DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
INHOUDSOPGAVE
1.
CONTEXTANALYSE
1
1.1.
Beschrijving van de wijze waarop de contextanalyse tot stand is gekomen en deelname van bevoegde partners ........................................................................................................... 1
1.2.
Een korte analyse van de politieke, economische, sociale en milieusituatie van het land en korte analyse van de gekozen sector .................................................................................. 1
1.2.1.
Politiek ........................................................................................................................... 1
1.2.2.
Economie ......................................................................................................................... 1
1.2.3.
Sociale situatie ................................................................................................................. 2
1.2.4.
Milieu.............................................................................................................................. 2
1.2.5.
Korte analyse van de sector ................................................................................................ 2
1.3.
Een beschrijving van de lokale civiele maatschappij, de gedecentraliseerde autoriteiten en de overheidsinstellingen en van hun voornaamste financiële partners ....................................... 4
1.3.1.
Rijst ................................................................................................................................ 4
1.3.2.
Sesam ............................................................................................................................. 5
1.3.3.
Banaan ............................................................................................................................ 6
1.4.
Analyse van de toestand van de lokale civiele maatschappij, de gecentraliseerde autoriteiten en de overheidsinstellingen, en overwogen pistes om de omstandigheden van hun versterking te bevorderen .................................................................................................................. 7
1.4.1.
Rijst ................................................................................................................................ 7
1.4.2.
Sesam en banaan .............................................................................................................. 7
1.5.
Kort overzicht van de interventies van de NGA in Senegal gedurende de voorafgaande periode van 5 jaar ....................................................................................................................... 7
1.6.
Identificering van mogelijke partners ................................................................................ 8
1.7
De globale doelstelling van de NGA in het land op lange termijn .......................................... 8
1.8.
Identificering van het interventiedomein van de NGA .......................................................... 9
1.9.
en opportuniteiten van het weerhouden interventiedomein .......... 9
1.10.
Een analyse van mogelijkheden van synergie en complementariteit .................................... 10
2.
SPECIFIEKE DOELSTELLING
2.1.
Beschrijvende fiche van de doelstelling ........................................................................... 11
2.2.
Beschrijvende fiches van de partners ............................................................................... 11
2.3.
Beschrijving van het programma ...................................................................................... 12
2.3.1.
Korte toelichting bij de specifieke doelstellingen, de tussentijdse resultaten en de voorziene typeactiviteiten ..................................................................................................................... 12
2.3.2.
Voorstelling van de weerhouden partners in Senegal .............................................................. 16
2.3.3.
Beschrijving van doelgroep en eindbegunstigden in Senegal .................................................... 16
..11
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
2.3.4.
Versterking van institutionele capaciteiten en beheerscapaciteiten; technische, financiële en socio culture duurzaamheid; effectiviteit en efficiëntie van de verwachte uitvoeringsmethodes; duurzaamheid resultaten en exit strategie; partnerschap (criteria partner, motivatie, SWOT). ........ 17
2.3.5.
............................................................. 19
2.3.6.
Uitleg bij het budget ........................................................................................................ 20
2.3.7.
Motivatie voor de inzet van coördinatiebureaus en coöperanten ............................................... 21
2.4.
Logisch kader ................................................................................................................ 22
2.5
Budget operationele kosten ............................................................................................ 29
2.6.
Beschrijving van de middelen .......................................................................................... 29
2.7.
Risicoanalyse ................................................................................................................ 29
2.7.1.
Risicobeheer .................................................................................................................... 29
3.
EVALUATIE
30
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
1.
CONTEXTANALYSE
1.1.
Beschrijving van de wijze waarop de contextanalyse tot stand is gekomen en deelname van bevoegde partners
In het voorjaar van 2013 werd in de Senegal een stakeholdersforum georganiseerd met vertegenwoordigers van werd vooraf gegaan door 2 mini-ateliers in Dakar en in Saint-Louis en door interviews met diverse stakeholders. In dit forum analyseerden de deelnemers de belangrijkste tendensen die een invloed zullen hebben op kleinschalige landbouw en de ontwikkeling van duurzame landbouwketens, onderzochten zij hoe daarop kan geanticipeerd worden en bekeken ze welke rol de diverse actoren daarin kunnen spelen. Er werd gefocust op drie ketens: rijst, sesam en bananen (ketens van het lopende programma 2011-2013). Specifiek voor rijst is zowel per land als voor de hele West-Afrikaanse regio intensief gewerkt aan een contextanalyse ter voorbereiding van het nieuwe programma. Medewerkers hebben in Senegal gesprekken gevoerd met sleutelpersonages in de rijstsector, op basis van een quick scan , wat resulteerde in de formulering van actiepunten en de rol die diverse actoren daarin kunnen spelen. Daarnaast werden voor de 3 ketens (rijst, sesam en banaan) sub-sector analyses gemaakt die met de partners en stakeholders in workshops besproken werden.
1.2.
Een korte analyse van de politieke, economische, sociale en milieusituatie van het land en korte analyse van de gekozen sector
1.2.1.
Politiek
In 2012 kende Senegal opnieuw een democratische machtswisseling. (UEMOA) en economische integratie tussen de lidstaten te bevorderen en waar een regionaal landbouwbeleid vorm gekregen heeft. Transacties in landbouwproducten worden in grote mate beïnvloed door het economisch, commercieel en landbouwbeleid zoals bepaald en uitgevoerd door deze instituten. Daarnaast werd ook een regionale landbouwpolitiek aangenomen (ECOWAP) die de kleinschalige landbouw, die instaat voor meer dan 80% van de productie, centraal stelt.
1.2.2.
Economie
De economische groei van Senegal kende in 2011 een duidelijke vertraging tot +2,6% (tegenover een voorziene groei van +4%), onder andere door de dalende landbouwproductie als gevolg van de droogte in de Sahel (een daling met 20%), de internationale omgeving en de gebrekkige elektriciteitsvoorziening. In 2012 is de groei geleidelijk aan weer op gang gekomen (de vooruitzichten van de overheid zijn bijgesteld op +3,7% voor het lopende jaar), onder andere dankzij een gunstige neerslag, waardoor de graanproductie weer opleeft. De bedrijfsomgeving in Senegal is gunstig voor de ontwikkeling van publiek-private partnerschappen. Er zijn verschillende instellingen opgericht, zoals de Directie voor Steun aan de Privésector ( Secteur Privé - DASP) onder de vleugels van het Ministerie van Economie en Financiën, die in partnerschap met de privésector moet bepalen welke koers moet worden gevolgd en welke doelstellingen moeten worden bereikt om te komen tot een passend kader voor ondersteuning en begeleiding van bedrijven in hun ontwikkeling en hun groei en ook bij het verbeteren van hun prestaties en hun concurrentievermogen. Dankzij de vrijmaking van de markten, vooral dan voor landbouwproducten, en de privatisering van enkele voormalige overheidsbedrijven is het mogelijk geweest een bevorderlijke omgeving voor de landbouwsector te creëren. Politieke hervormingen moeten ook leiden tot een hogere landbouwproductiviteit en meer participatie van de betrokken partijen in de waardeketen. Die context wordt in Senegal ondersteund door een financieel systeem dat is versterkt door de aanwezigheid van verscheidene banken in het zakenlandschap. Maar de sector wordt nog altijd gekenmerkt door een weinig
1
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
aantrekkelijk reglementair kader, met een beperkte toegang en hoge kosten voor krediet aan de privésector, vooral aan kleine en middelgrote ondernemingen. Om de landbouwproductie op te voeren, verstrekt de Senegalese staat subsidies voor inputs (meststoffen, zaaigoed ...). Bovendien is er ook een wet goedgekeurd voor de landbouw, veeteelt en bosbouw die de klemtoon legt op de kleinschalige landbouw en die een gunstig geïntegreerd kader biedt voor de ontwikkeling van de landbouw, de veeteelt en de bosbouw en voor de ontplooiing van de plattelandsbevolking, ook van jongeren en vrouwen. De wet is gericht op een verhoging van de productie, de verbetering van de productiviteit, het promoten van een omgeving die bevorderlijk is voor de productie en de verbetering van het systeem voor sturing van de landbouwsector.
1.2.3.
Sociale situatie
Senegal behoort nog altijd tot de groep van de minst ontwikkelde landen (MOL): de voorbije vijf jaar bleef de armoede op hetzelfde niveau, ondanks een verbeterde toegang tot sommige sociale basisdiensten. Het aantal kinderen dat naar school gaat, neemt toe (94% in het lager onderwijs), maar het aantal dat de school ook afmaakt, ligt nog altijd laag (56% voor de lagere school, 3% voor het secundair onderwijs). Volgens de cijfers 1 van het IMF 967 dollar, terwijl de drempel op 965 dollar ligt). Senegal scoort nog slecht voor de indicatoren van menselijke ontwikkeling (155ste op 187 in de laatste 2 rangschikking van UNDP in 2011) en een vierde van de bevolking moet rondkomen met minder dan 2 dollar 3 per dag. De primaire sector (16% van het BBP , 50% van de actieve bevolking) is kwetsbaar voor de natuurlijke omstandigheden en de wispelturige prijzen op de wereldmarkt. De secundaire sector (24% van het BBP) berust op de ontginning en de verwerking van fosfaten, de verwerking van landbouwproducten, de sector van de openbare gebouwen en werken en de cementindustrie, sectoren die worden ondersteund door investeringen in vastgoed in de diaspora en de grote openbare werken. De tertiaire sector (60% van het BBP, inclusief 20% voor de openbare sector) is nog altijd voor een groot deel informeel georganiseerd. Het toerisme kent een van 2011, waar de landen van Zwart-Afrika gemiddeld op de 137ste plaats staan).
1.2.4.
Milieu
De neerslag neemt al sinds het einde van de jaren 1960 voortdurend af en de droogte is steeds acuter voelbaar in het centrum en het noorden van het land. De boeren in de vele gebieden in Senegal die worden getroffen door de geringe neerslag en de klimaatverandering proberen zich al aan te passen en zoeken naar gewassen die beter bestand zijn tegen droogte en de toegenomen verzilting. Verder zijn er ook initiatieven voor de vulgarisatie van soorten met een korte cyclus, die bestand zijn tegen ziltheid en droogte. De landbouw is voor het grootste deel afhankelijk van de regen en slechts 5% van de gewassen wordt geïrrigeerd. Nochtans beschikt Senegal over een belangrijk hydrografisch stelsel, waardoor het land een reëel potentieel aan irrigeerbare grond heeft van naar schatting ongeveer 500.000 ha, vooral in de vallei van de Senegalrivier en een deel in de vallei van de Anambé in het zuiden van het land. Naar schatting slechts 149.680 ha zijn volledig of gedeeltelijk ingericht voor irrigatie dat is bijna één derde van het mogelijk irrigeerbare land.
1.2.5.
Korte analyse van de sector Rijst
De rijstconsumptie in West-Afrika is heel sterk gegroeid en haalt vandaag het niveau van de Aziatische landen, zeker in de steden. In de hele regio staat rijst intussen gelijk aan 'voedselzekerheid'. Rijst neemt niet alleen een belangrijke plaats in op het menu van elk gezin, maar staat sinds kort ook hoog op de politieke 1 2 3
Internationaal Monetair Fonds United Nations Development Programme Bruto Binnenlands Product 2
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
agenda. De voedselcrisis van 2008 die de rijstprijzen op de internationale markt de hoogte in joeg, heeft West-Afrika dan ook hard getroffen. De regio is immers de belangrijkste importeur van rijst in de wereld - zij dekt bijna de helft van haar rijstbehoefte met ingevoerde rijst uit Azië. De West-Afrikaanse overheden reageerden op de voedselcrisis met crisismaatregelen, zoals het afschaffen van de importtarieven voor rijst. Meer structureel groeide op politiek vlak ook het besef dat een hoge graad van zelfvoorziening en dus meer ondersteuning van de lokale rijstproductie absoluut noodzakelijk is. Sinds het jaar 2008 heeft de rijstsector dan ook een belangrijke vooruitgang geboekt dank zij een aantal stimuleringsmaatregelen genomen door regeringen, internationale ontwikkelingsagentschappen en producenten. Deze investeringen hebben een positief effect gehad op de productie die toenam met 30 procent in de periode 2008-2012 tot 8 miljoen ton. De sterke productiegroei werd gekenmerkt door een verhoging van de productiviteit geschat op 140 Kg/ha/jaar. Ondanks deze historische vooruitgang in rijstproductie in West-Afrika, blijft de regio staan voor de uitdaging om te voldoen aan de steeds stijgende consumptie van rijst geraamd op 14 miljoen ton rijst in 2012. Om te voldoen aan deze uitdaging blijft de regio afhankelijk van de import van rijst. Deze sterke afhankelijkheid vormt een ernstige bedreiging voor de voedselsoevereiniteit in het licht van de onzekerheid van het aanbod op de internationale markt, gekoppeld aan een residueel en wisselend aanbod variërend van 33 tot 37 miljoen ton, aan een vertraging van de stijging van de rendementen en beperkte mogelijkheden voor uitbreiding in de exporterende landen en de recente opkomst van China als een grote netto rijstimporteur. In deze context zijn het behoud van de verworvenheden sinds 2008 en het creëren van een institutionele omgeving die bevorderlijk is voor een duurzame groei van de lokale rijstsector fundamenteel voor de (regionaal beleidsplan van de CEDEAO) erkent het strategisch belang van lokale rijst voor voedselzekerheid en wil acties identificeren ter bevordering van de rijstsector en de vermindering van de afhankelijkheid van de invoer. De verwezenlijking van deze doelstelling vraagt een grotere protectie van de regionale markt door een beter beleid van regulering van de invoer zoals de verhoging van het gemeenschappelijk buitentarief (Tarif Extérieur Commun - TEC) van de CEDEAO van 10% tot 35%. 4
Onder impuls van ECOWAP en binnen het kader van een regionale strategie hebben de West-Afrikaanse landen 5 een nationale strategie opgezet voor de ontwikkeling van de rijstteelt . Deze over het algemeen zeer ambitieuze strategieën worden echter niet altijd voldoende vertaald naar operationele actieplannen en vaak zonder de deelname van de rijstproducentenorganisaties, die hun rol gereduceerd zien tot die van begunstigden van opleiding en technische ondersteuning. De ambities van de SNDRs lijken vaak haaks te staan op de dikwijls perverse effecten voor de sector van de reële praktijken van de staat. Nationale staatsorganisaties, verantwoordelijk voor de verdeling van inputs en/of voor de aankoop van paddy rijst om strategische voorraden aan te leggen, zijn vaak acteurs die de sector verstoren in plaats van te versterken. De redenen zijn divers: late levering van inputs, ontoereikende kwantiteit en kwaliteit van inputs en late levering, Daarnaast zijn de SNDRs vooral gericht op productieverhoging en veel minder op verwerking en commercialisatie. De werkelijke uitdaging is om de rijst van de kleinschalige West-Afrikaanse boeren tot op de stedelijke markten te krijgen door het ontwikkelen van goed-gestructureerde duurzame rijstketens. Hiervoor moeten er goed uitgeruste verwerkingsfaciliteiten komen die een centrale rol kunnen spelen in de toeleveringsketen. Daarnaast moet er geïnvesteerd worden in betere kwaliteitsmanagementsystemen. Er moet een institutioneel kader uitgebouwd worden dat een gunstig klimaat creëert in termen van financiering van de keten, fysieke en logistieke infrastructuur en openbaar beleid, waardoor het aantrekkelijk wordt voor boeren en particuliere ondernemingen om te investeren in de lokale rijstsector (situatie nu: gebrek aan importregelgeving, politieke invloed van de rijstimporteurs, speculaties, tijdelijke subsidies ...). Ook de risico's door klimaatverandering worden al tastbaar en moeten worden aangepakt om te komen tot een duurzame rijstsector. Zoals reeds aangegeven kaderen deze SDNRs binnen een regionale aanpak van de CEDEAO; elk land legt echter andere accenten in zijn SDNR. In Senegal vormt het de basis. Dit werd in 2012 gereviseerd en beoogt zelfvoorziening in rijst tegen 2018 met een productie van 1,1 miljoen ton. Nu bedraagt de lokale productie rond de 500.000 ton. Geleidelijk aan groeit wel het besef binnen de diverse landen in de CEDEAO dat de lokale rijst qua productiepotentieel, kwaliteit en prijs kan concurreren met de ingevoerde rijst. Maar dan moet er kordaat 4 5
SDDR = Schéma Directeur du Développement Rural SNDR = Stratégie National pour le Développement de la Riziculture 3
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
worden gewerkt aan het regionale en nationale politieke beleid, aan het versterken van boerenorganisaties, aan een kwaliteitsverhoging en aan de zo noodzakelijke investeringen in heel de rijstketen. Het is niet voldoende om rond deze aspecten te werken op het niveau van elk land afzonderlijk. Het is integendeel zijn over de verschillende landen, te synchroniseren op het niveau van de regio. Door de regionale consumptiemarkt, die niet stopt bij de landsgrenzen, heeft het bijvoorbeeld geen zin om in het ene land een investerings- of prijspolitiek te bepleiten zonder de context en invloed van de buurlanden in rekening te brengen. Er is een regionale afstemming nodig tussen de noden van de rijstproductiezones enerzijds, en de rijstconsumptiezones (steden, andere zones waar geen rijst wordt geproduceerd en haar partnerorganisaties zullen zich ook inzetten om meer coherentie tussen de CEDEAO-lidstaten wat betreft de importtarieven voor rijst (de TEC) te bewerkstelligen. Nu zijn deze tarieven nog erg verschillend van land tot land wat leidt tot illegale rijsttrafieken tussen de landen en wat de ontwikkeling van de rijstsubsector in de respectievelijke landen ondermijnt. Dit alles toont de noodzaak aan voor een regionale aanpak. Het rijstprogramma in Senegal moet dan ook als complementair bekeken worden met het sub-regio programma in Burkina Faso Benin Niger (zie landenhoofdstuk 11). Sesam De nationale productie van sesam bedroeg in 2006 nagenoeg 32.000 ton. Er zijn ongeveer 12.000 producenten en een 1000-tal personen zijn actief als collectors, commerçanten, verwerkers, grossisten en exporteurs. De meeste toegevoegde waarde wordt gerealiseerd door export van sesamgraan naar Azië. Ook het project voor ondersteuning van de landbouwketens PAFA (Pro ), dat loopt van 2010 tot 2016, biedt steun aan boerenorganisaties in de aardnotenstreek, en ook aan sesamtelers door zaaigoed ter beschikking te stellen en door contracten met de privésector voor de vermarkting te vergemakkelijken. Maar er is geen specifiek beleid of strategie van de overheid specifiek voor de ontwikkeling van de sesamketen. Op politiek vlak bestaat er bij de overheid nochtans echt de wil om sesam te beschouwen als teelt om te komen tot diversificatie. In het kader van de strategie voor versnelde groei is sesam een van de gerichte speculaties in de landbouw/voedingsmiddelensector. Tot 2012, werd de sesamgraanmarkt gekenmerkt door een groeiende internationale vraag, die bijdraagt aan een versnippering van het aanbod, een sterke concurrentie tussen opkopers en een zwakke governance van de keten. De prijs van sesamgraan is de voorbije jaren exponentieel gestegen. Banaan De markt voor verse banaan in Senegal wordt geschat op 56.000 ton (2009) waarvan er een 40.000 ton in Senegal geproduceerd wordt en een 16.000 ton ingevoerd wordt nagenoeg uitsluitend uit Ivoorkust. Er is een duidelijk verschil in kwaliteit en de wijze van commercialisatie; de Senegalese bananen worden n vrac verkocht, de Ivoriaanse in kartonnen dozen. De ingevoerde bananen zijn eigenlijk tweede graad-bananen die niet naar Europa kunnen uitgevoerd worden. Zij komen van grote plantages in Ivoorkust. In Senegal komt de hoofdmoot van het aanbod van kleinschalige producenten. Alhoewel de lokale banaan geprefereerd wordt voor zijn smaak, is de prijs voor ingevoerde bananen veel hoger omwille van de betere kwaliteit. Beperkingen met betrekking tot kwaliteit, commercialisering, verpakking, houdbaarheid, verwerking, vervoer en opslag zijn een ernstige belemmering voor de ontwikkeling van de keten van bananen in Senegal. Maar het potentieel is aanwezig om tot een kwaliteitsvolle banaan te komen die kan geëxporteerd worden naar Europa.
1.3.
Een beschrijving van de lokale civiele maatschappij, de gedecentraliseerde autoriteiten en de overheidsinstellingen en van hun voornaamste financiële partners
1.3.1.
Rijst
De voornaamste organisaties van de civiele maatschappij verbonden aan de rijstsector zijn de organisaties van rijstproducenten. Maar in Senegal, in tegenstelling tot de andere landen in de regio, zijn deze maar zwak gestructureerd en zijn er geen duidelijke unies per geografische zone.
4
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
Er is wel sinds 2004 de FNPRS (Fédération Nationale des Producteurs de Riz du Sénégal), maar dit initiatief heeft nog niet de verwachte impact bereikt, grotendeels door zijn lethargie (niet houden van vergaderingen, gebrek aan werking van organen ...). In het Noorden hebben 6 rijstproducentenorganisaties zich gegroepeerd, waaronder UJAK (partner in dit programma). Ook in het Noorden, in de Vallée de Fleuve Sénégal, is er CIRIZ (Comité Interprofessionnel du Riz) maar niet alle ketenactoren zijn daarbij betrokken en het is in hoofdzaak samengesteld uit producenten. Die dynamiek bestaat evenwel niet in het bekken van de Anambé. De enige organisatie daar is de producentenorganisatie FEPROBA. Op het regionale niveau in West-Afrika zijn de nationale platforms van rijstboeren verenigd in de CRCOPR (Cadre Régional de Concertation des Riziculteurs). Dit regionaal kader is een van de sleutelpartners voor de opzet van het regionaal rijstprogramma (zie landenhoofdstuk 11). In 2010 werd de SPCRS (Société de Promotion et de Commercialisation du Riz Sénégalais) opgericht die de importeurs, distributeurs en producenten verenigt met als doelstelling om de Senegalese rijst te promoten en te commercialiseren. De activiteiten zijn gestart in 2012 met de aankoop van 5.000 ton paddy rijst van kleinschalige boeren maar verlopen alsnog moeizaam. Andere actoren in de commercialisatie zijn Vital, CoumbaNorThiam, CCBM, en SECOSEN, een Senegalees bedrijf waarvan de stichting Durabilis de e door de overheid verleende diensten aan de rijstsector zijn :
van de kleinschalige boeren in de Vallée du fleuve Sénégal SODAGRI (Société de Développement Agricole et Industriel du Sénégal), voor de begeleiding van de ISRA (Institut Sénégalais de Recherches Agricoles), voor onderzoek naar variëteiten FNRAA (Fonds National de Recherche Agricole et Agro-alimentaire), dat het belangrijkste mechanisme is voor de financiering van landbouwkundig onderzoek DISEM (Division des Semences) verzekert de controle en de certificatie van de kwaliteit van het zaaigoed CNCAS (Caisse Nationale de Crédit Agricole), die seizoensgebonden leningen aan de producenten verstrekt ARM (Agence de Régulation des Marchés), die marktinformatie verstrekt en bijdraagt aan het vastleggen van de prijs ITA (Institut de Technologies Alimentaires), verantwoordelijk voor controle van de kwaliteit van voedsel
Binnen het kader van de PNAR heeft Senegal van Spanje 17 magazijnen verkregen met een capaciteit van 6 10.600 ton. JICA ondersteunt SAED met een project voor de verbetering van productiviteit in de geïrrigeerde perimeters in het Noorden. AfricaRice is de rijstonderzoeksinstelling voor het ganse continent. Zij willen hun onderzoeksresultaten in de rijstsector beter valoriseren via de opzet van een 30hubs wordt een samenwerking gezocht tussen de nationale rijstonderzoeksinstellingen en de actoren in de rijstsector van de respectievelijke landen en wordt het onderzoek meer uitgebreid naar verwerking en commercialisatie. productieniveau, sommigen ook op de verwerking. Vredeseilanden heeft voor het regionale rijstprogramma een 7 samenwerking tot stand gebracht met Oxfam, SNV en Agricord. Verschillende agentschappen van de bilaterale en multilaterale samenwerking zoals BTC in Benin (België), GIZ (Duitsland), FAO (Verenigde Naties) en USAID (VS) focussen op rijst in verschillende landen.
1.3.2.
Sesam
Tijdens het seizoen 2012-2013 is de dienst voor informatie over en begeleiding op de markt (SIAM) opgestart, een instrument voor marktinformatie dat wordt aangestuurd door de nationale federatie van sesamtelers 6 7
Japanese International Cooperation Agency Stichting Nederlandse Vrijwilligers 5
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
FENPROSE (Fédération Nationale des Producteurs de Sésame) met de steun van VECO West-Afrika Dakar Office (VECO). Dankzij SIAM hebben de kleine producenten een duidelijk beeld van de prijzen en de vraag op de markt, waardoor de markt beter toegankelijk is geworden. FENPROSE telt 18 organisaties onder zijn leden en groepeert zo een 8000 tot 15000 producenten, waarvan twee derde vrouwen, verspreid over 3 zones: Sud (Kolda, Sédhiou, Bignona), Est (Tambacounda, Kédougou) en Centre (Kaolack-Kaffrine). De stem van de kleine producenten wordt vertolkt door FENPROSE, die als koepelorganisatie de beleidsmakers probeert te wijzen op de nood aan een beleid ter ondersteuning van de sesamketen. FENPROSE doet ook aan advocacy voor de invoering van een nationaal programma voor zaadvermeerdering door de producenten. Er bestaan in Senegal heel wat verschillende organisaties van sesamproducenten. Die organisatorische diversiteit heeft gevolgen voor de aansturing en het beheren van de waardeketen, voor de kwaliteitsverbetering en het vertrouwen op het vlak van vermarktingscontracten. De belangrijkste lokale organisatie, die mee FENPROSE nieuw leven ingeblazen heeft en die er het voorzitterschap van waarneemt, is UGAN (Union des Groupements Associés du Niombato). Een aantal bedrijven onderscheiden zich door hun engagement om zich te bevoorraden bij kleinschalige producenten. ANI (African Natural Ingredient) voert jaarlijks 3.000 tot 4.000 ton uit. Dit bedrijf biedt ook diensten aan voor certificering van sesamzaad. LABORATOIRE MARIE DIALLO commercialiseert cosmetica op basis van sesamolie in het netwerk van apotheken. ETG (Export Trading Group) is een Indiaas internationaal bedrijf en een relatief nieuwe speler. Dit bedrijf heeft zijn tijd genomen om beter te sesamketen in Senegal te begrijpen alvorens zijn commerciële transacties te starten. Het blijkt moeilijk om een interprofessionele vereniging op te richten, ondanks de gunstige politieke en institutionele omgeving. De geringe coördinatie tussen de actoren die de keten ondersteunen vormt nog altijd een belemmering voor de samenwerking tussen de actoren.
1.3.3.
Banaan 8
UNAFIBS is uitgegroeid van de oorspronkelijke drie federaties in 2002 tot negen federaties (waaronder 9 APROVAG ) en een groep die alle economische belangengroepen omvatten van bananenproducenten uit de producenten die lid zijn van UNAFIBS bedraagt ongeveer 30.000 ton. Van die productie wordt slechts een klein deel in karton verpakt, al de rest wordt verkocht aan de rand van het veld, weliswaar zonder enige kost voor de producent maar aan een lage prijs. De belangrijkste handelaars in de bananensector in Senegal zijn de 10-tal invoerders van bananen uit Ivoorkust. Deze zijn echter alleen geïnteresseerd in de Senegalese bananen op voorwaarde dat die een gelijkaardige kwaliteit halen en dat er een constante aanvoer is. AGROFAIR, een Nederlandse importeur van Fair Trade fruit en groenten, heeft reeds enige tijd contacten met APROVAG en wil nog dit jaar een eerste proefzending van 3 containers biologische bananen afnemen. Volgende programma s en organisaties bieden ondersteuning aan de bananenketen:
8 9
PDMAS (Programme de Développement de Marché Agricoles Sénégal), biedt steun bij de installatie van irrigatiesystemen met microbesprenkeling en van verpakkingseenheden USADF (United States African Developpement Foundation), biedt steun aan de modernisering van het irrigatiesysteem, het verwerven van vervoermiddelen (koelwagens) en de invoering van verpakkingseenheden FNRAA (Fonds National de Recherches Agricoles et Agro-Alimentaires), biedt steun aan de vernieuwing van de aanplant volgens de PIF) subsector, verleent steun aan APROVAG voor investeringen (vanaf 2011 trekt dit project zich geleidelijk aan uit de keten terug) PROMER (Projet de Micro Entreprises Rurales), biedt steun voor composteringssystemen CNCAS (Caisse Nationale de Crédit Agricole Nationale Kas voor Landbouwkrediet), financiert activiteiten voor de productie van bananen
Union Nationale des Acteurs de la Filière Banane au Sénégal Association des Producteurs de la Vallée de la Gambie 6
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
FANDC (P Economie Action-Aid, verleent steun bij advocacy voor de toegang van vrouwen tot grond en de verwerking van bananen tot meel PIP-COLEACP (Comité de Liaison Europe-Afrique- Caraïbes-Pacifique), ondersteunt APROVAG voor de 10 bio en GlobalGap certificering
1.4.
Analyse van de toestand van de lokale civiele maatschappij, de gecentraliseerde autoriteiten en de overheidsinstellingen, en overwogen pistes om de omstandigheden van hun versterking te bevorderen
1.4.1.
Rijst
De boerenorganisaties dienen versterkt te worden tot performante economische actoren in de rijstketen zodat: de kwaliteit van de rijst beantwoordt aan de voorkeuren van de consumenten in de regio en in de omliggende steden de capaciteiten voor vermarkting leiden tot het succesvol aanknopen van lange termijn marktrelaties met handelaars/distributeurs Via een versterking van de capaciteiten van UJAK en van FEPROBA zal bekeken worden hoe zij samen met VECO de nationale organisaties, met name FNPRS en CIRIZ, opnieuw kunnen dynamiseren. Op nationaal niveau is het langs deze organisaties dat de contacten met de overheid gekanaliseerd kunnen worden in functie van het verbeteren van het regelgevend kader en van een goede ondersteuning door de nationale overheid voor de uitbouw van de rijstsector. Er zal gewerkt worden aan het meer systematisch uitwerken van de beleidsvoorstellen en een meer gestructureerd overleg met de nationale overheden, een betere doorstroming met de Senegalese ledenorganisaties enerzijds en het West-Afrikaanse niveau anderzijds. Dit laatste zal gebeuren de regionale rijstproducentenorganisatie CRCOPR waar Vredeseilanden op regionaal niveau intensief mee samenwerkt (via methodologische en financiële ondersteuning van de uitvoering van hun 11 meerjarenplannen). Er zal ook afgestemd worden met ROPPA , de regionale boerenorganisatie waar CRCOPR deel van uit maakt.
1.4.2.
Sesam en banaan
FENPROSE en UNAFIBS werden recent opnieuw gedynamiseerd. Er zal zeker verder op hun versterking moeten ingezet worden om dit te consolideren. Zo moet er aandacht gaan naar de toepassing van de statuten. Beiden moeten zich toeleggen op het in kaart brengen van het aanbod van hun leden op de markt. Ze moeten ook de interne communicatie met de ledenorganisaties verbeteren. Beiden moeten de uitwisseling van interessante praktijken van hun ledenorganisaties bevorderen en zelf modellen aanreiken met betrekking tot kwaliteitsbewaking, commercialisatie en contractafsluiting. Voor wat betreft APROVAG en UGAN moet er ook verder ingezet worden op kwaliteitsbewaking, het versterken van de ondernemingscapaciteiten om collectieve vermarkting op te zetten en om relaties met privébedrijven aan te knopen.
1.5.
Kort overzicht van de interventies van de NGA in Senegal gedurende de voorafgaande periode van 5 jaar
VECO West Africa werkt in Senegal in de rijstketen sinds 2011. Voor de economische doelstelling werd al samengewerkt met FEPROBA. Aandachtspunten waren het verhogen van de productie en productiviteit, via inrichting van de productiepercelen en betere planning, toegang tot zaaigoed, geïntegreerde bodemvruchtbaarheid Wat betreft commercialisatie werd FEPROBA begeleid in het aanknopen van meer
10
een organisatie binnen de particuliere markt die vrijwillige standaarden vast stelt voor de certificatie van agrarische producten over de hele wereld 11
7
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
formele contracten met distributeurs en verwerkers, zoals SECOSEN en de Rizerie du Sahel. Ook werd ingezet op een betere coördinatie met andere actoren zoals SODAGRI en FAO. In de bananenketen werkt VECO samen met APROVAG sinds 2008. Deze boerenorganisatie werd begeleid om de overgang naar biologische bananen te maken, er werden uitwisselingen georganiseerd met Peruviaanse boeren en er werden experts aangesteld, dit alles met als doel de productiviteit te verhogen maar vooral ook de kwaliteit te verbeteren. Door een goede coördinatie met andere programma s en actoren was het mogelijk om verpakkingsstations en betere irrigatiesystemen te installeren. Dit jaar wordt verwacht om 3 containers uit te voeren in samenwerking met AGROFAIR en om minstens 150 ton op de markt voor 2de klasse bananen te commercialiseren. Met UNAFIBS werd een multi-actor-proces opgezet om een betere ondersteuning van de bananenketen te verkrijgen. Resultaten die beoogd werden, zijn onder meer een betere analyse van de regulatie van import van bananen uit Ivoorkust, het aannemen van de Senegalese norm NS 03043 als standaard voor de kwaliteit, het financieren van de uitwerking van een nationaal strategisch plan voor de ontwikkeling van de bananensector. Ook in de sesamketen werkt VECO al meerdere jaren met UGAN en met FENPROSE. Op het economisch vlak werd met UGAN vooral ingezet op een betere kwaliteit van de sesam door de eigen productie van zaaigoed, op een betere organisatie van collectieve vermarkting, en werden er eerste contracten afgesloten met geïnteresseerde bedrijven zoals ANI. In 2012 werd een krediet van Alterfin verkregen om de collectieve verkoop mogelijk te maken. Politiek heeft FENPROSE vooral ingezet op lobbywerk voor een nationaal programma voor zaadvermeerdering door kleinschalige boeren, gebaseerd op de ervaringen van UGAN. Daarnaast wordt een wekelijks bulletin verspreid over de situatie van vraag en aanbod op de markt en de prijzen in Senegal. Er werd ook in de fonioketen gewerkt samen met de boerenorganisatie URPROFOS, waarbij de productiviteit verhoogd werd en er een verwerkingsbedrijf voor het produceren van voorgekookte fonio opgezet werd. De organisatie werd begeleid in het aangaan van contracten met o.a. de bedrijven Free Works en Mamelle Jaboot. In 2013 wordt de steun van VECO aan deze keten uitgefaseerd. Als rode draad binnen dit alles wordt ingezet op de capaciteitsversterking en professionalisering van de lokale boerenorganisaties om zich te ontwikkelen als sterkere economische entiteiten, en van de nationale organisaties om een groter gewicht in de schaal te leggen voor het creëren van een gunstig institutioneel kader voor de ontwikkeling van de ketens.
1.6.
Identificering van mogelijke partners
Er werd voor de regio en voor elk land afzonderlijk, dus ook voor Senegal, een rijst sub-sector-analyse gemaakt met specifieke aandacht voor een mapping van de diverse stakeholders en ketenactoren, zowel op het niveau van regionale en nationale structurele veranderingen als op het niveau van de concrete pilootketens. Voor het nationale niveau werd er gekeken naar CIRIZ en FNPR als mogelijke partners omdat er geen echte alternatieve, in rijst gespecialiseerde, organisaties die die rol kunnen opnemen. Er zal evenwel moeten ingezet worden om deze organisaties nieuw leven in te blazen. In de privésector zijn het vooral SECOSEN/TERRANGA en de SPCRS (Société de Promotion et de Commercialisation du Riz Sénégalais) die een rol kunnen spelen. In het Zuiden wordt op het niveau van pilootketens verder gewerkt met FEPROBA. Voor de identificatie van de partner in het Noorden werd een prospectiemissie georganiseerd. Voor wat de boerenorganisaties in sesam en banaan betreft, wordt verder gewerkt met de huidige partners. Er werden twee nieuwe privéspelers geïdentificeerd, namelijk ETG voor sesamgraan en Laboratoire Marie Diallo voor sesamolie voor cosmetica producten.
1.7
De globale doelstelling van de NGA in het land op lange termijn
Een leefbaar bestaan voor kleinschalige boeren en boerinnen in de regio die zo hun rol opnemen en bijdragen aan het verminderen van de armoede, het voeden van de wereld en het verlichten van de druk op de aarde.
8
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
1.8.
Identificering van het interventiedomein van de NGA
In lijn met de globale strategie zijn er verschillende studies gedaan in het kader van de twee afgebakende interventiestrategieën van Vredeseilanden: Sub-Sector Development (SSD) strategie en Inclusive Modern Market (IMM) strategie (zie deel I). Uit de ervaringen van de voorgaande jaren en deze voorbereidende studies heeft Vredeseilanden in Senegal gekozen voor de drie ketens: rijst (SSD), bananen en sesam (IMM). De keuze voor rijst voor het SSD luik vloeide voort uit het strategisch belang van dat gewas voor de voedselsoevereiniteit van West Afrika, de engagementen van de regionale en nationale overheden met diverse sector genomen waren door VECO in Senegal in de voorbije jaren. Dit is eveneens de sub-sector waarop voor SSD ingezet wordt in de sub-regio Burkina Faso
Benin
Niger.
Voor wat het IMM luik betreft werd geopteerd om verder in te zetten op banaan en sesam als hoogwaardige gewassen waarbij reeds een zekere graad van structurering/organisatie bestaat bij de betrokken boeren, waarvoor er een interesse bestaat vanuit de privésector om zich op een meer duurzame manier te bevoorraden bij kleinschalige producenten, en waarvoor een ondersteunend beleidskader bestaat. Op basis van de analyse van de sub-sector rijst zal het programma voor wat betreft Sub Sector Development (SSD) focussen op de volgende structurele veranderingen:
De staat heft een hogere taks dan de 10% die nu toegepast wordt Er wordt een quota systeem ingesteld voor de import in functie van de nationale stocks die beschikbaar zijn Duurzame contractafsluiting tussen producentenorganisaties, verwerkingsbedrijven en grossisten De producentenorganisaties hebben toegang tot BDS (Business Development Services) voor hun professionalisering om toegang te krijgen tot de markt
Op niveau van de pilootketens (2) wordt er vooral ingezet op kwaliteitsverbetering, betere verwerking, contractafsluiting tussen de actoren en toegang tot krediet. De structurele veranderingen die we willen bewerkstelligen voor de rijstsector in Senegal kaderen in de structurele veranderingen op regionaal niveau (CEDEAO zie landenhoofdstuk 11):
de toepassing van een voldoende hoog Tarif Extérieur Commun (TEC) voor ingevoerde rijst binnen de CEDEAO (een 5de band met een taks van 35%) het opzetten van import-regulatie-mechanismes in functie van de beschikbare lokale rijststocks binnen de lidstaten van de CEDEAO, waarbij minstens 4 lidstaten hun afhankelijkheid van de invoer met 50% terugschroeven het opzetten van financieringsmechanismes voor de lokale rijstteelt en voor de werking van de rijstorganisaties ve Modern
Markets (IMM) focussen op de volgende structurele veranderingen:
Wijziging in aankooppraktijken en -beleid van de privé-sector met nadruk op de inclusie van kleinschalige boeren Versterking van de capaciteit van kleine boeren en hun organisaties zodat zij kunnen voldoen aan de eisen van de moderne markt voor kwaliteit en kwantiteit Verbetering van het institutionele kader om overheden en/of andere actoren te overhalen om kleinschalige boeren in moderne markten in te sluiten
Op niveau van de pilootketens (3) wordt er vooral ingezet op kwaliteitsverbetering door betere na-oogst processen, collectieve vermarkting en contractualisatie met privé bedrijven.
1.9.
Een analyse van de interventiedomein Opportuniteiten
Voor de rijstsector is er een sterke ondersteuning vanuit de overheden en vanuit de CEDEAO. Er is een regionale rijstproducentenorganisatie CRCOPR die op regionaal vlak beleidsbeïnvloedend werk kan leveren en
9
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
die als platform kan dienen voor uitwisseling en verspreiding van best practices binnen de regio. Er is een ontluikende interesse van distributeurs voor lokale rijst. Er is een stijgende vraag voor sesam en voor biologische banaan (export). Ook hier is er een groeiende ondersteuning van de overheid. Er zijn bedrijven die willen streven naar meer duurzaam aankopen van kleinschalige producenten voor hoogwaardige producten.
Het belangrijkste risico is lage oogsten door slechte regenseizoenen, tenzij voor geïrrigeerde rijst. Een ander zeer belangrijk risico leven van aangegane contracten. Sommige boerenorganisaties zijn nog steeds achterdochtig om met privébedrijven in zee te gaan. Een eventuele devaluatie zou voor exportgewassen een slechte zaak zijn, maar aan de andere kant zou dit de lokale rijst veel competitiever maken t.o.v. ingevoerde rijst.
1.10. Een analyse van mogelijkheden van synergie en complementariteit Er zijn mogelijkheden voor synergie en complementariteit in de sub-regio West-Afrika en binnen de CEDEAO. Het aan DGD voorgestelde programma zal de sub-regio Burkina Faso-Benin-Niger bestrijken evenals het land Senegal. Dit programma kadert ook in een gezamenlijk regionaal rijstprogramma in samenwerking met de NGA s OXFAM, SNV en AGRICORD en de regionale rijstproducentenorganisatie CRCOPR, zodat ook andere belangrijke rijst producerende landen in de CEDEAO-ruimte betrokken kunnen worden in een regionaal geheel. Om een sterke betrokkenheid van alle rijstpartners (boerenorganisaties, andere NGO , verschillende partners. In het najaar van 2013 zal een coördinatiecel worden geïnstalleerd die de samenhang en samenwerking verder in goede banen zal leiden. Twee keer per jaar is een bijeenkomst voorzien van de projectpartners om te kijken naar de behaalde resultaten, daarvan te leren, de bestaande initiatieven te versterken en nieuwe gezamenlijke initiatieven te lanceren. Voor rijst is AfricaRice (dat ook een regionale werking heeft) het belangrijkste samenwerkingsverband voor onderzoek in de regio met centra in de diverse landen. Er wordt aansluiting gezocht met hun concept van die in Senegal door ISRA (Institut Sénégalais de Recherches Agricoles) begeleid worden. Het vormt een belangrijk platform voor verspreiding van geleerde lessen uit ervaringen van partners. Via CRCOPR/ROPPA en AfricaRice hebben we een rechtstreekse link met de regionale autoriteiten van CEDEAO, die het regionale rijstprogramma erkennen als een belangrijke bi Er zal ook samengewerkt worden met ARD (Agence Régionale de Développement) de Kolda voor de verwerking van geëtuveerde rijst. VECO zal zich minder toespitsen op het productie luik van de rijstketen, zoals inrichting van de rijstvelden, toegang tot zaaigoed en inputs, teelttechnieken rvoor zoeken we het FAO en hun project APRAO (Projet Régional pour l'Amélioration de la Production du Riz en Afrique). Voor sesam zal verder samengewerkt worden met marktinformatiesysteem.
Inades en Rongead voor het
Ook voor banaan zal de samenwerking verder gezet worden met o.a. AVSF12 in de ondersteuning van UNAFIBS en zal verder ingezet worden op een betere coördinatie met andere partners van APROVAG. Voor de export beogen we een samenwerking met PIP/COLEACP. Voor wat krediet betreft zal samenwerking gezocht worden met Alterfin.
12
Agronomes et Vétérinaires Sans Frontières 10
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
2.
SPECIFIEKE DOELSTELLING
2.1.
Beschrijvende fiche van de doelstelling
Titel in het Nederlands
Titel in het Frans
Specifieke doelstelling Land Regio / Provincie / Staat Lokale partners Andere betrokken organisaties Andere financieringen die voorzien zijn voor deze specifieke doelstelling (financieringsbron en bedrag): Hoofdsector Subsector 1 Subsector 2 Doelgroep Aantal eindbegunstigden Bedrag specifieke doelstelling (totaal) Bedrag subsidie
2.2.
Investeren in kleinschalige landbouw: Betere leefomstandigheden voor kleinschalige boeren en boerinnen door de ontwikkeling van duurzame landbouwketens in Senegal. Investir dans l'agriculture paysanne: des conditions de vie meilleures pour les petits paysans (h/f) à travers le développement des filières agricoles durables au Sénégal. De landbouwketens rijst, bananen en sesam en hun institutionele omgeving in Senegal zijn duurzaam en inclusief voor kleinschalige boeren en boerinnen. Senegal Sénégal FENPROSE, UNAFIBS, FNPR-S, UGAN, APROVAG, FEPOBRA, UJAK Nvt 196.729,20 euro Nog te bepalen (oa. steden, gemeentes en provincies) 311 Landbouw en Veeteelt 31161 Landbouwproductie voor voeding 31162 Exportgewassen Kleinschalige producenten en verwerkers van rijst, bananen en sesam (M/V), en hun families 6.471 M / 7.115 V op het niveau van de pilootketens en 105.000 boeren zullen bereikt worden door de structurele veranderingen. 983.646,00 786.916,80
Beschrijvende fiches van de partners Begin partner Donoren van partner relatie 2010 -
Partner
Geografisch gebied
Contact
FENPROSE (Fédération nationale des producteurs de sésame) UNAFIBS (Union nationale des acteurs de la filière banane du Sénégal) FNPR-S (Fédération national des producteurs de riz du Sénégal) UGAN (Union des Groupements Associés du Niombato) APROVAG (Association des Producteurs de la Vallée de la Gambie)
Senegal (nationaal)
Adres: ANCAR, Kaolack Contactpersoon : Ousmane Ndiaye Tel: +221 775411169
Senegal (nationaal)
Adres : Quartier Abattoir, lot N°5. BP 286, Tambacounda Contactpersoon : Valentin Mbengue Tel : +221 775409640 Adres: BP 249 Dakar Contactpersoon : Saliou Sarr Tel: +221 776509880 www.cncr.org Adres: Quartier Médina Ndangane Sokone Tel: +221 776408404
2009
-
2014
-
2007
PAFA, Alterfin
2006
Action Aid, Horizon 3000, USADF, PDMAS, PCE USAID, AGROFAIR & TASTE
UJAK (Union des Jeunes Agriculteurs Koyliwirnde)
Vallée de la fleuve Sénégal département de Podor (Nord)
Adres : Quartier Abattoir, lot N°5. BP 286, Tambacounda Contactpersoon : Valentin Mbengue Tel : +221 775409640 Adres: Avenue Elhadji Omar Foutiyou Tall en face école 2, Podor Contactpersonen : Oulymata Ly/Ousmane Ly Tel: +221 9651505 ; +221 775584726 ; +221 77 567 82 99
2014
Sos Faim, FONGS, Action Carême Suisse
Senegal (nationaal)
Région de la Fatick (Département de Foundiougne) Région de Tambacounda
11
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
FEPOBRA (Fédération des Producteurs du Bassin de l'Anambé)
Adres: village Soutoure; préfecture de Velingara, région de Kolda Contactpersoon: Landing Diémé Tel: +221 775438247
2007
ARD de Kolda (Agence Régional de Développement)
2.3. Beschrijving van het programma 2.3.1. Korte toelichting bij de specifieke doelstellingen, de tussentijdse resultaten en de voorziene type-activiteiten Op basis van de interventiekaders van het IMM-programma en het SSD-programma, met inbegrip van de respectievelijke pilootketens (zie Deel I, paragraaf 2.6), werd het onderstaand logisch kader opgemaakt. De specifieke doelstelling verwijst naar de veranderingen in het levensonderhoud van de kleinschalige boeren in de pilootketens én het niveau van de structurele veranderingen voor zowel IMM als SSD waarvan de impact een stuk verder moet reiken dan de impact van de pilootketen(s). De programmalogica van de resultaten is:
Resultaat 1: innovaties in de SSD pilootketen(s) Resultaat 2: innovaties in de IMM pilootketen(s) SSD en IMM Resultaat 4: bewijsvoering (evidence-building) vanuit de pilootketens of andere initiatieven voor upscaling Resultaat 5: creëren van een dynamiek en draagvlak met/tussen externe actoren als bijdrage tot de structurele veranderingen
Resultaten 1, 2 en 3 refereren naar veranderingen in de pilootketens, een concrete keten vertrekkende van de boer(engroepen) tot bij de consument. Resultaat 4 en 5 zijn in lijn met de strategie van Vredeseilanden essentiële elementen die bijdragen aan de verwachte structurele veranderingen. Specifieke doelstelling: Landbouwvoedselketens en hun institutionele omgeving in Senegal zijn duurzaam en inclusief voor kleinschalige boeren en boerinnen M.a.w. het doel is dat de kleinschalige landbouw een duurzaam marktaandeel verwerft in de verhandeling van landbouwproducten en dat de producenten in hun levensonderhoud kunnen voorzien door de inkomsten hieruit. Voor de rijstketen is het belangrijkste objectief dat boeren een groter aandeel verwerven van de markt met lokaal geproduceerde rijst ten koste van geïmporteerde rijst en dat de lokale rijst prominent en herkenbaar aanwezig is binnen de belangrijke commerciële stedelijke distributiekanalen. Regelgeving met betrekking tot de import kan daar toe bijdragen maar dat zal niet volstaan. In deze competitie zullen ook de prijs, de kwaliteit en de beschikbaarheid voor de (stedelijke) consument belangrijke aspecten zijn. De oplossing van de problemen van de boeren kan dan ook niet alleen vanuit een geïsoleerde productiesector komen. Een ketenbenadering is absoluut nodig waarbij meerdere actoren samen gaan in het vinden van oplossingen. Deze aanpak moedigt alle actoren binnen de keten aan om hun verantwoordelijkheid te nemen voor de verbetering en verduurzaming van de keten in het voordeel van alle betrokkenen op korte en op lange termijn, gebaseerd op multi-stakeholder processen en dialoog, het zoeken naar innovaties door middel van pilootprojecten en de verspreiding van getrokken lessen en nuttige praktijken en modellen. Als we tot het punt willen komen dat lokale rijst competitief is en dat de bevolking van de stedelijke centra meer lokale rijst consumeert, dan is dit immers moeilijk te realiseren op korte termijn indien enkel de boeren en hun organisaties het voortouw nemen. In de West-Afrikaanse context is het de distributie die de belangrijkste schakel vormt in de rijstketen, want het zijn de distributeurs die de keuze moeten maken om lokale dan wel ingevoerde rijst aan hun klanten aan te bieden. Alleen als zij die keuze maken ten voordele van lokale rijst kan men verwachten dat anderen gaan investeren in de productie en de verwerking van lokale rijst en dat er zich een dynamiek zal ontwikkelen binnen de sector met alle actoren: producenten, verwerkers, commerçanten, importeurs, financiële instituten, dienstverlener 12
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
Daarom is een samenwerking met bedrijven in de distributiesector van groot belang. Het is noodzakelijk om distributeurs ervan te overtuigen om te investeren, samen met de producenten, verwerkers en andere actoren, in het zoeken naar manieren om de lokale rijstketen competitiever te maken, om de transactiekosten te verlagen, om de lagere kwaliteit aan te pakken en om het gefragmenteerd en beperkt aanbod te verbeteren. Maar om daarin mee te kunnen gaan is het cruciaal dat boerenorganisaties zich sterker economisch organiseren en op een collectieve manier vermarkten. Dit alles gebeurt niet in een vacuüm, de institutionele omgeving (overheid, dienstverleners) kan stimulerend of hinderend werken. Daarom is het noodzakelijk om binnen deze omgeving structurele veranderingen na te streven die kunnen bijdragen tot een betere inclusie van kleinschalige boeren. Als een samenwerking met de privésector noodzakelijk is voor basisvoedselgewassen zoals rijst, dan is dat nog meer het geval voor high value crops zoals sesam en banaan. Sommige bedrijven in de regio bevoorraden zich al van kleinschalige producenten maar er moet ingezet worden op een verduurzaming van die relatie, met betere contracten, embedded services elijk de boeren hun levensvoorwaarden kunnen verbeteren. Ook hier stellen we vast dat veel bedrijven, vooral in de sesam, een regionale insteek hebben. Zo is ETG actief in de hele regio, ook ANI, gebaseerd in Senegal, koopt sesam aan in Burkina. Tussentijdse resultaten Resultaat 1: opzetten innovatieve pilootketens SSD In Senegal zijn pilootketens van rijst opgezet waarin innovatieve praktijken en modellen worden uitgewerkt en toegepast ten voordele van kleinschalige boeren en boerinnen. Er zullen 2 pilootketens opgezet worden: 1 in het Noorden in de Vallée du Fleuve Sénégal en 1 het Zuiden in het bassin van de Anambe. In alle pilootketens zal ingezet worden op een verbetering van de kwaliteit van de rijst. In de eerste plaats gaat het over het leveren van paddy van goede kwaliteit: gewenste en homogene variëteit, op correct tijdstip geoogst, vrij van onzuiverheden, voldoende gedroogd. Daartoe gaan de boerenorganisaties begeleid worden voor het opzetten van interne controlesystemen om aldus te kunnen voldoen aan het lastenboek. Een tweede innovatie betreft het opzetten of verbeteren van de verwerkingseenheden voor witte en geëtuveerde rijst in functie van financieel en technisch rendement en om aan de kwaliteitsnormen van de diverse klassen rijst (breuk, o beantwoorden. De partners zullen begeleid worden in het maken van technische keuzes, het uitwerken van businessplannen, het vinden van worden welke strategie er in de gegeven omstandigheden gebruikt zal worden: aansluiting zoeken bij bestaande, maar te verbeteren rijstfabrieken, of zelf als boerenorganisatie, eventueel in een joint venture met distributeurs, een eigen verwerkingseenheid op te zetten. Een belangrijk aspect is het uitwerken van innovatieve contractmodellen tussen producenten en verwerkingseenheden en distributeurs. Ook zal er ingezet worden op de toegang tot financiering (krediet/equity) voor de nodige investeringen en voor het werkingskapitaal om een gezamenlijke verkoop mogelijk te maken. Er wordt evenwel niet direct ingezet op het verhogen van de productie of de productiviteit (er zijn veel andere organisaties en t nodig is). VECO zal wel pleiten voor een zo veel mogelijk agro-ecologisch systeem en voor adaptieve maatregelen die de effecten van de opwarming van de aarde op de rijstteelt tegengaan en voor modellen die de bijdrage van de rijstteelt aan de klimaatsopwarming verminderen. De outputs van dit resultaat die kunnen gebruikt worden in upscaling en structurele verandering zijn
kwaliteit bewijsvoering dat lokale rijst competitief is met geïmporteerde rijst qua kwaliteit
13
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
Er zullen ook uitwisselingen plaatsvinden met de pilootketens rijst in de sub-regio Burkina Faso Niger om ervaringen te delen.
Benin -
Resultaat 2: Opzetten innovatieve pilootketens IMM In Senegal zijn pilootketens (marktketens) van hoogwaardige crops opgezet waarin innovatieve praktijken en modellen worden uitgewerkt en toegepast die de inclusiviteit van kleinschalige boeren en boerinnen tot de moderne markten bevorderen. Er zullen 3 pilootketens uitgevoerd worden: sesamgraan, sesamolie voor cosmetica en biologische banaan. Het innovatieve van de pilootketens situeert zich op verschillende vlakken: het opzetten van interne kwaliteitscontrolesystemen bij de boerenorganisaties, het verbeteren van landbouwpraktijken om een hoger rendement en een betere kwaliteit te garanderen (zaaiorganisatie van gegroepeerde verkoop, en vooral het faciliteren van de relaties tussen de boerenorganisaties en de aankoopbedrijven, resulterend in duurzame contracten met deze laatste. In de contracten worden volgende aspecten bekeken: hoe men flexibiteit kan inbouwen om schommelingen op de markt op te vangen (belangrijk voor sesam wegens hoge prijsvolatiteit afhankelijk van de wereldmarkt), kwaliteitsvereisten, betalingsvoorwaarden, mogelijke embedded services die het bedrijf kan aanbieden Een ander belangrijk aspect is de toegang tot krediet/kapitaal voor investeringen en werkingskapitaal voor gezamenlijke aankoop door de boerenorganisaties, bij kredietinstellingen, bij investeringsfondsen of bij de bedrijven zelf als embedded service . Het belangrijkste is het ontwikkelen van interlinked business modellen (producenten-aankoopbedrijf) en deze te beoordelen op principes van inclusiviteit en duurzaamheid:
duurzaam: bevorderen op de lange termijn van stabiele handelsbetrekkingen evenwichtig: verhoging van de toegang tot de markt voor kleinschalige boeren met een rechtvaardig evenwicht van risico, verantwoordelijkheden en voordelen efficiënt: verbetering van de financiële duurzaamheid effectief: consistente bevoorrading van eindgebruikers adaptief: inbouwen van flexibiliteit om te reageren op veranderende markt, sociale en milieuomstandigheden geloofwaardig: reële voordelen bieden in de vorm van stabiele handelsbetrekkingen die kunnen worden bijgehouden en gerapporteerd 13
Daartoe zal gebruikt gemaakt worden van elementen van de LINK-methodologie die door CIAT ontwikkeld werd i.s.m. andere actoren (zie ook deel I en landenhoofdstuk 1. België). Deze pilootketens zijn belangrijk bewijsmateriaal voor de uspcaling en de dialoog met andere actoren. De outputs van dit resultaat die kunnen gebruikt worden in upscaling en structurele verandering zijn
de kwantiteit en kwaliteit innovatie e een beoordelingsmethodologie voor inclusiviteit en duurzaamheid in de relaties tussen bedrijven en boeren bewijsvoering dat duurzaam aankopen van kleinschalige boeren voor beide partijen een win-win situatie kan zijn
In de upscaling zal VECO zich niet beperken tot sesam en banaan maar dit opentrekken naar andere bedrijven in de voedingsindustrie (bv. resseerd kunnen zijn in duurzamer aankopen van kleinschalige boeren. Er zullen ook uitwisselingen plaatsvinden met de pilootketens van sesam in Burkina Faso en ananas in Benin. Resultaat 3: Capaciteitsopbouw van boerenorganisaties In Senegal hebben boerenorganisaties in de pilootketens (marktketens) hun management en business capaciteiten versterkt om te voldoen aan de eisen van de markt. 13
International Center for Tropical Agriculture 14
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
Om op een duurzame manier financieel succes te hebben in handelsrelaties en duurzame relaties te creëren en te onderhouden, is het noodzakelijk de boeren als organisatie maar vooral als bedrijf te versterken. Vooral volgende vaardigheden zullen versterkt worden, aangepast aan de noden van elke boerenorganisatie:
Organisatie management: lidmaatschap, structuur, democratische werking, beleidsplannen, beleid voor participatie van vrouwen en jongeren. Bedrijfsbeheer: productieplanning, verzamelen en opvolgen van productiedata, uitwerken business modellen, opstellen van businessplannen, commerciële boekhouding, opvolging en analyse van de bedrijfsresultaten, risico-opvolging en beheer, beheer van kredieten Vermarkting: beantwoorden aan markteisen via interne controlesystemen, collectieve vermarkting, identificeren en analyseren van marktopportuniteiten, opbouwen en onderhouden van lange termijn marktrelaties, onderhandelingscapaciteiten Duurzame productie en beheer van natuurlijke rijkdommen: promotie van agro-ecologische technieken, adaptatie aan klimaatsverandering, beperking van de emissies Externe relaties ontwikkelen en onderhouden: lidmaatschap van nationale boerenorganisaties, capaciteit om relaties aan te gaan overheid en andere entiteiten, deelname in fora, ronde tafels, multi-stakeholder processen
Daartoe zal VECO de nodige vorming faciliteren, vooral wat betreft bedrijfsbeheer en vermarkting. In het regionaal team van VECO West Africa zal een BDS specialist aangetrokken worden. Ook op het ontwikkelen van externe relaties zal sterk ingezet worden. Voor de andere punten zal veeleer een samenwerking gezocht worden met andere organisaties. Resultaat 4: Bewijsvoering vanuit de innovatieve pilootketens In Senegal wordt de bewijsvoering vanuit de innovatieve pilootketens (en andere marktketens) gebruikt voor de upscaling als bijdrage tot structurele veranderingen. De pilootketens zullen systematisch gekapitaliseerd worden, zowel wat betreft het verloop van het proces als geheel, als wat betreft specifieke innovaties en leerelementen binnen de keten. Daarover zullen afspraken gemaakt worden zodat op die manier gelijkaardige data kunnen verzameld worden. Deze kapitalisaties beschrijven zowel successen als mislukkingen en geven mogelijke pistes aan voor aanpassingen en verbeteringen. Ze dragen bij tot reflectie en zijn op zich belangrijk als leerelement voor de betrokkenen, maar zijn ook van groot belang als bewijsvoering in dialoog met andere actoren. Niet alleen de partners in de pilootketens zullen hierbij betrokken worden maar ook de partners die gaan inzetten op structurele veranderingen. Er zullen ook studies uitgevoerd worden en actie-onderzoek opgezet worden om te weinig bekende aspecten beter te begrijpen of om de analyse van de pilootketens en de inclusieve business modellen te versterken. Om de bewijsvoering stevig te onderbouwen zal VECO toezien op het verbeteren en toepassen van gerichte data collectiesystemen voor zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens en op facilitatie van multi-actor reflectieprocessen, als onderdeel van haar PLA-systeem (zie verder). Voor wat de rijst sub-sector betreft zal ook gebruik gemaakt worden van de systematisatie van door andere organisaties (OXFAM, SNV, AGRICORD) opgezette pilootketens in de regio met leden van de regionale CRCOPR. Elke pilootketen zal het voorwerp uitmaken van systematische opvolging en leerreflectie. Bovendien zullen alle actoren betrokken in de verschillende landen uitgenodigd worden om na te denken over de (tussentijdse) resultaten, om de diverse pilootketens te verbeteren, om acties te formuleren voor upscaling en voor de verspreiding van goede praktijken naar nationale en supranationale instellingen met betrekking tot de geleerde lessen. Er zal ook nauw aansluiting gezocht worden met AfricaRice/ISRA op basis van hun ervaringen in de hubs of pôles de développement rizicole, om de bevindingen te verdiepen, te delen en te verspreiden. Resultaat 5: Dynamiek en draagvlak voor inclusie van kleinschalige landbouwers In Senegal wordt een dynamiek en draagvlak gecreëerd tussen/met actoren, netwerken en allianties in de regio die bijdraagt aan de inclusie van kleinschalige landbouwers en bijdraagt aan de structurele veranderingen Elk jaar zal minstens 1 digitale en 1 gedrukte publicatie gemaakt worden over innovatieve praktijken en modellen die door VECO en/of partnerorganisaties worden toegepast binnen de pilootketens. Dit is een eerste 15
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
manier om te werken aan visibiliteit en communicatie naar andere actoren toe om de upscaling via deze weg mogelijk te maken. VECO, samen met haar partnerorganisaties, zal zich proactief inzetten in overlegorganen per landbouwketen of in coördinatieplatforms (of bijdragen tot hun totstandkoming waar die nog niet bestaan of onvoldoende functioneren zoals voor rijst). VECO zal zelf minstens 1 maal per jaar een event organiseren, of aansluiting zoeken bij events georganiseerd door andere actoren die bedrijven vertegenwoordigen, zoals de Kamer van Koophandel, federaties van de Tenslotte moeten bovenstaande acties ook gezien worden als onderdeel van een strategie om de structurele veranderingen zoals eerder beschreven te bewerkstelligen.
2.3.2. Voorstelling van de weerhouden partners in Senegal We maken een onderscheid tussen partners die fondsen ontvangen en partners met wie VECO ook strategisch zal samenwerken maar die geen fondsen via dit programma zullen ontvangen. Voor de rijstketen (Sub Sector Development) zal FNPRS (Fédération Nationale des Producteurs de Riz du Sénégal) gefinancierd worden om een rol op te nemen bij het streven naar structurele veranderingen. Op dat niveau werken we ook samen met de volgende organisaties (niet-gefinancierd):
Interprofessionele organisaties: CIRIZ (Comité Interprofessionnel du Riz) Onderzoeksinstituten: AfricaRice, ISRA Overheidsinstellingen en (Agence Régionale de Développement) de Kolda ; SAED ; SODAGRI (Société pour le Ddéveloppement Agricole et Industriel du Senégal) Privé-actoren: SECOSEN/Teranga ; SPCRS (Société de Promotion et de Commercialisation du Riz Sénégalais) ; Difezi Financiële instellingen: Alterfin
Voor de pilootketens zijn de boerenorganisaties FEPOBRA en UJAK de gefinancierde partners, maar werken we ook strategisch samen met de meeste van de bovenstaande organisaties. Voor de bananenketen (IMM) werken we op het niveau van de structurele veranderingen samen met de producentenorganisatie UNAFIBS en op het niveau van de pilootketen met APROVAG. Voor sesam zijn dit respectievelijk FENPROSE en UGAN. De strategische, niet-gefinancierde, samenwerkingen zijn met:
Overheden: Direction Horticulture, ITA Privé-actoren: ETG, ANI, Laboratoire Marie Diallo, AGROFAIR, ASEPEX (Association Sénégalaise pour la jven in de fruit en groentensector Financiële instellingen: Alterfin, Root Capital, Oikocredit
2.3.3. Beschrijving van doelgroep en eindbegunstigden in Senegal De leden van FEPROBA in het Zuiden hebben een rijke ervaring met de rijstteelt. Elke rijstboerenfamilie bestaat uit een 15-tal personen waarvan er 8 actief zijn. De scholingsgraad is laag. 61% zijn niet geschoold, van de anderen heeft 70% de lagere school afgemaakt en slechts 30% het middelbaar onderwijs. Bij de vrouwen is dit echter nog veel lager. Van de kinderen zijn er slechts 40% geschoold. Van de leden heeft 27% een professionele vorming gekregen. De geteelde oppervlakte per gezin beslaat 1,92 ha (min 0,25 en max 11,25 ha). De gemiddelde grootte van de percelen die aan vrouwen toebehoren is slechts 0,25 ha. Slechts 25% van de gezinnen hebben geavanceerd materiaal. 13% van hen hebben toegang tot krediet. 60% van de gezinnen leeft in huizen met muren van leem en daken van gras. In het werkgebied van UJAK in het Noorden zijn er 3 productiesystemen: -perimeters en ook dorps-perimeters. Het is in deze laatste dat zich het grootste deel van de leden van UJAK bevinden
16
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
-perimeters die gemiddeld 20 ha beslaan
Een familie exploiteert doorgaans een perceel in die dorps-perimeters tussen 0,35 en 1 ha. De gemiddelde rendementen zijn 4,5 ton per ha. Een gelijkaardige studie zoals voor FEPROBA zal uitgevoerd worden om meer gegevens te verkrijgen. De gezinnen van de leden van APROVAG tellen gemiddeld 11 leden. De alfabetiseringsgraad bedraagt gemiddeld 47%, maar voor de vrouwen is dit slechts 25%. Elk gezin beschikt gemiddeld over 2,3 ha land. Binnen de bananenplantages (die gemeenschappelijk aangelegd zijn om te kunnen voorzien in irrigatie en een afsluiting) hebben mannen 0,25 ha en vrouwen gegarandeerd 0,125 ha. 98% van de gezinnen hebben huizen met grasdaken en 60% muren in leem. Slechts 1% heeft elektriciteit en nagenoeg allen betrekken hun drinkwater uit putten en gebruiken hout als brandstof. Ook bij UGAN tellen de gezinnen gemiddeld 11 leden. Hun voedselzekerheidssituatie is fragiel doordat de productie sterk afhangt van de variaties in neerslag. 70% van de vrouwen kan noch lezen noch schrijven tegenover 29% bij de mannen. 93% van de gezinnen bewerken land dat hen niet toebehoort. De gemiddelde oppervlakte waar sesam geteeld wordt, is 1,5 ha en het gemiddeld inkomen daaruit is 300 euro. krediet.
2.3.4. Versterking van institutionele capaciteiten en beheerscapaciteiten; technische, financiële en socio culture duurzaamheid; effectiviteit en efficiëntie van de verwachte uitvoeringsmethodes; duurzaamheid resultaten en exit strategie; partnerschap (criteria partner, motivatie, SWOT). Versterking van institutionele capaciteiten en beheerscapaciteiten Meer en meer zijn de producentenorganisaties en privé-actoren geïnteresseerd om mekaar te ontmoeten en te dialogeren i.f.v. het goed functioneren van sub-sectoren en ketens en willen ze betere onderlinge afspraken tussen hen maar ook een beter institutioneel kader creëren voor die sub-sectoren en ketens in samenspraak met publieke actoren. Daarom zullen de boerenorganisaties, die werken op het niveau van de structurele veranderingen (doorgaans de regionale en nationale organisaties), ondersteund worden om als organisatie met kennis van zaken te kunnen deelnemen aan multi-stakeholder processen, handelsmissies, fora en netwerken. In de praktijk worden zij ondersteund om tegenover de publieke en private sector beter te onderhandelen. Dit veronderstelt een duidelijke analyse van de sub-sector, een visie waar zij als producentenorganisatie naar toe willen met de subsector, identificatie van structurele veranderingen die nodig zijn om die visie waar te maken, maar ook een beter begrip van de positie van de andere actoren zodat steeds een win-win situatie kan nagestreefd worden. Dit veronderstelt ook toegang tot informatie over markten en opportuniteiten, het in kaart brengen van het aanbod van hun eigen leden, en het documenteren en kapitaliseren van praktijken en modellen binnen de pilootketens om als bewijsvoering te gebruiken. Op het niveau van de pilootprojecten is de doelstelling van de betrokken producentenorganisaties in de eerste plaats het verwerken en/of commercialiseren van hun producten. Hier is de nood dan ook vooral een versterking van de beheerscapaciteiten in het algemeen, en meer in het bijzonder commercieel bedrijfsbeheer en vermarkting. Dit zijn sleutelelementen in het hierboven beschreven resultaat 3. Eerst en vooral moet de institutionele relaties met de privésector en dus het versterken van de onderhandelingscapaciteiten om betere contracten en betalingsvoorwaarden te bekomen, om meer embedded services te verkrijgen zoals technische assistentie, kredietverlening, co-investeringen. Technische, financiële en socio culturele duurzaamheid Meer inzetten op ondernemerschap betekent ook inzetten op financiële duurzaamheid van de organisatie, correcte kostenanalyses, prijsbepaling gebaseerd op exploitatierekeningen, opstellen van businessplannen Deze technische kennis is noodzakelijk enerzijds i.f.v. dienstverlening naar hun leden toe en anderzijds in hun relatie naar de privésector en de banken. Eén van de grote problemen van de boerenorganisaties is de toegang tot krediet, vooral voor werkkapitaal voor collectieve vermarkting en voor lange termijn investeringen. Via het ondersteunen van de organisaties in 17
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
goede businessplannen, via de begeleiding van de producenten in het verkrijgen van schriftelijke overeenkomsten en via het in contact brengen van de boerenorganisatie met de banksector wordt ook aan de financiële duurzaamheid gewerkt. In het geval van investeringen zal de procentuele bijdrage van VECO zoveel mogelijk beperkt blijven en zal zoveel mogelijk naar andere financieringsbronnen (krediet, equity) gezocht worden. VECO zal geen subsidies verstrekken voor terugkerende operationele kosten in de bedrijfsvoering, tenzij op een beperkte en degressieve schaal en enkel voor innovaties. Bij de keuze van de aan te wenden technologie wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de duurzaamheid. Dat betekent ook dat nazorg voor de machines in de regio moet verzekerd zijn. De partners waarmee wij werken, zijn bestaande instituten, die in hun gemeenschappen een sociale rol hebben naast hun economische rol. Ze bestaan uit lokale mensen en produceren de producten van de streek. De uitvoering van de pilootprojecten ligt voor het grootste deel in handen van de al aanwezige technici van de organisaties en de boerenleiders, waardoor de resultaten ook meteen effect hebben op de werking van deze organisaties. Effectiviteit en efficiëntie van de verwachte uitvoeringsmethodes Rekening houdend met de resultaten van de assessments van het huidige programma waarbij duidelijk is dat het heel moeilijk te realiseren is om vanuit pilootprojecten naar upscaling te gaan, zijn wij binnen dit strategisch plan anders te werk gegaan. We zijn vertrokken van de formulering van de structurele veranderingen (upscaling) die we met het programma beogen. Binnen de sub sectoren van de IMMn te maken hebben: de publieke sector, de privésector en de organisatie van producenten. Deze structurele -regio gecontextualiseerd samen met de geïdentificeerde partners en stakeholders. Ook voor de sub-sector rijst binnen de SSD-interventiestrategie werden eerst de structurele veranderingen die we beogen geformuleerd samen met de partners en andere stakeholders. Om tot een formulering van deze structurele veranderingen te komen werden eerst SCASS en SCAMM gemaakt. Dit zijn scans van de sub-sector en de moderne markten (zie deel I). Ze beschrijven de actuele situatie in een land of regio, analyseren de nood aan verbetering en checken het veranderingspotentieel. Dit gebeurt voor de privésector, de boerenorganisaties en de publieke sector. Ook wordt in die scan naar de omgevingsfactoren gekeken: in welke mate faciliteren en stimuleren ze het ondernemen (politiek, socio-cultureel, technologische kennis, milieu). Daarna werden de pilootketens geselecteerd in functie van wat die kunnen aanbrengen als bewijsvoering aan de structurele veranderingsagenda. Om de overgang van pilootketen naar structurele agenda duidelijk te verandering te komen en op welke assumpties de logica rust. Op het niveau van de pilootprojecten werden ketenanalyses uitgevoerd waardoor ook dit methodologisch goed onderbouwd is en waardoor de opportuniteiten en de knelpunten goed in kaart werden gebracht. Dit alles moet leiden tot betere en duurzame resultaten, en tot een betere link tussen de pilootprojecten en de Verder zoeken we naar meer samenwerking met andere actoren in hetzelfde gebied en/of dezelfde thematiek (zie synergie en complementariteit) en werken we naar meer specialisatie toe: ook dat bevordert de efficiëntie en effectiviteit. Duurzaamheid resultaten en exit strategie Doordat het idee van upscaling in de interventielogica ingebouwd zit, streef je automatisch naar een verduurzaming van de resultaten. In het nastreven van de structurele veranderingen werken we sterk rond politieke normgeving en beleidsvorming voor wat de sub-sector betreft. De resultaten worden opgenomen in het beleid van de publieke instellingen, privébedrijven of andere actoren. Het werken aan structurele veranderingen houdt op zich dus al in dat er gestreefd wordt naar duurzame resultaten. Indien we erin slagen een aantal van de structurele veranderingen te bereiken, dan zullen die automatisch duurzaam zijn (wetgeving of aankooppolitiek draai je niet zomaar weer om eens ze in een bepaalde richting geëvolueerd zijn). Vanuit ons opvolgingssysteem wordt er zeker aandacht besteed aan de duurzaamheid van de resultaten en de mechanismen om dat te bewerkstelligen. De progress markers van de partnerorganisaties zijn een belangrijk onderdeel van het opvolgen en steeds terug actualiseren van de veranderingen die nodig zijn om de resultaten te behalen en vast te houden na het einde van het project.
18
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
Er moeten duidelijke voorzorgen worden genomen om te voorkomen dat nieuwe afhankelijkheidsrelaties zouden ontstaan, en engagementen voor het verzekeren van de duurzaamheid zullen worden opgenomen in samenwerkingsakkoorden en jaarplannen. De exit strategie wordt van bij het begin van het partnerschap ingebouwd. Met elke partner wordt het einde van het contract duidelijk besproken, elke samenwerking is dus in principe eindig. Op basis van een concrete analyse van de partner wordt het exit scenario geconcretiseerd en effectief vorm gegeven in het laatste jaar van de samenwerking. Er wordt dan extra ingezet hierop en waar nodig kan eventueel ook externe steun voorzien worden. Er wordt normaal uitgegaan van korte pilootprojecten, zeker binnen IMM waar deze normaal maximum drie jaar kunnen duren; voor het SSD luik zou dit langer kunnen zijn. Ieder jaar wordt een evaluatie gedaan en worden doelstellingen indien nodig aangepast om de resultaten te kunnen bereiken in de vastgelegde tijd. Door deze opzet is de exit strategie ingebouwd in ieder pilootproject. Partnerschap (criteria partner, motivatie, SWOT) Ook voor de partnerkeuze werd gebruik gemaakt van analysetools op het niveau van de structurele veranderingen en op het niveau van de pilootketens. Voor de pilootketens werd bij privé-actoren gepeild naar hun openheid om met kleinschalige boeren samen te werken en commerciële relaties met hen uit te bouwen, in hen te investeren. Bij de boerenorganisaties werd gecheckt in welke mate ze de capaciteit hebben om kwaliteit en kwantiteit te leveren en dit op een efficiënte en consistente manier. Verder wordt er gekeken naar hun vaardigheden voor onderhandelen, aangaan en onderhouden van commerciële relaties, hun beheercapaciteit. Ook wordt hun bereidheid gecheckt om met de privésector in zee te gaan en in welke mate ze als partner meewerken aan inclusieve business modellen, en of Tegen eind 2013 zullen we een fijnere SWOT-analyse maken van elke boerenorganisatie om op die manier precies te weten waar ze staan en waarop we moeten inzetten (de business development matrix). We zullen meer bepaald de volgende vaardigheden op hun aanwezigheid en ontwikkelingsgraad analyseren: management van de organisatie, management van de onderneming, marketing vaardigheden, duurzame productie en beheer van natuurlijke bronnen, aangaan en onderhouden van externe relaties. Wat betreft de partners op het niveau van de structurele veranderingen werden organisaties gekozen die een nationale of regionale uitstraling hebben, die binnen de sub-regio als belangrijke actoren gezien worden.
2.3.5. Aandacht voor transv Gender Gender is een transversaal thema in het sub-sector programma. Dit vertaalt zich in de eerste plaats in de aandacht die gaat naar geëtuveerde (voorgestoomde of parboiled) rijst. Dit proces is volledig in handen van de vrouwen en zij hebben volledige controle over het inkomen uit de verkoop van de voorgestoomde rijst. Het programma beoogt in de regio onderzoek en ontwikkeling te stimuleren voor betere verwerkingseenheden die enerzijds moeten toelaten om een betere productiviteit en kwaliteit te bekomen zodat het inkomen van vrouwen kan verhoogd worden, en anderzijds zo opgezet zijn dat vrouwen zelf nog altijd fysisch in staat zijn . Tegelijkertijd wordt er op toegezien dat het werk van vrouwen verlicht wordt. Andere aandachtspunten binnen de rijstsector zijn een meer gelijkwaardige toegang voor mannen en vrouwen tot geïrrigeerde percelen of tot bas-fonds en tot inputs en krediet voor het aanschaffen van de inputs. Dit is eveneens het geval voor sesam. De boerenorganisatie APROVAG in Senegal hanteert een beleid dat binnen de geïrrigeerde perimeter voor bananen 0,25 ha toegewezen wordt aan de mannen, maar dat vrouwen verzekerd zijn van hun eigen deel van 0,125 ha. Het productieproces van sesamolie in Senegal zal in handen zijn van de vrouwelijke leden van UGAN. Tijdens reflectiemomenten met partners zal VECO steeds een genderinvalshoek bewaken: hoe verzekeren dat ook vrouwen toegang hebben tot training en inputs, hoe garanderen dat vrouwen meer vertegenwoordigd zijn in de bestuursorganen van de organisaties.
19
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
Jongeren De keuze voor UJAK als partner is deels ingegeven door het feit dat het hier gaat over een organisatie voor jongeren. Bovendien is 59% van de leden vrouwen. Er wordt erkend dat de continuïteit van rijstproductie over de generaties vitaal is voor de rurale gemeenschappen en zal er in de toekomst bekeken worden hoe jonge landbouwers (zowel vrouwen als mannen) beter hun plaats kunnen vinden in de rijstketen. Milieu Reeds in het huidige programma passen producenten meer en meer aangepaste technieken toe in functie van een duurzamer gebruik van natuurlijke hulpbronnen: geïntegreerde bodemvruchtbaarheid management, Alhoewel het toekomstig programma zich minder direct zal toespitsen op de productieschakel binnen de keten, zal er toch met andere actoren die zich daar wel op toeleggen, samen gewerkt worden naar een zo veel mogelijk agro-ecologisch systeem dat inzet op een productieve landbouw die duurzame oogsten garandeert en die het gebruik van lokale resources optimaliseert en terzelfdertijd negatieve milieu- en socio-economische effecten minimaliseert. De gevolgen van de klimaatsopwarming worden meer en meer voelbaar in de sub-regio wat eveneens pleit voor deze keuze. Er wordt zeker rekening de selectie van nieuwe variëteiten die bestand zijn tegen waterstress, verhoogde zoutgehaltes, tegen ziektes die door verminderde regen en stijgende temperaturen dreigen te bevorderd te worden. Rijst is een teelt met een hoog risico voor negatieve gevolgen voor het milieu (gebruik van herbiciden, pesticiden, slecht gedoseerde chemische meststoffen, ...). Daarenboven stoten rijstvelden tussen 20 en 40% van de totale methaanemissie uit, dat nog een sterker broeikaseffect heeft dan CO2. Nieuwe productietechnieken, met twee drainage momenten in de productiecyclus van de rijst, kunnen bijdragen tot 80% vermindering van de uitstoot van methaan, maar vereisen meer watercontrole. Daarom is het zeer belangrijk om te investeren in nog meer milieuvriendelijker productiemethoden dan vandaag. Een ander belangrijk negatief milieuaspect is het gebruik van hout als energiebron voor het rijstetuvage proces. Een aantal alternatieven worden reeds toegepast zoals het gebruik van verbeterde kachels of het recupereren van het rijstkaf als energiebron. De meest aangewezen technologie is zeker het gebruik van zonneboilers omdat tijdens het proces enkel warm water nodig is (en geen vuur). VECO zal zich dan ook toeleggen op het promoten van deze technologie. Voor wat de sesamteelt betreft zijn de milieuaspecten eerder beperkt. De teelt gebeurt traditioneel al grotendeels op agro-ecologische wijze, is behoorlijk droogteresistent, en tijdens het verwerkingsproces tot olie wordt geen hout als energiebron gebruikt. In Senegal kiezen onze partners resoluut voor bio-bananen. Zeker voor de exportmarkt is dit een logische keuze: de vraag naar bio-gecertifieerde bananen (en Fair Trade) is groot. Tweede klasse bananen die niet kunnen geëxporteerd worden kunnen op de top-end markt gezet worden, die nu vooral vanuit Ivoorkust bevoorraad wordt maar deze Ivoriaanse bananen zijn niet bio en vooral afkomstig van grootschalige plantages en niet van kleinschalige landbouwbedrijfjes.
2.3.6. Uitleg bij het budget De belangrijkste onderdelen van het budget zijn 1. de operationele kosten van het regionaal kantoor en de antennes; 2. het programmabudget SSD en 3. het programmabudget IMM. De twee programmabudgeten zijn opgesplitst in een deel voor SCA niveau (structurele verandering) en een deel voor de diverse pilootketens. Op beide niveaus is er een directe financiering van partners waarmee een samenwerking wordt aangegaan en een deel voor de ondersteuning en opvolging door VECO staff. De financiering voor de partners wordt vooral aangewend voor functioneringskosten van de partner inclusief de uitvoering van activiteiten binnen SCA of de pilootketens. Op SCA niveau is een beperkt budget voorzien voor investeringen en voor een bijdrage aan personeelskosten in functie van het programma. Ook op het niveau van de pilootketens is dit het geval maar er is een hogere bijdrage aan investeringen in gebouwen en materieel voor verwerkings-en/of commercialisatie activiteiten. De operationele kosten van het antennekantoor in Senegal omvatten investeringskosten, functioneringskosten en kosten voor ondersteunend niet-programma personeel. Voor investeringskosten is er een budget voorzien 20
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
voor 1 laptop en 1 camera. De functioneringskosten omvatten de huur van het kantoor, onderhoudskosten van kantoor en materieel, elektriciteit-, water en telefoonkosten, verzekering kantoor en materiaal, bankkosten, brandstof, onderhoud en verzekering voor één 4WD voertuig. Het kantoor in Senegal zal gedeeld worden met ACORD en nog minstens 1 andere organisatie. Het personeel zal bestaan uit 1 verantwoordelijke SSD en 1 verantwoordelijke IMM. Er wordt ook een boekhouder/logistieker voorzien.
2.3.7. Motivatie voor de inzet van coördinatiebureaus en coöperanten Het coördinatiekantoor van VECO West Afrika zal vanaf 2014 voor het nieuwe programma gelegen zijn in Ouagadougou in Burkina Faso. Dit is een regionaal kantoor dat instaat voor het programma in de sub-regio Burkina-Benin-Niger maar dat tevens het programma in Senegal zal coördineren en aansturen. Het kantoor bestaat uit een regionale equipe die de noodzakelijke competenties heeft om het programma uit te voeren:
Regionaal vertegenwoordiger: eindverantwoordelijke van het programma en van de administratie Regionale coördinator SSD/Rijst, verantwoordelijk voor SDD (rijst) Regionale coördinator PLA/Communicatie (50%) Regionale specialist BDS, verantwoordelijk voor coördineren en linken van BDS en agrifinance Regionale verantwoordelijke voor administratie en financiën en 3 ondersteunende medewerkers (boekhouder, secretaresse en chauffeur)
Het is belangrijk om in de regio aanwezig te zijn om kort op de bal te kunnen spelen, om de context goed te kunnen inschatten, om aanwezig te zijn in regionale en nationale netwerken, om een goede interface te zijn tussen het programma in het Zuiden en de achterban in het Noorden. Onze mensen komen uit de regio, wat een garantie biedt voor sterk aansluiten bij wat er in de regio gebeurt op politiek, sociaal, cultureel vlak. Het regionale kantoor in Ouagadougou zal lichte antennes aansturen in Cotonou, Benin en in Dakar, Senegal. Deze antennes bevinden zich nu in de hoofdstad omdat vooral daar het werk rond structurele veranderingen zal plaatsvinden. In Benin zal de staff bestaan uit 1 verantwoordelijke SSD en in Senegal uit 1 verantwoordelijke SSD en 1 verantwoordelijke IMM. In Burkina Faso en in Niger is er geen lokale antenne. Wel wordt 1 verantwoordelijke SSD in Ouagadougou gestationeerd voor de aansturing en opvolging van de pilootketens in Burkina en Niger. Het SCA werk in die landen zal direct door de regionale verantwoordelijken gebeuren. Het kantoor in Senegal zal gedeeld worden met ACORD en met andere NGO Dévelopement).
21
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
2.4.
Logisch kader
Algemene doelstelling: Een leefbaar bestaan voor kleinschalige boeren en boerinnen in het Zuiden en het Noorden die zo hun rol opnemen en bijdragen aan het verminderen van de armoede, het voeden van de wereld en het verlichten van de druk op de aarde. Specifieke Doelstelling
Landbouwketens voor rijst, sesam en bananen en hun institutionele omgeving in Senegal zijn duurzaam en inclusief voor kleinschalige boeren en boerinnen
Hypotheses
conflicten en onveiligheid nemen af in de regio, overheden (regionaal en nationaal) versterken hun beleid op vlak van voedselsoevereiniteit en ten voordele van kleinschalige boeren, grondroof wordt tegengegaan
ZUID LUIK
Indicatoren
Baseline
1. Aantal marktketens (pilootketens) in dewelke Alle baseline data voor de 5 livelihood outcomes kleinschalige boeren en boerinnen duurzamer voor alle pilootketens zijn beschikbaar in de 14 voorzien in hun levensonderhoud (SSD respectievelijke Chain Intervention Frameworks. IMM) Een overzicht per keten wordt gegeven in bijlage 1 bij dit logische kader.
2. Het marktaandeel van lokale rijst afkomstig van kleinschalige boeren en boerinnen in de lokale markten is verhoogd (%) (SSD)
en/of beleid aantoont dat het inclusiever is aankooppraktijk of beleid aantonen voor kleinschalige boeren en boerinnen (IMM)
boerinnen dat economische georganiseerd is om hun producten collectief te vermarkten
Verificatiebronnen
1. Stijgend inkomen: [5 v.d. 5 ketens] 2. Verstevigde positie in de keten: : [4 v.d. 5 ketens] 3. Verhoogde weerbaarheid: : [2 v.d. 5 ketens] 4. Duurzamer gebruik van natuurlijke hulpbronnen: : [2 v.d. 5 ketens] 5. Verbeterde voedselzekerheid : [3 v.d. 5 ketens]
Impact Assessment Rapport Impact assessment data collection tools
SPCRS (Société de promotion et de comHet marktaandeel is gestegen tot 30% van de nationale mercialisation du riz au Sénégal) bevoorraadt zich rijstmarkt (via SPCRS en haar aandeelhouders) nauwelijks bij kleinschalige boeren (amper 2.000 T/jaar)
3. Aantal bedrijven dat via zijn aankooppraktijk Er zijn nog geen bedrijven die een inclusieve
4. Aandeel (in %) kleinschalige boeren en
J3
30%
Markstatistieken Rapporten van nationale studies SSD Framework opvolgingsdocumenten
3 (sesamgraan) 2 (sesamolie) 4 (bananen)
SCAMM reports Website Promotiemateriaal bedrijven IMM Framework opvolgingsdocumenten
60%
Overheidsstatistieken Onderzoeksrapporten IMM & SSD framework
14
De kwaliteit van het Levensonderhoud wordt gemeten adhv de impact assessment tool van Vredeseilanden (incl. baseline studie). De concrete data voor elk van de 5 livelihood outcomes kan worden geconsulteerd in de desbetreffende impact assessment rapporten en Chain Intervention Frameworks 22
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
(SSD
IMM)
documenten
5. Aantal nieuwe en verbeterde institutionele
Er zijn nog geen concrete overheidsmaatregelen omgevingsfactoren die de inclusiviteit van die de inclusiviteit van kleinschalige boeren kleinschalige boeren en boerinnen stimuleren stimuleren (SSD IMM) op niveau van: BDS is meestal in privéhanden en te duur voor 1. overheid: door wetten & beleidsteksten kleinschalige boeren 2. dienstverleners: publieke en private FENPROSE heeft een nationaal en internationaal dienstverlening (BDS) marktinformatiesysteem voor sesam opgezet maar dat instrument wordt nog niet gebruikt door overheid en privésector
4 overheidsmaatregelen 2 BDS structuren zijn inclusief voor kleinschalige boeren Het marktinformatiesysteem voor sesam wordt officieel gebruikt door overheid en 75% van de privéactoren
Government policies & laws Context analyse rapport IMM & SSD framework documenten
Resultaat 1
Opzetten innovatieve pilootketens In Senegal zijn pilootketens (marktketens) van basisvoedselgewassen (rijst)opgezet waarin innovatieve praktijken en modellen worden uitgewerkt en toegepast ten voordele van kleinschalige boeren en boerinnen.
Hypotheses
weersomstandigheden zijn gunstig voor landbouwproductie, treksprinkhanenplagen zijn beperkt, bedrijven en boerenorganisaties zijn bereid zich duurzaam te engageren in een ketenlogica, kredietverleners kunnen worden overtuigd te investeren, geen sterke stijging van de olieprijzen/inputs
Indicatoren
Baseline
Jaar1
Jaar2
Jaar3
Verificatiebronnen
1
Toename productiviteit (ton/ha en %)
-
-
-
-
-
2
% van de (verwerkte) producten dat voldoet aan de kwaliteit van de formele markt
Rijst Anambé: 0% Rijst Noord: 15%
Rijst Anambé: 25% Rijst Noord: 30%
Rijst Anambé: 35% Rijst Noord: 50%
Rijst Anambé: 50% Rijst Noord: 70%
Bedrijfsboekhouding en activiteitenrapporten van de boerenorganisaties
3
Het aantal pilootketens waar aangetoond kan 1. 0/2 worden dat er een evolutie is naar meer: 2. 1/2 1. ecologische of klimaataangepaste productie en verwerkingswijzen 2. gendergelijkheid in de keten
1. 1/2 2. 1/2
1. 1/2 2. 1/2
1. 2/2 2. 1/2
1. jaarlijkse evaluatie 2. activiteitenrapporten van de boerenorganisaties en ledenregisters
4
Volume (in %) dat verkocht wordt via collectieve vermarkting door boerenorganisaties t.o.v. het totaal verkochte volume
20%
30%
40%
Bedrijfsboekhouding en activiteitenrapporten van de boerenorganisaties
5
Aantal pilootketens waarbij 75% van het totaal 0 volume collectief verkocht wordt via lange termijn overeenkomsten met (in)formele opkopers
Rijst Noord (maar enkel witte rijst)
Rijst Noord (witte en Rijst Noord (witte en Verkoopcontracten en geëtuveerde rijst) geëtuveerde rijst) activiteitenverslagen van de boerenorganisatie
6
Het aantal pilootketens waar kan aangetoond
0%
1. Er bestaat een nationaal 1. 1 op 2 (enkel
1. 1 op 2 (enkel
1. 2 op 2 (witte en
1. Jaarverslagen van organisaties en
23
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
worden dat er duidelijk engagement en ondersteuning is van: 1. lokale overheden 2. financiële service providers
ondersteuningsprogramma (PNAR) 2. 0
witte rijst) 2. 1
witte rijst) 2. 1
geëtuveerde rijst) 2. 1
overheden 2. Kredietcontracten
Resultaat 2
Opzetten innovatieve pilootketens In Senegal zijn pilootketens (marktketens) van hoogwaardige crops opgezet waarin innovatieve praktijken en modellen worden uitgewerkt en toegepast die de inclusiviteit van kleinschalige boeren en boerinnen tot de moderne markten bevorderen.
Hypotheses
weersomstandigheden zijn gunstig voor landbouwproductie, bedrijven en boerenorganisaties zijn bereid zich duurzaam te engageren in een ketenlogica, kredietverleners kunnen worden overtuigd te investeren, geen sterke stijging van de olieprijzen/inputs, exportmodaliteiten worden vereenvoudigd, handel binnen de CEDEAO wordt minder belemmerd. De wereldmarktprijs voor sesam, ananas blijven attractief.
Indicatoren
Baseline
Jaar1
Jaar2
Jaar3
Verificatiebronnen
1
Het aantal bedrijven in de piloten waarvoor kan aangetoond worden dat de aankooppraktijken en/of beleid van privébedrijven inclusiever zijn voor kleinschalige boeren en boerinnen
3
4
5
6
Contracten Bedrijfsrapporten Impact Assessment rapporten
2
Toename van de productiviteit (ton/ha en %)
Bananen: 14 ton/ha (gemiddeld)
Bananen: 35% gestegen
Bananen: 38% gestegen (t.o.v. 2013)
Bananen: 50% gestegen (t.o.v. 2013)
Campagnerapporten Jaarverslagen APROVAG
3
% van de (verwerkte) producten dat voldoet aan de kwaliteitseisen die worden gesteld door de opkopers
Bananen: 10% (kwaliteit
Bananen: 30% (kwaliteit nationale ) Sesamolie: 10%
Bananen: 40% (kwaliteit nationale ) Sesamolie: 30%
Bananen: 50% (kwaliteit nationale ) Sesamolie: 50%
Campagnerapporten Jaarverslagen Aprovag en UGAN
) Sesamolie: 0%
4
Het aantal pilootketens waar kan aangetoond 1. 2/3 worden dat er een evolutie is naar meer: 2. 1/3 1. ecologische of klimaataangepaste productie en verwerkingswijzen 2. gendergelijkheid in de keten
1. 2/3 2. 2/3
1. 2/3 2. 3/3
1. 3/3 2. 3/3
1. jaarlijkse evaluatie 2. activiteitenrapporten van de boerenorganisaties
5
Aantal pilootketens waarbij 75% van het totaal 0 volume collectief verkocht wordt via lange termijn overeenkomsten met (in)formele opkopers
1
2
3
Contracten
Resultaat 3
Capaciteitsopbouw van boerenorganisaties In Senegal hebben boerenorganisaties in de pilootketens (marktketens) hun management en business capaciteiten versterkt om te
24
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
voldoen aan de eisen van de markt Hypotheses
Alle partners in de ondersteuning van de marktketens bundelen hun krachten, aanwezigheid en toegankelijkheid van financiële en nonfinanciële service providers
Indicatoren
Baseline
Jaar1
Jaar2
Jaar3
Verificatiebronnen
1
Aantal boerenorganisaties waarvoor kan aangetoond worden dat de economische 15 leefbaarheid is verhoogd
0
1 (APROVAG)
2 (APROVAG + UGAN)
4
Impact Assessment Datacollectie Tools Jaarverslagen van de organisaties
2
Het aantal boerenorganisaties in de pilootketens 16 dat zijn business capaciteiten heeft verhoogd aangaande: 1. Organisatie management (group management) 2. Bedrijfsbeheer (business management) 3. Vermarkten (marketing) 4. Duurzame productie en beheer van natuurlijke rijkdommen (sustainable production and natural resource management) 5. Externe Relaties ontwikkelen (external relations)
Totaal aantal boerenorganisaties: 4 De baseline data zijn beschikbaar in de matrix van business development capacities van boerenorganisaties (zie bijlage 2 bij dit logisch kader)
1. 4/4 2. 2/4 3. 2/4 4. 1/4 5. 4/4
1. 4/4 2. 4/4 3. 4/4 4. 2/4 5. 4/4
1. 4/4 2. 4/4 3. 4/4 4. 4/4 5. 4/4
Jaarlijkse voortgangsverslagen en interne evaluatierapporten
3
Aantal boerenorganisaties in de pilootketens die
1. 2 2. 2 3. 1
1. 3 2. 2 3. 1
1. 4 2. 3 3. 2
1. 4 2. 4 3. 2
1. Goedgekeurde kredietdossiers 2. Samenwerkings-akkoorden met landbouwtechnische dienstverleners 3. Contracten met BDS
1. agri-finance 2. landbouwtechnische aspecten 3. business management Resultaat 4
Bewijsvoering vanuit de innovatieve pilootketens In Senegal wordt bewijsvoering vanuit de pilootketens (en andere marktketens) gebruikt voor upscaling als bijdrage tot structurele veranderingen (MLC)
Hypotheses
Overheden en donoren erkennen de pertinentie van een evidence-based aanpak en stellen er zich voor open. Partners en andere actoren staan open (en zien de meerwaarde) voor kapitalisatie en werken actief mee
15 16
Economische leefbaarheid volgens een voorafbepaalde formule De beoordeling van de business capaciteiten worden gemonitored adhv de business development matrix voor boerenorganisaties 25
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
Indicatoren
Baseline
Jaar1
Jaar2
Jaar3
Verificatiebronnen
1
Aantal praktijken, modellen en ervaringen in Kapitalisatie rond pilootketens ondersteund door Vredeseilanden (of sesamzaden andere marktketens) die worden gekapitaliseerd
+1
+3
+1
Kapitalisatiedocumenten, artikels op website, publicaties door derden
2
Aantal (en type) ketengerelateerde studies en analyses georganiseerd door partnerorganisaties en VECO ter ondersteuning van bewijsvoering
1 studie rond de keten van geëtuveerde rijst in Anambé 1 synthesestudie rond de sesamketens in Senegal
+2
+1
+1
Gepubliceerde studies en hun afgeleiden gebruikt in bewijsvoering.
3
Verbeteringen in leergerichte data collectie en reflectieprocessen in samenwerking met ketenactoren (PLA)
Gebruik van PLA maar datacollectie kan nog verbeterd worden 1 regionaal reflectieforum
1 verbetering PLA toegepast + 1 reflectieforum rond de sesamketens
1 verbetering PLA toegepast + 1 reflectieforum rond de bananenketen
1 verbetering PLA toegepast + 1 reflectieforum rond de rijstketens
Verslagen van halfjaarlijkse partnervergaderingen, jaarverslagen en evaluatieverslagen
Resultaat 5
Dynamiek en draagvlak voor inclusie van kleinschalige landbouwers In Senegal wordt een dynamiek en draagvlak gecreëerd tussen/met actoren, netwerken en allianties in de regio die bijdraagt aan de inclusie van kleinschalige landbouwers en bijdraagt tot structurele veranderingen
Hypotheses
Externe actoren en netwerken zien een meerwaarde om de inclusie van kleinschalige boeren op de agenda te zetten en gezamenlijke acties te ondernemen, andere donoren zetten ook in op dit thema en voorzien extra fondsen om de dynamiek mede te ondersteunen
Indicatoren
Baseline
Jaar1
Jaar2
Jaar3
Verificatiebronnen
1
1.000
2.000
2.500
3.500
Aanwezigheidslijsten van face-to-face events en aantal personen aan wie de publicaties worden verspreid
5
8
10
Mailverkeer rond aanvragen aan Vredeseilanden rond haar expertise Verslagen van workshops of conferenties
Aantal mensen dat Vredeseilanden en haar partners bereikt via publicaties (artikels, case -to-face events (seminaries, conferenties, innovatieve praktijken en modellen rond de inclusie van kleinschalige boeren
2
Aantal keer dat Vredeseilanden en haar partners 2 door andere actoren in het land/regio wordt gevraagd als externe resource persoon voor haar expertise aangaande de inclusie van kleinschalige boeren
26
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
3
Aantal en type netwerken, ronde tafels, 0 conferenties & (leer)allianties aangaande de inclusie van kleinschalige boeren die in het land/regio zijn opgezet (al dan niet ondersteund door Vredeseilanden en/of de partnerorganisaties)
2
4
4
Referentietermen en verslagen van netwerk-meetings, ronde tafels, conferenties
4
Aantal concrete gezamenlijke acties en interventies (campagnes, lobby, dialoog, ...) die door maatschappelijke actoren (civiele maatschappij, kennisinstellingen, overheden, privébedrijven) en/of hun netwerken zijn uitgevoerd ter ondersteuning van de structurele veranderingen die het Vredeseilanden programma beoogt
1
3
3
Publicaties in de nationale media, schriftelijke reacties, verslagen van d
0
Bijlage 1: Baseline data voor indicator 1 van de specifieke doelstelling: livelihood Indicatoren Livelihood (Ind.1 van SD) Piloten
Bananen (APROVAG)
Sesam (UGAN) graan en olie
Rijst (FEPROBA)
Stijgend inkomen baseline a. Bruto-inkomen uit de keten: 1.056 euro b. % Simplified gross margin: 52,5% c. Bijdrage (%) van nettoinkomen uit keten tot totaal netto-inkomen: 64% a. Bruto-inkomen uit de keten: 330 euro b. % Simplified gross margin: 82% c. Bijdrage (%) van nettoinkomen uit keten tot totaal netto-inkomen: 17% a. Bruto-inkomen uit de keten: 1.104 euro b. % Simplified gross
Verstevigde positie in de keten baseline
Invloed in handelsrelaties: medium Markttoegang: medium Inspraak boeren: laag
Invloed in handelsrelaties: laag Markttoegang: laag Inspraak boeren: laag Invloed in handelsrelaties: laag Markttoegang: laag
Verhoogde weerbaarheid baseline
Weerbaarheid voor shocks: laag Niveau van autonomie: laag Weerbaarheid voor klimaatsverandering: laag Weerbaarheid voor shocks: medium Niveau van autonomie: zeer laag Weerbaarheid voor klimaatsverandering: medium Weerbaarheid voor shocks: laag Niveau van autonomie: laag
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen baseline
Verbeterd voedselzekerheid baseline
Hoog
Laag
Hoog
Laag
Zeer laag
Laag
27
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
Rijst (UJAK)
margin: 68% c. Bijdrage (%) van nettoinkomen uit keten tot totaal netto-inkomen: 56% a. Bruto-inkomen uit de keten: 991 euro b. % Simplified gross margin: 53% c. Bijdrage (%) van nettoinkomen uit keten tot totaal netto-inkomen: 60%
Inspraak boeren: laag
Weerbaarheid voor klimaatsverandering: laag
Invloed in handelsrelaties: laag Markttoegang: laag Inspraak boeren: laag
Weerbaarheid voor shocks: laag Niveau van autonomie: laag Weerbaarheid voor klimaatsverandering: laag
Laag
Laag
de positie in de keten laag, voor 1 medium
weerbaarheid laag, voor 1 medium
duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen zeer laag; voor 1 laag en voor 2 hoog.
voedselzekerheid laag.
Bijlage 2: Baseline data voor indicator 2 van resultaat 3: business capaciteiten van de boerenorganisatie Situatie 2013
Aprovag
Ugan
Feproba
Ujak
(1) Organisatiemanagement
MATIG
MATIG
LAAG
MATIG
(2) Bedrijfsbeheer
MATIG
MATIG
ZEER LAAG
LAAG
(3) Marketing
LAAG
MATIG
ZEER LAAG
LAAG
(4) Duurzame productie en beheer natuurlijke rijkdommen
MATIG
MATIG
ZEER LAAG
ZEER LAAG
(5) externe relaties ontwikkelen
MATIG
MATIG
ZEER LAAG
MATIG
28
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
2.5
Budget operationele kosten
Budget 1. Investeringen 1.1 Onroerend 1.2 Roerend 2. Werkingskosten 3. Personeel 3.1 Lokaal 3.2 Expats TOTAAL R1 R2 R3 R4 R5
2.5.
Senegal J1 J2 J3 TOTAAL 19.100 17.700 1.000 37.800 10.200 3.900 0 14.100 8.900 13.800 1.000 23.700 235.868 245.907 209.783 691.558 83.776 84.736 85.776 254.288 83.776 84.736 85.776 254.288 0 0 0 0 338.744 348.343 296.559 983.646 80.574 82.898 70.377 233.849 79.417 81.705 69.366 230.488 78.802 81.073 68.829 228.703 23.669 24.188 21.361 69.218 76.282 78.480 66.626 221.389
Beschrijving van de middelen
Budgetpost 1. Investeringen 1.1 Onroerend 1.2 Roerend 2. Werkingskosten
3. Personeel 3.1 Lokaal
2.7.
Partners: bouw van opslagplaatsen en van verwerkings- en commercialiseringsgebouwen VECO: laptop, fototoestel ; Partners: machines en uitrusting voor verwerking en commercialisering van de productie VECO: huur kantoor, onderhoud en beveiliging, nutsvoorzieningen, onderhoud en herstellingen, verzendingskosten, telefoon, kantoormeubilair, verzekering/brandstof/onderhoud wagen, documentatie, drukwerk, ... ; Partners: algemene functioneringskosten (max. 10% van totaal) en activiteitskosten VECO: programmaverantwoordelijke SSD, programmaverantwoordelijke IMM, boekhouder/logistieker ; Partners: bijdrage in loonkosten van algemeen en technisch personeel van de partners
Risicoanalyse Risicobeheer
VECO en haar partners zijn via hun jarenlange ervaring en netwerken in de sub-regio Senegal - Burkina Faso Benin Niger goed op de hoogte van de snel veranderende externe context. Tijdens de halfjaarlijkse monitoringcyclus worden deze context- en potentiële risicofactoren expliciet gemaakt zowel op niveau van de pilootketens als voor de structurele veranderingen. Zo is de contextanalyse tijdens de zesmaandelijkse partneren multiroken en wordt het effect op de programma interventie bediscussieerd. De belangrijkste bevindingen en eventuele bijsturingen worden gedocumenteerd in de interventierapporten. inds 2011) de volgende twee vragen opgenomen?
Are there any important changes in the external context in which the pilot chain is operating (trends, benefic
29
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
Are there any (new) emerging issues, risks, bottlenecks, opportunities in the pilot chain that should be addressed by the programme? How will the programme take this up (change, delete or add results? e required in terms of resources?
WaarSch heid
Nr
1
Droogte/daling productie
2
Overstroming/daling productie
3
Treksprinkhanen/daling productie
4
Devaluatie/verhoging kosten ingevoerde producten
5 6
7
8
3.
Verhoging olieprijzen /verhoging kosten van inputs conflicten en onveiligheid /politieke instabiliteit Verstoring handelstransacties Toenemende grondroof door spelers uit agro-industrie. Goedkeuring beleid voor geringe taksen op ingevoerde rijst.
Gevolgen
Deze vragen worden vanaf 2014 ook opgenomen in het IMM en SSD interventierapport.
2
4
2
4
2
3
3
4
4
3
2
4
3
4
2
4
Resultaten waarop het risico invloed heeft
Kunnen voldoen aan vraag naar producten / regelmaat productaanbod. Duurzaamheid van de contracten Kunnen voldoen aan vraag naar producten / regelmaat productaanbod. Duurzaamheid van de contracten Kunnen voldoen aan vraag naar producten / regelmaat productaanbod. Duurzaamheid van de contracten Concurrentievermogen productketens die ingevoerde inputs gebruiken Duurzaamheid van de contracten voor uitgevoerde producten (bananen) maar positief: verbeterde competitiviteit lokale t.o.v. ingevoerde rijst Concurrentievermogen productketens die ingevoerde inputs gebruiken Duurzaamheid van de contracten voor uitgevoerde producten (bananen) Kunnen voldoen aan vraag naar producten Duurzaamheid van de contracten
Beperking van de oppervlakte bewerkt door de kleinschalige landbouw, vooral in de gebieden waar rijst wordt geteeld. Daling van de geproduceerde hoeveelheid om aan de vraag te voldoen. Gering concurrentievermogen van lokale rijst tegenover ingevoerde rijst. Daling van het inkomen van de kleinschalige landbouwbedrijven.
EVALUATIE
In deel 1, punt 2.6 wordt het evaluatiebeleid dat gehanteerd wordt in de verschillenden landen/sub-
Vanaf 2009 werd in VECO Senegal een leergericht M&E systeem opgezet, dat de naam Planning, Learning en Accountability systeem (PLAs) kreeg. Het PLAs refereert naar het geheel van systemen én processen van systematische gegevens- en informatieverzameling, reflectie, analyse, documentatie en communicatie ter ondersteuning van: (P) beter geïnformeerde korte- en lange termijn besluitvorming en planning op keten-, nationaal of regionaal niveau (L) leren, kennisvergaring en kennisdeling met/tussen VECO staf en relevante partners, ketenactoren (A) het voldoen van de verantwoordingseisen ( Het is opgebouwd rond een set van principes, instrumenten, methodes, aanpakken en tijdskaders die vormgeven aan het planning-, monitoring- en evaluatieproces van VECO Senegal. Interventiekaders Voor zowel het IMM als het SSD programma zijn er interventiekaders ontwikkeld: Voor het IMM programma: Er is één IMM interventiekader dat gericht is op structurele veranderingen en voor elke IMM pilootketen die VECO Senegal ondersteunt is er een keteninterventiekader (Chain Intervention Framework (CIF) ontwikkeld.
30
DGD programma 2014-2016 Deel 2 Voorstelling van het programma 10. Senegal
Voor het SSD programma: Er is één SSD interventiekader voor rijst dat gericht is op structurele veranderingen in de rijstsector en voor elke SSD pilootketen die VECO Senegal ondersteunt is er een keteninterventiekader (Chain Intervention Framework (CIF) ontwikkeld. Deze result en outcome-based interventiekaders zijn specifiek ontworpen voor de formulering, planning en opvolging van de interventies. Logisch kader Op basis van de IMM en SSD interventiekaders en de respectievelijke CIFs werd een logisch kader opgemaakt voor het programma in VECO Senegal. Het logisch kader is een synthesekader dat de veranderingen op niveau van resultaten en doelstellingen weergeeft en een referentie biedt voor de jaarlijkse rapportering en evaluatie. Evaluatieproces Het PLAs is opgebouwd uit 4 gelinkte processen: het verzamelen van baseline gegevens, de leergerichte opvolging, de strategische assessment en de impact assessment (zie deel 2.6 van deel 1).
31