DENNEN SCHUILEN BIJ ELKAAR David van den Berg 0
1
DENNEN SCHUILEN BIJ ELKAAR
haiku & verzamelde gedichten
DAVID VAN DEN BERG
2
WAT IS HAIKU OF SENRYU? “HAIKU GEEFT DE VISIE VAN DE KUNSTENAAR WEER OP DE DINGEN, OP DAT ÉNE MOMENT DAT ZIJ, IN HUN ZÓ BIJ ELKAAR ZIJN, PLOTSELING VOL BETEKENIS WORDEN EN EEN STEMMING OPROEPEN, DIE TIJD EN PLAATS TE BOVEN GAAT. ALLEEN DIE DETAILS, WAARIN DE EMOTIONELE KRACHT LIGT VAN HET TAFEREEL, WORDEN WEERGEGEVEN, ZO DIRECT MOGELIJK, ZONDER ENIGE VAAGHEID; EN DEZE ROEPEN OP, WAT NIET IN WOORDEN IS UIT TE DRUKKEN. HAIKU IS IN DE WARE ZIN VAN HET WOORD EEN GEDICHT, EEN ‘VERDICHTING’ VAN DE VERSCHIJNSELEN TOT EEN NIEUWE SCHEPPING, DIE HET VERMOGEN BEZIT DE OORSPRONKELIJKE EMOTIE TE BLIJVEN OVERDRAGEN.”
Uit: J. van Tooren, “Haiku – Een jonge maan”
Haiku (俳句; meervoud: haiku of haiku’s) is een vorm van Japanse dichtkunst, geschreven in drie regels waarvan de eerste regel 5, de tweede regel 7 en de derde regel weer 5 lettergrepen telt. De haiku drukt, in de klassieke vorm, een ogenblikervaring uit, soms gelinkt aan en geïnspireerd door zen. De haiku is een vingerhoed vol emotie, waarin weinig ruimte is voor ontledingen en benaderende omschrijvingen. Van: Wikipedia.org
3
“NA DE GROTE OPLEVING VAN HAIKOE IN DE ZEVENTIENDE EEUW IN JAPAN, KWAMEN IN DE ACHTTIENDE EEUW STEEDS MEER HAIKOE-ACHTIGE GEDICHTJES IN OMLOOP. ZE HANDELDEN NIET OVER DE NATUUR, MAAR IN HOOFDZAAK OVER DE MENS. ZE WAREN DOORGAANS NAAMLOOS. OMDAT ZE OP EEN GEVATTE WIJZE ALGEMEEN HERKENBARE GEGEVENS VERWOORDDEN, WERDEN ZE IN ALLERHANDE VERZAMELINGEN BEWAARD. R. H. BLYTH… BESCHOUWT DE MENS, OVER WIE HET IN SENRIOE GAAT, ALS “EEN KNEEDSEL VAN ZEDELIJKHEIDSBESEF, WILLEN, DENKEN, VOELEN, EN ALLES WAT OP EEN GRAPPIGE MANIER AFWEZIG IS UIT DE WERELD VAN DE NATUUR” ELDERS SCHRIJFT HIJ: “SENRIOE HEEFT BELANGSTELLING VOOR ALLES EN NOG WAT, GEWOON DOOR ERNAAR TE LACHEN OF EROM TE GLIMLACHEN. SENRIOE ONTFERMT ZICH OVER ALLES; NIETS WORDT ERUIT GEWEERD…” GROFWEG KAN GEZEGD WORDEN DAT HAIKOE EEN VAN OORSPRONG JAPANS GEDICHTJE IS DAT IN HOOFDZAAK OP EEN BEPAALDE MANIER HANDELT OVER DE NATUUR; DAT SENRIOE EEN MEELOPER IS NAAST HAIKOE, EN VOORAL DE MENSELIJKE KARAKTERTREKKEN EN ONVOLMAAKTHEDEN OP HET OOG HEEFT, ZONDER ECHT MOEDWILLIG TE KWETSEN; DAT BEIDE POËZIETJES OVER HET ALGEMEEN DE UITERLIJKE VORM AANHOUDEN VAN DRIE REGELS MET VIJF, ZEVEN, VIJF LETTERGREPEN…” Uit: Haikoe-boek van Bart Mesotten
4
OVER DIT BOEK In dit boekje vindt de lezer een selectie van gedichtjes, die eerder ook al op mijn blog hetjaarinhaiku.nl zijn verschenen. Al geruime tijd schrijf ik haiku en aanverwante Japanse proza en dichtvormen. Ik wil de trouwe lezers van mijn blog bedanken door dit boek in digitale vorm beschikbaar te stellen. Daarnaast zijn veel mensen onbekend met haiku of hebben er ooit wel eens van gehoord maar zijn er verder nooit echt mee in aanraking gekomen. Met deze bundel probeer ik haiku als dichtvorm een ruimere bekendheid te geven bij het brede publiek.
“MIJN” HAIKU Als vuistregel probeer ik de 5-7-5 indeling zoveel mogelijk aan te houden. Ik lees zelf ook graag haiku die het niet zo nauw neemt met deze indeling, en ben ook van mening dat die vrijheid er moet zijn ongeacht wat sommige haiku-puriteinen ook mogen beweren. Maar, ik vind het persoonlijk wel prettig om binnen een vastomlijnd kader te “moeten” schrijven en vrijwel al mijn haiku zijn daarom in de “klassieke” indeling geschreven. Ongetwijfeld zullen enkele van mijn haiku in dit boek door sommigen niet gezien worden als “echte” haiku of senryu om dat ze wat stijl, natuurbeleving, gebruik van seizoenswoorden etc. niet aansluiten bij wat soms als “klassieke” haiku wordt gezien. Vandaar dat ik in sommige gevallen zelf liever van “verdichtsels” spreek, dan van haiku of senryu. Echter, ik houd mij persoonlijk liever bezig met het schrijven en lezen van haiku-gedichten die bij mij een “haiku-ervaring” oproepen, dan dat ik mij al te veel bezighoud met vormeisen.
5
HAIKU-INSPIRATIE Van de grote haiku-dichters voel ik mij in het bijzonder aangesproken door Issa, mogelijk omdat ik enige gelijkenis zie met mijn eigen haiku waarin “echte” objectiviteit ook vaak ontbreekt. Maar ook zijn interesse in de “gewone” man, het alledaagse, zijn empathie en bijzondere belangstelling voor zelfs de allerkleinste wezentjes trekt mij in zijn stijl aan. Ook het feit dat hij haiku schreef die over hemzelf ging maakt dat ik me tot zijn stijl aangetrokken voel en waardoor ik soms enige overeenkomst met mijn eigen stijl zie. Toch voel mij ook vaak aangesproken door de stijl maar vooral de geestesgesteldheid die blijkt uit Bashō’s dichtkunst. Hij zag zijn dichtkunst feitelijk als een samensmelting van de natuur en de beleving daarvan, en dus ook in zekere zin als een voortbrengsel van de natuur. Een gedicht over de bloesem wordt als het ware een extra bloem aan één van de takken van de boom. Maar ook zijn houding ten opzichte van de kunst die hij beoefende is bijzonder. Naar eigen zeggen trok hij “met wind en wolken mee”. Hij zei: “de kunst, waaraan ik mij heb gewijd, hoe onbegaafd en onkundig ook; … heb ik gekozen met uitsluiting van al het andere”. Hij verhief hiermee haiku tot een manier van leven. Voor wat betreft mijn eigen stijl, uiteraard kan die wat kwaliteit betreft niet aan de grote Japanse meesters tippen. Niet alleen ontbeer ik de jarenlange ervaring die zij hadden, maar ben wat dat betreft ook in een totaal andere tijd en cultuur geboren waardoor mijn gedachten en dus ook gedichten aanzienlijk verschillen van die van hun. Mijn doel is dan ook niet zozeer om een bepaalde stijl aan te hangen, maar ik vindt het wel leuk als een gedicht wat van de geest “ademt” van de oorspronkelijke haiku dichtkunst.
ANDERE GEDICHTEN Aangezien haiku vaak wordt aangeduid als een “vingerhoed vol emotie” en niet bedoeld is om alles te schrijven wat men kwijt wil, schrijf ik regelmatig ook wel wat andere gedichten. Mijn verdichtsels zijn meer dan eens het resultaat van een (mislukte) haiku die daaraan vooraf gegaan is. Daarnaast zijn mijn gedichten vaak verhalend en gaan ze doorgaans over een waarneming uit de natuur, die dan vaak ook raakt aan een emotie of situatie zoals die ons in het dagelijks leven kan overvallen. Meestal zit er ook wel een element van strijd, lijden en hoop in mijn gedichten.
6
“DENNEN SCHUILEN BIJ ELKAAR” De naam die deze bundel heeft meegekregen verwijst naar een poëzietje dat ik schreef na een verblijf bij goede vrienden. Zij zorgden ervoor dat mijn vrouw en ik ons tijdelijk even konden onttrekken aan een periode van stress en ellende die we hadden meegemaakt. Terwijl we een wandeling maakten werd het weer onrustig. Grauwe wolken dienden zich aan, het begon te waaien. Alles wees er op dat het weldra zou gaan regenen. Terwijl ik een stukje verderop naar een lagergelegen plek keek, zag ik op een open veld wat dennen staan. Ze stonden dicht bij elkaar. Ik vergeleek hun situatie met die van ons. Het besef van het belang van steun zoeken bij elkaar, de pijnverzachtende werking die onvervalste aandacht voor elkaar kan hebben, het kwam allemaal samen. Toen ik thuiskwam schreef ik: onder in het dal schuilen dennen bij elkaar wachtend op regen In haiku draait alles om het hebben van een open aandacht voor mens en omgeving. Het is daarom mijn oprechte wens om door middel van deze bundel op de lezer het belang van zo’n soort van aandacht en warme belangstelling over te brengen. Veel leesplezier toegewenst!
7
HAIKU
8
ze vliegen voorbij nipt aan de storm ontkomen haastige wolken
dwarrelend omhoog stijgt het milde reukwerk op hoog in de wolken
wolken op het strand op het beetje schuim na een perfecte zeefdruk
als een gletsjer schuift de witte wolkenmassa het gebouw voorbij
stil gaan ze voorbij uiteengedreven wolkeneen kleurloze tocht
9
het laatste blaadje ik raapte het op en gaf het aan de herfstwind
blauwe rook kringelt door de kamer naar het raam de storm is voorbij
de kust - rusteloos gestriemd door wind en golven onafgebroken
de gele halmen steken door de duindoorn heen trotseren de wind
wie heeft hem gekrenkt dat hij op oorlogspad is? de woeste herfststorm
10
HAIBUN: DUISTER AVONTUUR Vanachter mijn bureau, waar ik eigenlijk aan mijn werk moet denken, staar ik naar de wolken. Terwijl ik kijk hoe ook zij zich haasten om spoedig overvallen te worden door de nacht, bekruipt mij een interessant gevoel. De wolken slapen niet, trekken voort, maken deel uit van een eeuwige kringloop. Niemand weet precies waar het water waaruit zij bestaan al geweest is. Wat een avonturen zou het volgen van een wolk niet opleveren? We zullen het nooit weten…. wolken spoeden zich naar een duister avontuur de zon gaat onder Ook ikzelf beleef die avond een “duister” avontuur. Met een groot aantal kinderen en hun ouders lopen we door de duinen. Spannend! Op zoek naar de schat van piraat Roodbaard. Iedereen heeft zaklampjes bij zich. Een machtig gezicht, vooral wanneer we het strand bereiken en de felle lichtjes zich verspreiden. De ruisende zee, striemende wind die de wangen van de toch al gespannen kinderen nog roder maakt. Ik vraag me af hoe dit tafereel er voor iemand uit zou zien die van veraf zou staan kijken: de gevallen ster haar stukjes gloeien nog na hé, ze bewegen!
11
de korenbloem schreit na haar bad in morgendauw wacht zij op de zon
blaadjes en takjes in een lange sliert voorbij een mierensnelweg
altijd onderweg zoekt de vlinder een nieuw thuis hij heeft niet veel tijd
twee koeien kijken hoe de nieuwe fietser leert om niet te vallen
de mier bouwt een nest met veel tunnels en kamers één brein - veel handjes
ongeschoren loopt het schaap er niet slechter bij dan de herder doet
12
in de schemering – zijn meditatie verstoord door muggengezoem
over het water jagen de muggen gehaast op hun spiegelbeeld
stil langs het water ze zijn vast naar huis gegaan de muggen - mijn huis…
na zoveel weiland veranderd de mug richting naar mijn open mond
hier en daar een kring waar de bedrijvige mug een slok water neemt
ergens in een boom wil een auto niet starten een spreeuw met humor
13
niet het water van de lenteregen mis ik maar de zon daarna
ik grijp de wolken hou ze in gedachten vast mijn wereld draait door
terwijl het haardvuur mij met warmte in slaap sust wacht de koude nacht
takken in het gras een zwaar afscheid, maar de boom laat zich niet meeslepen
voorzichtig kijkt hij naar onzekere lijnen van zijn karakter – het gedicht van zijn leven is het zó sierlijk genoeg?
glansloze foto – niet aflatende droefheid geëtst in haar blik
14
in het tuincentrum bij de dierenvoeding grijpt de huismus zijn kans
beteuterde kat zijn prooi gevlucht – slechts gevat door de camera
de koolmees zit vol met pinda’s van vorig jaar – nog steeds geen winter!
de vos kijkt verbaasd naar zijn eigen spiegelbeeld zo’n onschuldig beest!
de drukke merel links en rechts vliegen plukken overbodig mos
de rietzanger zingt terwijl de reiger hoopt dat niemand hem ziet
tussen reuzen door vliegt het musje af en aan pikt een graantje mee
15
even aarzelt hij stapt dan de drempel over het warme huis uit
zwart gebleven lucht weerspiegeld in mijn kom rijst ik tel de korrels
te zwaar geworden laat de boom noodgedwongen zijn bloesem vallen
mijn stad, vervallen kale heuvels herbergen alleen nog zebra’s
wispelturig trekt de winter roze bloesem in zijn twijfel mee
ik hoor nog de zee in de meegenomen schelp – zo ver weg van huis
16
klauwende takken de boom slaat wild om zich heen wil nog niet buigen o, verdorde boom – zo graag maak jij nog één zomer mee
de plastic ridders zien de oorlog gestaakt door chocolademelk
de wintermorgen met bedrieglijk elan speelt hij de lente
alles sleept ze mee de onstuitbare rivier geeft elders leven
zijn takken gekapt gaat hij gewond de nacht in nog steeds strijdvaardig
het witte landschap – alleen de amandelboom is al aangekleed
17
gejaagd telt de mier elk stapje en obstakel op weg naar het nest
plots uit de cocon de vlinder droogt zijn vleugels zo kwetsbaar, zo broos!
zelf komt hij er niet toch zet de monarchvlinder alles op alles
vol en dronken valt de kramsvogel uit de struik compleet de weg kwijt
de hazelworm ligt glimmend aan de kant van 't pad op zijn kin nog zand
tijdens het zonnen leest de vlinder en passant ook het laatste nieuws
zwiepende staarten geven de pas aan van de wollen colonne
18
HAIBUN: NAAST EEN HUNEBED Voor wie nog nooit een hunebed heeft gezien is dit werkelijk een sensatie. De stenen, zelfs voor een volwassen man zijn ze groot, groter nog dan ik mij ooit kon voorstellen bij geschiedenisles. Het bijbehorende museum geeft een uitgebreide uitleg van alles wat men zoal in de hunebedden gevonden heeft. Op de muur pronkt een citaat van M. Vasalis: “TIJD – ik droomde dat ik langzaam leefde…. langzamer dan de oudste steen.” Terwijl ik naar buiten kijk naar een monument uit oude tijden, het grootste hunebed dat Nederland rijk is, wordt ik overvallen door een interessant contrast. De stenen zoals ze hier liggen, ze hebben toch al heel wat van de wereld en de geschiedenis gezien. Niemand weet precies hoe oud ze zijn. Zelf hebben ze eens een lange langzame reis gemaakt. Ze zijn uiteindelijk in Nederland blijven liggen. Alleen zij weten precies waarom ze daar liggen en wat misschien nog interessanter is, hoe de grootste stenen bovenop het bouwwerk terecht zijn gekomen. Het lijkt erop dat deze stenen nooit meer zullen reizen. Ze zullen nooit meer andere plekken op de wereld mogen bekijken. Ze zijn al voor behoorlijk lange tijd met pensioen. En toch, op deze mooie zaterdagmiddag kun je hun bestaan allesbehalve saai noemen. Een hele schare kinderen en af en toe een vader hebben zich op het hunebed gepositioneerd om zich van hun beste kant – met het hunebed natuurlijk – te laten fotograferen. Spelende kinderen zijn makkelijk een uur zoet met het verkennen van deze oude plek die in tegenstelling tot waar hij ooit voor bedoeld was, nu zo vol van leven is.
19
Ik zie het aan en schrijf: eens in beweging nu voorgoed niet meer mobiel toch vol van leven
de oude dag na een leven van reizen nu de kleinkinderen
In een restaurantje op zo’n 100 meter van het hunebed strijk ik ietwat met tegenzin neer. Het gonst er van de mensen. Iemand lijkt ontevreden met zijn sandwich en gaat in discussie met de bediening. Naast ons staat een gezette luidruchtige dame die door haar veel te strakke kleding een heel ander soort van hunebedden doet ontwaren. Naast ons ook een stel dat klaagt over de lage resolutie van het scherm waarop we zojuist een presentatie hebben bekeken. “Ik kreeg er echt hoofdpijn van”, klinkt het naast ons. Aangezien mijn vrouw en ik in de schaduw zijn gaan zitten, besluiten we te verkassen als we zien dat het tafeltje ernaast (wel in de zon) vrijkomt. Een CATASTROFE… Tweemaal zagen we onze bestelling in de meest letterlijke zin van het woord aan onze neus voorbijgaan. Na vijfendertig minuten bleek dat onze bestelling niet geleverd kon worden omdat wij onvindbaar bleken te zijn. Uiteraard, wie gaat er dan ook een halve meter verderop zitten… Uiteindelijk kregen wij, op de drankjes na, dan toch de "zwerfkei" (broodje gehaktbal) geleverd. Na een kleine herinnering werden ook de drankjes geleverd. Starend naar het hunebed, slurpend aan een ander drankje dan dat ik besteld had viel alles op z’n plaats: reizigers van ver naast de herberg liggen ze nog steeds onbediend
20
na een lang gesprek kijken de broers in stilte naar de ruige zee
de zee briest wat na haar tomeloze woede laat de mensen koud
en HUP! weer een sprong uitbundig wordt golf voor golf de zee bedwongen
verdronken in de zee van te veel licht en rumoer – wie heeft hem gekend?
slechts ik en de zee de herinnering aan jou ze overvalt me
op mijn rug in 't zand bij het kabaal van de zee mijn rust gevonden
21
door een geur ontwaakt de herinnering aan jou - afgelopen jaar
de herfst is voorbij duidt een geveinsde glimlach voorspellend droevig
een oude foto jouw ogen zeggen iets anders dan voorheen
dichte mist verbergt onderaan de waterval waar het water blijft
tussen al het groen staat ook huilend naast het graf een verwelkt boompje
bij leven gehoord maar nu hij er niet meer is spreekt hij nog luider
22
HAIBUN: EEN STRALENDE OCHTEND Een stralende ochtend. Een uitgelezen dag om de natuur in te trekken en op te gaan in het zonovergoten landschap. Maar over deze veelbelovende dag wordt een sluier geworpen… Daar ligt hij, 98 jaar. Al zijn eigen tanden nog, de eens zo trotse officier. Alleen zijn gehoor had het met de jaren af laten weten. Een gehoorapparaat had hij wel, maar hij gebruikte het niet. Een gehoorapparaat is immers voor mensen die nog willen horen wat er om hun heen gezegd wordt. Zijn leven vol met idealen, een jaar of twintig geleden was ze ingestort. Oude idealen van rechtvaardigheid en gelijkheid werden ingewisseld voor nieuwe zogenaamde normen en waarden. Een maatschappij die zich in de jaren daarna tussen oud en nieuw verloor in een oppervlakkig idee van vrijheid, hij begreep het niet. De vrienden die hij had gehad, met wie hij de mooie verhalen van vroeger kon ophalen, hij had ze overleefd. Eenmaal had een kogel hem proberen te stoppen, het geluk bracht hem grijnzend als veteraan naar huis. Hetzelfde geluk had hem langer dan al zijn vrienden doen leven. De generatie die eens met respect naar hem op zag, ze was langzaam aan het aftakelen. De nieuwe generatie kon ook wel zonder hem, zo meende hij. Moe was hij, maar voldaan? Stil als hij was is niemand dat te weten komen. Toen hij niet meer wilde eten en weigerde te drinken werd de stilte waarin hij zich de laatste jaren hulde compleet…. die mooie ochtend; zijn enige gebrek - de wil om te leven
23
voor mij zwijgen ze de golven - ik ruik de zee niet de zon gaat onder
de zee is rustig tussen de sterren het licht van de vuurtoren
golven botsen op en uit elkaar - boven de zee een regenboog
schildpadjes: nog onder het zand net uit het ei - weinigen bereiken de zee
ondergaande zon heet valt ze in het water versmelt met de zee
met het laatste licht trekt de ondergaande zon ook mij de zee in
24
de korenbloem schreit na haar bad in morgendauw wacht zij op de zon ontwaakt uit oude dromen blikt ze roerloos voor zich uit korenbloemenblauw zijn haar heldere ogen vlak voor ze ze sluit zich warmend in elk straaltje vroege ochtendzon – ze leeft! Renga met Marjan - http://satoriwoman.wordpress.com/
op de ruit condens ochtendlakens omhullen de bedompte dag
het zonnetje grijnst ziet in de ochtendnevel nieuwe dagdromen
het stadsrumoer – in bescheidenheid verschijnt de eerste bloesem
25
tranen op het veld – in de vroege lentezon blinkt het jonge graan
de oude landkaart lijnen, fictieve reizen maar niet minder echt
als castagnetten klepperen de ooievaars vrolijke muziek
De orchidee: bescheiden opent ze haar eerste bloem van dit jaar een teer presentje
het water sijpelt over het ingesleten groen geworden pad
zolang op de vlucht dat hij ook in de spiegel een vreemdeling ziet
26
een lange ochtend de mist trekt niet op vandaag het hoofd vol wolken
zwaar valt uit de wolk het licht in felle stralen een speldenkussen!
zonovergoten ligt ze voldaan te spinnen de ogen half dicht
ondergaande zon heet valt ze in het water versmelt met de zee
de lucht staat in brand wolken pakken zich samen verstikken het vuur
de dode kikker vóór zijn laatste sprong geveld door een zonnesteek
27
“De zon heeft een andere schittering dan de maan, de maan weer een andere dan de sterren, en de sterren onderling verschillen ook in schittering.” – 1 Korinthiërs 15:41 NBV sterrenparade zoveel kleuren – wie heeft de mooiste glitterjurk?
met een dag vol zon verzacht de herfst tevergeefs het nieuws van zijn komst
één halm in het zand weerstaat de verschroeiende zon alle dagen
dampend geeft ze af op de zon van gisteren de vroege heide
rood kleurt het water onderin de waterput de zon gaat onder
28
samen in het zand haar ogen ergens anders we zwijgen beiden
fel witte stipjes ingelegd in zwart marmer aan ’t hemelplafond
de tonen voeren mij mee naar de hoge top een frisse bries waait nieuwe lucht vult mijn longen overzie oude zorgen
de struik staat in brand rode bessen vallen straks op het warme zand
de friszoete geur van geplette watermunt maakt het pad groener
waterkou – de meeuw staat wat te trappelen in het natte gras
29
nog steeds verdrietig omdat haar takken maar niet het water raken
met stralende lach duwt het kind de bolderkar langs de begraafplaats zijn moeder - tussen vroeger en nu - lacht flauwtjes terug
geluidsoverlast hersenschimmen in het hoofd dansen de nacht door
leegte en stilte nu jij hier niet bij me bent breken in stukken
een nest - nieuw leven hoentjes piepen naast de brug van de begraafplaats
een paarse bloem wuift van haar kant van de vijver naar de kleine vos
30
langs de tak draaiend veegt het meesje af en toe zijn snaveltje schoon
de krokussen staan met rechte rug te wachten op het eerste licht
waar herfstblad lag daar ontdoet de wind de stoep nu van oude kranten
gekleurde borden boven verkiezingsposters dezelfde bloesem
sierlijk draait de roos met opendraaiende blaadjes een pirouetje
31
in de schemering steekt de magnolia plechtig haar kaarsjes aan
eindelijk verschijnt na zoveel kleurexplosies de appelbloesem
nog niet eens lente toch valt de bloesem al uit blaadje voor blaadje
wat veren ze mee de eens harde straattegels met bloesem bedekt
het feest is over de slingers zijn weggehaald de bloesem verwaaid nooit gedacht dat schoonheid zó kort de boom zou sieren
een rijke maaltijd genieten in de schaduw van kersenbloesem
32
het blad, de afdruk zo helder op de tegels alsof het er nog lag
roze slingers – in het broze avondlicht slechts ons gefluister
het avondlicht schaatst over de flinterdunne laag hemelkristal
ik blaas de vlam uit uitdagend danst ze verder de avond duurt voort
een klein herfstdorpje in het licht van de avond drogen de huisjes
feest - het is al nacht bij elk lichtje dat uitgaat neemt het geluid af
verdwaald liefdeslied verdwaasd zoekt het in de nacht naar één open raam
33
ijsbloemenboeket zal deze nacht opfleuren verwelkt morgenvroeg
de donkere nacht ik klim omhoog en plak snel een stuk aan de maan
starend in de nacht naar gras dat niet meer groen is zucht de oude man
de asgrauwe maan op krakende bladeren valt haar witte licht
de maan gehalveerd en voelt dus met zo velen dezelfde pijn
de hemel klaart op alles in contrast geplaatst nu de maan verschijnt
witte velden ik loop door fijn schijnend stof op de zachte maan
34
de hemel geschoond door dezelfde wind die eerst grauwe tinten blies
een zuchtje wind tikt kalm op mijn linker schouder wenkt me te volgen
de mist trekt op een voorzichtig zuchtje wind tikt de dauw van het blad
de wilde kers leunt onschuldig tegen de wind – als dat maar goed gaat!
langs berkenstammen kietelt de wind de blaadjes er klinkt gegiechel
na al die jaren blaast de wind nog permanent zijn haar in model
35
HAIBUN: “BURENRUZIE” Het is een rustige vroege zaterdagmorgen, de zon twijfelt even of ze door moet breken of de mist haar gang moet laten gaan. Ik ben in een druk gesprek verwikkelt met een goede vriend, terwijl we plotseling worden opgeschrikt door gekrijs uit een boom die niet ver van ons vandaan staat. We zien een groepje kauwen in die boom die om beurten krijsen. Ik vraag mij af of er dan niet ergens een kat in de buurt moet zijn, of iets anders dat de vogels zo van streek maakt. Voorlopig zien we niets dat reden geeft voor zo'n kabaal.
krijsende vogels is dit angst voor iets duisters of herrie om niets? Wanneer we een paar minuten naar de boom hebben staan staren, valt het plotseling op dat er ook twee eksters in de boom zitten. De eksters zitten beiden apart op "hun" tak. De kauwtjes zitten op de iets hoger gelegen takken verspreid en klimmen af en toe tot vlak bij de eksters. Ze gaan echter niet naast de eksters zitten. Naast de beweging die in de boom plaatsvindt concentreren we ons nu ook op de geluiden en vooral waar die vandaan komen. Het blijkt dat de eksters het hoogste woord voeren. Zij roepen wat, waar dan vervolgens een van de kauwtjes uit de groep antwoord op lijkt te geven. Elke roep lokt een verbale reactie door de andere groep uit. Terwijl we zo staan te kijken zien we nog steeds niets dat wijst op een naderend gevaar of iets anders wat volgens ons de reden kan zijn voor deze vertoning. Terwijl ik later thuis zit en plots dit schijnbaar onverklaarbare verschijnsel in mijn gedachten herbeleef, speel ik toch met een verleidelijke, misschien wel te menselijke gedachte dat het misschien gewoon een ordinaire burenruzie is geweest….
scheldende eksters maken zij de kauwtjes kwaad of juist andersom
36
scheldkanonnade terwijl hij vuur spuwt , smelt zijn reputatie
hij ziet mij, ik hem we bewegen niet – muisstil het konijn en ik
gevallen is ze tussen twee werelden in op zoek naar de weg
de ijsbeer doolt rond wachtend tot ook deze schots uiteindelijk smelt
tranen van stuifmeel druppelen uit zijn hart op rooddoorlopen blad
een schuchter weerzien onder zijn voeten knispert half gesmolten ijs schijnbaar dapper wisselen ze ontwijkende woorden
37
zittend op zijn troon achter witte kantelen bewaakt kikker ’t fort
vlinder en de wesp zo verschillend, toch samen bij overrijp fruit
verwaande merel – op zoek naar beter publiek stopt hij met zingen
hongerige mus gewend aan het voederen zit klaar op mijn hand
zonder mimiek brengt de kauw zijn punt over: "lekker warm binnen?"
slag om de kruimels zes mussen tegen één duif de aanhouder wint
38
een blaadje vliegt op piepend gaat het er vandoor weg is de huismus
na het herfstbuitje – ondanks het gevallen blad ruikt het hier naar bos
in deze regen verzamelt hij maar wat blad voor zijn winterslaap
van onder een blad klinkt zachtjes een carillon – meiklokjesmuziek
een vuurrood blaadje op de doorzichtige stroom blijft het schaduwloos
even bood het graf ook rust aan gevallen blad - zojuist weggeharkt
39
gezichten, plaatsen, beelden, indrukken schieten te snel door mijn hoofd alsof ze niet van mij zijn ongrijpbare gedachten
peinzend in de tuin uit mijn gedachten gehaald door de prille roos zie ik met lede ogen haar eerste doornen ontstaan
de stofwolk trekt op zo ver zijn gedachten gaan alleen maar ruïnes
in denken verdwaald ontwar ik hoog boven mij flarden grijs en blauw
mijn tijdreis loopt stuk het middeleeuws beeld verstoord door een verkeersbord
onvoldaan slaat hij op zijn beeld in het water - nog meer rimpels
40
HAIBUN: DE VROEGE HERFSTWIND Onderweg naar het dorp waar ik al jaren niet geweest ben. De weg ernaar toe: langzaam. Het landschap: verdord in de nazomerzon. Zonder verwachtingen rijden we verder. In het dorp wacht ons niets dan een leeg huis en de laatste rustplaatsen van geliefden die er niet meer zijn. Zo snel achter elkaar moesten we ze laten gaan… Nu, nog voor de herfst begonnen is denk ik aan hen en aan de leegte van onze reis. de vroege herfstwind zomaar begon hij te waaien – zo onverwachts Onderweg niets dan dor gras en in de zon geblakerde bergen. Dit machtige landschap dat ooit onder druk van enorme krachten tot ontstaan is gekomen, het heeft zoveel voorbij zien komen… Ons verhaal is slechts één van de stukken gesteente in de velden. op de berghelling fonkelt het obsidiaan in al zijn zwartheid Het huis is van warmte ontdaan nu er niemand meer is die op ons wacht. Waar eerst de geur van een lekkere maaltijd ons altijd tegemoet kwam, daar verstoffen nu de kamers.
41
Aangekomen op het kerkhof bezoeken we de graven, bijna op opeenvolgende datums van overlijden. Op de elektriciteitskabels die over deze leegte heen lopen zitten bijeneters. Ze kijken naar de plotselinge bezoekers. Hun schoonheid en kleurenpracht maken deze plek nog onwerkelijker. de witte asters – kleurige bijeneters kijken op ons neer We bezoeken de nog overgebleven vrienden en familie. Oude strubbelingen zijn bijgelegd tijdens het rouwen, nieuwe andere strubbelingen dreigen de kop op te steken. Niets complexer dan de mens die ziet, maar faalt in te zien, dat hoe meer men afstand neemt van zijn geliefden hoe dieper het verdriet zal zijn bij groot verlies. de wilg zoekt altijd zich uitstrekkend naar water zijn verloren blad Maar er is ook beweging. Het leven gaat door, voor iedereen op zijn eigen manier. Kwikstaarten zoeken ijverig de berm af, terwijl wij bij menig bezoek overrijpe zoete meloenen eten. Het alledaagse werk, het overleven, alles gaat door dag-in-dag-uit. We denken aan ons vertrek van morgen en maken het huis schoon dat wij weldra zullen verlaten. ook na ons vertrek waart langs het lege huis de huilende bergwind
42
hij drinkt zijn glas leeg nu het vuur is uitgegaan loopt de tijd pas weer
het zomergras stut de muur van verzengend vuur bouwt aan nieuw leven
het verleden groet in het knisperend houtvuur een glimp nostalgie
twee kleuren bloesem wedijveren met elkaar slow motion vuurwerk
groen kroos – de smetteloze zwaan poetst wederom haar veren
door een dakraampje in het grauwe wolkendek ontsnapt een vliegtuig
43
van geel naar lichtbruin tuimelen de herfstkleuren over ’t bladerdek
bij het ontwaken is de dag al begonnen het heeft geregend
tussen verdord riet blijft de eend zitten waar hij zit nog steeds beschut
het bos - elke herfst knoopt het voor zichzelf een kleed maar 't houdt hem niet warm
vol aardetinten zo zacht om op te lopen het najaarstapijt
deze herfstdag – met zijn laatste restjes licht vult hij de hemel
44
de vorige dag ook in het licht van vandaag werpt ze haar schaduw
hoe veilig was ik in de schaduw van de eik die steeds kleiner wordt
zij ziet mijn schaduw bedenkt zich geen minuut, en gaat op mijn hoofd staan
de vroege morgen zwarte vlekken doemen op uit de dichte mist
overdekt met dauw het grijze veld, een zacht bed de dag vlijt zich neer
de wolkenladder bekleed met een grijze zompige traploper
45
HAIBUN: DE VERSTEKELING De herfststorm blaast en scheurt buiten takken van de bomen. Regen valt met bakken uit de hemel. Terwijl ik een boek probeer te lezen hoor ik plotseling een geluid waarvan ik inmiddels had verwacht het niet meer te horen. Een dikke mug probeert uit alle macht toch nog even een gaatje in mijn huid te prikken. Is het voor haar nog niet de tijd om in winterrust te gaan? alles neemt hij mee grondig als de herfststorm is - en deze mug dan? Ironisch genoeg is de tijd dat de muggen, wanneer ze gewoon een warm plekje ergens in een schuur, een kelder of een woonkamer proberen te vinden, voor hen juist de gevaarlijkste tijd. Dit terwijl ze ons juist dan bijna niet tot last zijn. Misschien toch een vorm van poëtische gerechtigheid… de verstekeling gevlucht voor achtervolgers alom ongewenst
46
tikkend en krakend van toen alles nog goed was speelt de grammofoon
een kerkklok ver weg slaat de tijd ook op dit uur hoor alleen ik hem?
een vroege vogel door zijn roep word ik wakker doet hij dit voor mij?
om mij heen stemmen zoveel, dat ik niemand hoor en toch alleen blijf
een donkere bui de radio voelt 't aan - vier jaargetijden
eentonig - kleurloos op de helft van het concert drupt de regen mee
47
zijn kroon ontnomen naakt, maar toch fier, wacht de eik twee seizoenen lang
voetsporen in 't zand zijn stappen lijken groter op de terugweg
ze houden samen het touw van de vlieger vast opa en kleinzoon pas wanneer de vlieger valt merkt opa weer zijn leeftijd
overlevingsdrang liever schudt hij zijn blad af dan mooi te sterven
amper nog te zien toch proef ik het al in de lucht – de eerste sneeuw
48
zo zacht ruisen ze de kabbelende golven ik drijf met ze mee
met de deining mee bij elke bedwongen golf klinkt kindergejuich
met open bek ligt de potvis zwaar op het strand te laat omgekeerd
hij trekt naar zich toe met een ingespannen blik het opkomend tij
spelende kindjes – slechts de rand van de zandbak begrenst hun dromen
49
zo kaal - de esdoorn zijn weelderige haardos nu slechts wat plukken
ook de bladeren de boom heeft hen verstoten ze zijn gevallen
rietpalissade de herfst opent de aanval slaat er gaten in
groen gras – zo anders als wat ik gisteren zag ik tel wat sprietjes en terwijl ik in slaap val neemt mijn fluisteren een eind
50
HAIBUN: ROOD Op de parkeerplaats staat een prachtige aankondiger van de herfst – een esdoorn. Zodra het jaar de lente uit dreigt te zwaaien begint de boom zijn groene kleur in te wisselen voor felrode blaadjes. Alhoewel dit de boom een buitengewone schoonheid geeft, ontkom ik er niet aan om dit verschijnsel te zien als de belichaming van een vals gevoel van zekerheid. Alsof de herfst, om de pijn te verzachten de boom voorliegt en zegt dat alles goed zal komen. Alsof hij zegt: “Kijk eens hij mooi je erbij staat, wat kan jou nou gebeuren?”. De rode blaadjes zijn echter in werkelijkheid een voorbode dat de boom binnenkort met kaalheid geslagen zal worden.
de herfst kleurt hem rood maar weet, spoedig is hij kaal de trotse esdoorn De kleur rood zal binnen enige tijd ook de kleur zijn van menig wenskaart waarmee men de feestdagen probeert op te luisteren. En natuurlijk, mensen zijn dan gewoon elkaar de beste wensen over te dragen. Voor velen is dit echter ook een stressvolle tijd waarin men soms vervalt in plichtplegingen. De vorm of het uiterlijk prevaleren dan, begrijpelijkerwijs onbewust, boven de inhoud. De tijd bepaalt dan samen met de maatschappij wanneer men in het bijzonder naastenliefde en hoop dient te omhelzen als een universeel ideaal. Ondertussen is ongeveer 30% van de mensen eenzaam, het hele jaar door. Meer dan 1 miljoen ouderen in Nederland zitten eenzaam thuis, van hen zijn 200.000 extreem eenzaam. Ik denk weer aan de esdoorn. Hij zal zijn blad waarschijnlijk al kwijt zijn nog voor de wereld feest viert. Het zal zijn feest niet zijn. Wel wil hij zijn prachtige blad schenken als een aandenken. Een aandenken voor wanneer hij onzichtbaar door het leven zal gaan. Hij stuurt zijn eigen symbool van hoop op herstel en weerzien, op zijn eigen tijd.
de esdoorn felrood – hij verstuurd zijn wenskaarten nu het nog kan
51
de zwaan, zo sierlijk als ze met gebogen nek een uiltje knapt
zwaan zonder fatsoen met uitstekend achterwerk de kop in het water
de meerkoetmoeder duwt haar jong van links naar rechts zoekt naar een nieuw nest
de kraai wacht beduusd trekt zijn kraag wat hoger op – er komt geen eind aan
vriend kauw ik vraag je: waarom klim je stijl omhoog als je kunt vliegen?
winter- een leeg park slechts één bankje bezet door een lapjeskat
52
tonen van protest afgeketst op een koud schild van verbijstering
zelfs in de middag laat de maan haar gezicht zien ze ziet wat bleekjes ook zij kan niet meer slapen nu ze mijn bezorgdheid deelt
woorden – aangespoeld lang op drift, ietwat verroest zo vol van leven
die laatste aanblik – in elk onbewaakt moment leef jij met me mee
van ijle hoogte alles zo onschuldig klein maar de weg erheen...
53
in het sneeuwlandschap af en toe het seinen van vinkensnaveltjes
bronzen standbeelden uitgebreid gesigneerd door naamloze duiven
de nachtegaal zingt deze nacht onder mijn raam successen van toen
ze slapen nog als ik de winkel in ren vadsige duiven!
hoort hij al gegak? de vos speurt de hemel af naar wilde ganzen
nestverlaters – op de dag van hun vertrek niets dan regen
54
HAIBUN: NATURALISATIE Vandaag is het dan zo ver, mijn vrouw Nara heeft eindelijk de Nederlandse nationaliteit mogen verkrijgen. Het heeft even geduurd, maar na iets meer dan vijf jaar mag ze dan nu toch een Nederlands paspoort gaan aanvragen. Vandaag is aan de hemel de jonge maansikkel te zien. De maan duidt in haiku vrijwel steeds op de herfst, het seizoen dat zich vooral nu zichtbaarder manifesteert. Niet zo lang geleden spraken we over de nieuwe maan, dit terwijl er eigenlijk nog niets te zien was. Nu valt er ‘groei’ waar te nemen en kijken we er naar uit om steeds meer van de maan te gaan zien. Hoe meer we van de maan gaan zien, hoe meer de hemel ook verlicht zal zijn. Zo is het ook fijn om te zien dat we bepaalde doelen kunnen stellen en stukje bij beetje begrijpen hoe we naar de verwezenlijking daarvan kunnen toewerken. Hoe concreter we bij het behalen van onze doelen zijn, des te helderder we de rest van het pad daarnaartoe gaan zien. Maar, tegelijkertijd spreken we bij de maan ook terecht van schijngestalten. We zien de maan telkens anders van vorm, terwijl hij in werkelijkheid natuurlijk niet veranderd is. Zo kan het verkrijgen van een papiertje een groot verschil uitmaken voor wat je rechten en plichten zijn en zelfs voor hoe mensen je zien. Maar je bent als persoon natuurlijk niet veranderd. jonge maan vorige week was jij nog nieuw maar alleen in naam
55
De naam van mijn vrouw doet me denken aan de oude Japanse stad Nara. Een populaire legende wil dat de naam van de stad afstamt van het woord ‘narasu‘ dat de betekenis heeft van “gladmaken, effenen, gelijk maken etc.” Dit zou verband houden met het keizerlijke leger dat vermoedelijk ergens in 88 v. Chr. letterlijk het berglandschap platwalste en alle vegetatie met de grond gelijk maakte. Legende of niet, de meeste naslagwerken brengen de naam van de stad in verband met woorden die de gedachte overdragen van een vlakte of vlak land. De stap naar ons eigen vlakke land dat inmiddels ook Nara’s land is geworden is dan natuurlijk niet zo’n grote. Het is daarom dat ik schrijf: boven Nara op de afgevlakte heuvels schijnt de jonge maan
56
aan de blauwe muur schijnt ze eerst vaag dan lichter de wassende maan
de roze wolken naar beneden gezonken in de zee van blauw
natuurgeweld – na zoveel uitzichtloosheid plots jouw zachte stem
badend in het goud steekt tussen de halmen door het voedende licht
in goud gegoten toch weet ook deze luxe dag te ontsnappen
de plek waar zij zat met verloren momenten rijkelijk gevuld
57
de klank van haar stem een verleden dat ik ken maar nooit beleefd heb
keien gladgeschuurd geven het water richting een zachtere klank
ogen strak gericht op het broodje in mijn hand slaakt de hond een zucht
zouden de meeuwen elkaar waarschuwen dat er een vuilniszak staat?
hij schermt met woorden zijn degen van kurk ontdaan – “met alle respect”
op de lavendel de eerste vlinder dit jaar draagt lenteparfum
58
opgedroogd zijn ze mijn verhalen, mijn dromen zijn uitgeblazen
mijn woorden rollen schuin omlaag de diepte in op zoek naar houvast
en weer zie ik je nog steeds in die lege stoel nog steeds bij het raam
een zijden draadje de zekerheid van houvast onder hoogspanning
stralend sta je daar mensen lopen zo voorbij arm krentenboompje!
nog maar net lente toch klinkt er hier en daar al een zomerklokje
59
loodzware wolken om het dak niet te raken sturen ze wat bij
de wind werpt het licht van het ene grassprietje naar het andere
vurig roodborstje bang dat je niet gezien wordt spring je op mijn pad
midzomernacht – twee zwanen drijven sierlijk in elkaar verdiept
onverwacht gulzig hapt de mus toe – zijn snavel boordevol slagroom
sierlijk dansen ze op de maat van pril geluk – met z’n tweeën één
60
langs de contouren van almaar stromende tijd de dauw van vandaag
de wolk maakt zich los beleeft intense vrijheid net voor hij vervliegt
getjirp in het gras en daarna een hoge sprong – insectengrootspraak
zachtjes fluistert ze langzaam naar het duin kruipend – nieuwsgierig golfje
lachen en huilen terwijl ze touwtje trekken aan de waterlijn
reizende dichter de bestemming van zijn reis ongekend dichtbij
61
verwelkte rozen onder rijp van de morgen – ik ruik nog hun geur
uiteengedreven de laatste blauwe wolken in de rode zee
oude façade gestut om niet te vallen in grote leegte
op dit middaguur laat de maan haar gezicht zien een schim van zichzelf
onrustig tikkend wacht zijn oude klok op hem in het nieuwe huis
witte orchidee ieder jaar weer – juist díe dag valt jouw laatste bloem
62
63
GEDICHTEN
64
WOLKEN zoveel licht zoveel kleuren zoveel indrukken zoveel tranen gelaten zoveel maal gebroken om toch weer terug te keren altijd maar in beweging veranderend van vorm telkens weer een andere weg waaien ze met alle winden mee soms tot hoop van de zeeman een zegen voor het boerenland maar ook een bron van pure wanhoop wanneer niet alleen het leven maar ook de dood wordt losgelaten zo vaak doorstoken door de zon tegen de schemering in lichter laaie verklappend hoe het weer van morgen zal zijn in hun kracht en kwetsbaarheid werpen zij hun schaduw op het land onheilspellend, hoopvol, voorspellend of romantisch wat zal het worden? een blauwe lucht of dikke mist ook dikwijls voor de wolken zelf een donderslag bij heldere hemel nooit zal ik echt weten wat ze hebben gezien of doorstaan met mijn hoofd in de wolken droom ik mijn dromen die vast niet de hunne zijn onophoudelijk jagen ze langs de hemel voort de onbegrepen wolken 65
BOVEN DE WOLKEN hier schijnt vandaag gedimd hemelsblauw tussen verdeeld wattenwit bij hoog en laag wisselende fronten pak ik wat plukken bij elkaar en bouw met de smeuïge toefjes een luchtig pakhuis vol geluk
66
ZONDER WOORDEN anders dan anderen zijn we door de stilte die ons bindt dat ik niet spreek wil niet zeggen dat ik niet bij je ben dat ik niets zeg betekent niet dat er niets gezegd is laat mijn blik jou op de stilte dragen laat mijn hart met het jouwe versmelten in de volmaaktheid van het moment beloof me dat je me nooit kwijt zal raken in de rumoer van het leven in de onbestendigheid van het bestaan dan beloof ik jou dat ons vlot nooit zal worden meegevoerd op de stroom van onverschilligheid dat we nooit stuk zullen slaan op de rotsen van onbegrip we volgen ons baken van licht naar de veelzeggende en zinvolle stilte waarin alleen wij elkaar begrijpen zonder woorden
67
LAAT MIJ JE WEER ZIEN laat mij je weer zien goed – zoals ik je ken zoals ik je kende als persoon goed- zoals ik je bewonderd heb niet zoals ik je zag voordat je wegging toen je jezelf niet meer kon zijn maar sterk – zoals op de foto’s de foto’s waar ik nu zo graag weer bij wil zijn laat me je lach zien je hand voelen door mijn haar die zachtheid waarbij ik altijd vertroosting vond ik wil je zien met een levensechte telescoop een stralend licht vóór de verwoesting en de leegheid van vandaag ik wil je zien zoals op mijn foto’s maar dan het liefst in bewegende plaatjes met licht en geluid alles erop en eraan compleet met mij erbij eigenlijk wil ik je dus zien zoals mijn Vader je ziet in Zijn herinnering maar dat kan niet nog niet… 68
FRISSE LUCHT wervelende onzekerheid wanneer levensgrote vraagtekens in hun strijd om wie het belangrijkste is jou verdringen om het hoogste woord wanneer je op een drempel lijkt te staan een grens tussen heden en verleden waarvan je even niet meer weet of die denkbeeldig is of toch juist niet... als je verstand je hart tot kalmte maant je verteld dat niets van de belangrijker dingen ooit echt veranderd zijn en je nooit zullen verlaten haal dan diep adem terwijl frisse lucht je longen vult en nieuwe moed je leven andere zegeningen zich plots aandienen weet dan dat ik altijd naast je sta je waardeer om alles wat je doet weet dat, ook al voel je je soms slap je mij ook dan inspireert door je vastberadenheid en kracht nu de stromende tijd kolkender en kwader zijn weg vindt naar de waterval zal jij, ook al is het tegen de stroom in snel het droge land bereiken moe maar voldaan heb je dan het noodweer doorstaan nooit meer vraagtekens nooit meer bezorgdheid over wat morgen brengen zal voor altijd frisse lucht...
69
IN DE SCHADUW VAN JOUW LACH de schaduw van jouw lach je bedekt en vult de té lichte dagen geeft verkoeling als het even te warm wordt in de schaduw van jouw innemende lach worden woorden begraven bloeien op tot warmte om keer op keer opnieuw geplukt en uitgedeeld te worden in de schaduw van jouw lach vind ik beschutting het comfort van even mijzelf zijn kan ik de kaarsjes aansteken zonder de gordijnen dicht te hoeven doen in de schaduw van jouw lach wordt onze band gesmeed onze liefde beklonken beklimmen we bergen bevaren we zeeën we vertellen elkaar verhalen van verre landen en volken tekenen bij bescheiden licht routes op oude landkaarten nieuwe wegen, hetzelfde doel waar we de schatkist verbergen om ‘m daarna weer op te opgraven in de schaduw van jouw lach
70
VOOR HET BRUIDSPAAR - 1 de man, hoe oud hij ook is op zoek naar hulp - een tegenhanger dat wat hem compleet maakt hij bouwt zijn huis schept flink door voor een stevig fundament legt dan het dak op zeven sterke zuilen voorbereid zo lijkt hij op het leven dat hem wacht maar toch… de vrouw, bekwaam als zij is een waar juweel meer waard dan koralen gerespecteerd en geprezen in de poorten van de stad zij vult haar hand met goede dingen houdt het niet voor zichzelf maar deelt zelfs van haar gebrek nog uit haar vlijt en vastberadenheid omlijsten elke nieuwe dag zodat het prentje niet vergeten wordt vol zelfvertrouwen tuurt zij naar de horizon maar toch… maar toch… er lijkt iets te ontbreken het laatste puzzelstukje om dan eindelijk het plaatje compleet te maken
71
en toen, viel alles op z’n plaats ietwat onverwacht maar in schoonheid des te rijker bloeide langzaam op de bloem van jullie samenzijn plots droegen jullie overal het parfum van pril geluk elke dag een beetje extra leven jullie nu wat meer verbonden ja, straks wordt het officieel maar de echte reis ook al is hij reeds begonnen gaat altijd door blijf verkennen, blijf bouwen blijf delen smelt elke dag om tot een klompje goud wees een nooit verwelkende bloem behoud jullie schoonheid niet alleen in de tuin voor het oog van vrienden maar gebruik jullie kracht voor al wie het nodig heeft dat jullie samen - compleet elkaar mogen blijven aanvullen en jullie gezinnetje altijd mag blijven staan als een huis op een duurzaam fundament
72
MET WIND EN WOLKEN MEE met wind en wolken mee trekt hij in zijn gedachten in zijn hoofd soms kleur soms dichte mist af en toe een scherp detail door de tijd van lieverlee tot fijn zand vermalen de wereldvreemde romanticus of de verbitterde, verworpen clown soms kan hij niet kiezen als hij weer eens naar de sterren kijkt wanneer hij één is met de stipjes die vanuit onmetelijk heelal op hem neerkijken maar ook beschijnen hem strelen maar ook vertrappen het podium op en sneller af helpen zo staat hij daar, koud maar niet ontheemd geborgen door de warme elementen van onbetreden natuur door een bries begroet de weg gewezen door opgewaaide blaadjes naar de lente op weg groene door de zon beschenen velden slechts muren van wuivende pluimen die de grenzen hier bepalen de bries die hem voert naar een plek om lang en diep te slapen van wolken die zich vormen naar alle verhalen die hij ooit gedroomd had zo trok hij in gedachten met wind en wolken mee
73
KLEINE DROMEN grote woorden over kleine dromen samen nog geen grasspriet lang het insectenvolk danst zingt blij van nieuwe dagen gras dat nóg groener, nóg sappiger is slechts twee weides ver kleine voetjes nemen grote stappen geen kloof te nauw of dal te diep alles overwonnen door een klein lijfje met altijd plek in het hart voor nieuwe dromen dromen, niet te groot of onbesuisd bescheiden precies de juiste maat... één grasspriet lang
74
MIJN LAND mijn land, hoe kan ik jou vergeten ook al ben ik één van jouw vergeten kinderen nog elke dag dragen mijn gedachten mij naar jou mijn land van vier echte seizoenen soms net zo grilliger en veranderlijk als het hart van mijn broeders jouw gedroogde lekkernijen vijgen, dadels en rozijnen zij maakten zelfs jouw harde winters zoet tot vanuit de met sneeuw overdekte velden wit en roze watten wolken opstijgen langs de stammen van de eerstontslapenen* zachte regen wist dan de grond te vermurwen om het zaad van onze kostbare gewassen opnieuw te ontvangen daarna volgde de uittocht samen met ons, vluchtte jij dan de winter uit gaf ons graan met betekenis het gerst voor ons ongezuurde brood opdat het aanbieden van onze eerstelingen de aanzet tot redding mocht zijn zodat uit een ronde gerstebroodkoek toch iets groots mocht voortkomen jouw tonen van granaatappelbloesemparfum strelen nog altijd mijn gevoel van welbehagen zoete wilde honing werd altijd in mijn mond gevonden het gezang van mijn broeders terwijl zij het rijpe goud verzamelden op de velden hoe verlangt mijn hart naar het opnieuw beleven van de vreugde van toen de tijd dat, in plaats van mijn leven en bestaan, de vijgenboom geschud werd en zíjn eerste vruchten werden gegeten zo zacht - zo fris-zoet...
75
manden vol druiven we sleepten ze af en aan dansend, zingend, in de handen klappend net zo lang tot ons gezin geen druif meer persen kon maar, o, mijn land heel vaak dronken wij jouw wijn ook niet waren wij verplicht om een ander zijn druiven te persen het glas van een ander vol te schenken terwijl jouw wijngaarden verwilderden en zo wachtten wij op verzoening de mogelijkheid om ons opnieuw te verheugen in jouw veilige armen al was het in huizen van loof op zoek naar iemand om te zalven om voor ons als een bevrijder te zijn om hem te zalven met jouw rijke olijfolie, zo vol aroma mijn land, waar nu gezaaid word en de schapen in hun kooien meer warmte kennen dan ik nu ik zo ver weg van jou ben en niet weet of ik ooit nog het gezang op de velden zal horen de muziek van de bruiloften uit jouw dorpen het gelach van jouw kinderen bij de oogst of zelfs nog proeven mag jouw honing nu ik jou verloren ben
*de amandelbomen
76
VANDAAG vandaag zonder om te kijken wijs ik de toekomst nog even af ik kijk naar jou een puur moment van ononderbroken samenzijn waarin je lach, je lach… langzaam bewegend elke beweging zo vertrouwd springt de pret in je ogen waarom weet je niet ik evenmin toch delen we dezelfde herinnering die ons nu doet glimlachen om schijnbaar niets die herkenning van niet te vatten warmte aaneen gevlochten eindjes van alles tussen grote en nipte overwinningen in tussendoor een ravijn zo diep als al onze nederlagen met daaroverheen gebouwd evenzoveel bruggen onze avontuurlijke tocht nu even gestaakt in dit moment waarin juist weer de kleine dingen sieren wanneer jouw glimlach zich langzaam ontvouwt bevestigend de lucht geeft die we nodig hebben om dadelijk plaats te nemen in de startblokken van vandaag 77
DE WIND DIE ALTIJD DAAR IS het droge zand opgezweept een neergeslagen wreed gestriemd en bespeeld door de wind die altijd daar is waar de wind eens heer en meester was daar volgt het zand nu de lijnen van mijn voet met mij door iedereen vertreden zint het zand op wraak vandaar dat op warme dagen de lucht gebogen wordt door de hitte van oeroude haat van lichte vermoeidheid tot een kater van de droogte zo probeert het zand haar grip te verstevigen terwijl het zich vasthoudt aan een plukje verdord gras maar zodra ik rustig verder loop dan wordt mijn voetafdruk snel en behendig uitgewist door de wind die altijd daar is
78
VOOR HET BRUIDSPAAR - 2 vanaf de eerste dans de eerste stappen gezet op een pad vol verassingen zwieren jullie de toekomst tegemoet de eerste pasjes nog wat schuchter bescheiden, een tikje verlegen en daar staan jullie dan vandaag trappelend om het ja-woord te geven om met elkaar op weg te gaan laat een lamp schijnen voor jullie voeten opzij schuivend de kleinere steentjes zodat tot ver na de schemering jullie neuriën nog mag worden gehoord beklim de grotere blokken en kijk eens van een afstandje naar de route die jullie hebben afgelegd maar ook hoe jullie steeds dichter tot elkaar zijn gekomen laat licht schijnen op jullie pad op jullie doelen en ideeën laat met jullie stralende geluk ook de zon voor anderen schijnen blijf elkaar verassen dans elke dans opnieuw als was het de eerste
79
BERGEN machtige hoeders, deze bergen getuigen van historie herinneringen die elkaar verdrongen gebeurtenissen - op elkaar geperst door onmetelijke krachten in hun vorm gegoten onvoorstelbaar gewicht op hun schouders – een beproeving op hun kracht hun scherpe randjes reeds lang verloren door de elementen gevijld hun stof afgevoerd door alles polijstende rivieren verweerd, geslagen trouw zijn ze gebleven hun onnatuurlijke bestaan verdragend laten ze zich door mensen vrezen onvoorspelbaar als ze kunnen zijn laten op zich bouwen over zich heen lopen zo nu en dan vuurspuwend zeggend: “zo kan het niet meer!” maar vooral en des te meer laten ze zich door de mens beminnen om hun schoonheid en hun kracht
80
VANDAAG HOSANNA… niets grilliger dan de meningloze de begerige zijn eigenbelang zoekende massa dezelfde mond die vandaag nog lof en eer toezingt spreekt morgen ongegeneerd het doodsvonnis uit de schare die vandaag als een warme zee behaagt slaat zo om in een rots van ijs waartegen niet voor het eerst een rechtvaardig man te pletter slaat ziende blind de man die eens dood was die nu levend voor hen staat hem zoeken zij te doden verachtend de bezielende boodschap die hun hart poogde te ontdooien zo verstokt in onrechtvaardigheid hun goedkeuring geven zij aan misdadigheid de uitbuiting van een onstuimig volk dat slechts daar in opstand komt waar het ultiem onnodig is dat zijn stem verspeelt in profane belangen in die opgezweepte zee slechts wat eilandjes opgetrokken uit oprechte dankbaarheid verstevigd door innige liefde bestand tegen allerlei verraad
81
en dan die ene tarwekorrel die het model naliet zijn leven opgaf tot redding en vermeerdering van zijn nageslacht het licht gesterkt door de donder dat met luide stem zijn aanstelling bevestigde het licht dat zoveel zei over zichzelf maar vooral over zijn bron gekomen om rechtvaardigheid te brengen in een beginselloze wereld
82
DE STORM aan de vooravond van de storm schuil ik met jou in de laatste haven waar wind en golven tot nu toe niet geweest zijn de haven waarin ik altijd veilig ben geweest vrij van angst voor pijn en wantrouw waar goede bedoelingen de golven op afstand hielden de wind zich afgestompt te pletter sloeg tegen de vuurtoren van ons vertrouwen waar door de dichtste mist heen jouw baken van licht en hoop mij altijd kon bereiken nu weer in afwachting van losbarstend natuurgeweld tellen we de harde tikken die de klok nog tikt zo luid en hoorbaar zie ik de blauwe lucht achter de storm? nee, dit keer niet nu nog niet… vol vertrouwen? zo wil ik mijzelf nog niet noemen maar, waar anders zou ik kunnen zijn dan nu hier jouw hand in de mijne mij groothoudend totdat het onweer weer voorbij is
83
DE VOORBIJE AVOND daar waar de lucht de aarde raakt roodgloeiend landend op jonge boompjes die met hun geslepen silhouetten een wanhopige poging doen de hemel vast te spietsen geen gesis, geen bons zo gaat het bijna onopgemerkt aan iedereen voorbij wie denkt er aan de boompjes of aan de lucht die zwaar valt zo stil valt de avond glansrijk verloren slechts een handjevol geliefden wiens verliefdheid precies de juiste setting in de schoot krijgt geworpen en de dichter die moet en wil verhalen hoe nogmaals onopvallend het licht in stilte dooft
84
SAMENZIJN zo schuchter als we lopen in dit laatste zomerlicht alle zorgen achter ons gelaten kijken we naar de zee als bij die eerste ontmoeting een aantal woordjes oppervlakkig over en weer met dezelfde onervarenheid als toen verzanden we in half verlegen staren nogmaals stapel op elkaar en we staren luisteren naar elkaar naar de zee die vandaag zo wonderbaarlijk kalm is terwijl ze langzaam golvend verder ruist in de weidse oneindigheid van ons voortkabbelende samenzijn
85
KOELE WIND UIT DE BERGEN mijn gedachten voeren mij mee op de koele wind die neerdaalt uit de bergen ze nemen me mee naar de velden leeg met hier en daar een rotsblok op mijn rug lig ik ingedut in de zon ver weg en vaag klinkt het geluid van een zingende vrouw een moeder die zingt voor haar kinderen ze hangt de was op ik zie de hagelwitte lakens wapperen in de wind afstekend tegen het grauwe dorp waar ze woont haar gezang overstijgt de sleur van alledag haar klanken vervliegen niet ze blijven komen samen met mijn gedachten gedragen op de wind ik pak mijn pen en luister naar bewogen klanken ik zit klaar om de tonen op papier te vatten plots dringt het bij mij door dat ik eerst mijn ogen moet openen om zoiets moois te kunnen schrijven ik open mijn linkeroog en nu ik weer zie vervliegt de droom de klanken ontsnappen… wat wilde ze zeggen? wat wilde ik zeggen? het antwoord blijft voor altijd zingen op de koele wind die neerdaalt uit de bergen 86
RUIS als mensen doelbewust de ogen sluiten niet wanneer ze slapen maar klaarwakker zijn de slaap daarom niet minder de verdoving des te meer eindeloze sleur van goed in- en uitgebeeld verlangen tegen gedetailleerd lijden in tegenstrijdige belangen verdrukken het hart verlangen naar emotie hunkering naar liefde en begrip met ruis of niet ontvangen het juiste kanaal nog niet gevonden muren van apathie netten van vrees ingesnoerd en uitgehard wanneer echte vrijheid op de deur zal bonzen zal die deur dan opengaan....
87
LENTE VUURWERK door de mist van onbehagen breken door met grof geweld de eerste lang verwachte zonnestralen uit alle macht probeerden ze zich door de donkere wolken heen een weg naar buiten te graven een omgekeerd speldenkussen tot resultaat sijpelt het licht eerst voorzichtig dan kolkend naar het aardoppervlak om in die stroom van licht kleur te doen ontspruiten tussen wat krokussen in die met kaarsrechte rug en vol vertrouwen wisten dat het licht zou komen daar wordt ook de narcis opgericht die met gebogen hoofd vertwijfeld stond te wachten op wat nog komen zou zo tikt het licht op drift stuk voor stuk de bloemen aan zodat zij samen met de bloeiende bomen in al hun kleur en pracht het vuurwerk van de lente kunnen zijn
88
VERWONDERING niet de nieuwe dag noch het einde daarvan niet de asgrauwe maan die wedijvert met de sterren om het te verliezen van de opgaande zon niet het hoogste lied dat eerder mens dan vogel immer zingen wil en kan niet de mooiste regels die ooit aan papier zijn toevertrouwd vergeeld en vaak vergeten maar de poppetjes van je ogen als je lacht niet om mijn allerslechtste grap maar gewoon omdat je bij me bent gewoon omdat je bij me bent zodat we samen de zonsondergang voorbij naar de maan en sterren kunnen kijken terwijl de krekels de nacht bezingen hanengekraai de bekroning vormt op het gedicht van de nacht gewoon omdat je bij me bent als je lacht...
89
DE ANGST VOOR DE WITTE PAGINA (DRAMATISCH SCHRIJVERSBLOK) mijn verhalen ze zijn uitgeput, opgedroogd mijn eens zo tomeloze fantasie geketend, achterhaald opgeslokt door de realiteit schenk alsjeblieft een beetje water bij wat eens mijn bron van inspiratie was nee, niet wat water bij de wijn maar puur, onovertroffen het product van de wijnstok in mijn glas zo aromatisch dat de benevelende tot de verbeelding sprekende tonen van rijp, diep donkerrood fruit mijn inspiratie nog eenmaal tot vreugde van mijn hart en vermaak van vrienden het laatst deel van ’t epos mag afdichten – verfijnen opdat de heldendaden van de gewone man mogen naklinken in de geest van mijn verhaal wanneer het gelezen of verteld wordt ja, een vermaard heldendicht poëzie van voor de droogte de laatste druppels uit een levenloze modderpoel
90
EEN VAAS VOL TULPEN zo snel schoten de tulpen op hun heldere rood kleurde langzaam naar donkerbruin alleen hun hart bleef geel geel zoals hun broeders die wel hun kleur behouden hadden ook zij waren opgeschoten hun bladeren dicht op elkaar geen inkijk verlenend in wat er in hun binnenste plaatsvond en zo stonden ze allen in één vaas: de witte tulpen die hun maagdelijke kleur en postuur hadden behouden de paarse tulpen die met hun duistere tint de lente meer gewicht gaven de gele tulpen die nog steeds straalden als de zon en de tweekleurige tulpen die na hun hart geopend te hebben als eerste hun hoofd lieten hangen totdat men de situatie van de laatsten ging opmerken en gelijk ging stellen aan de kwaliteit van de hele bos met de gerafelde, gehavende tulpen aan het eind van hun latijn verdwenen ook hun broeders die eens zo zelfvoldaan mooi stonden te zijn 91
VRIENDSCHAP een bespiegeling wat is dan een vriend? een vriendschap hoe te benoemen? het klaarstaan voor elkaar het vermogen om ook eens niets te zeggen gewoon als je beiden zwijgen wilt het meelachen en -huilen waarbij gedeelde smart half maar gedeelde vreugd heel is een diepe verbondenheid eens ontstaan en toen gegroeid oprechtheid genesteld in begrip geworteld in vertrouwen maar wat is dan afscheid? een koud en kil er niet meer zijn maar ook de gapende onschuld van een alsmaar groter groeiend ravijn emotionele afstand waar geen bruggenbouwer tegenop kan vriendschap een afstel van afscheid neemt niets voor lief en toch juist alles verheugt zich in de gewoonheden van het leven weerkaats in koperen spiegels die in het juiste licht een nóg mooier beeld weerkaatsen precies zoals het hoort te zijn 92
DE DAG VAN MORGEN wat die dag ook brengen mag vandaag de last maar ook de lusten meegevoerd en vast gespietst op de tand des tijds gewogen en te licht bevonden iedere oude dag genoeg aan zijn eigen kwaad totdat die ene komt die alle andere doet verbleken die ene voet tussen de spaken van het rad des tijds voor de laatste keer de koekoek in de kiem gesmoord helder licht aan de horizon de strijd gestreden de overwinning behaald de tijd weer teruggedraaid de eerste vogel uit de slaap ontwaakt rust aan het begin van de nieuwe dag
93
FABELTJE een vergadering in het bos bewoners van allerlei pluimage verhaalden hun lot in het leven was ik maar een echte vogel dacht de steltloper toen hij op eieren liep o was ik maar een steltloper dacht de echte vogel die zijn hoofd brak over het leven en het keukenraam de schildpad dacht na en zei wat later de haas, die arme haas zou willen dat hij mij was op mij zou de vos zijn tanden dan breken de mier op een afstandje schudde 't hoofd ging gewoon weer aan het werk waar haalden al de rare dieren toch in 's hemelsnaam de tijd vandaan...
94
IJLEN ijlend voortbadend in het zweet van de koorts die het leven soms kan zijn als het ziek is zo ziek dat je lichaam door alles verstikkende hitte heen de kracht mist om het hoofd nog aan te sturen niet precies wetende wat het leven van je verwacht brabbel je stamelend geluiden, bijna-woorden ze klinken voor jou volkomen zinvol alleen voor jou... men zegt dat je rust moet houden rust - je erbij neerleggen je verdrinken in je zieligheid met nog een bak thee waarna de put gedempt wordt met een lading speculaas beschuit was beter geweest…
95
liters thee later bij het zoveelste pakje paracetamol kun je maar wil je eigenlijk niet je bed uitkomen je beseft dat jij nu misschien gezond bent maar dat het leven nog steeds ziek is doe je wat je is geleerd? gewoon rust houden...
96
ONGELIJK SPOOR beklemmend de cadans van almaar voortdenderend leven op een ongelijk spoor van ellende naar geluk door donkere tunnels naar licht dat dan te fel is neemt de wereld in haar doordraaien soms een loopje met wat waar is tijdloze tentakels halen telkens weer de werkelijkheid in de bitterheid van verlies bekruipt alles van zich afduwend in de diepte tussen beweging en onbalans klauwend naar boven elke herinnering vastgrijpend wordt de val enkel nog gebroken door zachte stukjes hoop
97
EEN DRUPPEL LICHT in de duistere poel van aan elkaar geklonterde halve waarheden en grove leugens even ontvlambaar als zwartgallig dan toch één druppel licht in een steeds bredere kring laat hij de stralende schoonheid haar werk doen waarbij de echo van zijn val in alle hevigheid natrilt elk spoortje zwarte klei doet vergruizen de modderpoel van verraderlijk drijfzand verwordt zo plots tot een oase van verfrissend, helder water eindeloos druppelend licht
98
TROUWDAG de dichter roept! vraagt om aandacht voor zijn wijsheid sluit je oren niet, zegt hij voor wat ik van het leven leerde wat is het dan dat deze wijze man toch zo graag met jullie delen wil? iets kostbaars uit de schatkamer van zijn ongeëvenaarde ervaring eerst keert hij zich tot de man – wanneer hij dichterbij komt zegt hij met een serieuze blik geniet van het leven met de vrouw die je bemint doe dat iedere dag dagelijks weer opnieuw van de vele dingen die ik het gezien weinig een eed zo heilig als de vlam van Jah die man een vrouw verbind onwrikbaar in de kracht van haar warmte de eeuwigheid verlichtend met haar onuitblusbare gloed
99
hij richt zich tot de vrouw en vervolgt: jij bekwame vrouw een kroon kostbaarder dan koralen en robijnen blijf je echtgenoot belonen met het goede breng hem voorspoed alle dagen van je leven zich tot jullie beiden richtend vervolgt hij: samen zijn jullie een prachtig boeket een genot om te zien elkaar opfleurend ook als het soms wat minder gaat met het parfum van geluk en een palet aan lentetinten geven jullie kleur aan je omgeving voelen jullie vrienden zich verrijkt dat jullie mogen blijven groeien, bloeien in voorspoed alle dagen bij ons, met elkaar in een voor altijd samenzijn
100
VOGELTJE zo zit het daar het kleine vogeltje net uit het nest getuimeld terwijl het eigenlijk nog niet vliegen kon onvoorbereid ter aarde gesmakt de vlucht nog niet gestart nu al een lam vleugeltje op de begane grond nog banger dan in de lucht roept het luid piepend om versterking blinde paniek slaat ook de ouders om het hart dit jong voeren of uit alle macht beschermen maar hoe moet het dan met zijn broertjes en zusjes? de pijn die zelfs voor dit instinct teveel begon te worden raakte ook het moederhart dat vanachter het keukenraam het tafereel gadesloeg
101
de kat van de buren die al likkebaardend de smaak van gevogelte over de tong liet gaan helaas voor hem zag hij zijn maaltijd opnieuw de hoogte in getild aan zijn lange neus voorbijgaan en zo had het lamme vogeltje wat leek het moeilijkste doorstaan totdat hij - goedbedoeld in een kooitje werd gedaan wat hem goed had moeten doen en hem sterk had moeten maken dat kostte hem uiteindelijk het toch al broze leven omdat ook een lam vogeltje niet zonder vrijheid leven kan
102
HELD VAN WELEER in de zomen van de dreiging drijft de kolossale onweerswolk met nog hier en daar een sliert van laat gevallen water gerafeld en gehavend sleept hij als een held van weleer zijn maliënkolder achter zich aan wij - opgelucht hij - zinnend op vergelding
103
BOVENKAMER de bovenkamer het laatste avondmaal niet of toch een beetje een nieuwe of doorstart aan tafel zoveel mensen zoveel kansen een bouwwerk een stevig fundament waardevolle dingen niet achtergelaten ze gaan met je mee jezelf vooruit de bovenkamer rust maar geen roest geen geraniums of bloemschikken misschien iets minder, maar wel samen een stevig fundament voor een nieuwe of doorstart
104
DE VLUCHTELING vreemde mensen krioelend van bedrijvigheid spreken onbegrijpelijke woorden in de leegte van de grote stad ze amuseren zich lachen om de vreemdste dingen nauwelijks geroerd door wat voor mij gewoon is de vrolijke straten – ze vullen zich met grauwheid oud geld wordt overstemd door haar geur een zweem van een ver verleden verre specerijen herbergend in een muffe kelder van schijnvriendelijkheid waarom was ik weggegaan? waar was ik van weggelopen? waar kom ik vandaan? als ik nergens meer écht thuis hoor in wat voor werkelijkheid leef ik dan? … als ik al leef …
105
FAÇADES een windvlaag stort zich op de eindeloze rij blinkende façades alleen hun gevel getuigd nog van een eens rijk gevuld gebouw nu, zoals dat gaat, een klein stukje historie opgeslokt door gebouwen oneindig veel groter dan toen de tijd van nieuwe mogelijkheden grotere rijkdom dan ooit denkbaar toch blijven deze façades behouden op het uiterlijk aantrekkelijk verhullen ze de grote leegte van de moderne tijd
106
LANGS DE CONTOUREN VAN DE TIJD langs de contouren van de tijd de uitgesleten bedding een rivier aan historie ik sta stil en aanschouw de kringloop lijkt ontregeld steeds vaker treed de rivier buiten haar oevers ze trekt vruchtbaar land met zich mee om het alleen nog sporadisch terug te geven ze leek ’s mensen hoop te zijn immer wachtend op het summum van vooruitgang uitmondend in een onverzadigbare, oncontroleerbare stroom die ook al stuwt ze voorwaarts steeds een beetje ondieper wordt lang gelden klonk het al: “nu zal niets van wat zij wellicht van plan zijn te doen, onbereikbaar voor hen zijn” en inderdaad, onstuitbaar dendert het water voort door bijna niemand bij te houden en toch nog steeds gezien als een symbool van leven en hoop
107
alle wateren ze monden uiteindelijk uit in de zee een zee die langzaam overloopt van verhalen en historie herhalingen in alle vormen kleuren en maten langs de contouren van de immer voortrazende tijd verlangend naar herstel van alle rust kalme stroompjes druppels, verfrissende momenten vrede gevat in glanzende druppels dauw ik tast doelbewust naar de bodem van de zee en trek in galmend evenwicht voorzichtig de stop er even uit
108
MIJN WEG TERUG NAAR JOU de berg zal over je waken mijn lief zal de weg bewaken die ik bij mijn terugkeer opnieuw betreden zal statig staat hij daar ’t is niet voor het eerst dat hij ons ziet verschijnen hij kent het geluk van hereniging hij heeft het net zo vaak gezien als afscheid en verdriet lang genoeg staat hij daar om te weten dat niets in steen gegrift staat daarom geeft hij hoop een kans en weer zal hij over je waken als een stille getuige een teken van terugkeer boven elke twijfel verheven maar vandaag is hij samen met ons somber belichamend de grote onbereikbaarheid waardoor wij tijdelijk van elkaar gescheiden zijn over enkele weken valt alweer de eerste sneeuw die de top met een dikke deken bedekken zal het wachten is dan op de lente wanneer de sneeuw smelt de sluier wordt weggenomen de berg zijn ogen wederom opent net op tijd om weer te zien hoe ik mijn eerste stappen zet op mijn weg terug naar jou
109
DE WEG NAAR ELKAAR langs bergen en dalen tussen hoogte en diepte langs menig pad waarlangs jullie voeten je maar brengen konden - van de wereld toch best wel wat gezien – dan nu toch de weg nieuw en onbetreden van écht avontuur naar het zalig onbekende! niets van wat je eerder dacht je voorstellen of zelfs maar wensen kon geen gids die het je kon wijzen zélf moesten jullie het vinden – de weg naar elkaar eerst liepen jullie afzonderlijk hetzelfde doel misschien iets anders voor ogen tot op dit moment je kiest voor een voortzetting van de tocht gezamenlijk nog steeds hetzelfde doel maar nu sterker beter door elkaar hechter dichter bij elkaar met elke stap wordt het geluk completer in een prettige stroomversnelling beland koersen jullie af op eenheid, liefde eeuwigheid – een ontdekkingsreis waarbij altijd wel wat te beleven valt onderweg naar en met elkaar 110
ZACHTJES BLIJFT ZE ROEPEN wie scheurde het wereldbeeld? zijn stiksels van onbetrachte waardheden zijn uitgelubberde idealen meningen die staan als een huis een afgeschermde, afgebakende plek waar slechts één iemand in mag wonen onzinnig machtsvertoon waarbij niemand nog autoriteit heeft of zelfs maar gezag aanneemt allen gevangen in hetzelfde web het respect voor alles verloren blijft alleen nog het gevecht maar waartegen en waarvoor? alle spiegels ze zijn afgedekt voorheen uit bijgeloof nu, vooral uit ongeloof slechts één overtuiging dat er toch niets meer te zien valt niets wat men wíl zien niets meer dat hersteld kan worden de een tegen de muur gezet door duivels fanatisme de ander in het nauw gedreven door harteloze tegengerichtheid allemaal, ergens diep van binnen op zoek naar vrede, rust aandacht, hulp en waardering misschien wel op zoek maar niet op de juiste plaatsen elk pad betredend dat juist lijkt maar liever niet te strak bewijzerd is 111
maar één stemmetje overstemt door wapengeweld ondergesneeuwd door geldingsdrang overbluft door eigenbaat zo lang al klinkt ze dof maar soms hoor je haar ’s nachts roepen als ze dakloos vanaf de straat roept “keer toch om” als ze vanaf het plein waar ze dagelijks zit wenkt en vraagt: “hoe lang nog?” wanneer ze staat bij de stadspoorten naar het gepeupel roept en zegt: “onnozele mensen hecht niet aan onvolwassenheid” schor en vermoeid legt ze zich te rusten en niet voor de eerste keer verzucht ze dan: “hoelang nog blijven ze spotten afkerig van inzicht” wie deze verschoppeling is? haar naam is zo goed als verloren gegaan maar degenen die haar nog kennen luisteren ’s nachts met grote aandacht horen zacht haar stem met in hun ogen de glans van herkenning fluisteren zij dan haar mooie naam: “Wijsheid”…
112