekert, Luc Van Gasse, Cynthia Vanhee. Werkten mee aan dit nummer: Femke Coopmans, Aart De Zitter, Kiki Feremans, Filip François, Bettina Geysen, Isabelle Haemers, Eric Spaens, Barbara Vandenbussche, Jens Vermeersch. Redactie en vormgeving: Het Salon - www.het-salon.be Fotografie: Thomas De Boever, An De Smedt, Piet Goethals, Isabel Pateer.
D E EERS TE K EER Nieuwe leerkrachten over hun eerste jaar. Zes starters blikken terug > p. 4
WEL BEV I ND EN Hoe goed voelen leerlingen zich op school Leerlingen geven hun mening > p. 10
HET EERS TE MI D D EL BA A R Over de landsgrenzen heen Drie leerkrachten uit drie landen vergelijken > p.18
D UURZ A A MH E ID Verantwoord energieverbruik Energietips voor scholen > p. 48
09 IN D E BLOEMETJES Leerkracht van het jaar
37 METHODEO N DERWI J S GO! methodescholen in de kijker
13 COLU MN Bettina Geysen
42 PROJECT Het schoolteam maakt het verschil
14 OPLEID IN G D IRECTEU R Zo word je directeur
46 2 0 JAAR G O ! Het GO! viert feest!
16 EEN D AG IN HET LEVEN VAN MVD-medewerkers
50 GO! IN TERAC TI EF GO! website in een nieuw kleedje
34 MARITIEM ON D ERWIJS Maritiem onderwijs in Vlaanderen
Verantwoordelijke uitgever: Urbain Lavigne, afgevaardigd bestuurder Reclameregie: Media Surplus - tel. 0497 48 15 17
Voor meer informatie: www.g-o.be/wetenschapsfeest www.wetenschapsweek.be/wfeest.html
- september 2008
- september 2008
03
DE EERSTE KEER
Nieuwe leerkrachten over hun eerste jaar
1. Heb geduld als je nog op zoek bent naar een school. Blijf positief denken. 2. Blijf jezelf. Dat wordt geapprecieerd door de leerlingen. 3. Maak van bij het begin duidelijke afspraken met je leerlingen en hanteer ze ook consequent. 4. Probeer bij de start respect af te dwingen bij je leerlingen. 5. Leg de lat tijdens de eerste jaren niet te hoog. 6. Blijf altijd rustig tijdens de les. 7. Bereid je lessen altijd goed voor. 8. Treed kordaat en consequent op. 9. Probeer niet de alwetende te zijn. Of doe dat met de nodige ironie. 10.Fouten maken is menselijk. Probeer ze dus niet weg te stoppen. Laat de leerlingen zien dat je net als hen fouten maakt. Zo zullen ze minder faalangst hebben.
Elk jaar starten duizenden leerkrachten hun loopbaan in het onderwijs. Wat maakt een pas afgestudeerde leerkracht mee tijdens het eerste jaar voor de klas? Wat ging goed en wat ging fout? Zes starters blikken terug op hun eerste jaar in het GO!. Waarom lesgeven?
Hoe verliep je eerste schooldag?
Had je op voorhand ergens schrik voor? En waar keek je naar uit?
Waar hecht je als leerkracht belang aan?
Hoe motiveer je de leerlingen?
Hoe probeer je de VIPgedachte in de klas te brengen?
Wat betekent GO! voor jou?
Wat maakt lesgeven zo bijzonder?
Wat is het mooiste moment van het voorbije jaar?
Mijn moeder heeft jaren in het onderwijs gestaan. Soms, wanneer ze toezicht hield, hielp ik samen met mijn vriendinnetjes op de kleutertjes te letten. Ik heb het dus eigenlijk meegekregen van mijn moeder.
Het was toch even wennen. Voor het eerst in je eentje voor een klas staan als echte leerkracht geeft je onmiddellijk veel verantwoordelijkheid. Maar het voelde ook aan als een uitdaging. Ik was blij dat ik de kans kreeg om te bewijzen dat ik een groep kleuters kan begeleiden. Ik werd bovendien heel goed geholpen door juffrouw Katty, met wie ik samen in de eerste kleuterklas stond.
Ik had wel schrik dat er wat ging mislopen. Een kleuter die plots weg is, iemand die valt, … Die beelden spookten door mijn hoofd. Ondertussen is die angst gelukkig weg want problemen heb ik nog niet ondervonden.
Het allerbelangrijkste is dat de kleuters zich goed voelen in de klas. Doen ze dat niet, dan nemen ze geen nieuwe dingen op. Op dat vlak verschillen kinderen niet van volwassenen.
Vooral door zelf enthousiast de activiteiten aan te bieden. Er zijn bijvoorbeeld kleuters die het niet fijn vinden om een gedichtje te leren. Ik zeg dan het gedicht heel enthousiast op of plan een spelletje rond de inhoud zodat ze het op een speelse manier leren. Ik probeer hen steeds positief te benaderen en te motiveren door positieve aandacht te geven.
Al mijn kleuters betekenen heel veel voor mij. Ieder op zijn eigen manier. In het begin van het schooljaar werk ik er vooral naartoe om de kleuters zich goed te laten voelen in de klas. Na een tijdje zie je dan welke kleuters sterk zijn en welke iets zwakker. En dan is het een kwestie van variëren. De sterken werken in de klas heel zelfstandig, terwijl de anderen begeleiding krijgen, in de mate dat het nodig is. Zo probeer ik een opdracht voor iedereen te laten slagen en iedereen de aandacht te geven die hij of zij nodig heeft.
Het GO! heeft een goede visie in mijn ogen, met veel aandacht voor de kinderen. Het biedt ook veel kansen, zowel aan leerlingen als leerkrachten. Dat vind ik heel belangrijk en ik zie het als een teken van geloof in de toekomst; een goede toekomst voor de kinderen, een toekomst waar je je droomjob kan uitvoeren.
Elke dag is anders. De inbreng van de kleuters maakt een activiteit zo uniek. Je hoort ook vaak erg grappige uitspraken uit de mond van de kinderen komen. Zo zijn er dagelijks situaties. Dat vind ik ronduit geweldig.
Het goede contact met de collega’s in de eerste plaats. Ik heb een goede vriendschap opgebouwd met verschillende leerkrachten. We gaan samen winkelen, gezellig eten, doen een terrasje… Heel aangenaam! Maar daarnaast natuurlijk ook de band met de kleuters. Mijn kleuters stonden vol ongeduld te wachten om naar de grote school te mogen gaan, naar het eerste leerjaar. We gaan elkaar missen!
Het leek me enorm leuk om zelf te onderwijzen. Werken met kinderen en er dagelijks mee bezig zijn, leek me wel wat. Ik sta nu in de derde graad in de lagere school en daar zijn de kinderen al iets ouder. Daar voel ik me ook het meest op mijn gemak.
Ik ben pas gestart op 10 september. De juf van de klas ging bevallen en ik zou haar vervangen. De eerste schoolweek was ik er zelf ook al bij, maar toen was de juf er ook nog. Ik heb zo toch de start van het schooljaar kunnen meemaken en bovendien kreeg ik nog begeleiding. Ik heb die eerste week dus nog veel kunnen leren.
Eigenlijk had ik op voorhand niet echt schrik. Tijdens je opleiding geef je zelf heel wat stagelessen; dus ik wist wel waar ik aan toe was. Ik keek vooral uit om mijn eigen ding te kunnen en mogen doen voor de klas.
Dat de kinderen in orde zijn en op tijd klaar zijn met hun taken. Dat maakt het voor iedereen aangenamer werken. Verder hecht ik ook veel belang aan eerlijkheid. Ik heb liever dat ze toegeven als ze iets mispeuterd hebben. Respect voor elkaar hebben is ten slotte ook iets dat ik zeer belangrijk vind.
Ik probeer altijd met iets leuks te starten, zodat de kinderen zin hebben in de rest van de les. Maar daarnaast beklemtoon ik ook vaak dat ze alles moeten doen voor zichzelf. Dat ze hun toekomst voor ogen moeten houden. Dat begint ook al in de lagere school.
Elke leerling is in mijn ogen belangrijk. Iedereen verdient hetzelfde respect en moet op dezelfde manier benaderd en gevolgd kunnen worden. Zij die het meer nodig hebben, krijgen van mij dan ook individuele ondersteuning en schouderklopjes als dat nodig is. Ik probeer het ook aan mijn leerlingen zelf duidelijk te maken dat iedereen zijn eigen kwaliteiten heeft en dat respect enorm belangrijk is.
In het GO! krijgt iedereen de kansen die hij of zij verdient. In de klassen en op school krijg je te maken met een grote diversiteit. Dit maakt lesgeven niet alleen boeiend, maar ook zeer verrijkend.
In het vijfde en zesde leerjaar staan is zo mooi omdat je les mag geven aan de oudsten van de school. Ze kijken nog steeds heel erg naar je op; je vervult in hun ogen echt een voorbeeldfunctie. Je ziet ze evolueren tijdens het jaar en je ziet dat ze de dingen die jij hen geleerd hebt, snappen en onthouden. Zien dat ze van jou leren is echt fantastisch!
Dat was voor mij het afscheid van het vijfde leerjaar. Na de paasvakantie wisselde ik namelijk van klas. De reacties die ik nadien nog kreeg van mijn oud-leerlingen zijn onbeschrijfelijk. Ze kijken er zo naar uit om volgend schooljaar terug bij mij te komen.
Ik wou graag een job met voldoende afwisseling. Een job waarin ik mezelf kon blijven. Het idee dat je als leraar deel uitmaakt van de ontplooiing van jonge mensen en nieuwe generaties vond ik ook een mooi vooruitzicht. Omdat ik graag onder de mensen kom, sprak het sociale aspect van de job me ook aan.
In mijn eerste jaar als leerkracht kende ik een moeilijke start. Ik kende de school niet en ik kon er niet echt mijn draai vinden. Maar afgelopen schooljaar mocht ik beginnen in een school waaraan ik als stagiair goede herinneringen had overgehouden. En dat maakte me dolenthousiast. Mijn eerste schooldag verliep dan ook vlotjes.
Ik keek er naar uit om me te bewijzen. Ik had ook wel schrik dat ik misschien net daardoor foutjes zou gaan maken die me duur te staan zouden komen.
Respect! Dat is en blijft mijn stokpaardje. Ik probeer mijn leerlingen er ook bewust van te maken dat ze moeten werken willen ze iets bereiken. Geen gemakkelijke taak!
Dat is niet altijd een gemakkelijke klus. Ik probeer hen af en toe een duwtje in de juiste richting te geven en dan lukt het me wel om ze te motiveren. Dat spreekwoordelijke duwtje hoeft niet altijd veel te zijn. Door de vorderingen die ze maken extra te benadrukken merk ik dat ze de volgende keer beter gaan presteren.
Ik ben daar eerder onbewust mee bezig. Ik probeer wel voor een aangenaam leer- en leefklimaat te zorgen tijdens mijn lessen, maar in de eerste plaats focus ik eerder op de inhoud van het vak.
Het GO! streeft ernaar om jongeren voort te brengen die een brede en gezonde kijk op de wereld hebben. Als leerkracht in het GO! steun ik deze principes ten volle en ben ik blij dat ik hier aan kan én mag meewerken!
Dat je jonge mensen niet alleen iets bij kan brengen over een bepaald vak, maar ook het feit dat je een bijdrage levert aan hun algemene ontwikkeling vind ik het mooie aan het vak.
Onlangs nog, de laatste ouderavond. Toen kwam een leerling me bedanken voor het leuke jaar en de leuke lessen. Als je zoiets niet verwacht, voelt zoiets bijzonder goed aan!
katrien rega leerkracht 1e en 3de kleuterklas bs schuttershof sint-truiden
thomas de wael leerkracht 5e en 6e leerjaar bs denderleeuw
andy van geffen 1e graad so (biologie, leren leren, wetenschappelijk werk) ka grimbergen
f 04
- september 2008
- september 2008
05
DE EERSTE KEER
nihal deveci 1e en 2e graad so (wiskunde) ka etterbeek
pascale vervaecke vakgebied wiskunde sbso sterrebos rumbeke
steffen peelmans leraar nt2 en engels cvo antwerpen-zuid
06
- september 2008
Waarom lesgeven?
Hoe verliep je eerste schooldag?
Had je op voorhand ergens schrik voor? En waar keek je naar uit?
Waar hecht je als leerkracht belang aan?
Hoe motiveer je de leerlingen?
Hoe probeer je de VIPgedachte in de klas te brengen?
Wat betekent GO! voor jou?
Wat maakt lesgeven zo bijzonder?
Wat is het mooiste moment van het voorbije jaar?
Als kind keek ik al op naar mijn leerkrachten en droomde ik ervan om ooit in hun plaats voor het bord te staan. Andere mensen iets bijleren, hen kennis, vaardigheden en zelfs attitudes bijbrengen: het leken me allemaal elementen van een heel bevredigende job.
Die was heel spannend. Een nieuwe school, nieuwe collega’s, nieuwe leerlingen. Ik was vooral heel benieuwd en zenuwachtig. Uiteindelijk verliep die eerste dag heel goed.
Ik wou vooral een goede relatie opbouwen met de leerlingen. De sfeer in de klas is zeer belangrijk. Ik had ook wel schrik om een leerkracht zonder gezag te zijn. In het begin durven leerlingen je wel eens te testen om te kijken waar de grenzen liggen. Ik had me voorgenomen om van bij het begin kordaat, strikt en consequent op te treden. Anders is het moeilijk om later de touwtjes in eigen handen te houden.
Gestructureerd werken vind ik belangrijk. De leerlingen moeten weten waar ze mee bezig zijn, tot welk hoofdstuk en onderwerp iets behoort, wat de verbanden zijn tussen dingen, enz. Ik hecht ook enorm veel belang aan luisteren. Als ik zelf spreek of als een leerling aan het woord is, moet iedereen luisteren.
Door zoveel mogelijk positieve feedback te geven en door ze het nut van de leerstof aan te tonen zodat ze weten waarom ze naar school komen en wat ze aan mijn vak hebben. Ik probeer daarnaast ook een goed contact met mijn leerlingen te hebben.
Elke leerling is in mijn ogen uniek. De ene leerling heeft dan ook meer en andere begeleiding nodig dan de andere. Sommigen moeten extra begeleiding krijgen. Begaafde leerlingen moeten anderzijds voldoende uitgedaagd worden.
Ik vind het belangrijk dat het GO! verplicht is tot neutraliteit. Iedereen kan er terecht. De religieuze, filosofische of ideologische overtuiging van de ouders en de leerlingen worden gerespecteerd en er is plaats voor diversiteit.
Elke dag is anders. Het is geen monotone job. Al die jongeren worden opeens deel van je leven. Je voelt je ook verantwoordelijk voor hen. Hun carrière op school en dus ook hun toekomst ligt voor een deel in jouw handen.
Mijn laatste dag op school toen ik de leerlingen met cadeautjes zag aankomen. Dat was ongetwijfeld het mooiste moment van het voorbije schooljaar: waardering krijgen van je leerlingen.
Ik werk al mijn hele leven graag met kinderen. Vroeger als leidster in de jeugdbeweging, maar ook op het zomerspeelplein. Ik vind het leuk om jongeren iets bij te brengen. Het sociale contact is ook een onmisbare factor voor mij. In het onderwijs staan is de geknipte job. Ik sta momenteel in het instituut ‘Ter Sterre’, een school voor autistische jongeren. Een schitterend initiatief van het GO! om deze jongeren de begeleiding te bieden die ze nodig hebben. Voor mij is het een extra uitdaging.
Het was een heel spannende dag want ik had nog niet veel met autistische jongeren gewerkt. Ik was zelf heel benieuwd, net zoals de jongeren zelf. Voor hen is het moeilijk om zomaar in een nieuwe omgeving met nieuwe mensen terecht te komen. Uiteindelijk vond ik het een zeer positieve ervaring. Iedereen ging met een goed gevoel naar huis.
Ik keek vooral uit naar het contact met de leerlingen. De band tussen leerlingen en leerkrachten is toch iets bijzonders. Ik had ook wel schrik om met autistische jongeren te werken. Ik wist niet zo goed wat ik ervan moest verwachten.
Ik vind respect en vriendelijkheid belangrijke waarden. In het onderwijs zelf, maar ook in hun latere leven zijn die onontbeerlijk.
Ik doe dat door hen bepaalde onderwerpen of oefeningen uit te leggen en ze te situeren in hun leven. Ik probeer ze ook te motiveren door na saaie lessen ook eens iets leuks te doen.
Ik probeer mijn leerlingen zo individueel mogelijk te behandelen. Voor elke leerling heb ik mijn eigen lesmethodes, aangepaste oefeningen, gepaste begeleiding. Zo is het niet mogelijk dat leerlingen zich onbegrepen voelen. Ook buiten de les - op de speelplaats of in de contacten met het paramedisch personeel proberen we elke leerling zo individueel mogelijk te benaderen. Het is zeker niet fout om te zeggen dat elke leerling een echte VIP is in onze school.
Het GO! heeft vele mogelijkheden om leerlingen zo goed mogelijk op te leiden. Ik vind het heel knap dat het GO! het heeft aangedurfd om een school speciaal voor autistische jongeren 0V4 op te richten. Dit is zeker niet evident. Het is schitterend dat autistische jongeren via deze school de kans krijgen om de begeleiding te krijgen die ze verdienen!
Het contact met de jongeren. Het gevoel dat je iemand iets kan bijbrengen en dat je hen een duwtje in de rug kunt geven.
Het leukste moment was toen ik eens een paar dagen ziek was. Nadien hoorde ik hoeveel de leerlingen me gemist hadden.
Na een paar omwegen kwam ik dan toch in het onderwijs terecht. Ik besliste vorige zomer om bewust en met volle overtuiging aan een carrière in het onderwijs te beginnen. Ik werk deeltijds. Daardoor heb ik veel tijd voor mijn zoontje Miel. De overige tijd compenseer ik met redactie- en vertaalwerk.
Ik voelde me meteen goed in mijn vel. Enthousiaste collega’s, ondersteunend personeel dat je met de glimlach helpt, een directie en coördinatoren die realistische eisen stellen en aanspreekbaar zijn en leergierige cursisten. Wat kan een leerkracht nog meer wensen?
Dankzij een ‘spion’ binnen de school, een ex-collega van mijn moeder, was ik ervan overtuigd dat deze school een ideale biotoop voor mij zou worden.
Cursisten moeten beseffen waarom ze hier zitten. Als ze gemotiveerd zijn, kunnen ze veel leren in de klas. Sommigen ondergaan een heuse metamorfose. Daar getuige van zijn en weten dat je er een aandeel in hebt, geeft voldoening. En het streelt ook de ijdelheid.
Dankzij mijn barman- en deejayverleden enerzijds, en een jongere broer in de Antwerpse hiphopscène anderzijds, ben ik nog behoorlijk goed mee met de leefwereld van mijn jongste cursisten. Dat is altijd gemakkelijk om een insteek te vinden.
Cursisten moeten zich op hun gemak voelen in mijn les, ik ben geen bullebak die hen komt africhten. Ze moeten ook het gevoel hebben dat ze hun tijd nuttig besteden in mijn les, beseffen dat mijn soms energieke en altijd enthousiaste performance maar één doel heeft: elk van hen helpen hun doel te verwezenlijken als mondige en kritische mensen.
Hoewel niet iedereen hetzelfde is, verdient iedereen de kans om zich maximaal te ontplooien. Het klinkt als een evidentie, maar dat is het helaas niet. Het komt er nog al te vaak op neer dat je in het juiste nest geboren moet worden om kansen te krijgen. Die ongelijkheid trachten uit te vlakken is een belangrijke pijler van de democratie. Daar wil ik graag aan meewerken.
Volgens mij is lesgeven een complexe vorm van doen: je moet je vak zo goed beheersen dat je het eenvoudig kan laten lijken voor je leerlingen. Waarschijnlijk wordt lesgeven daarom vaak onderschat: als het goed gedaan wordt, lijkt het immers erg simpel. Dan ziet niemand het werk vooraf en de ingrepen van de leerkracht tijdens de les.
Een jonge cursist die het uitgaansleven heeft ontdekt en er met volle teugen van geniet door te spijbelen. Die kunnen motiveren om toch zijn studies af te maken, dat is, om het in voetbaltermen uit te drukken, scoren. Ook als een cursist iets presteert wat hij of zij niet voor mogelijk hield. Een leerling die ik kan helpen een overwinning te behalen, betekent een eervolle vermelding op mijn denkbeeldig palmares.
- september 2008
07
IN DE BLOEMETJES
Leerkracht van het jaar Meester Chris van BS De Bilter (25) staat nog maar drie jaar voor de klas en mag zich nu al de leerkracht van het jaar noemen. De Leerkracht van het Jaar is een initiatief van het tijdschrift Klasse; een symbolische actie om de leerkrachten ieder jaar in de bloemetjes te zetten. Chris Vandormael over zijn kersverse titel. “Ik wist dat ik genomineerd was, maar niet waarom. De mama van één van de jongens uit mijn klasje had over het initiatief gelezen en vond dat ik de nominatie verdiende. Ze lanceerde een oproep op school onder de directie, leerkrachten, leerlingen en hun ouders. Zo kwam een ringmap tot stand waarin het ‘waarom’ van mijn nominatie stond. De mama is de map persoonlijk gaan afgeven in Brussel!” Chris komt uit een onderwijzersnest “mijn beide ouders gaven ook les” - en houdt zich al jaren intensief bezig met de jeugd. Het was dan ook snel duidelijk dat ook hij voor de klas wou staan. Daar-
naast zet Chris zich in voor de jeugdraad, speelpleinwerking, het organiseren van sportactiviteiten en de milieuraad in de gemeente Heers. Op school probeert Chris zowel met de ouders als met de kinderen zo vlot mogelijk om te gaan. “Een open communicatie met de ouders én met de kinderen vind ik belangrijk. Zij moeten zich bij mij altijd welkom voelen. Mijn deur staat voor hen open, ook ’s avonds en in het weekend. Ik werk graag op basis van vertrouwen en respect. Ik probeer ook de sterke punten van ieder kind te benadrukken en die positieve noot wordt door de ouders gewaardeerd.” Chris probeert zijn lessen zo aangenaam mogelijk te maken. Er is ruimte om te exploreren en te verkennen aan de hand van uitstappen, sprekers of projecten. Hij start de dag met een gedicht of een verhaal. “Ik lees graag voor en dat probeer ik dan ook zoveel mogelijk te doen. Mijn docente Nederlands aan de Xios Hoge-
school Limburg las ook steevast voor, onder het mom ‘doe datgene wat je predikt’. Een filosofie die ik onthouden heb.” Voor Chris is het duidelijk waarom lesgeven zijn ding is: “Tijdens een schooljaar kan een kind zo groeien en dat is enorm fascinerend. Het doet je als leerkracht zoveel plezier wanneer je een kind op een positieve manier vooruitgang ziet boeken. Dan weet je: ‘Dat wordt gewoonweg een prachtig mens.’” Chris ontving bloemen en felicitaties van onderwijsminister Frank Vandenbroucke. Chris: “Deze titel is natuurlijk een ongelooflijke eer. Ik ben zeer blij dat dit mijn leerlingen, ons team, onze school, onze scholengroep en het GO! mag overkomen. Met zo’n positief gegeven in de kijker geplaatst worden, dat is iets waar we heel dankbaar voor mogen zijn. Ik ben ook blij voor mijn collega’s, want ook voor hen is dit echt een kroon op hun harde werken.”
“Het doet je als leerkracht zoveel plezier wanneer je een kind op een positieve manier vooruitgang ziet boeken.”
- september 2008
09
WELBEVINDEN
Hoe goed voelen leerlingen zich op school? En de leerlingen uit het GO!?
Leerlingen geven hun mening Het welbevinden op school valt moeilijk te meten. Toch hebben scholieren een duidelijke mening over goede en slechte praktijken en over hoe het beter kan. Pesterijen zijn bijvoorbeeld een van de grote zorgen van de schoolgaande jeugd. Op de inspraakdag in het Vlaams Parlement, georganiseerd door de Vlaamse Scholierenkoepel, bespraken leerlingen uit de verschillende onderwijsnetten mogelijkheden om hun welbevinden te verhogen.
G
evraagd naar problemen op school, schuiven de leerlingen pesterijen als eerste naar voren. Die hebben immers een sterke invloed op de sfeer in de klas en dus ook op het welbevinden. Bovendien weten scholen niet altijd hoe ze ermee moeten omgaan. “Er werd bij ons wel eens een leerling geplaagd door zijn klasgenoten”, vertelt Ward. “Dat veranderde later in pestgedrag en er is nog geen oplossing voor gevonden, want de pestkoppen trekken zich niets aan van wat andere leerlingen zeggen.” Alle leerlingen vinden dat de school mogelijk pestgedrag goed in het oog moet houden, zodat iedereen zich goed kan voelen in de klas. “Scholen moeten daar al veel vroeger mee bezig zijn. Goede leerlingenbegeleiding is belangrijk. Toen bij ons een meisje gepest werd, hebben het CLB en de leerlingenraad zich daarmee beziggehouden en het pesten is gestopt”, merkt Jef op. Sommige scholen organiseren activiteiten om pestgedrag tegen te gaan, op andere scholen heb je jojo’s of een pestleerkracht voor elke graad. Die gaat praten met de pesters. Houdt het pesten niet op, dan wordt de leerling geschorst en volgt een gesprek met de ouders. Bij blijvend pestgedrag kan de leerling van school gestuurd worden.
Goede cijfers halen Wie graag en veel studeert en goede cijfers haalt, wordt daar dikwijls op afge10
- september 2008
rekend. “Behoorlijke cijfers halen zonder veel inspanning wordt beter getolereerd,” stelt Alexandro. “Wie heel hoge cijfers haalt en verschrikkelijk hard werkt, is een strever.” Het probleem is volgens Ryan, dat blokbeesten zich niet integreren in de klasgroep. “Als we ’s avonds met heel de klas iets gaan drinken, zijn zij er niet bij. Zo bouw je geen band op met je klasgenoten.” Een goede sfeer hangt echter ook af van de lesgevers. Wat een goede leerkracht is, daar is iedereen het snel over eens: iemand die tijd voor je vrijmaakt en met wie je kan praten. Of die je inhaallessen geeft als je problemen hebt met het vak. “Een goede leerkracht komt op voor zijn of haar leerlingen”, vindt Sharon. “En je kan er altijd bij terecht.” In veel scholen mogen leerkrachten meer aandacht besteden aan het welbevinden van de leerlingen”, vindt Alexandro. Moeten leerkrachten dan met alles rekening houden of mogen er grenzen zijn aan hun begrip? “Als leerlingen zich inzetten en hun best doen, dan moet je begrip hebben voor problemen die zich voordoen”, zegt Ryan. “Elke dag te laat komen, dat kan natuurlijk niet.”
nen redelijk veel sporten beoefenen, zoals pingpong en hiphop”, vertelt Freeke. “De zesdejaars organiseren ook voetbal en basketbal. Daarnaast zijn er nog buitenschoolse activiteiten zoals djembé.” Er zijn ook scholen die voetbalcompetities organiseren tussen de ASO- en de BSO/TSO-afdeling. Dat levert vriendschappelijke contacten op, waardoor beide leerlingengroepen elkaar beter leren kennen. Toch zijn er altijd nog veel leerlingen die niet meedoen en daardoor uit de boot vallen. “De school mag nog zoveel activiteiten organiseren als ze wil, als je er niet aan bijdraagt, blijf je er wat buiten staan”, vindt Evelyne. “Initiatief en een positieve ingesteldheid moeten uit jezelf komen.”
“Een goede leerkracht komt op voor zijn of haar leerlingen.” Voor nieuwkomers is opgenomen worden in de groep niet altijd evident. Daarom organiseren scholen op de eerste schooldag dikwijls activiteiten om het ijs te breken, zoals een barbecue voor iedereen. “Nieuwe leerlingen gaan automatisch bij hun klas staan en praten dan vanzelf wel met de anderen”, zegt Benjamin. “Ik heb nog niet meegemaakt dat iemand werd genegeerd of zo.” Bij Ellen en Sharon op school worden leerlingen uit het 5de jaar peter of meter van de kinderen uit het eerste en tweede middelbaar. “Ik mocht mij voorstellen in hun klas en leerde zo iedereen kennen”, vertelt Sharon. “Ik zei toen dat wie problemen heeft, altijd kan komen praten. Als ouderejaars is het leuk er te zijn voor jongere leerlingen.”
michiel pillet, ka tienen Voor Michiel, zesdejaars Wetenschappen-Wiskunde, is interesse en betrokkenheid van de leerkrachten voor hun leerlingen belangrijk. “We hebben een erg goed contact met de leerkrachten, beter dan in andere scholen of netten”, vindt hij. “Ze voelen zich niet boven ons verheven, maar proberen ons steeds te helpen, zowel op persoonlijk als op academisch vlak. Ze houden ons ook in het oog en zien erop toe dat er bijvoorbeeld niet te veel pestgedrag opduikt. Er zitten hier immers veel leerlingen uit minderheidsgroepen, maar die zijn zo goed geïntegreerd dat er niet veel worden uitgestoten om racistische of enggeestige redenen. Zodra een leerkracht merkt dat een leerling gepest wordt of dat de relatie tussen verschillende klassen niet goed is, komt het tot een gesprek, met bemiddeling van de klasleraar of het
CLB. Er wordt dus niet gewacht tot de leerlingen zelf naar iemand stappen.”
de lessen zitten, dan breng je er ook niets van terecht.”
donata de smedt, kta ensorinstituut oostende In het KTA Ensorinstituut staan de leerlingenbegeleiding en de jojo’s altijd klaar om te helpen. Bovendien is er in de 1ste graad een ‘voeluur’. “In het uurrooster wordt een volledig uur vrijgehouden voor gesprekken met leerlingen”, legt Donata uit het 5de jaar Handel uit. “Als een leerling een probleem heeft, kan hij erover gaan praten met een leerkracht. Dat uur is er enkel voor de 1ste graad, want als je wat ouder bent wordt er verwacht dat je zelf naar de leerlingenbegeleiding stapt. Daarnaast zijn er gezamenlijke activiteiten zoals onze sportdag, waaraan ook de leerkrachten meedoen. Dat contact met hen vind ik wel nodig. Als dat niet goed is, en je moet met een lang gezicht in
jeffrey ballieu, sbso de varens sint-andries Jeffrey, die het laatste jaar Bouw volgt, vindt niet gepest worden een belangrijke voorwaarde om je goed in je vel te voelen. “In de lagere school werd ik veel gepest”, vertelt hij. “Ik kreeg toen geen steun van leerkrachten en directie en ging niet graag naar school. Van zodra ik in het secundair kwam, was dat gelukkig over. Ik heb net mijn stage achter de rug en ben dus goed terechtgekomen. Soms probeer ik zelf jongere kinderen te helpen als ze last hebben van pesterijen, door hen goede raad te geven bijvoorbeeld. De jojo’s, leerlingenbegeleiders en directeurs kijken er ook streng op toe. Daardoor is het veel leuker om naar school te komen.” f
“Dat contact met de leerkrachten vind ik echt wel nodig.”
Je moet natuurlijk wel meedoen Activiteiten tijdens de middag op school kunnen ook bijdragen tot de sfeer. Sporten bijvoorbeeld. En het aanbod blijkt in sommige scholen heel divers. “Wij kun- september 2008
11
WELBEVINDEN
COLUMN
De kleurrijke schooltijd van Bettina Geysen Het welbevinden op school is een onmisbaar criterium om de kwaliteit van het onderwijs na te gaan. Om de inspectie hiervoor meetinstrumenten te bieden, startten de vakgroepen onderwijskunde van VUB en UGent gezamenlijk een reeks onderzoeken op, die opmerkelijke parallellen aan het licht bracht tussen leerlingen, leerkrachten en directeurs. Een goed contact, participatie en een vlotte communicatie blijken basisvoorwaarden om zich goed te voelen op school.
Prof. Nadine Engels (VUB): “Leerlingen hechten het meest belang aan wat dicht bij hen staat, dus aan contacten in de klas.”
Uit het onderzoek kwamen drie groepen kenmerken naar voren die bijdragen tot het welbevinden van leerlingen. Ten eerste: de beleving en tevredenheid op klasen schoolniveau. “Dat heeft onder meer te maken met de mate van inspraak, het verloop van de lessen, relaties met anderen, de infrastructuur en voorzieningen op school”, somt prof. Nadine Engels van de VUB op. “Leerlingen hechten het meest belang aan wat dicht bij hen staat, dus aan de contacten in de klas met de leerkracht en de leerlingen. Ten tweede: het leerprogramma en de studiedruk, die erg subjectief is. Hard moeten werken wordt niet als een probleem ervaren, zolang de leerinhoud maar interessant is en een duidelijke bijdrage levert aan de toekomst. Ten derde: de vrienden op school, voor leerlingen nog altijd de meest gekozen reden waarom ze graag naar school komen. Hoe leerlingen zich voelen op school weerspiegelt zich sterk in hun gedrag.”
Ook leerkrachten en directeurs onderzocht Niet enkel leerlingen werden bevraagd. Prof. Antonia Aelterman van de UGent leidde het onderzoek over het welbevinden van leerkrachten, prof. Geert De Vos dat over het welbevinden van directeurs. “We ontdekten dat een aantal zaken parallel liepen”, zegt Aelterman. “Zo blijken leerkrachten vaak een hoog welbevinden te voelen. Op een schaal van 10 was het gemiddelde voor leerkrachten basisonderwijs bijna 8, voor het secundair 7,7. Leerkrachten met een hoog welbevinden hebben het gevoel dat ze bekwaam zijn en dat ze iets bereiken bij hun leerlingen, zowel in leerprestaties als in de omgang met hen. Deze doelmatigheidsbeleving wordt sterk beïnvloed door de steun van directeur en leerkrachten en door een schoolcultuur die aandacht heeft voor de participatie van de leerkrachten. Ook bij directeurs komt dit terug, al speelt die doelmatigheidsbeleving zich dan af op schoolniveau.”
Prof. Antonia Aelterman (UGent): “Leerkrachten met een hoog welbevinden hebben het gevoel dat ze bekwaam zijn en dat ze iets bereiken bij hun leerlingen.” 12
- september 2008
Aelterman verwijst naar het doctoraatsonderzoek van Karen Van Petegem, over de relatie tussen het welbevinden van leerlingen en dat van leerkrachten in het TSO en BSO. Een van de conclusies was, dat de interactiestijl van de leerkracht en zijn interpersoonlijke gedrag sterk bijdraagt tot een positief klasklimaat. “Leerlingen willen een balans vinden tussen een cijfer- en een gezelligheidscultuur”, besluit prof. Engels. “Ze komen vaak niet in de eerste plaats naar school om te leren, maar wel omdat ze er hun vrienden hebben en graag hun diploma willen halen. Nochtans bleek uit ons onderzoek dat wie naar school komt met een sterk motief om te leren, zich er beter voelt. Er zou meer aandacht kunnen zijn voor de individuele leervorderingen en minder voor de cijfers. Dat zou het welbevinden ten goede komen.”
Even terugkijken op mijn schooltijd geeft een goed gevoel. Voor mij was dit een tijd van plezier maken en veel nieuwe dingen ontdekken. Mijn schoolloopbaan lijkt misschien niet evident, maar boeiend was ze in elk geval! Mijn eerste schoolervaringen deed ik op in een integratieschooltje in Borgerhout. Een bewuste keuze van mijn ouders die ons zo lieten aanvoelen dat er meer bestond dan de Cogels-Osylei waar we toen woonden. Ik denk dat ik mijn grote hang naar tolerantie van daar heb overgehouden. Als één van de enige blanke meisjes dat geen Arabisch of ‘Antwaerps’ sprak was ik eigenlijk een buitenbeentje. Maar als kind stel je je daar weinig of geen vragen bij. Ik werd ondergedompeld in verschillende culturen zonder dat ik eigenlijk begreep wat er gebeurde. Ik keek met grote ogen naar de ‘henna’-
handen van mijn klasgenootjes en herinner mij de lege brooddozen tijdens de ramadan, maar liet mij ook niet doen door het macho-gedrag van een aantal jongens in mijn klas. Ik was gewoon mezelf tussen de anderen, er waren geen clans. Iedereen hoorde gewoon samen.
daar een enorme rookwalm naar buiten. Spijtig genoeg veranderde ik eind vierde jaar opnieuw van school, waardoor ik de mysteries van ‘het kot’ nooit heb kunnen ontdekken, maar waardoor ook de verlokkingen van het roken aan mij voorbij zijn gegaan.
Toen we verhuisden naar Heide-Kalmthout brak er een heel andere tijd aan. Elke morgen fietsten we 8 km naar het Koninklijk Atheneum in Kapellen. Meer dan de helft van de leerlingen kwam toen met de fiets, wat een heel aangename sfeer met zich meebracht. Ik herinner me nog goed de reusachtige fietsstallingen op school en vooral ook de verschillende ‘fietsclans’. Je vertrok ’s morgens met een paar vriendinnen en onderweg pikten steeds meer fietsers aan, zodat je uiteindelijk met 15 à 20 man op school aankwam. Bij hevig regenweer gingen de deuren van de turnzaal ’s morgens open en kon iedereen zijn of haar turnkleren aantrekken zodat de natte kleren konden opdrogen. Niemand vond het vreemd om een dag in turnkleren rond te lopen. Scheen de zon, dan lonkten het grote grasplein en het bos. Het feit dat je met een paar vriendinnen tijdens de vrije momenten daar even kon rondhangen gaf een heel goed gevoel. De school slaagde er in een open sfeer te creëren waardoor je je er thuis voelde. Alle leerlingen kregen in het begin van het schooljaar een rondleiding in het internaat van de school. Een leuk kasteeltje dat achter het bos was. Zo wisten wij ook waar onze klasgenootjes die intern waren, verbleven. Ondanks het feit dat er zowel kinderen uit de rijke buurt van Kapellenbos als minder begoede kinderen uit Ekeren op onze school zaten, speelden die klassenverschillen niet, of heb ik ze in alle geval niet opgemerkt. Wat wél apart aanvoelde, was het ‘rookkot’ voor de vijfdes en de zesdes. Jongere leerlingen mochten hier niet binnen en telkens als de deur openging, kwam
De derde graad van de middelbare school was opnieuw een andere ervaring. Ik liep toen school in het Lyceum van Antwerpen ten tijde van de beruchte ‘Millet-reportage’ van Paul Jambers voor Panorama. De prestigementaliteit die in de reportage werd aangeklaagd, heerste daar naar mijn gevoel ook écht. Een aantal leerkrachten vonden dit verschil eigenlijk wel oké en behandelden de leerlingen ook verschillend. Zo herinner ik mij hoe de zoon van een politicus bij een aantal leerkrachten toch wel net iets meer mocht dan de rest. Ook herinner ik mij hoe hij werd afgezet door de chauffeur van zijn vader en hoe af en toe een filmploeg verscheen aan de schoolpoort wanneer papa zoonlief kwam afleveren. Het was flink wennen voor mij, want van het kleurrijk karakter dat ik kende uit mijn lagere schooltijd en van de jolige fietsbende uit Kalmthout was hier maar weinig meer over. Toch heb ik mij ook hier weten te integreren, zonder mee te heulen met de verschillende hypes. Rang, stand, klasse, discriminatie, … hebben voor mij heel veel met onderwijs te maken. De keuze van een school gaat over meer dan over goeie punten halen en slimme kinderen afleveren. Wat telt is het proces dat je doorloopt en de waarden die je meekrijgt. Zonder het te beseffen heb ik van verschillende smaakjes kunnen proeven en voel ik mij, dankzij mijn schooltijd, thuis in de meest diverse omgevingen!
Bettina Geysen Voorzitster van de Vlaams Progressieven - september 2008
13
OPLEIDING DIRECTEUR
Zo word je directeur voelde ik die niet als ballast”, vertelt Mireille Cleppe. “Ik was erg tevreden over onze mentoren, die zich enorm hebben ingezet om tijdens de contactdagen zo veel mogelijk bijkomende informatie te geven om eventuele hiaten in de lesdagen op te vullen. Er zit nu een schat aan informatie in mijn la, waar ik later op kan terugvallen. In de lessen hebben we hard gewerkt aan attitude, hoe men zich moet profileren als leider. Dat biedt een blijvender vorming dan je hoofd vol kennis te stouwen.”
Vormingsattesten voor directeur uitgereikt Op 18 juni werden zo’n 134 cursisten uitgebreid in de bloemetjes gezet nadat ze het vormingsattest voor directeur behaalden. De voorbije twee jaar volgden zij een basisopleiding die hen alle kneepjes bijbracht van het ambt van directeur of adjunct-directeur. De vernieuwde opleiding, die zich meer dan vroeger richt op de praktijk, wordt alvast op lovende woorden onthaald.
P
rojectverantwoordelijke directieopleidingen Mario Hoste vertelt enthousiast over de cursisten. “Ze hebben duidelijk passie voor de job, een intrinsieke motivatie om iets te veranderen in het onderwijs, een bezieling om het leren van kinderen en jongeren te verbeteren en om hen kansen die ze elders niet krijgen te geven, ambitie om vanuit een visie leiding te geven aan een groep leerkrachten, ambitie om het opvoedingsproject van het GO! gestalte te geven, bezieling om een groep kinderen of jongeren te vormen tot persoonlijkheden waarvan de talenten nog tot uiting moeten komen...
Johan Doens: “Schooltje spelen doe je niet alleen.”
14
- september 2008
Het zijn met andere woorden idealisten in de meest positieve zin van het woord.” Voortdurende begeleiding De moderne directeur is een manager die ‘zijn’ school runt als een modern bedrijf. Dat maakt dat het vereiste competentiepakket zeer divers is. Het GO! zorgt dan ook voor een uitgebalanceerd opleidingstraject. Kandidaten worden gescreend binnen hun scholengroep, waarna ongeveer één derde wordt geselecteerd voor de opleiding. De opleiding bestaat onder andere uit zelfstudie, lesmomenten en contactmomenten. De lessen worden, door de vakspecialisten, zoveel mogelijk interactief gegeven. De cursisten dienen daarom met een elektronisch leerplatform te werken waarmee ze te weten komen welke opdrachten zij moeten maken, welke teksten zij voor de lesdagen moeten doornemen en welke de doelstellingen zijn van de lessen. Tijdens de lessen worden thema’s behandeld zoals de visie op de functie, management, leiderschap, organisatie, beleidvoerend vermogen, zelfevaluatie als start van kwaliteitszorgsysteem, samenwerking met het CLB en financieel beheer. Mentoren begeleiden de cursisten gedurende het volledige traject, zodat ze zich een goed beeld kunnen vormen van groeicurve tijdens de opleiding. Daarde groe naast zijn zij er regelmatig contactmomenten waarop cursisten en mentoren dieper ingaan op de materie. Uiteraard vormt deze opleiding slechts een basis.
Mireille Cleppe: “Een schat aan informatie in mijn schuif.”
Xaveer De Boeck: “Weg met oogkleppen.”
Wanneer de kandidaten hun functie als directeur opnemen, worden zij voortdurend opgevolgd. Verder worden de directeurs permanent bijgeschoold. Zo blijven ze mee evolueren met het onderwijskader. Xaveer De Boeck, Secundair Onderwijs ‘Weg met oogkleppen’ De sterkere nadruk op vaardigheden en attitudes in plaats van loutere kennis stemt Xaveer De Boeck uit het Koninklijk Lyceum van Gent erg tevreden. “Ik ben intussen in dienst en merk dat je de kennis gaandeweg wel verwerft.
Leren doe je immers met vallen en opstaan. Anderzijds zijn er als beginnend directeur wel veel dingen die op je afkomen, en zouden we iets meer mogen leren over hoe je bijvoorbeeld de financiën en begroting aanpakt. Een belangrijk voordeel is dat je een breed netwerk en breder referentiekader opbouwt. Je gaat ook buiten de scholengroep kijken, zodat je je oogkleppen kwijtraakt.” Mireille Cleppe, Basisonderwijs ‘Een schat aan informatie in mijn schuif’ “Hoewel de cursus erg tijdsintensief was,
niet van plan om meteen voor een directeursfunctie te gaan”, vertelt Susan De Coninck. “Maar ook voor mij als leerkracht was deze opleiding interessant. We kregen theoretische uitleg over bijvoorbeeld uurberekening, tuchtprocedures, omgaan met personeel,... waarbij meteen werd getoond hoe je dat kan omzetten in de praktijk. Ik kom zelf uit het secundair onderwijs en volgde de opleiding buitengewoon onderwijs, wat me veel nieuwe inzichten gaf. Die interactie zou ook met andere netten mogelijk moeten zijn.”
Johan Doens, Buitengewoon Basisonderwijs ‘Schooltje spelen doe je niet alleen’ Johan Doens is al enkele jaren directeur van MPI Zonneken in Sint-Niklaas, en koos de opleiding enerzijds omdat die paste in zijn carrièreplanning, maar ook om zijn werk eens onder de loep te nemen. “Het is goed om te vergelijken met anderen, en eens stil te staan bij wat je doet. In het buitengewoon onderwijs voel je je altijd wat een buitenbeentje, maar hier hadden we een goed contact en een hechte band tussen verschillende niveaus. Voor mezelf was de uitbouw van dat netwerk erg belangrijk. Schooltje spelen doe je immers niet alleen. De maatschappij is zo complex en divers, dat die continue wisselwerking een noodzaak is.” Susan De Coninck, Buitengewoon Secundair Onderwijs ‘Nieuwe inzichten’ “Omdat ik net een kindje heb, ben ik nog
Susan De Coninck: “Nieuwe inzichten.”
Van de 134 cursisten die dit schooljaar het vormingsattest directeur behaalden waren 79 vrouwen en 55 mannen. 48 Cursisten behalen het vormingsattest directeur basisonderwijs (waarvan 33 vrouwen en 15 mannen), 47 cursisten behalen het vormingsattest directeur secundair onderwijs (22 vrouwen en 25 mannen), 18 cursisten behalen het vormingsattest directeur volwassenenonderwijs (12 vrouwen en 6 mannen), 13 cursisten behalen het vormingsattest directeur buitengewoon basisonderwijs (9 vrouwen en 4 mannen), 6 cursisten behalen het vormingsattest directeur buitengewoon secundair onderwijs (1 vrouw, 5 mannen), 1 cursist behaalt het vormingsattest directeur deeltijds kunstonderwijs (1 vrouw) en 1 cursist behaalt het vormingsattest directeur centrum voor leerlingenbegeleiding (1 vrouw). De andere 15 cursisten van de opleiding directeur CLB halen pas volgend jaar de eindmeet.
- september 2008
15
EEN DAG I N H E T L E VEN VAN
Goed dat we MVDmedewerkers hebben
Iris Decoutere: “Ik hoop dat ik dit nog heel lang kan doen.”
Het Meesters-, Vak- en Dienstpersoneel (MVD-personeel) voert reparatiewerken uit, houdt de klaslokalen netjes, zorgt ervoor dat de schoolmaaltijden tijdig klaar zijn, bestuurt de voertuigen, begeleidt de kinderen op de bus en nog zoveel meer. Steve Plattenbos fikst werkelijk alles wat er te klussen valt in het KTA van Brugge, van onkruid wieden tot loodgieter spelen. Steve is al 10 jaar onderhoudswerkman en reservechauffeur in het Koninklijk Technisch Atheneum in Brugge. Voordien werkte hij in de horeca. Maar sinds hij kinderen heeft, wil hij regelmatiger werkuren. Steve werkt in een ploeg van 5 mensen, die instaat voor alle klusjes op de school. “We doen het onderhoud van de tuin, de elektriciteit, het sanitair, breken vloeren uit, schilderen ramen, noem maar op. Als er grote problemen zijn, wordt de elektricien of loodgieter erbij gehaald. Maar voor alle kleine karweitjes staan wij in. En dat allemaal in 35 uren per week, dat is eigenlijk een beetje krap om alles te kunnen doen. Zeker omdat we soms nog in andere scholen gaan klussen die ook bij deze school horen. Maar ik doe dit werk heel graag, het is bijna een hobby van me.”
Steve Plattenbos: “Ik doe dit werk heel graag, het is bijna een hobby van me.”
De werkdag van Steve begint om 8.30 uur en eindigt om 16.30 uur, op vrijdag stopt hij vroeger. De onderhoudswerkploeg krijgt, net als het andere onderwijspersoneel, een contract van tien maanden. “Maar we werken in de vakantie ook, met een extra contract voor twee maanden. Tijdens de vakanties kunnen we klussen in de school zonder de leerlingen te storen of omgekeerd. De leerlingen moeten nu zelf de speelplaats proper houden, dat legt ook verantwoordelijkheid bij hen. Het is vooral leuk als je kinderen iets kan bijbrengen.”
Iris Decoutere staat dagelijks in de refter van het Vesaliusinstituut en het Internaat-aan-Zee in Oostende. Ze doet het met hart en ziel. Iris haar werkdag begint om kwart voor 7, met het klaarzetten van het ontbijt voor de internen. Om 15 uur zit het werk erop. “’s Morgens dekken we de tafels en zetten alles klaar voor het ontbijt. Na het ontbijt doen we de afwas en zetten we opnieuw de tafels klaar, want dan komen de kleutertjes en de kinderen uit het lager onderwijs. ’s Middags doen we hetzelfde voor het middagmaal. We werken nu met een nieuw systeem ‘simplicity’: de maaltijden komen toe in bakjes met folie, wij moeten ze gewoon in de microgolf plaatsen. Vroeger kookten we zelf. Dit systeem heeft zijn voor- en nadelen. Als het eten nu niet lekker is, kan ik er helaas niets aan doen. Ik doe dit werk heel graag, met hart en ziel. Het leuke aan deze job is dat ik veel contact heb met de kinderen. Ik zie hen 3 keer per dag, op den duur heb je een band met ze. Ja, ik vind dat zij hun verantwoordelijkheid nemen om de boel netjes te houden, behalve de kleutertjes dan (lacht). Iedereen neemt een plateautje en ruimt proper af. We werken ook met een heel goed systeem vind ik. De karren kunnen naar de keuken worden gerold en de afwas kan zo de machine in. Ik doe dit soort werk al 18 jaar en overal hebben ze me correct behandeld. Ik ben tewerkgesteld via de scholengroep, daar wordt het personeel van verschillende scholen beheerd. Vandaar dat ik ook overgeplaatst ben van een andere school naar deze school. Ik ben hier in de plaats gekomen van iemand die met pensioen ging. En ik hoop dat ik dit nog heel lang kan doen.”
Meesters-, vak- en dienstpersoneel: het hoe en wat Dit personeelsbestand kent 2 categorieën, met elk hun eigen rechtspositie: 1. Werknemers die statutair aangesteld zijn (1032 in totaal): zij hebben geen contract, maar een eenzijdige aanstelling van de overheid. Wijzigingen aan het statuut worden door de overheid opgesteld en bij wet opgelegd. Het vastbenoemd of tijdelijk personeelslid heeft dus geen rechtstreekse inspraak in zijn arbeidsvoorwaarden. Sinds het midden van de jaren tachtig zijn er geen vaste benoemingen meer. 2. Contractueel tewerkgestelde werknemers (2117 in totaal) genieten het stelsel van uitbetaling van een maandloon. Dit in tegenstelling tot het contractueel personeel in de privésector waar uurlonen worden uitbetaald. Een en ander vloeit voort uit én het statuut van het vastbenoemd MVD-personeel waarin de ambten en de loonschalen zijn vastgelegd én uit het gegeven dat statutaire en contractuele personeelsleden in eenzelfde instelling hetzelfde werk verrichten.
ging van het vakantiegeld tot 92% van de maandwedde, de bestaanszekerheidsvergoeding voor de busbegeleiders en het vormingsfonds. In CAO VIII is een vormingsfonds voor MVD-personeelsleden en busbegeleiders opgericht. Tijdens het schooljaar 2007-2008 werd voorzien in een opleiding voor busbegeleiders niet-zonaal leerlingenvervoer. Daarbij hoort onder meer een handleiding en een film, die op 23 april 2008 in Affligem voorgesteld werden tijdens de ontmoetingsdag voor GO! busbegeleiders nietzonaal leerlingenvervoer. Minister Frank Vandenbroucke uitte daar zijn tevredenheid over de manier waarop de middelen van dit vormingsfonds werden aangewend. Dit schooljaar worden die ingezet voor de opleiding van poetspersoneel en algemeen onderhoud. CAO VIII voorziet dit schooljaar ook in initiatieven om, binnen de afgesproken budgettaire grenzen, de arbeidsvoorwaarden voor het contractueel MVD-personeel en de busbegeleiders verder te verbeteren.
De overheid wil de rechtspositie van het MVD-personeel bijsturen. Voor het statutair personeel denken wij hierbij aan de nieuwe verlofregeling. Voor de contractuelen aan de verho- september 2008
17
HET EERSTE MIDDELBAAR
Denemarken, Schotland en Vlaanderen vergeleken Hoe verloopt de overgang? De stap van de lagere naar de middelbare school is voor veel leerlingen een groot avontuur. Want een nieuwe school brengt nieuwe leerkrachten, nieuwe vrienden en nieuwe vakken met zich mee. De redactie trok over de grenzen om het eerste middelbaar onder de loep te nemen. Hoe verloopt de overgang daar? Kunnen wij iets van hen leren en zij iets van ons? Drie mensen uit het onderwijsveld vertellen over het eerste middelbaar in hun land. jim gibson (55) stond jaren voor de klas in Schotland en was schooldirecteur alvorens hij verhuisde naar het departement onderwijs in Moray, één van de 32 council areas in Schotland. Aferdita Muja (39) gaf negen jaar les in het secundair onderwijs in Kosovo, en geeft nu al vijf jaar les in Denemarken, waarvan vier in de Hellig Kors Skole in Kopenhagen. De Vlaamse Francesca Scolozzi (29) onderricht al zeven jaar het vak Frans en staat voor de klas in de Middenschool in Geel.
vallen en die een vergoeding vragen. Verder zijn er een aantal specialist schools waar je bijvoorbeeld Gaelic kan volgen. Ten slotte zijn er ook scholen waar kinderen met specifieke behoeften terecht kunnen.” AFERDITA: “In Denemarken heb je staatsscholen en vrije, onafhankelijke scholen. Maar schoolgaan is hier niet verplicht. Onderwijs volgen wel, ouders kunnen dus bijvoorbeeld kiezen om hun kinderen thuis les te geven. Dat kan, zolang ze de leerplannen volgen.”
Het schoolsysteem in Schotland en Denemarken is anders dan in Vlaanderen. Bestaat de indeling lager – secundair ook bij jullie?
Hoe groot is de kloof tussen basis- en secundair onderwijs?
JIM: “Ja, maar er zijn toch verschillen. De overgang van lager naar secundair gebeurt nadat de leerlingen zeven jaar lagere school gevolgd hebben. Ze blijven verplicht in het secundair onderwijs vanaf de leeftijd van 11 of 12 tot ze 16 zijn. Nadien volgen de meesten wel nog een 5e of 6e jaar.” AFERDITA: “Bij ons bestaat die indeling strikt genomen niet. De school vormt eerder een eenheid. In Denemarken moet je negen verplichte jaren op school doorbrengen. Dat is de Folkeskole. Je start als je zeven bent, op je 13e zit je in de lagere secundaire school (Udskoling) en je maakt die af als je 16 bent. Daarna kan je uiteraard nog verder studeren. De 7e graad komt overeen met het eerste middelbaar bij jullie in Vlaanderen. ” Welke types scholen bestaan er?
JIM: “De meeste scholen zijn comprehensive schools die gratis onderwijs aanbieden en onder de lokale onderwijsdepartementen ressorteren. Daarnaast zijn er ook independent schools die daar niet onder 18
- september 2008
JIM: “Op dit moment is er op nationaal niveau hulp van de overheid op het vlak van het studiecurriculum. Men wil op termijn zorgen voor een geleidelijke overgang tussen basis- en secundair onderwijs voor de leerlingen van 5-14 jaar. Lagere en secundaire scholen hebben samen diverse programma’s uitgewerkt om de leerlingen voor te bereiden op de overgang. Soms worden er bijvoorbeeld al projecten gestart in de lagere school, die voortgezet worden in het secundair. De leerdoelstellingen en methodes worden op voorhand afgestemd om alles vlot te laten verlopen.” AFERDITA: “Wij kennen die kloof eigenlijk niet. Het eerste middelbaar en het voorafgaande jaar versmelten eigenlijk. De overgang wordt dus niet zo ervaren door de leerlingen, er is dus ook geen specifieke voorbereiding.” FRANCESCA: “Op onze school in Geel worden de leerlingen tijdens de zomervakantie met hun ouders uitgenodigd voor een gesprek. Dan kunnen ze praktische vragen stellen. Op de laatste vakantiedag in augustus is er een informatieavond voor ouders en leerlingen. De eerste drie schooldagen
vatten we bovendien op als onthaaldagen. Zo maken de nieuwe leerlingen kennis met elkaar, met hun leerkrachten en met de school.” Op welk vlak is het secundair anders dan het basisonderwijs?
JIM: “Er is natuurlijk de introductie van een groot aantal nieuwe vakken. Eén of meer vreemde talen, chemie, biologie, technische vakken, economie... Bovendien worden die nu gegeven door een gespecialiseerde leerkracht in plaats van die ene juf of meester in de lagere school. De leerlingen zitten ook niet steeds in dezelfde klas met dezelfde leerlingen. Afhankelijk van het vak, komen ze soms in een andere klas terecht.” FRANCESCA: “De leerlingen krijgen meer vakleerkrachten, ook al proberen we dit te beperken. Ze delen nu de lokalen en gebouwen met leerlingen tot 18 jaar. Ze zijn met andere woorden opnieuw de ‘kleinsten’ op school.” Welke talen worden aangeleerd?
JIM: “In de lagere school worden al vreemde talen aangeleerd. Voornamelijk Frans, maar soms ook Duits, Spaans of Italiaans. In het middelbaar staat er een moderne Europese taal op het programma en natuurlijk komt het vak Engels uitgebreid aan bod.” AFERDITA: “Deens, Engels, Duits en Frans staan op het menu. De leerlingen moeten sowieso Engels en Deens volgen. Tussen Frans en Duits hebben ze de keuze.” FRANCESCA: “Frans, Nederlands, Latijn en Engels in het eerste jaar.”
Ligt de nadruk op theorie of praktijk?
JIM: “Dat varieert van vak tot vak. In het secundair ligt de klemtoon vaak meer op abstracte en theoretische kennis dan in de jaren daarvoor. Van de leerkrachten wordt eigenlijk gewoon verwacht dat zij hun aanpak aanpassen aan de vakinhoud en de leercapaciteiten van de leerlingen.” AFERDITA: “Bij ons is dat ook zo. Het hangt af van het vak in kwestie.” FRANCESCA: “Dat is afhankelijk van welke richting de leerling volgt. Voor de talen ligt de nadruk dan weer op het communicatieve aspect (spreek-, luister-, lees- en schrijfvaardigheid).
waarin wordt vastgelegd welke leerstof de leerlingen in het eerste jaar moeten krijgen, zodat er in het tweede jaar verder op gebouwd kan worden.”
Hoe belangrijk is groepswerk?
JIM: “We vinden een mix van verschillende aanpakken belangrijk, zolang het bij het vak en de leerlingen past. We moedigen leerlingen aan om in groepjes te werken, maar ook de gewone leerkrachtleerling lesmethode met mogelijkheid tot interactie vinden we waardevol.” AFERDITA: “Scholen in Denemarken staan bekend om hun groepswerk. Ik kom eigenlijk uit een systeem waar het niet zo was, waar de leerkracht vertelde en de leerlingen gewoon luisterden. Groepswerk maakt het voor mij boeiender.” FRANCESCA: “Een gezonde mix van klassikale instructiemomenten, zelfstandig werk en groepswerk is noodzakelijk. Zo hou je het boeiend voor de leerlingen. De leerkracht begeleidt dit alles.” Wat moeten de leerlingen op het einde kennen of kunnen?
JIM: “Dat is een moeilijke vraag, want het verschilt vaak ook een beetje van leerling tot leerling. Er is eigenlijk geen gemeenschappelijke verwachting voor de leerlingen. In Schotland heb je wel het 5-14 programma waarin de verwachtingen qua vaardigheden en kennis aanleren uitgebreid omschreven worden voor de lagere school en de eerste twee jaren in het secundair.” AFERDITA: “Ik denk dat je het kunt vergelijken met Vlaanderen. Hier worden de eindtermen ook bepaald door het ministerie van Onderwijs.” FRANCESCA: “We zijn gebonden aan eindtermen die per graad zijn opgesteld en die per vak en per graad behaald moeten worden om te kunnen overgaan naar een volgende graad binnen eenzelfde richting. Daarnaast wordt gewerkt met een leerlijn,
Worden de ouders betrokken bij de studies?
JIM: “Zeker, ouders zijn absoluut onze partners én de partners van hun kinderen. Zij zijn eigenlijk ook leerkrachten. De school moedigt de ouders daarom aan om deel te nemen aan het leerproces. Hun stem is enorm belangrijk.” AFERDITA: “Het is de taak van de school om de ouders erbij te betrekken. Ze moeten regelmatig geïnformeerd worden over hun kinderen.” FRANCESCA: “We hebben een oudercomité dat zaken mee organiseert en raad kan geven. Daarnaast trachten we de drempel om de school te bezoeken ook laag te houden.” Veranderen de leerlingen veel tijdens het eerste jaar?
Zijn er geregeld evaluaties of examens?
JIM: “In Schotland moeten leerlingen in principe geen examens afleggen. Het komt voor dat je tijdens je hele schoolloopbaan tussen je 5e en 16e geen examen afgelegd hebt. Ze worden wel tijdens het jaar geëvalueerd door hun leerkrachten.” AFERDITA: “Eigenlijk niet. De leerlingen hebben enkel op het einde van hun secundaire school (Udskoling) examens. Ze worden wel continu gevolgd zodat we kunnen ingrijpen waar nodig.” FRANCESCA: “Bij ons zijn er wel examens, zowel in december als in juni. Het doel is niet alleen het inhoudelijk toetsen van kennis, maar ook het leren omgaan met grote hoeveelheden leerstof. Het aantal examens is wel beperkt tot vijf. Het systeem van examens en thuis studeren is nieuw voor hen, maar ze worden hierin zeer goed geholpen. Wij zijn er om hen te begeleiden bij die grote en belangrijke stap in hun schoolcarrière.”
JIM: “Uit mijn ervaring als directeur, leerkracht en vader van 3 zonen kan ik dat beamen. Ze veranderen vooral omdat volwassenen al veel meer van hen beginnen te verwachten. Ouders en leerkrachten hebben duidelijk andere verwachtingen. Het is een belangrijke fase in hun leven.” AFERDITA: “Ik geef les op basis- en secundair niveau. Dus merk ik wel dat er verschillen zijn. In de hogere jaren zijn de leerlingen bijvoorbeeld goed in het bespreken van verschillende onderwerpen. Ze worden rijper en kunnen je ook al feedback geven. Dat maakt het voor mij zo boeiend.” FRANCESCA: “Tegen het einde van het eerste middelbaar is de overgang van kind naar adolescent echt duidelijk. Als ze na de vakantie in het tweede jaar terechtkomen, zie je vaak dat ze erg veranderd zijn.
- september 2008
19
DOSSIER
CENTRA VOOR LEERLINGENBEGELEIDING
ACHT SCHOOLJAREN CLB: EEN BALANS Leerlingenbegeleiding is een vak ......................................................................... p 22 Vier grote thema’s ............................................................................................p 24 1. Leren & studeren .............................................................................................. p 24 2. Onderwijsloopbaan ......................................................................................... p 26 3. Preventieve gezondheidszorg ...................................................................... p 28 4. Psychosociaal functioneren ......................................................................... p 30 Samenwerking met scholen .................................................................................. p 32 - september 2008
21
DOSSIER
“LEERLINGENBEGELEIDING IS EEN VAK” Op 1 september 2000 viel het doek over de concepten PMS en medisch schooltoezicht. Voortaan waren er de CLB’s, multidisciplinaire Centra voor Leerlingenbegeleiding. Zes CLB-directeurs, een medewerker, een maatschappelijk werker en een pedagogisch adviseur maken acht schooljaren later de balans op.
Meer dan 250 PMS-centra en diensten voor medisch schooltoezicht waren er. Onoverzichtelijk veel, dat moest efficiënter kunnen. In 2000 zijn ze gereduceerd tot 74 CLB’s. Ondertussen is dat er eentje minder. 24 daarvan varen onder GO! vlag. “Voor GO! scholen is misschien nog het minst veranderd”, gelooft Benny Van der Linden, directeur CLB Brasschaat en voorzitter van de Raad van directeurs (RADI). “Eén van de bedoelingen van de overgang was de integratie van PMS en medisch schooltoezicht in één dienst. In het GO! was dat al zo. Het belangrijkste idee: de CLB’s moesten multidisciplinair denken en werken. We zijn toen ook gestart met het multidisciplinaire dossier. Alle onderzoeken die het CLB bij een leerling uitvoert – medisch, sociaal, leren studeren... – komen sindsdien in één dossier terecht.” Diezelfde logica bepaalt ook de positie van CLB’s binnen de welzijnssector. Zij hebben de opdracht om een sterk netwerk uit te bouwen en als draaischijf te fungeren.
Tweede lijn Eén ding was wel duidelijk merkbaar: 22
- september 2008
vanaf nu stond zwart-op-wit beschreven dat de leerlingenbegeleiding in de eerste plaats een taak is voor scholen en ouders. Het CLB is daaraan toegevoegd als een
wijsloopbaanbegeleiding, preventieve gezondheidszorg en leren en studeren. We doen een aanbod, maar scholen zijn niet verplicht daarop in te gaan. Als ze dat niet doen, moeten ze wel iets in de plaats zoeken.”
Advocaat van de leerling
Benny Van der Linden, directeur CLB Brasschaat en voorzitter RADI en Zorgproject
tweede lijn die ouders en scholen kunnen aanspreken als ze het niet meer zien zitten. De centra volgen de ‘drie V’s’: ze hebben een verplicht, een verzekerd en een vraaggestuurd aanbod. Benny Van der Linden: “Het vraaggestuurde spreekt voor zich. Verplicht betekent dat er geen keuze is, niet voor CLB, niet voor school, niet voor de leerling. Het gaat om medische consulten, profylaxe van besmettelijke ziekten en leerplichtbegeleiding. Het verzekerd aanbod zit verweven in alle vier de begeleidingsdomeinen waar we actief zijn: psychosociaal functioneren, onder-
Toen we in september 2000 kennismaakten met de CLB’s, was het toenmalige Gemeenschapsonderwijs nog volop aan het wennen aan een nieuwe structuur. Sinds 1 januari van dat jaar waren er drie niveaus van inrichtende machten: het centrale, de scholengroep en de scholen zelf. “Dat maakte het voor onze overgang niet gemakkelijk. Wij zijn decretaal verplicht om een onafhankelijke koers te varen. Dat lukte prima toen we nog rechtstreeks onder het centrale gezag stonden, maar in 2000 werden wij lid van scholengroepen. Het risico was te groot dat onze 24 CLB’s elk hun weg zouden gaan en daarom hebben we een raad van directeurs opgericht. Die RADI buigt zich over een gecoördineerd beleid.” Dat autonomie inderdaad erg belangrijk is, bewijst de leuze ‘advocaat van de leerling.’ Marc Frederix,
directeur CLB Hasselt, vindt het erg positief dat het CLB zo dicht bij de school staat, maar is toch op zijn hoede voor de valkuil. “Ouders maar vooral scholieren kunnen het CLB zien als een deel van de school maar dat zijn we niet. Daar moeten we ons bewust van zijn.” Collega Marc De Soete, directeur CLB Waasland, valt bij. “Wij moeten bij acties duidelijk maken dat we geen verlengstuk van de school zijn. Dat wil niet zeggen dat we niet moeten samenwerken. Integendeel, het is goed dat we bepaalde boodschappen naar ouders en leerlingen samen sturen. Maar zij mogen er niet van uitgaan dat wij mekaar verdedigen. Het CLB neemt het op voor de leerling.”
nu in een erg specifieke sector terecht. Dat vraagt extra scholing”, weet Dries Vandermeersch, directeur CLB Brussel. Nieuwkomers volgen een leertraject van negen studiedagen rond belangrijke thema’s. Eén daarvan is beroepsgeheim. Maatschappelijk werker Sofie Van den Bussche: “CLB-medewerkers zijn gebonden aan het beroepsgeheim, maar het decreet zegt wel dat ze relevante informatie met scholen moeten delen. Alleen, wat is relevant? Hier leren ze hoe ze bijvoorbeeld een verschil kunnen maken tussen nice-to-know en need-to-know. Wat de school echt nodig heeft om een leerling goed te kunnen begeleiden, moeten ze doorgeven.” Gewoonlijk gebeurt dat in overleg met leerlingen en ouders.
Nice-to-know De GO! CLB’s kunnen rekenen op de centrale steun van de Permanente Ondersteuningscel (POC) en van een eigen pedagogische begeleidingsdienst. Die staan onder meer in voor de opleiding van nieuwe personeelsleden. “De vooropleiding is niet dezelfde als bij leerkrachten. Maatschappelijk werkers, psychologen en verplegers zijn breed geschoold en komen
Imago
kunnen gooien. “We kennen de mythes, straffe verhalen en glazen bolstructuren”, bekent Benny Van der Linden. “De manier waarop je vroeger met deze centra in contact kwam, was iets vreemds. Tegelijk: als je geen probleemleerling was, had je maar een klein stukje van de totale werking gezien.” Marc De Soete vult aan: “Het waren de fameuze collectieve testen die nergens toe leidden, maar die wel voor een groot deel de beeldvorming rond het PMS bepaalden. Nu pakken we het anders aan. Het kan zelfs dat leerlingen hun hele schoolloopbaan niet beseffen dat wij er zijn. Wij hebben ons werk goed gedaan als ze niet merken dat we hen hebben begeleid.” “Wij beschouwen leerlingenbegeleiding als een vak, als een professie. En professionele kwaliteit is ons hoogste goed”, besluit Marc Frederix.
De zes directeurs vertellen fier hoe uit een recente studie blijkt dat het CLB één van de organisaties is die jonge kinderen het beste kennen en uit een andere dat de cliënten – scholen, ouders en leerlingen – erg tevreden blijken met de manier van werken. Dat betekent dat ze het oude PMS-imago zo goed als van zich af hebben - september 2008
23
DOSSIER
agressie
VIER GROTE THEMA’S
faalangst
mishandeling - verwaarlozing
LO O O PB N AA DE N RW BE I GE JSLE ID IN G
verslavingsproblemen
PS FU YC N HO CT S IO OC N IA ER A EN L
verwerkingsproblemen
studiemotivatie
hygiëne profylaxe
spraak- en taalstoornissen
studievaardigheden hoogbegaafdheid minderbegaafdheid
CLB
psychosomatiek
syndroom van Gilles de la Tourette psychomotorische en motorische stoornissen
EN N N RE RE E LE TUD S
verliesverwerking rouw
ADHD autisme
ontwikkelingsstoornissen
vaccinaties
LEREN & STUDEREN
ontwikkelingsproblemen
sociale vaardigheden
psychiatrische problemen
verwerking handicap
dyslexie, dysorthografie, dyscalculie... NLD
emotionele problemen
E RG EV O TI SZ EN EID EV H PR ND ZO GE
Het lijf is onderverdeeld in kwartjes die elk een thema voorstellen, in de poten wordt de spin concreter. De RADI heeft de 24 CLB’s tegelijk ook warm gemaakt om elk een stukje van hun omkaderingsgewicht af te staan en daarmee een soort 25e CLB te vormen: het Zorgproject. Dat ontwikkelt samen met CLB en scholen allerlei materialen om met de thema’s van de CLB-spin om te gaan. Die spin is vooral een handig instrument, want het echte leven laat zich natuurlijk niet zo makkelijk in vakjes verdelen.
dyspraxie
leerstoornissen
holebiproblematiek
angst
depressie
leerproblemen
gedragsproblemen
moeilijke klassen
suïcide
Het CLB werkt rond vier grote thema’s: leren en studeren, onderwijsloopbaanbegeleiding, preventieve gezondheidszorg en psychosociaal functioneren. Om het voor leerkrachten allemaal iets bevattelijker te maken, tekende het CLB een spin.
opvoedingsproblemen
pesten
opvolging bij tuchtmaatregelen
leerplichtproblemen
tienerzwangerschappen anorexia
Geen koffer vol trucjes “Wij zijn leerlingenbegeleiders”, begint Marc Frederix. “Leerlingen zitten op school om te leren en wij ondersteunen dat. In alles wat we doen zijn we verbonden met die onderwijscontext. Vandaar het luik ‘leren en studeren’. We werken vandaag niet meer als testboeren die individuele problemen onderzoeken, daarna voor waar verkondigen wat wij de meest geschikte aanpak vinden en dan merken dat daar in de praktijk nauwelijks iets mee gedaan wordt. Begeleiding betekent vandaag dat we samen zoeken naar oplossingen, in de klas en op school, na vragen van leerkrachten, leerlingen of ouders.” In de lagere scholen gaat dat vaak via mdo’s of multidisciplinair overleg waarbij de zorgverantwoordelijken op school op geregelde tijdstippen met CLB’ers rond de tafel gaan zitten. In middelbare scholen gaat het overleg via de cel leerlingenbegeleiding en het CLB.
Individueel en globaal Als het gaat om ‘leren en studeren’ is er ook in de onderwerpen een duidelijk verschil tussen basis en secundair. Bij jongere kinderen hebben de problemen meer met vakinhoud te maken: leren lezen, spellen en rekenen. In de secundaire scholen gaat het eerder om leren leren. “Volgens de vakoverschrijdende eindtermen is ook dat een opdracht van de school. Wij krijgen dan dikwijls de vraag om mee een beleid rond leren leren op poten te zetten”, aldus 24
- september 2008
Marc Frederix. Het CLB werkt nog steeds mee aan individuele hulp, maar ziet het ook globaler. Een leerling met dyslexie kan via de klasleerkracht op begeleiding rekenen, maar het kan net zo goed dat het CLB mee tekent aan een beleid rond dyslexie voor de hele school.
Marc Frederix, directeur
gedaan, hoe het komt dat ze vastzitten en wat ze verwachten van het CLB. Marc Frederix geeft een voorbeeld: “Op zo’n meldingsfiche kan als slotsom staan: ‘Is dit kind dyslectisch?’ Het is de taak van het CLB om na te gaan of een kind een leesprobleem of dyslexie heeft. Maar in die definiëring zijn we afhankelijk van de inspanningen die de school al gedaan heeft. Eén van de criteria is de hardnekkigheid. De school zou moeten kunnen aantonen dat ze al geruime tijd een en ander aan het proberen is, maar dat het weinig uithaalt. Vandaar dat samenwerking tussen school en CLB zo belangrijk is.”
eetstoornissen
keuzebegeleiding schoolverlaters
obesitas
enuresis en encopresis binnen gewoon onderwijs
seksuele problemen en anticonceptie visuele en auditieve problemen
studiekeuzebegeleiding
gezonde voedingsgewoonten
naar BuO en GON binnen BuO en GON begeleiding bij risicokeuzes
De CLB-spin illustreert onze werking
CLB Hasselt
Een systeem Wat is er al gebeurd? “Wij hebben geen koffer vol trucjes waarmee we naar een school stappen op een moment dat zich daar een probleem voordoet”, legt Benny Van der Linden uit, “Dat zou niet goed zijn. Wat we bijvoorbeeld wel doen, is aan scholen vragen om systematisch bij te houden hoe leerlingen evolueren. In zo’n leerlingvolgsysteem vind je een schat aan informatie als je wil achterhalen waar problemen met leren vandaan komen. Het belangrijkste voor een CLB’er is dat hij die evolutie samen met alle betrokken partijen bekijkt: leerkrachten, leerlingen en ouders.” Een andere tool die het CLB hanteert, is de meldingsfiche. Daarop omschrijven scholen heel duidelijk wat het probleem is, wat ze zelf al hebben
Het werk stopt nooit bij de diagnose. Het CLB gaat samen met ouders en school kijken wat verder kan. Als dat nodig is, is het CLB ook de instantie die kind, ouders en leerkrachten begeleidt naar het buitengewoon onderwijs en bevoegd is om de attestering te doen. Dat kan trouwens nooit zonder dat school en CLB aantoonbare inspanningen hebben gedaan om die ingrijpende stap te voorkomen. “Wij gaan met elke vraag zo methodisch mogelijk om”, legt Marc Frederix uit. “De laatste jaren hebben we daar zwaar in geïnvesteerd. Systematisch handelsgericht reageren is typerend voor onze professionele kwaliteit.”
“Roland zorgt voor de leerlingen” De voorbije jaren ontwikkelde het Zorgproject heel wat materiaal dat CLB en scholen goed konden gebruiken. Het is allemaal samengebracht in een databank die zowel leerkrachten als CLB’ers kunnen raadplegen op de website www.g-o.be/clb. Directeur Nora De Caluwé (KA Sint-Niklaas) is blij met het initiatief. “Wij hebben sinds vorig jaar een leerkracht uit de eerste graad parttime vrijgemaakt voor het Zorgproject. Roland Rombaut, een leraar wiskunde. Hij was altijd al erg begaan met de leerlingen, hielp hen met planningen te maken. Dat herinner ik me nog goed van toen mijn kinderen les kregen van hem. In het Zorgproject focust hij ook vooral op leren leren. Hij hielp onder meer de Wat-Hoe-methode ontwikkelen voor de eerste graad, de jaren
die Roland ook het beste kent. Maar hij inventariseerde ook ons zorgbeleid in een zorgwiel. Confronterend! Voor het eerst zagen we heel precies wat we allemaal doen voor de zorg. Bleek dat er vooral veel projectjes van bepaalde leerkrachten in sommige klassen liepen. Het zorgwiel maakte ons duidelijk dat we die initiatieven makkelijk konden opentrekken. Zorg op school wordt steeds belangrijker en daar kunnen we alle steun bij gebruiken. We zijn misschien voor een stukje een ervaren rot in de klas kwijt, maar we konden zijn uren opvangen met een gesco die enthousiast door Roland wordt gecoacht. Voor ons is het vooral belangrijk dat hij onmiddellijk betrokken is bij de ontwikkeling van materialen. Hij kan inspelen op wat anders moet en heeft heel snelle contacten met het CLB. Met Roland zit de knowhow van het CLB rechtstreeks op school.” - september 2008
25
DOSSIER
ONDERWIJSLOOPBAAN LEREN KIEZEN Kunnen kiezen is belangrijk. ‘Leren’ kiezen is een vaardigheid. En die krijg je het best al mee van in de kleuterklas. Leerlingen ontdekken dat het leven vol keuzes zit en kunnen daarmee leren omgaan.
WEETJES • In de 24 CLB’s werken 185 PPC (psychopedagogisch consulenten), 44 PPW (psychopedagogisch werkers), 181 MW (maatschappelijk werkers), 69 artsen en 185 PMW (paramedisch werkers). Elk centrum heeft ook een directeur en één of meer bedienden. Al die ambten worden ingericht via omkaderingsgewichten. Een PPW kost bijvoorbeeld 1 gewicht, een PPC 1,3, een arts 1,6. Met die gewichten kan een CLB vrij shoppen, het aantal hangt af van de verscheidenheid van de leerlingenpopulatie.
Dries Vandermeersch vindt het systeem van de onderwijsloopbaanbegeleiding een mooi voorbeeld van de evolutie van PMS naar CLB. “In de PMS-tijd moesten leerlingen bolletjes kleuren, vragen beantwoorden en op basis daarvan werd een advies geformuleerd. Die tijd is definitief voorbij. Nu geven we leerlingen mee dat ze eerst zelf informatie moeten zoeken en die dan kunnen toetsen bij hun omgeving: ouders, vrienden, leerkrachten... We tonen hen dat er ook organisaties zijn waar ze terecht kunnen en dat het CLB wel kan helpen, maar ze moeten uiteindelijk kiezen wat ze zelf belangrijk vinden.” Het is de bedoeling dat zo de keuzevaardigheid van de leerling groter wordt.
legt Marc Frederix uit. “Maar wat ik frustrerend vind is dat we zo moeilijk de kansarme mensen kunnen bereiken. Er is een hardnekkige band tussen armoede en de onderwijsloopbaan. Kansarme kinderen komen heel vaak in het buitengewoon onderwijs of de B-stroom terecht. Wij willen daar als CLB een positieve draai aan kunnen geven.”
Wat na het zesde? De tijd van de verplichte individuele gesprekken ligt daarmee ook ver achter ons. Voor de beide zesdes zijn er wel groepssessies. Die organiseren CLB’s ofwel zelf, ofwel begeleiden ze leerkrachten daarin. “In het zesde leerjaar gaan we kinderen vooral confronteren met hun keuze: welke zijn hun sterke punten? Welke de zwakke? Voor het zesde middelbaar organiseren we daarbij ook nog eens SID-ins, beurzen op provinciaal niveau in samenwerking met het departement Onderwijs waar alle scholen en universiteiten aanwezig zijn. Die beurs is een belangrijk moment in een traject dat al twee jaar eerder begonnen is en waarbij we leerlingen stimuleren om te denken over waar ze naartoe willen na het secundair onderwijs”, aldus Dries Vandermeersch.
Onderwijsgids Het CLB zorgt voor een aantal tools die leerlingen bij hun keuze kunnen helpen. Een handig instrument is de online onderwijsgids, zo kunnen ook ouders en leerlingen hem raadplegen. In die gids vind je 26
- september 2008
Open en eerlijk informatie over werkelijk alle richtingen en scholen vanaf het basisonderwijs. Er staan zelfs enkele buitenlandse opleidingen tussen. Voor de eerste graad staan bovendien alle vakken op een eenvoudige manier beschreven. Dat maakt het een leerkracht wiskunde iets makkelijker wanneer hij bijvoorbeeld een leerling inschrijft die vraagt wat het vak Frans in het eerste jaar precies inhoudt. Daarnaast is het de bedoeling om van elke leerling een portfolio uit te werken met een overzicht van zijn onderwijsloopbaan. Zo krijgt iedereen een draaiboek waarin de richtingen staan die hij op dat moment uit kan, maar er staat ook in wanneer er in zijn schoolloopbaan al keuzes gemaakt zijn. Benny Van der Linden: “Zo kan hij nagaan waarom die zijn gemaakt. Wat is er toen gezegd? Waaraan is gedacht? Kan leerrijk zijn bij volgende beslissingen.”
Op het vlak van onderwijsloopbaan is het CLB dé specialist in Vlaanderen. Zij weten als geen ander hoe ze van de juiste keuze een hefboom voor gelijke kansen kunnen maken. “Maar we zijn kwetsbaar”, weet
• Uit de laatste tevredenheidsmeting, uitgevoerd door de Leuvense universiteit in opdracht van de minister, bleek dat scholen, leerlingen en ouders in hoge tot zeer hoge mate tevreden zijn. Vooral de manier van omgaan met de cliënten bleek een sterk punt. De hele sector en de minister begrepen uit de enquête wel dat het nog iets te vaag blijft wat ze precies doen.
Marc De Soete, directeur CLB Waasland
Marc De Soete. “Voor de overgang naar het eerste middelbaar doen wij enorm veel inspanningen om de leerlingen duidelijk te informeren. Als een technische richting het beste bij jouw talenten past, is er niks mis mee om daar ook voor te kiezen. Maar het volstaat dat één leer-
kracht tegen de ouders zegt ‘daar is hij toch veel te slim voor!’, en al ons werk is voor niets. Ouders geloven zoiets graag.” Er zijn zoveel factoren die de keuze kunnen beïnvloeden. Als er een documentaire over Planckendael op televisie is, stijgt de populariteit van een richting als dierenverzorging zienderogen. “Wat wij kunnen doen, is leerlingen bewust maken en zoveel mogelijk informatie ter beschikking stellen. Zo open en eerlijk mogelijk”, vat Benny Van der Linden samen.
Dries Vandermeersch, directeur CLB Brussel
Voor elke leerling Maar er zijn ook leerlingen die daar niet mee geholpen zijn. Sommige zoeken informatie over de arbeidsmarkt. Iemand uit het buitengewoon onderwijs moet weten of hij het best zou functioneren in een beschutte werkplaats of mag de nadruk liggen op zelfredzaamheid? En er is de hardnekkige groep leerlingen die in geen enkele school nog welkom is. Ook bij die vragen draagt het CLB een verantwoordelijkheid. “Dat lukt vrij goed, bijvoorbeeld via zorgboerderijen, POTprojecten (POT = persoonlijk ontwikkelingstraject), eventueel een Time Out”,
“Tussen de ouders en de school” MPI De Bevertjes in Oedelem is een school met 76 leerlingen die zwaar meervoudig gehandicapt zijn. De samenwerking met het CLB heeft er dan ook meer een medische dan pedagogische inslag. Directeur Alain Volders is vooral blij met de manier waarop ze via het CLB makkelijker ouders kunnen bereiken en hoe ze een beroep kunnen doen op een sterk netwerk. “Het gebeurt vaak genoeg dat wij de ouders niet kunnen overtuigen en dan schakelen we het CLB in als tussenpersoon. Voor nogal wat ouders duurt het verwerkingsproces erg lang, sommige hebben er zelfs nooit vrede mee dat hun kind een handicap heeft.
Ons personeel heeft de juiste knowhow, schoolt zich voortdurend bij, maar te heikele zaken spelen we liefst meteen door naar het CLB. Als de kinderen bij ons uitstromen, gaat het CLB mee op zoek. We kijken of er plaats is in een BuSo van het GO!. Voor de overgrote meerderheid is dat ook het geval, maar niet voor iedereen. We zijn er geen voorstander van om hen te veel te laten verhuizen. Het liefst zoeken we een plaatsje waar ze kunnen blijven tot ze pakweg zestig zijn. Daarvoor kunnen we een beroep doen op het uitgebreide netwerk van het CLB. Uiteraard betrekken we de ouders bij het hele proces.”
- september 2008
27
DOSSIER
PREVENTIEVE GEZONDHEIDSZORG PRIKJES EN DRAAISCHIJF Als het over gezondheid gaat, werkt het CLB in twee grote blokken. Enerzijds is er de PGZ of preventieve gezondheidszorg (medische consulten, vaccinaties en profylaxe bij besmettelijke ziekten). Daarnaast zijn er de ankers waarmee ze samen met de GO! scholen projecten opzetten om tegemoet te komen aan de vakoverschrijdende eindtermen.
Acht keer op consult “Wij werken heel actief mee om die eindtermen te halen. Het VIG, een onafhankelijke organisatie, heeft dat luik onderzocht en dan scoort het GO! significant beter dan alle andere netten”, vertelt Benny Van der Linden fier. Maar het CLB spant zich net zo hard in voor het andere blok, dat van de preventieve gezondheidszorg. Kenmerkend zijn daar de consulten. Kinderen die tussen hun 2,5 en 18 jaar op school zitten, worden in de regel acht keer gezien. Als ze niet naar het CLB willen, kunnen ze voor een andere erkende instantie kiezen, maar het zijn de uitzonderingen die dat doen. Daarnaast zijn er de bijzondere consulten, afhankelijk van de doelgroep of een problematiek. “Het verschil tegenover vroeger is dat we tijdens de consulten meer en meer met internationale standaarden gaan werken. Als ze telkens in dezelfde omstandigheden verlopen, kunnen we de resultaten achteraf wetenschappelijk gebruiken.”
Nils Strumane, directeur CLB Gent
Spuitjes Het CLB is de belangrijkste instantie die de wetgever helpt om de beoogde vac28
- september 2008
cinatiegraad van 97,5% te benaderen. In een eerste levensfase biedt Kind & Gezin dat pakket aan, daarna is het een engagement van de CLB’s. Huisartsen en pediaters geven die spuitjes net zo goed, maar zij bereiken nooit zo’n grote doelgroep. Gemiddeld 70 tot 80% van de kinderen krijgen bij het CLB een prikje. In sommige regio’s iets meer, in andere minder. Vooral steden met veel anderstaligen kunnen een probleem zijn, weet Benny Van der Linden. “Bij elke vaccinatie hoort een risico, een berekend en aanvaard risico, hierdoor moeten ouders hun toestem-
ming geven. Dat begrijpt niet iedereen en zo halen sommige scholen een vaccinatiegraad van nog geen 40%.” De centra doen zware inspanningen om die moeilijk bereikbare groepen toch aan te spreken.
Dries Vandermeersch weet dat het ook soms cultureel bepaald is. “In juli heerste er in Antwerpen een mazelenepidemie bij vooral joodse kinderen. Opvallend: ze brak uit op een privéschool zonder CLB.”
Sonya Maurissen,
Sofie Van den Bussche, maatschappelijk werker
administratief medewerker
Sluiswachter
“We stellen samen een plan op voor het kindje” In de basisschool van Brasschaat prijzen ze zichzelf gelukkig: het CLB zit er op dezelfde campus dus als er iets is, kunnen ze makkelijk even langslopen. De vlotte samenwerking werpt haar vruchten af, niet het minst op het vlak van GON-begeleiding (Geïntegreerd Onderwijs). Directrice Helga Van Nuffel getuigt: “Wij hebben acht kindjes die van het buitengewoon onderwijs weer verhuisd zijn naar het regulier. Vanzelfsprekend was die overstap niet. We hebben eerst uitgebreid vergaderd met de school voor buitengewoon onderwijs, met de ouders en met het CLB. Waarom is dit een goed idee? Waar moeten we op letten? Bij een kindje met autisme zullen we focussen op de sociale vaardigheden, iemand met leerachterstand leren we leren. We stellen altijd samen met het CLB een planning op. In het begin blijft een leerkracht uit het buitengewoon onderwijs langskomen, we houden de ouders permanent op de hoogte via mail en een heen- en weerschriftje en blijven ook het CLB betrekken. Het is arbeidsintensief, maar het lukt vlot. We bieden de kinderen een grote toegevoegde waarde.”
Een laatste uitloper van het gezondheidsbeleid zijn de projecten voor specifieke doelgroepen en rond specifieke thema’s: seksuele opvoeding, relatiebekwaamheid, rookbeleid, drugbeleid, plasbeleid... De GO! CLB’s werken daarvoor vlot samen met het LOGO (lokaal gezondheidsoverleg). “Dat is onze draaischijffunctie”, zegt Benny Van der Linden. “Wij proberen orde te brengen in de tientallen diensten die zich met dergelijke thema’s bezighouden.” Tegelijk is het CLB ook een soort sluiswachter, vindt Dries Vandermeersch. “Die diensten worden anders gesubsidieerd dan wij en hebben dan soms de neiging om problemen te snel te incorporeren, terwijl het maar gedeeltelijk aansluit bij hun specialiteit.” De CLB’s zijn objectief en willen ervoor zorgen dat leerlingen op de juiste plaats terechtkomen.
WEETJES • Alle 73 CLB’s zijn geïnformatiseerd en zitten in eenzelfde netwerk. Daarop staat voor elke leerling een deel van zijn multidisciplinair dossier. Zo kunnen de CLB’s hem digitaal makkelijk volgen. • In het GO! zijn er 24 CLB’s die 28 scholengroepen begeleiden. Er zijn dus 4 centra die 2 scholengroepen begeleiden. • De CLB’s hebben een gemiddeld werkingsgebied van 494,65 km2. Het kleinste is 178,85km2, het grootste 1.179,92 km2. • Het CLB is de bevoorrechte partner om de vaccinatiegraad van 97,5%, die de overheid nastreeft, te bereiken.
• Elke leerling heeft een attest nodig voor hij wordt toegelaten tot het buitengewoon onderwijs. Het CLB maakt die attesten op. • De CLB’s zijn betrokken bij IJH (integrale jeugdhulpverlening), LOP (lokaal overlegplatform), LOGO (lokaal gezondheidsoverleg) en Lokaal sociaal beleidsplan. • CLB’s werken intensief samen met het Comité voor Bijzondere Jeugzorg, jeugdrechtbanken en de jeugdpolitie. • De CLB’ers zijn bij decreet gebonden aan het beroepsgeheim, leerkrachten aan het ambtsgeheim. • CLB-medewerkers handelen volgens een opgelegde deontologische code.
• In het GO! zitten in totaal 196.997 leerlingen. Zij vragen jaarlijks 98.498 individuele medische consulten.
- september 2008
29
DOSSIER
PSYCHOSOCIAAL FUNCTIONEREN ZORGEN DAT IEDEREEN ZICH GOED VOELT De CLB’s hebben de opdracht bij te dragen aan het welbevinden van de leerlingen. Aan hun integratie op school, maar ook aan hun maatschappelijk functioneren. Het begeleidingsdomein ‘psychosociaal functioneren’ behandelt herkenbare problemen als pesten, depressie, suïcide, zelfverminking, verwaarlozing...
De aanpak begint bij de scholen. “We hebben het dan bijvoorbeeld over het basisklimaat”, legt directeur van het CLB Mandel en Leie (Kortrijk) Nico Pattyn uit. “Je kunt pesten proberen voorkomen door voor een positief basisklimaat te zorgen. Verder reiken wij stappenplannen aan, beslisbomen, signaliseringsvragenlijsten...” CLB’s kunnen ook de leerlingen zelf kort begeleiden. Maar als een probleem een intensievere opvolging vraagt, hebben ze een doorverwijsfunctie. “En dan worden we vaak geconfronteerd met wachtlijsten”, zucht Marc De Soete. “Wij zijn overbevraagd, maar
Nico Pattyn, directeur CLB Kortrijk
de welzijnssector is dat ook. Leerlingen kunnen dan niet gebruikmaken van een dienst, maar ze blijven wel op school zitten en dus blijven wij verantwoordelijk.” Ook als ze wel ergens terecht kunnen, blijft het CLB de evolutie opvolgen. Elk CLB is op het ergste voorbereid. “Voor zware incidenten hebben wij in Kortrijk een map Incident Stress Management klaar liggen. Daarin staan duidelijke afspraken over wie wat doet”, geeft Nico Pattyn als voorbeeld. Die map komt bijvoorbeeld boven wanneer een leerling zelfmoord pleegt. “We hopen allemaal dat we ze niet moeten gebruiken, maar ik denk dat elk CLB ze al wel eens nodig heeft gehad”, gelooft Marc De Soete. “Het gaat om dingen waar je tijdens het weekend van verwittigd wordt. Wanneer op maandagmorgen de eerste leerling binnenkomt, moet het hele team, CLB en school, alles geregeld hebben om de schok op te vangen.” Dankzij de multidisciplinariteit hebben CLB’s altijd wel iemand klaarstaan die weet hoe het moet. Een crisis krijgt altijd meteen de hoogste prioriteit.
WEETJES • Leerlingen beslissen vanaf 12 jaar zelf of ze al dan niet begeleid worden door een CLB, met uitzondering van de verplichte begeleiding zoals medische consulten, vaccinaties en leerplichtbegeleiding. • De RADI of Raad van Directeurs investeert in een Zorgproject ter ondersteuning van de CLB’s en alle scholen en leerkrachten van het GO! • DE CLB’s van het GO! bedienen ook scholen buiten het GO!
30
- september 2008
• Sommige opdrachten vallen buiten de vier begeleidingsdomeinen. Een van de vele voorbeelden: een leerling buitengewoon onderwijs die toegang wil krijgen tot allerlei vormen van ondersteuning heeft daar een dossier voor nodig. Een taak die dikwijls in het CLB-mandje terechtkomt. En het gekste verhaal: CLB-directeur Nico Pattyn bracht ooit een wanhopige Filippijnse moeder uit Rijsel die weg wilde van haar man bij de juiste instanties die voor haar een huis konden vinden. Zo bereikbaar kan het CLB zijn.
AFSCHEID VAN TOSCA, MADELINE EN CAMILA OMGAAN MET VERLIES Net voor de paasvakantie vorig schooljaar konden ze in basisschool De Klare Bron in Heverlee de procedure ‘Management: crisisinterventie’ van het CLB helaas goed gebruiken. Tosca, Madeline, Camila en haar mama An kwamen om bij een tragisch verkeersongeval. Enkele weken later pleegde haar vader zelfmoord. Directeur Begga Willems reconstrueert. “Op zaterdagavond om zes uur hoorde ik het nieuws van de leerkracht van het vijfde leerjaar, de klas waar de drie meisjes in zaten. Ik voelde ongeloof en ontreddering en zocht steun bij een vertrouwenspersoon, de voorzitter van onze schoolraad. Met haar heb ik de eerste stappen gezet: alle personeelsleden gebeld, de algemeen directeur van de scholengroep, de directeur van het CLB en daarna ook alle ouders en leerlingen van het vijfde leerjaar. Die avond zijn veel leerkrachten spontaan naar school gekomen. We hebben toen meteen een crisisvergadering gehouden onder de leiding van de algemeen directeur en de directeur van het CLB, twee mensen die niet zo emotioneel betrokken waren.” “Zondagmorgen was er meteen een eerste opvangmoment voor alle kinderen en ouders van het vijfde leerjaar. We ontvingen hen eerst samen, daarna gingen de kinderen met hun leerkracht, onze zorgcoördinator, met mij en een CLB-medewerker naar de klas. Het belangrijkste was dat hun leerkracht, de persoon die ze het beste kennen, naar hen luisterde. Ondertussen stelden de algemeen directeur en de directeur CLB de persmededeling en een eerste mail voor alle ouders op. ’s Middags was er een tweede crisisvergadering. We moesten een scenario uitschrijven voor maandagmorgen. Daarvoor brachten we eerst alle mogelijke in-
formatie samen: het CLB-draaiboek over omgaan met verlies op school, koffers van de vzw Zebra, uitleg van slachtofferhulp over de precieze omstandigheden van het ongeval... Leerkrachten bereidden zich voor. Zij zijn als vertrouwenspersoon het meest geschikt om steun te bieden en daarvoor krijgen ze een hoop materialen aangereikt. CLB-medewerkers zouden de hele maandag ter beschikking staan. We spraken af om de rest van de week elke avond te vergaderen, de komende dagen zouden volledig in het teken staan van afscheid nemen, met vrijdag een afscheidsmoment op school en zaterdag de uitvaartplechtigheid.”
Het leven gaat door “In samenspraak met het CLB hebben we de week erna een informatieavond voor ouders georganiseerd. Martine Sucaet van het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg kwam vertellen over stressre-
acties en rouwverwerking bij kinderen. Op het einde van de week, net voor de paasvakantie, was er nog een soort debriefing voor alle leerkrachten en CLB. Na de vakantie moest de school opnieuw ‘normaal’ draaien: het leven gaat verder en de school is een veilige plek voor alle kinderen. Dat signaal wilden we geven.” “Eind april kwam er opnieuw een crisisvergadering. Alex, de vader van Camila, had zelfmoord gepleegd. We hebben toen besloten om er alleen voor te zorgen dat kinderen die er nood aan hadden de kans kregen om vragen te stellen. Vooral het verlies van drie vriendinnetjes en een mama blijft hen bezighouden. Op vraag van de kinderen komt er een gedenkteken in de school, we plannen een fietstocht waarbij de fietsen met witte lintjes versierd zullen zijn en één van de ouders schreef er een liedje over.”
WEETJE • Het Zorgproject ontwikkelde het draaiboek ‘Omgaan met verlies op school’ en een verlieskoffer vol materialen. Een mooi instrument waar leerkrachten mee kunnen werken, al dan niet naar aanleiding van een concrete gebeurtenis. De koffer voor het basisonderwijs is ter beschikking op elk CLB. Die voor het secundair onderwijs is nog in ontwikkeling.
- september 2008
31
DOSSIER
SAMENWERKING MET SCHOLEN Een fijne samenwerking begint bij een goede relatie tussen CLB-team en school. Dan weten beide partners hoe ze mekaar kunnen aanspreken, maar vooral ook dat ze gelijkwaardig zijn. Een vierkoppige CLB-ploeg heeft het niet altijd gemakkelijk wanneer ze tegenover een school met wel 150 leerkrachten staat. “Daarom zijn we blij dat de minister ons in een aantal dossiers beslissingsbevoegdheid heeft gegeven”, vindt Marc De Soete. Al wil hij zich liefst zo weinig mogelijk op die bevoegdheid beroepen. Vroeger voerden PMS-centra opdrachten uit die de scholen hen gaven. Sinds het CLB-decreet in 2000 werkt dat anders. Marc De Soete vindt het alleen jammer dat dat decreet zo’n verwarrende naam kreeg. “Het gaat over het CLB, ja, maar er zijn ook consequenties voor de scholen. Denk bijvoorbeeld maar aan onze overgang van eerste naar tweede lijn. De scholen hadden in het begin niet door dat zij nu zelf meer de handen uit de mouwen moesten steken. Zij hadden het decreet niet gelezen, want hun naam stond er niet op.” Ondertussen is dat euvel stilaan overwonnen. Goede afspraken maken goede vrienden, dachten ze bij de CLB’s, en zo ontstond het idee van de afsprakennota’s.
Spelregels en afspraken Het nieuwe decreet vraagt dat scholen en CLB’s telkens voor drie jaar een beleidscontract of een beleidsplan (wanneer school en CLB dezelfde inrichtende macht hebben) met mekaar afsluiten. Daarin staan in een dertigtal artikels de grote spelregels beschreven. Tegelijk wil het decreet dat de samenwerking jaarlijks geëvalueerd en bijgestuurd wordt. Daarvoor zijn er de afsprakennota’s. Marc De Soete: “Na elk artikel in het beleidsplan en -contract hebben we een soort invultabel met een kolom ‘school’ en een kolom ‘CLB’. Daarin schrijven we wie wat hoort te doen. Een volledig stappenplan bij spijbelpreventie bijvoorbeeld: Wie werkt het beleid uit? Na hoeveel afwezigheden komt het CLB tussen? Hoeveel keer per maand gaan we contact hebben met de school? Wanneer doen we huisbezoeken? Allemaal heel concreet. We hebben helaas nog een grote zwakte: de nota’s blijven dikwijls bij directie en leerlingenbegeleiding. Leerkrachten weten er nauwelijks iets van af.”
Mekaar aanvullen Sinds de scholen verantwoordelijk zijn voor de eerste lijn hebben ze heel wat extra mogelijkheden gekregen voor leerlingenbegeleiding en zorg. De CLB’s dringen erop aan dat ze die taken dan ook echt opnemen. “Wij gaan het niet meer allemaal zelf doen, maar we zijn er wel om de scholen te ondersteunen. We bieden hen informatie en zelfs hele projecten. Die ontwikkelt het overkoepelende Zorgproject. Wij zijn subsidiair: wat de school zelf niet kan, vullen wij aan. Maar we proberen hun kunnen wel uit te breiden. Bij een goede afsprakennota zou je elk jaar moeten zien dat het deeltje school iets groter wordt en ons deel iets kleiner.” 32
- september2008
‘Het moet nog doorsijpelen naar de klassen’ Sonia Vandevelde was 25 jaar lang leerkracht in MS Bornem, vandaag werkt ze mee in het Zorgproject. De afsprakennota’s vindt ze een waardevolle aanzet tot een goede samenwerking, maar het werk is nog niet af. “De afsprakennota is opgesteld vanuit de wettelijke bepalingen: Wat is verplicht? Hoe verloopt het verzekerd aanbod? De afspraken kunnen onmogelijk concreter, dus dat is positief. Maar de school ervaart de ballast van de wettelijke bepalingen te veel. Het blijft iets te encyclopedisch, een log instrument dat niemand graag doorworstelt. Ik vraag me af of het niet eenvoudiger kan.” “Een tweede pijnpunt: leerkrachten weten soms niet dat die nota bestaat. Dat is een opdracht voor de scholen. Zij moeten zorgen dat de afspraken niet op schoolniveau blijven steken, maar ook doorsijpelen naar de klassen. In het lager en buitengewoon kan dat iets makkelijker dan in het middelbaar, waar leerkrachten soms vier verschillende scholen bedienen. Maar die communicatie is wel cruciaal. Een voorbeeld: in de nota staat een perfect uitgestippeld luizenstappenplan, met documentatie over wie wat kan doen. Maar als een leerkracht in de klas dat plan niet kent, loopt hij toch naar het CLB. En daar wordt hij dan doorverwezen naar de nota.” “Ik heb 25 jaar lesgegeven. Vandaag zijn school en CLB volwassen partners, dat was vroeger wel anders. Het is uiterst waardevol dat de afspraken nu op papier staan, maar het moet nog verder groeien. Scholen moeten de tijd krijgen om met de afsprakennota te leren omgaan. Dat is gelukkig wel waar scholen goed in zijn: iets nieuws maken en eraan blijven werken.”
Meer weten? Surf zeker eens naar de vernieuwde website: www.g-o.be/clb - april 2008
33
MARITIEM ONDERWIJS
‘Wij zijn de speciaalste school van Vlaanderen’
(6e jaar kleinhandelsvaart-dek, stuurman) hoort daarbij: “Het is een droom van toen ik heel klein was. Na mijn studies wil ik op de lange omvaart. Het klinkt misschien romantisch, maar ik wil de wereld verkennen!”
Directeur Jan Denys: “We leren leerlingen hoe ze in groep moeten werken en geven ze basisdiscipline mee.”
Maritiem Instituut Mercator
De zeemicrobe Nauwelijks een kwart van de leerlingen kiest nog voor de vissersopleiding, en zij komen bijna allemaal uit een vissersfamilie. Vissers hebben een keiharde stiel en een 34
- september 2008
zwaar ploegensysteem, vaak twintig dagen aan een stuk. Toch voelt Kenneth Verpoorter (6e jaar dek-visserij) het kriebelen om binnenkort 255 dagen per jaar de zee op te gaan: “Mijn vader had een eigen vissersvaartuig en ik ging graag met hem mee. Maar niemand ging ervan uit dat ook ik deze richting zou kiezen. Mijn vader is failliet gegaan en vaart nu voor een ander.”
Contact: Middenschool 1, Pijlstraat 2 2060 Antwerpen tel: 03 227 20 56 web: www.mspijlstraat.be
Zes weken wel, zes weken niet De opleiding heeft wel wat spannends te bieden, zoals een tochtje in de machinesimulator. “Hallucinant. Je vaart de haven van Singapore binnen, ziet schepen passeren, sleepboten aankomen... Zo levensecht dat je er zelfs zeeziek in kunt worden!”, klinkt het. Daarnaast sleutelen de leerlingen aan echte scheepsdiesels, krijgen ze geregeld een vaarbeurt, en lopen ze stages bij grote bedrijven. Op het promotiefoldertje staat ‘Voor wie een avontuurlijke en goed betaalde job wil’. Kenneth Six, die vorig jaar het vijfde Latijnse omruilde voor een vijfde Motoren: “Dit leek me interessanter. Mijn papa vaart al jaren op baggerschepen. Hij is telkens zes weken op zee en dan zes weken thuis. Dat is dus een half jaar werken voor een heel mooi loon. Als alles goed gaat, start ik in augustus bij Deme. Dan gaat de wereld voor mij open!”
Het sterke geslacht
Kenneth Verpoorter voelt het kriebelen om op zee te gaan.
Het Koninklijk Atheneum Antwerpen (KAA) legt een link tussen de werkgelegenheid in de Antwerpse haven en de economische richtingen die het aanbiedt. De jeugdwerkloosheid in Antwerpen is extreem hoog, terwijl er in en rond de Antwerpse haven een gebrek is aan goed opgeleid personeel. Daarom wil het KAA een brug slaan tussen zijn onderwijsaanbod en de logistieke en maritieme wereld. Het resultaat hiervan is het studiegebied Handel Haven Hinterland (ASO, TSO en BSO) met een volledig nieuwe richting binnen het GO!: Logistieke & Maritieme Administratie 7e specialisatiejaar BSO. De leerlingen krijgen een brede basiskennis mee over de twee belangrijke economische groeisectoren: de logistieke sector en de Antwerpse haven, die tot de belangrijkste havens ter wereld behoort. Een dergelijk project levert alleen maar resultaten op wanneer er voldoende voeling is met de realiteit van het bedrijfsleven. Via frequente bedrijfsbezoeken en een doorgedreven stage van twee maanden doet de school een beroep op toonaangevende bedrijven. De stagebedrijven krijgen door hun participatie een gouden kans aangeboden om hun tekort aan goed geschoolde arbeidskrachten weg te werken.
Campus Koninklijk Atheneum Antwerpen
Als je de school vanop afstand ziet, zou je kunnen denken dat net buiten het centrum van Oostende een schip is gestrand. Vanbinnen functioneert ze ook zo: 103 leerlingen en zo’n 30 leerkrachten werken er samen als een goedgeoliede machine. Het Maritiem Instituut Mercator is een middelbare school die haar leerlingen goed gewapend de zee op wil sturen. “Wat je zegt, moet je doen.” Dat noemt directeur Jan Denys zijn missie. “Liever drie dingen heel goed dan twintig half. Ten eerste leren wij onze jongens hoe ze in groep moeten werken, ontzettend belangrijk op een schip. Twee: we geven ze basisdiscipline mee. En drie: we zorgen er voor dat ze hun job met accuratesse kunnen uitvoeren. Die ideeën herken je in alles wat we doen. Wij zijn de speciaalste school van heel Vlaanderen!” Het Maritiem Instituut ontstond halfweg jaren 90 uit een fusie van de visserijscholen aan de kust. In de jaren 60 waren dat er nog een zestal die zo’n 400 vissers opleidden. Tot de provincie West-Vlaanderen zag dat het zo niet langer kon. Dit type onderwijs moest blijven bestaan, maar dan in één school. En het mocht ruimer gaan dan alleen visserij: sleepvaart, kustvaart, koopvaardij en zeker ook baggervaart. “Baggermaatschappijen als Jan De Nul en Deme zijn wereldspelers. Daar mogen we ook in het onderwijs rekening mee houden”, redeneert de directeur. Sinds 1 september 2005 is het GO! de nieuwe inrichtende macht van het Maritiem Instituut Mercator, dat tot Scholengroep Oostende behoort.
KA Antwerpen: het ruime sop of veilige haven?
En de meisjes, zien die zo’n avontuur ook zitten? “We hebben twee vrouwelijke leerkrachten die zelf nog gevaren hebben en er zitten vier meisjes op school. Het zijn de uitzonderingen, maar eerlijk is eerlijk: het is het sterke geslacht dat er met kop en schouders bovenuit steekt”, geeft directeur Jan toe. Die meisjes bereiden zich vaak voor op een verdere studie aan de Hogere Zeevaartschool, daar zijn de jongens dan weer in de minderheid. Gregory Deweerdt
Cenflumarin: uniek in Vlaanderen Het KTA Zwijndrecht staat al jarenlang bekend als ‘Cenflumarin’ (Centrum voor Fluvio- en Maritieme Instructie). Op dit technische atheneum kan je uitsluitend maritieme opleidingen volgen. Veel aandacht gaat daarbij uit naar praktijkopleidingen aan boord van diverse schepen. Een afgestudeerde leerling heeft alle professionele vaarroutes in België, Nederland en Duitsland bevaren (afdeling Rijn- en binnenvaart), net als de Belgische territoriale wateren (TSO en estuaire vaart). Hij of zij kan in zowat alle maritieme sectoren terecht: bij de kust- of estuaire vaart, de binnenvaart, de baggervaart, de koopvaardij, bij sleepdiensten of aan wal bij sluizen, enzovoort. Er worden 2 maritieme opleidingen aangeboden: Rijn- en binnenvaart (BSO) en kleine handelsvaart (TSO Dek of TSO Motoren). Daarnaast is er ook nog een 7e specialisatiejaar Beperkte Kustvaart (BSO).
Maritiem Instituut Mercator
KTA Zwijndrecht Cenflumarin
Contact: Mercatorlaan 15, 8200 Oostende tel: 050 70 40 19 web: www.maritiemonderwijs.be web: www.areyouwaterproof.be
Contact: Scheldedijk 20, Havennummer 1069 2070 Zwijndrecht tel: 03 570 97 30 email:
[email protected] web: www.cenflumarin.be
WEETJES: • Als je duurzame vis wil eten, kies je er die in onze wateren gevangen is. De belangrijkste soorten in de Noordzee zijn kabeljauw, tong, pladijs en schol. • Een uitgerust vissersvaartuig kost maar liefst 4 miljoen euro. Zoveel als vijftien huizen, zeg maar. • Een operationeel boomkorvaartuig, een zware vissersboot, verbruikt per dag tot 6.000 liter mazout. Als ze twintig dagen de zee op trekken, zijn ze dus 120.000 liter lichter. • Vroeger mochten vissers 365 dagen per jaar alles uit de zee halen wat ze wilden. Dat betekent dat ze in die tijd ook echt heel veel geld konden verdienen.
- september 2008
35
METHODEONDERWIJS
Methodescholen geven kinderen ‘goesting’ in onderwijs GO! stelt strategisch plan op voor groeiend aantal methodescholen Elke school heeft een opvoedingsproject: een ‘opvoedkundig businessplan’. Meest uitgesproken vind je die bij de zogeheten methodescholen. Ze baseren hun pedagogische en didactische aanpak op welomschreven principes. “Kinderen in methodescholen houden de goesting tot leren hoog”, weet expert Stefaan D’Hondt. De stijgende populariteit heeft het GO! ertoe aangezet om een strategisch plan rond zijn methodescholen uit te dokteren. Hoe voed je jonge mensen op? Ga je daarbij uit van hun eigen ervaringen, of ga je je baseren op vooraf vastgelegde opvoedkundige programma’s? Op de lijn die je tussen deze twee uitersten kan trekken, bevinden zich heel veel scholen. Methodescholen situeren zich typisch aan de ervaringsgerichte kant. Dat horen we van Stefaan D’Hondt. Hij is begeleider voor de methodescholen in het lager onderwijs van het GO!. “Elke school hanteert natuurlijk wel een bepaalde pedagogische en didactische methode. Maar bij veel scholen in het reguliere onderwijs is die niet nauwkeurig omschreven. Bij de verschillende types methodescholen is de pedagogische en didactische methode juist wél heel specifiek vastgelegd. Zij willen niet dat het de uitgevers van handboeken zijn die de didactiek en het algemene mensbeeld bepalen.”
Zelfstandigheid speelt een grote rol De methodescholen worden volgens D’Hondt allemaal gekenmerkt door een sterke nadruk op de leefwereld van het kind. “De methodescholen die wij in het GO! hebben, proberen zo goed als mogelijk aan te sluiten bij wat bij de kinderen zelf leeft. Daarnaast leggen ze een sterke nadruk op participatie van kind, leerkracht en ouders. Ook zelfstandigheid is een terugkerende waarde. Zonder dat het daarbij om antiautoritaire scholen moet gaan (die beeldvorming uit de jaren zeventig is jammer genoeg niet helemaal verdwenen), speelt zelfstandig leren er toch een sterke rol.” Meestal gaat het qua aanpak om totaliteitsonderwijs. Er wordt bewust afgeweken van de indeling in vakjes. Traditionele vakken worden samengebundeld tot projecten. En leerlingen van verschillende leeftijden worden bij elkaar gezet. In het lager onderwijs is dat niet zo’n
probleem. D’Hondt: “We proberen dat ook toe te passen in het middelbaar onderwijs, maar daar is dat veel minder evident.”
Nauwelijks schoolmoeheid Methodescholen hebben een duidelijk profiel en zitten daarom in de lift. D’Hondt: “Het valt op hoe ze erin slagen om bij de kinderen de ‘goesting’ hoog te houden om te blijven leren. Je vindt er nauwelijks schoolmoeheid. Dat komt omdat methodescholen van de eigen belangstelling en leefwereld van de kinderen uitgaan. Een school is zoveel meer dan leren rekenen en schrijven. Kinderen worden er constant op al hun talenten gewaardeerd, en dat houdt ze leerfris.”
Eigen mening gezocht Leerlingen die methodeonderwijs volgden, zijn zelfstandiger en ondernemender. f - september 2008
37
METHODEONDERWIJS
Stefaan D’Hondt: “Methodescholen gaan uit van de eigen belangstelling en leefwereld van de kinderen. Een school is meer dan leren rekenen en schrijven.” Het is precies het soort van mensen waar moderne werkgevers naar op zoek zijn. D’Hondt: “Het is een grappige speling van de geschiedenis. In de jaren zestig-zeventig waren het vooral de linkse bewegingen die methodeonderwijs gingen propageren als tegengewicht voor een onderwijs dat alleen maar brave jaknikkende volgertjes maakte en zo mensen klaarstoomde om onderdanig te zijn. De werkgevers, toen zo sterk verguisd, zijn vandaag precies naar mensen op zoek die een eigen mening hebben en niet de hele tijd meelopen. Zulke mensen vinden ze vaak in methodescholen.” Zoals het Franse spreekwoord zegt: les extrèmes se touchent. Door de sterk groeiende belangstelling voor methodescholen heeft het GO! een strategisch plan op poten gezet. D’Hondt: “Een eerste doelstelling is de blinde vlekken op te sporen, en zorgen voor een goede doorstroming van de basisschool naar de middelbare school. Ten tweede willen we voor elk van de pedagogieken een kwaliteitszorgsysteem ontwikkelen. Dat wordt een soort van checklist waarmee methodescholen hun eigen audit kunnen organiseren. En ten derde wil het GO! een gedegen opleidingsaanbod uitwerken voor leerkrachten die in methodescholen willen werken.”
38
- september 2008
De vier types methodeonderwijs in het GO! Vandaag telt het GO! zo’n 70 methodescholen. De overgrote meerderheid daarvan biedt basisonderwijs. Stefaan D’Hondt legt hieronder kort uit wat de voornaamste kenmerken van de vier types methodescholen zijn die het GO! aanbiedt. We halen telkens één voorbeeld voor het voetlicht.
Freinetscholen “De bekendste van de vier. Freinet was een Franse onderwijzer van de 20ste eeuw. Zijn pedagogiek is gebaseerd op 31 invarianten, een soort van stellingen over pedagogie. Daarnaast werken freinetscholen met zogeheten technieken: die geven aan hoe je de invarianten concreet vorm kan geven.” D’Hondt geeft een voorbeeld: laat de kinderen een vrije tekst schrijven. Die wordt dan nadien gebruikt voor taalonderricht. “Een belangrijke invariante is de stelling dat ouders en kinderen gelijk van aard zijn. Dus moet je als volwassene de kinderen geen dingen laten doen die je als kind zelf niet zou willen.” Freinetscholen moeten dus in het ideale geval scholen zijn waar je als ouder of leerkracht zélf graag school zou gelopen hebben. Volgens D’Hondt zijn freinetscholen bijzonder democratisch. “De klasraad – met daarin alle kinderen – stuurt leven en leren van de groep. De kinderen kunnen zelf bepalen welke richting ze uit willen, ze bepalen zelf de regels. Dat heeft een bijzonder emancipatorisch effect.”
school, op initiatief van én met geld van ouders. De Appeltuin is dan geëvolueerd en behoort nu tot het GO!. Onze school heeft altijd haar emanciperende rol willen spelen. Daarom zijn we ook verhuisd van een afgelegen boerderij in Egenhoven naar het centrum van de stad Leuven: zo kunnen we beter onze rol in de maatschappij opnemen. Belangrijk bij ons is dat de kinderen alles in eigen handen nemen. Alles ontstaat van onderaan uit: dat motiveert het beste. We riskeren een beetje het slachtoffer van ons eigen succes te worden. We hebben zodanig veel kinderen op de wacht-
lijsten dat we in de toekomst met andere scholen zullen samenwerken. Enkele van onze leerkrachten denken eraan om zelf een school op te richten.”
Leefscholen D’Hondt wijst op de ontstaansgeschiedenis van de leefscholen: “Carl Medaer richtte in een Gentse arbeiderswijk De Buurt op. Hij wilde de school weghalen uit het vervreemdende karakter van de bestaande scholen.” Vandaag willen leefscholen een sterke koppeling tussen thuis en school. Ze hebben knusse zithoeken, een gezellige keuken. “Deze scholen hebben een sterk huiselijk karakter, noem het een ontscholingsbeweging. Traditionele scholen spelen te veel mee in het maatschappijbeeld waarin kinderen geleerd wordt om in de rij te staan en later gehoorzaam naar hun baas te luisteren.” Essentieel is leren door ervaring, en dat via een sterk groepsgevoel. Er wordt in leefgroepen gewerkt aan projecten. f
De Klare Bron & De Grasmus, Heverlee
De Appeltuin, Leuven Aantal leerlingen: 90 kleuters, 132 LO Aantal leerkrachten: 14 Contact: Weldadigheidsstraat 74, 3000 Leuven tel: 016 20 17 62 e-mail:
[email protected] web: www.appeltuin.be
Miet Reckers, directeur: “Deze school is ooit opgestart als antiautoritaire privé-
Miet Reckers wil kinderen alles in eigen handen laten nemen
Aantal leerlingen: 192 (De Klare Bron), 104 (De Grasmus) Aantal leerkrachten: 12 (De Klare Bron), 7 (De Grasmus) Contact: BSGO Erasmus (De Grasmus & De Klare Bron) tel: 016 22 26 73 e-mail:
[email protected] web: www.deklarebron.be web: www.destadsmus.be
- september 2008
39
METHODEONDERWIJS
Begga Willems wil weg van het droge gevoel
Begga Willems, directeur in beide scholen: “Onze scholen willen weg van het ‘droge’ gevoel dat veel scholen hebben. We starten de dag met een praatronde in plaats van meteen met gekruiste armen aan tafel te gaan zitten. Wij werken projectgericht, laten de leerlingen zelf kiezen én leren ze meteen om zich dan democratisch bij de genomen beslissing neer te leggen. Evaluaties gebeuren tijdens gezamenlijke klassenraden. Elke week overlopen de kinderen hoe de week was, wat beter kon, en hoe ze problemen samen kunnen oplossen. Om leerlingen die het moeilijker hebben beter te kunnen begeleiden, zoeken we naar een goed evenwicht tussen systematiek en projectwerk. Dat is dan ook een onderdeel van het zorgbeleid op onze scholen.”
Jenaplanscholen De Duitse pedagoog Peter Petersen stelde twintig basisprincipes op die hij in een proefschool in Jena uittestte. Stefaan D’Hondt: “Jenaplanscholen werken met stamgroepen in drie leeftijdscategorieën: onderbouw, middenbouw en bovenbouw. Elke stamgroep werkt volgens een ritmisch weekplan. Essentieel daarbij is de afwisseling tussen gesprek, werk, spel en viering. Dat moet de kinderen een gezonde balans geven tussen werken en ontspannen.”
De Jenaplaneet, Oostakker Aantal leerlingen: 75 Aantal leerkrachten: 5 Contact: Gentstraat 194 bis, 9041 Oostakker tel: 09 251 23 05 e-mail:
[email protected] web: www.bs-dejenaplaneet.be 40
- september 2008
Pedagogisch coördinator Jacqueline Beke: “Wij willen de overgang van thuis naar school zo klein mogelijk houden. We leggen veel nadruk op zelfstandig werken. Zo werken leerlingen in de bovenbouw hun wiskunde af via contractwerk. Zo’n contract kan 2 tot 3 weken beslaan. Hoe ze hun werk in die periode structureren, kunnen ze zelfstandig beslissen. Ze kunnen gebruikmaken van uren zelfstudie, waar ze ook weer erg veel zelfstandig initiatief kunnen nemen.”
deze methode meer programmagericht is en minder ervaringgericht dan de meeste andere methodes die het GO! aanbiedt. Het daltononderwijs is sterk ontwikkeld in Nederland.
Daltonscholen Deze methode is genoemd naar de Amerikaanse stad waar de pedagoge Helen Parkhurst, zelf een leerlinge van Montessori, een proefschool had. Stefaan D’Hondt somt de belangrijkste kenmerken op: “Zelfstandig werken is essentieel in een daltonschool. Ook de keuzevrijheid van de kinderen is dat. Ze krijgen veel kansen om zelf beslissingen te nemen, zij het dan binnen de grenzen van het programma.” ‘Vrijheid in gebondenheid’ heet dat dan. Opvallend is wel dat
Jacqueline Beke wil de overgang van thuis naar school klein houden
Filip Lietar pleit voor uitgestelde leerkrachtaandacht De Kleine Icarus, Gent Aantal leerlingen: 90 Aantal leerkrachten: 12 Contact: K.L. Ledeganckstraat 4, 9000 Gent tel: 09 243 93 59 e-mail:
[email protected] web: www.dekleineicarus.be
Directeur Filip Lietar: “We werken rond drie pijlers: vrijheid in gebondenheid, samenwerking en zelfstandigheid. Concreet zorgt dat er bijvoorbeeld voor dat het aandeel van klassikale instructie minimaal is. Samenwerken gebeurt zowel spontaan als gedwongen. Dat versterkt hen zowel op kennisvlak als sociaal en emotioneel. De kinderen werken dan samen aan taken. Op donderdag houden we een controledag: dan onderzoeken we samen hoever de kinderen in hun taken gevorderd zijn. Zelfstandigheid leren we aan door de kinderen in de hoogste graad te laten werken zonder dat de leerkracht fysiek altijd bij hen is. Dat is uitgestelde leerkrachtaandacht.”
GEËNGAGEERD ONDERWEG
GO! METHODESCHOLEN SAMEN OP DE FIETS Van 7 april tot 25 mei fietsten leerlingen, ouders en onderwijsmedewerkers van onze GO! methodescholen door Vlaanderen. Het thema maatschappelijke betrokkenheid en engagement stond bij deze tweede editie centraal. Bart Dancet, opdrachthouder GO! methodescholen, vertelt: “De bedoeling was om onze scholen in de kijker te zetten en om ouders, leerlingen en medewerkers andere methodescholen te laten verkennen. We wilden daarmee ook de verbondenheid tussen onze GO! scholen aantonen en versterken.” De fietstocht van maar liefst 685 kilometer, langs 2 fietsroutes, vormde de groene draad door Vlaanderen. Elke dag fietste één methodeschool naar een andere om daar te
ontdekken hoe zij aan het thema een eigen invulling gaven. Daarbij werd een deelnemerskoker doorgegeven waarin elke school haar logo kon toevoegen. Op 25 mei kwamen de laatste fietsers in Duin en Zee in Oostende aan en kon het slotevenement van start gaan. Bart Dancet blikt tevreden terug: “Alle deelnemers samen fietsten maar liefst 474.020 km. Dat is toch een paar keer de wereld rond (lacht). Op het slotevenement waren er 550 kinderen, ouders, leerkrachten en sympathisanten aanwezig en het werd een dag vol leuke activiteiten. Deze dag kende maar liefst 23 verschillende sportieve en educatieve workshops. We kunnen zeker van een succes spreken en kijken al uit naar een nieuwe editie.”
- september 2008
41
PROJECT
Een kei in
TAAL Het schoolteam maakt het verschil
In een steeds veranderende leeromgeving en maatschappelijke context speelt taal een belangrijke rol. Steeds meer scholen besteden dan ook extra aandacht aan taalvaardigheid en spelen zo in op nieuwe behoeften en ontwikkelingen van de leerlingen. Bovendien blijkt die taalzorg ook een positieve invloed te hebben op de werking van de school en haar team. Niet vastroesten In basisschool De Klaver in Destelbergen wordt erg veel belang gehecht aan informele communicatie. Directrice Elke De Smet wil zo tijdig oog hebben voor signalen die uitgestuurd worden, en proberen aan te voelen wat er leeft bij het schoolteam en de leerlingen. “Er zijn natuurlijk formele bijeenkomsten, maar om echt de vinger aan de pols te houden is er veel meer nodig dan dat. Ik probeer altijd aanspreekbaar te zijn, zowel in mijn bureau, waar de deur steeds openstaat, als op de speelplaats en in de klas.” De gemoedelijke sfeer in De Klaver komt er in de eerste plaats dankzij het schoolteam, een hechte groep die de laatste jaren niet zoveel veranderd is. “Het team komt steeds als één blok naar buiten, en wordt samengesmeed door goede vriendschapsbanden. Welbevinden voor alle participanten – kleuters en scholieren, leerkrachten, de onderhoudsploeg en de mensen van het secretariaat – is bij ons erg belangrijk.” `Dat welbevinden heeft voor De Smet ook te maken met een goede voorbereiding op nakende veranderingen. Om de leerlingen van de derde graad klaar te stomen voor het secundair, worden in het vijfde en zesde jaar naast de leerkracht L.O. 42
- september 2008
drie verschillende leerkrachten ingezet, die elk hun eigen vakken en vakonderdelen geven. Voor het vak Frans bijvoorbeeld kan de leerkracht elke leerling twee jaar lang volgen, zodat hij doorheen het vijfde en zesde jaar een goed zicht krijgt op de vorderingen en pijnpunten. “Ik krijg heel veel ideeën aangereikt door de leerkrachten, die oog hebben voor wat er ook naast de school gebeurt. Zo las een collega onlangs een boek over leren studeren, iets wat niet nieuw is, maar waar we nog niet vaak iets rond gedaan hebben. Volgend jaar komt er iemand hierover spreken voor een groep zesdejaars en hun ouders. Het zijn zulke dingen die voorkomen dat we vastgeroest geraken.” f
BS De Klaver Aantal leerlingen: 303 Aantal leerkrachten: 20 Directie: Elke De Smet Contact: Meersstraat 17 9070 Destelbergen (Heusden) tel: 09 230 87 11 e-mail:
[email protected] web: www.de-klaver.be
Directrice Elke De Smet van BS De Klaver: “Ik krijg heel veel ideeën aangereikt door de leerkrachten, die oog hebben voor wat er ook naast de school gebeurt.”
PROJECT
Praktijkvoorbeeld? Eén adres: www.g-o.be/uwbericht
44
Muren afbreken
Koerswijziging
Balanceren op de taalgrens
Basisschool Het Klepperke uit Balen startte twee jaar geleden Franse taalinitiatie vanaf de kleuterafdeling, vanuit de overtuiging dat het verwerven van talen vooral gebeurt op jonge leeftijd. “Nadat we een tijdje proefgedraaid hadden, bleek dit bij de kleuters echter nog wat moeizaam te gaan”, vertelt directeur Nico Maes van Het Klepperke. “De kindjes zijn het Nederlands dikwijs nog niet machtig, en met het Frans erbij werd het verwarrend. Daarom start de initiatie nu wat later. Ik geef nu Franse les in het eerste tot het vierde jaar. Die Franse lessen bieden niet alleen een meerwaarde voor de school, maar ook voor de teamsterkte, omdat we veel moeten overleggen om de lessen op elkaar af te stemmen.” Ook in het contact met andere scholen blijkt het taalonderricht een belangrijk hulpmiddel voor Het Klepperke. In het vijfde en zesde jaar krijgen de kinderen Engels van regenten uit de middenschool. “Dankzij dit school- en niveauoverschrijdend werk groeit er een hechtere samenwerking”, stelt Maes. “Zo wordt de kloof tussen basis- en middenschool minder groot. In het verleden bleven we vaak op ons eilandje in de klas, nu breken we die muren af.” Dat leren van elkaar komt ook tot uiting in de bijdrage die leerkrachten leveren tot het beleid van de school. “Omdat leerkrachten doeners zijn, is het soms niet zo eenvoudig om beleidsbeslissingen samen te nemen. Daarom werken zij in deelwerkgroepen, waarin ze hun visie kunnen geven over aangebrachte thema’s en onderwerpen. Dikwijls vertaalt zich dat al snel in praktische zaken. We halen de bruikbare ideeën eruit, en werken die uit in ons beleid.”
Voor een grote school is het niet altijd even gemakkelijk om de band tussen de leerkrachten hecht te houden. Dat beide goed samen kunnen gaan, bewijst basisschool Het Laerhof uit Merksem, met 217 kleuters en 316 kinderen in de lagere school. “Onze leerkrachten vormen een grote, heterogene groep”, vertelt directrice Jée Wuyts. “Binnen die verscheidenheid streven we samen naar één gemeenschappelijk doel, en dat is Het Laerhof. In het kader van het GOK werkten we de laatste jaren al nauw samen om te kijken waar we staan en waar we naartoe willen. Dat vond ik belangrijk om als team een gezamenlijk toekomstbeeld te ontwikkelen.” Het afgelopen jaar voerde Het Laerhof op basis van die zelfevaluatie een belangrijke koerswijziging door. “We ontdekten dat het leerproces van kinderen vaak vastloopt op het luisteren, iets wat we nadien bevestigd zagen door taalvaardigheidstesten. Nu hanteren we werkvormen om die luistervaardigheid te bevorderen, door de leerlingen in groepjes te laten werken, functionele taken aan te bieden, enzovoort. Kleuter- en basisonderwijs werken daarbij nauw samen. Leerkrachten volgen elkaars lessen, en zitten nadien samen om te evalueren. En twee keer per jaar doen we projecten met de hele school.” Zowat een derde van de leerlingen spreekt thuis geen Nederlands. Om op hun behoeften in te spelen, is Het Laerhof gestart met de uitbouw van een taalbeleidsplan. “We willen bijvoorbeeld een initiatie Frans bieden vanaf de derde kleuterklas, zodat leerlingen een positieve attitude tegenover andere talen en andere culturen ontwikkelen. Bovendien hebben ze dan een goede basis wanneer ze in het vijfde leerjaar met het ‘echte’ taalonderricht starten”, legt Wuyts uit. “Omdat de communicatie met anderstalige ouders vaak moeilijk verloopt, nodigen we vanaf volgend jaar ouders van kinderen uit de derde kleuterklas uit, om hen te vertellen over de ontwikkeling van een kleuter. Zo krijgen ze inzichten in schoolrijpheid en welke stimulansen belangrijk zijn voor de ontwikkeling van een kleuter. Het is belangrijk dat de school en de ouders samenwerken aan de opvoeding, en dat de drempel tot de school wordt weggewerkt.”
Met een ligging pal op de taalgrens is basisschool De Polyglot in Spiere-Helkijn een unieke ontmoetingsplaats voor zowel Nederlands- als Franstalige kinderen. Zo’n 62 procent van de kinderen heeft er een Franstalige achtergrond. “In de lessen en door de contacten tussen beide landsculturen krijgen onze leerlingen de kans hun kennis van beide landstalen te ontwikkelen”, zegt directeur Ludwig Van Tendeloo. “Onze school werkt niet alleen aan de cognitieve vaardigheden van de leerlingen, maar besteedt ook veel aandacht aan de totale persoonlijkheidsontwikkeling. Gezien de instroomkenmerken van de leerlingen speelt taalvaardigheidsonderwijs doorheen alle activiteiten en lessen daarbij een belangrijke rol. Twee jaar geleden koos onze school voor het intensieve begeleidingsproject ‘Rand- en taalgrensgemeenten.’ Daarbij focussen we intens op taal en stimuleren we kinderen bij het verwerven van het Nederlands als schooltaal. De kinderen oefenen in heterogene groepjes op mondelinge taalvaardigheid in de lessen Nederlands, maar ook bij muzische vorming en wereldoriëntatie. De taalleerkrachten en kleuterleidsters konden hiervoor navorming volgen rond mondelinge taalvaardigheid. We besteden ook extra aandacht aan de communicatie met de ouders, die duidelijk en begrijpbaar moet zijn.” De kracht van het schoolteam ligt volgens Van Tendeloo in het familiale karakter van de school, waar open dialoog een belangrijke pijler is. “Enerzijds zijn er veel informele contacten tussen de leerkrachten, anderzijds is elk teamlid via een kernteam en werkgroepen nauw betrokken bij het schoolbeleid, en leveren ze strategisch en voorbereidend werk naar de rest van het team. Via het geven van verantwoordelijkheid, het delegeren van taken en het motiveren van teamleden wordt er bij iedereen een hoge betrokkenheid gecreëerd. Ons schoolbeleid is ook opgebouwd rond de PDCA-circel: Plannen – Doen – Controleren – Aanpassen. Op die manier kunnen we met het kernteam verbeteringen systematisch sturen, bewaken en evalueren.”
- september 2008
BS Het Klepperke
BS Het Laerhof
BS De Polyglot
Aantal leerlingen: 143 Aantal leerkrachten: 16 Directie: Nico Maes Contact: Boudewijnlaan 15 bus 1 2490 Balen tel: 014 81 17 38 e-mail:
[email protected] web: www.klepperke.be
Aantal leerlingen: 533 Aantal leerkrachten: 40 Directie: Jée Wuyts Contact: Laarsebaan 100 2170 Merksem tel: 03 645 08 06 e-mail:
[email protected] web: www.hetlaerhof.be
Aantal leerlingen: 486 Aantal leerkrachten: 38 Directie: Ludwig Van Tendeloo Contact: Oudenaardseweg 75 8587 Spiere-Helkijn tel: 056 45 53 53 e-mail:
[email protected] web: www.bsdepolyglot.sgr21.be
Directeur Ludwig Van Tendeloo van BS De Polyglot: “Hier ontwikkelen de leerlingen hun kennis van beide landstalen.” - september 2008
45
20 JAAR GO!
Volop feest voor iedereen In 2009 viert het GO! zijn twintigste verjaardag, en dat wordt extra in de verf gezet. Een verjaardag betekent uiteraard feest, maar het pedagogische project wordt daarbij niet vergeten. Gedurende dit schooljaar worden er tal van initiatieven uitgewerkt naar aanleiding van het jubileumjaar, dat begin januari 2010 wordt afgesloten.
M
et talrijke activiteiten en een speciaal voor de gelegenheid ontworpen feestlogo zal ‘20 jaar GO!’ alvast niet onopgemerkt voorbijgaan. Het verjaardagsfeest is voor het GO! immers een ideale gelegenheid om de fierheid over het net uit te dragen naar alle medewerkers en betrokkenen, maar ook naar de buitenwereld. De gezamenlijke activiteiten, met leerkrachten, leerlingen, directies, ouders en alle andere betrokkenen, versterken het gevoel deel uit te maken van hetzelfde net. Deze maand september is het hele programma van dit feestjaar, inclusief de wedstrijdreglementen, beschikbaar voor de scholen. Om alles in goede banen te leiden, zal er verspreid over 2009 in elke provincie een GO! treffen plaatsvinden, met toonmomenten, interne en externe pr-bijeenkomsten, opleidingen, congressen, conferenties, regionale contactdagen,
46
- september 2008
enzovoort. Alle centrale diensten, scholengroepen, verenigingen en vzw’s van het GO! zullen gevraagd worden zich er te beraden over zinvolle evenementen.
Reizende kunst Naar aanleiding van de verjaardag van het GO! creëerde de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen (KASKA) vorig schooljaar een tentoonstelling rond het begrip persoonlijkheid. Tijdens dit schooljaar kunnen scholen en ouders van leerlingen op verschillende plaatsen in Vlaanderen een bezoek brengen aan deze reizende kunsttentoonstelling ‘Kiezen voor persoonlijkheid’. Kunstwerken die in de scholen gemaakt worden en aansluiten bij het thema, worden mogelijk mee opgenomen. Ten slotte volgt er een selectie uit alle getoonde werken, die in mei 2009 een plaats krijgt in de lokettenzaal van het Vlaams Parlement. Aan de tentoonstellin-
gen in de provincies worden de Regionale Contactdagen – met als thema ‘20 ideeën voor 2020’ – gekoppeld. De resultaten van deze contactdagen stelt het GO! voor in een academische zitting in het Vlaams Parlement, waar ook de laureaten van de verschillende wedstrijden worden bekendgemaakt. De twintigste verjaardag van het GO! wordt ook samen met de buitenwereld gevierd. Naar analogie met ‘Vlaanderen feest’ kunnen lokale scholen in het weekend van 9 en 10 of van 16 en 17 mei 2009 een GO! feest organiseren, al dan niet samen met hun opendeurdag. Een aankondiging via een tv-spot en gepersonaliseerde mailing helpt de scholen om anderen warm te maken voor hun project.
Guinness Book of Records? Binnen de scholen van het GO! wordt er eveneens meegebouwd aan het feestjaar.
Het (buitengewoon) basisonderwijs en de internaten dragen zelfs letterlijk een steentje bij met het tegelproject ‘Zoek je eigen stijl’. Het thema 20 zal er terug te vinden zijn op tegels van 30 op 30 centimeter, die elke leerling zelf mag versieren met een techniek naar keuze. Met al deze tegels kan de school dan bouwen aan een tegeltapijt. Op 20 november 2009 zullen alle scholen met een delegatie van leerlingen de tegels naar de Grote Markt van Brussel brengen, waar met 2020 leerlingen een ‘weg naar de toekomst’ wordt geplaveid. Mogelijk komt deze recordpoging zelfs in aanmerking voor het Guinness Book of Records!
Geen plankenkoorts Leerlingen uit het (buitengewoon) secundair onderwijs, die geen last hebben van plankenkoorts, kunnen via een multimediaal project in de spotlights komen. Initia-
tieven rond musical, dans, toneel en dergelijke die al plaatsvinden in de scholen, kunnen ondergebracht worden in het 20jaar programma en in de loop van 2009 worden uitgevoerd. De scholen staan zelf in voor de programmering, en kunnen voor de bekendmaking van hun initiatief rekenen op affiches en programmabrochures van het GO!. Scholen die met hun multimediaal project willen meedingen naar een GO! art-prijs, kunnen daarvoor tot december 2008 een dossier indienen. De beste tien worden tussen februari en oktober 2009 live beoordeeld door een externe jury, en het winnende project mag het feestjaar afsluiten op de nieuwjaarshappening in januari 2010 in de KVS in Brussel. Thema en taal zijn vrij, net als de disciplines, die mogen bestaan uit toneel, muziek, video, dans, woord, … Wel wordt er actieve deelname verwacht van leerlingen, leerkrachten en ouders, en moet het
gaan om een totaalproject waarbij scenografie, scenario, muziek, technieken, kostumering, uitstraling, … aan bod komen. Voor individuele cursisten en leerlingen uit het volwassenenonderwijs en deeltijds kunstonderwijs is er eveneens een creatieve wedstrijd: ‘Stijlvol’. Daarvoor mogen ze creatief aan de slag met een bestaand kunstwerk en er een tekst of gedicht, muziekstuk, beeldend werk, drama of dans rond maken. Een jury van leerkrachten selecteert de beste inzendingen, die in een publicatie worden opgenomen en een plaatsje krijgen op de slothappening in januari 2010. Hopelijk wordt dit nieuwjaarsevenement een welverdiende afsluiter van een grandioos feestjaar.
- september 2008
47
DUURZAAMHEID
Belasting milieu en kostprijs dwingen scholen tot minder energieverbruik
ENERGIETIPS
Hoeveel energie een school verbruikt hangt ook af van het gedrag van de school zelf: de leerkrachten, leerlingen en het technisch personeel. Om dat gedrag positief te beïnvloeden gaf het departement Onderwijs een brochure uit met wel 20 tips voor een energievriendelijke school. We vatten er enkele samen.
Meten is weten Verzamel alle inlichtingen over het verbruik in een energieboekhouding. Zo kan je het energiebudget beter beheren. Energiebewustzijn: een zaak van iedereen Creëer betrokkenheid met groepsopdrachten op school. Beperk het elektriciteitsverbruik Elektriciteit vereist zowat 2,5 maal zoveel basisenergie bij de productie ervan. Wees er dus zuinig op. En zet elektrische apparaten enkel aan bij effectief gebruik. Gebruik daglicht Dag- en zonlicht zijn gratis. Maak er maximaal gebruik van.
De prijzen voor energie zijn het laatste jaar met sprongen gestegen en de gevolgen van het energieverbruik voor het milieu blijven zorgen baren. Efficiëntie en het zoeken naar alternatieve oplossingen zijn dan ook dringend nodig. Hoe kunnen de GO! scholen bijdragen?
Spaarzaam licht in de duisternis Maak zoveel mogelijk gebruik van TL-verlichting. Deze is nog zuiniger en milieuvriendelijker dan spaarlampen. De zuinigste lamp is overigens deze die niet brandt.
Belang bij een sterk beleid
Lucht: vers en gezond Een goede ventilatie van een klaslokaal draagt bij tot een stimulerende leeromgeving.
Carlo Janssens is als voorzitter van de Co-Ra (Coördinatie Raad van Algemeen Directeurs van het GO!) begaan met deze problematiek. De Co-Ra verstrekt als overlegplatform allerlei ideeën en adviezen aan de scholen. Dus ook op het gebied van energiebeheer. “Door efficiënt om te gaan met energie kan een school veel geld uitsparen. In een eerste advies leggen we de nadruk op een betere isolatie van de schoolgebouwen, vooral van ramen en daken, en op het gebruik van energiezuinige stookketels. Aangezien veel scholen slecht geïsoleerd zijn of verouderde verwarmingsketels hebben, en de energieprijs in de toekomst sterk zal stijgen, heeft het GO! er alle belang bij om een sterk energiebeleid te voeren.”
Rationeel investeren Het GO! gaf voor zijn scholen in 2006 ongeveer 29 miljoen euro aan energiekosten uit, waarvan 13,6 miljoen aan gas, 9,5 miljoen aan elektriciteit en 6,3 miljoen aan stookolie. Een enorm bedrag dat voor 2007 en 2008 nog hoger zal uitvallen. Carlo Janssens: “De Vlaamse begroting kent elk jaar, bovenop de energiefactuur, extra middelen toe aan het GO!. Een groot deel daarvan moet aan REG-investeringen besteed worden, dat zijn investeringen gericht op een rationeel energiegebruik. Dit jaar kregen we extra geld om in ongeveer 300 scholen nieuwe ramen met dubbele beglazing en warmtebruggen te installeren. Maar we investeren ook in zaken als spaarzame verlichting, vervanging van verwarmingsketels, isolatie, nieuwe daken en dergelijke. Op termijn betalen deze energieinvesteringen zichzelf terug.”
over aanspreken die rekening houden met het latere energieverbruik. Maar laten we er geen doekjes om winden: dit zijn maatregelen die extra financiële steun nodig hebben.”
Vermijd tocht Luchtlekken behoren tot de belangrijkste en meest onderschatte factoren in energieverbruik. Een goed gebouwd en energiezuinig gebouw is luchtdicht. Maak luchtlekken zoals spleten en kieren dicht.
Actief werken aan passiefscholen Aan de Co-Ra werd al het voorstel gedaan om duurzaam bouwen te integreren in het totale investerings-, exploitatie- en onderhoudsproces van scholen. Een methode daarvoor zal in 2008 worden uitgewerkt. Na een oproep van de Vlaamse regering werden 17 projecten rond passiefscholen geselecteerd (waarvan 3 van het GO!: een TSO en BSO in Zwijndrecht, SO in Turnhout en een BS in Etterbeek) en 8 goed bevonden voor latere realisatie (waaronder een BS in Zandhoven). “Deze nieuwe passiefscholen zullen zo goed als geen energie verbruiken dankzij een doorgedreven isolatie, een goede luchtdichtheid en warmterecuperatie bij verluchting. Die scholen zullen uitkomen op een E 15 of lager. Maar ook hier ligt de kostprijs hoog. De minister heeft voor de volgende 4 tot 5 jaar 1 miljard uitgetrokken voor de bouw van nieuwe scholen, een deel daarvan moeten passiefscholen worden.”
Isoleer en hou de warmte binnen Ook in bestaande gebouwen kan je met beperkte financiële middelen al wat isolerende maatregelen treffen: reflecterende folie achter radiatoren en ‘s avonds de gordijnen sluiten. Zorg alleszins ook dat de zolder geïsoleerd is, want warmte gaat naar boven. Verwarm doordacht Elke graad Celsius die je meer verwarmt, zorgt voor 7% extra stookkosten. De comforttemperatuur voor een klaslokaal bedraagt 20-22°C, voor gangen 15-16°C en voor een turnzaal 15-17°C. Gebruik thermostatische kranen Thermostatische kranen vormen een goede en niet te dure manier om een klaslokaal naar behoefte te verwarmen. Om ongewenst bijregelen van de kraan te voorkomen, kies je voor een kraan die enkel met een speciale sleutel instelbaar is. Hou de deur dicht Op die manier wordt in de winter de warmte en in de zomer de koelte langer in het lokaal gehouden. Onderhoud de verwarming Een slecht onderhouden en afgestelde ketel is een energievreter. Wanneer een radiator onderaan warm en bovenaan koud is, moet hij dringend ontlucht worden. Als dit geregeld moet gebeuren, kan dit wijzen op een lek in het circuit.
Andere maatregelen “Maar er moet meer gebeuren”, vervolgt Carlo Janssens. “Zo moet vanaf 1 januari 2009 elk openbaar gebouw met meer dan 1000 m² vloeroppervlakte beschikken over een energieprestatiecertificaat (EPC). Dat geeft het energieverbruik in kWh per m² vloeroppervlakte in de verwarmde ruimtes weer. Het EPC wordt op een publiek zichtbare plaats getoond. Vergelijk het met auto’s waarbij de CO2uitstoot gecommuniceerd wordt”. Elke nieuwbouwschool moet sowieso een E-peil van 70 halen. Of een school energiezuinig is, wordt vooral bepaald tijdens de voorontwerp- en de ontwerpfase. “We moeten daar dus de aannemers 48
- september 2008
Koel een gebouw passief Een efficiënte (buiten)zonwering voorkomt ongewenste warmtewinsten. Probeer airco alleszins te vermijden. Eén graad koelen vraagt driemaal meer energie dan één graad verwarmen.
Carlo Janssens: “Het GO! heeft alle belang bij een sterk energiebeleid.” Praktijkvoorbeeld? Eén adres: www.g-o.be/uwbericht
Meer info: www.energiesparen.be www.milieuzorgopschool.be www.ond.vlaanderen.be/ENERGIE/
- september 2008
49
INTERACTIEF
VERWIJDER DE BLADWIJZER VOORZICHTIG DOOR TE DRUKKEN.
www.g-o.be
interactief Al eens gesurft naar het GO!? Dat moet je zeker eens doen. Want het GO! gaat prat op interactiviteit. Onderwijsprofessionals vinden alles over het GO! op het volledig vernieuwde www.g-o.be. Voor ouders is er www.iedereenvip.be, met een voorstelling van het scholenaanbod en een scholenzoeker. Wie op zoek is naar een job bij het GO! klikt door naar www.go-jobs.be. En GO! scholen die professionele campagnematerialen willen bestellen, vinden die voor een prikje in de GO! webwinkel. • www.g-o.be
50
- september 2008
de redactie elk bericht dat zij van een school ontvangt een plaatsje te geven. Het voorbije jaar was de respons van scholen alvast zeer groot. Die trend wordt hopelijk dit schooljaar voortgezet, zodat deze rubriek met goede praktijkvoorbeelden even goed gevuld blijft. De GO! site is het resultaat van een knap staaltje teamwerk. Tientallen redacteurs houden de pagina’s actueel. Een handvol rubrieksverantwoordelijken waken over hun deel van de site en zetten de teksten van hun redacteurs online. Een webmaster houdt het overzicht over het geheel. Op elke pagina vind je de naam van de redacteur terug, zodat je met vragen rechtstreeks bij de juiste persoon terecht kunt.
De publiekssite www.iedereenvip.be is een product van de derde fase van de VIP-campagne. Deze fase had als hoofddoel ouders de weg te wijzen naar het GO! en focuste daarbij op de verschillende instapmomenten. Op de website, die met televisiespots tijdens de maanden april en mei gepromoot werd, kunnen ouders via een scholenzoeker de dichtstbijzijnde GO! school met haar studieaanbod terugvinden.
van de Vlaamse Gemeenschap
De goede kwaliteit van ons onderwijs is voor een groot deel te danken aan duizenden enthousiaste GO! medewerkers. Het GO! gaat ook actief op zoek naar nieuw talent: aspirant-leerkrachten, administratief, technisch of logistiek personeel, maar ook medewerkers voor zorg, begeleiding, beleid of management. De website www.go-jobs.be is de kortste weg naar alle vacatures in onze instellingen, scholengroepen en centrale diensten. Hij laat je bovendien kennismaken met het GO! - zijn maatschappelijke opdracht en Pedagogisch Project - en met de troeven van een job in het onderwijs.
• www.g-o.be/webwinkel • www.iedereenvip.be
onderwijs
• www.go-jobs.be
Folders, T-shirts, pennen, stickers, ballonnen, vlaggen en veel meer. Dat is het aanbod van de GO! webwinkel. Je vult met enkele muisklikken jouw digitale winkelwagentje en wij sturen de materialen naar je op. Door ze in een centrale webwinkel aan te bieden, kunnen we ze verkopen aan lage inkoopprijzen. Je moet wel inloggen, want dit aanbod geldt enkel voor onze scholen, niet voor particulieren.
Surf ook naar:
De hoofdsite van het GO! is met meer dan 300 pagina’s geen kleine site. Hij is opgebouwd volgens het portaalprincipe. Zogenaamde ankerpagina’s leiden je verder naar subsites van het GO!. Subsites zijn thematische minisites rond een welbepaald thema. Ondertussen zijn er al zo’n tiental online: www.g-o.be/ gezondheid, www.g-o.be/methodescholen, www.g-o.be/strategischplan, www.technoplus.be, www.g-o.be/internationalisering, www.g-o.be/preventie, www.g-o.be/nascholing, www.g-o. be/actiefpluralisme, enzovoort… Op de hoofdsite vind je via zeven tabbladen gemakkelijk de weg. Op ‘Iedereen VIP’ maak je kennis met het GO!: ons pedagogisch project, ons beleid, onze campagne… ‘Over GO’ belicht onze organisatiestructuur. De tabbladen ‘Kinderopvang’, ‘Basisonderwijs’, ‘Secundair onderwijs’, ‘Volwassenenonderwijs’ en ‘Deeltijds kunstonderwijs’ hebben als doel het ondersteuningsaanbod aan onze instellingen bekend te maken. Je vindt er onder andere de leerplannen, nuttige documenten, goede praktijken en een ‘Wie is wie?’-rubriek die vertelt waarvoor je bij wie terecht kunt. In de nieuwsrubriek ‘de dagkrant’, die op elk tabblad de startpagina is, staat het GO! nieuws van de dag, dat verdeeld is in een informatief en een inspirerend luik. In dat laatste probeert
www.g-o.be
www.g-o.be www.g-o.be/actiefpluralisme
www.g-o.be/poc www.g-o.be/preventie
www.g-o.be/ambassadeurs www.g-o.be/communicatie www.g-o.be/gezondheid
www.g-o.be/strategischplan www.g-o.be/welzijnsconferentie www.g-o.be/webwinkel
www.g-o.be/internationalisering www.g-o.be/methodescholen www.g-o.be/nascholing
www.go-jobs.be www.iedereenvip.be www.technoplus.be
- september 2008
BOEKENTIP
Kn
s
op • M et sp
• Teamontwikkeling • Professionalisering De PPD van het GO! uw kritische vriend
www.g-o.be/pbd
Een bladwijzer in groen en rood, je dagelijkse bondgenoot! Onze leerkrachten kunnen alvast het nieuwe schooljaar in met een nieuw en nuttig attribuut: een bladwijzer met bondige en praktische informatie over wat onze Pedagogische begeleidingsdienst zoal voor de GO! scholen doet. Of je nu lesgeeft in een basis- of secundaire school, in het volwassenenonderwijs of het deeltjds kunstonderwijs, zo’n hebbedingetje kan je zeker gebruiken.
Met sprongen vooruit bewegi ng
WIJ STIMULEREN
n onderw ijsnet in
• Ontwikkeling van beleidsvoerend vermogen • Zelfevaluatie en kwaliteitszorg • Opvolging van doorlichtingen • Methodescholen
t • Een ope
WIJ ONDERSTEUNEN
voorui
• Scholen als organisatie/ systeem • Vakgroepen • Leergebieden/vakken • Individuele leerkrachten • Nieuwe leerkrachten • Implementatie van leerplannen
VERWIJDER DE BLADWIJZER VOORZICHTIG DOOR TE DRUKKEN.
WIJ BEGELEIDEN
rongen
• begeleidt • ondersteunt • stimuleert alle instellingen van het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
Paul De
der oor ge
De Pedagogische Begeleidingsdienst
MET S
Een open
PRONG
onderw
Paul De
EN VO
ijsnet in
Knop
ORUIT
bewegin g
Paul De Knop, voorzitter van de Raad van het GO!, stelde onlangs het boek ‘Met sprongen vooruit. Een open onderwijsnet in beweging’ voor. “In de context van mijn afscheid op 23 september - ik word op die datum rector van de VUB - wilde ik een document achterlaten dat dient als achtergrondinformatie voor een memorandum aan de Vlaamse regering, waarin onze verwachtingen en onze visie op de toekomst van het onderwijs zijn weergegeven. Dat leek me beter dan een soort testament.” Uitgangspunt voor het boek is de permanente bezorgdheid die binnen het GO! heerst om het onderwijs nog beter af te stemmen op de maatschappelijke realiteit. “Om die bezorgdheid te stofferen hebben we voorafgaand aan het boek een 90-tal mensen uit alle geledingen van de samenleving samengebracht om hierover te debatteren. Het werd een open discussie, die het blikveld van het GO! kan verruimen. Dat lijkt me beter dan altijd bij onszelf te rade te gaan. De meest markante ideeën uit de debatten vonden hun weg naar dit boek. Ik wil ze nu niet allemaal opsommen, maar een belangrijk element dat naar voren komt is dat de kwaliteit van het onderwijs moet gaan primeren boven de levensbeschouwing. Ik pleit trouwens ook voor één vak waarin de verschillende levensbeschouwingen worden benadrukt. Dat zal bijdragen tot een betere beeldvorming van en begrip voor elkaar. We moeten ook investeren in de professionaliteit van de leerkracht. Het is voor onze samenleving zo’n belangrijk beroep, terwijl het een veel te vlakke loopbaan kent.” Het GO! wil - in nauw overleg met de andere onderwijsverstrekkers en maatschappelijke actoren blijven werken aan een ‘open’ onderwijs waar iedereen, ongeacht zijn achtergrond, een optimale opleiding op maat krijgt. Dit boek wil er alvast een aanzet toe zijn. Met sprongen vooruit – een open onderwijsnet in beweging Auteur: Paul De Knop Uitgeverij ASP, ISBN-nummer: D/2008/11.161/019 Downloadbaar op www.g-o.be/metsprongenvooruit