De Prajnaparamita Op de Gierenpiek (deze berg ligt in de buurt van de plaats Bodhgaya in India) vond de tweede draaiing van het Dharmawiel door de Boeddha plaats. Het draaien van het Dharmawiel is één manier om de drie verschillende niveaus van onderricht te classificeren, die vijf en veertig jaar lang door Boeddha Shakyamoeni aan de mensheid zijn geschonken. Hier gaf hij 2.500 jaar geleden, voor een uigelezen gezelschap van monniken en bodhisattva’s, zijn leringen over de Prajnaparamita, de volmaakte Wijsheid. Deze leerrede wordt door de Boeddha geïnspireerd, wat betekent dat deze niet direct door hem werd uitgesproken, maar door twee volgelingen in dialoogvorm naar voren werd gebracht. Het gaat in deze dialoog over de kwaliteiten van de absolute werkelijheid, die voorbij gaat aan ieder dualistisch gedachtegoed. De naam Prajnaparamita bestaat uit twee lettergrepen, te weten prajna en paramita. Prajna betekent wijsheid in de zin van 'diepgaand inzicht', die vervolmaakt is en elke opvatting, verwachting of conventionele mening heeft overstegen. Paramita betekent transcendente deugd, wat wil zeggen dat deze deugd, die ieder denken overstijgt, op vele bewustzijnsniveaus ervaren kan worden en zo het Boeddhaschap uiteindelijk bereikt kan worden. De Prajnaparamitateksten zijn een aanduiding voor een verzameling van ongeveer vijfendertig tot veertig Mahayana Soetra’s, die de leer van de leegte uiteen zetten. De kerngedachte kan als volgt worden verwoord: 'Vorm is leegte, leegte is vorm; vorm is niet anders dan leegte, leegte is niet anders dan vorm'. Deze tekst is voor het intellect onbegrijpbaar. De tekst glijdt langs ons heen. Het is voor ons onmogelijk om de concentratie op deze uitspraak te houden. Het glijdt van ons af, want zodra de geest, wat zich vertaalt in bewustzijn, zich niet kan identificeren met dat wat het leest, laat hij het ogenblikkelijk vallen. 1
Tot de meest wijd verbreide versies van de Prajnaparamita behooren de DiamantSutra en de Hart-Sutra, die de leer van de hoogste wijsheid in verzen samenvatten waarvan de kern alleen zichtbaar is in ons handelen. De Hart Soetra is het hart van de Pajnaparamita-Soetra, de belangrijkste tekst uit de Mahayana over de leegte. Onder leegte wordt hier verstaan: de leegte aan inherent bestaan van alle fenomenen (waarneembaar verschijnsel) en het zelf. De wijsheid van de leegte aan een inherent bestaan van een ik leert je om niet te blijven hechten aan de beelden over jezelf, maar de methode van de zes perfecties toe te passen. Is een wezen eenmaal ontwaakt in de Perfectie van Wijsheid dan wordt hij of zij de belichaming van de vijf andere transcendente perfecties: Vrijgevigheid, Morele Zelfdiscipline, Geduld, Toewijding en Meditatie. Deze onovertroffen kwaliteiten of paramita’s vormen de mysterieuze en oneindige energie van Moeder Prajnaparamita, die zich spontaan door de oprechte beoefenaar van Perfecte Wijsheid manifesteert. Is het een wonder dat de Prajnaparamita de moeder van alle Boeddha’s wordt genoemd? Het antwoord op deze vraag is te vinden in haar verwantschap met leegte (sünyata) en diepgaand inzicht (prajna). Als de 'moeder van de Tathagata’s' is zij hun 'voedster tot de allesomvattende wijsheid' en hun 'overdrager van de realisatie van alle Boeddhadharma’s’’.
Om een beter besef te krijgen van leegte of ruimte laat ik nu een kort fragment zien van opnames uit het heelal met op de achtergrond de mantra van de Prajnaparamita. "TA.YA.THA GATE .GATE PARA.GATE PARA.SAM.GATE BODHI SVA.HA !" Wat betekent : Het is als volgt gegaan, gegaan naar de overkant, helemaal naar de overkant gegaan, naar de verlichting gegaan, het is bereikt. FILMPJE HART SOETRA
Iconografische afbeeldingen en het moederprincipe van de Prajnaparamita. De Prajnaparamita wordt ook wel in een menselijke gedaante afgebeeld. Zulke gedaantes kunnen vreedzaam of toornig zijn. Ook wordt ze soms naakt afgebeeld 2
om de hoedanigheden van de onthulde werkelijkheid, de naakte waarheid, te accentueren. Een geheime vorm van de Grote Moeder is de gevisualiseerde Samantabhandri ,de 'volmaakt goede vrouw'. Zij is de vrouwelijke oer-Boeddha van de nyingma-overleveringslijn, de tegenhanger van Samantabhadra. Ze wordt wit van kleur, naakt en zonder versierselen afgebeeld, wat in feite de geest als zodanig is. Deze boeddhavorm wordt de oorspronkelijke moederBoeddha genoemd, de bron van alle verlichting. Ze is de gezellin en vrouwelijke tegenpool van Samantabhadra ,de oer-Boeddha. De vrouwelijke Samantabhadri is het oersymbool van het volledige wijsheidaspect. Samantabhadri is de uitdrukkingsvorm van onbegrensde leegte, de natuurlijke staat die de uiteindelijke waarheid is. Samantabhadri is de uitdrukkingsvorm van datgene wat niet in woorden of symbolen is uit te drukken, de uiteindelijke aard van de geest, de onmetelijke ruimte van eenvoud. Dit is het meest subtiele aspect dat voorbijgaat aan alle tegenstellingen van geslacht, vorm of uitdrukking. De Prajnaparamita is zowel in de man als in de vrouw aanwezig; net zo als de mannelijke energie ook in de vrouw aanwezig is, zo is ook de vrouwelijke energie in de man aanwezig. Zijn beide energieën in zuiver en volledig evenwicht, pas dan zal de Prajnaparamita zich spontaan manifesteren door de oprechte beoefenaar van de Perfecte Wijsheid.
Een andere manifestatie van de Prajnaparamita is de Vajrayogini. Hier is zij een toornige godheid, die wordt afgebeeld met een rode kleur, dansend en met sieraden die uit botten zijn vervaardigd. Van de hoedanigheden van waakzaamheid is zij de meest expressieve, de personificatie 3
van de wijsheidsgeest zelve. Haar naakte rode lichaam vertegenwoordigt de transformatie van begeerten zoals seksuele passie en energie, in mededogen.
Aan Machig Labdrön ( uitspr.: Ma-gcig Lab-sgron 1055 - 1149), verscheen de witte Tara. Machig
Labdrön is een yogini en stichter van de Chödtraditie ( het door -snijden van de banden met het EGO) en als zodanig een van de weinige vrouwen die sterke invloed uitoefent op het Tibetaanse Vajrayana. De Witte Tara gaf haar zeer gedetailleerde initiaties en zegeningen. Hierdoor werd Machig Labdrön een emanatie van de Prajnaparamita. Verder verklaarde de godin Tara aan haar: “Om alle levende wezens de mogelijkheid te geven tot het verzamelen van verdiensten zal de Grote Moeder in het belang van alle wezens als object van verering verschijnen”. Vanuit het onmetelijke domein van de werkelijkheid verscheen een helder oranje stip waaruit een stralende godheid emaneerde, de Grote Moeder of Prajnaparamita, in een gouden gedaante van grote schoonheid, met één gezicht en vier armen en getooid met zijde en juwelen. Ze zit met gekruiste benen en heeft een vredige gelaatsuitdrukking en alle gunstige kenmerken van een verlicht wezen. Te midden van haar prinselijke zonen, de Boeddha’s en bodhisattva's van alle werelden, vertoeft ze in een hemels paleis dat niet te scheiden is van onze geest. Hoewel ze vorm heeft aangenomen, is ze in feite een weergave van het ongrijpbare vrouwelijke principe van het uiteindelijke niveau.
4
De symbolen en de paramita’s.* De lotus kan vergeleken worden met de paramita van het geven. De lotus vertegenwoordigt het gezuiverde lichaam dat zich schenkt; zoals de bloem zich opent, zo heeft het lichaam zijn zuiverheid geopend. We kunnen pas schenken als er geen egoïstische motivaties meer in ons aanwezig zijn. Het boek vertegenwoordigt de kennis, waardoor we inzichten in ethisch handelen kunnen verkrijgen. Kennis is het begin van spirituele scholing. De mens heeft als enig levend wezen zijn hersenen zodanig ontwikkeld dat hij in staat is om kennis bewust tot zich te nemen. Vervolgens kan hij deze kennis bestuderen, onderzoeken en daarover mediteren en contempleren om op deze wijze intuïtief te kunnen werken. Ethiek is een voorwaarde en kent een eenvoudig basisconcept: doe niemand kwaad en laten we dit concept eerst op onszelf toepassen.
De vajra, de diamantscepter, staat symbool voor de paramita van inzet. Met inzet wordt bedoeld dat we ons blijven ontwikkelen om steeds subtieler te worden in ons doen en laten. Omdat de diamantscepter zowel de leegte als het onomkeerbare in zich heeft, geeft hij een onverbloemde kijk op het denken, spreken en handelen. Of we doen iets of we doen iets niet. Door de vajra kunnen we niet iets een beetje doen. Een ‘beetje’ zorgt voor ontsnappingsclausules. Deze zijn rampzalig op het geestelijke pad.
5
Het zwaard staat symbool voor de volmaaktheid van geduld. Zijn we te snel met het zwaard, dan zijn omstandigheden al in tweeën gesplitst voordat de ervaringen zijn opgedaan. Zijn we te langzaam met het zwaard, dan is de kosmische tijd voorbij gegaan en kunnen we de ervaringen eveneens niet meer opdoen. Geduld is gelijk een acrobaat balancerend op een koord in de lucht. Is de balans nog niet hervonden, dan is de kans groot dat we naar beneden vallen. Geduld is meesterschap, op het juiste moment het juiste doen. Het zwaard vertegenwoordigt daarom de volmaaktheid van het geduld om te handelen.
De mala is een schitterende metafoor voor de paramita van meditatie, ook wel concentratie genoemd. De mala heeft honderdenacht kralen. Dit getal zou verwijzen naar de honderdenacht delen waaruit de Dharma bestaat. Ook zou dit getal het aantal aardse verlangens van een gewone sterveling weergeven die overwonnen moeten worden op het pad naar verlichting, het nirvana. De reden om een gebedssnoer te gebruiken is om de geest te leren zich te concentreren. De paramita van meditatie vraagt daarom steeds opnieuw naar onze verlangens te kijken, hier niet op in te gaan en door te gaan met het concentreren van de geest. Dit zal oneindig vele malen moeten gebeuren. Vandaar dat de mala een cirkel is, er is geen begin en geen einde. Het gaat eeuwig door, gelijk de transcendente meditatieve geest.
De bedelnap staat voor de transcendente wijsheid. Door de bedelnap wordt de onderlinge afhankelijkheid, die nodig is om het Boeddhaschap te bereiken, gesymboliseerd. Wijsheid openbaart zich in het diepste waarin een mens geraakt kan worden: zijn afhankelijkheid van de ander om hem iets te schenken. Zonder voedsel, zonder drinken kunnen we niet leven. Wijsheid zal ieder moment gevoed moeten
6
worden in onderlinge verbondenheid met alle levende wezens wil het het leven zelf zijn. In de mahayana-sutra’s kunnen we het moederschap van Prajnaparamita als thema overal terug te vinden. In die vroege periode werd ze niet specifiek als een persoon aangeduid en had ze ook geen herkenbare vorm. Pas later, zo ruwweg 400 n.Chr., werd ze in de persoon van een boeddhavorm voorgesteld. Chögyam Trungpa Rinpoche gaat daar expliciet op in en stelt dat Prajnaparamita eigenlijk niet de naam is van het moederprincipe. In zekere zin is dit een onjuiste aanduiding. Als we over de moeder van alle Boeddha’s spreken hebben we het over de functie ervan. Bijvoorbeeld: iemand heeft een kind voortgebracht, dus behoort ze 'moeder' te worden genoemd. Dat is nog altijd een voorwaardelijke definitie. In die zin kunnen we de Prajnaparamita nauwelijks een moeder noemen. Prajnaparamita is de transcendente wijsheid en vertegenwoordigt in die zin een uitdrukkingsvorm van het vrouwelijke principe en dit wordt 'moeder' genoemd. Hoe kunnen we de wijsheid die zo omschreven wordt, nu aanduiden als een moeder? En bovendien, hoe kunnen we de wijsheid een seksegebonden benaming geven? De Tibetaanse traditie zegt hierover dat moeder niet verwijst naar een seksegebonden eigenschap maar dat het begrip moeder hier staat boven de relatieve terminologie. Dit gegeven drukt in het Tibetaans boeddhisme een essentieel aspect uit van het vrouwelijk principe, namelijk dat het op het meest diepzinnige niveau verheven is boven de geslachten. Maar afgezien daarvan is er niets wat echt benoembaar, niets wat echt hanteerbaar is. Omdat alle inzicht en begrip echter voortkomen uit deze ervaring, zegt men dat de Prajnaparamita, de leegte, de bron van alles is. Om die reden is er een enorme toewijding ten aanzien van de bron, die de Moeder wordt genoemd. Deze toewijding komt voort uit het begrijpen van de geslachtloze, onmetelijke aard van de Moeder, de geest als zodanig. Omdat deze geest de bron is, noemen we die in het relatieve taalgebruik de Moeder.
7