Inleiding Richard Wagner is één van de grootste operacomponisten ooit. Hij zou de grootste filmcomponist zijn geweest, als de film toen al bestaan had. Alles kon hij in zijn muziek uitdrukken: Germaanse sagen, Keltische legendes, liefde, vervoering, haat, het ruisen van het woud, het stormen van de zee, mystieke visioenen en vergezichten die over de grens van tijd en ruimte heengaan… Wagner wilde het genre van de opera transformeren tot een integraal samengaan van allerlei kunstuitingen. Een belangrijk voorbeeld hierbij was de Negende Symfonie van Beethoven, de eerste symfonie uit de geschiedenis waarin instrumentale en vocale middelen werden verenigd. Ook de tragedies uit de Griekse oudheid – feitelijk een soort politieke zedenschetsen met een harmonisch samengaan van toneel, zang en dans – golden als voorbeeld. Wagners theaterwerken waren niet langer een aaneenrijging van losse aria’s en koren. In zijn opera’s werden de traditionele zangvormen veel meer met elkaar vermengd. Zeer origineel was het gebruik van bepaalde muzikale kernthema's, die de handelingen op het toneel op associatieve wijze ondersteunden. Zulke ‘Leitmotiven’ konden betrekking hebben op personages, bepaalde emoties of gedachten, of op bepaalde voorwerpen (de graal, de speer, de ring, het zwaard, etc.). Wagner wist zulke formules eindeloos te variëren en te kneden. De luisteraar zal dit netwerk van associaties niet altijd direct kunnen duiden. Maar dat geeft ook niet. Wagnerianen zijn er van overtuigd dat zulke associaties ook onbewust werken. Wagners muziek spreekt wat dat betreft altijd de waarheid, ook al liegen en bedriegen de personages op het toneel elkaar. En dat is misschien wel het grootste raadsel: dat Wagners kunst zoveel menselijker is dan Wagner zelf. Als persoon was Wagner beslist omstreden, gelet op zijn megalomane ambities, zijn extravagante verkwistingen, zijn antisemitisme en zijn neiging om minder sterke persoonlijkheden te intimideren. In zijn magnum opus Der Ring des Nibelungen wordt echter feilloos geanalyseerd hoe de liefde – tussen man en vrouw, tussen ouders en kinderen – wordt gecorrumpeerd door toedoen van politieke macht en het geld.
Der Fliegende Holländer Een kapitein – de Vliegende Hollander – is gedoemd om voor altijd met zijn schip over de stormachtige zeeën voort te jagen. Alleen de onvoorwaardelijke liefde van een vrouw kan hem redden. Slechts eens in de zeven jaar mag hij zijn schip voor anker leggen om aan land naar een geschikte kandidaat te zoeken… Zo luidt het verhaal van Wagners eerste volwassen opera: Der Fliegende Holländer (1843). Het verloop van Wagners vroege carrière was al net zo stormachtig als de muziek van de Hollander. Zijn huwelijk met de operazangeres Christine Wilhelmine (Minna) leidde nog net geen schipbreuk. Als dirigent aan het theater in Riga bevond de jonge componist zich evenmin in een rustig vaarwater. De schulden van de beide echtelieden liepen zo hoog op, dat hun paspoorten voor de zekerheid in beslag werden genomen. Voor Wagner en Minna zat er weinig anders op dan er stiekem vandoor te gaan. In 1839 vertrokken ze heimelijk in de nacht, in gezelschap van hun viervoetige newfoundlander Robber. In de haven van Pillau (Baltiysk) gingen ze aan boord van een handelschip richting Londen. Het einddoel was Parijs, want in dat centrum van operacultuur wilde Wagner zijn geluk beproeven. Tijdens de zeereis belandde het schip in een ruwe storm. De ervaring maakte een diepe indruk op de componist, net als een verblijf in een Noors fjord. In die schuilplaats echoden de kreten van de zeelieden eindeloos heen en weer tussen de granieten wanden. Later beweerde Wagner dat juist deze indrukken hem hadden geïnspireerd tot Der fliegende Holländer.
Tannhäuser Wagners Parijse avontuur was ook geen succes, ondanks de loyale steun van de invloedrijke componist Meyerbeer. Naderhand was Wagner rancuneus genoeg om Meyerbeer de schuld te geven van het Parijse fiasco, hoewel deze er feitelijk weinig aan kon doen. Helaas zouden Wagners frustraties bijdragen aan diens beruchte antisemitische ideeën, zoals onder andere verwoord in het pamflet Het Jodendom in de Muziek. Meyerbeers support leidde ertoe dat Wagners vroege opera Rienzi in 1842 kon worden uitgevoerd in het Hoftheater in Dresden. De opera was een succes, het verhaal over de gelijknamige Romeinse bevelhebber sloot perfect aan bij de toenmalige revolutionaire spanningen. Der fliegende Holländer werd een jaar later minder enthousiast ontvangen. Niettemin wist Wagner een positie aan het theater te verwerven als (tweede) kapelmeester. In 1845 volgde de eerste uitvoering van Tannhäuser. In Tannhäuser combineerde Wagner verschillende legenden met elkaar, waaronder die rond de gelijknamige kruisvaarder, het beroemde kasteel de Wartburg en de mythische Venusberg. In 1861 veroorzaakte de opera een schandaal in Parijs, de metropool waar Wagners eerdere ambities ook al stuk waren gelopen. Leden van een societyclub verstoorden de uitvoeringen, omdat al direct aan het begin een erotisch getint ballet was gepland. Op dat vroege tijdstip zaten de heren van de sociëteit echter nog aan hun diner. En zo misten ze dus dat ballet, waarin hun maîtresses als danseressen optraden. Het schandaal is een mooi voorbeeld van hoe Wagner met het publiek worstelde. Wagner heeft wat dat betreft veel bijgedragen aan de disciplinering en fatsoenering van het moderne concertpubliek.
Lohengrin In 1848 brak in Parijs de revolutie uit. De opstand zou al vrij snel overslaan naar Oostenrijk, Hongarije en de Duitse gebieden. Wagner was actief betrokken bij de revolutie in Dresden. Zo pleitte hij onder andere voor de reorganisatie en democratisering van zijn eigen theater tot een Duits nationaal theater. Wagners revolutionaire ideeën vonden hun weg naar diverse pamfletten en ontwerpen voor opera’s. In deze periode ontstonden de eerste prozaschetsen voor wat Der Ring des Nibelungen zou worden. Ook onvoltooide projecten als Jesus von Nazareth weerspiegelden de socialistische en anarchistische ideeën, zoals Wagner ze had geleend uit de geschriften van Bakoenin, Proudhon en Feuerbach. In 1849 wisten de Pruisische troepen een halt toe te brengen aan de schermutselingen. Wagner was opnieuw gedwongen op om de vlucht te slaan. Aanvankelijk school hij bij Liszt in Weimar om vervolgens met een vals paspoort naar Zwitserland te vluchten. Pas in 1860 zou hij weer voet op Duitse bodem zetten. In 1850 werd Lohengrin voor het eerst uitgevoerd door Liszt in Weimar, uiteraard in afwezigheid van de voortvluchtige componist. In deze opera komt de gelijknamige ridder niet op het witte paard, maar in een boot, voortgetrokken door een zwaan. Lohengrin – zoon van Parsifal – is een dienaar van de graal. Zijn afkomst en identiteit mogen echter niet onthuld worden, want dan verliest hij zijn bovennatuurlijke kracht. Uit deze opera is de beroemde bruidsmars (Treulich geführt) afkomstig.
Tristan und Isolde Vanaf 1849 werd Wagner door de Pruisische troepen opgejaagd wegens revolutionaire activiteiten in Dresden. Via Parijs belandde hij in Zwitserland. In 1852 ontmoette hij hier een nieuwe bewonderaar en beschermheer in de persoon van Otto Wesendonck, een zijdehandelaar in ruste. Dankzij Wesendonck kregen Wagner en Minna een klein huisje toegewezen in de nabijheid van Wesendoncks villa in aanbouw in de nabijheid van Zürich. Wesendonck zal er toen wel niet op gerekend hebben dat Wagner een liefdesrelatie zou beginnen met zijn echtgenote Mathilde. Gelukkig voor Otto Wesendonck is de relatie vermoedelijk nooit geconsumeerd. Misschien vormde de affaire juist daarom wel de inspiratiebron voor twee van Wagners meest geliefde meesterwerken: de Wesendonck Lieder (1858, naar teksten van Mathilde Wesendonck) en de opera Tristan und Isolde (1865). Vooral de opera Tristan en Isolde is een nauwelijks te overschatten meesterwerk uit de klassieke Westerse muziek. Het drama opent met een schrijnende dissonant, als symbool van een verboden liefde die nooit vervuld kan worden en die nergens zijn toevlucht zal vinden. Indrukwekkend is de spanningsboog van het liefdesduet (tweede akte, tweede scène), dat in sommige uitvoeringen wel vijftig minuten in beslag neemt. Ook het slot, Isolde’s liefdesdood (Liebestod) is onvergetelijk. De hartstocht vlamt hier hoog op in een adembenemende zwanenzang, een ontroerende hymne aan de nacht en de dood. Een jaar voor de première had Wagner overigens een nieuwe beschermer gevonden: de achttien jaar oude Ludwig II van Beieren. De excentrieke vorst voldeed Wagners schulden en voorzag hem van een jaarlijkse toelage. De steun vormde de opmaat van de latere festivals in Bayreuth.
Die Meistersinger von Nürnberg Walther von Stolzing wil in het eerbiedwaardige gilde van de meesterzangers worden opgenomen, want alleen zo kan hij zijn geliefde Eva als bruid verwerven. De jongeman is echter veel te driest om dit op eigen kracht voor elkaar te krijgen. Gelukkig vindt hij de slimme schoenlapper Hans Sachs aan zijn zijde. Die Meistersinger von Nürnberg (1868) is helaas niet de meest bekende van Wagners late grote opera’s. In besprekingen van deze komedie komt vaak de aandacht te liggen op minder sympathieke aspecten, zoals de verheerlijking van het Duitse nationalisme en het (al dan niet vermeende) antisemitisme waarmee de vervelende stadsklerk Beckmesser is geschilderd. Toch is Die Meistersinger één van Wagners meest hartverwarmende werken: humor en levenswijsheid gaan hier hand in hand. Schitterend is de Tweede Akte, waarin de eigenwijze Beckmesser het bloed onder de nagels vandaan wordt getreiterd door Sachs. Een en ander eindigt in een spectaculair volksoproer, prachtig uitgebeeld in de virtuoze koorzang. Op een dieper niveau is Die Meistersinger echter vooral een pleidooi voor de vrijheid van de kunst en de muzikale expressie. In de Derde Akte legt Hans Sachs aan zijn leerling Walther uit hoe de creatieve arbeid zijn wortels heeft in de wereld van de droom. Dichtkunst en poëzie zijn niets anders dan droomduiding! ‘Maar hoe maak ik mij de regels van de kunst dan eigen?’, vraagt Walther. ‘Die regels stel je jezelf, en vervolgens hou je je daaraan’, aldus Sachs.
Siegfried Idyll De Siegfried Idyll was een muzikale verjaardagsgroet van Wagner aan zijn tweede echtgenote Cosima. De titel verwees naar hun in 1869 geboren zoon Siegfried. Wagner wekte zijn vrouw met deze intieme muziek op 24 december 1870, nadat hij eerst heimelijk een orkestje had opgesteld in de hal van hun villa bij het Vierwoudstedenmeer. Cosima was een buitenechtelijke dochter van Franz Liszt en gravin Marie d'Agoult. De relatie tussen Cosima en haar vader was stroef; Liszt was meestal meer geïnteresseerd in zijn maîtresses dan in de opvoeding van zijn kinderen. Cosima’s huwelijk met de dirigent Hans von Büllow (een leerling van Liszt) was evenmin gelukkig. Haar grote liefde vond ze in de componist Wagner, wiens eerste huwelijk ook al geen succes was. In 1869 - na de dood van Wagners eerste vrouw - traden beiden in het huwelijk. Na Wagners dood in 1883 zou Cosima nog decennia lang het Wagner festival in Bayreuth (de Bayreuther Festspiele) organiseren. In 1924 kwam de organisatie in handen van haar zoon Siegfried.
Der Ring des Nibelungen Wagners meest ambitieuze project was Der Ring des Nibelungen (1876): een cyclus van vier grote operaproducties (drie dagen en een vooravond) naar Germaanse sagen en het middeleeuwse Nibelungenlied. Aanvankelijk was dit project sterk doortrokken van het revolutionaire gedachtengoed van 1848. Liefde en macht (geld, kapitaal) strijden hier om elkaars voorrang. Misschien dat er eens een anarchistische held (à la Bakoenin) opstaat, die zo vrijgevochten is dat hij de strijd kan beslechten. Gaandeweg het zeer lange ontstaansproces nam Wagner echter afstand van deze jeugdige strijddrift. Hij ontwikkelde een meer berustende houding, mede onder invloed van de filosofie van Schopenhauer en het boeddhisme. Die veranderende houding heeft ertoe bijgedragen dat de centrale held, Siegfried, misschien niet helemaal goed uit de verf is gekomen. Het lijkt alsof Wagner met deze onbevreesde (en daardoor amorele) Übermensch toch niet helemaal goed raad wist. Pas met Parsifal creëerde Wagner een held die zowel strijdlustig als menselijk is. Das Rheingold is het eerste deel van de Ring. Het werk kent adembenemende scènewisselingen, van de duistere smederijen van de Nevelingen tot de glorieuze burcht van de goden. Ze vormen het sprookjesachtige decor van een grimmig verhaal rond blinde macht en het verzaken van de liefde. Die Walküre is het tweede deel van de cyclus. De liefde tussen het tweelingenpaar Siegmund en Sieglinde wordt gefnuikt door de politiek van de oppergod Wodan, die als een ware godfather zijn familie in de gaten houdt. Zijn dochter Brünhilde – één van de Walküre – komt het liefdespaar te hulp. Hiervoor wordt ze echter door Wodan gestraft: ze verliest haar goddelijke status, en daarmee haar onsterflijkheid. Omringd door een vuurzee slaapt Brünhilde tot een held haar wakker zal kussen. Siegfried is het derde deel van de tetralogie. Het gelijknamige natuurkind – geboren uit Siegmund en Sieglinde – had de centrale held van Der Ring moeten worden. Vanwege zijn onverschilligheid mist deze onbevreesde krachtpatser echter het inzicht om de keten van macht en haat te doorbreken. Zijn grootste prestatie is niettemin het wekken van Brünhilde uit haar eindeloze slaap. Götterdämmerung is het slot van de sage. Ook in deze sombere episode toont de ring – symbool van de macht – zijn verwoestende werking. Vrijwel alle personages bedriegen en verraden elkaar. Uiteindelijk wordt de held Siegfried gedood door de sinistere schurk Hagen. Na deze laffe daad komt Siegfrieds geliefde Brünhilde tot wijsheid en inkeer. In een overweldigende slotscène werpt ze de ring – symbool van de macht – in de Rijn, waarna de hele wereld vergaat in een ‘godenschemer’ van watervloed en vuur.
Wie is wie in de Ring 1 De drie Rijndochters bewaken het goud van de Rijn. Degene die dit goud tot een ring omsmeedt, verwerft de macht over de gehele wereld. De geniepige dwerg Alberich steelt het goud van de Rijndochters en smeedt het om tot een ring, symbool van de wereldheerschappij. Alberich moest hiervoor eerst wel de liefde afzweren. De ring geeft hem zoveel macht dat hij de dwergen (Nibelungen) aan zijn heerschappij kan onderwerpen. De god Wodan (Wotan) geeft de reuzen Fasolt en Fafner opdracht tot het bouwen van een burcht, het Walhalla van de goden. Wodan betaalt voor de bouw met de rijkdommen van de Nibelungen. Deze schatten heeft hij op listige wijze aan Alberich weten te ontfutselen. Zelfs de ring laat Wodan als betaalmiddel naar de beide reuzen gaan. Erda, zij is de godin van de aarde, heeft Wodan namelijk gewaarschuwd voor de destructieve werking van de ring: het bezit van het kleinood zou het einde van de goden betekenen. Geen wonder dat tussen de beide reuzen onmiddellijk ruzie uitbreekt zodra de ring in hun bezit is. Fasolt wordt hierbij door zijn broer gedood. Voor Wodan blijft het bestaan van de ring dan ook een zorgelijke kwestie. Anoniem zwerft hij over de aarde met een lapje voor zijn oog. Op zijn speer staan de verdragen en eden gegrafeerd waaraan ook hij onderworpen is. De tweelingen Siegmund en Sieglinde werden geboren uit de affaire van Wodan met een sterfelijke vrouw. Na hun geboorde raken de tweelingen van elkaar gescheiden. Beiden moeten zien te overleven in een harde wereld vol strijd en stammentwisten. Hun hereniging leidt tot de verwekking van Siegfried. Zal hij de held zijn die de ring herovert en het goud teruggeeft aan de Rijndochters? Brünhilde – de lievelingsdochter van Wodan - behoort tot de Walküre (woeste strijdgodinnen die de gesneuvelde helden naar Walhalla leiden). Brünhilde verliest echter haar aanzien en onsterfelijkheid wanneer ze, tegen het bevel van Wodan in, het opneemt voor het voortvluchtige liefdespaar Siegmund en Sieglinde. Dat zat zo: Wodan werd door zijn echtgenote Fricka (godin van het huwelijk) gedwongen om Siegmund en Sieglinde te laten vallen. Sieglinde was namelijk al getrouwd met Hunding (Siegmunds aartsvijand). De relatie tussen Siegmund en Sieglinde was daarmee een grove schending van het huwelijksrecht. Brünhilde verdedigt echter Siegmund en Sieglinde, omdat ze beseft dat ze daarmee recht doet aan Wodans eigenlijke intenties. Wodan koestert namelijk de hoop dat het kind van Sieglinde het goud van de Rijn zal heroveren. Brünhilde heeft natuurlijk gelijk, en dat weet Wodan ook. En toch wordt ze door haar vader gestraft: Wodan brengt haar in slaap zodat de eerste de beste sterveling haar zal bezitten. Gelukkig weet Brünhilde deze straf te verzachten. Ze bedingt dat ze omringd wordt door een vuurzee, zodat alleen een echte held waardig is om haar te veroveren.
Wie is wie in de Ring 2 Siegfried is het kind dat geboren wordt uit de droevig verlopen affaire tussen Siegmund en Sieglinde. Brünhilde, Siegfrieds latere geliefde, is dus eigenlijk zijn tante, maar dat terzijde. Na de dood van zijn ouders (gesneuveld in de strijd tegen Hunding) groeit het kind op bij de hatelijke dwerg Mime (broer van de al even onsympathieke Alberich). De sterke en onbesuisde Siegfried repareert het zwaard van zijn vader Siegmund. Met dit uitzonderlijk krachtige wapen doodt hij een even schrikwekkende als vadsige draak. Let wel: deze draak was een transformatie van de reus Fafner, eigenaar van de Nibelungenschat (inclusief de ring). Siegfried is dus dankzij Fafners dood eigenaar geworden van de gevaarlijke ring (en ook de tarnhelm, als u dat iets zegt), al lijkt het natuurkind de implicaties van het kleinnood niet helemaal te beseffen. Siegfried pleegt nog twee belangrijke heldendaden: hij breekt de speer van zijn grootvader Wodan (symbool van diens macht) en hij redt Brünhilde uit haar eindeloze slaap. In Götterdämmerung maken we kennis met alweer een disfunctionele familie: Gunther, de slappe leider van de Gibichungen, diens zuster Gutrune en diens halfbroer Hagen. De doortrapte schurk Hagen weet de ongecompliceerde Siegfried zo geraffineerd te bespelen dat Siegfried ten val komt: Siegfried wordt zogenaamd als eedbreker ontmaskerd en op een laffe wijze in de rug getroffen door Hagens speer. De ring wordt echter nèt niet Hagens eigendom. De ontknoping van de gehele sage bestaat eruit dat Brünhilde een brandstapel laat oprichten voor de crematie van Siegfried. Met de ring aan haar vinger steekt ze de brandstapel aan, waarna ze zichzelf triomfantelijk in de vlammen werpt om zich zo met haar dode geliefde te verenigen. Op dat moment treedt de Rijn uit haar oevers. De Rijndochters eigenen zich de ring toe, daarbij Hagen in zijn ondergang meesleurend. Het vuur van de brandstapel laait zo hoog op, dat ook de burcht van de goden in vlammen opgaat. Dankzij deze godenschemering wordt de wereld van alle onrecht gezuiverd. De tijd van de goden, dwergen en reuzen is voorbij. De toekomst is aan de mensen. Deze onschuldige [Siegfried] moest mij verraden zodat ik wijsheid zou verwerven ... Alles, alles, alles weet ik, alles is mij duidelijk! Ook hoor ik het ruisen van jouw raven; met angstig verlangde voorzeggingen stuur ik beiden naar huis. Rust, rust, jij god! (Brünhilde tot Wodan, de vooraanzegging van de Ragnarok, de ondergang van de goden)
Parsifal In Parsifal (1882) schildert Wagner de mystiek van de graal en de heilige speer. Helaas is deze mythische wereld in verval. Een tovenaar heeft de heilige speer veroverd, nadat hij eerst een ongeneeslijke wond heeft toegebracht aan de graalkoning. Gelukkig beschikt de held Parsifal over het juiste mededogen om de speer weer terug te winnen. Indrukwekkend is hier de rol van Kundry, een wilde mysterieuze vrouw waarvan niemand precies weet wat er in haar omgaat of waar ze uithangt. Eens echter was zij getuige van de martelgang van Christus. Omdat ze toen gelachen heeft, is ze gedoemd om voor eeuwig over de aardbodem rond te zwerven. En dat eeuwige zwerven doet natuurlijk denken aan de Vliegende Hollander, zoals de droomwereld van Wagner heel veel thematische verwantschappen en dwarsverbindingen kent. In 1856 had Wagner met het idee gespeeld om een opera te maken over de historische Boeddha. Twee met elkaar verweven verhaallijnen speelden hierbij een rol. De eerste lijn had te maken met het meisje Prakriti, dat, hoewel afkomstig uit een lagere klasse, verliefd wordt op Ananda (neef en leerling van de Boeddha). De tweede lijn betreft de grootmoedigheid van de Boeddha om een eerdere gedragsregel – uitsluiting van vrouwen tot de kloosterorde – te herzien. Door dit besluit kunnen Prakriti en Ananda met elkaar verenigd worden, al is het dan ook alleen op spiritueel niveau. De opera is er nooit gekomen. Eigenlijk staat Parsifal nog het dichtst bij wat Der Sieger had kunnen zijn. Dat idee van een boeddhistische opera is trouwens hernomen in de hedendaagse opera Wagner Dream van Jonathan Harvey. In Harvey’s versie heeft de hiervoor geschetste Boeddha-legende het karakter van een bijna dood ervaring gekregen: Wagner ondergaat de vertelling als een visioen op het moment dat hij in Venetië door een hartaanval wordt getroffen.
Wagner voor beginners Wagner is een zee. Wie zich aan Wagner waagt, dreigt door een stortvloed van indrukken overspoeld te worden. Grote delen van Wagners opera’s bestaan uit samenspraken, waarbij personages elkaar steeds weer vertellen wat er zich allemaal in het verleden heeft voorgedaan. Vooral de Ring is een beruchte aaneenrijging van familiekwesties, in de trant van: ‘We kunnen oom Jan niet uitnodigen met neef Henk vanwege de geit van zijn zwager die een manke poot had (de geit bedoel ik); tante heeft daar toen nog zoveel verdriet van gehad, het arme mens…’, etc.. Probeer daar maar eens wijs uit te worden. Toch raakt die omslachtige verteltrant ook de essentie van Wagners dramatiek. Ergens moeten al die verhalen steeds weer verteld worden, omdat alleen zó de diepere emoties en afwegingen van de personages aan het licht worden gebracht. Je moet echter wel enigszins in Wagners klankwereld thuis zijn om al die lange spanningsbogen te kunnen volgen. Bij nadere kennismaking blijken al die lange episodes namelijk bijzonder knap van timing en muzikale spanning te zijn. Zelfs in de lange, maar meesterlijke dialoog tussen Parsifal en Kundry (Parsifal, akte 2) staat geen noot te veel! Beginnende Wagnerianen kunnen gelukkig kiezen uit een groot aantal bloemlezingen met instrumentale en vocale highlights. Zeer fraai is bijvoorbeeld die van Otto Klemperer (aex2262), met onder andere de Siegfried Idyll. Componist en slagwerker Henk Vlieger wist Wagners omvangrijke Ring terug te brengen tot de lengte van een symfonisch gedicht à la Richard Strauss. Ook Tristan und Isolde en Parsifal werden door hem teruggebracht tot een beknopt formaat (aex2386). Met kennis van dit alles kan men zich natuurlijk meteen op de Ring of Parsifal storten, maar dan moet men wel zitvlees hebben. Misschien kan men zich beter eerst wagen aan een integrale Tristan und Isolde. Bijvoorbeeld in de uitvoering Karl Böhm, live opgenomen tijdens de Bayreuther Festspiele (dcx0335). Böhm weet in deze uitvoering goed de vaart erin te houden. Iedere akte beslaat hierdoor precies één cd. Ook die prettige hanteerbaarheid kan de luisteraar helpen om de weg niet kwijt te raken.