Het college van B&W van de gemeente Delft t.a.v. de wethouder Zorg en Wijken, de heer R. de Prez Postbus 111 2600 AC Delft
Delft, 21 juni 2011 Betreft: Advies ‘Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Delft 2011’
Geacht college, Op 17 mei jl. ontving de WMO-raad van de gemeente Delft het verzoek om advies uit te brengen over de ‘Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Delft 2011’. Op 23 mei jl. is de Verordening besproken met de WMO-raad op ambtelijk niveau om vragen van de WMO-raad te beantwoorden en voor het geven van een toelichting door de gemeente Delft. Vervolgens hebben gesprekken plaatsgevonden met onder andere, de klankbordgroep WZW en klankbordgroep OGGZ van de WMO-raad over de Verordening en is aan hen een aantal vragen voorgelegd om tot een standpuntbepaling te komen over diverse onderdelen van de Verordening. De bespreking in de vergadering van de WMO-raad van 16 juni jl., waarin dit alles is meegewogen, heeft geresulteerd in onderstaand advies aan het College van de gemeente Delft. Algemeen De WMO-raad is positief over het feit, dat de gemeente Delft de standaard modelVerordening van de VNG goeddeels volgt en hiermee invulling geeft aan het kantelingproces voor het hanteren van de compensatieplicht. De WMO-raad wijst op het belang van goede voorlichting. De Verordening vraagt niet alleen een kanteling in denken bij de gemeente, maar ook bij de burger die gewend is om individuele voorzieningen te kunnen claimen. Dit vraagt een hele andere benaderingswijze en een cultuurverandering. De ‘modelverordening’ is geschreven vanuit het inclusieve denkkader, namelijk dat iedereen kan blijven meedoen. Dit inclusieve denken en doen is echter nog onvoldoende duidelijk door de aanpak van de gemeente. Ook is nog niet duidelijk wat de gemeente onder compensatieplicht verstaat. De Verordening maatschappelijke ondersteuning kan niet los worden gezien van andere deelonderwerpen van de WMO, waarmee de Verordening samenhangt (zie bijlage) en een integrale visie ten aanzien van de Wet maatschappelijke ondersteuning op lange termijn. De gemeente werkt echter eerst deelonderwerpen en nota´s uit en komt aan het einde van het traject met een integrale WMO-nota. (De WMO-raad heeft in het ongevraagd advies ten aanzien van de ‘Planning verschillende trajecten rondom de WMO 2011’ aan de gemeente hierbij reeds kanttekeningen geplaatst.) Zo is het nu niet mogelijk een overzicht te hebben van de effecten van besluitvorming ten aanzien van de Verordening voorzieningen maatschappelijk ondersteuning. De WMO-raad brengt nu een advies uit over de Verordening, omdat de gemeente in dit stadium om een advies vraagt. De bijbehorende beleidsregels en en het integrale WMO kader ontbreken nog. Als ook deze informatie beschikbaar is zal de WMO-raad de Verordening integraal beoordelen in samenhang met de gemeentelijke visie op participatie. Dit betekent dat de WMO-raad nog terugkomt op het voorliggende advies.
1
Per deel en hoofdstuk DEEL 1 Het compenseren van beperkingen Hd 3 artikel 4,5,6 scheiding aanmelding en aanvraag, aanmelding gesprek, het gesprek De WMO-raad is positief over de keuze van de gemeente om de aanmelding en aanvraag te scheiden en Het Gesprek te laten uitvoeren door het Startpunt Wonen Zorg en Welzijn. De WMO-raad vindt de kwaliteit van de gesprekken een essentiële basis voor het goed functioneren van de toegang tot maatschappelijke ondersteuning. De WMO-raad vraagt de gemeente duidelijk te definiëren welke eisen gesteld worden aan de deskundigheid en het opleidingsniveau van de medewerkers, die Het Gesprek voeren en de hiervoor noodzakelijke financiële middelen beschikbaar te stellen (m.b.t. scholing, werving). Tevens dienen concrete afspraken te worden gemaakt voor monitoring en frequente evaluatie van effecten van beleid en uitvoering door maatschappelijke partners zoals DIVA (strikt op sturen in subsidieafspraken). Evaluatie vindt dan plaats zowel door de gemeente zelf op basis van een duidelijk integraal beoordelingskader, als door de maatschappelijke partner(s). Artikel 6 het gesprek De WMO-raad stelt voor om de punten genoemd bij het verslag te verplaatsen van artikel 7 naar artikel 6 en op te nemen in de Verordening als bespreekpunten van het gesprek. Uiteraard zal het verslag ook deze punten moeten bevatten. Artikel 7 Het verslag Er bestaat geen mogelijkheid om correcties op het verslag te laten aanbrengen. Deze worden als bijlage toegevoegd aan het verslag. De WMO-raad vindt dat een belanghebbende niet onder druk moet worden gezet om een verslag te ondertekenen zonder dat hij of zij zich hierin kan vinden om in aanmerking te kunnen komen voor (individuele) voorzieningen. De aanvrager dient eenmalig de gelegenheid te krijgen om correcties aan te laten brengen in het verslag. Aanvullingen, die niet in Het Gesprek aan de orde zijn geweest en eventuele geschilpunten, dienen als bijlage van het verslag te worden opgenomen. De bijlage dient als onlosmakelijk deel aan het verslag te worden toegevoegd. Hd 4 aanvraag van een individuele voorziening De gemeente moet iedere aanvraag in behandeling nemen (waarmee niet is gezegd dat de uitkomst altijd precies is wat de burger vraagt). Ook bij al ‘bekende’ burgers die vervanging vragen van een voorziening, moet de afweging worden gemaakt of er toch een ´Gesprek´ moet plaatsvinden omdat de situatie van de aanvrager en diens mantelzorger inmiddels veranderd kan zijn (positief of negatief). Tijdens ‘het gesprek’ kunnen algemene en collectieve voorzieningen worden opgenomen als onderdeel van het integrale arrangement van compensatie. (Zoals deelname aan een bepaalde activiteit in een buurthuis voor sociaal contact.) Er dient duidelijk te zijn welke mogelijkheid er is voor beroep en bezwaar van de burger als blijkt, dat een dergelijke voorziening niet wordt toegekend of niet adequaat kan worden ingevuld. Hd 5 beoordeling van de te bereiken resultaten Bij de toekenning van voorzieningen wordt een afweging gemaakt voor de beschikbaarheid van gebruikelijke zorg. Onduidelijk is vanaf welke leeftijd een beroep wordt gedaan op huisgenoten. De WMO-raad is van mening, dat er zorgvuldig moet worden gekeken naar de effecten van de jonge mantelzorger op de schoolprestaties. Schooluitval moet in elk geval worden voorkomen. In de beleidsregels dienen terug te komen, dat de verschillende te bereiken resultaten met elkaar in samenhang dienen te worden beoordeeld en afgewogen. Een verhuizing mag niet leiden tot sociaal isolement. Bij bijvoorbeeld een maaltijdvoorziening kan het sociaal aspect meegewogen worden bij het tot standkomen van een participatiearrangement. Artikel 10 lid 3 2
Bij het niet kunnen overnemen van bijvoorbeeld huishoudelijke werkzaamheden door huisgenoten, dient niet alleen gekeken te worden naar uitzonderlijke situaties, zoals weergegeven in de toelichting. Ook iemand met een gewone 40-uurs baan in een andere stad kan niet in staat zijn om ook huishoudelijke taken op zich te nemen. Daarbij moet vooral ook acht worden geslagen op een cumulatie van taken (administratie naast huishoudelijke taken bijvoorbeeld). Artikel 11 Wonen in een geschikt huis Uitbreiding van het aantal huisgenoten kan ook een reden zijn om te verhuizen naar een niet of minder aangepaste woning. Dit ontbreekt nu. Delft heeft namelijk niet veel woningen voor bijvoorbeeld grotere gezinnen of kangaroewoningen waar verzorger en verzorgde samen apart kunnen wonen. De gemeente zou hiermee wel rekening moeten houden bij de toewijzing van voorzieningen. Naast natuurlijk het zoveel mogelijk realiseren van passend woonaanbod in buurten en wijken. Hd 6 verstrekking van een individuele voorziening Paragraaf 3 Verstrekking als persoongebonden budget De WMO-raad vraagt een zo beperkt mogelijke verantwoording voor de besteding van het PGB, waarbij het vertrouwen in een juiste besteding uitgangspunt is en de verantwoording niet bureaucratisch is. Bij constatering, dat de PGB-houder de gelden op een onverantwoorde manier besteed dient er de mogelijkheid te zijn om een PGB in te trekken. De gemeente stelt, dat het systeem van afhankelijk vervoer in gevaar komt bij een mogelijkheid van PGB voor collectief WMO-vervoer. Niet duidelijk is waar dit op gebaseerd is. De WMO-raad stelt voor om PGB voor collectief WMO-vervoer een jaar op proef te stellen met monitoring en evaluatie van de effecten. Hd 7 procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering Artikel 25 beslistermijn De WMO-raad vindt de beslistermijn van acht weken te lang. Als het streven is van de gemeente is om het korter te doen, dient dit ook als zodanig te worden opgenomen in de Verordening. Tevens dient bij overschrijding van de termijn van 8 weken een voor de belanghebbende duidelijke motivatie gegeven te worden voor de langere wachttijd. Artikel 26 algemene voorwaarden en weigering gronden Een oplossing moet primair ‘compenserend’ zijn, of beter geformuleerd: ‘adequaat’. Daarná komt het prijsaspect aan de orde en niet omgekeerd. Artikel 27 Advisering De WMO-raad adviseert op te nemen in de Verordening dat een beoordelaar, hiervoor gemandateerd door het college, bevoegd is om de aanvrager op te roepen voor uitvoering van lid 1 a en b. Bij een oordeel door een deskundige dient de mogelijkheid te bestaan voor het consulteren van een andere deskundige (second opinion). DEEL 2 Maatschappelijke opvang en Vrouwenopvang De WMO-raad vraagt de gemeente om zorgvuldig om te gaan met het heffen van eigen bijdragen. Iedereen heeft recht op eerste levensbehoeften (bed, brood en bad). Een eigen bijdrage mag hier geen belemmering in zijn. Tevens vraagt de WMO-raad om te kijken naar mogelijkheden om eigen bijdragen te vergoeden via de bijzondere bijstand voor specifieke gevallen (zwerfjeugd bijvoorbeeld). DEEL 3 SLOTBEPALINGEN De WMO-raad acht een evaluatie één keer per drie jaar te weinig en bepleit om in de startfase jaarlijks te evalueren.
WMO-raad adviseert het volgende t.a.v. de evaluatie: 3
-
-
Inrichten van een Gemeentelijke WMO monitor die lokale WMO doelstellingen en resultaten in samenhang meet (dus niet de algemene benchmark van SGBO) zodat er iets te zeggen valt op termijn over effecten van beleid van de gemeente Delft. Hierbij gaat onze voorkeur uit naar een jaarlijkse evaluatie, onafhankelijk van de uitvoerende organisatie, in samenspraak met ervaringsdeskundigen. De lokale Rekenkamer in te schakelen voor het meten van effecten van het Wmo- beleid. (Zie ook ons advies over de WMO benchmark en tevredenheidonderzoek 2010.) In de Lokale Maatschappelijke Agenda prestatieafspraken te maken met maatschappelijke organisaties over evaluatie- en tevredenheidsonderzoek. Te evalueren of de scheiding van aanmelding en aanvraag inderdaad tot het gewenste open karakter van Het Gesprek leidt of dat dient te worden overwogen om Het Gesprek binnen de aanvraagprocedure te betrekken, zodat duidelijk is hoe het zit met beroep en bezwaar van de burger en Het Gesprek een duidelijke juridische basis heeft.
Altijd tot nadere toelichting bereid, namens de WMO-raad,
A.J. Duymaer van Twist, voorzitter
4
Bijlage De WMO-raad wil benadrukken dat de Verordening slechts een van de elementen is van (de uitvoering van) de WMO. Bij het integraal ontwikkelen en uitvoeren van samenhangend WMO-beleid is aandacht nodig voor de volgende zaken: -
Een integrale visie ten aanzien van participatie en zelfredzaamheid. Zelfredzaamheid geeft uitdrukking aan de activerende functie van de WMO en sluit aan bij het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Zelfredzaamheid moet uitgangspunt zijn van Het Gesprek maar ook bij de beoordeling van een voorziening. Voorzieningen die zelfredzaamheid bevorderen hebben wat de WMO-raad betreft daarmee voorrang boven voorzieningen die dat niet of minder doen.
-
Inzicht in de vraag Inzicht in problemen en beperkingen in zelfredzaamheid en participatie en de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning en oplossingsmogelijkheden. De nieuwe doelgroepen voor de gemeente en effecten, die ontstaan door het wegvallen van begeleiding als AWBZ-voorziening dienen hierin meegenomen te worden.
-
Inzicht in benodigde aanbod De beschikbaarheid van voorliggende voorzieningen moet duidelijk zijn. Waar nodig is het belangrijk om nieuwe individuele of collectieve voorzieningen te ontwikkelen en bestaande voorzieningen toegankelijk te maken voor nieuwe doelgroepen. Het is belangrijk dat duidelijk is welke concrete kwaliteitscriteria de gemeente hierbij hanteert. Een samenhangend overzicht met inventarisatie van vraag en aanbod op basis waarvan het instrument Verordening is ontwikkeld biedt mogelijkheden voor passende compensatie van beperkingen in zelfredzaamheid. Het leidt tevens tot kostenbeheersing voor de gemeente als voorliggende voorzieningen op orde zijn.
-
Cultuuromslag Het realiseren van een niet eenvoudige cultuuromslag bij maatschappelijke organisaties, burgers en gemeente zelf om de WMO ‘kanteling’echte te realiseren. (Zie ook het advies van de WMO-raad over de Welzijnsnota.)
-
Positie burger versterken Het versterken van de positie van de burger en cliënt op lokaal niveau door afspraken met ombudsman, sociaal raadslieden naast prestatieafspraken met uitvoerende maatschappelijke organisaties (vastgelegd in de Lokale Maatschappelijke Agenda).
-
Beleid ten aanzien van mantelzorgers en vrijwilligers. Een visie over de belastbaarheid van de mantelzorger en de combinatie met werk en school bij jonge mantelzorgers is nodig. Beter is het om de behoefte van de mantelzorger direct mee te nemen bij ‘Het Gesprek’ van de ondersteuningsbehoeftige burger (zorg voor erkenning). Wij adviseren om dan meteen de aanvraag en benodigde (individuele) voorziening voor deze mantelzorger ter regelen zonder dat er een extra gesprek of procedure nodig is (voorkomen extra belasting door nieuwe procedure, administratie). De Verordening/beleidsregels kunnen daarvoor worden aangepast met het tekstvoorstel van Mezzo (zie www.mezzo.nl/wmo) Er dient nadrukkelijker aandacht te zijn voor onzichtbare mantelzorgers ook bij professionals die kunnen signaleren. Leerkrachten kunnen bijvoorbeeld merken, dat mantelzorg bij kinderen ten koste gaat van hun schoolprestaties. Ook huisartsen signaleren klachten door overbelasting bij mantelzorgers..
-
Beschikbaarheid van aangepaste woningen en woonomgeving, levensloop bestendig wonen en andere woonvoorzieningen die worden geboden door woningcorporaties. De (sociale) woningmarkt biedt in Delft weinig mogelijkheden om burgers in hun eigen wijk of omgeving te laten blijven. Dat betekent meer verstrekking van individuele voorzieningen. De WMO-raad pleit voor stevige positionering van Delft in het Stadsgewest voor mogelijkheden om aangepaste en opgepluste woningen te realiseren door de gehele stad. Ook pleit de raad ervoor dat vrijkomende aangepaste woningen worden toegewezen aan diegenen een dergelijke woning ook echt nodig hebben.
5