Visie op training geven en coachen bij Albatros
Jeugdcommissie Albatros 2011 Volleybalvereniging Albatros www.albatros-amsterdam.nl Voorwoord
De leden van Albatros zijn dé vereniging. Met elkaar en voor elkaar zorgen ze voor een succesvolle vereniging. Zij binden en verbinden de bloeiende club. Samen zorgen ze voor gezelligheid en plezier binnen en buiten het volleybalveld. De kleinschaligheid zorgt voor een sfeer van ons-kent-ons. Een club waar je bij wil horen. De laatste tijd zien we binnen de volleybalvereniging Albatros een snelle groei van het aantal jeugdleden plaatsvinden. Voor de mensen die wekelijks te maken hebben met deze jeugdleden een reden om eens bij elkaar te gaan zitten en op te schrijven hoe we de nabije toekomst voor de vereniging zien. En hoe we de kennis die we nu opdoen met de huidige jeugdleden kunnen overdragen aan toekomstige beleidsmakers en beleidsuitvoerders. Dit stuk is bestemd voor de (jeugd)coaches, trainers, ouders en uiteraard spelers zelf.
Inleiding De jeugdafdeling van Albatros groeit steeds verder. Dat was voor de jeugdcommissie reden om de lijn van Albatros uit te ‘vogelen’. De vereniging vindt het belangrijk om een eenduidig beleid te voeren. Dit document geeft de visie van Albatros weer en geeft praktische tips tijdens het trainen, het coachen en trainingsdoelen per leeftijd. Het is geschreven door jeugdcoaches en trainers. Het beschrijft de visie op training geven, de geschiedenis van de club, de opbouw van trainingen en de visie op coachen.
Visie op training geven en coachen bij Albatros Een groot aantal verenigingen heeft geen duidelijk herkenbaar beleidsvisie voor de jeugdafdeling. Of ze hebben het over ‘sport doe je voor je plezier’ en ‘kinderen moeten bewegen’. Clubs met ambitie op hoog niveau voegen daar dikwijls aan toe: ‘plezier en prestatie gaan bij ons hand in hand’. Waarbij je je kunt afvragen of dat ook écht zo is. In vrijwel alle gevallen doelt de vereniging op prestatie behaald in de wedstrijd, ten koste van de tegenpartij. Een prestatie gefocust op het winnen van het andere team. Is winnen van jezelf niet belangrijker? Steeds beter worden, groeien, zien dat je ergens goed in kunt worden. Johan Cruijff verwoordt het in: meedoen - leren – winnen. Spelers hebben plezier nodig maar ook succesbeleving. Hiervan is het inzicht dat ze kunnen leren de basis en niet dat ze kunnen winnen van iemand anders. De grootste tegenstander van een speler is hierbij het kind zelf. Welke trainer heeft een kind niet een keer horen roepen ‘ik kan het niet’ of ‘dit lukt me nooit’. Zijn de paar woorden die we dan roepen, genoeg om de gedachtegang van het kind te veranderen? Waarschijnlijk niet. Hier is sprake van een instelling van het brein; de ‘fixed mindset’ ook wel verhaal-denken genoemd in het boek Mindset van Reardon & Dekkers. Enkele eigenschappen: alles staat vast: hoe slim je bent, wat je wel en niet kunt. Uitdagingen worden niet aangegaan, ophouden bij tegenslagen, inspanning vermeden, kritiek genegeerd en het kind meet succes aan de hand van het succes van anderen en is daarom belemmerend. Daar staat de ‘growth mindset’, actie-denken pal tegenover: omarmen van uitdagingen, vasthouden bij tegenslagen, inspanning zien als normaal, open staan voor kritiek, waardoor je kunt groeien. Bij de growt-mindset kan er écht geleerd worden en wordt succes gemeten aan de hand van de persoonlijke groei! Pas als we bewust worden van de mogelijkheden die wij hebben als trainer en of coach, zijn wij instaat om iets te doen aan deze instelling van het brein. Iets wat niet binnen enkele minuten te veranderen is, maar wat wel veranderbaar is door sturing. Een kind dat actie-denken aanleert, heeft er zijn/haar hele leven baat bij. Doel: Kinderen die bij Albatros sporten zien in dat alles mogelijk is. Volleyballen geeft ze zelfvertrouwen, discipline en doorzettingsvermogen, dit alles wordt geleerd in teamverband. Hierbij leren ze omgaan met feedback en elkaar. Door het creëren van actiedenken groeien kinderen in de sport, maar ook daarbuiten. Hoe bereiken we dit? Om het doel te behalen zijn er een aantal middelen, pijlers, concentratie en instrumenten die gebruikt worden. Het vergt van coaches en trainers een andere
benadering van de speler als individu, maar ook een andere benadering van het team. Voor de ene trainer/ coach zal deze werkwijze een herkenning zijn van wat ze al (voor een deel) doen, voor een ander wellicht iets geheel nieuws. De punten hieronder dragen bij om het doel te behalen. Trainers en coaches proberen ze in het ideale plaatje over te dragen aan de kinderen door ze zelf te gebruiken en ze te wijzen op de mogelijkheden. Middelen Koppel resultaat aan inzet en niet aan intelligentie (Geef als feedback: mooi punt, jullie hebben goed gewerkt ipv: goed punt, wat slim gespeeld. Hierdoor gaan de spelers beter hun best doen.) Stel (samen) haalbare doelen Neem bij de minder ervaren spelers een lager doel, zodat succes ervaren kan worden. Laat de spelers eerst tien keer overspelen en bouw het van daaruit op. Wanneer een te hoog doel wordt gesteld, ervaren en belangrijker; denken de spelers dat ze het niet kunnen. Stel daarom (in overleg met het team) haalbare doelen. Zorg dat er iets geleerd wordt Kinderen moeten plezier ervaren, maar ook het gevoel hebben dat zij wat leren. Geef duidelijke structurele aanwijzingen, waar kinderen houvast aan kunnen hebben. Het is belangrijk structureel te zijn, anders weten de spelers uiteindelijk niet wat ze moeten doen. Controleer dit door aan het einde van de training aan de spelers te vragen wat ze geleerd hebben. Als het goed is, noemen ze allemaal in koor de punten op waar op getraind is. Laat kinderen zelf reflecteren op wat ze zelf en anderen gedaan/geleerd hebben Dit kan aan het einde van de training of tijdens een oefening. Wanneer door A een bal niet correct gespeeld wordt, wordt de bal stilgelegd en moet de speler eerst zelf vertellen wat ze beter kan doen en daarna moeten de spelers reflecteren op A. Klaag niet: maar wees actief en zoek de uitdaging Elke trainer raakt gefrustreerd, maar laat dat vooral nooit merken aan de spelers. Blijf alles als een nieuwe uitdaging zien en probeer die aan te gaan. Wanneer spelers ongeconcentreerd zijn, ben je uitgedaagd de spelers te motiveren. Klaag niet: maar wees actief en zoek de uitdaging! Geef vertrouwen Stimuleer positief Accepteer dat fouten maken, onderdeel is van het leerproces. Als je alles goed doet, leer je niets, iets is goed fout! Benadruk dat alle realistische dingen ook echt mogelijk zijn. Pijlers 1. Aardige ogen: Jezelf blijven: niet laten intimideren door jezelf en of anderen, maar met aardige ogen naar jezelf kijken. 2 Goede fouten Op een positieve manier kijken naar verlies: wat kun je eruit halen? 3 Nieuwsgierigheid Stel de vraag: hoe komt het dat ik deze bal goed sla? 4 Zelfkennis Sta open voor feedback, blijf realistisch en specifiek. 5 Zelfdiscipline Blijf de energie geven die nodig is om je doel te bereiken. 6 Acceptatie Accepteer je ‘kunnen en kennen’, pas dan is groei mogelijk.
Concentraties 1 Scan – breed visualiseren van je doelen 2 Zoom – specifiek visualiseren van 1 handeling 3 Gevoel – beheers je eigen gevoelens 4 Gedachten - concentreer je alleen op je eerst volgende actie en je reactie daarop. Instrumenten 1 Triggerwords – korte woorden om vanuit je gedachten een bepaald gevoel te creëren. Of om aanwijzingen te geven: ‘kommetje’, ‘plank’ of ‘uitstrekken’. 2 Visualiseren – voor je zien van de komende handelingen, maar ook de bijbehorende gevoelens 3 Ademhaling – controleer je ademhaling om tot rust te komen 4 Bewegelijkheid en hartslag – controleer al je bewegingen 5 Herstelmoment – gebruik de tempo van een wedstrijd in je voordeel: versnel of vertraag. 6 Rituelen – bijvoorbeeld drie keer stuiteren om tot rust te komen voor een service 7 Oogcontrole – focus je ogen op iets specifieks, vlak voor de volgende handeling 8 Geluid – richt je op het geluid van de bal 9 Innerlijke muziek – laat je oppeppen door muziek
Concrete toepassingen Middelen Koppel resultaat aan inzet en niet aan intelligentie Stel (samen) haalbare doelen Laat kinderen zelf reflecteren op wat ze zelf en anderen gedaan hebben Twee kinderen spelen 15 keer de bal over, dat aantal heb je van te voren met ze afgesproken. De twee kinderen die zelf hebben gespeeld reflecteren vervolgens op hun techniek. Stel ze de vraag: wat ging net heel goed? Op welk onderdeel van de techniek kun je nog meer letten? Een derde kind telt hardop mee en geeft na de 15 keer tips aan de andere kinderen. Het geeft vervolgens complimenten over de inzet van het tweetal. Klaag niet: maar wees actief en zoek de uitdaging Geef vertrouwen Stimuleer positief Geef kinderen het vertrouwen dat ze iets kunnen door een oefening steeds iets moeilijker te maken. Maak het voor elk kind moeilijker op haar eigen niveau. Stimuleer vervolgens het kind positief en blijf zoeken naar nieuwe uitdagingen in de oefening. Accepteer dat fouten maken, onderdeel is van het leerproces (iets is goed fout) Benadruk dat alles mogelijk is Zorg dat er iets geleerd wordt Leer de kinderen elke training iets nieuws aan, focus bij het spelen van bovenhands bijvoorbeeld op maar één handeling: door de knieën gaan. Accepteer dat dit niet de eerste keer meteen lukt, maar maak duidelijk dat het mogelijk is. Concentraties Praatje, plaatje- daadje, vertel over de oefening, leg uit hoe het eruit moet zien en doe het vervolgens zelf voor of laat het een kind voordoen. Laat ze zich richten op de handeling die komt en hun vervolg handeling. (Na een service het veld inlopen). Instrumenten Leer ze een ritueel aan vlak voor een service om controle te krijgen over lichaam en geest; drie keer stuiteren, goed ademhalen, visualiseren hoe de bal geslagen wordt, terug denken aan het vreugde gevoel van de vorige keer en dan serveren. Denk bij oogcontrole op het gericht kijken naar de onderkant van de bal of de aanloop van een tegenstander.
De vereniging Albatros Historie/locatie Algemene Volleybalvereniging Albatros Amsterdam, zoals we voluit heten, is opgericht in 1951. De oprichting vond plaats door 3 families die er na een zomer ‘campingvolleybal’ plezier in zagen om een heuse verenging te starten. Aanvankelijk had de vereniging alleen dames- en heren teams. Vanaf 1975 kwamen daar jeugdteams bij. De thuishal van de vereniging is de Nieuwe Wethouder Verheijhal aan de Polderweg 300 in Amsterdam Oost-Watergraafsmeer. Deze nieuwe hal is in gebruik genomen in mei 2008 en biedt ruimte aan 6 velden voor minivolleybal of 4 velden voor aspiranten en senioren volleybal. De vereniging is aangesloten bij de Nederlandse Volleybal Bond (NeVoBo) waardoor ze deel neemt aan de regionale competities. In hoogtijdagen telde de vereniging zo’n 50 jeugdleden en 10 seniorenteams, zodat de trainingsruimte in de oude Verheijhal niet voldoende was en er zelfs ruimte in een lagere school in de buurt ingehuurd moest worden. Inmiddels is het aantal actieve seniorenleden teruggelopen, zoals alle volleybalverenigingen hebben kunnen ervaren. Daarom is het des te meer bijzonder dat de jeugdafdeling een onverminderd hoge belangstelling kent van enthousiaste kinderen die deze sport graag wil beoefenen. Jeugdcommissie Albatros Speciaal voor de jeugd, mini’s en aspiranten, heeft Albatros een jeugdcommissie. Daarin zitten de voorzitter, de jeugdtrainers en de jeugdcoördinator. Contributie De jaarcontributie voor de mini’s en de jeugdleden bedragen tussen de 60 en 100 euro; hierin is ook de verplichte Nevobo contributie verwerkt. (bedragen seizoen 2009-2012) Deze bedragen worden ineens geïnd. Wanneer een kind slechts een deel van het seizoen lid was bij Albatros, dan wordt de contributie voor dat seizoen naar rato aangepast (behalve het vaste Nevobo gedeelte bij de aspiranten).
De Training Vaste trainingsmiddag De vaste trainingsmiddag voor mini’s en jeugdleden is op maandagmiddag. Van 17:00 tot 18:15 en van 18:15 tot 19:30. Nieuwe, geïnteresseerde jeugdleden zijn vrij om tijdens deze trainingen mee te komen doen, de sport te beleven en de sfeer te proeven. Als zij hun gymspullen meebrengen, dan kunnen ze direct meedoen. Nieuwe leden mogen 3 proeflessen meemaken, daarna vragen we ze te besluiten of ze wel of geen lid willen worden van Albatros. Afmeldingen Wanneer een kind, om welke reden dan ook, niet komt trainen, dan meldt het kind zich altijd af bij de trainer (eventueel via een medespeler). Trainingsopbouw De training bestaat uit een warming up, oefeningen waarbij techniek en beweging voorop staan en samenspel. De warming up bestaat vaak uit een spel, met of zonder bal. Deze fase van de training is belangrijk om de spieren op te warmen en los te maken en zodoende blessures te helpen voorkomen. De warming up dient daarnaast ook om de groep te binden; de meeste kinderen hebben elkaar immers een week of langer niet gezien. Tijdens de oefeningen zijn bewegen en balcontact heel belangrijk. Kinderen moeten zoveel mogelijk ballen aanraken om zo een wachtrij te voorkomen. Tweetallen met één bal is beter dan vijftallen met één bal: hoe meer balcontact, hoe groter het plezier en de prestatiebeleving. Daarnaast is ook vooruitgang bij de spelers erg belangrijk. Bij het behalen van kleine uitdagingen (3x de bal omhoog opspelen) krijgt een kind een succesbeleving. Is bijvoorbeeld de onderhandse service vanaf de achterlijn nog te moeilijk, dan wordt het kind naar voren gehaald waardoor het spel gemakkelijker wordt gemaakt, zodat nog steeds sprake is van prestatie/succesbeleving, zowel voor het kind als voor het hele team. Tot slot, samenspel is in feite waar het bij volleybal om gaat. Verliezen of winnen doe je alleen als team. De onderlinge afhankelijkheid bij het beleven van plezier in deze sport is dan ook groot. Dus worden goede afspraken gemaakt over ‘waar moet ik staan?’of ‘welke ballen zijn nou voor mij?’. Communicatie in het veld en de persoonlijke inzet van alle kinderen in het veld maken een wedstrijd tot een spannende en uitdagende gebeurtenis. Technische sport Volleyballen is een technische sport. Bijvoorbeeld, goed bovenhands spelen leer je niet op één training. Wil je de bal technisch goed spelen, moeten veel dingen goed gaan: knieën (1) en armen buigen (2), driehoekje vormen (3), handen boven je voorhoofd houden (4), schouders voor je knieën (5) en knieën voor je tenen (6), breed staan (7), vingers spreiden (8) en dan heb je het nog niet eens alle bewegingen en krijg je nog een reeks acties als je de bal daadwerkelijk speelt. Een kind is niet in staat om zoveel bewegingen achter elkaar te onthouden of aan te leren. Bij het aanleren gaan de trainers dan ook uit van praatje-plaatjedaadje, oftewel: vertellen hoe het moet/op welke accent je let - het laten zien (door jezelf of door een ander) - de kinderen het laten doen en hierop corrigeren.
Coachen In deze korte handleiding vind je een overzicht met trucs en tips. Als volleybalcoach heb je maar een zeer beperkt aantal middelen waarmee je invloed kunt uitoefenen. ● ●
●
Twee keer per set kun je een time-out aanvragen; Je mag spelers wisselen, als je een speler eruit wisselt, dient hij/zij ook weer voor dezelfde persoon terug te komen in het veld als je hem/ haar in dezelfde set weer terugwisselt en Je mag langs de kant aanwijzingen geven, naast het veld mag je staan tussen de 7 en de 3 meterlijn.
De wijze van communicatie van een coach is van groot belang. De spelers luisteren niet alleen naar wat je zegt, maar veel belangrijker is hoe je iets het zegt. De non-verbale communicatie heeft meer invloed dan de verbale communicatie. Hier zijn verschillende onderzoeken naar geweest. Bij één onderzoek was de conclusie dat de inhoudelijke boodschap, dus wat er werd gezegd, maar voor acht procent telde. Lichaamshouding: ● Neem zelf een actieve houding aan, ga bij voorkeur staan; ● Let op je gezichtsuitdrukkingen. Woordkeuze: ● Vertel alleen de dingen die ze wel moeten doen en niet de dingen die ze niet moeten doen; ● Wees kort en krachtig; ● Maak feedback concreet, niet: de bal moet hoger, wel: speel de bal twee meter boven de rand van het net; ● Beloon concreet: Mooi op tijd, want over vijftien minuten begint de wedstrijd; ● Geef feedback vooral over de inzet van de spelers: Goede rally, goed in drieën gespeeld, jullie hebben hard gewerkt. Hiervan gaan de spelers harder werken dan wanneer je zegt dat het een slim gespeelde bal was. ● Blijf positief, concentreer je vooral op de dingen die goed gaan en veel minder op de dingen die niet goed gaan; ● Wissel je toonhoogte en woordkeus af, steeds hetzelfde roepen heeft geen zin. Coach vooral op: ● Concentratie: de handeling die nog gedaan moet worden en de reactie daarop; ● In drieën spelen. - Concentratie Spelers moeten hun aandacht besteden aan de handeling die ze moeten gaan doen. Dat is de kern. 1. Ik en mijn taak. Steeds verder verwijderd daarvan zijn: 2. Publiek/scheidsrechter 3. Is-behoort te zijn vergelijking. 4. Winnen/verliezen 5. Consequenties winnen/verliezen 6. Zinsvraag: wat doe ik hier? Richt je aandacht als coach dan ook steeds weer op kern 1: Ik en mijn taak. Gedachtes als, ‘we staan achter maar horen voor te staan’, ‘de scheidsrechter is slecht’ en ‘als we niet winnen, geen ijsje’ bevorderen het spel niet.
Overige taken: ● Jeugdcoaches zorgen ervoor dat de aanvoerder het wedstrijdformulier invult, dit gebeurt bij de wedstrijdleiding. Eventueel doen zij dit zelf en ● Contact opnemen met de trainer over punten waaraan meer aandacht besteed kan worden.
Teamfases – In welke fase zit het team? Forming De eerste fase staat in het teken van het vormen van het team. Spelers tasten elkaar af en zijn onzeker over hun rol in het geheel. In deze fase is de coach de absolute leider: leg duidelijk uit welke taak elke speler heeft en wat er precies verwacht wordt. Storming Grenzen worden opgezocht en overschreden. Discussies, conflicten en spanningen binnen het team zijn normaal tijdens deze fase. Een belangrijk moment dat noodzakelijk is voor verdere groei van het team. De hiërarchie in het team wordt onderzocht. Als coach heb je de verantwoordelijkheid dat het team niet te lang hierin blijft hangen. Norming Een groepsklimaat ontstaat: samenwerking, consensus, de hiërarchie wordt nu duidelijk. In deze fase worden conflicten opgelost. Goede communicatie is hierbij essentieel. Performing Nu duidelijk is hoe de groep in elkaar steekt en de spelers weten wat ze aan elkaar hebben, wordt er optimaal gepresteerd. De groep is stabiel. Adjourning De betrokkenheid van het team is verdwenen. Het team gaat uit elkaar. Een verandering van de groep, spelers weg en nieuwe erbij zorgt min of meer ook voor het stoppen van het team in de huidige vorm. De vijf fases beginnen opnieuw.
Leerdoelen en spelregels CMV Niveau1 tot 8 jaar Doel is om de gooi- en vangtechniek te oefenen en de kinderen veel te laten bewegen. Op dit niveau gooien de kinderen met een bovenhandse worp (voorbereiding op het bovenhands spelen) de bal over het net. Bewegen is bij volleybal heel belangrijk; daarom draaien de kinderen 1 positie door elke keer nadat de bal het net heeft gepasseerd. Niveau 2 ongeveer 8 jaar Doel is om de onderhandse techniek aan te leren. De bal wordt nu bij de start van een rally vanaf elke plaats in het veld onderhands over het net gespeeld, daarna wordt steeds bovenhands geworpen. Kinderen mogen niet lopen met de bal. Gooit een tegenstander de bal in het andere veld op de grond, dan verlaat de speler van deze partij die het dichtste bijstond het veld; een speler kan weer worden terugverdiend door 3 goede vangballen. Niveau 3 ongeveer 9 jaar Doel is om de controle over de onderhands gespeelde ballen te laten toenemen. Een speler wordt nu terugverdiend, wanneer een medespeler in het veld een door een andere speler in het veld onderhands gespeelde bal vangt. Of wanneer de laatst overgebleven speler de bal voor zichzelf opspeelt en vangt. Niveau 4 ongeveer 10 jaar Doel is het teamspel te bevorderen. Het team moet de bal nu in drie keer spelen. Bij het eerste balcontact moet de bal bovenhands of onderhands worden gespeeld. Het tweede balcontact vindt plaats met een verplichte ononderbroken vanggooi- of vangstootbeweging. De derde bal wordt dan weer boven- of onderhands over het net gespeeld. Een speler mag maximaal 3 keer achter elkaar serveren. Elke fout levert nu een punt op voor de tegenstander. Niveau 5 ongeveer 11 jaar Doel is om de techniek verder uit te breiden. Vangen/gooien is niet meer toegestaan, alle ballen worden bovenhands of onderhands gespeeld. Dat gebeurt in maximaal 3 keer. Drie keer spelen, de basis van het volleybalspel (bal 1: opvangen, bal 2: aangeven, bal 3: spelen/scoren), wordt echter beloond met een extra punt. Niveau 6 ongeveer 12 jaar (Niveau 5 gevorderd) Doel is om de spelers gereed te maken voor de overgang naar het aspirantenvolleybal. Bovenhands en onderhands serveren zijn nu toegestaan, evenals smashen. Het verschil met het aspirantenniveau is dat op CMV niveau 6 nog 4 spelers in het veld staan tegen 6 bij de aspiranten.
Leerdoelen Naast het letten op een goede indeling in CMV niveaus, selecteren we op lengte en leeftijd, zodat kinderen in dezelfde leeftijdscategorie en van ongeveer dezelfde lengte een team vormen. Uiteraard zien we dat de groeispurten die kinderen soms doormaken doorslaggevend zijn voor hun verdere motorische ontwikkeling. Bij het samenstellen van de trainingsgroepen wordt dezelfde CMV opbouw gehanteerd. Zo is er bij Albatros een groep startende kinderen op niveau 2 en 3 en doorgroei groepen op de niveaus 4 en 5. Niveau 6 wordt in de praktijk niet gehanteerd; bovenhands serveren en smashen zijn technieken die in de aspirantengroep worden aangeleerd. Leerdoelen aspiranten Voor de aspiranten stellen we globaal de volgende doelen: C Jeugd: 12-14 jaar Wat moet een speler kunnen die 1 jaar in de C jeugd heeft gespeeld? - Serve: Goede onderhandse opslag kunnen uitvoeren, die op alle plaatsen in het veld geplaatst kan worden. Deze opslag moet worden uitgevoerd met een gesloten hand. - Onderhands: Een redelijke onderarmse techniek beheersen om zo een goede service- en rally pass af te leveren. - Set-Up: Op positie 2 en 4 kunnen geven vanuit positie 3, zowel voor als achterover op 3de tempo. - Systeem: pass mid , 3-1-2 systeem met 5 passers in een w-vorm. Wat moet een speler kunnen die 2 jaar in de C jeugd heeft gespeeld? - Serve: Oefenen met de bovenhandse tennis of floater serve. - Onderhands: een goede, ruime pass kunnen geven op positie 3 of 2/3 (pass rechts). - Set-Up: 2de + 3de tempo op positie 3 en 4 - Systeem: 3-2-1, pass rechts met 4 passers in de stop opstelling. - Geen specialisatie, iedereen speelt op alle posities. - Blokkering: Goede handsetting en zijwaartse verplaatsing met aansluiting - Aanval: Beheersing van een goede aanloop en het slaan van een 3de en 2de tempo set-up. - Verdediging: Angstvrij een voorwaartse duik kunnen maken vanuit een lage verdedigingshouding. Tevens het aanleren van een lage verdedigingshouding en het altijd spelen met twee handen.
B Jeugd 14-16 jaar - Serve: Het beheersen van twee bovenhandse serve types, namelijk floater en tennis serve. Gerich kunnen serveren. - Onderhands: Goede passtechniek, het kunnen inschatten van de moeilijkheidsgraad van een service(balbaan herkenning van de serve). - Set-up: 2de tempo op de posities 2, 3 en 4. - Systeem: 3-2-1, met pass rechts en twee spelverdelers (eventueel penetratie van rechts-achter). - Slechts specialisatie van meerdere spelverdelers, dus niet 2 per team! - Blokkering: Het kunnen zetten van een tweemansblok, het toepassen van een kruispas, aansluiting van het blok op positie 2 en 4. - Aanval: Gericht kunnen slaan op 2de en 3de tempo, gebruik maken van de snelheid van de aanloop en een goede timing hebben. Het oefenen van een driemeteraanval en de 1e tempo-aanval. - Verdediging: Rol zijwaarts en pancake oefenen. Een duidelijke taakverdeling maken van de verdediging (zoneverdediging). A Jeugd 16-18 jaar - Technieken: Alles wat nog niet helemaal goed gaat moet bijgeschaafd worden. - Serve: Tactisch serveren, zelf nadenken waar je het beste kan serveren. Aanleren van de sprongservice. - Set-up: Spelverdeler wordt spelbepaler in woord en gebaar, en moet gebruik kunnen maken van doortikballen, duidelijke specialisatie van spelverdeler. - Systeem: 1-5, met drie stoppers. - Specialisatie op alle posities. - Aanval: 1e tempo-aanval, de drie-meteraanval in de eerste instantie via de diagonaal en anders naar de buiten. - Tactisch scoren: onopvallend prikken, scoren via het blok. Extra aandacht geven in alle leeftijden aan: - Het aanleren van de service-pass want zonder service pass geen volleybalspel: - De uitgangspositie: Schrede spreidstand, met eventueel je linker- of rechtervoet voor. - Het is belangrijk aan te leren om met beiden voeten uit te kunnen stappen.