De zorg-organisatie 1. Algemeen Zorg is aandacht hebben voor datgene wat een kind/ouder/begeleider belemmert in zijn/haar functioneren/groei. Besef van eigenwaarde, zelfwaardering, zelfvertrouwen, je goed in je vel voelen zijn daarbij basisvoorwaarden. Wij vertrekken steeds van het kind in zijn totaliteit: cognitieve vaardigheden, sociaalemotionele vaardigheden, sociale context/achtergrond(oog voor hebben, rekening mee houden), individuele groei t.o.v. de plaats in de groep/leeftijdsgroep. Dit geheel resulteerde in ons zorgbeleidplan: Niveau 0: Algemene zorg De algemene zorg is de dagelijkse klaspraktijk en behoort tot het handelen van de klasleerkracht. Het betreft hier alle facetten die het leren bevorderen ( bv. de keuze van de leerstof, de leermiddelen, de klasorganisatie, de communicatie, …). Hoe breder de algemene zorg is, hoe groter de kans dat problemen worden voorkomen. We zitten hier in de fase van preventie. Hieronder enkele elementen die kunnen behoren tot algemene zorg: De klasleerkracht: • Geeft de leerlingen voldoende tijd en gelegenheid om te leren • Stelt leerdoelen op • Schept een positief werkklimaat ( betrokkenheid, welbevinden) • Motiveert de leerlingen • Maakt duidelijke regels en afspraken • Werkt samen met collega’s • Houdt rekening met de beginsituatie van de leerlingen • Evalueert regelmatig de vorderingen van de leerlingen • Zie ook systeem van convergente differentiatie, beschreven in het stuk van extra zorg. Niveau 1: Extra zorg ( in de klas) Dit zorggebied behoort nog steeds tot de klasleerkracht. Door zijn preventieve, algemene zorg voorziet of ziet de klasleerkracht problemen Het gaat hier om eerder kleine problemen die van voorbijgaande aard zijn. De klasleerkracht tracht zelf extra zorg te bieden door: • Zie systeem van convergente differentiatie hieronder beschreven: (Voornamelijk het stuk van voorinstructie is hier van toepassing) Document convergente differentiatie: Als groep ga je samen onderweg en probeer je samen een doel (ook leerdoelen) te bereiken!
Stappenplan: 1. opstellen van een jaarplan voor taal en rekenen (wordt gemakkelijker als je al een jaar in die graad achter de rug hebt): • • •
•
geeft vrijheid omdat je goed weet wat te doen je kan op voorhand leertrajecten uitstippelen die een groep moet doorlopen je kan bepalen waar je zeker instructies rond geeft en ook stof die je zelfstandig of via een andere vorm (hoekenwerk- verzamelen, rubriceren,…) kan verwerven je gaat gerichter kunnen omgaan met de inhouden van je praatronde
2. Je stelt een eerste groep (meestal de jaarklassen) samen aan wie je het leertraject wil doorlopen ( de instructies van de nieuwe leerstof wil geven). Je kan deze een naam geven vb de zonnebloempjes). A. Je start met een testje om de beginsituatie van je groep (en dus elk individueel kind) te leren kennen. Doel: Je creëert een groep met dezelfde beginsituatie. Vb kommagetallen (inzicht in getallenas/tiendelig stelsel doorhebben/ nood ervaren van kommagetallen) 3. Een leertraject wordt op voorhand duidelijk vastgelegd wat je in instructie, hoekenwerk en zelfstandig werk legt. Ook dit op voorhand laten weten aan de kinderen (open kaart spelen, geen verborgen agenda). Op die manier ertoe kunnen komen dat kinderen zelf aangeven wanneer ze iets niet begrepen hebben (vb “je hebt veel moeite gedaan om mij dit uit te leggen maar ik begrijp het niet”) 4. Je zorgt ervoor dat je zoveel mogelijk kinderen meekrijgt om je als groep op weg te zetten. Dit door deze kinderen eerst extra instructies te geven zodat ze kunnen starten met dezelfde beginsituatie als de rest van je groep ( voorinstructie). De groep ‘wacht’ op dit moment (dit gaat over uren en niet dagen). Zij kunnen al een stuk verdieping krijgen of hun hoekenwerk verder uitbreiden. 5. Daarna vervolg je het leertraject met heel de groep maar laat niemand echt voorop lopen. Heel kleine stapje (!!!) nemen zodat iedereen mee kan. De ‘snelle’ geef je verdieping (individueel zelfstandig werk)! Indien er een paar moeilijker meekunnen, zorg je eerst voor instructies voor hen en tracht hen mee te krijgen (zodat ze niet achterblijven). Binnen traject zitten ook de oefeningen in je hoekenwerk (vb dominospel voor kommagetallen). 6. Extra oefeningen(automatisatie,…) voorzie je in je zelfstandig werk en je hoekenwerk (en vanzelfsprekend kan dit op leuke manieren).
7. Dan wordt de link gelegd naar contexten (realistischer werken) 8. Tenslotte de extra oefeningen in het hoekenwerk (coöperatief werken), individueel zelfstandig werk. De Pit wil groeien naar een systeem van convergente differentiatie ( het geven van voorinstructie aan een aantal leerlingen is een eerste werkpunt dit schooljaar). Niveau 2: speciale zorg Inschakelen van het zorgteam: In dit zorggebied komen de hardnekkige problemen aan bod. Ondanks de extra inspanningen van de klasleerkracht ( voorinstructie – instructie opdelen in kleine stapjes,…) blijven de problemen onopgelost. Op dit moment wordt het zorgteam ingeschakeld. De “zorgleerlingen” worden gemeld tijdens het intern MDO. Organisatie meldingen en intern MDO: Om de 14 dagen wordt er een intern MDO binnen de school georganiseerd ( directieklasleerkracht – zorgteam).De meldingen van de “zorgleerlingen” gebeuren tijdens dit overleg Er zal een “intekenlijst” uithangen op het secretariaat waarop iedere leerkracht de namen (initialen)van zijn “zorgleerlingen” kan noteren. De klasleerkracht komt voorbereid naar het intern MDO ( voortraject van de leerling – wat heb ik al geprobeerd in mijn klas?probleemstelling,…). De zorgcoördinator vult ( met hulp van de klasleerkracht) een meldingsfiche in, waarin het probleem verder wordt uitgediept en waarin verder afspraken worden gemaakt betreffende de nodige speciale zorg. Wat kan de speciale zorg inhouden? bv. een observatie ( klas / speelplaats) – extra oefening ( lezen – rekenen – spelling) met het kind apart – een gesprekje met het kind- een gesprek met de ouders en het zorgteam- het opstellen van een handelingsplannetje… Dossiers “zorgleerlingen”: Voor iedere “zorgleerling” wordt er een dossier aangelegd (door de zorg). Dit dossier vertrekt vanuit de meldingsfiche en de opvolgfiche ( overzicht van acties en data – verwijzing naar andere documenten binnen het dossier bv. verslag van een observatie,…) De klasleerkracht kan aan de zorg ook relevante gegevens doorgeven ( bv. gegevens van de ouderavond,…) die best bewaard worden in het dossier. Bedoeling van de dossiers: bundeling van belangrijke gegevens van de schoolloopbaan van de “zorgleerlingen”. Organisatie zorg : • Aandachtspunt voor dit schooljaar : het lezen bevorderen: leesmomenten inrichten voor de ganse school( ouders en zorgteam).
Op woensdag wordt er op schoolniveau aan leesbevordering gedaan ( bv. kinderen van de 1e, 2e en 3e graad die gaan voorlezen bij de kleuters- het lezen van een boekje in de klas – het lezen in groepjes bij een aantal ouders, het lezen bij de klasleerkracht,…).Alle kinderen van kleuters tot 6e leerjaar zijn op dat moment aan het lezen. Het zorgteam zal de “moeilijke” lezers (per twee) nemen en via een bepaalde strategie het lezen trachten te bevorderen Dit gebeurt op maandag en donderdag. Daarnaast zijn er wekelijks ook nog klassikale leesbeurten waarbij de lkr de ‘moeilijke’ lezers extra opvolgen.
Niveau 3: Externe zorg ( zorg buiten de school) Wanneer op school alle nodige hulp werd geboden ( klasleerkracht – zorgteam) en alle middelen en aanwezige deskundigheid ( van het schoolteam) werd aangewend om het kind te helpen, de problemen toch blijven bestaan ( hardnekkigheid!). Dan is er externe hulp nodig en wordt het CLB ingeschakeld. Deze kinderen worden aan het CLB gemeld tijdens het MDO ( 1 keer per maand). Het zorgteam en het CLB gaan samen op zoek naar een aangepast traject buiten de school.. Soms kan het CLB zelf de nodige acties ondernemen ( gesprek ouders – diagnostiek van het kind- …). Soms overstijgt het probleem de deskundigheid en het takenpakket van de CLB- medewerkers en zal het CLB een verwijzing naar een externe dienst doorvoeren ( bv. logopedist, therapeut, kinderpsychiatrische dienst-…). Voordat het CLB overgaat tot de nodige acties worden de ouders hiervan op de hoogte gebracht.
2. De zorgcoördinator Basisschool de Pit krijgt in totaliteit 18 zorguren (18/36). Hiervan krijgt de Pit 15 uur (3u voor de Tovertuin maar zij krijgen de volledige Gok -uren). Deze uren zijn bestemd voor initiatieven die ontwikkelings - en leerachterstanden voorkomen en remediëren en/of voor de begeleiding van socio-emotionele problemen en/of voor het gericht differentiëren. De minister spreekt van drie grote terreinen voor elk zorgbeleid: • coördinatie van de zorg op het niveau van de school • het ondersteunen van het handelen van de leerkrachten • de begeleiding van leerlingen Het takenpakket van de zorgcoördinator in de Pit werd verdeeld onder onze twee zorgcoördinatoren (de naam wordt er steeds bij vermeld):
•
Samen met de coördinator trekker zijn wat betreft het zorgbeleid op school (Isabelle). Het zorgbeleid op school blijft een zaak van het volledige team(waar de zorgcoördinator tevens deel van uitmaakt). De zorgcoördinator zal op vraag van het team of van de coördinator informatie verzamelen, onderwerpen voorbereiden, …
•
kinderen opvolgen doorheen hun hele schoolcarrière (Isabelle) De zorgcoördinator is o.a. aanwezig op alle besprekingen waar ook het CLB of externe personen (logopedistes, ergotherapeuten, gonbegeleidsters, …) op aanwezig zijn. Hij/Zij maakt het verslag, zorgt dat alle betrokken partijen voldoende gehoord worden en bewaakt de openheid binnen de gesprekken. Van elk kind wordt op school een individueel dossier bijgehouden. Alle verslagen en schriftelijke evaluaties komen in dit dossier.
•
opvolgen van de revalidatiedossiers tav de overheid (Isabelle) Om therapie(logo, kine, ergo, ...) te mogen volgen tijdens de schooluren moet deze voldoen aan een aantal voorwaarden. Daarvoor wordt er een geijkte informatiebundel opgesteld die steeds aanwezig moet zijn op school ter inzage voor de inspectie. De zorgcoördinator bevraagt alle nodige papieren en zorgt dat deze ondertekend in de leerlingendossiers terecht komen.
•
doorgeven van achtergrondinfo rond leerstoornissen, gedrag, … naar team en ouders (Isabelle, Elif en Lore) Het volgen van nascholing rond zorgthema’s is geen exclusieve taak van de zorgcoördinator. Wij hebben ervoor gekozen dat dit een zaak blijft van het voltallige team. Maw kan elke begeleider zich verder bekwamen rond zorgthema’s.
•
vaste contactpersoon voor CLB (Isabelle) De zorgcoördinator en /of de coördinator maken de afspraken tussen de begeleiders en het CLB. Begeleiders geven maw hun vragen door aan de zorgcoördinator en/of coördinator die op haar/zijn beurt een afspraak vastlegt met het CLB.
•
een aanspreekpunt zijn over “kinderen” voor begeleiders, ouders en kinderen (Isabelle, Elif en Lore) Wij zijn voorstander van rechtstreekse communicatie waarbij ouders eerst de betrokken begeleider aanspreekt. Soms is dit echter niet mogelijk. In dat geval kan je bij de zorgcoördinator terecht voor een gesprek over een kind/kinderen. Samen kijken jullie hoe het probleem/de communicatie het best aangepakt kan worden. Een samenvatting van dit gesprek zal steeds aan de betrokken begeleider gegeven worden.
Voor andere zorgen stap je best binnen bij de coördinator.
3.
•
observatie van kinderen binnen de school op vraag van begeleider(s), team (Isabelle)
•
werken met kinderen individueel of in groepjes bij eenmalige situaties op vraag van/in overleg met de leerkracht en de ouders (Isabelle en Elif)
•
spilfiguur in de algemene aanpak van probleemgedrag: pestproblematiek, machogedrag,… (Lore) Onze school werkte het afgelopen jaar aan de uitbouw van een snoezelruimte. Lore nam en neemt die taak volledig op haar. Meer hierover in 5.3.
Snoezelruimte De Pit
De snoezelruimte in Freinetschool De Pit kan je bekijken als een klein eilandje op school, waar de leerlingen af en toe tot rust kunnen komen, tot zichzelf kunnen komen, hun gevoelens kunnen en mogen uiten, dit alles in een rustige geborgen en veilige sfeer en in het bijzijn van een begeleider. In feite willen we elk kind de mogelijkheid geven om – al is het maar even – helemaal zichzelf te kunnen zijn, en daarin dan ook volledig aanvaard te worden. Het scheppen van een gepaste sfeer is daarbij van groot belang, en wordt grotendeels opgebouwd met zintuiglijke prikkels. Elk kind kan op eigen tempo die prikkels gaan ontdekken en exploreren.
3.1. Doelstellingen Algemeen: • rustmoment aanbieden aan de kinderen, waardoor kinderen weer tot zichzelf kunnen komen • kinderen leren om rustig te zijn, en om te genieten van rust en stilte • kinderen de kans geven zichzelf te zijn, hen de mogelijkheid geven hun gevoelens te uiten, in een veilige en geborgen sfeer • ventileermoment bij problemen dmv gesprek Meer specifiek: • kinderen terug bij hun gevoel brengen, in eerste instantie zeer letterlijk, door zintuiglijke prikkels aan te bieden (zicht, gehoor, tast, smaak, reuk); nadien door actief te gaan praten over gevoelens • op langere termijn: kinderen een innerlijk houvast in zichzelf leren terugvinden van waaruit ze kunnen handelen en zijn (eerst voelen, dan doen) • kinderen leren dat er een verschil is tussen wie zij zijn in de kern enerzijds, en hun gedrag anderzijds; samen op zoek gaan naar wie zij werkelijk zijn … dit alles met het oog op een hoger welbevinden van het kind op zich (innerlijke rust, ontspanning, openbloeien, emoties durven tonen) en een hoger welbevinden in de klas (meer harmonie, meer respect voor elkaar en elkaars gevoelens)
3.2. Organisatie • • • •
groepjes van drie of vier, per graad of gemengd: puur snoezelen praatgroepjes op vraag van leerkracht of leerling individuele gesprekjes op vraag van leerkracht of leerling combinatie van snoezelen en gesprek
4. Revalidatie tijdens de schooluren(logo, ergo, kine,..) Kinderen die een therapie volgen doen dit bij voorkeur buiten de lesuren. Slechts wanneer volgende punten van toepassing zijn kan het ook binnen de lesuren: • • •
• •
de school heeft alle interne kanalen doorlopen het CLB is geraadpleegd er is sprake van minstens een jaar leerachterstand of ontwikkelingsachterstand op minstens 1 vakonderdeel (aan te wijzen via startonderzoek) waardoor het huidige leerproces in grote mate gehinderd/vertraagd wordt de klaswerking lijdt niet onder de therapie een deel van de therapie blijft buiten de lesuren zodat het contact tussen therapeut en ouders blijft bestaan.
Het tijdstip van de therapie wordt bepaald in overleg tussen ouders, therapeuten, zorgcoördinator en begeleiders. Daarbij wordt rekening gehouden met de inhoud van de therapie. Zo zal een kind met een rekenstoornis bij voorkeur therapie krijgen tijdens de rekenlessen. De klaswerking mag er in geen geval door gestoord worden. Therapie tijdens atelier, sport, zwemmen, uitstappen, ... kan niet. Tussen de begeleiders en de therapeuten is er regelmatig overleg, zodat beiden de aan te pakken problemen op elkaar afstemmen. Om een therapie op te starten tijdens de lesuren dienen de ouders een brief te richten aan het schoolhoofd. Pas nadien kan de therapie starten. Voor elk kind dat logopedie of revalidatie volgt tijdens de lesuren, wordt een volledig dossier opgesteld. Dit wordt bijgehouden in het leerlingendossier en voorgelegd aan de verificateur.
5. Inclusie De inclusieve school is een school die zijn deuren openzet voor alle kinderen, ongeacht hun afkomst, huidskleur, mogelijkheden of beperkingen. Alle kinderen leven en leren er samen. Zo is de school een afspiegeling van de maatschappij, waar ook mensen in alle diversiteit met elkaar samenleven.
Meer specifiek gaat het dikwijls over kinderen met een handicap of een beperking en de vraag om deze kinderen te laten schoollopen in het gewoon onderwijs i.p.v. automatisch te kiezen voor het buitengewoon onderwijs. Wij kiezen ervoor om elke aanvraag hieromtrent individueel te behandelen. Samen met de ouders, het kind, het CLB en het begeleidersteam lopen we een traject door om alle zaken op een rijtje te zetten. Richtvragen hierbij zijn: • • • • •
Is het een meerwaarde voor het kind zelf? Kan de groep waarin het kind terechtkomt dit dragen? Kan het begeleidersteam dit dragen? Wat zijn de verwachtingen van de ouders? Zijn deze voldoende realistisch? Kan de klaswerking gewoon doorgaan, zoals wij dit zien binnen ons pedagogisch project? Welke omkadering is er nodig?
Deze vragen zijn niet alleen belangrijk bij de start maar dienen elk jaar opnieuw bekeken te worden met alle betrokken partijen.
6. Het leerlingvolgsysteem Een leerlingvolgsysteem heeft als doel op regelmatige tijdstippen een beeld krijgen waar de leerlingen van de klas zitten voor taal, rekenen , welbevinden en betrokkenheid. De resultaten kunnen vergeleken worden met Vlaamse normen ( vergelijking met leeftijdsgenootjes). Op die manier krijg je een beeld van welke kinderen extra remediëring nodig hebben en kan de zorg hieraan gekoppeld worden. Aangezien de Pit voor rekenen werkt met de visie van Aerts en Deckers, zijn er bepaalde onderdelen die pas later aan bod komen. Hierbij wordt rekening gehouden bij de interpretatie van de resultaten.
6.1. Kleuter De rapporten van de kleuters zijn volledig gebaseerd op een llnvolgsysteem ontwikkelt door de Pedagogische begeleidingsdienst van het methodeonderwijs. Twee keer per jaar krijgen de kleuters deze rapporten mee. Naast een volledig overzicht van de ontwikkelingsdoelen door de begeleider krijg je ook een evaluatie van welbevinden die samen met het kind verloopt. In februari worden bij alle kinderen van de derde kleuterklas 'schoolrijpheidstesten' afgenomen, “De Toeters”. Dit gebeurt door de begeleider. In juni worden alleen die kinderen opnieuw getest waarbij de begeleider problemen vermoedt, “De Contrabas”. De begeleider en de CLB-medewerker geven dan advies aan de ouders.
6.2. Lager Het leerlingvolgsysteem bestaat uit verschillende delen: • • • • • • •
De toets voor rekenen LVS Vrij CLB ( Dudal) – 3 toetsmomenten: begin (eind september)- midden (begin februari) en einde schooljaar( eind mei). Technisch lezen: AVI – toetsen De toets voor spelling : SVS CITO) –2 toetsmomenten: midden (februari) en einde schooljaar (juni) Toetsen en dictees samengesteld door de begeleider. Welbevinden en betrokkenheid: evaluatie van de leerkracht – evaluatie van de leerkracht samen met het kind ( zie rapport). Projectevaluatie De rapporten
De gestandaardiseerde toetsen en de rapporten worden bewaard door de zorgcoördinator. De andere evaluaties houdt elke begeleider bij op een voor hem/haar handige manier Naast het volgsysteem door de begeleider in de klas, wordt er per kind een 'dossier' bewaard in de bureau van de coördinator. Naast de rapportevaluaties vind je hierin ook (deel)verslagen van vergaderingen waarin het kind besproken werd. Dit kan zijn uit: teamvergadering, CLB-vergadering en samenkomsten met de ouders. Verder bevat het dossier verslagen van logopedische hulp, revalidatie en andere externe diensten. Ook documenten van allerhande aard betreffende het kind worden erin bewaard.