GRAFISCHE CURSUSSEN Dirk Laurent
Digitale beeldverwerking met PhotoShop Deel 2 selecteren en detoureren
Het canvas • Uitsnijden en croppen • Selectiegereedschappen Selectieopties • Werken met paden • Werken met snelmaskers
P
hotoshop is een beeldbewerkingsprogramma met onbeperkte
grafische en creatieve mogelijkheden. Wanneer je met drukwerk aan de slag gaat in het programma, word je geconfronteerd met
een aantal technische begrippen rond die beeldverwerking .
Wat is de doelstelling van deze cursus ?
Een van de eerste dingen die je in PhotoShop onder de knie moet hebben is het maken van selecties. In dit tweede deel overlopen we de verschil-
lende selectietools, leer je selecties aanpassen en bekijken we hoe je een beeld vrijstaand moet maken.
Deze cursus heeft een praktijkgerichte indeling die je snel en efficiënt door de eerste kennismaking met selecties loodst. Dirk Laurent © 2009
2 Ondernemersopleiding DTP
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7
Het canvas
Hoofdstukken
Croppen en uitsnijden De selectietools en kleurbereik gebruiken Aanpassen van selecties Selecties maken en detoureren met paden Vrijstaand maken met de filter extraheren. Werken met snelmaskers.
Ondernemersopleiding DTP 3
Het canvas is het volledige, bewerkbare gebied van een afbeelding. Met de
canvas
aanpassen
opdracht "Canvasgrootte" kunt u de grootte van het canvas van een afbeelding
vergroten of verkleinen. Wanneer u de canvasgrootte vergroot, wordt er ruimte toegevoegd rond een bestaande afbeelding. Als u de canvasgrootte van een
afbeelding verkleint, wordt er uitgesneden tot in de afbeelding. Als u de canvas-
grootte van een afbeelding met een transparante achtergrond verhoogt, wordt het
toegevoegde canvas transparant. Als de afbeelding geen transparante achtergrond heeft, beschikt u over verschillende opties waarmee u de kleur van het toegevoegde canvas kunt bepalen.
Hoe ga je te werk? 1 Kies Afbeelding > Canvasgrootte. 1 Geef een breedte en een hoogte in voor de
canvasgrootte. Kies de gewenste maateenheden in de pop-upmenu's naast de vakken Breedte en Hoogte.
1
1 Selecteer "Relatief "en voer de hoeveelheid
in waarmee u de huidige canvasgrootte van de afbeelding wilt uitbreiden of inperken. Geef een positief getal op om het canvas uit te breiden of een negatief getal om het canvas kleiner te maken.
1 Klik op een vierkant in het vak "Plaatsing"
om aan te geven waar de bestaande afbeelding moet worden geplaatst op het nieuwe canvas.
1 Kies een optie in het menu "Kleur" canvas-
uitbreiding.
■■ Voorgrond: hiermee vult u het nieuwe
canvas met de huidige voorgrondkleur.
■■ Achtergrond: hiermee vult u het nieuwe
canvas met de huidige achtergrondkleur. ■■ Wit, Zwart of Grijs: hiermee vult u het nieuwe canvas met die kleur. ■■ Overige: hiermee selecteert u een nieuwe canvaskleur met de kleurkiezer.
2 3 4
5
4 Ondernemersopleiding DTP
Vink in het venster 'Canvasgrootte" "Relatief" aan. De waarde die u ingeeft vergroot het canvas. Op deze manier plaatst u
heel nauwkeurig een kader rond uw foto. U kan in het dialoog-
Het grijze vlak omringd met pijlen is de grafische voorstelling van uw beeld. Dit grijze vlak kan u ook op een andere plaats zetten. De pijlen geven de richting van de toename aan.
venster "Canvasgrootte" ook een negative waarde ingeven. Zo ka u het formaat verkleinen.
Ondernemersopleiding DTP 5
3
1
2
croptool Een uitsnit maken
2
De opties om de uitsnede in te stellen: een voorinstelling kiezen 1 breedte en hoogte v 1
De opties om de uitgesneden gedeelten te verbergen of zichtbaar te maken: verwijderen 3 uitsnit in perspectief
Hoe ga je te werk? 1 Kies het gereedschap > uitsnijden (C) 1 Sleep de hoekgrepen tot je de juiste uitsnit
gevonden hebt. .
1 Klik op "enter". De uitsneden wordt
gemaakt..
1
2
U kunt op het driehoekje naast het pictogram van het gereedschap Uitsnijden op de optiebalk klikken om de voorinstellingenkiezer te openen en een voorinstelling van het aantal te wijzigen pixels te selecteren. Zoals met alle gereedschappen in Photoshop kunt u uw eigen voorinstelling van het gereedschap Uitsnijden maken.
6 Ondernemersopleiding DTP
3
4
2
van de uitsnit ingeven 2. afmetingen omwisselen 3 uitsnit baseren op een cropping van een ander bestand 4 3
2
n of verbergen 1 breedte en hoogte van de uitsnit ingeven 2. kleur en dekking van het uitsijraster aanpassen
Vaak heb je maar een deel van een foto nodig of moet je een
beelduitsnit maken. Met het gereedschap "uitsnijden" (C) kun
je delen van een afbeelding verwijderen, om de focus op een bepaald deel van afbeelding te leggen.
Het gereedschap "uitsnijden" kun je gebruiken door een deel
van de afbeelding te selecteren en vervolgens met de rechter-
muisknop te klikken en te kiezen voor ‘crop’. Je kunt de selectie verplaatsen door met je linkermuisknop de selectie te slepen. Je kan ook pixels verkleinen of vergroten door in de optiebalk formaten en een andere resolutie in te geven.
Met het gereedschap "uitsnijden" heb je tal van opties. Je kan
de selectie groter of kleiner maken door een van de blokjes in de hoeken opzij te slepen. En ook kun je de selectie draaien
door ongeveer een halve centimeter van de selectierand te gaan staan met de muis, dan komt er een krom pijltje.
Ook hier heb je weer extra opties voor dit gereedschap in de optiebalk bovenaan.
U kunt zo nodig het uitsnijdkader aanpassen:
Kleur en dekking van het uitsnijraster aanpassen
■■ Wil je het selectiekader verplaatsen, dan zet je de
muisaanwijzer in het kader en je sleept het kader naar een andere plaats.
■■ Als u het selectiekader wilt schalen, sleept u een (hoek)
greep. Wil je de verhoudingen behouden, dan hou je Shift ingedrukt terwijl je een hoekgreep sleept.
■■ Als je het selectiekader wilt roteren, plaats je de aanwijzer
buiten het selectiekader (de aanwijzer verandert in een gekromde pijl)..
Je kan een uitsnit roteren door de aanwijzer buiten het selectiekader te plaatsen. De aanwijzer veandert in een gekromde pijl.
Ondernemersopleiding DTP 7
croptool Een foto rechtzetten
Als je met een digitale camera aan de slag gaat, is het bijna onvermij-
delijk dat je af en toe beelden schiet die en beetje scheef staan. Met het gereedschap "uitsnijden" (c) en de liniaal (l) kan je heel snel een foto
rechtzetten.
Hoe ga je te werk?
1
1 Kies het gereedschap > liniaal (l) Het
gereedschap zit verstopt onder het pipetje
1 Trek een lijn in de foto, evenwijdig met de
schuine horizon.
1 Ga naar "Afbeelding"> "Afbeelding roteren
> "instelbaar". Photoshop heeft nog onthouden hoe scheef je horizon was en vertelt je nu in het venstertje dat verschijnt hoe ver je beeld omgedraaid moet worden.
1 Roteer het beeld volgens de hoek die in het
venster verschijnt.
1 Crop het beeld om een nieuwe uitsnit te
Sleep met het gereedschap "liniaal" een lijn die evenwijdig loopt
met de horizon. Ga vervolgens naar "Canvas roteren" in het menu "Afbeelding" en selecteer "instelbaar". Photoshop laat in het dialoogvenster de hoek van de lijn zien.
bepalen. Klaar is kees!
2
3 8 Ondernemersopleiding DTP
4
Klik op "return". De horizon is nu rechtgezet, maar de foto zelf
heeft nog een aanpassing nodig. Kies het gereedschap "Uitsnijden" en verwijder het het gereedschap de witte randen van het canvas. Klik nogmaals op "return" en de foto is klaar!
Resultaat na rechtzetten van de horizon
5
De laatste stap: het wegsnijden van de witte randen van het canvas.
Klaar!
Een andere manier om een foto recht te zetten is de volgende: dupliceer je achtergrondlaag, klik op de gedupliceerde laag en maak een nieuw "slim object" aan via het optiemenu van het venster "lagen" . Selecteer de liniaal en teken een lijn die je recht wil maken. Ga naar" bewerken" > " transformeren" > "roteren" en zet je foto recht. Het voordeel van deze bewerking is dat je niks van uw grootte verliest.
Ondernemersopleiding DTP 9
croptool
Een foto in perspectief
Het is heel eenvoudig om een foto die genomen is in perspectief, te croppen in Photoshop. Vink het vakje "Perspectief" in de optiebalk aan. aan. Ga naar de gereedschappen en seleceer het gereedschap "Uitsnijden".
Klik en sleep met de hoeken van de markering om het gedeelte te selecteren van
de foto dat we willen uitsnijden. Klik de Entertoets op je toetsenbord wanneer je tevreden bent. Opgepast: het beeld kan er wat uitgerekt uitzien.
Dit los je op door naar "Afbeelding" > "Afbeeldingsgrootte" te gaan.
Hoe ga je te werk?
Vink het vakje "Verhoudingen behouden" uit want we willen de proporties van
onze afbeelding niet behouden. Wijzig de hoogte in "percent" en geef 80% in als waarde. Klik ok.
1 Kies het gereedschap > uitsnijden (c) 1 Trek met je gereedschap een kader voor het
bepalen van de cropping.
1 Vink in je optiebalk bovenaan "perspectief"
aan.
1 Sleep je cropping tot aan de randen van het
beeld dat in perspectief staat en dat je wil uitsnijden.
1
1 Druk op enter. De uitnede wordt gemaakt,
het beeld dat in perspectief stond, wordt nu recht geplaatst.
1 Verander, indien nodig, de verhoudingen
van het beeld in het venster "Afbeeldingsgrootte".
In deze foto kan je de kaart selecteren om het perspectief te verwijderen.
10 Ondernemersopleiding DTP
3
2
4
5 6
6
Ondernemersopleiding DTP 11
3
De selectietools en kleurbereik gebruiken Als je een deel van een beeld wilt wijzigen of correcties wilt uitvoeren, moet je
eerst de pixels van dat deel van het beeld selecteren. Dat doe je aan de hand van
Wat kan je na dit hoofdstuk? —■ selectiekaders gebruiken —■ werken met lasso's —■ de toverstaf gebruiken —■ selecteren met "Kleurbereik"
de selectiegereedschappen of door te tekenen op een masker en dat masker te
laden als een selectie. Aan de hand van een selectie isoleer je een of meerdere
delen van je foto. Door bepaalde gebieden te selecteren, kan je effecten en filters
toepassen op gedeelten van de afbeelding, terwijl de gebieden die niet zijn geselecteerd niet worden gewijzigd.
Er zijn verschillende gereedschapsets voor het selecteren van raster- en vect-
orgegevens. Als je bijvoorbeeld pixels wilt selecteren, kan je de selectiekaders
of de lasso’s gebruiken. Met de opdrachten in het menu "Selecteren" kan je alle pixels selecteren, deselecteren of opnieuw selecteren.
Als je vectorgegevens wilt selecteren, gebruik je de pen- of vormgereedschappen waarmee je exacte omtrekken maakt. Deze omtrekken worden paden
genoemd. Je kan een pad omzetten in een selectie en een selectie in een pad. Selecties kunnen worden gekopieerd, verplaatst, geplakt of opgeslagen in een
alfakanaal. Een selectie wordt als een grijswaardeafbeelding in een aflfakanaal opgeslagen. We noemen dit een masker. Een masker is het omgekeerde van een
selectie, het omvat namelijk het niet-geselecteerde gedeelte van een afbeelding
en beschermt dit tegen bewerkingen of wijzigingen die je aanbrengt. Je kan een opgeslagen masker weer omzetten in een selectie door het alfakanaal in een afbeelding te laden.
Voor dit alles uitgebreid aan bod komt, overlopen we eerst de selectiegereedschappen. Je vindt ze bovenaan in het gereedschappenpallet.
Je leert ook de selectieoptie "Kleurbereik" te gebruiken. Deze vind je niet in de gereedschappen maar in het menu "selecteren".
12 Ondernemersopleiding DTP
Selectiekaders gebruiken Met deze selectiekadergereedschappen kunt je rechthoeken, ovalen en rijen en kolommen selecteren. ■■
Rechthoekig selectiekader
Hiermee maakt je een rechthoekige selectie (of een vierkante selectie als je Shift ingedrukt houdt). Sleep met het gereedschap Rechthoekig selectiekader of Ovaal selectiekader over het gebied dat je wilt selecteren. Houd Shift ingedrukt terwijl je sleept om een vierkant of cirkel te tekenen (laat de muisknop eerder los dan Shift om de vorm te behouden). Als je een selectiekader vanuit het middelpunt wilt slepen, houdt je Option ingedrukt nadat je begonnen bent met slepen. Als je een rechthoekig of ovaal selectiekader wilt verplaatsen, sleep je eerst om het selectiekader te tekenen, terwijl je de muisknop ingedrukt houdt. Vervolgens hou je de spatiebalk ingedrukt en ga je door met slepen. Laat de spatiebalk los maar hou de muisknop ingedrukt als je wilt doorgaan met het aanpassen van het selectiekader. ■■
Ovaal selectiekader
Hiermee maakt je een ovaalvormige selectie (of een cirkelvormige selectie als je Shift ingedrukt houdt). ■■
Gereedschap Selectiekader één rij/kolom
Hiermee wordt de rand gedefinieerd als een rij of kolom van 1 pixel breed. Als je het selectiekader voor één rij of één kolom gebruikt, klik je in de buurt van het gebied dat je wilt selecteren en sleep je het kader naar de exacte positie.
5
6
7
Selectieopties
In de optiebalk kun je de seletieopties instellen. Je kunt 1 een nieuwe selectie maken 1 een selectie toevoegen aan een bestaande selectie 1 een selectie verwijderen uit selectie
1 2 3 4
1 of een doorsnede maken met een selectie
In de optiebalk kun je een instelling voor doezelen opgeven, en anti-alias in- of uitschakelen voor het gereedschap Je kunt ook een stijl voor het gereedschap rechthoekig of ovaal selectiekader inschakelen 7 :
7 Ondernemersopleiding DTP 13
• Normaal. Hiermee kun je de verhoudingen van het selectiekader bepalen door te slepen. • Vaste verhouding. Hiermee stel je de hoogte/breedte-verhouding voor de selectie in. Je geeft waarden voor de verhouding op (decimalen zijn toegestaan). Als je bv. een selectiekader wilt tekenen waarvan de breedte twee keer zo groot is als de hoogte, typ je 2 voor de breedte en 1 voor de hoogte. • Vaste grootte. Hiermee stel je de waarden in voor de hoogte en de breedte van het selectiekader. Typ het gewenste aantal pixels (in hele getallen) of gebruik specifieke eenheden, zoals inches (in) of centimeters (cm) voor hoogte- en breedtewaarden.
Selecteren, deselecteren en opnieuw selecteren
Je kunt alle zichtbare pixels op een laag selecteren en de selectie van alle geselecteerde pixels opheffen. Gebruik de opdracht "Deselecteren" ( ⌘ D ) om een selectie op te heffen. Om alle pixels op een laag binnen het canvas te selecteren, selecteer je de laag in het deelvenster Lagen en kies je vervolgens "Selecteren" > "Alles" (⌘ A).
Selectie uitlijnen • Kies Weergave > Magnetisch of kies een opdracht in het submenu Weergave > Magnetisch. Het selectiekader kan worden uitgelijnd op een documentgrens of op een aantal verschillende Photoshop-extra’s die je kunt kiezen in het submenu Magnetisch.
Selecties met de lasso ■■
Gewone lasso
Met de gewone lasso kan je vrije vormen selecteren door de muis te gebruiken als potlood. ■■
Veelhoeklasso
De veelhoeklasso gebruik je voor rechte en geometrisch vormen. Dit gebeurt door punten op de hoeken van de te selecteren vorm aan te klikken. Het laatste punt moet altijd aansluiten bij het eerste punt, anders is er geen selectie. Als de aanwijzer niet precies op het beginpunt staat, dubbelklikt je op de aanwijzer van de veelhoeklasso of houd je Command ingedrukt en klikt u. ■■
Magnetische lasso
Bij de magnetishe lasso springen de punten automatisch naar het contrast tussen voor-en achtergrond. De magnetische lasso "voelt" de rand en plaatst punten langs de route die als anker dienen. Je kan de gevoeligheid van de magnetische lasso veranderen in de optiebalk. De magnetische lasso is niet beschikbaar voor afbeeldingen met 32 bits per kanaal.
Je kan ook op een andere manier een selectie bij een andere voegen of aftrekken. Hou de shift-toets ingedrukt terwijl je een selectie over het beeld sleept. Bij het selectietool verschijnt een "+" Je voegt nu een nieuwe selectie toe. Hou de lt-toets ingedrukt bij het selecteren. Er verschijnt nu een "-" bij het selectiegereedschap. Je verwijdert een deel van de selectie.
14 Ondernemersopleiding DTP
Selecteer de gewenste lasso, sleep of zet fixeerpunten om een selectie te tekenen. Als je een rechte lijn met de polygonale lasso wilt tekenen in veelvouden van 45°, houdt je Shift ingedrukt wanneer je de muisaanwijzer verplaatst om het volgende segmenten te klikken. ■■ K ies een van de selectieopties in de optiebalk. ■■ A ls je een selectie met een rechte rand wil tekenen als er
geen andere pixels zijn geselecteerd, druk je op Option en klik je op de gewenste begin- en eindpunten voor de segmenten. Je kunt ook schakelen tussen het tekenen van willekeurig gevormde segmenten en rechte-lijnsegmenten.
■■ A ls je pas getekende segmenten wilt verwijderen, houdt
je de toets Delete op het toetsenbord ingedrukt totdat de fixeerpunten van het gewenste segment zijn verwijderd.
■■ A ls je het selectiekader wilt sluiten, laat je de muisknop los
zonder Option ingedrukt te houden.
■■ A ls het kader niet naar de gewenste rand springt, klikt je
één keer om zelf een fixeerpunt toe te voegen. Blijf de rand volgen en voeg waar nodig fixeerpunten toe.
■■ A ls je pas getekende segmenten en fixeerpunten wilt ver-
wijderen, drukt je op Delete totdat je de fixeerpunten van het gewenste segment hebt verwijderd. Als je het kader wilt sluiten met een willekeurig gevormd magnetisch segment, dubbelklik je of druk je op Enter of Return.
Met de veelhoeklasso kan je snel rechte selectie maken. De selectie is volledig las er naast het veelhoeklasso-gereedschap een "o" verschijnt. Dubbelklik op de aanwijzer en de selectie wordt zichtbaar.
Met de magnetische lasso werken is minder vermoeiend dan met de "gewone" lasso. Je klikt één keer en als het contrast met de achtergrond groot genoeg is, ze je automatisch fixeerpunten rond de contouren van het onderwerp.
Bij het gebruik van de lasso kun je beter eerst een klein gebied selecteren. Ga vervolgens naar de optiebalk en selecteer de optie "Toevoegen". Klik de huidige selectie en voeg er een tweede aan toe. Op deze manier kan je stap voor stap, en zonder ongelukjes het hele gebied selecteren. Ondernemersopleiding DTP 15
1
■■
2
3
4
Selectieopties magnetische lasso
1 Breedte. Als je de detectiebreedte van de lasso wilt opgeven, geeft je een
pixelwaarde op bij "Breedte". Met de magnetische lasso worden alleen randen binnen de opgegeven afstand vanaf de aanwijzer geregistreerd. Als je de aanwijzer van de lasso de lassobreedte wilt laten aangeven, drukt je op de toets Caps Lock.
Als het onderwerp zich op een witte of een egale achtergrond bevindt, kan je vaak sneller een selectie maken door met de toverstaf op de achtergrond e klikken. De achtergrond is geselecteerd en vervolgens ga je naar het menu "Selecteren" en kies je " Selectie omkeren". Het onderwerp is nu geselecteerd.
2
Contrast. Als je de gevoeligheid van de lasso voor randen in de afbeelding wilt instellen, geeft je een waarde tussen 1 en 100% op bij "Contrast". Bij een hogere waarde worden alleen randen geregistreerd die scherp contrasteren met hun omgeving. Bij een lagere waarde worden ook minder contrasterende randen geregistreerd.
3 Frequentie. Als je het interval wilt instellen waarmee fixeerpunten worden
geplaatst, geeft je een waarde tussen 0 en 100 op bij "Frequentie". Een hogere waarde betekent dat het selectiekader sneller wordt verankerd.
4
Bij een afbeelding met duidelijk gedefinieerde randen kunt je hogere waarden voor de breedte en het randcontrast gebruiken en hoeft je de rand niet nauwkeurig te volgen. Bij een afbeelding met minder duidelijke randen kiest je lagere waarden voor de breedte en het randcontrast en volgt je de rand nauwkeuriger.
5 Pendruk. Als je met een tekentablet werkt, kunt je de optie Pendruk in- of
uitschakelen. Als de optie is geselecteerd en je de pendruk verhoogt, wordt de breedte van de rand verlaagd.
Snelle selectie en toverstaf gebruiken
■■
Snelle selectie
Met het gereedschap "Snelle selectie" kunt je snel een selectie "tekenen" met gebruik van een aanpasbaar rond penseel. Terwijl je sleept, wordt de selectie uitgebreid en worden de gedefinieerde randen in de afbeelding automatisch gevolgd. Tekenen met het gereedschap Snelle selectie om de selectie uit te breiden Als je ophoudt met slepen en in een nabijgelegen gebied klikt of sleept, wordt dit gebied opgenomen in de selectie. Als je wilt verwijderen uit de selectie, klikt je op de optie "Verwijderen" uit selectie op de optiebalk en sleept je over de bestaande selectie. Hou "Option" ingedrukt om tijdelijk over te schakelen tussen "Toevoegen aan selectie" of "Verwijderen uit selectie". Als je de cursor van het gereedschap wilt wijzigen, kies je Photoshop > Voorkeuren > Cursors > Tekencursors. Kies "Standaardpenseeluiteinde" om de standaardcursor voor Snelle selectie weer te geven met een plus- of minteken dat de selectiemodus aangeeft.
16 Ondernemersopleiding DTP
1
■■
2
3
Selectieopties snelle selectie
1 Penseel Als je de grootte van het penseeluiteinde van het
gereedschap wilt wijzigen, klik je op het menu "Penseel" op de optiebalk en typ je een pixelgrootte of verplaatst je de schuifregelaar "Diameter". Gebruik de opties in het pop-upmenu "Grootte" om het penseeluiteinde gevoelig te maken voor de pendruk.
2
Monster nemen van alle lagen Kies deze optie om een selectie te baseren op alle lagen in plaats van alleen op de geselecteerde laag.
3 Automatisch verbeteren Kies deze optie om de blok-
vorming en oneffenheden in de selectieranden te verminderen. De selectie vloeit dan dichter naar de afbeeldingsranden toe en past in zekere mate de verfijning toe die je handmatig kunt toepassen met de opties Vloeiend, Contrast en Straal in het dialoogvenster Hoeken verfijnen.
U ziet dat de selectie dan groter wordt. Als de selectie nogal langzaam wordt bijgewerkt, blijft je slepen om het systeem de kans te geven de selectie te voltooien. Als je dicht bij de randen van een vorm tekent, wordt het selectiegebied uitgebreid om de contour van de vormranden te volgen.
■■
Selectie met de toverstaf
Met de toverstaf kunt je een deel van de afbeelding met een bepaalde kleur selecteren zonder dat je de omtrek hoeft te volgen. je bepaalt het kleurbereik, ofwel de tolerantie, van de selectie van de toverstaf op basis van de overeenkomst met de pixel waarop je klikt. Selecteer het gereedschap Toverstaf . Kies een van de selectieopties in de optiebalk. De vorm van de aanwijzer van de toverstaf is afhankelijk van de geselecteerde optie.
Ondernemersopleiding DTP 17
Klik in de afbeelding op de kleur die je wilt selecteren. Als je Aangrenzend hebt geselecteerd, worden alle aangrenzende pixels binnen het tolerantiebereik geselecteerd. Anders worden alle pixels binnen het tolerantiebereik geselecteerd.
1
2
3
4
■■
Selectieopties toverstaf
1 Tolerantie Hiermee kunt je de gelijkenis of het verschil tussen de geselec-
teerde pixels bepalen. Geef een waarde tussen 0 en 255 pixels op. Door een lage waarde in te voeren selecteert je de weinige kleuren die veel gelijkenis vertonen met de pixel waarop je klikt. Met een hogere waarde selecteert je een groter kleurenbereik.
1 Anti-aliased Hiermee maakt je een selectie met vloeiender randen. 1 Aangrenzend Hiermee selecteert je alleen aangrenzende gebieden waarin
dezelfde kleuren worden gebruikt. Anders worden alle pixels van de hele afbeelding waarin dezelfde kleuren worden gebruikt geselecteerd.
1 Monster nemen van alle lagen Hiermee selecteert je kleuren waarin gebruik
wordt gemaakt van gegevens van alle zichtbare lagen. Anders worden alleen kleuren in de actieve laag door de toverstaf geselecteerd.
18 Ondernemersopleiding DTP
Een kleurbereik selecteren Met de opdracht Kleurbereik kunt je een bepaalde kleur of een bepaald kleurbereik binnen een bestaande selectie of een volledige afbeelding selecteren. Kies Selecteren > Kleurbereik. Selecteer het pipet rechts in het venster. Plaats de aanwijzer van het pipet boven de afbeelding of de voorvertoning en klik om een monster te nemen van de kleuren die je in de selectie wilt opnemen. Wijzig het kleurbereik met de schuifregelaar voor Overeenkomst of door een waarde in te voeren. Met de instelling bij Overeenkomst bepaalt je hoe ver het kleurbereik in de selectie strekt en kunt je het aantal gedeeltelijk geselecteerde pixels (grijze gebieden in de selectieweergave) verhogen of verlagen. Stel hier een lage waarde in om het kleurbereik te beperken en een hoge waarde om het bereik te verhogen. Met een hogere waarde voor Overeenkomst wordt de selectie uitgebreid Selecteer één van de volgende weergaveopties: Selectie Hiermee geeft je een voorvertoning weer van de afbeelding die ontstaat op basis van de kleurmonsters in de afbeelding. De witte gebieden zijn geselecteerde pixels, de zwarte gebieden zijn niet-geselecteerde pixels en de grijze gebieden zijn gedeeltelijk geselecteerde pixels. Afbeelding Hiermee kunt je een voorvertoning zien van de hele afbeelding. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn als je een monster wilt nemen van een deel van de afbeelding dat niet op het scherm staat. Schakel tussen Afbeelding en Selectie in het dialoogvenster Kleurbereik, door op Command te drukken. Als je meerdere kleurbereiken selecteert in de afbeelding, selecteert je "Gelokaliseerde kleurclusters" om een nauwkeurigere selectie samen te stellen. Als je Gelokaliseerde kleurclusters hebt geselecteerd, gebruikt je de schuifregelaar "Bereik" om de afstand of nabijheid van een kleur ten opzichte van de voorbeeldpunten te bepalen die is vereist om de kleur op te nemen in de selectie. De afbeelding hiernaast bevat geel op de voorgrond als de achtergrond. Wil je alleen de gele bloemen op de voorgrond selecteren dan neem je een monster van het geel in de bloemen op de voorgrond en reduceer je het bereik zodat de bloemen met dezelfde kleur op de achtergrond niet worden geselecteerd. Pas de selectie aan: Als je kleuren wilt toevoegen, selecteert je het plus-pipet en klikt je in de voorvertoning of de afbeelding. Wil je kleuren verwijderen dan selecteert je het min-pipet en klik je in de voorvertoning of de afbeelding. Je kan het plus-pipet tijdelijk activeren door Shift ingedrukt te houden. Houd Option ingedrukt als je het min-pipet wilt activeren. Als je de oorspronkelijke selectie wilt herstellen, hou je Option ingedrukt en klikt je op Herstellen. Als je de kleurbereikinstellingen wilt opslaan en laden, gebruikt je de knoppen Opslaan en Laden om de huidige instellingen op te slaan en opnieuw te gebruiken. Ondernemersopleiding DTP 19
4 Wat kan je na dit hoofdstuk? —■ selectie verplaatsen, verbergen of omkeren —■ selectie omkeren —■ selectie aanpassen ■ selectie verfijnen
aanpassen van selecties Selectie verplaatsen, verbergen of omkeren Je kan een selectiekader om een afbeelding heen plaatsen of verbergen en een selectie omkeren, zodat het nietgeselecteerde deel van de afbeelding wordt geselecteerd. ■■
Een selectiekader verplaatsen
Selecteer een selectiegereedschap, selecteer "Nieuwe selectie" op de optiebalk en plaats de aanwijzer in het selectiekader. De aanwijzer verandert om aan te geven dat je de selectie kunt verplaatsen. Je kunt een selectiekader tot buiten de grenzen van het canvas slepen. Wanneer je het selectiekader terugsleept, wordt de oorspronkelijke grens weer hersteld. je kunt het selectiekader ook naar een ander afbeeldingsvenster slepen. De verplaatsing van een selectie bepalen Als je de richting wilt beperken tot veelvouden van een hoek van 45°, begint je te slepen en houdt je vervolgens Shift ingedrukt terwijl je doorgaat met slepen. Als je de selectie met stappen van 1 pixel wilt verplaatsen, drukt je op een pijltoets. Als je de selectie met stappen van 10 pixels wilt verplaatsen, houdt je Shift ingedrukt en drukt je op een pijltoets. ■■
Selectieranden tonen of verbergen
Kies Weergave > Tonen > Selectieranden. Hiermee schakelt je de weergave van de selectieranden in en uit. Deze instelling heeft alleen betrekking op de huidige selectie. De selectieranden verschijnen weer als je een andere selectie maakt.
Selectie omkeren Kies Selecteren > Selectie omkeren. U kunt deze optie gebruiken om een object te selecteren dat tegen een achtergrond in een effen kleur is geplaatst. Selecteer eerst de achtergrond met de toverstaf en keer vervolgens de selectie om.
Selectie aanpassen ■■
Een rand aanbrengen rond een selectiekader
Met de opdracht "Omranden" kunt je een pixelbereik binnen en buiten een bestaand selectiekader selecteren. Dit is handig wanneer je een kader of een reeks pixels rond een afbeeldingsgebied wilt selecteren, in plaats van het gebied zelf, bijvoorbeeld wanneer je een halo-effect rond een geplakt object wilt verwijderen. Maak een selectie en Kies Selecteren > Bewerken > Omranden. Voer een waarde in tussen 1 en 200 pixels voor de breedte van het kader van de nieuwe selectie en klik op OK. 20 Ondernemersopleiding DTP
Oorspronkelijke selectie (boven) en na de opdracht Omranden: 20 pixels (onder) De nieuwe selectie omlijnt het oorspronkelijk geselecteerde gebied en is gecentreerd op het oorspronkelijke selectiekader. Met een kaderbreedte van 20 pixels maakt je bijvoorbeeld een nieuwe selectie met zachte randen die zich uitstrekt tot tien pixels binnen het oorspronkelijke selectiekader en tot 10 pixels buiten dit kader. ■■
Een selectie uitbreiden met dezelfde kleur
Kies "Selecteren" > "Toename" om alle aangrenzende pixels op te nemen die binnen het tolerantiebereik vallen dat is opgegeven bij de opties voor de toverstaf. Kies "Selecteren" > "Gelijkend" om niet alleen de aangrenzende pixels, maar alle pixels uit de afbeelding die binnen het tolerantiebereik vallen in de selectie op te nemen. Als je de selectie in stappen wilt vergroten, kiest je een van de twee opdrachten vaker.
Selectie met de lasso
■■
Selectie wordt groter bij "toename"
Selectie wordt groter bij "gelijkend"
Restpixels verwijderen uit een selectie die op een kleur is gebaseerd
Kies Selecteren > Bewerken > Vloeiend maken. Voor "Straal" voer je een pixelwaarde in tussen 1 en 100. Photoshop onderzoekt de omringende pixels van iedere pixel in de selectie, tot aan de afstand die je opgeeft bij "Straal". Als meer dan 50% van deze omringende pixels zijn geselecteerd, blijft de pixel in de selectie en worden de omringende pixels toegevoegd aan de selectie. Als minder dan de helft van de omringende pixels zijn geselecteerd, wordt de pixel verwijderd uit de selectie. Het effect van deze bewerking is minder vlekkerigheid, is vloeiender met scherpe hoeken en minder oneffen lijnen. Ondernemersopleiding DTP 21
Selectie verfijnen ■■
1 2 8
3
Het venster "Hoeken verfijnen"
De optie "Hoeken verfijnen" verbetert de kwaliteit van de randen van een selectie en maakt het bovendien mogelijk de selectie tegen verschillende achtergronden weer te geven, zodat je deze gemakkelijk kunt bewerken. Maak een selectie met een willekeurig selectiegereedschap. Klik op Hoeken verfijnen in de optiebalk van het selectiegereedschap of kies Selecteren > Rand verfijnen om opties voor het aanpassen van de selectie in te stellen: 1 Straal. Hiermee bepaalt je de grootte van het gebied rond de selectiegrens
waarin de randen worden verfijnd. Verhoog de straal voor een nauwkeuriger selectiegrens in gebieden met zachte overgangen of kleine details, zoals kort haar of een vacht. Deze optie is ook geschikt voor vervaagde randen.
4 5
2
Contrast. Hiermee maakt je de randen van de selectie scherper en verwijdert je vervaagde onvolkomenheden. Verhoog het contrast om ruis aan de randen van een selectie te verwijderen die wordt veroorzaakt door een hoge instelling bij Straal.
3
Vloeiend. Kies deze optie om onregelmatigheden (pieken en dalen) in de randen van de selectie te reduceren en een vloeiender omtrek te bewerkstelligen. Geef een waarde op of verplaats de schuifregelaar tussen 0 en 100.
6
7
4 Doezelaar. Kies deze optie om een overgang met zachte randen te maken
tussen de selectie en de omringende pixels. Geef een waarde op of verplaats de schuifregelaar om de breedte van de doezelrand in te stellen op een waarde tussen 0 en 250 pixels.
5
Nadat je een selectie gemaakt hebt, kan je de selectie verbeteren/verfijnen door "Hoeken verfijnen" te kiezen in de optiebalk. Het bovenste venster springt open.
22 Ondernemersopleiding DTP
Slinken/vergroten. Kies deze optie om de randen van de selectie uit te breiden of juist te verkleinen. Geef een waarde op of stel met de schuifregelaar een waarde tussen 0 en 100% in om de selectie uit te breiden of een waarde tussen 0 en -100% om de selectie te verkleinen. Deze optie is vooral handig voor het aanbrengen van subtiele aanpassingen in selecties met zachte randen. je kunt de selectie verkleinen als je ongewenste achtergrondkleuren uit de selectieranden wilt verwijderen.
Als de kleuren van het geselecteerde object duidelijk afwijken van de achtergrond, bereikt je goede resultaten als je de Straal verhoogt, Contrast toevoegt om de randen te verscherpen en vervolgens de schuifregelaar Slinken/vergroten aanpast. Voor grijswaardenafbeeldingen of afbeeldingen waarin de kleuren van het geselecteerde object en de achtergrond sterk op elkaar lijken, kunt je de grenzen eerst vloeiend maken, daarna de optie Doezelaar gebruiken en vervolgens Slinken/ vergroten gebruiken. Klik op een van de pictogrammen voor de selectieweergave om een andere weergavemodus 6 te kiezen. Klik op Beschrijving 7 om informatie over de verschillende modi te lezen. Schakel Voorvertoning in of uit om al dan geen voorvertoning van de randverfijning weer te geven. Klik op het gereedschap Zoomen om in en uit te zoomen terwijl je de selectie aanpast 8. Gebruik het handje om de positie van de afbeelding te wijzigen 8.
Doezelen en anti-aliasing U kunt de harde randen van een selectie verzachten met antialiasing en doezelen. ■■ Anti-aliasing Hiermee maakt je oneffen randen vaneen selectie vloeiender door de kleurovergang tussen randpixels en achtergrondpixels te verzachten. Er gaan geen details verloren, aangezien alleen de randpixels worden gewijzigd. Antialiasing komt van pas bij het knippen, kopiëren en plakken van selecties voor het maken van samengestelde afbeeldingen. Anti-aliasing is beschikbaar voor de gereedschappen Lasso, Veelhoeklasso, Magnetische lasso, Ovaal selectiekader en Toverstaf. (Selecteer een gereedschap om de optiebalk van het gereedschap weer te geven.) ■■ Doezelen Hiermee verzacht je de randen van een selectie door een overgangsgebied tussen de selectie en de omringende pixels te maken. Dit kan wel ten koste van het detail in de rand van de selectie gaan. U kunt een doezelrand instellen voor de selectiekadergereedschappen, de lasso, de veelhoeklasso of de magnetische lasso terwijl je het gereedschap gebruikt of je kunt een doezelrand instellen voor een bestaande selectie. Het effect van de doezelfunctie wordt pas zichtbaar wanneer je de selectie verplaatst, knipt, kopieert of vult.
Selectie zonder doezelen en met doezelen.
Ondernemersopleiding DTP 23
Selecties maken en detoureren met paden
5
Overzicht van het deelvenster Paden
Wat kan je na dit hoofdstuk?
In het deelvenster Paden (Venster > Paden) zie je de naam en een miniatuurafbeelding van elk opgeslagen pad, het huidige tijdelijke pad en het huidige vectormasker. Als je een pad wil bekijken, moet je het eerst selecteren in het deelvenster Paden.
—■ een pad maken
Een nieuw pad maken
■ paden beheren
■■ Als je een naamloos pad wil maken, klik je op de knop "Nieuw pad
—■ paden bewerken
maken" onder in het deelvenster Paden.
■■ Zorg dat er geen tijdelijk pad is geselecteerd wanneer je een pad
—■ een selectie maken van een pad
maakt en het een naam geeft. Kies "Nieuw pad" in het menu van het deelvenster Paden of hou Option ingedrukt en klik op de knop "Nieuw pad maken" onder in het deelvenster. Voer in het dialoogvenster Nieuw pad een nieuwe naam in voor het pad en klik op OK.
A 2
2
3
3
Een nieuw tijdelijk pad maken 1 Selecteer een vorm- of pengereedschap en klik op de knop Paden in de
optiebalk.
2
Stel gereedschapspecifieke opties in en teken het pad.
3 Teken indien gewenst nog meer padcomponenten. je kunt
A 4
5
6
7
8
9
gemakkelijk afwisselen tussen tekengereedschappen door in de optiebalk op een gereedschapknop te klikken. Kies een optie voor padgebieden om te bepalen wat er gebeurt op het punt waar padsegmenten elkaar snijden. ■■ Toevoegen aan padgebied
Het deelvenster paden A Opgeslagen pad 2 Tijdelijk pad 3 Vectormaskerpad (wordt alleen weergegeven als de vormlaag is geselecteerd) 4 Pad vullen 5 Pad omlijnen 6 Pad laden als selectie 7 Tijdelijk pad maken van selectie 8 Nieuw pad maken 9 Pad verwijderen
24 Ondernemersopleiding DTP
■■ Verwijderen uit padgebied
■■ Doorsnede maken van padgebieden
■■ Overlappende padgebieden uitsluiten
Wanneer je tekent met een vormgereedschap, hou je Shift ingedrukt om de optie "Toevoegen aan padgebied" tijdelijk te selecteren en hou je Option ingedrukt om de optie "Verwijderen uit padgebied" tijdelijk te selecteren.
Paden beheren Wanneer je met een pen- of vormgereedschap een tijdelijk pad maakt, wordt het nieuwe pad als tijdelijk pad weergegeven in het deelvenster Paden. Dit tijdelijke pad gaat verloren als je het niet opslaat. Als je de selectie van het tijdelijke pad ongedaan maakt zonder het op te slaan en opnieuw begint te tekenen, wordt het tijdelijke pad vervangen door een nieuw pad.
Een tijdelijk pad opslaan ■■ Als je het pad wil opslaan zonder een nieuwe naam op te
geven, sleep je de naam van het tijdelijke pad naar de knop “Nieuw pad maken” onder in het deelvenster Paden. ■■ Als je het pad wilt opslaan onder een andere naam, kies je "Pad opslaan" in het menu van het deelvenster Paden en voer je in het dialoogvenster "Pad opslaan" een nieuwe naam in voor het pad.
Paden bewerken Padsegmenten, componenten en punten
Een pad bestaat uit een of meer rechte of gebogen segmenten. Ankerpunten markeren de eindpunten van padsegmenten. Bij gebogen segmenten staan bij elk geselecteerd ankerpunt een of twee richtingslijnen die eindigen in richtingspunten. De plaats van richtingslijnen en richtingspunten bepaalt de grootte en vorm van een gebogen segment. Wanneer je deze elementen verplaatst, wordt de curve in een pad gewijzigd. Een pad kan gesloten zijn, zonder begin of eind ( cirkel), of open, met duidelijke eindpunten (golvende lijn). Vloeiende curven worden verbonden door ankerpunten die worden aangeduid als vloeiende punten. Scherp gebogen paden worden verbonden door hoekpunten. Wanneer je een richtingslijn op een vloeiend punt zet, worden de gebogen segmenten aan beide zijden van het punt tegelijk aangepast. Wanneer je echter een richtingslijn op een hoekpunt zet, wordt alleen de curve aangepast aan de kant van de punt waar de richtingslijn zich bevindt.
Een pad selecteren
Een nieuw pad maken en een tijdelijk pad opslaan.
1
1 2 3
4
A Gebogen lijnsegment 2 Richtingspunt 3 Richtingslijn 4 Geselecteerd ankerpunt 5 Niet-geselecteerd ankerpunt
Bij selectie van een padcomponent of een padsegment
worden alle ankerpunten van het geselecteerde gedeelte getoond, inclusief alle richtingslijnen en richtingspunten als het geselecteerde segment gebogen is. Richtingspunten worden weergegeven als opgevulde cirkeltjes, geselecteerde ankerpunten als opgevulde vierkantjes en nietgeselecteerde ankerpunten als holle vierkantjes. ■■ Als je een padcomponent wilt selecteren (dus ook een vorm in een vormlaag), selecteert je het gereedschap Padselectie en klikt je op een willekeurige positie in de padcomponent. Als een pad uit meerdere padcomponenten bestaat, wordt alleen de component onder de aanwijzer geselecteerd.
Vloeiend punt en hoekpunt
■■ Als je een selectiekader om het geselecteerde pad wilt
zien, selecteert je Selectiekader tonen in de optiebalk.
Ondernemersopleiding DTP 25
■■
Als je een padsegment wilt selecteren, kies je het gereedschap "Direct selecteren" en klik je op een van de ankerpunten van een segment of trekt je al slepend een selectiekader over een deel van het segment.
■■ Als je meer padcomponenten of segmenten wil selecteren, kies je het gereed-
schap "Padselectie" of "Direct selecteren". 1 Vervolgens hou je Shift ingedrukt terwijl je extra paden of segmenten selecteert. ■■ Wanneer je Direct selecteren hebt gekozen, kun je het hele pad of de padcomponent selecteren door Option te kiezen en te klikken in het pad. Als je Direct selecteren wil activeren terwijl een ander gereedschap is geselecteerd, plaats je de aanwijzer op een ankerpunt en druk je op Command.
Padsegmenten aanpassen
Je kunt een padsegment a ltijd bewerken, maar het bewerken van bestaande
segmenten verschilt enigszins van het tekenen van segmenten. Gebruik de volgende tips wanneer je segmenten bewerkt: ■■ Als een ankerpunt twee segmenten verbindt en je dit ankerpunt verplaatst, wijzig je altijd beide segmenten. ■■ Wanneer je met het gereedschap Pen tekent, kunt je tijdelijk het gereedschap Direct selecteren activeren, zodat je segmenten kunt aanpassen die je al hebt getekend. Druk tijdens het tekenen op Command. ■■ Als je met het gereedschap Pen een boogpunt tekent en de richtingslijn sleept, wordt de lengte van de richtingslijn aan beide zijden van het punt gewijzigd. Als je echter een bestaand boogpunt bewerkt met het gereedschap Direct selecteren, wordt de lengte van de richtingslijn alleen gewijzigd aan de zijde die je sleept.
■■
Rechte segmenten verplaatsen
Selecteer met het gereedschap Direct selecteren het segment dat je wilt aanpassen. Sleep het segment naar de nieuwe positie. ■■
De lengte of hoek van rechte segmenten aanpassen
Selecteer met het gereedschap Direct selecteren een ankerpunt op het segment dat je wilt aanpassen. Sleep het ankerpunt naar de gewenste positie. Houd Shift ingedrukt en sleep om de aanpassing tot stappen van 45 graden te beperken. ■■
De positie of vorm van gebogen segmenten aanpassen
Selecteer met het gereedschap Direct selecteren een gebogen segment of een ankerpunt op een van de uiteinden van het gebogen segment. Er worden, indien aanwezig, richtingslijnen weergegeven. (Voor sommige gebogen segmenten wordt slechts één richtingslijn gebruikt.) ■■ Wil je de positie van het segment veranderen, dan sleep je het segment. Hou Shift ingedrukt en sleep om de aanpassing tot stappen van 45 graden te beperken. ■■ Als je de vorm van het segment aan één van beide zijden van een geselecteerd ankerpunt wil wijzigen, sleep je het ankerpunt of het richtingspunt. Houd Shift ingedrukt en sleep om de beweging tot stappen van 45 graden te beperken. Het is ook mogelijk om segmenten of ankerpunten te transformeren, bijvoorbeeld door deze te schalen of te draaien.
Een open pad uitbreiden
Plaats met het gereedschap Pen de aanwijzer op het eindpunt van het open pad dat je wilt uitbreiden. De aanwijzer verandert wanneer deze precies op het eindpunt wordt geplaatst. Klik op het eindpunt. Voer een van de volgende handelingen uit: ■■ je maakt een hoekpunt door het gereedschap Pen op de positie te plaatsen waar het nieuwe segment moet eindigen en te klikken. Als je een pad verlengt dat met een boogpunt eindigt, wordt de kromming van het nieuwe 26 Ondernemersopleiding DTP
segment door de bestaande richtingslijn bepaald.
■■ je maakt een boogpunt door het gereedschap Pen op de
positie te plaatsen waar het nieuwe gebogen segment moet eindigen en te slepen.
Twee open paden verbinden
Plaats met het gereedschap Pen de aanwijzer op het eindpunt van het open pad dat je met een ander pad wilt verbinden. De aanwijzer verandert wanneer deze precies op het eindpunt wordt geplaatst. Klik op het eindpunt. Voer een van de volgende handelingen uit: ■■ • Klik op een eindpunt op het andere pad om het pad met het andere open pad te verbinden. Als je het gereedschap Pen precies op het eindpunt van het andere pad hebt geplaatst, staat er een klein samenvoegsymbool naast de aanwijzer. ■■ Als je een nieuw pad met een bestaand pad wilt verbinden, tekent je het nieuwe pad in de buurt van het bestaande pad en verplaatst je het gereedschap Pen naar het (niet-geselecteerde) eindpunt van het bestaande pad. Klik op dat eindpunt wanneer er een klein samenvoegsymbool bij de aanwijzer wordt weergegeven.
Ankerpunten of segmenten verplaatsen of verschuiven met het toetsenbord
Selecteer het curvesegment door er op te klikken. Verander door te slepen.
Sleep het ankerpunt of het richtingspunt.
Selecteer het ankerpunt of padsegment. in Photoshop kunt je op deze manier alleen ankerpunten verplaatsen. Klik of hou een van de pijltoetsen op het toetsenbord ingedrukt om een ankerpunt of padsegment in stappen van 1 pixel in de richting van de pijl te verplaatsen. Houd naast de pijltoets ook de Shift-toets ingedrukt om een ankerpunt of padsegment in stappen van 10 pixels te verplaatsen.
Padcomponenten aanpassen
U kunt een padcomponent (met inbegrip van een vorm in een vormlaag) verplaatsen naar elke gewenste plaats in een afbeelding. Componenten kunnen ook worden gekopieerd binnen een afbeelding of naar een andere Photoshopafbeelding. Met het gereedschap Padselectie kunt je overlappende componenten samenvoegen tot één component.
Ankerpunten toevoegen of verwijderen
Met extra ankerpunten krijgt je meer controle over het pad of kunt je een open pad verlengen. Het is echter verstandig niet meer punten toe te voegen dan nodig is. Een pad met minder punten kan gemakkelijker worden bewerkt, weergegeven en afgedrukt. je kunt een pad minder complex maken door overbodige punten te verwijderen. De gereedschapset bevat drie gereedschappen voor het toevoegen of verwijderen van punten: het gereedschap Pen, het gereedschap Ankerpunt toevoegen en het gereedschap Ankerpunt verwijderen Standaard verandert het gereedschap Pen in het gereedschap Ankerpunt toevoegen als je het gereedschap op een geselecteerd pad plaatst of in het gereedschap Ankerpunt verwijderen als je het Ondernemersopleiding DTP 27
gereedschap op een ankerpunt plaatst. Je kunt meerdere paden gelijktijdig selecteren en bewerken en je kunt de vorm van een pad wijzigen terwijl je ankerpunten toevoegt door tijdens het toevoegen te klikken en te slepen.
Boogpunten in hoekpunten omzetten en omgekeerd
Als je het gereedschap Ankerpunt omzetten wil activeren terwijl het gereedschap "Direct selecteren" is geactiveerd, zet je de aanwijzer op een ankerpunt en drukt je op Command+Option . Plaats het gereedschap "Ankerpunt omzetten" op het gewenste ankerpunt en doe het volgende: ■■ wil je een hoekpunt omzetten in een vloeiend punt dan sleep je bij het hoekpunt vandaan, zodat er richtingslijnen worden weergegeven. ■■ je zet een boogpunt om in een hoekpunt zonder richtingslijnen door op het boogpunt te klikken.
Verwijder ankerpunten niet met de toetsen Delete of Backspace of met de opdrachten Bewerken > Knippen of Bewerken > Wissen. Met deze toetsen en opdrachten wordt niet alleen het punt verwijderd, maar ook de lijnsegmenten die zijn verbonden met dat punt.
Op een boogpunt klikken om een hoekpunt te maken.
■■ Om een hoekpunt zonder richtingslijnen om te zetten in een hoekpunt met
onafhankelijke richtingslijnen, sleep je eerst een richtingspunt weg van een hoekpunt. Laat alleen de muisknop los (houd de toetsen ingedrukt die je hebt gebruikt om het gereedschap "Ankerpunt omzetten" te activeren) en sleep een van de twee richtingspunten. ■■ je zet een boogpunt om in een hoekpunt met onafhankelijke richtingslijnen door een van de richtingspunten te slepen.
Paden omzetten in selectiekaders Met paden krijgt je vloeiende omtrekken die je kunt omzetten in nauwkeurige selectiekaders. je kunt ook selectiekaders omzetten in paden en deze met Direct selecteren nauwkeuriger instellen.
A 2
Je kunt elk gesloten pad definiëren als een selectie.
Gebruik het pengereedschap uit de gereedschapsbalk 1. Klik in de optiebalk "Paden" 2 aan. Maak een pad door de contouren van de wagen te volgen. Dubbelklik vervolgens op het tijdelijke pad 3 in het deelvenster Paden en bewaar het pad, Geef het een naam.
Selecteer het pad in het deelvenster Paden 4 en voer één van volgende handelingen uit: ■■ Hou Option ingedrukt en klik op de knop "Pad laden als selectie" onder in het
deelvenster Paden.
■■ Houd Option ingedrukt en sleep het pad naar de knop "Pad laden als selectie".
28 Ondernemersopleiding DTP
■■ Kies "Selectie maken" in het menu van het deelvenster
Paden. ■■ Selecteer in het dialoogvenster "Selectie maken" een optie bij "Rendering" 5 : Doezelstraal Hiermee kunt je bepalen tot hoe ver binnen of buiten het selectiekader de doezelstraal moet komen. Voer een pixelwaarde in. Anti-aliased Hiermee kunt je een fijnere overgang maken tussen de pixels in de selectie en die daarbuiten. De doezelstraal moet zijn ingesteld op 0.
3
Selecteer een optie bij "Bewerking" 6 : ■■ Nieuwe selectie Hiermee selecteert je alleen het door het pad gedefinieerde gebied. ■■ Toevoegen aan selectie Hiermee voegt je het door het pad gedefinieerde gebied toe aan de oorspronkelijke selectie ■■ Verwijderen uit selectie Hiermee verwijdert je het door het pad gedefinieerde gebied uit de huidige selectie. ■■ Doorsnede met selectie Hiermee selecteert je het gemeenschappelijke gebied van het pad en de oorspronkelijke selectie. Als het pad en de selectie elkaar niet overlappen, wordt er niets geselecteerd.
Bewaren als uitknippad
4
Wil je het pad bewaren als uitknippad 6 om het te gebruiken in Indesign dan selecteer je het pad en je kiest bij de opties in het padvenster voor "uitknippad".
6
5
Ondernemersopleiding DTP 29
26
Vrijstaand maken met de filter EXtraheren
Bij het extraheren haal je een bepaald element uit een foto om dit ergens anders te herbruiken of om de achtergrond te weg te werken. In Photoshop CS3 staat de
Wat kan je na dit hoofdstuk? ■ De gereedschappen van extraheren gebruiken ■ De gereedschapsopties gebruiken
filter "extraheren" in het menu "Filter" In CS4 zit deze filter niet meer standaard
in het programma. Je moet hem recupereren van CS3 of het installeren. De filter zit in de map "goodies" op uw installatieschijf.
Je moet hem plaatsen in de map \Programma's\Adobe\Adobe Photoshop \Plug-ins\Filters. Herstart Photoshop..
De filter geeft goede resultaten maar is in gebruik vrij tijdrovend. We gaan deze filter gebruiken voor de extractie van de onderstaande foto. Klik op Filter > Extract.... Het venster opent zich.
■ De extractie instellen ■ Het historiepenseel gebruiken
1 2 3
4 5 6 7
30 Ondernemersopleiding DTP
De gereedschappen in het venster Aan de linkerkant vind je de gereedschappen. ■■ Edge highlighter tool (randmarkering) 1 : deze gebruik je om de randen van de figuur die je wilt behouden aan te duiden; Je tekent een groene rand rond het beeld dat je wil detoureren. ■■ Fill tool (vullen) 2 : met deze tool kan je de gebieden die behouden moeten worden, opvullen met blauw. Dit doe je nadat je de randmarkering gebruikt hebt; ■■ Eraser tool 3 : foutje gemaakt? Met de gum kan je een fout zo weer weggommen. ■■ Overbodig verwijderen 4 : met het gereedschap Overbodig verwijderen haal je sporen van de achtergrond weg uit het vrijstaand gemaakte object. Andersom kun je er ook hiaten in het vrijstaand gemaakte object mee opvullen: hou de Alttoets ingedrukt. ■■ Randen Corrigeren 5 : Met het gereedschap Randen corrigeren kun je de rand van het vrijstaand gemaakte object bewerken. Als het object geen duidelijke rand heeft, wordt met het gereedschap "Randen corrigeren" dekking aan het object toegevoegd of uit de achtergrond verwijderd. ■■ Zoom 6 : gebruik deze om in- en uit te zoomen op de afbeelding. Standaard zoomt hij in, houdt ALT ingedrukt om uit te zoomen; ■■ Handje 7 : hiermee kan je slepen om andere delen van de afbeelding te zien.
De menu's in het venster ■■ Gereedschapsopties
Bij het vak gereedschapsopties kun je de penseelgrootte, de kleur van Randmarkering en Vullen instellen. Je kunt de optie Penseelgrootte 8 ook gebruiken om de breedte van de gereedschappen "Gummetje", "Overbodig verwijderen" en "Randen corrigeren" op te geven. Als je de optie "Slim markeren" 9 aanvinkt houdt Photoshop de markering precies op de rand. Vooral handig bij duidelijke randen. Het maakt niet uit welke penseelgrootte is ingesteld. ■■ Extractie
Als je een afbeelding met veel structuur hebt, selecteer dan "Afbeelding met structuur" . Afhankelijk van de waarde die je invoert bij "Vloeiend" krijg je een vloeiende of minder vloeiende rand. Kies het alfakanaal bij "Kanaal" om de markering te baseren op een selectie die in een alfakanaal is opgeslagen. Deze optie kun je alleen selecteren als je afbeelding een alfakanaal heeft. "Voorgrond forceren" is handig als je een object met dunne lijnen vrijstaand wilt maken. Als je deze optie gebruikt kun je wel markeren, maar niet vullen. Die dunne lijnen verhinderen dat. Klik in het dialoogvenster Extraheren eerst op "Voorgrond forceren". Klik dan met het Pipet op een veel voorkomende kleur in het vrijstaand te maken object. Markeer daarna het beeld.
8
9
Ondernemersopleiding DTP 31
■■ Voorbeeld
Voordat je op OK klikt kun je even kijken of het resultaat je bevalt: klik hiervoor op de knop "Voorbeeld". In het vak Voorbeeld kun je nu bij Tonen schakelen tussen de oorspronkelijke weergave van de afbeelding en die van het vrijgemaakte object. Bij Weergave kun je een voorvertoning zien van je vrijstaand gemaakte object op verschillende achtergronden. Nadat je op de knop Voorbeeld hebt geklikt, kun je het vrijstaand gemaakte object bewerken met de gereedschappen Overbodig verwijderen en Randen corrigeren. Je kunt vanuit Voorbeeld alleen maar op OK klikken waarmee je weer in het gewone scherm komt of op Annuleren waarmee je werk ongedaan wordt gemaakt.
Extraheren Het extraheren gebeurt in 3 eenvoudige stappen: ■■ Randen aanduiden: ga de omtrek van de afbeelding af met de randmarkering. Er wordt een groene lijn gemarkeerd rond de figuur. Zorg dat de borstel groot genoeg is om steeds een deel van de te behouden figuur en de achtergrond te markeren.De groene rand moet dus zowel de figuur als de achtergrond overlappen. Je duidt dus letterlijk de overgang tussen achtergrond en extractie aan. ■■ Opvullen: zodra je volledig rond bent met de randmarkering, gebruik je "Vullen" om de te behouden gebieden op te vullen. De vulling gebeurt in het blauw. De eerste keer dat je met het emmertje binnen de rand klikt, vul je binnen de groene markering. Wanneer je twee keer klikt, haal je de vulling weg. ■■ Preview: kijk of alles in orde is met preview.
Zodra je volledig rond bent met de randmarkering, gebruik je "Vullen" om de te behouden gebieden op te vullen. De vulling gebeurt in het blauw. De eerste keer dat je met het emmertje binnen de rand klikt, vul je binnen de groene markering.
32 Ondernemersopleiding DTP
Teken rond de omtrek van de afbeelding met de randmarkering. Er wordt een groene lijn gemarkeerd rond de figuur.
Het resultaat na extraheren. Je kan de onnauwkeurigheden nog opvullen door het historiepenseel te gebruiken. Schilder met het historiepenseel over de contouren die ontbreken. Het originele beeld kom op die plaats terug te voorschijn.
Wat is een masker? Wanneer je kennis hebt gemaakt met de kracht en veelzijdigheid van mas-
kers, kan en wil je niet meer zonder. Selectiegereedschappen als de lasso en
het toverstafje zal je daarna vaker links laten liggen. Want met maskers kun je bepaalde selecties soms niet alleen sneller bereiken maar in ieder geval altijd veel nauwkeuriger.
Photoshop kent verschillende maskertechnieken. De eenvoudigste en
snelste is de snelmaskermodus. Voor het fijnere werk zijn er verloopmaskers, vectormaskers of uitknippaden en laagmaskers.
Selectie met de lasso of de toverstaf hebben meestal vervelende beperkin-
gen. Zelfs met de magnetische lasso of de rechthoekige lasso vallen selecties meestal toch weer anders uit dan je had verwacht. Selecties verkleinen of
te vergroten zijn niet altijd bevredigend. Voor de toverstaf valt hetzelfde te zeggen. Met de doezelaar kun je wel de randen van de selectie verzachten, maar de waarde die je hier instelt geldt dan voor de hele selectie.
Maskers zijn hier de aangewezen methode. Het principe is heel eenvoudig. Een masker is in feite een duplicaat van de afbeelding maar dan in
grijswaarden. Wat zwart is wordt afgedekt en wat wit is, blijft zichtbaar.
Daartussen liggen 254 grijswaarden, die de afbeelding gedeeltelijk verbergen. Dankzij dit principe is het dus mogelijk zeer geavanceerde selecties maken.
Bovendien kun je maskers eindeloos bewerken door er met zwart(afdekken), en wit (zichtbaar maken) in te tekenen. Dit doe je met het penseel.
Uiteraard bepaalt het karakter van de penseelstreek de scherpte van de
begrenzing. Door met een brede airbrush in het masker te tekenen, maak je
bijvoorbeeld een vloeiende overgang van het zichtbare naar het onzichtbare gedeelte van een afbeelding.
Wanneer je een deel van een afbeelding selecteert, wordt het gebied dat niet is geselecteerd van een masker voorzien of tegen bewerking beschermd. Met maskers kun je gebieden in een afbeelding isoleren en beschermen terwijl je kleurwijzigingen, filters of andere effecten op de rest van de afbeelding toepast.
Wanneer je een snelmasker maakt (Q), wordt een deel van de afbeelding beschermt (zwart) tegen veranderingen, terwijl ander deel van het beeld (wit) kan aangepast worden. In het voorbeeld hierboven is er met een borstel geschilderd over het witte, onbeschermde deel van de foto, met een geel gezicht als resultaat.
Ondernemersopleiding DTP 33
7
Selectie met maskers
Maskers zijn in de grafische wereld allang bekend, ze waren er veel
Wat ken je na dit hoofdstuk? —■ Een masker als alfakanaal —■ Wat is een snelmasker? —■ Wat is een laagmasker? —■ Een masker maken in een kanaal
eerder dan computers. Een masker diende om dát deel van een grafische film af te dekken dat niet in het drukproces meegenomen mocht worden. Ook in Photoshop kennen we maskers die precies hetzelfde doel hebben. Ze komen op verschillende plaatsen voor en zijn belangrijk bij de beeldbewerking op een deel van de foto. Bij het maskeren gebruikt PhotoShop wit om delen van de foto transparant
en dus aanpasbaar te maken. Wat zwart is, dekt af en kan dus niet bewerkt
worden. De zwarte gebieden beschermen het beeld tegen correcties, de witte dlenen laten verandering toe.
In Photoshop zijn we de volgende maskervarianten :
Het masker als alfakanaal Wanneer we denken aan selecties binnen Photoshop, zou je een masker een 'omgekeerde selectie' kunnen noemen: het gedeelte dat niet meegaat in de
digitale bewerking. Vroeger bestond zo'n masker uit een rood gekleurd laagje. Standaard is dat in Photoshop niet veranderd. Wannee een selectie wordt
gemaakt en opgeslagen vinden we dat terug als een nieuw gemaakt alfakanaal. Willen we dit kanaal zichtbaar maken door het oogje aan te klikken
dan verschijnt het niet-geselecteerde deel als zwart. Zet je het oogje voor het RGB-kanaal aan, dan zie je het rode masker. Tenminste, wanneer die kleur is
gekozen. Door te dubbelklikken op het icoontje van het snelmasker (zie verder) kun je de standaardkleur en de dekking wijzigen zodat je, afhankelijk van het originele beeld, optimaal zicht hebt op de wél of niet geselecteerde delen van
je foto. Het nut van zo'n masker komt pas tot uiting wanneer je weet dat in een alfakanaal het masker(en dus de selectie) is te bewerken. Door te werken met gereedschappen aan de zwarte en witte delen ben je dus het masker aan het bewerken. Behalve het masker dat in een alfakanaal is gevormd, zijn er nog twee andere maskers te vinden in Photoshop.
Het snelmasker: een tijdelijk masker in een alfakanaal Een selectie wordt gemaakt en opgeslagen. als een alfakanaal
In de gereedschapkist vind je onderaan de knop voor het snelmasker (Q) .
De standaardmodus is uiteraard de meest gebruïkelijke, maar je kunt voor het
maken van een masker -en later selectie -ook kiezen voor de snelmaskermodus.
Doe je dit, dan kun je met de tekengereedschappen een masker aanbrengen dat
als een soort laag boven je foto wordt aangebracht. Tegelijkertijd zie je dat in het kanalenpalet dan een alfakanaal is ontstaan waarvan de tekst cursief (italic) 34 Ondernemersopleiding DTP
is gezet. Dit geeft aan dat we met een
tijdelijk kanaal te maken hebben dat later
wel definitief gemaakt kan worden tot een standaard alfakanaal.
Het laagmasker Wanneer in een laag in het lagenpalet een
laagmasker wordt aangebracht om een deel van de laag af te schermen (niet te gebruiken) komt ook dlt masker als een tijdeLijk alfakanaal in het kanalenpalet tevoor-
schijn. Het masker is te bewerken in het
maskericoon in die laag van het lagenpalet. Hier doet het dienst om een deel van een
laag niet mee te nemen in de weergave van
het bestand. Zoals dat ook in een alfakanaal gebeurt, zullen grijstinten het percentage aangegeven waarmee pixels uit die laag wél of niet "meespelen". Op deze manier
kun je fraaie in elkaar overlopende transparanties maken tussen lagen onderling.
In het gereedschapspallet vind je knop voor de snelmaskermodus helemaal onderaan (Q). Een mooi voorbeeld van werken met een masker in een
kanaal is het vrijstaand maken van moeilijke onderwerpen.
De selectie van een mooie bos haar is daar een goed voorbeeld van. Uiteraard kan je de technieken ook voor andere selecties gebruiken.In het voorbeeld hiernaast willen we graag het
meisje met het kapsel keurig vrijstaand maken. Dat wil zeggen: selecteren en de achtergrond transparant maken.
Als eerste mogelijkheid voor het maken van een selectie ben
je geneigd om het toverstafje te nemen omdat de achtergrond een vrij egale tint heeft. Bij het wegschuiven van de selectie zie je bij een meest gunstige instelling van het toverstafje, veel restanten achterblijven.
Dat kan beter! In het kanalenpalet gaan we op zoek naar
het kanaal met het grootste contrast. Dat is hier het blauwe
kanaal. Een groot contrast levert straks een nauwkeurig masker op en dus een nauwkeurige selectie. Het blauwe kanaal
wordt gedupliceerd zodat we in het RGB-kanaal de originele kleur behouden omdat we de originele kleurkanalen niet
bewerken. In dit 'kopie blauwe kanaal' maak je het contrast
nóg groter door eenvoudig in de niveaus de driehoekjes op te schuiven: de lichte delen worden lichter en de donkere delen
donkerder. Alsof dit niet genoeg is gaan we op zoek naar een methode om dit effect te versterken. Dat gaat in 2 stappen:
Door het wegschuiven van de selectie zie je de toverstaf z'n werk niet goed gedaan heeft.
Ondernemersopleiding DTP 35
Het blauwe kanaal heeft het meeste contrast.
Het blauwe kanaal heeft het mmeste contrast.
Het blauwe kanaal wordt gedupliceerd door het te slepen naar het icoon onderaan. We kiezen voor afbeelding/afbeelding toepassen. Met dit diaLoogvenster kun je op verschillende manieren 2 lagen of bestanden met elkaar "mengen'". Kies je hierbij als overvloeimodus "bedekken" dan zullen de lichte en de donkere partijen elkaar versterken. Steeds meer grijze tinten zullen verdwijnen. Vervolgens is met het gereedschap aanpassingen/niveaus het contrast opnieuw vergroot op een zodanige manier dat de lichte partijen echt wit zijn geworden en de donkere partijen zwart. Deze laatste stap is best risicovol omdat je bij een te grove instelling flink wat detail van de 'zwarte' haren kunt verliezen. In de afbeelding hiernaast zie je het voorlopige resultaat.
36 Ondernemersopleiding DTP
Om een volledig masker te maken moeten we eerst het hoofd in zijn geheel zwart maken met een penseel, waarna in het alfakanaal wit en zwart worden omgedraaid met afbeelding/ aanpassingen/negatief. Op dat moment hebben we een opgeslagen selectie gemaakt zonder dat er gebruik is gemaakt van selectiegereedschap! Wanneer je controleert hoe de selectie eruit ziet bij het verplaatsten is dlt het moment om dat te doen. Je kunt door zwart of wit met de tekengereedschappen immers kleine correcties aanbrengen terwijl je het RGB-kanaal aanvinkt. Je alfakanaal is dan weer als een rood masker te zien.
Selecteer een penseel, zet de modus op "bedekken" en schilder over het haar. Alles wat donker is wordt met zwart bedekt. Alles wat wit is blijft onaangeroerd.
Hetgeen je overschilderd hebt, kan je laden als een selectie . Kies "Selectie laden" in het menu "Selecties".
Om het lichaam te selecteren, Kies je de lasso en volg je de contouren. Vul de selectie darna met zwart en werk ze eventueel
bij met de borstel. Wanneer je vervolgens "Selectie laden" kiest, zal het meisje volledig geselecteerd zijn.
Het resultaat na selectie en bekeken als een maker in het venster "maskers" Na de selectie van de contouren vul je de selectie met zwart. Deze selectie wordt "opgeteld" bij de selectie van het haar.
Ondernemersopleiding DTP 37