Directoraat-generaal Organisatie van de gezondheidszorgvoorzieningen (DG1) Dienst Acute, chronische en ouderenzorg
Goede praktijken aangaande de fysieke en psychologische werkomstandigheden van het verpleegkundig beroep: resultaten van de studie "Ergonomie verpleegkundige 2009-2010"
Auteurs : Prof. As Nyssen & C. Gérimont, Cognitieve ergonomie en Interventies op de werkvloer, ULg Prof. I. Hansez, Valorisatie van de Human Resources, ULg Prof R. Pepermans, J. Bidee & R. De Cooman, Work & Organizational Psychology, VUB. Coördinatie voor de FOD Volksgezondheid: Miguel Lardennois, Directoraat-generaal Organisatie van de gezondheidszorgvoorzieningen (DG1), Dienst Acute, chronische en ouderenzorg, Cel Concepten en Organisatie van de ziekenhuiszorg. Begeleidingscomité: Anne-Marie Gerard-Sole (acn) Aline Hotterbeex (FIH) Colette Jacob (Santhea) Olivier Caillet (FOD VVVL) Isabelle Van der Brempt (FOD VVVL) Bénédicte Mainguet (CHC Liège) Michel Foulon (NVKVV) Cindy Meira de Oliveira (RIZIV) Hilde Verreth (RIZIV) Jo Vandersmissen (Zorgnet Vlaanderen) Anne-France Peute (AFISTEB) Nancy Van Genechten (ABH- BAZ) Georges Swinnen (Virga Jesse) Jacques Bracke (ABH- BAZ) Cécile Fontaine (Beleidscel Minister Onkelinx) Jean-François Houppe (FOD VVVL) Edgard Peters (FASD)
Hoe moet dit verslag worden vermeld? AS Nyssen, C. Gérimont, J. Bidee, I. Hansez, R. Pepermans (2010) Goede praktijken aangaande de fysieke en psychologische werkomstandigheden van het verpleegkundig beroep: resultaten van de studie "Verpleegkundige ergonomie 2009-2010", FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, 68p.
2
Voorwoord:
In dit verslag wordt een onderzoek behandeld met als doel aanbevelingen te ontwikkelen teneinde de ergonomie in de werkomgeving van de verpleegkundigen te verbeteren, zoals voorzien in het meerjarenplan inzake de aantrekkelijkheid voor dit beroep (as 1 "verlichting van de werklast en de stress") dat in 2008 door Minister Onkelinx is voorgesteld.
Het grote voordeel van deze studie is dat, na identificatie van de aanbevelingen uit de wetenschappelijke literatuur, deze voor advies werden voorgelegd aan de verpleegkundigen op het terrein en hun directie, afkomstig uit ziekenhuizen, rusten verzorgingstehuizen alsook uit de thuiszorg. De verpleegkundigen van de 3 sectoren samen hebben de volgende problematiek als prioritair aangeduid: infrastructuur en comfort van de lokalen, werkhoudingen en de fysieke last, thermisch comfort, productiedruk, arbeidstijd, samenwerking artsenverpleegkundigen, kwaliteitszorg, verpleegkundig werk in team en opvang van de nieuwe rekruten (behalve in de thuiszorgsector). De verpleegkundigen van de ziekenhuissector hebben ook het gebruik van VD-MZG en MPG toegevoegd. Voor elk van deze aspecten worden in het definitieve verslag maatregelen die als efficiënt door de wetenschappelijke literatuur, maar ook door de ondervraagde verpleegkundigen worden beschouwd, als aanbevelingen voorgesteld. Deze aanbevelingen zijn in de laatste bijlage (blz. 85). In het verslag wordt er ook op gewezen dat elke investering die een werkgever in één van deze materies wenst te doen, in overleg met de verpleegkundigen op het terrein moet gebeuren – aanbeveling die zowel aansluit op art. 26 van de wet op de ziekenhuizen als in het plan inzake de aantrekkelijkheid in as 4 "betrokkenheid in de besluitvorming" ter sprake wordt gebracht.
Deze studie is opgevolgd door een Begeleidingscomité bestaande uit experts en vertegenwoordigers van de administratie, de beleidscel van de Minister, de beroepsorganisaties van verpleegkundigen en de werkgeversverenigingen.
3
Het begeleidingscomité beveelt het volgende aan:
1. dat de richtlijnen die in deze studie naar voren worden gebracht zo ruim mogelijk zouden worden verspreid en in elk geval aan de verenigingen van verpleegkundigen, aan de vakbondsorganisaties, de werkgeversverenigingen, aan de directies van de zorginstellingen, aan de NRZV, aan de NRV, aan de overeenkomstencommissies van het RIZIV die betrekking hebben op de verpleegkundigen en de RVT’s en tot slot aan de Orde van architecten;
2. dat deze verspreiding via een brief van de Minister zou worden doorgevoerd waarbij de werkgevers ertoe worden verzocht om, in overleg met de verpleegkundigen op het terrein, duidelijke en meetbare doestellingen terzake vast te leggen;
3. dat de FOD Volksgezondheid een symposium over dit thema alsook praktische workshops per sector over de betere implementatiemethodes van die richtlijnen zou organiseren;
4. dat dit thema verder zou worden uitgediept: door het uitvoeren van praktische studies over de situatie in elk van de sectoren (test inzake de toepassing van de richtlijnen in de proefinstellingen) door het ontwikkelen van een auto-evaluatie- of audit-instrument dat door elke werkgever kan worden gebruikt, door het voeren van begeleidende acties inzake de implementatie van deze richtlijnen (een systeem van incentives voor de implementatie invoeren).
De lezer zal in dit verslag op de eerste plaats aanbevelingen terugvinden en vervolgens een meer gedetailleerd verslag over de onderzoeksprocedure en over bepaalde resultaten, gevolgd door enkele bijlagen. Elk onderdeel wordt gevolgd door een vertaling in het Nederlands.
4
Inhoudstafel
1.
Inleiding....................................................................................................................................6
2.
Inventaris van de bestaande goede praktijken aangaande de ergonomische (fysieke en psychische) werkomstandigheden.......................................................................................7 2.1 Literatuuronderzoek naar de goede fysieke en psychische werkomstandigheden .................7 2.2 Focusgroepen........................................................................................................................9
3.
Aanmaken van een online vragenlijst .....................................................................................12
4.
Voeren van de gesprekken.....................................................................................................13
5.
Resultaten ..............................................................................................................................14 5.1 De problemen inzake werkomstandigheden ........................................................................14 5.2 De problemen aangaande de werkomstandigheden per sector............................................17 5.3 De goede praktijken.............................................................................................................19 5.4 Tevredenheid en controle op het werk .................................................................................25
6.
Uitwerking van een ontwerp van richtlijn en goedkeuring ervan volgens een dubbele Delphi-procedure....................................................................................................................25
7.
Lijst van de bijlagen................................................................................................................27 Bijlage 1: Sleutelwoorden gebruikt voor het bibliografisch onderzoek……………………………. Bijlage 2: Problemen en goede praktijken uit de literatuur ……………….……………………….. Bijlage 3: Problemen en goede praktijken uit de focusgroepen …..………..……………………… Bijlage 4: Papieren versie van de online vragenlijst………………………………………………… Bijlage 5: Analyse van de gegevens van de vragenlijst: Beoordeling van de goede praktijken in termen van gebruiksfrequentie en doeltreffendheid………………………………………………….. Bijlage 6: Aanbevelingen…………………………………………………………………………………
28 31 36 41
79 85
5
1. Inleiding Dit onderzoeksproject heeft tot doel een richtlijn voor goede fysieke en psychische werkomstandigheden voor verpleegkundigen uit te werken die verspreid en toegepast kan worden in alle sectoren van de gezondheidszorg (ziekenhuizen, RVT’s, ROB’s en thuisverpleging). Het project sluit aan bij de oproep tot kandidaten die de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu verspreid heeft om te beantwoorden aan krachtlijn 1 van het Belgische programma dat gebaseerd is op de aantrekkelijkheid van het verpleegkundig beroep. Om dat project tot een goed einde te brengen, hebben wij een team samengebracht dat samengesteld is uit deskundigen die zowel bedreven zijn in de te behandelen thema’s (ergonomie, stress, welzijn, motivatie, …) als in het toepassingsgebied van de gezondheidszorg. Dat team bestaat uit drie partners: de eenheid Ergonomie Cognitive et Interventions au Travail (cognitieve ergonomie en interventies op het werk) van de Universiteit van Luik, onder leiding van A.-S. Nyssen (professor), de eenheid Valorisation des Ressources Humaines (valorisatie van human resources) van de Universiteit van Luik, onder leiding van I. Hansez (docente) en de eenheid « Work & Organizationals Psychology » van de Vrije Universiteit Brussel, onder leiding van R. Pepermans (professor). Dankzij die samenwerking kan het onderzoek ook op nationaal niveau uitgevoerd worden. Op basis van de oproep tot kandidaten werden de verschillende punten van de hieronder voorgestelde methodologie vastgelegd: 1. Inventaris van de bestaande goede praktijken aangaande de ergonomische (fysieke en psychische) werkomstandigheden op basis van literatuuronderzoek en de gegevens uit twee deux focusgroepen; 2. Opmaak van een vragenlijst die online verspreid wordt bij een nationale steekproef van verpleegkundig directeurs uit de verschillende sectoren (ziekenhuizen, RVT’s, ROB’s) en thuisverpleegkundigen; 3. Realisatie van gesprekken met de verpleegkundigen op het werkveld, enerzijds om de resultaten van de vragenlijst te valideren en aan te vullen en anderzijds om de meningen van de verpleegkundig directeurs te confronteren met die van de verpleegkundigen op het werkveld; 4. Uitwerking van een ontwerp van richtlijn en goedkeuring ervan volgens een dubbele Delphi-procedure. In dit verslag zijn onze onderzoeksactiviteiten beschreven, evenals de resultaten waarop wij ons baseerden om deze richtlijn uit te werken, die wij veeleer voorstellen in de vorm van aanbevelingen.
6
2. Inventaris van de bestaande goede praktijken aangaande de ergonomische (fysieke en psychische) werkomstandigheden De inventaris van de bestaande goede praktijken aangaande de ergonomische (fysieke en psychische) werkomstandigheden is opgemaakt op basis van twee bronnen van gegevens: 1. een onderzoek van de literatuur; 2. de organisatie van twee focusgroepen teneinde de gegevens uit de literatuur aan te vullen, te valideren en in hun context te plaatsen.
2.1 Literatuuronderzoek naar de goede fysieke en psychische werkomstandigheden Voor deze stand van zaken hebben wij ervoor gekozen om ons onderzoek toe te spitsen op de problematische « werkomstandigheden » van verpleegkundigen teneinde die in kaart te kunnen brengen en te kunnen aangeven welke goede praktijken prioritair moeten worden aanbevolen. De methode bestond erin enerzijds de wetenschappelijke databases van de literatuur op het vlak van geneeskunde en psychologie te consulteren (Medline en PsycINFO) en anderzijds websites te raadplegen waarop interventiegevallen, onderzoek omtrent de problematiek en getuigenissen van verpleegkundigen terug te vinden zijn (bv.: INRS, TNO enz.). Bij het onderzoek in de wetenschappelijke databases werden de in bijlage 1 voorgestelde sleutelwoorden gebruikt. Meer dan 150 bronnen werden verzameld. Daarvan gingen de meeste over de werkomstandigheden van het beroep, maar een minderheid verwees naar goede praktijken die werden ingevoerd. Wij hebben de relevante bronnen bestudeerd en vervolgens een rangschikking opgesteld van de problemen en de goede praktijken aangaande de werkomstandigheden. De tabel hieronder biedt een overzicht van de problematische werkomstandigheden en de goede praktijken. De gedetailleerde gegevens van deze tabel zijn terug te vinden in bijlage 2.
7
Algemeen genomen stellen wij vast dat er weinig goede praktijken uitgewerkt worden als concrete acties, maar veeleer in de vorm van algemene suggesties. Vastgestelde problemen Fysieke belasting (RSI)
-
Lokalen (administratieve ruimtes en ruimtes voor zorgvoorbereiding) Werkonderbrekingen Werkroosters
-
Tijdsdruk en werklast
-
Werkinhoud (administratieve last) Autonomie en controle in het werk
-
-
-
Emotionele belasting (problemen inzake communicatie, begeleiding en angst)
Aanbevolen goede praktijken/acties Gebruik van elektrische bedden met variabele hoogte Gebruik van patiëntenlift Gebruik van douchetrolleys waarvan de grootte elektrisch verstelbaar is en die over een rotatiesysteem beschikken Interventies met meerdere factoren (bijlage 1) Cf. bijlage 2 voor concrete voorstellen om de lokalen te optimaliseren De flexibiliteit verhogen (halftime). Weinig concrete voorstellen voor een « optimaal werkrooster ». Gebruik van computergestuurde klinische herinneringssystemen « Computerized Clinical Reminders » (zie bijlage) Logistieke hulp van een secretaresse Verhoging van de controle en de autonomie van ervaren verpleegkundigen voor taken die als routineus beschouwd worden (maar weinig verwijzingen naar het « hoe »). De verpleegkundige staf betrekken bij de zoektocht naar oplossingen voor de problemen die verband houden met de instelling
-
Gezien het belang van teamwerk (steun, begeleiding, voorkomen van fouten, delen van kennis en vaardigheden dankzij de multidisciplinaire vaardigheden van de teamleden), de nadruk op deze praktijk leggen.
-
Niet de vakantieperiode (juli) kiezen om personeel aan te werven gezien het gebrek aan begeleiding.
-
Begeleiding van nieuwe medewerkers (verpleegkundigen of stagiairs): infobrochures, onthaaldag, …
-
Structureren
van
de
periodes
8
van
overlapping van opeenvolgende ploegen (vergadering met welbepaalde doelstellingen. Bv.: vorming, bespreking van organisatie, stafvergaderingen, …) en voldoende tijd maken voor de overdracht van de informatie.
Werklast en beschikbaar personeel
-
Verhouding X verpleegkundigen voor X patiënten (het meest optimale quotum voor België kiezen of elk ziekenhuis over zijn eigen verhouding laten beslissen).
Bv.: verhouding 5 verpleegkundigen voor 20 patiënten in Australië (Victoria).
Mogelijkheden qua bevordering en evolutie Loon Combinatie gezin-werk
/ / -
Hulp voor kinderopvang (= wens van de verpleegkundigen) - Hulp bij huisvesting (wens) - Hulp bij sport en ontspanning (wens) Tabel 1: Problemen en goede praktijken uit de literatuur
2.2 Focusgroepen Wij hebben twee Focusgroepen georganiseerd: één in Wallonië, om de gegevens uit te literatuur aan te vullen en ze in hun context te plaatsen, en één in Vlaanderen, om onze resultaten te valideren. Voor de focusgroep in Wallonië nodigden wij 7 mensen uit de verschillende sectoren van de gezondheidszorg uit (2 verpleegkundig directrices, 3 verpleegkundigen-diensthoofden, 1 zelfstandige verpleegkundige en 1 rusthuisverpleegkundige). In eerste instantie vroegen wij de deelnemers om de problemen te vermelden die zij in hun beroep ondervonden. Vervolgens confronteerden wij hen met de problemen die aan bod kwamen in de literatuur. In tweede instantie zijn wij ingegaan op de goede praktijken die binnen hun organisatie ingevoerd zijn, en op de eventuele remmende factoren voor hun doeltreffendheid. Tabel 2 geeft een samenvatting van de verkregen resultaten. De gedetailleerde gegevens van deze tabel zijn terug te vinden in bijlage 3. Daar wordt ook melding gemaakt van de mogelijke remmende factoren voor het goede verloop van de ingestelde acties.
9
Als we tabel 1 en tabel 2 samenbrengen, kunnen we vaststellen dat de gegevens uit de focusgroep aansluiten bij die uit de literatuur. Vastgestelde problemen Fysieke belasting (RSI)
-
Lokalen (administratieve ruimtes en ruimtes voor zorgvoorbereiding) Werkroosters
-
Tijdsdruk en werklast
Werkinhoud (administratieve last)
-
-
Opleidingswensen
Autonomie en controle in het werk
-
Acties/Goede praktijken Vervanging van de traditionele bedden door bedden met variabele hoogte. / De verpleegkundigen op voorhand hun werkroosters geven Een beroep doen op mobiele teams voor vervangingen (zie bijlage) De registratiesoftware voor de eenheden blijft oppervlakkig. Het is weliswaar voorhanden, maar zou in elk geval weer aangepast moeten worden. In een rusthuis (RH) wordt het verpleegkundig team één keer per week versterkt zodat het diensthoofd zijn functiespecifieke taken kan uitvoeren. Voor een vlotter beheer van de werkorganisatie van zelfstandige verpleegkundigen verenigen sommigen zich in een team van gemiddeld twee tot vier verpleegkundigen. Een van de verpleegkundigen is dan belast met de coördinatie van de oproepen en met de opstelling van de rittenbladen die elke verpleegkundige aanpast volgens zijn eigen ritme en zoals het hem het beste uitkomt. De verpleegkundige die deze functie bekleedt, houdt zich ook bezig met de tariefbepaling. Het feit dat er opleidingen georganiseerd worden voor het verpleegkundig personeel, is een teken van erkenning.
-
Gebruik van een interne trainer die elders een vorming gekregen heeft (theoretische ervaring en terreinervaring).
-
Betrekken/raadplegen van de gebruikers van het materiaal (bv.: patiëntenlift) wanneer veranderingen overwogen
10
worden, bij het opzetten van projecten.
Emotionele belasting (problemen inzake communicatie, begeleiding en angst)
Werklast en beschikbaar personeel
-
Erop toezien dat de informatie goed doorstroomt naar het lagere en hogere niveau.
-
Aangezien het zeer moeilijk is om het voltallige personeel samen te brengen, moeten de oversten naar het werkveld gaan als ze het werk van de verpleegkundigen willen observeren.
-
Eén keer per week trekt het diensthoofd een kwartier uit voor elk van zijn eenheidshoofden om de balans op te maken.
-
Er bestaan groepen voor debriefing en groepen voor ethisch overleg. Soms wordt de psycholoog van het ziekenhuis ter beschikking van de verpleegkundigen gesteld.
-
Anderen lasten één keer per week een vergadering in waar gesproken werd over de patiënten. Bij een eventueel probleem was dat dan de ideale gelegenheid om erover te praten. Helaas heeft dat niet lang geduurd, wat de verpleegkundigen jammer vinden.
-
Thuisverpleegkundige: overlegvergaderingen (in een kleine groep van aangesloten verpleegkundigen) + mogelijkheid om contact op te nemen met het psychologisch team van het platform voor palliatieve zorg. Invoering van het concept mobiele teams
-
(zie bijlage) -
-
Een hotelteam komt zelf de maaltijden serveren, boven op de logistieke hulpen. (let wel: ze komen niet aan de patiënten, ze worden altijd begeleid door een verpleegkundige) Om te vermijden dat verpleegkundigen die uit een bepaalde regio afkomstig zijn, opgeroepen worden voor een patiënt die in een verafgelegen zone woont, wat zorgt voor vervuiling en tijdverlies, werd voorgesteld om de regio’s op te splitsen in werkgebieden (volgens gemeenten en
11
deelgemeenten, cf. artsen).
Mogelijkheden qua bevordering en evolutie Loon Combinatie gezin-werk
/ / /
Tabel 2: problemen en goede praktijken uit de focusgroepen
3. Aanmaken van een online vragenlijst Op basis van de resultaten uit de literatuur en de focusgroepen konden wij 18 problemen met betrekking tot de fysieke en psychische werkomstandigheden in kaart brengen en zijn wij ingegaan op de bijbehorende goede praktijken. De 18 geïdentificeerde problemen zijn: infrastructuur en comfort van de lokalen, materiaal, lawaai, warmte en vochtigheid, verlichting, werkhoudingen en fysieke belasting, omgang met gevaarlijke producten, computerwerk, samenwerking artsen-verpleegkundigen, teamwerk van verpleegkundigen, arbeidstijd, productiedruk, zorgkwaliteit, werkvereisten, bekwaamheid en onzekerheid, begeleiding van nieuwe medewerkers, het veiligheidsgevoel, incidenten/ongevallenbeheer en Verpleegkundige Gegevens van de Minimale Ziekenhuisgegevens (VG-MZG). Wij hebben een online vragenlijst aangemaakt om op nationaal niveau onderzoek te doen naar: 1. de 18 problemen in termen van frequentie. Die werden beoordeeld op een schaal Likert van 0 tot 3: 0 nooit of zelden, 1 af en toe, 2 regelmatig, 3 bijna altijd. 2. het gebruik van goede praktijken om die problemen te voorkomen. De vragenlijst werd gevalideerd door zowel het begeleidingscomité als de in Vlaanderen georganiseerde focusgroep. Ze is in papieren versie terug te vinden als bijlage 4. Rekening houdend met de korte termijnen van het onderzoek hebben wij ervoor gekozen om een online vragenlijst aan te maken en te verspreiden bij een representatieve steekproef van zowel zelfstandige verpleegkundigen1 als Belgische verpleegkundig directeurs (verpleegkundig directeurs van de 1
Gecontacteerd dankzij de AIIB-VUKB (Association des Infirmières Indépendantes de Belgique), het NVKVV (Nationaal Verbond van Katholieke Vlaamse Verpleegkundigen en Vroedvrouwen), Mederi n.v. en via de thuiszorgnetwerken (CSD, ASD, Wit-Gele Kruis).
12
Belgische verpleegafdelingen van de ziekenhuisinstellingen, verpleegkundig directeurs van de ROB’s en RVT’s) die geacht worden een goed beeld te hebben van de werkomstandigheden en de ingevoerde goede praktijken. De vragenlijst werd via een URL per mail verspreid. Van de 2100 verstuurde mails hebben wij 541 antwoorden ontvangen (25,76%): 94 antwoorden vanuit de ziekenhuizen (17,4%), 265 antwoorden vanuit de ROB’s en RVT’s (49%), 102 antwoorden van de thuisverpleegkundigen (18,9%) en 80 antwoorden waarbij de betrokken sector niet aangegeven was (14,8%).
4. Voeren van de gesprekken Teneinde de vertegenwoordiging van de verpleegkundig directeurs die via een vragenlijst ondervraagd zijn, te valideren, voerden wij halfgestructureerde gesprekken bij het verpleegkundig personeel « op het werkveld » (hoofdverpleegkundigen en verpleegkundigen) van de instellingen waarvan de directeur, via de vragenlijst, gewezen had op de invoering van goede praktijken. Volgens de antwoorden op de vragenlijsten gebruikten 24 instellingen verschillende goede praktijken: 13 ziekenhuizen (7 Franstalige / 6 Nederlandstalige); 9 rust- (en verzorgingste) huizen (4 Franstalige / 5 Nederlandstalige). Op die manier werden binnen die instellingen 136 verpleegkundigen geïnterviewd (77 ziekenhuisverpleegkundigen en 59 verpleegkundigen uit ROB’s-RVT’s). Wat betreft de selectie van de onderzochte diensten, vroegen wij de verpleegkundig directeurs om ons verschillende soorten diensten voor te stellen waar verpleegkundigen binnen hun instelling actief zijn (bv. diensten voor intensieve zorg, kraamafdeling, verschillende soorten heelkunde, geriatrie, mobiel team, …). Er dient te worden opgemerkt dat thuisverpleegkundigen persoonlijk op de vragenlijst geantwoord hebben en dus niet geïnterviewd werden. De gesprekken verliepen in twee delen. In het eerste deel kwamen de 18 problemen aan bod en was het de bedoeling te weten te komen in welke mate het verpleegkundig personeel effectief met die problemen geconfronteerd werd in zijn dagelijks werk. In het tweede deel gingen wij specifieker in op de 52 problemen die uit de resultaten van de vragenlijst als frequent naar voren kwamen en hun 13 bijbehorende goede praktijken die beschouwd worden als weinig gebruikt, maar uiterst doeltreffend teneinde de eventuele remmende factoren voor de invoering ervan beter af te bakenen.
2
Productiedruk, werkhoudingen en fysieke belasting, arbeidstijd, teamwerk van verpleegkundigen en samenwerking artsen-verpleegkundigen.
13
Bij elke aangehaalde praktijk werden de volgende vragen gesteld: -
Gebruikt u de volgende praktijk om met het probleem om te gaan … ? Ja – Neen Hoe doeltreffend acht u deze praktijk? Niet doeltreffend – Weinig doeltreffend – Doeltreffend – Zeer doeltreffend Zou de toepassing van een dergelijke praktijk uw « welzijn » op het werk effectief verhogen? Ja – Neen Moet die goede praktijk volgens u opgenomen worden in de prioriteitenlijst? Ja – Neen
5. Resultaten Uit de analyse van de resultaten komen drie delen naar voren: 1) de problemen en hun frequentie, 2) de goede praktijken die worden ingevoerd om ze te voorkomen, en 3) een beoordeling van de tevredenheid en de controle op het werk.
5.1 De problemen inzake werkomstandigheden Uit grafiek 1 blijkt dat, ongeacht de werksetting, 5 problemen via de vragenlijst als vaak voorkomend en (bijna) permanent aanwezig beschouwd worden op een schaal van Likert van 0 tot 3. - productiedruk - werkhoudingen en fysieke belasting - arbeidstijd - teamwerk van verpleegkundigen - samenwerking artsen-verpleegkundigen.
14
Grafiek 1: Frequentie van de ondervonden problemen (gemiddelde) die de verpleegkundig directeurs en de thuisverpleegkundigen hebben beoordeeld in de vragenlijst, ongeacht de sector. Als we de resultaten van de vragenlijst vergelijken met die van de gesprekken (cf. grafiek 2), zien we dat de 5 problemen die de verpleegkundig directeurs beschouwden als frequent voorkomend en/of (bijna) permanent aanwezig – op één uitzondering na, met name teamwerk – dezelfde zijn als de problemen die de verpleegkundigen op het werkveld hebben aangegeven.
15
Grafiek 2: Vergelijking van de beoordelingen van de frequentie van de 5 kritieke problemen (gemiddelde) door de verpleegkundig directeurs en het verpleegkundig personeel op het werkveld. Grafiek 3 hieronder toont de resultaten voor de overige 13 onderzochte problemen.
Grafiek 3: Frequentie van de overige 13 ondervonden problemen (gemiddelde).
16
Op basis van de statistische analyse (non-parametrische toets, Wilcoxon voor gepaarde steekproeven) konden wij de thema’s in kaart brengen waarvoor de meningen significant verschillen tussen de verpleegkundig directeur en de verpleegkundigen van dezelfde instelling: • De infrastructuur en het comfort van de lokalen (p=0.022), evenals de werkhoudingen en de fysieke belasting (p=0.004) worden door de verpleegkundigen op het werkveld als problematischer beschouwd dan volgens de verpleegkundig directeurs van hun instellingen. • Teamwerk van verpleegkundigen (p=0.012), omgang met gevaarlijke producten (p=0.012), werkvereisten, bekwaamheid en onzekerheid (p=0.002), veiligheidsgevoel (p=0.029) en incidenten-/ongevallenbeheer (p=0.001) worden door de verpleegkundigen op het werkveld niet als even problematisch gezien als door hun verpleegkundig directeurs. • We merken daarbij op dat de VG-MZG (p=ns) niet op een verschillende manier beoordeeld worden door de verpleegkundig directeurs en de verpleegkundigen op het werkveld.
5.2 De problemen aangaande de werkomstandigheden per sector Ook al zijn de verschillen tussen de sectoren niet significant, toch kan het interessant zijn om per sector te kijken welke problemen als meest voorkomend aangegeven worden. De tabellen 4, 5, 6 tonen de 3 meest voorkomende problemen in respectievelijk de ziekenhuissector, de sector van de rust- en verzorgingstehuizen en de thuiszorgsector.
17
Grafiek 4: de 3 meest voorkomende problemen (gemiddelde) in de ziekenhuissector.
Grafiek 5: de 3 meest voorkomende problemen (gemiddelde) in de sector van de rust- en verzorgingstehuizen.
Grafiek 6: de 3 meest voorkomende problemen (gemiddelde) in de thuiszorgsector.
18
5.3 De goede praktijken 5.3.1 De goede praktijken volgens de verpleegkundig directeurs en de thuisverpleegkundigen – of via de vragenlijst – Wij hebben de goede praktijken met betrekking tot de verschillende problemen die via de vragenlijst onderzocht zijn, ingedeeld in 4 groepen: • • • •
de weinig toegepaste en weinig doeltreffende praktijken de weinig toegepaste, maar zeer doeltreffende praktijken de vaak toegepaste, maar weinig doeltreffende praktijken de vaak toegepaste en zeer doeltreffende praktijken.
Alle resultaten zijn terug te vinden in bijlage 5. De tabellen hieronder beschrijven de goede praktijken in verband met de 5 prioritaire problemen. Werkhoudingen en belasting
Weinig gebruikt (< m)
Weinig doeltreffend (< m)
Manuele douchetrolley Easy Glide Hyperglide Schijven om te draaien Zit-/stastoelen Lifting coach Computer op de wagen Aangepaste patiëntenkamers
Opleidingen Aangepast schoeisel Weinig glibberige vloer Bureaustoel
Zeer doeltreffend (> m)
Elektrische douchetrolley Elektrisch verstelbare onderzoektafel Aangepaste verzorgingswagen
Actieve patiëntenlift Passieve patiëntenlift Elektrisch verstelbaar bed Rolstoel
Vaak gebruikt (> m)
Tabel 3: Goede praktijken ter voorkoming van problemen met betrekking tot werkhoudingen en werkbelasting.
19
Arbeidstijd
Weinig gebruikt (< m)
Vaak gebruikt (> m)
Weinig doeltreffend (< m)
Niet-verplichte overuren Rotatie naar voren Naburige dienst Tijdelijke krachten Collega met verlof
Werk > 6u = pauze Minimum 11u rust Periode van 7 dagen = 24 opeenvolgende uren
Zeer doeltreffend (> m)
Kader voor de nacht Werkrooster minimum 3 maanden op voorhand Zelfde werkrooster Mobiel team
Wensen voor de werkroosters Nacht <= 10u Wensen voor de verloven Parttimejobs Onderling verwisselen
Tabel 4: Goede praktijken ter voorkoming van problemen met betrekking tot de arbeidstijd.
Teamwerk
Weinig gebruikt (< m)
Weinig doeltreffend (< m)
Minimum één keer per maand vergadering
Evenement
Zeer doeltreffend (> m)
Elke week vergadering
Houden van pauzes Kennis van het werkveld Bereikbaarheid van hiërarchie
Vaak gebruikt (> m)
de
Tabel 5: Goede praktijken ter voorkoming van problemen met betrekking tot teamwerk.
20
Samenwerking artsenverpleegkundigen
Weinig gebruikt (< m)
Vaak gebruikt (> m)
Weinig doeltreffend (< m)
Buzzer
Vergaderingen op geregelde tijdstippen
Zeer doeltreffend (> m)
Computersoftware
Telefoon Rechtstreeks contact
Tabel 6: Goede praktijken ter voorkoming van problemen met betrekking tot de noden inzake samenwerking tussen artsen en verpleegkundigen.
Productiedruk
Weinig gebruikt (< m)
Vaak gebruikt (> m)
Weinig doeltreffend (< m)
Elektronisch patiëntendossier Geïnformatiseerde checklisten
Doelstellingen Werkorganisatie Autonomie in de planning Autonomie inzake pauzes Hulp van een secretaresse
Zeer doeltreffend (> m)
Hulp van een hotelteam Hulp van ambulanciers Centrale voor organisatie transport Mogelijkheid om zich af te zonderen Zelfstandige verpleegkundigen: groepering per 3-4
Autonomie in de verdeling Logistieke werknemers Een en dezelfde persoon voor de adm.
Tabel 7: Goede praktijken ter voorkoming van problemen met betrekking tot de productiedruk.
21
5.3.2 De goede praktijken volgens het personeel op het werkveld – of via de gesprekken – Alvorens onze aanbevelingen uit te werken, leek het ons belangrijk om het beeld van de verpleegkundig directeurs te confronteren met dat van de verpleegkundigen op het werkveld, niet alleen aangaande de werkomstandigheden, maar ook op het vlak van de in te voeren goede praktijken. Tijdens de gesprekken met de verpleegkundigen vroegen wij hen dus om de goede praktijken die door hun directeur aangehaald werden op het vlak van zowel doeltreffendheid als prioriteit, te beoordelen en daarbij gebruik te maken van de schalen van Likert, van 0 tot 3, respectievelijk: « niet doeltreffend » tot « zeer doeltreffend » en « niet prioritair » tot « zeer prioritair ». We merken daarbij op dat voor de evaluatie van de doeltreffendheid enkel rekening gehouden is met de meningen van de verpleegkundigen die over die goede praktijken beschikken, en dat voor de evaluatie van de prioriteit van de invoering ervan enkel rekening gehouden is met de meningen van de verpleegkundigen die niet over die goede praktijken beschikken. De grafieken 7, 8, 9, 10 en 11 tonen de beoordeling van de verpleegkundigen op het werkveld ten aanzien van de 5 meest voorkomende problemen.
Grafiek 7: goede praktijken met betrekking tot werkhoudingen en werkbelasting
22
Grafiek 8: goede praktijken met betrekking tot de problemen inzake samenwerking artsen-anderen
Grafiek 9: goede praktijken met betrekking tot de problemen inzake arbeidstijd
23
Grafiek 10: goede praktijken met betrekking tot de problemen inzake teamwerk van de verpleegkundigen
Grafiek 11: goede praktijken met betrekking tot de productiedruk Tijdens de gesprekken suggereerden de verpleegkundigen van het werkveld ook andere goede praktijken, zoals bijvoorbeeld: • transparante filter op de ruiten om de warmte te verminderen zonder de lichtsterkte te veranderen, • gebruik van registratiemedewerkers die geen deel uitmaken van het zorgteam, • de pauzes niet opsplitsen (bv.: 9u-12u, pauze, 16u-20u30),
24
• • • • • •
oprichting van een crèche binnen de instelling, elektrisch verstelbare badkuip, verplaatsbare tussenwand tussen badkamer en slaapkamer, elektrische stamper om geneesmiddelen fijn te stampen, “Nordic”-vragenlijst tijdens de jaarlijkse medische onderzoeken van de verpleegkundigen, systeem van “Pooling” (wekelijkse vergadering tussen directeur verpleegkundigen/verzorgenden, directeur van de instelling en hoofdverpleegkundigen).
Met die suggesties kon rekening gehouden worden bij het uitwerken van de richtlijn.
5.4 Tevredenheid en controle op het werk Ter informatie wilden wij via de vragenlijst onderzoek doen naar de tevredenheid op het werk en het gevoel van controle dat verpleegkundigen ondervinden. Uit de analyses blijkt dat de twee dimensies goed beoordeeld zijn. De graad van tevredenheid op het werk bedraagt op een schaal van Likert van 1-7 gemiddeld 5,33; ziekenhuizen: 5,32 en RVT’s-ROB’s: 5,33. Het gevoel van controle op het werk bedraagt op een schaal van Likert van 1-7 gemiddeld 4,88; ziekenhuizen: 4,79 en RVT’s-ROB’s: 4,90. Ter herinnering: de vragenlijst werd verstuurd naar een steekproef van verpleegkundig directeurs en verpleegkundigen uit de thuiszorgsector.
6. Uitwerking van een ontwerp van richtlijn en goedkeuring ervan volgens een dubbele Delphi-procedure Op basis van de vorige resultaten werd een ontwerp van aanbevelingen opgesteld en onderworpen aan een dubbele Delphi-goedkeuringsprocedure. Die procedure bestaat erin een ontwerp twee keer voor te leggen aan experts uit een vakgebied teneinde gebruik te kunnen maken van hun opmerkingen. In dit geval hebben de leden van het begeleidingscomité van dit project Vlaamse en Waalse verpleegkundig directeurs, verpleegkundigen en hoofdverpleegkundigen gevraagd om als expert op het werkveld mee te werken aan de goedkeuringsprocedure. Dat document bevindt zich in bijlage 6. Rekening houdend met de vele bestaande wetgevingen die betrekking aspecten die in ons document aan bod komen (bv. infrastructuur, hebben wij ervoor gekozen om de resultaten van ons onderzoek aanbevelingen voor te stellen teneinde nodeloze herhalingen en extra
hebben op enkele arbeidstijd enz. ), in de vorm van beperkingen voor
25
het beroep te vermijden en de beroepsbeoefenaars op het werkveld een makkelijk hanteerbaar overzicht te bieden van de prioritaire acties inzake ergonomische (fysieke en psychische) werkomstandigheden van verpleegkundigen.
26
Lijst van de bijlagen
Bijlage 1: Sleutelwoorden gebruikt voor het bibliografisch onderzoek ..………………….. 28 Bijlage 2: Problemen en goede praktijken uit de literatuur ……...………………………… 31 Bijlage 3: Problemen en goede praktijken uit de focusgroepen ..……..………………….. 36 Bijlage 4: Papieren versie van de online vragenlijst ………..………………………………. 41 Bijlage 5: Analyse van de gegevens van de vragenlijst: Beoordeling van de goede praktijken in termen van gebruiksfrequentie en doeltreffendheid…………………………. 79 Bijlage 6: Aanbevelingen ……………………………………………………………………… 85
27
Bijlage 1: Sleutelwoorden gebruikt voor het bibliografisch onderzoek
A. Identificatie en hiërarchische indeling van de velden Een primair veld Primair veld 1: Het verpleegkundig beroep Vier secundaire velden Secundair veld 1: De fysieke gezondheid (de aangehaalde problemen en de praktijken/acties om de werkomstandigheden te verbeteren) Secundair veld 2: De psychische gezondheid (de aangehaalde problemen en de praktijken/acties om de werkomstandigheden te verbeteren) Secundair veld 3: De werkorganisatie (de aangehaalde problemen en de praktijken/acties om de werkomstandigheden te verbeteren) Secundair veld 4: De praktijken/acties om de werkomstandigheden te verbeteren
B. Gekozen termen voor het onderzoek (per veld) Primair veld 1: Het verpleegkundig beroep
Hoofdtermen
nurse(s) nursing nursing profession
Secundaire termen
health visitor (thuisverpleegkundige) visiting nurse (thuisverpleegkundige) district nurse (thuisverpleegkundige) nurse rest-home (thuisverpleegkundige) hospital nurse (ziekenhuisverpleegkundige) matron (hoofdverpleegkundige) head nurse (hoofdverpleegkundige) nurse director (verpleegkundig directeur)
28
Secundair veld 1: De fysieke gezondheid
Hoofdtermen
Musculoskeletal disorders (spierskeletproblemen of RSI) Health education (gezondheidsopvoeding) Health promotion (gezondheidspromotie) Accidents (ongevallen) Prevention (preventie) Work-related low back disorders (werkgerelateerde lagerugklachten) Injuries/Injury (letsels/letsel) Musculoskeletal system (spierskeletsysteem) Material(s) handling (hantering van materiaal) Risk reduction (risicobeperking) Low back pain (lagerugpijn) Handing patient(s) (omgaan met de patiënt) Musculoskeletal symptom(s) (spierskeletsymptomen) Musculoskeletal injuries/injury (spierskeletletsel(s)) Musculoskeletal problem(s) (spierskeletprobleem / -problemen) Physical workload (fysieke werkbelasting) Physical discomfort (fysiek ongemak) Physical conditions (of work) (fysieke (werk)omstandigheden)
Secundaire termen
Health care (gezondheidszorg) Health problem(s) (gezondheidsprobleem / -problemen)) Handing (omgaan met)
Secundair veld 2: De psychische gezondheid
Hoofdtermen
Psychological workload (psychologische werkbelasting) Psychic workload (psychische werkbelasting) Mental workload (mentale werkbelasting) Psychological support (psychologische ondersteuning) Psychological conditions (of work) (psychologische (werk)omstandigheden) Psychic conditions (of work) (psychische (werk)omstandigheden) Mental conditions (of work) (mentale (werk)omstandigheden)
Secundaire termen
Gratitude (erkentelijkheid) Stress
Hulptermen
Burnout Psychological disorders
29
Secundair veld 3: De werkorganisatie
Hoofdtermen
Workload (werklast) Work environnement (werkomgeving) Schedule (werkrooster) Work organisation (werkorganisatie) Supervision (begeleiding, toezicht) Teamwork (teamwerk) Multidisciplinary work (multidisciplinair werk) Multidisciplinary teamwork (multidisciplinair teamwerk)
Secundaire termen
Autonomy Control Tutorat
Hulptermen
Kind /type of work Administrative work Lack of time; Avoid error/mistake(s)
Secundair veld 4: De praktijken/acties om de werkomstandigheden te verbeteren
Hoofdtermen
Best practice(s) (Goede Praktijk(en)) Practice(s) (Praktijk(en)) Strategie(s) (Strategie(ën)) Intervention(s) (Interventie(s)) Guideline(s) (Richtsnoer(en)) Ergonomics (Ergonomie)
Secundaire termen
Action(s) (Actie(s))
30
Bijlage 2: Problemen en goede praktijken uit de literatuur
A. Ondervonden problemen •
Fysieke belasting: verpleegkundigen ondervinden met name spierskeletstoornissen omwille van de moeilijke houdingen die zij soms moeten aannemen, trillingen, langdurig rechtstaan en de hantering van zwaar materiaal.
•
Problemen inzake werkroosters (werken in een verschoven uurrooster, te weinig flexibele werkroosters, …).
•
Tijdsgebrek, tijdsdruk die de verpleegkundigen opgelegd wordt.
•
Werkorganisatie o De lokalen. De administratieve ruimten zijn niet optimaal (problemen qua vertrouwelijkheid van de patiënteninformatie, ruimten om samen te komen (bv.: te kleine lokalen). De ruimten voor de zorgvoorbereiding zijn ook te klein. Bovendien zijn er geregeld werkonderbrekingen doordat die lokalen gemakkelijk toegankelijk zijn voor bezoekers of doordat ze te klein zijn om er voldoende verzorgenden hun zorgvoorbereiding te laten doen. o De werkinhoud (administratieve last/zorg). De verpleegkundigen vinden dat zij te veel administratieve taken uitvoeren in vergelijking met de tijd die ze krijgen voor patiëntenzorg. o De emotionele belasting Communicatie en psychologische ondersteuning. Er is te weinig teamwerk, overleg en psychologische ondersteuning. De overdracht van informatie tussen multidisciplinaire partners is niet optimaal. Ook wordt gewezen op het gebrek aan ondersteuning en nabijheid van de leidinggevenden. Begeleiding, voorkomen van fouten. Een van de grootste angsten van verpleegkundigen is het maken van fouten bij de verzorging van een patiënt. Voorbeelden daarvan zijn de frequente onderbrekingen waartoe de verpleegkundigen verplicht worden, het potentiële gebrek aan informatie, de onzekerheid die soms ontstaat omtrent de manier waarop bepaalde instrumenten gebruikt
31
moeten worden, het feit dat men niet altijd goed weet wat men tegen de zieken moet zeggen, …. Gezien die problemen zouden de begeleiding en de communicatie tussen de gezondheidswerkers onderling nog sterker aanwezig moeten zijn.
Erkenning en gebruik van de beschikbare competenties. Sommige verpleegkundigen met anciënniteit zeggen dat zij teleurgesteld zijn over het gebruik van hun competenties. Ook wordt er gewezen op een gebrek aan erkenning van hun beroep vanwege de collega’s uit andere disciplines (bv.: artsen). Sommigen betreuren ook het gebrek aan opleidingsmogelijkheden.
•
Een gebrek
aan autonomie en
aan controle ten opzichte van de
standaardpraktijken van verpleegkundigen wordt door hen betreurd, evenals het gebrek aan betrokkenheid bij de besluitvorming op het niveau van de instelling. Men vindt het spijtig dat het verpleegkundig departement weinig gewicht heeft of zelfs helemaal niet geraadpleegd wordt voor bepaalde beslissingen die op institutioneel niveau genomen moeten worden. •
Het loon wordt ontoereikend bevonden.
•
De werklast is te groot ten opzichte van het beschikbare personeel.
•
Het gebrek aan mogelijkheden op het vlak van bevordering en evolutie van het statuut.
•
Er zijn heel wat problemen om gezin en werk te combineren. Het is bijvoorbeeld moeilijk voor verpleegkundigen om voor de kinderen te zorgen. Ze krijgen weinig of geen bijstand op het vlak van huisvesting, sportbeoefening of vrijetijdsbesteding.
B. Acties/Goede praktijken 1. Goede praktijken met betrekking tot de fysieke werkbelasting Gebruik van douchetrolleys waarvan de grootte elektrisch verstelbaar is en die over een rotatiesysteem beschikken, in plaats van de traditionele douchetrolleys. Interventies met meerdere factoren, gebaseerd op een programma voor risico-evaluatie, zijn efficiënter om de risicofactoren in verband met de
32
omgang met patiënten te beperken (ten opzichte van de interventies met één enkele factor of de interventies op basis van een trainingstechniek). Gebruik van elektrische bedden met variabele hoogte. Gebruik van patiëntenlift. Verhouding X verpleegkundigen voor X patiënten (het meest optimale quotum voor België kiezen). Bv.: verhouding 5 verpleegkundigen voor 20 patiënten in Australië (Victoria). Ruimte voor zorgvoorbereiding: om het risico op fouten, interferenties, storende geluiden via coactiviteiten te verminderen -
voldoende oppervlakte (minstens 0,60 m2/bed) voor de zorgvoorbereiding
-
Eventuele satellietposten
-
De toegang tot de voorbereidingszone mag niet via de administratieve zone lopen
-
Gescheiden ruimten voor zorgvoorbereiding voor twee aparte teams
-
Mogelijkheid om de voorbereiding op één enkele plaats te laten gebeuren wanneer gewerkt wordt in een beperkte ploeg.
-
Afstand tussen de post en de laatste kamer mag ideaal gezien niet meer dan 20 meter bedragen
-
Aanwezigheid van natuurlijk licht
-
Zorgorganisatie waarbij elke verzorgende zich met een groep patiënten bezighoudt en over het aangepaste materiaal op een kar en over de nodige informatie beschikt om geen onnodige verplaatsingen te moeten doen.
Organisatie van de ruimte voor administratie en informatieoverdracht: om te vergaderen en zaken in alle rust te bespreken (naleving van het beroepsgeheim) -
Er moet een onthaalzone zijn waar bezoekers en patiënten in contact kunnen komen met het zorgverstrekkend personeel. Zone waar twee mensen zittend kunnen werken.
33
-
Een vertrouwelijkheidszone. Dit wil zeggen een afgesloten ruimte (met glas indien mogelijk) in of vlak bij de administratieve zone (waar 4 tot 8 mensen kunnen zitten).
2. Goede praktijken werkbelasting
met
betrekking
tot
de
psychologische
Zorgen voor goed gestructureerde periodes van overlapping van opeenvolgende ploegen (vergadering met welbepaalde doelstellingen. Bv.: vorming, bespreking van organisatie, stafvergaderingen, …) en voldoende tijd maken voor de overdracht van de informatie. Uit Canadees onderzoek blijkt dat een wijziging van de werkplanning van oudere, ervaren verpleegkundigen (flexibel werkrooster, mogelijkheid om halftime of in korte shifts te werken, …) en een vergroting van hun autonomie en hun controle op de praktijk ervoor zou kunnen zorgen dat ze langer blijven werken. Gebruik van computergestuurde klinische herinneringssystemen (Computerized Clinical Reminders). Het gaat om een programma om de verpleegkundige enerzijds minder afhankelijk te maken van zijn/haar geheugen en hem/haar anderzijds gedragslijnen aan te reiken omtrent de zorg die aan de patiënten moet worden verstrekt. Onthaal van nieuwe medewerkers (verpleegkundigen of stagiairs): informatiebrochures tot stand brengen, een onthaaldag voor nieuwe medewerkers organiseren, … Erkenning van het beroep (hun werk, hun kennis erkennen, naar waarde geschat worden, …). Bijvoorbeeld: betrekken van de verpleegkundige leidinggevenden bij het zoeken naar oplossingen voor problemen in verband met de instelling. Hulp voorzien voor de uitvoering van administratieve taken (bv.: logistieke hulp van een secretaresse) zodat dit niet langer de overhand heeft over de zorgverstrekking. Niet de vakantieperiode (juli) kiezen om personeel aan te werven want nieuwe medewerkers kunnen in dat geval bij hun indiensttreding
34
geen optimale begeleiding krijgen aangezien de teams het dan met minder personeel moeten stellen. Gezien het belang van teamwerk (steun, begeleiding, voorkomen van fouten, delen van kennis en competenties dankzij de multidisciplinaire vaardigheden van de teamleden), de nadruk op deze praktijk leggen.
35
Bijlage 3: Problemen en goede praktijken uit de focusgroepen
A. Vermelde problemen De problemen die tijdens de focusgroep naar voren gebracht zijn, komen overeen met die uit de literatuur.
B. Aangehaalde goede praktijken 1) Erkenning geven en inspraak bevorderen De verpleegkundigen betrekken bij geplande veranderingen De gebruikers betrekken / raadplegen wanneer veranderingen overwogen worden, als projecten op touw gezet worden. Raadpleging over bijvoorbeeld de mogelijke aanschaf van nieuw materiaal, of over het gebouw. Remmende factoren voor het goede verloop: •
De werknemers raadplegen wanneer er veranderingen overwogen worden, kan hen soms doen dromen van zaken die ze niet kunnen krijgen. Men moet dus zeer duidelijk zijn over wat ze wel en niet kunnen krijgen.
•
Een afgevaardigde van de verpleegkundigen aanstellen om hun mening naar voren te brengen, is positief, maar er moet voor gezorgd worden dat de persoon in kwestie betrokken blijft bij het verdere verloop van dat project totdat het afgerond is. Er moet dus op toegezien worden dat die persoon de contactpersoon blijft wanneer de besprekingen hogerop gaan naar de top van de organisatie, en dat er bijvoorbeeld niet een beroep gedaan wordt op de hoofdverpleegkundige in plaats van op de verpleegkundige die het project heeft opgevolgd. Opleidingen aanbieden
Het feit dat er opleidingen georganiseerd worden voor het verpleegkundig personeel, is een teken van erkenning. Remmende factoren voor het goede verloop: • Dat wordt evenwel gauw beschouwd als een normale zaak waar men absoluut recht op heeft.
36
Sommige ziekenhuizen vragen dat er een plan gemaakt wordt door de verpleegkundige die een opleiding gaat volgen. Op die manier leveren zowel de instelling als de verpleegkundige een inspanning. Erkenning van de functie en de bijbehorende taken Een dag per week wordt het verpleegkundig team versterkt zodat het diensthoofd zijn functiespecifieke taken kan uitvoeren. Dat is recent en wordt als positief beschouwd.
Ludieke evenementen voor erkenning Soms worden ludieke evenementen georganiseerd om het personeel erkenning te geven. Bijvoorbeeld: een barbecue, een fietstocht enz. Remmende factoren voor het goede verloop: • Maar dergelijke activiteiten die georganiseerd worden om het personeel « een plezier te doen » worden al gauw beschouwd als een normale zaak en een verworven recht. Als er zich bovendien kort na dat gezellig samenzijn een probleem voordoet op het werk, gaat de goede sfeer in rook op en « is het alsof er niks geweest is». 2) Fysieke gezondheid
Ergonomisch aangepast materiaal
Vervanging van de bedden door bedden met variabele hoogte. Of andere aankopen van materiaal. Remmende factoren voor het goede verloop: •
Het feit dat de aankoop van bedden voor de verschillende diensten gespreid moet worden over een periode van drie jaar (om budgettaire redenen) kan jaloezie opwekken. « Waarom krijgen onze collega’s nieuwe bedden voor de behandeling van de patiënten en wij niet? »
•
Als de aankoop gebeurt via een aankoopcentrale, moet erop gelet worden dat de medewerkers die de bestelling uitvoeren, niet beslissen om « het goedkoopste » te nemen, maar ervoor zorgen dat men zich wel degelijk aan de bestelling houdt.
•
Het kan zijn dat er (gemeenschappelijk) geld gebruikt wordt terwijl niet iedereen daarvan op de hoogte is. (bv.: XXX € voor anesthesiemateriaal, terwijl het verpleegmateriaal onder hetzelfde budget valt).
37
3) Communicatie Erop toezien dat de informatie goed doorstroomt naar het lagere en hogere niveau. Aangezien het zeer moeilijk is om het voltallige personeel samen te brengen, moeten de oversten naar het werkveld gaan als ze het werk van de verpleegkundigen willen observeren. Communicatie diensthoofd – eenheidshoofd Op vrijdag trekt het diensthoofd een kwartier uit voor elk van zijn eenheidshoofden om diverse zaken te bespreken. Dat neigt wat naar coaching. 4) Vorming Vorming van het verpleegkundig personeel Er bestaat een hele opleidingsstructuur voor tiltechnieken. Die structuur is gemengd: het gaat om een interne trainer die elders een vorming heeft gekregen. Een beroep doen op de CESI (externe dienst voor preventie en bescherming op het werk). Die hebben een theorie aangereikt, maar zijn bovendien samen met de verpleegkundigen naar het werkveld gegaan om hen uit te leggen en toe te lichten dat dit werkt. Bovendien gaat het om een trainer die gedurende het jaar mobiel is. Hij geeft slechts drie tot vier opleidingen per jaar. De rest van de tijd gaat hij naar het werkveld en observeert hij situaties en problemen. ONDERDOMPELING want 1) een coach online, 2) iemand die echt besef heeft van de ondervonden problemen en bezorgdheden. 5) Werkroosters Enerzijds ervoor zorgen dat de verpleegkundigen op voorhand (per trimester) hun werkroosters kennen en anderzijds een beroep doen op mobiele teams voor vervangingen. In geval van een te voorziene verandering De verpleegkundigen treffen een regeling met hun collega’s. Ze moeten de hoofdverpleegkundige daarvan op de hoogte brengen. Die laatste moet bij een eventueel geschil een beslissing nemen. Remmende factoren voor het goede verloop: Waken over de billijkheid van de eventuele veranderingen ten aanzien van de andere personeelsleden.
38
In geval van een niet te voorziene afwezigheid Een beroep doen op mobiele teams of tijdelijke krachten. Wat de mobiele teams betreft, zijn de meningen verdeeld want het is voor de medewerkers uit de mobiele teams moeilijk om bekwaam te zijn in gespecialiseerde interventiegebieden zoals de kraamafdeling, de reanimatieafdeling, de zeer gespecialiseerde oncologie enz. Maar in de andere (niet-technische) eenheden wordt deze manier van werken gewaardeerd. Huidige werking: 1) Als er iemand afwezig is, wordt naar vervanging gezocht onder de collega’s 2) Als niemand beschikbaar is, wordt gekeken op het « plateau » (of er personeel van de aangrenzende zorgeenheden beschikbaar is om de dienst met een personeelstekort te versterken) 3) Als er nog altijd niemand vrij is, wordt er een beroep gedaan op het mobiele team Gewenste werking: de trend omkeren (maar verpleegkundigen op het niveau van het mobiele team)
er
zijn
onvoldoende
1) Een beroep doen op het mobiele team 2) Als er niemand beschikbaar is, kijken naar het « plateau » 3) Zo niet wordt een collega weer opgeroepen Resultaat: de mensen zouden minder moe zijn. 6) Registratiesoftware De registratiesoftware voor de eenheden blijft oppervlakkig. Het is weliswaar voorhanden, maar zou in elk geval weer aangepast moeten worden. 7) Maaltijddienst Het hotelteam komt zelf de maaltijden serveren, boven op de logistieke hulpen (let wel: ze komen niet aan de patiënten, er is altijd een verpleegkundige bij). Een bijkomend voordeel van deze dienst is dat die mensen gesensibiliseerd worden voor het contact met de patiënten en dus de maaltijd kunnen toelichten en bespreken met hen.
39
8) Voorkomen van fouten, druk Er bestaan groepen voor debriefing inzake incidenten/ongevallen en problematische situaties die kunnen opduiken, evenals groepen voor ethisch overleg. Als er zich een probleem voordoet, worden alle mensen die het gebeuren hebben meegemaakt, samengebracht en wordt het probleem besproken met de twee soorten groepen die hierboven zijn vermeld. Soms wordt een psycholoog ter beschikking gesteld. Inlassen van een vergadering één keer per week waarbij het verpleegkundig team de patiënten bespreekt. Bij een eventueel probleem is dat de ideale gelegenheid om erover te praten. Dat wordt door de verpleegkundigen erg gewaardeerd. Thuisverpleegkundige: overlegvergaderingen (in een kleine groep van aangesloten verpleegkundigen) + mogelijkheid om contact op te nemen met het psychologisch team van het platform voor palliatieve zorg. 9) Zelfstandige verpleegkundigen Vereniging van 3-4 verpleegkundigen Voor een vlotter beheer van de werkorganisatie van zelfstandige verpleegkundigen verenigen sommigen zich in een team van gemiddeld twee tot vier verpleegkundigen. Een van de verpleegkundigen is dan belast met de coördinatie van de oproepen en met de opstelling van de rittenbladen die elke verpleegkundige aanpast volgens zijn eigen ritme en zoals het hem het beste uitkomt. De verpleegkundige die deze functie bekleedt, houdt zich ook bezig met de tariefbepaling. Elke verpleegkundige krijgt een gedetailleerd overzicht van de zorg die hij verstrekt heeft. Een boekhoudkantoor controleert de goede werking en de correcte betaling van elke verpleegkundige. Er worden overlegvergaderingen georganiseerd om te praten over: 1. de patiënten 2. de werkroosters. Opsplitsing in werkgebieden Om te vermijden dat verpleegkundigen die uit een bepaalde regio afkomstig zijn, opgeroepen worden voor een patiënt die in een verafgelegen zone woont, wat zorgt voor vervuiling en tijdverlies, werd voorgesteld om de regio’s op te splitsen in werkgebieden (volgens gemeenten en deelgemeenten, cf. artsen).
40
Annexe 4 : Version papier du questionnaire en ligne Les thématiques abordées dans le questionnaire L’infrastructure et le confort des locaux Le matériel Le bruit La chaleur et l’humidité L’éclairage Les postures de travail et la charge La manipulation de produits dangereux Le travail sur ordinateur La collaboration médecins-infirmiers Le travail en équipe des infirmiers Le temps de travail La pression productive La qualité des soins Les exigences du travail, les compétences et l’incertitude L’encadrement des nouveaux Le sentiment de sécurité La gestion des incidents/ des accidents Le Résumé Infirmier Minimum (RIM)
41
Questionnaire sur les conditions de travail du personnel infirmier
Ce questionnaire comporte deux parties. La première est consacrée à l’identification de votre secteur de soins de santé. La seconde partie vous interroge d’abord sur vos conditions de travail, puis sur l’utilisation de bonnes pratiques mises en place, ou que l’on pourrait mettre en place, pour améliorer les conditions de travail du personnel infirmier.
PARTIE 1 : Données démographiques Quel est le nom de votre organisation ? Dans quel type d’institution travaillez-vous ? Hôpitaux o o o o o o o
Hôpital général Hôpital universitaire Hôpital à caractère universitaire (ayant des collaborations avec une université) Hôpital psychiatrique Hôpital gériatrique Centre de revalidation Autre : …………………………………………………………………………………
Maisons de repos o o o o
Maison de repos Maison de repos et de soins Centre de soins de jour Autre : …………………………………………………………………………………
Autres o Infirmier(e) indépendant(e) o Infirmier(e) travaillant à domicile (par exemple : la Croix Jaune et Blanche) o Autre : …………………………………………………………………………… ……... Si « Autres » : aller à la question 12 Vous êtes ? 42
o o o o o
Directeur / directrice infirmier(e) Directeur / directrice des ressources humaines Infirmier(e) chef de service Infirmier(e) en chef Autre : …………………………………………………………………………………
Combien de lits compte votre institution ? o o o o o o
< 20 20 – 50 51 – 100 101 – 300 301 – 500 > 500
Combien d’infirmiers travaillent dans votre institution ? En temps plein : En temps partiel : Quel est le ratio patient – infirmier dans votre institution ? .......... patients pour un infirmier Quel est le ratio médecin – infirmier dans votre institution ? .......... médecins pour un infirmier Combien d’absences en moyenne devez-vous gérer par semaine ? Quel est le pourcentage d’infirmiers qui quittent la profession par an dans votre établissement ? Pourriez-vous donner une estimation générale de la satisfaction au travail des infirmiers dans votre établissement ? 1 Très insatisfait
2 Insatisfait
3 Légèrement insatisfait
4 5 Ni Légèrement insatisfait, satisfait ni satisfait
6 Satisfait
7 Très satisfait
Pourriez-vous donner une estimation générale du sentiment de contrôle que les infirmiers dans votre établissement ont par rapport à leur activité ?
43
1 2 3 4 5 6 7 Très Incontrôlable Légèrement Ni Légèrement Contrôlable Très incontrôlable incontrôlable incontrôlable, contrôlable contrôlable ni contrôlable aller à la « Partie 2 » Combien de patients voyez-vous en moyenne par jour ? aller à la « Partie 2 » PARTIE 2 : Conditions de travail
1. L’infrastructure et le confort des locaux 1.1 DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES D’INFRASTRUCTURE ET DE CONFORT ?
JAMAIS OU
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
RAREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
1.2 DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONSULTE SUR L’INFRASTRUCTURE ET L’AMENAGEMENT DES LOCAUX ?
JAMAIS OU
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
RAREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
1.3 DISPOSEZ-VOUS D’UN ESPACE DEDIE SPECIFIQUEMENT… OUI
OUI, DANS LE NON PASSE, MAIS ABANDONNE AUJOURD’HUI
A LA DETENTE DU PERSONNEL INFIRMIER
C1
C2
C3
AUX REUNIONS A LA CONFIDENTIALITE (POUR VISITEURS, PATIENTS)
44
AUX TACHES ADMINISTRATIVES A L’ACCUEIL DES VISITEURS ET PATIENTS A LA PREPARATION DES SOINS
ALLER AUX QUESTIONS DETAILLEES SUR CE POINT
ALLER
AUX QUESTIONS DETAILLEES SUR CE POINT
D. AUTRES PRATIQUES MISES EN PLACE DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) …………
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
E. AVEZ-VOUS DES IDEES SUR DES PRATIQUES QU’ON POURRAIT METTRE EN PLACE POUR MIEUX GERER LES PROBLEMES D’INFRASTRUCTURE ET DE CONFORT ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) ………… C1. POURRIEZ-VOUS EVALUER CET ESPACE ?
Pas satisfaisant
Peu satisfaisant
Satisfaisant
Très satisfaisant
REMARQUE EVENTUELLE : ……………… C2. POURQUOI CET ESPACE A-T-IL ETE ABANDONNE ? o o o o
ESPACE INADAPTE ESPACE JUGE NON-NECESSAIRE COUT FINANCIER AUTRE : ……………….
C3. POURQUOI CET ESPACE N’EST-IL PAS MIS EN PLACE ? o o o
COUT FINANCIER MANQUE DE PLACE EN GENERAL AUTRE : ……………….
45
POSTE DE PREPARATION DES SOINS
OUI
NON
OUI
NON
CET ESPACE A-T-IL UNE SURFACE ADEQUATE POUR VOUS ? CET ESPACE EST-IL AGENCE DE MANIERE ADEQUATE POUR VOUS ? CET ESPACE A-T-IL UNE ENTREE INDEPENDANTE ? LA DISTANCE ENTRE CE LOCAL ET LA DERNIERE CHAMBRE EXCEDE-T-ELLE 20 METRES ? CET ESPACE EST-IL SUFFISAMMENT ECLAIRE ? CET ESPACE EST-IL SUFFISAMMENT EQUIPE ? EXISTE-T-IL PLUSIEURS ESPACES DE PREPARATION DES SOINS DANS LE SERVICE ? L’AGENCEMENT DE CES ESPACES DE SOINS EST-IL IDENTIQUE DANS CHAQUE SERVICE ? EXISTE-T-IL DES ESPACES DE RANGEMENT SUFFISANTS ? LES ESPACES DE RANGEMENT SONT-ILS PREVUS CONÇUS DE FAÇON ADAPTEE AU TRAVAIL DES INFIRMIERS ? L’EVACUATION DES DECHETS DU MATERIEL UTILISE DU LINGE SALE EST-IL EFFECTUE PAR DU PERSONNEL AUTRE QUE LE PERSONNEL DE SOINS ?
LES MEDICAMENTS SONT-ILS DELIVRES PAR LA PHARMACIE AU NIVEAU DE L’UNITE DE SOINS ? CONCERNANT LA CHAMBRE DU PATIENT…
Y A-T-IL UN ESPACE SUFFISANT AUTOUR DU LIT POUR Y PLACER LE MATERIEL NECESSAIRE A LA SURVEILLANCE ET AUX SOINS DU PATIENT ?
46
Y A-T-IL UN LAVABO, OU DU GEL NETTOYANT, POUR PERMETTRE AU PERSONNEL DE SE LAVER LES MAINS A PROXIMITE DE L’ENTREE DE LA CHAMBRE ?
CONCERNANT LE CABINET DE TOILETTE… OUI
NON
LE LAVABO ET LE WC SONT-ILS SUFFISAMMENT ESPACES POUR POUVOIR AIDER EFFICACEMENT LE PATIENT ? EST-IL POSSIBLE DE TRAVAILLER A DEUX INFIRMIERS AUTOUR DU PATIENT ? 2. LE MATERIEL DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES DE MATERIEL ?
JAMAIS OU
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
RAREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
B. UTILISEZ-VOUS LA PRATIQUE SUIVANTE POUR GERER LES PROBLEMES DE MATERIEL ?
OUI
OUI, DANS LE PASSE, MAIS
NON
ABANDONNEE AUJOURD’HUI
MATERIEL EN SUFFISANCE PAR RAPPORT AUX BESOINS
B1
B2
B3
STANDARDISATION DU MATERIEL ACCESSIBILITE DU MATERIEL RESERVE DISPONIBLE DE MATERIEL CONTRAT DE MAINTENANCE DU MATERIEL REMPLACEMENT DU MATERIEL VETUSTE FORMATION A L’UTILISATION DU MATERIEL
47
PARTICIPATION DES UTILISATEURS AUX CHOIX DE MATERIEL
AUTRE(S) PRATIQUE(S)
C1 ET C2
ALLER A 3. LE BRUIT
SI «OUI » : ALLER A B1
SI «DANS LE PASSE, MAIS ABANDONNEE AUJOURD’HUI » : ALLER A B2 SI «NON » : ALLER A B3 SI « AUTRES OUI » : ALLER A C SI « AUTRES NON » : ALLER A AU POINT SUIVANT B1. POURRIEZ-VOUS EVALUER L’EFFICACITE DE CETTE PRATIQUE EN VUE DE DIMINUER LES PROBLEMES DE MATERIEL ?
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
REMARQUE EVENTUELLE : ……………… B2. POURQUOI CETTE PRATIQUE A-T-ELLE ETE ABANDONNEE ? o o o o o
PRATIQUE NON EFFICACE PRATIQUE INADAPTEE AU CONTEXTE COUT FINANCIER PREND PLUS DE TEMPS AUTRE : ……………….
B3. POURQUOI CETTE PRATIQUE N’EST-ELLE PAS MISE EN PLACE ? o o o o
PRATIQUE INCONNUE PRATIQUE CONNUE, MAIS JUGEE NON PERTINENTE COUT FINANCIER AUTRE : ……………….
48
C1. AUTRES PRATIQUES MISES EN PLACE
DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) …………
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
C2. AVEZ-VOUS DES IDEES SUR DES PRATIQUES QU’ON POURRAIT METTRE EN PLACE POUR MIEUX GERER LES PROBLEMES DE MATERIEL ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S)
ALLER A 3. LE BRUIT DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES RELATIFS AU BRUIT (MATERIEL, COLLEGUES, PATIENTS, VISITEURS,…) ?
JAMAIS OU
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
RAREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
QUELLES SONT LES PRATIQUES MISES EN PLACE POUR DIMINUER LES NUISANCES SONORES ?
DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) …………
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
1.4 AVEZ-VOUS DES IDEES SUR DES PRATIQUES QU’ON POURRAIT METTRE EN PLACE POUR DIMINUER LES NUISANCES SONORES ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S)
49
ALLER A 4. LA CHALEUR ET L’HUMIDITE
4. La chaleur et l’humidité A. DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES DE TEMPERATURE ? JAMAIS OU
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
RAREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
B. QUELLES SONT LES PRATIQUES MISES EN PLACE POUR MIEUX GERER LES PROBLEMES DE TEMPERATURE ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) AIR CONDITIONNE
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
VENTILATION CHAUFFAGE AVEC VANNES THERMOSTATIQU ES
SATURATEUR D’EAU STORES DISPONIBLES SI NECESSAIRE
C. AVEZ-VOUS DES IDEES SUR DES PRATIQUES QU’ON POURRAIT METTRE EN PLACE POUR MIEUX GERER LES PROBLEMES DE TEMPERATURE ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S)
ALLER A 5. L’ECLAIRAGE
5. L’éclairage DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES DE LUMINOSITE? JAMAIS OU RAREMENT
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
1.5 UTILISEZ-VOUS LA PRATIQUE SUIVANTE POUR GERER LES PROBLEMES DE LUMINOSITE ?
50
OUI
OUI, DANS LE PASSE, MAIS
NON
ABANDONNEE AUJOURD’HUI
PRESENCE DE LUMIERE NATURELLE (FENETRES) DANS LES LOCAUX
B1
B2
B3
PRESENCE DE NEONS ET SPOTS LUMINEUX EN SUFFISANCE
AUTRE(S) PRATIQUE(S)
C1 ET C2
ALLER A
6. Les postures de travail et la charge SI «OUI » : ALLER A B1
SI «DANS LE PASSE, MAIS ABANDONNEE AUJOURD’HUI » : ALLER A B2 SI «NON » : ALLER A B3 SI « AUTRES OUI » : ALLER A C SI « AUTRES NON » : ALLER A AU POINT SUIVANT B1. POURRIEZ-VOUS EVALUER L’EFFICACITE DE CETTE PRATIQUE POUR DIMINUER LES PROBLEMES DE LUMINOSITE ?
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
REMARQUE EVENTUELLE : ……………… B2. POURQUOI CETTE PRATIQUE A-T-ELLE ETE ABANDONNEE ? o o o o
PRATIQUE NON EFFICACE PRATIQUE INADAPTEE AU CONTEXTE COUT FINANCIER AUTRE : ……………….
B3. POURQUOI CETTE PRATIQUE N’EST-ELLE PAS MISE EN PLACE ? o o o o
PRATIQUE INCONNUE PRATIQUE CONNUE, MAIS JUGEE NON PERTINENTE COUT FINANCIER AUTRE : ……………….
51
C1. AUTRES PRATIQUES MISES EN PLACE DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) …………
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
C2. AVEZ-VOUS DES IDEES SUR DES PRATIQUES QU’ON POURRAIT METTRE EN PLACE POUR MIEUX GERER LES PROBLEMES DE LUMINOSITE ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) ALLER A
6. Les postures de travail et la pénibilité 6. Les postures de travail et la charge DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES DE POSTURES DE TRAVAIL ? JAMAIS OU
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
RAREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
1.6 UTILISEZ-VOUS LA PRATIQUE SUIVANTE POUR DIMINUER LES PROBLEMES DE POSTURES DE TRAVAIL ET DE CHARGES ? OUI
OUI, DANS LE PASSE, MAIS
NON
ABANDONNEE AUJOURD’HUI
LEVE-PATIENT ACTIF
B1
B2
B3
LEVE-PATIENT PASSIF TROLLEY DE DOUCHE MANUEL TROLLEY DE DOUCHE ELECTRIQUEMENT AJUSTABLE
EASY GLIDE (TAPIS POUR DEPLACER LES PATIENTS) HYPERGLIDE (DRAP DE TRANSFERT) DISQUES POUR TOURNER LES PATIENTS
52
LIT ELECTRIQUE A HAUTEUR VARIABLE TABLE D’EXAMEN A HAUTEUR ELECTRIQUEMENT AJUSTABLE
CHAISE ROULANTE ADAPTEE CHARIOT DE SOINS ADAPTE SIEGES «ASSIS-DEBOUT » CHAISE DE BUREAU REGLABLE AVEC ACCOUDOIRS
CHAUSSURES ADAPTEES LIFTING COACH (PERSONNE QUI CORRIGE LA POSITION DE TRAVAIL DES INFIRMIERS)
FORMATIONS POUR L’ADOPTION DE BONNES POSITIONS DE TRAVAIL
PRESENCE D’UN ORDINATEUR SUR LE CHARIOT DE SOINS POUR ENREGISTRER DES DONNEES
CONCEPTION DES CHAMBRES-PATIENTS ADAPTEE AUX BESOINS DES SOINS INFIRMIERS
REVETEMENTS DE SOL PEU GLISSANT AUTRE(S) PRATIQUE(S)
C1 ET C2
ALLER A
7. La manipulation de produits dangereux
53
SI «OUI » : ALLER A B1
SI «DANS LE PASSE, MAIS ABANDONNEE AUJOURD’HUI » : ALLER A B2 SI «NON » : ALLER A B3 SI « AUTRES OUI » : ALLER A C SI « AUTRES NON » : ALLER A AU POINT SUIVANT B1. POURRIEZ-VOUS EVALUER L’EFFICACITE DE CETTE PRATIQUE POUR DIMINUER LES PROBLEMES DE POSTURE ?
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
REMARQUE EVENTUELLE : ……………… B2. POURQUOI CETTE PRATIQUE A-T-ELLE ETE ABANDONNEE ? o o o o o
PRATIQUE NON EFFICACE PRATIQUE INADAPTEE AU CONTEXTE COUT FINANCIER PREND PLUS DE TEMPS AUTRE : ……………….
B3. POURQUOI CETTE PRATIQUE N’EST-ELLE PAS MISE EN PLACE ? o o o o
PRATIQUE INCONNUE PRATIQUE CONNUE, MAIS JUGEE NON PERTINENTE COUT FINANCIER AUTRE : ……………….
C1. AUTRES PRATIQUES MISES EN PLACE DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) …………
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
54
C2. AVEZ-VOUS DES IDEES SUR DES PRATIQUES QU’ON POURRAIT METTRE EN PLACE POUR DIMINUER LES PROBLEMES DE POSTURES DE TRAVAIL ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) ALLER A 7. LA MANIPULATION DE PRODUITS DANGEREUX 7. LA MANIPULATION DE PRODUITS DANGEREUX DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES RELATIFS AUX PRODUITS DANGEREUX ? JAMAIS OU
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
RAREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
1.7 UTILISEZ-VOUS LA PRATIQUE SUIVANTE POUR GERER LES PROBLEMES RELATIFS AUX PRODUITS DANGEREUX ? OUI
OUI, DANS LE PASSE, MAIS
NON
ABANDONNEE AUJOURD’HUI
INFORMATIONS SUR LES PRODUITS NOCIFS ET LES SUBSTANCES ALLERGENIQUES
B1
B2
B3
PROTOCOLE POUR LA MANIPULATION DE PRODUITS DANGEREUX
GANTS EN LATEX VETEMENTS DE PROTECTION SPECIFIQUES HOTTE AUTRE(S) PRATIQUE(S)
C1 ET C2
ALLER A
8. Le travail sur ordinateur
55
SI «OUI » : ALLER A B1
SI «DANS LE PASSE, MAIS ABANDONNEE AUJOURD’HUI » : ALLER A B2 SI «NON » : ALLER A B3 SI « AUTRES OUI » : ALLER A C SI « AUTRES NON » : ALLER A AU POINT SUIVANT B1. POURRIEZ-VOUS EVALUER L’EFFICACITE DE CETTE PRATIQUE POUR DIMINUER LE RISQUE D’INCIDENTS ET D’ACCIDENTS RELATIFS AUX MANIPULATIONS DE PRODUITS DANGEREUX ?
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
REMARQUE EVENTUELLE : ……………… B2. POURQUOI CETTE PRATIQUE A-T-ELLE ETE ABANDONNEE ? o o o o o
PRATIQUE NON EFFICACE PRATIQUE INADAPTEE AU CONTEXTE COUT FINANCIER PREND PLUS DE TEMPS AUTRE : ……………….
B3. POURQUOI CETTE PRATIQUE N’EST-ELLE PAS MISE EN PLACE ? o o o o
PRATIQUE INCONNUE PRATIQUE CONNUE, MAIS JUGEE NON PERTINENTE COUT FINANCIER AUTRE : ……………….
C1. AUTRES PRATIQUES MISES EN PLACE DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) …………
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
C2. AVEZ-VOUS DES IDEES SUR DES PRATIQUES QU’ON POURRAIT METTRE EN PLACE POUR DIMINUER LE RISQUE D’INCIDENTS ET D’ACCIDENTS RELATIFS AUX MANIPULATIONS DE PRODUITS DANGEREUX ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) ALLER A
8. Le travail sur ordinateur
56
8. Le travail sur ordinateur DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES DE TRAVAIL SUR ORDINATEUR ? JAMAIS OU
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
RAREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
1.8 UTILISEZ-VOUS LA PRATIQUE SUIVANTE POUR GERER LES PROBLEMES DE TRAVAIL SUR ORDINATEUR ? OUI
OUI, DANS LE PASSE, MAIS
NON
ABANDONNEE AUJOURD’HUI
ORDINATEURS EN SUFFISANCE
B1
B2
B3
FORMATION AUX LOGICIELS POSSIBILITE DE METTRE UNE LOUPE SUR L’ECRAN D’ORDINATEUR INSTALLATION D’UN PLUS GRAND ECRAN D’ORDINATEUR LUMIERE ADAPTEE POUR EVITER LES REFLETS SUR L’ECRAN AUTRE(S) PRATIQUE(S)
C1 ET C2
ALLER A
9. La collaboratio n médecinsinfirmiers
SI «OUI » : ALLER A B1
SI «DANS LE PASSE, MAIS ABANDONNEE AUJOURD’HUI » : ALLER A B2 SI «NON » : ALLER A B3 SI « AUTRES OUI » : ALLER A C SI « AUTRES NON » : ALLER A AU POINT SUIVANT B1. POURRIEZ-VOUS EVALUER L’EFFICACITE DE CETTE PRATIQUE POUR GERER LES PROBLEMES DE TRAVAIL SUR ORDINATEUR ?
57
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
REMARQUE EVENTUELLE : ……………… B2. POURQUOI CETTE PRATIQUE A-T-ELLE ETE ABANDONNEE ? o o o o o
PRATIQUE NON EFFICACE PRATIQUE INADAPTEE AU CONTEXTE COUT FINANCIER PREND PLUS DE TEMPS AUTRE : ……………….
B3. POURQUOI CETTE PRATIQUE N’EST-ELLE PAS MISE EN PLACE ? o o o o
PRATIQUE INCONNUE PRATIQUE CONNUE, MAIS JUGEE NON PERTINENTE COUT FINANCIER AUTRE : ……………….
C1. AUTRES PRATIQUES MISES EN PLACE DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) …………
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
C2. AVEZ-VOUS DES IDEES SUR DES PRATIQUES QU’ON POURRAIT METTRE EN PLACE POUR AMELIORER LE TRAVAIL SUR ORDINATEUR ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S)
ALLER A
9. La collaboration médecins-infirmiers 9. La collaboration médecins-infirmiers DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES RELATIFS A LA COOPERATION MEDECINS-INFIRMIERS ?
JAMAIS OU RAREMENT
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
UTILISEZ-VOUS LA PRATIQUE SUIVANTE POUR AMELIORER LA COOPERATION ENTRE MEDECINS ET INFIRMIERS ?
58
OUI
OUI, DANS LE PASSE, MAIS
NON
ABANDONNEE AUJOURD’HUI
REUNIONS D’EQUIPES REGULIERES AVEC
B1
LES MEDECINS
B2
B3
MEDECIN FACILEMENT ACCESSIBLE
PAR BIP
PAR TELEPHONE
PAR CONTACT DIRECT
LOGICIEL INFORMATIQUE D’ECHANGE D’INFORMATIONS MEDICALES (CF. PRESCRIPTION ELECTRONIQUE QCARE,…) AUTRE(S) PRATIQUE(S)
C1 ET C2
ALLER A
10. Le travail en équipe des infirmiers SI «OUI » : ALLER A B1
SI «DANS LE PASSE, MAIS ABANDONNEE AUJOURD’HUI » : ALLER A B2 SI «NON » : ALLER A B3 SI « AUTRES OUI » : ALLER A C SI « AUTRES NON » : ALLER A AU POINT SUIVANT B1. POURRIEZ-VOUS EVALUER L’EFFICACITE DE CETTE PRATIQUE POUR AMELIORER LA COOPERATION ENTRE MEDECINS ET INFIRMIERS ?
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
REMARQUE EVENTUELLE : ……………… B2. POURQUOI CETTE PRATIQUE A-T-ELLE ETE ABANDONNEE ? o o o o o
PRATIQUE NON EFFICACE PRATIQUE INADAPTEE AU CONTEXTE COUT FINANCIER PREND PLUS DE TEMPS AUTRE : ……………….
59
B3. POURQUOI CETTE PRATIQUE N’EST-ELLE PAS MISE EN PLACE ? o o o o
PRATIQUE INCONNUE PRATIQUE CONNUE, MAIS JUGEE NON PERTINENTE COUT FINANCIER AUTRE : ……………….
C1. AUTRES PRATIQUES MISES EN PLACE DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) …………
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
C2. AVEZ-VOUS DES IDEES SUR DES PRATIQUES QU’ON POURRAIT METTRE EN PLACE POUR AMELIORER LA COOPERATION ENTRE MEDECINS ET INFIRMIERS ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) ALLER A
10. Le travail en équipe des infirmiers 10. Le travail en équipe des infirmiers DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES LIES AU TRAVAIL EN EQUIPE DES INFIRMIERS ? JAMAIS OU
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
RAREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES LIES AVEC SA HIERARCHIE ? JAMAIS OU
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
RAREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
UTILISEZ-VOUS LA PRATIQUE SUIVANTE POUR AMELIORER LE TRAVAIL EN EQUIPE DES INFIRMIERS ?
OUI
OUI, DANS LE PASSE, MAIS
NON
ABANDONNEE AUJOURD’HUI
REUNION DU PERSONNEL INFIRMIER ORGANISE AU SEIN DU SERVICE UNE FOIS PAR MOIS MINIMUM
REUNION DU PERSONNEL INFIRMIER ORGANISE AU SEIN DU SERVICE TOUTES LES SEMAINES
B1
B2
B3
60
PASSAGE DE PAUSES EXPLICITEMENT PREVU DANS LES HORAIRES (CHEVAUCHEMENT DES EQUIPES) CONNAISSANCE DU TERRAIN PAR LA HIERARCHIE VIA, PAR EX., DES VISITES REGULIERES
ACCESSIBILITE DE LA HIERARCHIE ÉVENEMENT FESTIF PONCTUEL (EX : UNE FOIS PAR AN) AUTRE(S) PRATIQUE(S)
C1 ET C2
ALLER A
11. Le temps de travail
SI «OUI » : ALLER A B1
SI «DANS LE PASSE, MAIS ABANDONNEE AUJOURD’HUI » : ALLER A B2 SI «NON » : ALLER A B3 SI « AUTRES OUI » : ALLER A C SI « AUTRES NON » : ALLER A AU POINT SUIVANT B1. POURRIEZ-VOUS EVALUER L’EFFICACITE DE CETTE PRATIQUE POUR AMELIORER LE TRAVAIL EN EQUIPE DES INFIRMIERS ?
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
REMARQUE EVENTUELLE : ……………… B2. POURQUOI CETTE PRATIQUE A-T-ELLE ETE ABANDONNEE ? o o o o o
PRATIQUE NON EFFICACE PRATIQUE INADAPTEE AU CONTEXTE COUT FINANCIER PREND PLUS DE TEMPS AUTRE : ……………….
B3. POURQUOI CETTE PRATIQUE N’EST-ELLE PAS MISE EN PLACE ? o o o
PRATIQUE INCONNUE PRATIQUE CONNUE, MAIS JUGEE NON PERTINENTE COUT FINANCIER 61
o
AUTRE : ……………….
C1. AUTRES PRATIQUES MISES EN PLACE DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) …………
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
C2. AVEZ-VOUS DES IDEES SUR DES PRATIQUES QU’ON POURRAIT METTRE EN PLACE POUR AMELIORER LE TRAVAIL EN EQUIPE DES INFIRMIERS ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) ALLER A
11. Le temps de travail 11. Le temps de travail DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES RELATIFS AU TEMPS DE TRAVAIL ? JAMAIS OU
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
RAREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
UTILISEZ-VOUS LA PRATIQUE SUIVANTE POUR GERER LES PROBLEMES DE TEMPS DE TRAVAIL ? OUI
OUI, DANS LE PASSE, MAIS
NON
ABANDONNEE AUJOURD’HUI
RESPECT DES REGLEMENTS DE TEMPS DE TRAVAIL
-
DROIT A UNE PAUSE QUAND LE TEMPS DE TRAVAIL EST SUPERIEUR A 6H
-
MINIMUM DE 11H DE REPOS ENTRE LA
-
PAR PERIODE DE 7 JOURS, PREVOIR UN REPOS DE PLUS DE 24H CONSECUTIVES
B1
B2
B3
REALISATION DE DEUX PAUSES
PRISE EN COMPTE DES DESIDERATAS DU PERSONNEL INFIRMIER POUR LES HORAIRES
DUREE DE TRAVAIL DE NUIT ≤ 10H
62
PAS D’HEURES SUPPLEMENTAIRES IMPOSEES
UN CADRE INFIRMIER REFERANT POUR LE TRAVAIL DE NUIT
PRISE EN COMPTE DES DESIDERATAS DU PERSONNEL INFIRMIER POUR LES CONGES
PREPARATION ET COMMUNICATION AU MINIMUM TROIS MOIS A L’AVANCE DE L’HORAIRE POSSIBILITE D’UN MEME HORAIRE A L’ANNEE POSSIBILITE DE TEMPS PARTIELS
POSSIBILITE D’INTER-CHANGER SON HORAIRE
POSSIBILITE D’UN SYSTEME D’HORAIRE DE « ROTATION VERS L’AVANT » (MATIN, APRES-MIDI, NUIT) GESTION DES ABSENCES IMPREVUES VIA:
- L’AIDE D’UN SERVICE VOISIN -
DES INTERIMAIRES
-
UNE EQUIPE MOBILE
-
UN COLLEGUE EN CONGE
AUTRE(S) PRATIQUE(S)
C1 ET C2
ALLER A
12. La pression productive
63
SI «OUI » : ALLER A B1
SI «DANS LE PASSE, MAIS ABANDONNEE AUJOURD’HUI » : ALLER A B2 SI «NON » : ALLER A B3 SI « AUTRES OUI » : ALLER A C SI « AUTRES NON » : ALLER A AU POINT SUIVANT B1. POURRIEZ-VOUS EVALUER L’EFFICACITE DE CETTE PRATIQUE POUR GERER LES PROBLEMES DE TEMPS DE TRAVAIL?
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
REMARQUE EVENTUELLE : ……………… B2. POURQUOI CETTE PRATIQUE A-T-ELLE ETE ABANDONNEE ? o o o o o
PRATIQUE NON EFFICACE PRATIQUE INADAPTEE AU CONTEXTE COUT FINANCIER PREND PLUS DE TEMPS AUTRE : ……………….
B3. POURQUOI CETTE PRATIQUE N’EST-ELLE PAS MISE EN PLACE ? o o o o
PRATIQUE INCONNUE PRATIQUE CONNUE, MAIS JUGEE NON PERTINENTE COUT FINANCIER AUTRE : ……………….
C1. AUTRES PRATIQUES MISES EN PLACE DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) …………
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
C2. AVEZ-VOUS DES IDEES SUR DES PRATIQUES QU’ON POURRAIT METTRE EN PLACE POUR MIEUX GERER LES HORAIRES DE TRAVAIL ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) ALLER A
12. La pression productive
64
12. La pression productive DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES DE PRESSION PRODUCTIVE (NOMBRE DE PATIENTS A TRAITER PAR JOUR, NOMBRE DE TACHES A ACCOMPLIR EN PARALLELE,…) ? JAMAIS OU
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
RAREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
UTILISEZ-VOUS LA PRATIQUE SUIVANTE POUR ALLEGER LA PRESSION PRODUCTIVE ? OUI
OUI, DANS LE PASSE, MAIS
NON
ABANDONNEE AUJOURD’HUI
PARTICIPATION AUX DECISIONS CONCERNANT LES OBJECTIFS DE L’INSTITUTION
B1
B2
B3
PARTICIPATION AUX DECISIONS CONCERNANT L’ORGANISATION DU TRAVAIL
AUTONOMIE DANS LA REPARTITION DES TACHES ENTRE COLLEGUES
AUTONOMIE DANS LA PLANIFICATION DES TACHES
AUTONOMIE CONCERNANT LES MOMENTS DE PAUSES
AIDE D’EMPLOYES LOGISTIQUES POUR LA DISTRIBUTION DES REPAS
AIDE D’UNE EQUIPE HOTELIERE POUR LA DISTRIBUTION DES REPAS
AIDE DE BRANCARDIERS POUR LE TRANSPORT DES PATIENTS
CENTRALE DEDIEE A L’ORGANISATION DU TRANSPORT DES PATIENTS
AIDE POUR LES TACHES ADMINISTRATIVES
ALLER DIRECTEMENT AUX PROPOSITIONS DE BONNES PRATIQUES
POSSIBILITE DE S’ISOLER POUR CERTAINES TACHES AFIN DE NE PAS ETRE INTERROMPU
POUR LES INFIRMIERS INDEPENDANTS, REGROUPEMENT DE 3 A 4 INFIRMIERS (EN MOYENNE) EN ZONES ET REPARTITION DES TACHES EN INTERNE
65
AUTRE(S) PRATIQUE(S)
C1 ET C2
ALLER A
13. La qualité des soins SI «OUI » : ALLER A B1
SI «DANS LE PASSE, MAIS ABANDONNEE AUJOURD’HUI » : ALLER A B2 SI «NON » : ALLER A B3 SI « AUTRES OUI » : ALLER A C SI « AUTRES NON » : ALLER A AU POINT SUIVANT
PROPOSITIONS DE BONNES PRATIQUES : AIDES POUR LES TACHES ADMINISTRATIVES OUI
OUI, DANS LE PASSE, MAIS
NON
ABANDONNEE AUJOURD’HUI
AIDE D’UNE SECRETAIRE
PRISE EN COMPTE DE LA CHARGE DU TRAVAIL ADMINISTRATIF EN DIMINUANT LA CHARGE DES SOINS
UTILISATION D’UN DOSSIER DE PATIENT ELECTRONIQUE (EPD) UTILISATION DE CHECK-LISTS INFORMATISEES POUR RAPPEL DES SOINS
ALLOCATION DE TOUTES LES TACHES ADMINISTRATIVES A UNE MEME PERSONNE
RETOUR AUX QUESTIONS DU POINT B B1. POURRIEZ-VOUS EVALUER L’EFFICACITE DE CETTE PRATIQUE POUR ALLEGER LA PRESSION PRODUCTIVE ?
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
66
REMARQUE EVENTUELLE : ……………… B2. POURQUOI CETTE PRATIQUE A-T-ELLE ETE ABANDONNEE ? o o o o o
PRATIQUE NON EFFICACE PRATIQUE INADAPTEE AU CONTEXTE COUT FINANCIER PREND PLUS DE TEMPS AUTRE : ……………….
B3. POURQUOI CETTE PRATIQUE N’EST-ELLE PAS MISE EN PLACE ? o o o o
PRATIQUE INCONNUE PRATIQUE CONNUE, MAIS JUGEE NON PERTINENTE COUT FINANCIER AUTRE : ……………….
C1. AUTRES PRATIQUES MISES EN PLACE
DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) ………
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
C2. AVEZ-VOUS DES IDEES SUR DES PRATIQUES QU’ON POURRAIT METTRE EN PLACE POUR MIEUX ALLEGER LA PRESSION PRODUCTIVE ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) ALLER A
13. La qualité des soins 13. La qualité des soins DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES DE QUALITE DES SOINS ? JAMAIS OU RAREMENT
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
UTILISEZ-VOUS LA PRATIQUE SUIVANTE POUR ASSURER LA QUALITE DES SOINS?
67
OUI
OUI, DANS LE PASSE, MAIS
NON
ABANDONNEE AUJOURD’HUI
UN RESPONSABLE QUALITE EN INTERNE
B1
B2
B3
OBSERVATION PAR LA HIERARCHIE DE L’ORGANISATION DES SOINS INFIRMIERS
OBSERVATION DES RESULTATS EN TERMES D’AMELIORATION DE L’ETAT DES PATIENTS
CONSTRUCTION DE CRITERES DE QUALITE POUR LES SOINS
UTILITE DES INSTRUMENTS DE MESURE POUR OBSERVER LA QUALITE DES SOINS
AUTRE(S)
C1 ET C2
ALLER A
14. Les exigences du travail, les compétences et l’incertitude SI «OUI » : ALLER A B1
SI «DANS LE PASSE, MAIS ABANDONNEE AUJOURD’HUI » : ALLER A B2 SI «NON » : ALLER A B3 SI « AUTRES OUI » : ALLER A C SI « AUTRES NON » : ALLER A AU POINT SUIVANT B1. POURRIEZ-VOUS EVALUER L’EFFICACITE DE CETTE PRATIQUE POUR ASSURER LA QUALITE DES SOINS ?
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
68
REMARQUE EVENTUELLE : ……………… B2. POURQUOI CETTE PRATIQUE A-T-ELLE ETE ABANDONNEE ? o o o o o
PRATIQUE NON EFFICACE PRATIQUE INADAPTEE AU CONTEXTE COUT FINANCIER PREND PLUS DE TEMPS AUTRE : ……………….
B3. POURQUOI CETTE PRATIQUE N’EST-ELLE PAS MISE EN PLACE ? o o o o
PRATIQUE INCONNUE PRATIQUE CONNUE, MAIS JUGEE NON PERTINENTE COUT FINANCIER AUTRE : ……………….
C1. AUTRES PRATIQUES MISES EN PLACE DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) …………
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
C2. Avez-vous des idées sur des pratiques qu’on pourrait mettre en place pour améliorer la qualité des soins ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S)
ALLER A
14. Les exigences du travail, les compétences et l’incertitude 14. Les exigences du travail, les compétences et l’incertitude DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES D’AJUSTEMENT ENTRE LES EXIGENCES DU TRAVAIL ET LES COMPETENCES DISPONIBLES ?
JAMAIS OU RAREMENT
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
UTILISEZ-VOUS LA PRATIQUE SUIVANTE POUR MIEUX ADAPTER LES EXIGENCES DU TRAVAIL ET LES COMPETENCES DISPONIBLES ?
69
OUI
OUI, DANS LE PASSE, MAIS
NON
ABANDONNEE AUJOURD’HUI
PROCEDURES ET MODES D’EMPLOI ACCESSIBLES
B1
B2
B3
COACHING PEU OU PAS DE FLEXIBILITE (DE CHANGEMENT DE POSTE) ATTRIBUTION SPECIFIQUE DE CERTAINS PATIENTS
PROCEDURE D’APPEL D’AIDE APPEL SPONTANE D’AIDE FORMATIONS EN INTERNE PARTICIPATION DU PERSONNEL INFIRMIER A L’ELABORATION DES PROCEDURES ET DES ROI FORMATIONS EN EXTERNE AUTRE(S) PRATIQUE(S)
C1 ET C2
ALLER A
15. L’encadrement des nouveaux
70
SI «OUI » : ALLER A B1
SI «DANS LE PASSE, MAIS ABANDONNEE AUJOURD’HUI » : ALLER A B2 SI «NON » : ALLER A B3 SI « AUTRES OUI » : ALLER A C SI « AUTRES NON » : ALLER A AU POINT SUIVANT B1. POURRIEZ-VOUS EVALUER L’EFFICACITE DE CETTE PRATIQUE POUR ADAPTER LES EXIGENCES DU TRAVAIL ET LES COMPETENCES DISPONIBLES ?
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
REMARQUE EVENTUELLE : ……………… B2. POURQUOI CETTE PRATIQUE A-T-ELLE ETE ABANDONNEE ? o o o o o
PRATIQUE NON EFFICACE PRATIQUE INADAPTEE AU CONTEXTE COUT FINANCIER PREND PLUS DE TEMPS AUTRE : ……………….
B3. POURQUOI CETTE PRATIQUE N’EST-ELLE PAS MISE EN PLACE ? o o o o
PRATIQUE INCONNUE PRATIQUE CONNUE, MAIS JUGEE NON PERTINENTE COUT FINANCIER AUTRE : ……………….
C1. AUTRES PRATIQUES MISES EN PLACE DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) …………
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
C2. AVEZ-VOUS DES IDEES SUR DES PRATIQUES QU’ON POURRAIT METTRE EN PLACE POUR MIEUX ADAPTER LES EXIGENCES DU TRAVAIL ET LES COMPETENCES DISPONIBLES? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) ALLER A
15. L’encadrement des nouveaux 15. L’encadrement des nouveaux
71
DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES D’ENCADREMENT DES NOUVEAUX (INFIRMIERS OU STAGIAIRES) ?
JAMAIS OU
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
RAREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
1.9 UTILISEZ-VOUS LA PRATIQUE SUIVANTE POUR ACCOMPAGNER LES NOUVEAUX DANS UN SERVICE ? OUI
OUI, DANS LE PASSE, MAIS
NON
ABANDONNEE AUJOURD’HUI
BROCHURES DIVERSES (MODES D’EMPLOI, REGLEMENT INTERIEUR,…)
B1
B2
B3
JOURNEE D’ACCUEIL PROGRAMMATION DES ARRIVEES EN DEHORS DES PERIODES DE VACANCES
INFIRMIER EN CHARGE DE L’ACCUEIL DES NOUVEAUX (ICAN) TUTEUR / PAR STAGIAIRE EVALUATION INTERMEDIAIRES POUR LES STAGES
EXPERIENCE DES DIFFERENTES PAUSES DES LES STAGES
AUTRE(S) PRATIQUE(S)
C1 ET C2
ALLER A 16. LE SENTIMENT DE SECURITE
72
SI «OUI » : ALLER A B1
SI «DANS LE PASSE, MAIS ABANDONNEE AUJOURD’HUI » : ALLER A B2 SI «NON » : ALLER A B3 SI « AUTRES OUI » : ALLER A C SI « AUTRES NON » : ALLER A AU POINT SUIVANT B1. POURRIEZ-VOUS EVALUER L’EFFICACITE DE CETTE PRATIQUE POUR ACCOMPAGNER LES NOUVEAUX DANS UN SERVICE ?
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
REMARQUE EVENTUELLE : ……………… B2. POURQUOI CETTE PRATIQUE A-T-ELLE ETE ABANDONNEE ? o o o o o
PRATIQUE NON EFFICACE PRATIQUE INADAPTEE AU CONTEXTE COUT FINANCIER PREND PLUS DE TEMPS AUTRE : ……………….
B3. POURQUOI CETTE PRATIQUE N’EST-ELLE PAS MISE EN PLACE ? o o o o
PRATIQUE INCONNUE PRATIQUE CONNUE, MAIS JUGEE NON PERTINENTE COUT FINANCIER AUTRE : ……………….
C1. AUTRES PRATIQUES MISES EN PLACE DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) …………
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
73
C2. AVEZ-VOUS DES IDEES SUR DES PRATIQUES QU’ON POURRAIT METTRE EN PLACE POUR DISPENSER UN ENCADREMENT OPTIMAL ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) ALLER A 16. LE SENTIMENT DE SECURITE 16. LE SENTIMENT DE SECURITE A. DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES DE MENACES, VOIRE D’AGRESSIONS ?
JAMAIS OU
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
RAREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
B. UTILISEZ-VOUS LA PRATIQUE SUIVANTE POUR GERER LES PROBLEMES DE MENACES, VOIRE D’AGRESSIONS ? OUI
OUI, DANS LE PASSE, MAIS
NON
ABANDONNEE AUJOURD’HUI
FORMATIONS DIVERSES A LA GESTION DE L’AGRESSIVITE ET DES
B1
B2
B3
COMPORTEMENTS MENAÇANTS
PRESENCE D’UN MEDIATEUR LIGNES DE CONDUITES INSTAUREES PAR LA HIERARCHIE (CF. NUMERO D’APPEL D’AIDE,…) BIPEUR DISPONIBLE CAMERA(S) DE SURVEILLANCE PRESENCE D’UN AGENT DE SECURITE AUTRE(S) PRATIQUE(S)
C1 ET C2
ALLER A
17. La gestion des incidents/ des 74
accidents SI «OUI » : ALLER A B1
SI «DANS LE PASSE, MAIS ABANDONNEE AUJOURD’HUI » : ALLER A B2 SI «NON » : ALLER A B3 SI « AUTRES OUI » : ALLER A C SI « AUTRES NON » : ALLER A AU POINT SUIVANT B1. POURRIEZ-VOUS EVALUER L’EFFICACITE DE CETTE PRATIQUE POUR DIMINUER LES PROBLEMES DE MENACES, VOIRE D’AGRESSIONS ?
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
REMARQUE EVENTUELLE : ……………… B2. POURQUOI CETTE PRATIQUE A-T-ELLE ETE ABANDONNEE ? o o o o o
PRATIQUE NON EFFICACE PRATIQUE INADAPTEE AU CONTEXTE COUT FINANCIER PREND PLUS DE TEMPS AUTRE : ……………….
B3. POURQUOI CETTE PRATIQUE N’EST-ELLE PAS MISE EN PLACE ? o o o o
PRATIQUE INCONNUE PRATIQUE CONNUE, MAIS JUGEE NON PERTINENTE COUT FINANCIER AUTRE : ……………….
C1. AUTRES PRATIQUES MISES EN PLACE DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) …………
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
C2. AVEZ-VOUS DES IDEES SUR DES PRATIQUES QU’ON POURRAIT METTRE EN PLACE POUR MIEUX DIMINUER LES PROBLEMES DE MENACES, VOIRE D’AGRESSIONS ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) …………
75
ALLER A
17. La gestion des incidents/ des accidents 17. La gestion des incidents/ des accidents DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES INCIDENTS ET DES ACCIDENTS ? JAMAIS OU
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
RAREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
UTILISEZ-VOUS LA PRATIQUE SUIVANTE POUR MIEUX GERER LES INCIDENTS-ACCIDENTS ? OUI
OUI, DANS LE PASSE, MAIS
NON
ABANDONNEE AUJOURD’HUI
RECUEIL SYSTEMATIQUE ET ANALYSE DES INCIDENTS-ACCIDENTS
B1
B2
B3
DEBRIEFING ORGANISE AU SEIN DE L’EQUIPE PERSONNE DE CONFIANCE RECOURS A UN PSYCHOLOGUE MISE EN PLACE D’UN PROGRAMME DE GESTION DES RISQUES
AUTRE(S) PRATIQUE(S)
C1 ET C2
Aller à 18. Le résumé infirmier minimum (RIM
SI «OUI » : ALLER A B1
SI «DANS LE PASSE, MAIS ABANDONNEE AUJOURD’HUI » : ALLER A B2 SI «NON » : ALLER A B3 SI « AUTRES OUI » : ALLER A C SI « AUTRES NON » : ALLER A AU POINT SUIVANT B1. POURRIEZ-VOUS EVALUER L’EFFICACITE DE CETTE PRATIQUE POUR GERER LES INCIDENTSACCIDENTS
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
76
REMARQUE EVENTUELLE : ……………… B2. POURQUOI CETTE PRATIQUE A-T-ELLE ETE ABANDONNEE ? o o o o o
PRATIQUE NON EFFICACE PRATIQUE INADAPTEE AU CONTEXTE COUT FINANCIER PREND PLUS DE TEMPS AUTRE : ……………….
B3. POURQUOI CETTE PRATIQUE N’EST-ELLE PAS MISE EN PLACE ? o o o o
PRATIQUE INCONNUE PRATIQUE CONNUE, MAIS JUGEE NON PERTINENTE COUT FINANCIER AUTRE : ……………….
C1. AUTRES PRATIQUES MISES EN PLACE DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) …………
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
C2. AVEZ-VOUS DES IDEES SUR DES PRATIQUES QU’ON POURRAIT METTRE EN PLACE POUR MIEUX GERER LES INCIDENTS-ACCIDENTS ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S)
Aller à 18. Le résumé infirmier minimum (RIM) 18. LE RESUME INFIRMIER MINIMUM (RIM) DANS QUELLE MESURE LE PERSONNEL INFIRMIER EST-IL CONFRONTE A DES PROBLEMES D’ENREGISTREMENT DES DONNEES RELATIFS AU RIM (RESUME INFIRMIER MINIMUM) ?
JAMAIS OU
DE TEMPS EN TEMPS
REGULIEREMENT
RAREMENT
(PRESQUE) TOUJOURS
QUELLES SONT LES PRATIQUES MISES EN PLACE POUR AMELIORER L’ENREGISTREMENT DES DONNEES (RIM) ? DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) …………
Pas efficace
Peu efficace
Efficace
Très efficace
77
1.10
AVEZ-VOUS DES IDEES SUR DES PRATIQUES QU’ON POURRAIT METTRE EN PLACE POUR AMELIORER LE TRAVAIL DES INFIRMIERS CONCERNANT LE RIM ?
DESCRIPTION DE PRATIQUE(S) UNE QUESTION DE CLOTURE : AVEZ-VOUS D’AUTRES BONNES PRATIQUES NONMENTIONNEES POUR AMELIORER LA RETENTION DES INFIRMIERS ? ALLER AU REMERCIEMENT POUR LA PARTICIPATION A L’ETUDE
78
Annexe 5 : Analyse des données du questionnaire : Appréciation des bonnes pratiques en termes de fréquence d’utilisation et d’efficacité
INFRASTRUCTURE ET
PEU UTILISE (< m)
FORT UTILISE (> m)
Espace dédié spécifiquement
Espace dédié spécifiquement
à la détente du personnel
aux tâches administratives
Espace dédié spécifiquement
Espace dédié spécifiquement
à l’accueil des visiteurs et
aux réunions
patients
Espace dédié spécifiquement
CONFORT DES LOCAUX FAIBLE EFFICACITE (< m)
HAUTE EFFICACITE (> m)
à la confidentialité
INFRASTRUCTURE ET
NON
OUI
MANQUANT
23,3
40,7
36
Surface adéquate
14,0
26,6
59,4
Agencé de manière adéquate
11,3
29,4
59,3
Entrée indépendante
13,9
26,8
59,3
Distance entre ce local et la dernière chambre excède 20 mètres
20,3
20,3
59,4
Suffisamment éclairé
2,2
38,4
59,4
Suffisamment équipé
6,3
34,4
59,3
CONFORT DES LOCAUX Espace dédié spécifiquement à la préparation des soins
79
Plusieurs espaces de préparation des soins dans le service
30,9
9,8
59,3
L’agencement de ces espaces de soins est identique dans chaque service
20,7
20,0
59,3
Espaces de rangement
15,9
24,8
59,3
Espaces de rangement conçus de façon adaptée
12,6
28,1
59,3
Evacuation des déchets effectué par du personnel autre que le personnel de soins
11,6
29,0
59,4
Evacuation du matériel utilisé
18,1
22,6
59,3
Evacuation du linge sale
17,6
23,1
59,3
Médicaments délivrés par la pharmacie au niveau de l’unité de soins
14,0
26,6
59,4
espace suffisant autour du lit
9,4
31,2
59,4
Lavabo / gel nettoyant
4,8
35,9
59,3
Lavabo et WC suffisamment
11,6
29,0
59,4
8,9
31,8
59,3
suffisants
espacés Possible de travailler à deux infirmiers autour du patient
80
LE MATERIEL
PEU UTILISE (< m)
FORT UTILISE (> m)
FAIBLE EFFICACITE (< m)
Contrat de maintenance du
Matériel en suffisance par rapport aux besoins Standardisation du matériel
matériel
Accessibilité du matériel HAUTE EFFICACITE (> m)
Formation à l’utilisation du
Réserve disponible de
matériel
matériel
Participation des utilisateurs
Remplacement du matériel
au choix de matériel
vétuste
L’ECLAIRAGE
PEU UTILISE (< m)
FORT UTILISE (> m)
FAIBLE EFFICACITE (< m)
Néons et spots lumineux en suffisance
HAUTE EFFICACITE (> m)
LA MANIPULATION DE
Lumière naturelle
PEU UTILISE (< m)
FORT UTILISE (> m)
PRODUITS DANGEREUX FAIBLE EFFICACITE (< m)
HAUTE EFFICACITE (> m)
Informations sur les produits nocifs et allergéniques Protocole Hotte
Gants en latex Vêtements de protection
81
LE TRAVAIL SUR
PEU UTILISE (< m)
FORT UTILISE (> m)
ORDINATEUR FAIBLE EFFICACITE (< m)
Loupe sur l’écran d’ordinateur
HAUTE EFFICACITE (> m)
Grand écran d’ordinateur
Ordinateurs en suffisance
Lumière adaptée
Formation aux logiciels
LA QUALITE DES SOINS
PEU UTILISE (< m)
FORT UTILISE (> m)
FAIBLE EFFICACITE (< m)
Un responsable qualité en interne instruments de mesure pour observer la qualité soins
HAUTE EFFICACITE (> m)
critères de qualité
Observation des résultats en termes d’amélioration de l’état des patients Observation par la hiérarchie de l’organisation des soins
82
LES EXIGENCES DU
PEU UTILISE (< m)
FORT UTILISE (> m)
TRAVAIL, LES COMPETENCES ET L’INCERTITUDE FAIBLE EFFICACITE (< m)
Peu ou pas de flexibilité (de changement de poste)
Procédures et modes d’emploi accessibles Formations en externe
HAUTE EFFICACITE (> m)
coaching
Formations en interne
Attribution spécifique de certains patients
Procédure d’appel d’aide Appel spontané d’aide
Participation du personnel infirmier à l’élaboration des procédures et des ROI
L’ENCADREMENT DES
PEU UTILISE (< m)
FORT UTILISE (> m)
NOUVEAUX FAIBLE EFFICACITE (< m)
Journée d’accueil Programmation des arrivées en dehors des périodes de vacances
HAUTE EFFICACITE (> m)
Infirmier en Charge de l’Accueil des Nouveaux (ICAN)
Brochures diverses (modes d’emploi, règlement intérieur,…) Expérience des différentes pauses des les stages Tuteur / par stagiaire Evaluation intermédiaires pour les stages
83
LA GESTION DES
PEU UTILISE (< m)
FORT UTILISE (> m)
INCIDENTS/ACCIDENTS FAIBLE EFFICACITE (< m)
Mise en place d’un programme de gestion des risques
Recueil systématique et analyse des incidentsaccidents Personne de confiance
HAUTE EFFICACITE (> m)
LA CHALEUR ET
Recours à un psychologue
PEU UTILISE (< m)
Debriefing organisé au sein de l’équipe
FORT UTILISE (> m)
L’HUMIDITE FAIBLE EFFICACITE (< m)
Ventilation Chauffage avec vannes thermostatiques Stores disponibles si nécessaire
HAUTE EFFICACITE (> m)
Air conditionné Saturateur d’eau
84
Bijlage 6: Aanbevelingen
Goede praktijken aangaande de fysieke en psychologische werkomstandigheden van het verpleegkundig beroep Aanbevelingen : inleiding Al enkele jaren ervaart men een tekort aan personeel in het verpleegkundig beroep. Deze situatie, die zich in heel Europa alsook overzees voordoet, is evenzeer van toepassing in België. In dit verband is het van essentieel belang om de aantrekkelijkheid van het verpleegkundig beroep naar jongeren te verhogen, alsook om de motivatie en de intentie om verpleegkundige te blijven, te bevorderen. Meer nog, de eerste enquête in het kader van de PRESS-NEXT3 studie toont aan dat in België 10% van het verzorgend personeel vaak de intentie heeft om het beroep te verlaten en dat 15% vaak de intentie heeft om van werkdomein te veranderen. De literatuur4 geeft duidelijk aan dat tevredenheid met het werk één van de belangrijkste voorspellers is van de intentie om verpleegkundige te blijven. Jobtevredenheid, motivatie en het vertrouwen van de werknemers ten aanzien van een instelling zijn onder andere gebaseerd op hun perceptie dat het management zich bekommert om het welzijn en de belangen van de verpleegkundigen. De problematiek inzake werkomstandigheden van verpleegkundigen doet zich in de gehele gezondheidssector voor alsook bij de thuisverpleegkundigen, vandaar de noodzaak om de instellingen aan te moedigen om maatregelen te nemen ter verbetering van de fysieke (werkbelasting, ergonomische werkplekken,…) en psychologische (psychische werkbelasting, psychopathologieën,…) 3
Europees project NEXT gefinancierd door de Europese Commissie (contract QLK6-CT-200100475) 4 Murrells, T., Robinson, S., Griffiths, P. (2008). Is satisfaction a direct predictor of nursing turnover ? Modelling the relationship between satisfaction, expressed intention and behaviour in a longitudinal cohort study. Human Resources for Health, 6(1), 22.
85
werkomstandigheden. Het huidig document werd samengesteld om de instellingen en de verpleegkundig directeurs te helpen bij hun inspanningen om zich te verbeteren en op die manier te beantwoorden aan het eerste luik5 van het Belgische programma rond de aantrekkelijkheid van het verpleegkundig beroep. Het richt zich op het opstellen en/of opfrissen van aanbevelingen met betrekking tot de verbetering van de werkomstandigheden van verpleegkundigen in de 6 gezondheidszorg (ziekenhuizen , rust- en verzorgingstehuizen, thuiszorg) om op die manier de aantrekkelijkheid van het beroep te versterken. Dit document werd samengesteld op basis van de resultaten van een enquête en interviews over de goede praktijken aangaande de fysieke en psychologische werkomstandigheden van het verpleegkundig beroep. Het onderzoek in zijn geheel verliep als volgt: - Een literatuurstudie: meer dan 150 referenties werden verzameld en geraadpleegd via wetenschappelijke databanken (Medline en PsycINFO) alsook via meer specifieke websites als INRS, TNO, enzovoort. - Een analyse van juridische onderhandelingsbesluiten.
teksten,
akkoordverklaringen,
- De aanvulling van de literatuur door middel van twee focusgroepen waarvan er één georganiseerd werd in Vlaanderen en een andere in Wallonië. - Het opstellen van een elektronische vragenlijst die in de beide talen (Nederlands en Frans) vertaald werd. 18 thema’s die gerelateerd zijn aan fysieke en psychologische werkomstandigheden werden geselecteerd op basis van de voorgaande fasen in het onderzoek. De vragenlijst bevroeg frequenties aangaande deze thema’s en “best practices” die in de 5
Het plan inzake de aantrekkelijkheid van het verpleegkundig beroep door Laurette ONKELINX, Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, http://www.vlaamseverpleegunie.net/nieuws/AantrekkelijkheidvhverpleegkberoepLOnk2008.pdf 6 Wanneer in dit document de term “ziekenhuizen” vermeld wordt, bedoelt men hier zowel de algemene, de psychiatrische als de gespecialiseerde ziekenhuizen mee.
86
vragenlijst gebundeld werden. Het betrof de volgende thema’s: infrastructuur en comfort van de lokalen, materiaal, geluidsoverlast, warmte en vochtigheid, verlichting, werkhoudingen en belasting, omgaan met gevaarlijke producten, computerwerk, samenwerking artsen-verpleegkundigen, teamwerk onder verpleegkundigen, werktijden, werkdruk, kwaliteit van de zorg, kennismix en competenties, opvang van nieuwelingen, veiligheidsgevoel, ongevallenbeheer en Verpleegkundige Gegevens - Minimale Ziekenhuis Gegevens / Minimale Psychiatrische Gegevens (VG – MZG / MPG). - Het vragenlijstonderzoek dat uitgevoerd werd bij de verpleegkundig directeurs in de Belgische ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen en bij de thuisverpleegkundigen die gecontacteerd werden via de AIIB-VUKB (Association des Infirmières Indépendantes de Belgique), de NVKVV (Vlaams Verbond van Katholieke Vlaamse Verpleegkundigen en Vroedvrouwen), Mederi n.v. en de netwerken van de thuiszorg (CSD, ASD, Wit-Gele Kruis). Van de 2100 verstuurde vragenlijsten werden er 541 ingevuld. - Interviews met verpleegkundigen uit het werkveld die gevoerd werden om de prioriteit van acties en de effectiviteit van praktijken, aangegeven via de vragenlijst, te valideren. Tweeëntwintig instellingen werden geselecteerd op basis van de toepassing van goede praktijken: 13 ziekenhuizen (7 Franstalige / 6 Nederlandstalige) en 9 rust- en verzorgingstehuizen (4 Franstalige / 5 Nederlandstalige). In deze twee sectoren werden in totaal 136 verpleegkundigen geïnterviewd. Aangezien de thuisverpleegkundigen de vragenlijst zelf ontvingen en dus ook zelf konden invullen, besloten we deze groep niet te betrekken bij de interviews. - De validatie van deze aanbevelingen via de dubbele DELPHI procedure door een lezerscomité bestaande uit twintig experts op gebied van verpleegkunde. De resultaten van de enquête tonen aan dat: 1) de verpleegkundig directeurs die via de vragenlijst ondervraagd werden en de geïnterviewde verpleegkundigen in het werkveld 87
eenzelfde visie delen over de problemen aangaande de werkomstandigheden van verpleegkundigen, 2) de Belgische verpleegkundigen in de drie sectoren (ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen en thuisverpleegkundigen) dezelfde thema’s aanduiden als zijnde het meest problematisch, te weten: • infrastructuur en comfort van de lokalen, • werkhoudingen en belasting, • warmte, • werkdruk, • werktijden, • samenwerking artsen-verpleegkundigen, • kwaliteit van de zorg, • teamwerk van verpleegkundigen, • opvang van nieuwelingen (uitgezonderd de sector van de thuisverpleegkundigen) Naast deze 9 thema’s voegt de ziekenhuissector er nog een 10de gebied aan toe: •
werken met VG - MZG / MPG
De hierna voorgestelde aanbevelingen gaan dus over deze tien belangrijkste thema's en weerhouden enkel de beste praktijken die als effectief beschouwd worden volgens de verpleegkundigen in het veld. Wij raden ten sterkste aan om de beslissing tot investering in deze/gene maatregel te nemen naargelang de sectoren, in samenspraak met het betrokken verpleegkundig personeel.
88
Aanbevelingen Infrastructuur en het comfort van de lokalen7 De infrastructuur en de inrichting van de lokalen halen de Belgische verpleegkundigen het vaakst aan als de oorzaak van de slechte werkomstandigheden. Behalve voor de thuissector, zijn het nochtans twee gebieden waarover reeds aanbevelingen voorgesteld zijn in de juridische teksten en die men reeds met succes geïmplementeerd heeft in enkele instellingen. Wij raden aan: • Een werkgroep waarin verpleegkundigen betrokken worden, dat gericht is op reflectie over de inrichting van de lokalen, dat tevens geleid wordt door ergonomen en/of bedrijfsartsen (Interne/Externe dienst voor preventie en bescherming op het werk) en waarbij de aanbevelingen in dit document als richtlijn kunnen dienen, • een ruimte te voorzien die uitsluitend gebruikt wordt voor de samenkomsten van verpleegkundigen, met als doel de communicatie in de teams te vergemakkelijken, • een lokaal te voorzien die uitsluitend gebruikt wordt voor het uitwisselen van vertrouwelijke informatie met de familie van patiënten, • een eetruimte voor de verpleegkundigen te voorzien, • een “ontvangstruimte” te voorzien die duidelijk wordt aangeduid bij de ingang van elke afdeling en die bezet wordt door een specifiek persoon die de bezoekers inlichtingen kan geven, teneinde werkonderbrekingen en daaruit volgende fouten te vermijden, • de patiëntenkamers en sanitaire voorzieningen op zo’n manier in te richten dat het transport van patiënten geen verplaatsing van meubels vereist en dat dit transport op een gemakkelijke manier kan gebeuren, • de patiëntenkamers en sanitaire voorzieningen op zo’n manier in te richten dat het gebruik van hulpsystemen in de verzorging, zoals de elektrische patiëntenlift, eenvoudig gehanteerd kan worden. Het voorzien van een verschuifbare wand tussen de leefruimte en het toiletgedeelte kan de manipulatie van de 7
Dit thema is vooral relevant voor de ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen.
89
patiënt vergemakkelijken. Het is essentieel dat deze ruimtes gemakkelijk aangepast kunnen worden aan de nieuwe technologieën die snel evolueren, • een ruimte te voorzien die specifiek gericht is op de zorgvoorbereidingen met onder andere een in hoogte verstelbare verzorgingskar die aangepast is voor het kunnen opbergen van materiaal. Deze ruimte moet zich idealiter centraal op de afdeling bevinden teneinde de verplaatsingsafstand te beperken. Wij raden aan om de huidige beschikbare normen betreffende de architectuur opnieuw te onderwerpen aan een evaluatie op basis van een analyse van de gerealiseerde activiteiten in het werkveld waardoor er rekening kan worden gehouden met de huidige behoeften van de verpleegkundigen als gevolg van de verzorgingstaken. Werkhoudingen en belasting Musculoskeletale aandoeningen (bv. rugpijn) is een veel gehoorde klacht bij verpleegkundigen in België. Nochtans zijn er al acties ondernomen die hun effectiviteit bewezen hebben. Wij raden aan: • verpleegkundigen mee te laten beslissen in de aankoop van het materiaal dat zij gebruiken, begeleid door ergonomen of bedrijfsartsen die terreinervaring hebben. Het aankoopbeleid van instellingen moet het aanwezige materiaal onderwerpen aan een ergonomische evaluatie, • bedden te gebruiken die elektrisch verstelbaar zijn, • materiaal moet in voldoende hoeveelheid aanwezig zijn volgens de behoeften (bv. aantal glijlakens), • elektrische patiëntenliften gebruiken voor de manipulatie van afhankelijke personen, • verzorgingskarren te gebruiken waarvan de hoogte aangepast kan worden aan de gebruiker, en de breedte aangepast kan worden aan de aard van de verzorgingsactiviteit, • de toepassing van tilprotocollen voor de specifieke manipulatie van elke patiënt. Een dergelijk protocol moet patiëntgebonden zijn en moet alle nuttige informatie bevatten (technieken enz.)
90
nodig voor een goede behandeling van de betrokken patiënt, • een beroep te doen op een tilcoach die er op toekijkt dat de houdingen afgestemd worden op de aard van het werk, in het bijzonder bij de verplaatsing van personen en zware toestellen. Wij benadrukken in het bijzonder het gebruik van deze goede praktijken om het vertrek van verpleegkundigen omwille van fysieke problemen te vermijden. Thermisch comfort De warmte wordt vaak aangehaald als een klacht van het verpleegkundig personeel. Wij raden aan om de temperatuursomstandigheden regelmatig te laten evalueren door preventieadviseurs en werkelijk rekening te houden met hun aanbevelingen, in het bijzonder tijdens de constructie van nieuwe gebouwen. Belangrijke maatregelen worden reeds met succes toegepast in bepaalde instellingen8: • gebruik van zelfklevende folies die het licht doorlaten maar die beschermen tegen de warmte, • eventuele installatie van rolluiken, • installatie van thermostatische kranen waar mogelijk, • installatie van airconditioning, in het bijzonder in overweging te nemen tijdens de constructie van nieuwe gebouwen, • voorzien van douches voor personeel, • voorzien van aangepaste, en in voldoende mate aanwezige, werkkledij, • aangepaste kledij voor de zomerperiode, die transpiratie gemakkelijk absorbeert, Werkdruk Verpleegkundigen staan, net zoals het overige personeel in de gezondheidszorg, onder een grote werkdruk. Het is essentieel dat de 8
De meerderheid van deze praktijken is niet toepasbaar in de thuiszorg.
91
verpleegkundige zorgen centraal staan in het beroep, zowel voor het welzijn van de verpleegkundigen, alsook voor de kwaliteit van de zorg en de veiligheid van de patiënt. Wij willen graag stilstaan bij het feit dat bepaalde studies in de USA en in Italië schatten dat meer dan 35 % van de taken die de verpleegkundigen voor hun rekening moeten nemen, niet tot hun competenties en taken behoren. In België blijft dit een belangrijke problematiek, ondanks de invoering van de functie van “Administratieve verpleegkundige hulp” meer dan twintig jaar geleden. Het overlaten van bepaalde van deze activiteiten aan ondersteunend personeel (administratie, medewerkers patiëntentransport, zorgkundige of andere) zou het beroep kunnen opwaarderen, dankzij een betere erkenning van de klinische vaardigheden van de verpleegkundige. Wij raden als eerste stap, bovenop de kwalitatieve evaluatie van de werkbelasting die reeds voorgesteld werd in de juridische teksten, een chronometrische analyse aan van de werkbelasting met inbegrip van de administratieve taken (secretariaat) en/of logistieke taken (transport van patiënten, verdeling van de maaltijden,…) die uitgevoerd worden door verpleegkundigen en de meer relationele taken zoals het omgaan met crisismomenten van patiënten die veel tijd van de verpleegkundige vragen. Deze analyse moet toelaten om het aantal uren zorg die verleend wordt door een verpleegkundige te meten ten opzichte van het totale aantal gepresteerde uren en om de functievereisten te analyseren. Deze analyse heeft als doel de moeilijkheden waarmee verpleegkundigen geconfronteerd worden, en hun mogelijke oorzaken, op te sporen alvorens over te gaan tot concrete oplossingen. Het is in geen geval de bedoeling om het vermogen van verpleegkundigen in kaart te brengen. Deze moet uitgevoerd worden door een ergonoom, om bijkomende werkdruk door zelfbeoordelingen te vermijden. Wij raden als tweede stap aan, op basis van de resultaten, dat de verdeling van taken wordt uitgevoerd in samenwerking met de verpleegkundigen opdat er rekening zou worden gehouden met de reële behoeften in verband met de toewijzing van de hulpmiddelen (bv. de oprichting van een gunstigere verdeling van de maaltijden
92
door de logistieke hulp, de aanwezigheid van een medewerker patiëntentransport gedurende de nacht, enz.). Als derde stap raden wij aan om een centrale organisatie van de interne beschikbare personele middelen te overwegen (verpleegkundigen, zorgkundigen alsook secretariaatspersoneel, medewerkers patiëntentransport, logistieke hulp) om het hoofd te kunnen bieden aan de behoeften die in de loop van de dag en de nacht variëren. Bijzondere aandacht zou besteed moeten worden aan de vaak zeer variërende behoeften van het nachtwerk. Eén persoon van het kader wordt verantwoordelijk gesteld voor deze organisatie en kan de toewijzing van de ondersteuningsbronnen vernieuwen volgens de behoeften (bv. aanduiding van een hulpsecretaris voor het ondersteunen van de hoofdverpleegkundige in administratieve taken, coördinatie van de verplaatsingen van de medewerkers patiëntentransport,…). Hetzelfde geldt voor de sector van de thuiszorg, voor hen raden wij een geografisch raster en een hergroepering van de verpleegkundigen in zones aan. Een centrale organisatie van de personele middelen en hun verplaatsingen binnen een zone kunnen vervolgens gerealiseerd en gecoördineerd worden door één persoon. Deze moet ook beschikken over een gecentraliseerd oproepsysteem zodat hij of zij op veranderende behoeften kan inspelen. Op geregelde tijdstippen moet een nieuwe analyse van de werkbelasting worden uitgevoerd met het oog op een herverdeling van de personele middelen. Daarenboven, om werkonderbrekingen en daaropvolgende fouten te vermijden, is het essentieel dat de verpleegkundigen zich kunnen afzonderen voor het volbrengen van bepaalde taken die een continue aandacht vereisen zoals de voorbereiding van de medicatie. Wij raden aan om met deze activiteiten rekening te houden bij het beheer en de toegankelijkheid van de lokalen. In sommige landen stellen de instellingen een speciale vest ter beschikking die de verpleegkundige draagt wanneer deze niet onderbroken wil worden. Deze vesten zorgen ervoor dat collega’s, patiënten en familieleden de taken (h)erkennen die een voortdurende aandacht vereisen en ze spelen een educatieve rol bij de preventie en verbetering van de kwaliteit van de zorg. 93
Wij wijzen ook op de naleving van de bezoekuren door de families zodat de verzorgingsactiviteiten onder betere arbeidsomstandigheden uitgevoerd kunnen worden. Bepaalde eenheden beschikken over een systeem dat de deuren opent door middel van badges, wat de naleving van de bezoekuren vergemakkelijkt. De normen betreffende het aantal “fulltime equivalenten” beantwoorden niet aan de behoeften op de werkvloer waardoor het gevoel van werkdruk bij de verpleegkundigen blijft bestaan. Hoofdverpleegkundigen worden hier idealiter niet in opgenomen aangezien zij zich hoofdzakelijk toeleggen op coördinerende en leidinggevende taken. Deze maatregel zou een reële erkenning betekenen van het werk dat door het kader gerealiseerd wordt. Werktijden Het evenwicht tussen werk en gezinsleven is een essentiële voorwaarde om reeds tewerkgestelde verpleegkundigen in het beroep te houden en om jongeren aan te trekken. Ondanks de vele voorschriften en circulaires die bestaan in dit domein, blijven de werktijden een belangrijk probleem voor de verpleegkundigen. Wij dringen er bij de directieleden op aan de volgende voorstellen effectief toe te passen. Deze aanbevelingen zouden door de overheid aangemoedigd kunnen worden om hun effectieve toepassing in het werkveld te bevorderen. Om het evenwicht tussen werk en gezinsleven te bevorderen, stellen wij voor om zowel de voorspelbaarheid als de flexibiliteit van de uurroosters te verbeteren. Wij raden aan: • het personeel zijn voorkeur te laten uiten over de verlofdagen en de pauzes, en dat deze voorkeuren ook werkelijk zo veel als mogelijk in overweging worden genomen, rekening houdend met de wetgeving, • het definitieve uurrooster minstens één maand op voorhand ter inzage te leggen, • een expliciete procedure voor de eventuele omwisseling van personeel mits toestemming van de betrokken 94
•
• •
•
personen, op voorwaarde dat dit de kwaliteit van de zorg niet in het gedrang brengt, een vervangingsprocedure uit te werken om gekende afwezigheden op te vangen (en afwezigheden omwille van opleiding), “gesplitste uren” te vermijden zodat de verpleegkundigen tussendoor geen tijd zouden verliezen, bij instellingen waar men met een mobiel team functioneert, om de leden op vrijwillige basis toe te wijzen en ze op te leiden in het uitvoeren van verschillende specifieke activiteiten, dat meer praktische extralegale voordelen (bv. crèche voor het personeel, meeneemmaaltijden,…) in de mate van het mogelijke worden overwogen, in overleg met de directie van de instelling.
Samenwerking artsen-verpleegkundigen De samenwerking tussen de verpleegkundigen en de artsen wordt in de drie gezondheidssectoren waargenomen als een cruciale factor voor de aantrekkelijkheid van het beroep. Wij raden het gebruiken van een “elektronisch systeem voor de uitwisseling van medische informatie” aan zodat de verpleegkundigen gemakkelijker toegang krijgen tot medische informatie. Ten eerste is het noodzakelijk om de behoeften en de bestaande instrumenten qua samenwerking tussen artsen en verpleegkundigen in het werkveld beter te begrijpen. Ten tweede moet de ontwikkeling van geïnformatiseerde ondersteuningsmiddelen voor de samenwerking worden overwogen op basis van een behoeften analyse. Wij raden ten zeerste de invoering van het elektronisch patiëntendossier aan, dat zowel de verpleegkundige als de medische, paramedische en farmaceutische gegevens bevat. Zelfs indien een instrument effectief wordt ontworpen en gebruikt, dient het niet als vervanging van regelmatig en direct contact tussen beide partijen. Wij raden aan om systematische en regelmatige momenten voor informatie-uitwisseling tussen artsen en verpleegkundigen in te bouwen in de werkroosters.
95
Om de uitwisseling van informatie verder te bevorderen, raden wij op basis van de literatuur bijvoorbeeld een opleiding aan van het type “Team Resource Management” (TRM, of Beheer van collectieve hulpmiddelen, zoals dit in de luchtvaart aan bod komt), toegespitst op de samenwerking en communicatie. Deze opleiding is gericht op alle betrokkenen van het team (verpleegkundigen, artsen en anderen). Kwaliteit van de zorg De mogelijkheid om kwaliteitsvol werk af te leveren blijkt bij te dragen tot de motivatie op het werk. Ten eerste raden wij de invoering aan van een methode om dit thema te bespreken binnen de teams van de verpleegkundigen en op initiatief van de directie en de eventuele kwaliteitsverantwoordelijke. Deze bespreking is gericht op de identificatie van criteria aangaande de kwaliteit van de zorg door een ergonomische bril, dit wil zeggen rekening houdend met de beperkingen in het werkveld. De directie ondersteunt deze en andere projecten in verband met arbeidsomstandigheden, maar dringt deze niet op. Wij raden vooreerst aan om deze discussie te voeren op het niveau van de zorgeenheden, in samenwerking met de andere betrokken disciplines (artsen, kinesitherapeuten en anderen). Ten tweede zal de directie moeten voorzien dat deze criteria regelmatig worden opgevolgd om zich ervan te verzekeren dat de prioriteiten van de kwaliteit van de zorg gerespecteerd worden, rekening houdend met eventuele andere prioriteiten (qua activiteiten). In overleg met de verpleegkundigen kan een dergelijke regelmatige evaluatie bijdragen tot de verbetering van de werkomstandigheden en van de zorgverlening. Dit omvat ook de nodige personeelsvoorziening. Teamwerk onder verpleegkundigen Het is essentieel dat bijkomende opleidingen van verpleegkundigen blijven erkend en herkend worden als een instrument waarop men beroep kan doen binnen een team. We raden aan om deze permanente vorming eveneens af te stemmen op de verpleegkundigen die tewerkgesteld zijn in de rust- en verzorgingstehuizen en op de thuisverpleegkundigen. Wij raden aan dat een permanente vorming die het verpleegkundig beroep 96
heropwaardeert, voorzien en algemeen toegepast wordt in alle sectoren. Bovendien zijn wederzijds begrip, vertrouwen en ondersteuning door collega’s belangrijke factoren voor het welzijn van verpleegkundigen en zijn zeker belangrijk wanneer de relaties met de patiënt en/of de familie emotioneel belastend zijn. Wij bevelen aan dat de directie, in samenwerking met de verpleegkundigen, begint met een diepgaande bespreking aangaande de absoluut noodzakelijke voorwaarden voor de samenstelling van deze groep en deze bespreking concreet vertaalt in acties. Wij stellen bijvoorbeeld voor om regelmatig een teamvergadering te houden en de arbeidsomstandigheden voortdurend te evalueren. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van een verslaggever voor het uitwisselen van informatie naar de directie toe en naar andere instanties die betrokken zijn bij het tot stand brengen van een cultuur waarbij men luistert naar en onderhandelt over de fysieke en psychologische arbeidsomstandigheden. Er kan ook psychologische steun aangeboden worden waarop verpleegkundigen beroep kunnen doen wanneer zij met moeilijke situaties geconfronteerd worden. Bepaalde instellingen doen reeds beroep op een psycholoog of een preventieadviseur bij wie verpleegkundigen terecht kunnen. Indien dit niet het geval is, moet een extern contact expliciet voorzien zijn (naam en adres). Opvang van nieuwelingen Om een goede integratie van nieuwelingen te bevorderen, of het nu om een stagiair(e) of een nieuwe medewerker gaat, is het essentieel dat een begeleidingsprocedure opgesteld wordt. Wij dringen er op aan om de volgende aanbevelingen effectief toe te passen in alle instellingen, en in de rust- en verzorgingstehuizen in het bijzonder: • het evalueren van de aanvraagdossiers voor stages en de actualisatie van gerealiseerde onthaalinspanningen, • het ontvangen en de verspreiding van de nieuwelingen in de teams, rekening houdend met de beschikbaarheid van het aanwezige personeel (anciënniteit, verlofperiodes, 97
• •
• • • •
•
werkdruk,…), een begeleidingsplan dat alle nuttige informatie voor nieuwelingen bevat, een duidelijke omschrijving van de rol van de personen die belast zijn met het onthaal van de nieuwelingen en rekening houden met deze belasting bij de organisatie van het werk op de zorgeenheid, een opleidingsmodule die een bezoek ter plaatse en een ontmoeting met de collega’s omvat alvorens in dienst te treden, een peterschapsysteem (mentor), nieuwelingen moeten bij hun start enige tijd met een ervaren verpleegkundige kunnen meelopen, een systeem van tussentijdse evaluatie waardoor, indien nodig, genomen beslissingen herzien kunnen worden op basis van problemen die zich eventueel voordoen, het voorzien van loopbaangesprekken, waarin verpleegkundigen en hun organisaties behoeften en mogelijkheden op elkaar kunnen afstemmen.
Voor de ziekenhuizen : Verpleegkundige Gegevens – Minimale Ziekenhuis Gegevens / Minimale Psychiatrische Gegevens en informaticasystemen De introductie van systemen voor het opvolgen van activiteiten (VG – MZG / MPG) vormt regelmatig het onderwerp van klachten bij verpleegkundigen in de ziekenhuizen. Doordat men systematisch moet aangeven wat men doet, verhogen deze opvolgingssystemen soms de waargenomen werkdruk en geven ze de activiteit een artificieel karakter. In overeenkomst met het punt dat de werkdruk behandelt, dringen wij er op aan dat het coderingswerk wordt opgenomen in de evaluatie van de werkbelasting. Het valt te overwegen om een persoon uitsluitend met deze taak te belasten binnen een aangepast werkrooster van bijvoorbeeld 8u-16u. Toch blijkt uit de resultaten van de afgenomen interviews dat het coderingswerk, geassocieerd met VG – MZG / MPG door sommigen beschouwd wordt als een onderdeel van de verzorgingsactiviteiten
98
van verpleegkundigen. Een chronometrische studie van de activiteiten moet toelaten om een objectieve analyse te maken van de tijd die door elke verpleegkundige aan deze taak besteed wordt. Het moet eveneens toelaten om op basis hiervan een beleid inzake deze taak uit te werken, in overleg met de verpleegkundigen. Ongeacht het gekozen beleid is het essentieel om dubbele coderingen die opgelegd worden door opvolging- en meetsystemen die op meerdere plaatsen in de instellingen kunnen voorkomen, te vermijden. Wij raden aan om een geïntegreerde kwaliteitsaanpak op het niveau van de hele instelling uit te werken. De introductie van informaticasystemen voor het gegevensbeheer in de instellingen, zoals bijvoorbeeld het elektronisch patiëntendossier, kan het invoeren van zo’n aanpak vergemakkelijken als en slechts als de verschillende gegevensbanken die gebruikt worden voor het bewaken van de kwaliteit, de zorg en andere activiteiten, onderling met elkaar verbonden zijn. Zoals we al aangaven, beklemtonen wij dat met het elektronische patiëntendossier wordt gewerkt, dat zowel medische als verpleegkundige, paramedische en farmaceutische gegevens omvat. Wij dringen er op aan dat het aankoopbeleid van de instellingen rekening houdt met verenigbaarheid en koppeling van de nieuwe systemen, om nodeloze herhaling van coderingen te vermijden. Wij dringen er eveneens op aan dat het aankoopbeleid van de instellingen effectief rekening houdt met de ergonomische kwaliteiten van de systemen. Met het oog hierop raden wij aan om een initiatief op te starten om op een participatieve manier evaluaties op het vlak van de ergonomie tot stand te brengen. Hierbij houdt men dan effectief rekening met de behoeften van zowel het personeel als van de toepassingscontext. Ten slotte zou elke verpleegkundige moeten kunnen genieten van een aangepaste opleiding, om de uitval van ouderen ten gevolge van de nieuwe technologieën te vermijden. Dergelijke opleidingen moeten verstrekt worden tijdens de werkuren door een gekwalificeerd persoon. Afwezigen moeten kunnen genieten van een bijkomende opleidingsmogelijkheid.
99