De (af en toe struikelende) rechtvaardige De Schutse, gezinsdienst; zondagochtend, 23 juni 2013 1. Inleiding Deze ochtend wil ik graag beginnen met een zin uit Paulus’ tweede brief aan de gemeente van Korinte. ‘Hem, die geen zonde gekend heeft (dat is Jezus, WD), heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem.’ (2 Kor. 5:21; NBG) Laten we de zin eens luidop met elkaar lezen. ‘Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem.’ Weet u wat u zojuist heeft gezegd? U heeft gezegd dat u in Jezus rechtvaardig voor God geworden bent. Laten we dat eens met elkaar zeggen: ‘Ik ben de gerechtigheid Gods in Christus!’ Misschien zegt u: ‘ik vóel mij helemaal niet rechtvaardig! Ík, de gerechtigheid Gods in Christus? Dan weet je zeker niet wat ik deze week op werk heb uitgespookt? Dan weet je zeker niet dat ik vanochtend nog ruzie heb gemaakt met mijn man? Dan weet je zeker niet dat ik gisteren de agent die mij een bekeuring heeft gegeven voor rotte vis heb uitgemaakt?’ Mijn antwoord is: nee, dat weet ik niet. En het interesseert mij ook niet (2 Kor. 5:16, vgl. Joh. 8:15). Als u Christus als Heer hebt aangenomen in uw leven, dan noemt God u een rechtvaardige. Amen? Misschien kunt u hierop (nog) geen amen zeggen. Als u dat nu niet kunt, hoop ik dat u dat ná mijn spreekbeurt wel kunt. 2. Abraham Om u toch een beetje in verwarring te brengen: de Bijbel leert ook dat een geloof zonder daden dood is (Jak. 2:26). We begonnen net zo goed: ‘ik ben de gerechtigheid Gods in Christus’, ik ben rechtvaardig voor God in Christus. Hoe verhoudt dat zich tot ‘een geloof zonder daden is dood’. Ben ik rechtvaardig? Of moet ik mijn gerechtigheid bewérken? Bén ik geaccepteerd of moet ik mijn best doen om geaccepteerd te wórden? Het kan toch niet allebei waar zijn. En welk van de twee is dan waar? Laten we eens lezen wat Jakobus – uit wiens brief dat ‘een geloof zonder daden is dood’ komt – verder schrijft. ‘Dwaas, wilt u het bewijs dat geloof zonder daden nutteloos is? Werd het onze voorvader Abraham niet als een rechtvaardige daad toegerekend dat hij zijn zoon Isaak op het altaar wilde offeren? U ziet hoe geloof en handelen daar hand in hand gaan, en hoe het geloof vervolmaakt wordt door daden. Zo ging in vervulling wat de Schrift zegt: ‘Abraham vertrouwde op God, en dat werd hem toegerekend als een rechtvaardige daad.’ Hij wordt zelfs Gods vriend genoemd. U ziet dus dat iemand rechtvaardig wordt verklaard om wat hij doet, en niet alleen om zijn geloof. (…) Zoals het lichaam dood is zonder de ziel, zo is ook geloof zonder daden dood.’ (Jak. 2:20-24, 26) Ik denk dat iedereen hier het verhaal kent waarin Abraham door God wordt gevraagd zijn zoon Isaak te offeren (Gen. 22:1-19). Wilde God dat Abraham Isaak zou offeren? Nee. Zo is God niet. God wilde dat Abraham een stap in geloof zou zetten. Naar deze gebeurtenis verwijst Jakobus in het Schriftgedeelte dat wij zojuist hebben gelezen. Jakobus zegt dat Abraham rechtvaardig wordt verklaard om wat hij doet, niet alleen om zijn geloof. Nou wordt het interessant. Zou Abraham zijn gerechtigheid bewérkt hebben? Zou God Abraham rechtvaardig verklaard hebben vanwege diens inspanningen? 1
Het antwoord is: nee. Niemand kan zijn gerechtigheid bewerken. Niemand kan zich bij God laten voorstaan op zijn prestaties. Maar Jakobus schríjft toch ‘iemand [wordt] rechtvaardig verklaard om wat hij doet, en niet alleen om zijn geloof’ (mijn nadruk)? Laten we eens een stukje uit Genesis 15 lezen. ‘[Het woord van de HEER klonk] in een visioen tot Abram: ‘Vrees niet, Abram, Ik zal uw schild zijn. Uw loon zal zeer groot zijn!’ Toen zei Abram: ‘Heer GOD, wat heb ik aan uw gaven? Want ik blijf maar kinderloos en de Damascener Eliëzer zal de bezitter van mijn huis worden.’ Abram zei: ‘U hebt mij geen nakomelingen geschonken, en een ondergeschikte zal mijn erfgenaam zijn.’ Toen werd het woord van de HEER tot hem gericht: ‘Niet hij wordt uw erfgenaam; uw erfgenaam zal iemand zijn die u zult verwekken.’ Hij leidde hem naar buiten en zei: ‘Kijk naar de hemel en tel de sterren, als u kunt.’ En Hij verzekerde hem: ‘Zo talrijk zal uw nageslacht zijn.’ Abram heeft de HEER geloofd en dat geloof is hem aangerekend als gerechtigheid.’ (Gen. 15:1-6; WV) Abraham is hier nog Abram. Het stukje dat we zojuist hebben gelezen speelt zich af nog vóór God met Abram een verbond aangaat (Gen. 17), nog voordat Sodom en Gomorra worden vernietigd (Gen. 18-19) en jaren en jaren voordat Isaak geboren wordt (Gen. 21:1-3) en dus ook jaren en jaren voordat Abraham Isaak de berg Moria mee op neemt. Is dat niet fascinerend? Ík vind het fascinerend. En wát wordt Abram als gerechtigheid aangerekend? Geloof! Abram geloofde dat God zou doen wat Hij aan hem beloofde. Paulus die schrijft: ‘Wat moeten wij nu zeggen over onze stamvader Abraham? Indien hij als een rechtvaardige zou zijn aangenomen op grond van zijn daden, dan had hij zich daarop kunnen laten voorstaan. Maar niet tegenover God, want wat zegt de Schrift? ‘Abraham vertrouwde op God, en dat werd hem als een daad van gerechtigheid toegerekend.’ Iemand die zijn loon verdient, krijgt het niet als een gunst maar als een recht.’ (Rom. 4:1-4, mijn nadruk) Als je denkt dat je je gerechtigheid kunt bewerken, dan is de genade geen genade meer. Dan heb je er récht op. ‘Iemand die zijn loon verdient, krijgt het niet als een gunst, maar als een recht’. Het zou wat zijn als u iedere maand moest afwachten of uw baas uw loon zou uitbetalen. Nee, als u heeft gewerkt heeft u recht op het loon dat in de arbeidsovereenkomst is vastgelegd. Als God u moet aannemen als een rechtvaardige, omdat u zich zo netjes gedraagt, wordt u niet aangenomen op basis van genade, maar op basis van uw eigen inspanningen. Hebben wij dan níets in te brengen? Nee (lees Ef. 2:8-9 eens: zelfs het gelóóf is een genadegave van God, vgl. Joh. 6:44). God noemt ons ‘rechtvaardigen’ vanwege ons geloof in Hem (bijv. Joh. 3:17-18). 3. Zacheüs Misschien denkt u: ‘Walter geeft een te positief beeld van het evangelie’. Ik zou willen zeggen: ‘het lijkt wel goed nieuws!’ Maar er is toch ook iets als heiliging en zondebesef? Jazeker! Ik denk evenwel dat de kerk in de loop der jaren oorzaak en gevolg heeft omgedraaid als het aankomt op rechtvaardigverklaring, heiliging en zondebesef. Laten we eens kijken naar Jezus’ bezoek aan Zacheüs. Het is een bekend verhaal, maar ik wil het tóch met u lezen. ‘Jezus ging Jericho in en trok door de stad. Er was daar een man die Zacheüs heette, een rijke hoofdtollenaar. Hij wilde Jezus zien, om te weten te komen wat voor iemand het was, maar dat lukte hem niet vanwege de menigte, want hij was klein van stuk. Daarom liep hij snel vooruit en klom in een vijgenboom om Jezus te kunnen zien wanneer hij voorbijkwam. Toen Jezus daar langskwam, keek hij naar boven en zei: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet ik in jouw huis verblijven.’ Zacheüs kwam meteen naar beneden en ontving Jezus vol vreugde bij zich thuis. Allen die dit zagen, zeiden morrend tegen elkaar: ‘Hij is het huis van een zondig mens binnengegaan om onderdak te vinden voor de nacht.’ Maar Zacheüs was gaan staan en zei tegen de Heer: ‘Kijk, Heer, 2
de helft van mijn bezittingen geef ik aan de armen, en als ik iemand iets heb afgeperst vergoed ik het viervoudig.’ Jezus zei tegen hem: ‘Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook hij is een zoon van Abraham. De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.’ (Luc. 19:1-10) Wat een verhaal. Jezus, God in mensengedaante (bijv. Joh. 14:9), wil graag op visite bij Zacheüs, een rijke tollenaar die wordt uitgekotst door de samenleving. Ik hoorde Setkin Sies onlangs zeggen dat de tollenaars te vergelijken zijn met de agenten die snelheidscontroles uitvoeren. Een verschil tussen tollenaars en de snelheidscontroleurs is dat tollenaars zichzelf verrijkten ten koste van de gewone burgers, terwijl snelheidscontroleurs niet heel royaal worden beloond. Niemand mocht de tollenaars. En wat doet Jezus? Die gaat het huis van Zacheüs binnen. Wat een God hebben wij. En wat gebeurt er dan? Dat is heel opmerkelijk: Zacheüs zegt de helft van zijn bezittingen weg te willen schenken én iedereen die hij heeft afgeperst het viervoudige te vergoeden. Wow. De Bijbel zit grappig in elkaar. Soms heb je het idee dat er over de samenstelling van de Bijbel is nagedacht. (Dit is een grapje, mensen.) Het verhaal over Zacheüs staat vlak achter het verhaal over de rijke jongeling (Luc. 18:18 e.v.). De rijke jongeling deed netjes alles wat de wet hem voorschreef. Hij vroeg aan Jezus wat hij moest doen om het eeuwige leven te verdienen. Jezus kende het hart van de jongeman en zei: ‘je bezittingen afstaan’. Dat kon de rijke jongeling niet. Waarom niet? Omdat hij ten diepste op zichzelf gericht was. Bij Zacheüs gebeurt precies het omgekeerde. Jezus zegt: ‘ik wil tijd met jou doorbrengen!’ Zacheüs is zo geraakt door Jezus’ liefde, dat hij als vanzelf afstand doet van een groot deel van zijn bezit. Zonder dat Jezus hierom heeft gevraagd! Ik geloof, dat wie wordt geraakt door Jezus’ liefde, wie een ontmoeting heeft met de levende Heer, vanzelf een beter mens wordt (Ef. 4:15). Daarom is het ook zaak dat we met Hem blíjven optrekken (Joh. 15:4). Geloof is niet: ‘ik heb mij vijf jaar geleden laten dopen’ of: ‘ik heb alle preken die in De Schutse zijn gehouden op cd, ze staan netjes in mijn kast’. Nee, geloof is een levende relatie met de levende God. En als je met die levende God optrekt kán het niet anders of je verandert. Je gaat steeds meer op Hem lijken. Voor ik de Heer leerde kennen was ik ongelofelijk gierig. Ik zat op mijn geld, niet normaal. In de loop der jaren is mijn interesse in geld afgenomen. Dat ging vanzelf. Ik heb er nooit voor gebeden. Op dat punt ben ik eenvoudigweg meer op Jezus gaan lijken. Soms moet je een stap zetten en breken met een bepaalde gewoonte, soms gaat die verandering vanzelf. Gewoon, omdat je met de Heer optrekt. 4. Oorzaak en gevolg Ik zei net dat ik geloof dat in de kerk in de loop der jaren oorzaak en gevolg zijn omgedraaid als het gaat over rechtvaardigverklaring, heiliging en zondebesef. Het vaststellen van een oorzakelijk verband is niet altijd even eenvoudig. In de middeleeuwen werd ontdekt dat mensen met koorts geen luizen hadden. Hieraan werd de conclusie verbonden dat luizen gunstig waren voor de gezondheid. Later stelde men vast dat luizen niet van een hoge lichaamstemperatuur houden. Het is dus niet zo dat koorts wordt veroorzaakt door de afwezigheid van luizen, maar, precies andersom, dat luizen verdwijnen wanneer iemand koorts krijgt. Jezus zei: 'Wie mijn geboden kent en zich eraan houdt, heeft mij lief' (Joh. 14:21a). Ik denk niet dat er christenen zijn die willen beweren dat je Jezus gaat liefhebben als je Zijn geboden gaat houden. Het is precies andersom: als je Jezus gaat liefhebben, is het gevolg dat je Zijn geboden gaat houden (vgl. 1 Joh. 2:3-4). Wie afdwaalt moet naar mijn idee niet op Jezus’ geboden, maar – ik zeg het er maar bij: op een liefdevolle manier – op Zijn liefde worden gewezen. Onze liefde voor Jezus is altijd een antwoord op Zijn liefde voor ons (bijv. 1 Joh. 4:19). Het is een Goddelijk principe: Hij laat zien dat Hij van ons houdt en Zijn liefde voor ons moet ons de kracht geven te breken met de zonde. Denk aan de vrouw die was betrapt op overspel en op het punt stond gestenigd te worden. Jezus zei tegen de Schriftgeleerden en de farizeeën: ‘Wie van u zonder zonde is, werpe het eerst een steen naar haar’ (Joh. 8:7b; NBG). Het is bekend: niemand wierp een steen. Ook Jezus niet. ‘Jezus richtte zich op en 3
vroeg haar: ‘Waar zijn ze? Heeft niemand u veroordeeld?’ ‘Niemand, heer,’ zei ze. ‘Ik veroordeel u ook niet,’ zei Jezus’ (Joh. 8:10-11a, vgl. Joh. 12:47). En als je weet dat je geaccepteerd bent door God dan heb je de kracht om te breken met je oude leven. Daarom zegt Jezus: ‘Ga naar huis, en zondig vanaf nu niet meer’ (8:11b). Het is een Goddelijk principe: eerst acceptatie, dan verandering. Denk aan Gideon. Hoe werd hij door God benaderd? ‘De Engel des HEREN verscheen hem en zeide tot hem: De HERE is met u, gij dappere held.’ (Ri. 6:12; NBG). Wás Gideon een dappere held? Op het moment dat de engel Gideon aansprak zeker niet. Die dappere held was ‘s nachts tarwe aan het dorsen in een wijnpers, zodat de Midjanieten, die het volk van Israël destijds onderdrukten, hierop geen beslag zouden leggen. Maar God liet hem door Zijn boodschapper aanspreken met ‘dappere held’! 5. U en ik Paulus leert dat wij, als we Jezus aannemen, een nieuwe schepping zijn (2 Kor. 5:17; Gal. 6:15). Gelooft u dat? Broeder Boonstra mag deze tekst graag aanhalen en ik denk dat het belangrijk is om hem u voor te houden: ‘(…) u bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht’ (1 Petr. 2:9). Zo werkt God. Hij zegt dat u het waard bent. Hij noemt u een rechtvaardige. Waar sommige mensen moeite mee hebben, is dat nieuwe scheppingen, rechtvaardigen, heiligen kunnen blijven zondigen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Nee, dat is niet de bedoeling (zie vooral Paulus' 'volstrekt niet': Rom. 6:1-2, 15). Een christen is vrijgekocht van de zonde en het is niet de bedoeling dat hij in de zonde blijft zitten (Joh. 8:34). ‘Wie zondigt is een slaaf van de zonde’, zei Jezus (Joh. 8:34). Wij zijn vrijgemaakt van de zondemacht! Wij zijn erfgenamen, geen slaven (Gal. 4:7). In de reformatie werd onderscheid gemaakt tussen staat en stand. Als wij wedergeboren zijn, zijn wij erfgenamen (dat is onze staat) en het is de bedoeling dat wij ons daarnaar gaan gedragen (dat is onze stand). Het kan heel goed zijn dat een koningskind zich als een slaaf gedraagt. Als hij dat doet, zo schrijft Petrus, is hij een hond die terugkeert naar zijn braaksel (2 Petr. 2:22). Als verloren zonen (en dochters) weten we waar we vandaan komen: we lagen in de varkensstal en aten varkensvoer (Luc. 15:11 e.v.). Dat hebben we gehad en nu gaan we voorwaarts. Laat helder zijn dat niemand vanwege zijn eigen doen of nalaten waardig is om tot God te naderen: ‘Iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God’ (Rom. 3:23), maar, schrijft Paulus verder: ‘iedereen wordt uit genade, die niets kost, door God als een rechtvaardige aangenomen omdat hij ons door Christus Jezus heeft verlost’ (Rom. 3:24). Dus: je bent zelf, door je eigen inspanningen nooit waardig, maar in Christus ben je altijd waardig. Je bent niet het ene moment een heilige en het volgende moment een grote zondaar. Nee. Je kan een falende rechtvaardige zijn, zegt Dick Pieterman dan, maar je bent en blijft een rechtvaardige. In Christus zijn wij een nieuwe schepping (2 Kor. 5:17) en daarom kunnen wij altijd – als in: altijd – vrijmoedig bij God komen (Ef. 3:12; Heb. 4:16, 10:19; 1 Joh. 2:28, 5:17). Let goed op wat ik zeg: ik moedig u niet aan een potje van uw leven te maken. Zeker niet. Zoals ik zei: als het goed is, weet u waar u vandaan komt en bent u tot het inzicht gekomen dat een leven zonder God naar de dood leidt (Rom. 6:23). Eerder dit jaar deelde een lieve zuster op het kringleidersoverleg een zorg. Zij vroeg zich af of wij – wij: de kringleiders – afdwalende broers en zussen nog wel terecht durven te wijzen. Ik durf dat wel hoor, maar ik heb niet de indruk dat christenen te weinig terecht worden gewezen. Ik ben juist van het tegendeel overtuigd: dat veel christenen zich zondig, onwaardig voelen, terwijl er eigenlijk niks aan de hand is. 6. Struikelen en weer opstaan 4
Zal ik eens wat gênants vertellen? Een jaar of twee geleden, ik werkte toen nog op de Erasmus Universiteit, fietste ik uit mijn werk vandaan huiswaarts. Een eindje verderop stak over het fietspad een schoolklas over. Er was geen zebra, niks. Ik dacht: ik ga die kinderen een lesje leren. Je loopt niet zomaar over een fietspad, toch? Precies. Aan die wijze les zouden die kinderen hun hele leven nog wat hebben. Natuurlijk was ik niet van plan om de kinderen omver te rijden. Ze moesten alleen even schrikken. Gênant hè? Het wordt nog veel gênanter. De zondag erop waren Sara en ik ingedeeld als welkomstteam. En toen confronteerde een zuster – misschien is ze vandaag aanwezig? – mij met de gebeurtenis van een paar dagen ervoor. Ik schaamde me dood. Echt. En nu weet u het allemaal. Wat zal u wel niet van mij denken? U weet nu in elk geval – voor zover u dat niet al wist – dat ik niet volmaakt ben. Ik doe ook wel eens domme dingen in mijn leven. Als je struikelt heb je twee opties: blijven liggen of opstaan. In Spreuken staat de volgende tekst: ‘Een rechtvaardige komt zevenmaal ten val, maar telkens staat hij op. Een goddeloze struikelt door zijn slechte daden, en komt voorgoed ten val.’ (Spr. 24:16) Als je struikelt, kan je denken dat je een ongelofelijk slecht mens bent en bij de pakken neer gaan zitten. Toen ik de Heer net had leren kennen heb ik dit een paar keer gedaan. Ik had iets stoms gedaan en dacht: ‘nu heb ik het voorgoed verbruid.’ Ik durfde God niet onder ogen te komen. God is een verterend vuur (bijv. Heb. 12:29)! En voor wie bewust zondigt is geen redding meer (Heb. 10:26)! Net als Adam en Eva verstopte ik me voor God (Gen. 3:8). Het is voorgekomen dat ik bijna een week niet durfde te bidden. Het heeft een poos geduurd voor ik inzag dat God mij in Zijn Zoon ziet. ‘Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem.’ (2 Kor. 5:21; NBG) Wij zijn in Jezus Gods gerechtigheid. Dat betekent niet – ik zeg het nog maar een keer – dat we lichtvaardig met zonde moeten omgaan. We moeten de zonde afleggen, omdat we anders niet tot ons doel in dit leven komen (m.n. Heb. 12:1). Ik geloof dat wie tot het inzicht is gekomen dat hij/zij Jezus nodig heeft om tot zijn/haar doel te komen (Ef. 2:10), niet meer zonder Hem wíl en Hem vol vreugde willen dienen (als in Ps. 100:2, vgl. bijv. Fil. 2:18). God heeft in Zijn Woord gezegd dat wij rechtvaardigen zijn, zodat wij de kracht hebben om op te staan als we zijn gevallen en ons te richten op de toekomst. We kunnen zeven keer vallen, maar we staan steeds weer op, omdat we weten: wij zijn geliefd door God. 7. Goethe en God Ik wil graag een passage lezen uit een boekje over straatcultuur: ‘(…) Goethe, de Duitse schrijver en dichter, (…) heeft eens het volgende opgemerkt: (…) als je iemand benadert zoals hij in het hier en nu is en zich gedraagt, dan wordt dat erger; als je hem benadert vanuit het perspectief van wat hij zou kunnen zijn, dan wordt hij wat hij zou kunnen zijn. In deze uitspraak schuilt het psychologische principe dat onze kijk op iemand grotendeels bepaalt hoe onze houding ten opzichte van hem is. Deze houding zullen wij bewust, maar ook onbewust, verbaal en non-verbaal communiceren. De boodschap die wij op deze manier overbrengen op iemand kan in grote mate het gedrag en denken van deze persoon beïnvloeden. Een bekend voorbeeld hiervan is het kind dat altijd van zijn ouders te horen heeft gekregen dat het niets kan. Het zal vervolgens een patroon van faalangst ontwikkelen en vanuit dit patroon inderdaad onder de maat gaan presteren. Daarnaast zal het kind dat regelmatig te horen krijgt dat hij iets best kan (ongeacht wat dat is), een mate van zelfvertrouwen ontwikkelen waardoor hij er inderdaad toe in staat zal zijn. De aard van de relatie bepaalt de mate waarin dit principe werkt (gezagsverschil, leeftijdsverschil enzovoort). Deze patronen werken twee kanten op. Stelt u zich voor dat u iemand moet coachen in een bepaalde sport. Deze persoon heeft op het moment zelf nog niet de kwaliteiten om zichzelf goed te kunnen noemen, maar daarop legt u niet de nadruk. U benadrukt daarentegen de potentie die u in hem ziet en spreek[t] veelvuldig uw geloof in hem uit. De ander zal groeien in zelfvertrouwen en zich 5
hoogstwaarschijnlijk beter en sneller ontwikkelen dan wanneer u was blijven stilstaan bij zijn tekortkomen op dit moment.’ (Frank van Strijen, Van de straat. De straatcultuur van jongeren ontrafeld, Amsterdam: SWP 2009, p. 148) Hoe werd Gideon door de engel van de Heer aangesproken? Met ‘dappere held’! En hoe noemde Jezus Simon? Petrus (Joh. 1:43)! Rots! En Jezus zei dat Hij op deze rots Zijn gemeente zou bouwen (Mat. 16:18). Was Petrus een rots? Kon je op hem bouwen? Petrus verloochende Jezus toen het erop aankwam (o.a. Luc. 22:54-62) en later, toen de gemeente al gesticht was, gedroeg Petrus zich als een schijnheil en moest hij door Paulus terecht worden gewezen (Gal. 2:11-14). Maar Jezus zag wie Petrus zou kunnen zijn. Zo ziet God ook potentie in u! Als je mensen benadert alsof ze niks zijn – miezerige zondaars – dan wordt het nooit wat. Zoals Goethe zei: het wordt alleen maar erger. Mensen blijven in de modder zitten en denken dat ze het niet waard zijn om daar uit te komen. Hoe anders werkt God. Hij zocht ons op toen wij nog in de modder zaten. Waarom? Omdat hij ons toen al lief had! ‘Toen wij nog hulpeloos waren is Christus (…) voor ons, die op dat moment nog schuldig waren, gestorven. Er is bijna niemand die voor een rechtvaardig mens wil sterven; slechts een enkeling durft voor een goed mens zijn leven te geven. Maar God bewees ons zijn liefde doordat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. Des te zekerder is het dus dat wij, nu we door zijn dood zijn vrijgesproken, dankzij hem zullen worden gered en niet veroordeeld. Werden we in de tijd dat we nog Gods vijanden waren al met hem verzoend door de dood van zijn Zoon, des te zekerder is het dat wij, nu we met hem zijn verzoend, worden gered door diens leven. En meer nog, dat wij God prijzen danken we aan onze Heer Jezus Christus, door wie we nu al met God zijn verzoend.’ (Rom. 5:6-11, mijn nadruk) Dat wij in het vlees nog wel eens een misstap begaan betekent niet dat die misstap tussen ons en God in komt te staan. Wij mogen ons volledig geaccepteerd weten door God. Als we dit geloven, gaan we vanzelf vrucht dragen. Een waar, echt geloof herken je aan de vruchten (Mat. 12:33; Luc. 6:44). Vandaar dat Jakobus schrijft dat een geloof zonder daden dood is (Jak. 2:26). Je handelt altijd overeenkomstig je geloof. Bij de Jeugd heb ik dat eens als volgt geïllustreerd. Als ik u zou vertellen dat in deze zaal een bom ligt die over twee minuten afgaat en u blijft op uw plaats zitten en knikt netjes, dan gelooft u mij blijkbaar niet. Als u werkelijk zou geloven dat er een bom in deze zaal ligt die zo afgaat, dan zou u maken dat u wegkwam. Dát is wat Jakobus bedoelde te zeggen: je handelt altijd overeenkomstig je geloof. Als je gelooft dat God een grote Boeman is, verstop je je in de bosjes als je meent iets te hebben misdaan. Als je gelooft dat God een liefhebbende Vader is, bespreek je met Hem wat is voorgevallen en ga je samen met Hem voorwaarts. Abraham kende Gods hart. Hij was een vriend van God (bijv. Jes. 41:8). Daarom wist Hij dat God de beloften die aan hem gedaan werden – veel nakomelingen en een land speciaal voor hen – zouden worden nagekomen. Abraham stapte uit in geloof, omdat hij wist wie God was en hoe God over hem dacht. Als wij gaan inzien hoe lief onze hemelse Vader ons heeft, blijven vruchten niet uit. Dan richten wij ons op de Geest en niet op ons vlees (Rom. 8:5; Gal. 5:16), groeien wij ‘in liefde in elk opzicht naar Hem toe’ (Ef. 4:15; NBG) en laten wij de zonde achter ons en gaan wij een heiliger leven leiden. 8. Uitleiding Ik weet dat hier vanochtend mensen zijn die zich onwaardig voelen om in Gods nabijheid te komen, die zich tweederangschristenen voelen. Lieve mensen, pak de uitgestoken hand van onze God aan. Hij wacht op jullie. Echt, wat ik vanochtend heb verteld is niet goed nieuws voor een select 6
gezelschap heilige boontjes, het is goed nieuws voor iedereen. Speel geen verstoppertje, maar geef God de gelegenheid om in uw hart te bevestigen dat u Zijn geliefde kind bent. Laten we hiervoor een moment nemen. Wie vanochtend geraakt is door Gods Geest en graag wil dat voor hem of haar gebeden wordt, mag naar voren komen. Wie al lang weet dat hij of zij een geliefd kind van God is wil ik vragen dit moment God in stilte te danken voor het feit dat wij in Christus worden gered en niet veroordeeld en dat wij in Hem met God zijn verzoend, zoals we net hebben gelezen in Romeinen 5. [Tijdens het moment van gebed wordt het lied Dirt van The Collection afgespeeld (de liedtekst is hier te vinden: http://thecollection.bandcamp.com/track/dirt).]
De aangehaalde Bijbelteksten zijn, tenzij anders vermeld, overgenomen uit de Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007. Voor de teksten overgenomen uit de NBG-vertaling 1951, © Nederlands Bijbelgenootschap 1951. En voor de teksten overgenomen uit de Willibrordvertaling (herziene editie), © Katholieke Bijbelstichting 1995.
7