DE WET VAN 8 DECEMBER 1992 EN DE AANWENDING VAN CAMERASYSTEMEN EN ZWARTE LIJSTEN IN HET BEDRIJFSLEVEN Paul DE HERT <*>
1. Inleiding In deze bijdrage wordt ingegaan op twee vormen van controle: deze door camera's en deze aan de hand van zwarte lijsten. Beide worden geanalyseerd in het licht van de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Gezien het groot aantal artikelen dat op korte tijd is verschenen m.b.t. cameragebruik en de voornoemde wet, beperken we ons tot de hoofdpunten en tot de hypothese van cameragebruik in hoofde van patroons. M.b.t. zwarte lijsten, trekken we de analyse open: niet alleen wordt dieper ingegaan op de materie, tevens wordt ook gekeken naar andere vormen van aanwending van zwarte lijsten, dan deze door de patroons t.a.v. hun werknemers of t.a.v. kandidaat-werknemers. !a
2. Camerasystemen 2.1. Algemeen In het bedrijfsleven wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van camera's en dit ter beveiliging van goederen en ter uitoefening van het toezicht op het personeel. Vaak gaan de patroons daarbij uit van een juridische vrijheid. Zij voelen zich m a.w. niet gebonden aan één of andere regulering ter zake. Toch is zo'n wettelijk kader voorhanWetenschappelijk medewerker, Centrum Internationaal Strafrecht, Vrije Universiteit Brussel.
23.
;
PRJVA TE BEWAKING
den. Camera's vallen immers onder de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (Privacywet). Deze wet m.b.t. databanken geldt voor de private en de publieke sector en is van toepassing telkens persoonsgegevens worden 'verwerkt'. De betrokken persoon krijgt daarbij een aantal rechten (o.a. inzage- en correctierecht), de verwerkende persoon moet daarbij een aantal plichten naleven, een privacycommissie kijkt toe op de naleving van de wet, een aantal strafsancties maken de wet afdwingbaar. Het is evenwel een misvatting dat de Privacywet alleen van toepassing is op databanken met persoonsgegevens. Dat is niet zo Primo, is de wet van toepassing op persoonsgegevens en dit zijn in de eerste plaats tekens (taal), maar ook geuren, beelden en geluiden... kortom alles waardoor personen kunnen geïdentificeerd worden. Secundo, is de wet van toepassing telkens persoonsgegevens automatisch óf manueel-systematisch verwerkt worden (art. 1 Privacywet). Dit is een vergaande omschrijving die ook onze materie raakt. Immers niet alleen databanken verwerken persoonsgegevens, maar ook bespiedingsapparatuur gericht op mensen. Video-opnamen in het kader van camerabewaking kunnen als geautomatiseerde verwerkingen in de zin van de Privacywet worden beschouwd.1 Kortelings zal de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (de privacycommissie) een advies bekendmaken dat op duidelijke wijze de plichten t a n de eigenaars van camerasystemen aangeeft.2 Naar verluidt zouden alleen camerasystemen aangesloten op een videorecorder onder de wet vallen, zodat camerasystemen zonder opname van de beelden buiten de wet 'geplaatst worden'.3
en CLAES, P., 'Privacybescherming en gegevensverwerking bij het personeelsbeleid', Oriëntatie, 1993,6. DUMORTIER, J.
Antwoord van de minister van Justitie op een interpellatie van de heer GOOVAERTS, Pari. Hand., Senaat, 11 januari 1995, 878. 3
Voor een ruimere lezing van de wet die ook de systemen zonder opname omvat: D E HERT, P., 'Het verzamelen en gebruiken van visuele informatie: foto's, videosurveille en verkeersradars', Politeia, 1994, nr.
CAMERA 'SENZWARTE LIJSTEN
79
Zeker is dat camera's met opnamemogelijkheid moeten beantwoorden aan de spelregels van het persoonsgegevensverwerkingsrecht. Naargelang men de tekst van de wet lang of kort synthetiseert, is er sprake van vijf of meer spelregels of basisbeginselen. Bij mij zijn het er twaalf geworden.
2.2. De twaalf basisbeginselen inzake cameragebruik 1. Persoonsbeelden mogen alleen voor een wettelijk, rechtmatig en bepaald doel worden geregistreerd (art. 5 Privacywet). 2. Het doel van de beeldregistratie moet worden bekendgemaakt aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (art. 17 Privacywet). 3. Persoonsbeelden mogen alleen voor dit omschreven doel gebruikt worden (art. 5 Privacywet). 4. Daarenboven moeten de beelden op eerlijke en wettige wijze verkregen en verwerkt worden; sommige beelden (zoals o.m. beelden waaruit iemands godsdienst of levensovertuiging, ras politieke gezindheid of intiem levensgedrag kan blijken) kunnen in regel niet geregistreerd worden (art. 5 Privacywet). 5. Het nemen van persoonsbeelden moet -tenslotte- proportioneel of ter zake dienend zijn voor het doel van hun registratie; de beelden moeten juist en volledig zijn en niet langer worden bewaard dan nodig (art. 5 Privacywet).
'U
•fl!
s e.v. Zie ook DUMORTIER, J. en CLAES, P . , l.c., 7. Alle camera's, ook deze zonder opnamemogelijkheid, kunnen in bepaalde gevallen, op indirecte wijze, onder het toepassingsdomein van de Wet van 30 juni 1994 ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen het afluisteren, kennisnemen en opnemen van privé-communicatie en telecommunicatie (B.S., 2 4 januari 1 9 9 5 ) gebracht worden, m.n. wanneer de camera tevens een microfoon bevat. Tevens moet de verenigbaarheid van elke camera getoetst worden aan art. 8 EVRM en de regels van het arbeidsrecht (DE HERT, P., 'Oude en nieuwe wetgeving op controletechnieken in bedrijven', Soc. Kron., 1995, afl. 3, 3 - 1 7 ) . 8, 9
•Jiji
I; f
6. Persoonsbeelden mogen niet worden geopenbaard aan derden indien dit met voortvloeit uit het doel van de registratie (artt 5 en 17 Privacywet). 7. Alle visueel gesurveilleerden hebben het recht op kennisgeving bij verzameling of bij eerste registratie, m.n. over het hun betreffende beeldmateriaal en het gebruik dat daarvan gemaakt wordt (artt 4 en 9 Privacywet). 8. Alle visueel gesurveilleerden hebben een recht op mededeling en verbetering van het beeldmateriaal in de registraties (artt 10 en 12 Privacywet). Deze rechten worden in sommige gevallen indirect uitgeoefend via de privacycommissie, wanneer het beeldmateriaal door de politie verzameld is (artt. 11 en 13 Privacywet). 9. Het profielverbod: men mag niet louter op een foto of een beeld afgaan, bij een beoordeling die rechtsgevolgen teweeg brengt (art 16 van de Europese ontwerp-richtlijn). 10. Er moet steeds een aanspreekbare verantwoordelijke zijn die waakt over de geregistreerde beelden en de conformiteit van de registratie aan de wet. Hij moet tevens instaan voor de nodige voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van de registratie (art. 16 Privacywet). U . Het nummer van de verwerking moet vermeld zijn op elk stuk (art. 18 Privacywet). 12. Miskenning van deze spelregels is strafbaar met correctionele straffen (artt. 37-43 Privacywet). 'A 2.3. De beginselen toegepast Toegepast op camera's en beelden kunnen de basisbeginselen als volgt worden vooropgesteld.4 De werkgever die zinnens is een camerasysteem te plaatsen moet voorafgaandelijk een dubbele informaCKTITWRIH, S„ 'Nineteen Ninety-Five! Hoog tijd om cameratoezicht te beperken , Recht en Kritiek, 1995, nr. 1, 9-10; Antwoord van de minister van Justitie, l.c., 878. Zie ook DE HERT, P. en Gu™*™, S 1994 95 105 n V
0 0
^
1
^ '
on
&oe™S
van
de Privacywet',
CAMERA 'S EN ZWARTE LIJSTEN
81
tieplicht vervullen. Enerzijds, moet hij vooraf aangifte doen van zijn systeem bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Daarbij moet hij allerhande informatie verstrekken, zoals bijvoorbeeld, het aantal personen dat de beelden mag inzien (art. 17 Privacywet). Anderzijds, moet hij de werknemers of elke andere persoon die zijn bedrijf betreedt, bij de eerste inzameling van gegevens voorlichten en allerlei informatie verstrekken (art. 4 Privacywet). Uit het arbeidsrechtelijk instrumentarium vloeit voort, dat het personeel over een recht beschikt om gehoord te worden, alvorens de beslissing genomen wordt om de camera's in te voeren. Tevens moet het arbeidsreglement aangepast worden, wat impliceert dat er terzake medezeggenschap bestaat.5 Belangrijk is dat de werkgever zelf als eerste moet uitmaken of zijn gepland camerasysteem voldoet aan de eisen van artikel 5 van de wet. Beelden mogen krachtens deze bepaling, uitsluitend worden verwerkt voor duidelijk omschreven, wettige en niet disproportionele doeleinden. Hij moet met zijn camera's m.a.w. zuivere bedoelingen hebben. De beelden kunnen bovendien niet worden gebruikt op een wijze die onverenigbaar is met deze vooropgestelde doeleinden. Zij dienen tevens proportioneel, d.w.z. toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt. Zij behoren nauwkeurig te zijn, zo nodig te worden bijgewerkt, en mogen niet langer worden verwerkt of bewaard dan noodzakelijk voor de realisatie van het vooropgestelde doel. Ook de overige bepalingen van de wet zijn belangrijk.6 Aan de betrokkenen -de visueel gecontroleerden- wordt een recht op inzage en verbetering toegekend. Op de verwerking van bepaalde gevoelige beelden geldt een principieel verbod, waarbij wordt verwezen naar beelden die informatie (kunnen) geven over ras, politieke overtuiging, godsdienstige of andere levensbeschouwing, gezondheid, seksueel gedrag en straf-
DEHERT,P.,/.C., 1995,3-17. De beelden die geen verband houden met enig voorval mogen slechts gedurende een korte tijd worden bewaard, aldus de minister van Justitie (cf. antwoord van de minister van Justitie, l.c., 878).
rechtelijke veroordelingen. Verwerkingen van persoonsbeelden dienen tevens voldoende te worden beveiligd tegen toevallige of ongeoorloofde vernietiging, toevallig verlies en ongeoorloofde toegang, wijziging en verspreiding. Voor elke verwerking van beelden dient tenslotte een aanspreekbare verantwoordelijke persoon te worden aangeduid. Dit geheel van spelregels bepaalt de criteria waaraan camera's moeten beantwoorden met het oog op een proportioneel evenwicht tussen de vrijheid van privacy en ermee tegenstrijdige wettige belangen, zoals de beveiliging van bedrijfsgoederen. Belangenafwegingen rond toezichtcamera's passeren obligaat langs de beschreven beginselen van wettigheid, finaliteit, eerlijkheid, openbaarheid, proportionaliteit, institutionele en individuele controle. In elk afzonderlijk geval moeten deze beginselen worden geëvalueerd in het licht van specifieke omstandigheden, beweegredenen en belangen. Zo moeten geheime of verborgen camera's als verboden worden beschouwd in tegenstelling tot zichtbare en ondubbelzinnig aangekondigde camera's. Zo zullen camera's die geen beelden verwerken of bijhouden minder problemen stellen dan camera's waarvan de beelden worden gestockeerd of gedigitaliseerd. Tevens zal steeds gekeken moeten worden naar alternatieven die even doeltreffend, doch minder privacyschendend zijn. De beveiliging van fietsenstallingen op het bedrijf tegen diefstal kan evengoed via vaste sloten of gesloten ruimten; dat' geldt ook voor stevige deuren wat betreft toegangscontrole; het filmen van rokende werknemers kan vervangen worden door de ter beschikkingstelling van een rokersruimte, gekoppeld aan ontradende informatiecampagnes en het goede voorbeeld van het management. Warenhuizen moeten cliënteel en personeel via bordjès en andere middelen op de hoogte brengen van het cameratoezicht! Deze moeten het zgn. nummer van de verwerking7 vermelden, wat elke
7
Dit is het nummer dat de houder van het bestand bekomt wanneer hij de geplande verwerking krachtens art. 17 Privacywet aangeeft bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
CAMERA 'S EN ZWARTE LIJSTEN
83
burger die het warenhuis betreedt of die in het warenhuis werkt moet toelaten direct of via de privacycommissie informatie op te vragen over het camerasysteem en de beelden. Grévy wijst er terecht op dat camera's veel gevaarlijker zijn dan de louter visuele controle door de toezichthoudende persoon. Videobewaking is per definitie een technologie van het wantrouwen. De camera registreert alles, vergeet niets en kan niet vergeleken worden met het onmiddellijk karakter van menselijke bewaking waarbij bemiddeling mogelijk is.8 Zelfs al worden videocamera's aangekondigd, voorgelegd aan de ondernemingsraad en opgenomen in het arbeidsreglement, dan nog is hun verenigbaarheid met de eisen van noodzakelijkheid, legitimiteit en proportionaliteit (vervat in art. 5 Privacywet en 8 EVRM) twijfelachtig. Naar hun aard zijn camera's excessieve instrumenten en disproportioneel t.a.v. het doel. 'L'enregistrement continu des faits et gestes du salarié dans son activité professionelle permet en effet de mettre en évidence des éléments qui ne relèvent pas de la sphère professionnelle, mais ressortent de la personnalité, de l'identité de l'individu'.9 Zelfs als bewijs kunnen ze niet gebezigd worden daar trucage en montage de authenticiteitsvaststelling van voorgelegde filmbeelden onmogelijk maken.10 Slotsom is dan ook, dat cameragebruik in bedrijven gericht op personeel in geen enkele denkbare hypothese toegelaten mag worden, tenzij in erçkele geïsoleerde gevallen (gevaarlijke machines, delicate zones (nucleaire installaties, banken)). In die uitzonderingsgevallen moet telkens nauwkeurig toegekeken worden op de kwalitatieve en meer technische normen vervat in het grondrecht op privacy, de Privacywet en het arbeidsrecht.11
M., 'Vidéosurveillance dans l'entreprise: un mode normal de contrôle des salariés?', Droit Social, 1995, nr. 4, 329. GREVY,
9
Ibid., 330.
10
Aix-en-Provence, 4 januari 1994, Droit Social, 1995, nr. 4, 332.
"
GREVY, M . , I.e., 330.
84
PRIVA TE BEWA KINK
2.4. Sancties Uitgangspunt vroeger, vormde de leer der persoonlijkheidsrechten12; deze worden gekrenkt bij elke inschakeling van controletechnieken. Zo wordt door afluisteren het persoonlijkheidsrecht op privacy en dat op de stem gekrenkt. Het fotograferen of filmen van een natuurlijk persoon, zonder zijn toestemming, is dan weer een aantasting van het persoonlijkheidsrecht op de privacy en op de afbeelding.13 Sommige rechtsgeleerden houden voor dat bij een schending van persoonlijkheidsrechten geen beroep moet gedaan worden op de figuur van de quasi-contractuele aansprakelijkheid (art. 1382 B.W.). Het eenvoudig feit van een cameraopname zonder toestemming zou in dat geval al volstaan als rechtsgrond om zich tót de civiele rechter te kunnen wenden. Anderen houden voor een werknemer die zich in een persoonlijkheidsrecht geschonden weet, zich tot de civiele rechter moet wenden met een beroep op 1382 B.W.: hij moet dan aantonen dat de werkgever met de plaatsing van de camera's en het gebruik ervan een fout heeft begaan die een schade heeft veroorzaakt. Verzamelt de werkgever bewijs via onrechtmatig geplaatste of aangewende camera's, dan zal hij, volgens de leer van het onrechtmatig bewijs in civie-
D^t zijn extra-patrimoniale rechten die de essentiële eigenschappen van 4« menselijke persoonlijkheid beschermen. Het zijn private subjectieve rechten die ieder individu tegenover derden kan laten gelden. Voorbeelden van persoonlijkheidsrechten zijn het recht op bescherming van het communicatiegeheim, op afbeelding, op de stem, op de naam, op de organisatie van de lijkbezorging, op antwoord alsmede morele intellectuele rechten. Zie o.m. in GULDIX, R , De persoonlijkheidsrechten de persoonlijke levenssfeer en het privé-leven in hun onderling verband Doctoraatsproefschrift-VUB, 1986, 6 9 2 p„ GULDIX, R , 'De rechtsbescherming van de persoonlijke levenssfeer door persoonlijkheidsrechten', Vl.T.Gez., 1987, 2 0 3 - 2 1 7 en OVERSTEYNS, B . , 'Het recht op eerbiediging van het privé-leven', R. W., 1 9 8 8 - 8 9 , 4 9 2 . en SIMONT, L., 'Bewijsrecht en technologische evolutieEnkele overwegingen', in Technologie en recht, De Vroede P (ed) Antwerpen, Kluwer, 1987, 163 en 165 met verwijzingen CORNELIS, L.
CAMERA 'S EN ZWARTE LIJSTEN
85
lè en strafzaken, dit bewijs in een rechtsgeschil niet mogen aanwenden.14
lat ijk iete §
ïïffift Wi.
pi
kle ig al :n r2t le n e
I' I
Levert de werknemer het bewijs dat er krenking is geweest van zijn persoonlijkheidsrecht, dan komt hij in aanmerking voor de gekende vormen van schadeherstel: de financiële vergoeding, de inbeslagname van de camera's of vernietiging van de beelden, de aanstelling van een sekwester. De naleving van deze maatregelen kan gewaarborgd worden door een dwangsom die zowel door de rechter in kortgeding als door de rechter ten gronde kan opgelegd worden.15 Vandaag beschikt de gefilmde werknemer ook over de mogelijkheden die de Privacywet hem biedt. Elke betrokkene heeft een recht op inzage en op kosteloze verbetering van gegevens die hem betreffen (art. 10 en 12 Privacywet). Ook kan de verwijdering of het verbod van aanwending geëist worden van gegevens die gelet op het doel van de verwerking, onvolledig of niet terzake dienend zijn, of nog van gegevens waarvan de verwerking verboden is of die te lang werden bijgehouden. De betrokkene kan zich tot de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg wenden. Deze neemt kennis van dienaangaande vorderingen (art. 14 Privacywet). De betrokkene kan zich eveneens tot de privacycommissie wenden. Deze waakt over de naleving van de wet en over de eerbiediging van het finalitejtsbeginsel. In voorkomend geval zullen geschillen dien-
1
14
Meer uitgebreid: D E HERT, P. en GUTWIRTH, S., 'Controletechnieken op de werkplaats (deel 1)', Oriëntatie, 1993, 103. Of deze regel zo strikt wordt toegepast blijft evenwel de vraag. De resultaten, zo die kunnen opgemaakt worden uit de overzichten der rechtspraak, overtuigen niet echt. Niet alle rechters zijn bereid een werknemer die met een camera betrapt werd op diefstal, vrijuit te laten gaan omdat de camera geplaatst zou zijn met miskenning van de persoonlijkheidsrechten der werknemer ( D E H E R T , P. en GUTWIRTH, S., l.c., 1994-95,106).
15
Cf. art. 1385bis tot \3&5nonies Ger.W. Over de toepassing van de dwangsom in sociaalrechtelijke conflicten: PETIT, J . , 'De dwangsom', Oriëntatie, 1995,61-66.
aangaande kunnen voorgelegd worden aan de rechtbanken. Elke schending van art. 5 Privacywet, of van enig andere strafbaar beschermd verbod neergelegd in de wet, is strafbaar met een correctionele straf (art. 39 Privacywet). Strafvervolging is m.a.w. mogelijk.
2.5. Tenslotte Een Duitse rechtbank heeft de plaatsing van een geheime camera in de gebouwen van de Duitse Post, en de alzo bekomen filmbeelden van twee werknemers die illegaal brieven openden, aanvaard. De werkgever had zich immers tot het gerecht gewend en deze had tot de plaatsing van de camera bevolen. De prerogatieven van de ondernemingsraad m.b.t. de invoering van nieuwe technieken in het bedrijf waren niet geschonden, aldus de rechtbank. Het ging immers niet om bedrijfscamera's, maar om camera's geplaatst door justitie ter opsporing van misdrijven.16 De redenering zou m.i. ook in ons land opgaan, ware het een uitgemaakte zaak geweest dat justitie dergelijke camera's mag plaatsen. Dat is alleszins niet het geval voor het filmen in private woningen. Gezien de Europese rechtspraak m.b.t. het statuut van bedrijfsgebouwen, is ook hier, zonder expliciete bevoegdheid, het geheim filmen aan justitie verboden. f
3. Zwarte lijsten of uitsluitingssystemen In de negentiende eeuw beschikten alle arbeiders over een werkboekje. Hierin konden de patroons naar believen opmerkingen maken, wat handig was voor de collega-patroon. Bij een jobswisseling van de arbeider wist deze onmiddellijk wie hij voor zich had of wie hij niet voor zich wou hebben. Het systeem, dat in ongunstige omstandighe16
Vgh Mannheim, 7 december 1993, Computer und Recht, 1994, nr. 2,
den uitdraaide op een werkelijk uitsluitingssysteem ('deze arbeider is een provocateur'), werkte perfect. De arbeider moest het steeds op zak hebben. Zonder werkboekje werden de arbeiders beschouwd als landlopers. Daar het werknemersboekje afgeschaft is, is het niet zo duidelijk wat heden ten dage onder de zwarte lijsten verstaan moet worden. In deze tekst wordt afwisselend gesproken over zwarte lijsten en uitsluitingssystemen. Deze termen moet ruim begrepen worden. Alles wat ertoe bijdraagt, dat op gestructureerde of niet-gestructureerde wijze, mensen uitgesloten worden van een arbeidsplaats of van een dienstverlening, valt onder mijn scope. Eerst onderzoeken we of het bedrijfsleven zijn zwarte lijsten kan betrekken bij de politie.
3.1. Zwarte lijsten opgemaakt door politiediensten 3.1.1. Algemeen De 61 artikelen tellende Wet op het politieambt (W.Pol.) regelt de bevoegdheden van de belangrijkste politiediensten. Deze komen omwille van de hun opgedragen taken in contact met gegevens uit de gevoelige sfeer. Zo belast artikel 22 W.Pol. de twee grote politiediensten met de ordehandhaving bij elke grote volkstoeloop. Zij moeten zich in de nabijheid ophouden, maatregelen voor een rustig verloop nemen, en deze in bepaalde gevallen uiteendrijven. Duidelijk weze dat de politie in contact komt met situaties die gegevens genereren, dié zich bij uitstek lenen tot het aanleggen van zwarte lijsten. 'Wat is de politieke achtergrond van een persoon?', 'Wie neemt deel aan betogingen?', 'Wie organiseert stakingspiketten?', 'Wie heeft een crimineel verleden?', 'Wie wordt dronken achter het stuur aangetroffen?' Wat is het wettelijk kader terzake? In het oog springt onmiddellijk artikel 39 W.Pol. Deze bepaling luidt: 'Bij het vervullen van de opdrachten die hun toevertrouwd zijn, kunnen de politiediensten inlichtingen inwinnen, gegevens van persoonlijke aard verwerken en een documentatie bijhouden, meer bepaald met betrekking tot de gebeur-
tenissen, de groeperingen en de personen die een concreet belang vertonen voor de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie. De in de documentatie vervatte inlichtingen moeten in rechtstreeks verband staan met de bestaansredenen van het gegevensbestand en beperkt blijven tot de vereisten die eruit voortvloeien. Deze inlichtingen kunnen slechts medegedeeld worden aan de overheden en de politiediensten evenals aan officiële inlichtingendiensten die ze voor de uitoefening van hun opdrachten nodig hebben'. 3.1.2. Inwinnen van inlichtingen Een eerste element in deze bepaling is instrumenteel. De politie krijgt een informatiebeheersrecht. Artikel 39 W.Pol. wordt als de wettelijke basis beschouwd voor het aanleggen van fichebestanden en politiedatabanken die nuttig zijn voor de uitoefening van de opdrachten van administratieve en gerechtelijke politie. Het aan het publiek vrijgeven van deze bestanden zou een gevaarlijke zwarte lijst-praktijk in de hand werken: bedrijven en burgers zouden bepaalde, zoniet alle banden vermijden met door de politie geficheerden. We zullen onmiddellijk zien dat het vrijgeven van deze gegevens in regel dan ook niet toegelaten is. De politie beschikt dus over een gedetailleerde zwarte lijst van burgers. Weljce burgers zijn hierin opgenomen? Artikel 8 Privacywet geeft een gedeeltelijk antwoord: politiediensten van allerlei slag kunnen, wanneer dit past binnen hun opdracht, gegevens verwerken uit zestien door artikel 8 Privacywet opgesomde domeinen van informatie die door de Privacywet op bijzondere wijze beschermd worden en als het ware aan hen voorbehouden worden. Samengevat gaat het om volgende domeinen: de geschillen voorgelegd aan hoven en rechtbanken, de misdrijven, de uitgesproken straffen, de detenties en allerhande ontzettingen. Het meest voor de hand liggende domein van informatie uit artikel 8 Privacywet voor de reguliere politiediensten is het domein van de gerechtelijke politie. Politie en justitie kunnen gegevens m.b.t. misdrijven waarvan een persoon wordt verdacht
CAMERA 'S EN ZWARTE LIJSTEN
89
of waarin hij is betrokken (art. 8 § 1, 2° Privacywet) verwerken krachtens hun opdracht van gerechtelijke politie (art. 8 Sv. en art. 39 W.Pol.). Het zou evenwel een misvatting zijn te geloven, dat politiedatabanken alleen gegevens uit deze zestien domeinen bevatten. Het domein van de bestuurlijke politie wordt niet als zodanig vermeld en toch kunnen politiediensten informatie over hun opdracht van bestuurlijke politie verzamelen in databanken. Dit volgt uit de Wet op het politieambt en meer bepaald uit een combinatie van de artikelen 2 (taakomschrijving van de politie) en 39 W.Pol. Het gehele domein van de bestuurlijke politie wordt door artikel 8 Privacywet bijgevolg niet bestreken. De niet opgesomde (deel)domeinen van de bestuurlijke politie, vallen niet onder het bijondere regime van artikel 8 Privacywet, maar onder het algemene (minder beschermde) regime van de wet. Om welke gegevens gaat het? Luidens het uitvoeringsbesluit bij artikel 8 Privacywet is het de Wet op het politieambt (en meer bepaald de erin omschreven opdrachten van gerechtelijke en bestuurlijke politie), die als leidraad moet gehanteerd worden om uit te maken welke soort informatie (door de politie mag worden opgeslagen.17 Een goed hulpmiddel hierbij (voor de bestuurlijke gegevens) is de omzendbrief van 7 april 1995 die uitmaakt welke taken de politiediensten wèl en niet op zich behoeven te nemen.18
Cf. art. 1 § 1 van het K.B. nr. 8 tot vaststelling van de doeleinden, de criteria en de voorwaarden van toegestane verwerkingen van de gegevens bedoeld in art. 8 van de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (B.S., 28 februari 1995). Omzendbrief van 7 april 1995 van de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie m.b.t. de administratieve taken van de politiediensten in tóepassing van art. 25 van de Wet op het politieambt (5.5., 21 april 1995).
3.1.3. Elk politiebestand is reeds een zwarte lijst \
Nuchter bezien kunnen opsporings- en controlelijsten of-databanken, zoals het SIS (Schengen), het Centraal Signalementenblad (CBS) of de Interpoldatabank, beschouwd worden als vormen van zwarte lijsten. Zij werpen een nadelig licht op de burgers die erin opgenomen zijn. Denken we maar aan de mogelijkheid voorzien in artikel 96 van het Schengenverdrag om vreemdelingen te seinen in het SIS, aan wie de toegang tot het grondgebied moet worden geweigerd. Dat de registratie van een burger in een politiedatabank gebruikt en ook misbruikt kan worden als beoordelingssysteem, was één der bevindingen van het Brabants Hof van Assisen in een zaak waarin een partij erin geslaagd was om een uittreksel van het strafregister van het slachtoffer in het dossier te voegen. Uit dit uittreksel bleek een veroordeling van het slachtoffer om zeer oude feiten. 'Geen dienstig stuk voor de onthulling van de waarheid', oordeelde het hof terecht, want de aard van de feiten hebben geen uitstaans met de gegevens van de nieuwe zaak. Bovendien schendt het toevoegen van het uittreksel het recht op privacy van het slachtoffer vervat in artikel 8 lid 1EVRM.19 3.1.4. Inwinnen van inlichtingen bij werkgevers Reeds voor de Wet op het politieambt die dateert uit 1992, nam men aan dat een lid van de gemeentepolitie, de rijkswacht of de gerechtelijke politie zonder toestemming of zonder medeweten van het parket of van de onderzoeksrechter allerlei inlichtingen mocht inwinnen over een individu. Als wettelijke basis verwees de toenmalige minister naar artikel 8 van het Wetboek van Strafvordering.20 Dit artikel 19 20
Assisen Brabant, 18 november 1994, _/?.£).ƒ>., 1995> 195 Vraag nr. 368 van 29 januari 1990 van de heer LARIDON, Vr en Antw Kamer, 17 juli 1990, nr. 119; 'Mogen politiediensten inlichtingen inwinnen bij werkgevers?' in Handboek Politiediensten-Actuele Voorinformatie, 19 september 1990, 115/4.
CAMERA 'S EN ZWARTE LIJSTEN
stelt dat de gerechtelijke politie de misdaden, de wanbedrijven en de overtredingen opspoort, de bewijzen ervan verzamelt en de daders overlevert aan de rechtbanken belast met hun bestraffing.
f
•v ? SP
V V •T®
91
Reeds toen, zonder een aan artikel 39 W.Pol. vergelijkbare bepaling, ging men er dus van uit dat in het kader van de gerechtelijke politie, de politieambtenaren de bevoegdheid hebben alle nuttige inlichtingen in te winnen. De vraag die aan de minister voorlag, raakt zijdelings aan het onderwerp van de zwarte lijsten: mogen deze inlichtingen ook ingewonnen worden bij de werkgever van een bepaald individu. Het antwoord was positief: niets verzet zich ertegen, dat de inlichtingen ingewonnen werden bij de werkgever. Ook dat valt binnen het kader van artikel 8 Sv. Wel wees de minister erop dat bij het verzamelen van informatie de onderzoekers de nodige discretie dienden op te brengen. Zij moeten erover waken hun beroepsgeheim noch het geheim van het onderzoek te schenden. Die discretieplicht moet m.i. ruimer worden opgevat. Ook het benaderen van de werkgever moet op een zodanige wijze gebeuren, dat de werknemer hiervan geen schade ondervindt en niet het risico loopt achteraf door de werkgever ondervraagd te worden over feiten die niet altijd met zijn werk te maken hebben. Miskenning van dit aspect van de discretieplicht werkt een uitsluitingssysteem de facto in de hand. Het volstaat om een burger bij elke nieuwe tewerkstelling nietdiscreet te benaderen, om een negatief licht over zijn integriteit te werpen. Het is nuttig hier te herinneren aan artikel 35 W.Pol. dat bepaalt dat de politie 'opgehouden' personen niet buiten noodzaak mag blootstellen aan publieke nieuwsgierigheid. Ook is er de rechtspraak van het Europees hof van de rechten van de mens m.b.t. artikel 6.2 EVRM (vermoeden van onschuld). Niet alleen rechters, maar ook politiediensten en in het algemeen alle organen belast met de waarheidsvinding kunnen dit recht in het gedrang brengen, door, bijvoorbeeld, tijdens het onderzoek niet discreet op te treden en overmatig ruchtbaarheid te geven aan de betrokkenheid van een bepaalde persoon bij
lïk 1
—
PRIVATE BEWAKINn
een zaak. In casu, vernoemde de Franse minister van Binnenlandse Zaken in tegenwoordigheid van het hoofd van de politie tegenover de pers, vijf dagen na een moord, de naam van Allenet de Ribemont, zonder enig omhaal als één van de elementen in de moordzaak Het hof stelde een schending van het onschuldsvermoeden vast en veroordeelde de minister tot schadevergoeding.21 3.1.5. Het doorspelen van gegevens aan verzekeringsmaatschappijen Andere hypothese: mogen politiediensten hun gegevens verstrekken aan private personen? Een voorbeeld uit de praktijk. In 1993 raakte bekend dat verzekeringsmaatschappijen klanten schrapten, wanneer bleek dat zij geflitst werden wegens overdreven snelheid.22 In de brieven van de verzekeringsmaatschappij aan de betrokken klanten werd meegedeeld dat de informatie waarover de maatschappijen beschikten afkomstig was van de rijkswacht. Mag de rijkswacht die gegevens meedelen aan de verzekeringsmaatschappijen en zo ja, onder welke voorwaarden? De minister van Binnenlandse Zaken werd hierover in het parlement geïnterpelleerd. Hij verwees in zijn antwoord niet naar de Wet op het politieambt, maar stelde dat in de . veronderstelling dat de gegevens waren meegedeeld artikel 458 van het Strafwetboek over het beroepsgeheim en artikel 125 Tarief in strafzaken in het gedrang waren Deze twee artikelen zijn geschonden wanneer processen-verbaal of hun inhoud (d.w.z. de geheimen die ze bevatten) aan derden worden meegedeeld. Geheimen zijn feiten, gegevens of inlichtingen, die niet door om het even wie kunnen worden vastgesteld of ingewonnen. Daartegenover hebben feiten die door iedereen kunnen worden vastgesteld 21
22
EHRM (de Ribemont v. Frankrijk), 10 februari 1995, J.Procés 1995 nr- 283, 21 e.v.; verkort opgenomen in Communiqués du greffierde la Cour européenne des Droits de I 'homme, 1995, nr. 72, 52-57. Antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken op vraag nr 329 van de heer DEWINTCR, Vr. en Antw., Kamér, 1992-1993, 5 2 0 6 - 5 2 0 7 Handboek Politiediensten-Actuele Voorinformatie, 1993 nr 183/5 6
JNG
CAMERA 'S EN ZWARTE LIJSTEN
ndse ;r de zonthof oor-
geen geheim karakter. De mededeling van processen-verbaal of van hun inhoud aan een verzekeringsmaatschappij, dus een derde, schendt dat ambtsgeheim. 3.1.6. Beschouwing
'jen
leen akte leer i de ten, bedie on-
ent het sns ps)eiun ïe)or te;ld
93
& "fefl'.'-ó"--
"M t
-
r-t
l' >f i
Jl
1
1
If
Terecht wordt in het antwoord van de minister gewezen op het beroepsgeheim (458 Sw.). Heden ten dage kan ook gewezen worden op het genoemd artikel 39 W.Pol., dat doorgeven van inlichtingen aan particulieren niet toelaat. Tenslotte dient er gewezen te worden op de Wet van 8 december 1992 op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij de verwerking van persoonsgegevens. Deze wet, die hoger reeds aan bod is gekomen, is ook van toepassing op politiediensten. Uit de bepalingen van deze wet, o.m. deze die opleggen de gegevens af te grendelen voor derden, vloeit voort dat het in beginsel onmogelijk is dat werkgevers op de hoogte worden gebracht van de politiële informatiegaring. Het verstrekken van gegevens of (meer vergaand) het verstrekken van zwarte lijsten door de politie aan burgers is dus in beginsel niet toegelaten. Meer in het bijzonder voor gegevens m.b.t. de opdracht van gerechtelijke politie, dient eveneens gewezen te worden op artikel 125 van het Tarief in strafzaken, naar verluid waarvan alleen de procureur-generaal bij het hof van beroep of de auditeur-generaal bevoegd is om machtiging te verlenen voor de afgifte van akten van het onderzoek 23 We lezen, nochtans, in een nog niet zo oude editie van het Handboek Politiediensten dat sommige signalementen uit het Centraal Signalementenblad (C.S.B.) verspreid worden onder garagisten, juwe-
»5, la
29 >7;
23
6-
Cf. art. 125 van het K.B. van 28 december 1950 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken (B.S., 30 december 1950).
i'}•
ü ï ü
fiers...24 Vandaag wordt mij verzekerd dat iets dergelijks niet meer voorvalt en uitgesloten is. Moet dergelijke verzekering ernstig genomen worden? Ja, omdat niet te verwachten valt dat een terminal aangesloten op de databank van derijkswachtof deze van de gerechtelijke politie eerstdaags zal geïnstalleerd worden in een of ander bedrijf terwille van de preventie. Nee, omdat de samenwerking tussen politie en burger in bepaalde gevallen nuttig en zelfs legitiem is, hoewel het wettelijk kader hiertoe ontbreekt. Zo werkt de gemeentepolitie van de kustplaatsen samen met de lokalefietsverhuurbedrijvenom het groeiend probleem van defietsendievenaan te pakken. 'Door samenwerking met commissariaten in alle kustplaatsen probeert de politie de verhuurders te waarschuwen voor rondtrekkende dieven. Zo werd laatst bekend dat een man uit Charleroi op eerï kwartier tijd bij een viertal verhuurbedrijven in Middelkerke mountainbikes had gehuurd om daarna spoorloos te verdwijnen. Onmiddellijk ontvingen alle verhuurders een fax met zijn naam en een waarschuwing. De man staat nu op de zogenaamde zwarte lijst, die de bedrijven op hun kassa hebben hangen ',25 3.1.7.
Controle
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer kan een controle uitoefenen op het gegevensbeheer door de politie en dit op verzoek van de belanghebbende (art. 13 Privacywet). Ook dient er gewezen te worden op de rol van de Algemene Politiesteundienst en meer bepaald van de afdeling telematica op dit terrein.26 Tenslotte is er het Vast Comité P, een van de politiediensten onafhankelijk
24
25
26
en Joos, G., 'DE gerechtelijke politie' in Handboek Politiediensten, deel 10, versie 22 februari 1989, 51.
REYNIERS, F. ,
Uit 'Fietsendieven ware plaag voor verhuurders', De Morgen, 29 augustus 1994. K.B. van 11 juli 1994 over de algemene politiesteundienst (B.S., 30 juli 1994); DE HERT, P. en VANDERBORGHT, J . , 'Over de oprichting'van de algemene politiesteundienst: blijven de drie politiesteundiensten naast elkaar bestaan?', Politeia, 1994, afl. 9, 10-19.
RL
WG leer :noianslijIrijf itie het de >eierde >.rd >en ird iat •sa
er ;n nt st te ik
I foh^ y :. A-.r' te*^ 3. <£tJ • I £ brt 1«? . I1f--"Ti*.»..„ V ii^ ' <-
CAMERA 'S EN ZWARTE LIJSTEN
95
controleorgaan -benoemd door het parlement- dat onderzoeken instelt naar de activiteiten en de werkwijzen van de politiediensten (art. 9 W.T.P.I.).27 Precies de controle op de verwerking van gegevens door de politie maakt deel uit van de taken van dit Vast Comité P, dat de bescherming van de grondwettelijke rechten en fundamentele vrijheden van de burgers als een van zijn doelstellingen heeft.28 Het orgaan kan op eigen initiatief of op verzoek optreden (art. 8 W.T.P.I.). In de schoot van dit comité is de Dienst Enquêtes voor de politiesteundiensten opgericht. Deze houdt op verzoek van het comité of op eigen initiatief via onderzoeken toezicht op de werking van de politiesteundiensten (art. 16 W.T.P.I.). De dienst onderzoekt de klachten en aangiften van particulieren die rechtstreeks betrokken geweest zijn bij het optreden van een politiedienst (art. 16 W.T.P.I.). De leden van de dienst doen, waar ook, alle nuttige vaststellingen. Zo mogen ze ten alle tijden (in aanwezigheid van hun diensthoofd of zijn plaatsvervanger en van de betrokken korpschef of zijn plaatsvervanger) de plaatsen betreden waar leden van een politiedienst hun functie uitoefenen en alle voorwerpen en documenten in beslag nemen of inkijken (art. 27 W.T.P.I.).
j';f j tfr
3.2. Zwarte lijsten opgemaakt door werkgevers 3.2.1. Verzameling van gegevens bij de betrokkene zelf (eerste hypothese)
1 | t!te •if-li
l-
0 n
De Wet van 8 december 1992 geeft een ingewikkeld antwoord op de vraag 'welke gegevens mag een werkgever verzamelen en hoe moet
27
tl 28
Wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten (B.S., 26 juli 1991). Minister van Justitie, /. c., 15017.
1l'i1?', Ii:
'li | li ®!f
hij dat doen?'. 29 Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de werkgever die zijn gegevens rechtstreeks bij de betrokkene inwint en de werkgever die zijn gegevens over een (kandidaat)werknemer bij derden, bekomt. Bij de eerste verzameling van persoonsgegevens bij de betrokkene moet deze ingelicht worden over alle gegevens die hij nodig zal hebben voor de uitoefening van zijn recht op inzage en verbetering (art. 4 Privacywet). De persoon moet worden ingelicht over de bedoeling en de bestemming van de gegevens en over de individuele rechten van toegang en correctie die hij heeft. De werkgever of de personeelsdirecteur die een werknemer of een sollicitant een formulier laat invullen of gegevens opvraagt tijdens een interview, moet dus de verplichte inlichtingen vermeld in artikel 4 § 2 Privacywet verschaffen. Dit kan door een vermelding op het formulier of mondeling tijdens het interview.30 Niet-naleving van deze informatieplicht, kan aanleiding geven tot een strafsanctie. De doeleinden van de bevraging van (kandidaat)werknemers moeten duidelijk en wettig zijn en de gegevens terzake dienend en niet overmatig (art. 5 Privacywet). Al deze regels worden strafrechtelijk opgelegd, met als sanctie een boete tot honderdduizend frank.31 3.2.2. Inzameling van informatie over de betrokkene bij derden (tweede hypothese) De werkgever kan zich ook bij derden informeren over een kandidaat-werknemer of werknemer. Wanneer de verwerking kadert in een contractuele relatie, moet hij deze hiervan zelfs niet op de hoogte stellen. Dit volgt uit artikel 9 Privacywet dat stelt: 'Indien de gege-
29
Terecht wijzen DUMORTIER en CLAES erop dat openbaar maken (cf. art.l Privacywet) verstaan moet worden als publiek maken, wat niet het geval is bij bv. een solicitatie-interview (DUMORTIER, J. en CLAES P., l.c., 8). '
30
Ibid., 9.
31
Ibid., 10.
CAMERA 'S EN ZWARTE LIJSTEN
97
vens bij derden worden ingewonnen moet de betrokkene onverwijld op de hoogte gesteld worden van de eerste registratie waarvan hij het voorwerp vormt, tenzij de verwerking kadert in een contractuele of wettelijke relatie tussen houder van het bestand en betrokkene.' De uitzondering op de regel in artikel 9 Privacywetis voor kritiek vatbaar. Een werknemer wiens gegevens worden opgenomen in het bedrijfsinformatiesysteem is alleen op de hoogte als de gegevens 'bij hem verzameld worden' (art. 4 Privacywet) en niet als de gegevens via derden of uit andere bestanden worden verzameld teneinde verwerkt te worden in het kader van een contractuele relatie.32 Wat loont een recht op inzage en correctie, indien de open vizier-plicht wordt uitgehold binnen contractuele relaties door toe te laten dat het bestaan van sommige verwerkingen niet wordt bericht aan de betrokken werknemers? Juist naar aanleiding van contractuele relaties (inzonderheid aibeids- en bediendenovereenkomsten) worden veel bestanden aangelegd...33 Er is in de rechtsleer reeds op gewezen dat de uitzondering op de informatieplicht voorzien in artikel 9, 2° Privacywet indruist tegen de internationale normen over deze materie, meer bepaald de O.E.S.O.-Richtlijnen en de aanbeveling R(89)2 van de Raad van Europa m.b.t. de bescherming van persoonsgegevens aangewend voor werkgelegenheidsdoeleinden.34 Ons inziens, mag de uitzondering niet ruim worden begrepen. Een werkgever die zich bij anderen informeert over de achtergrond van een werknemer of een kandidaatwerknemer en gegevens registreert, zal deze onverwijld op de hoogie moeten brengen, daar deze verwerking moeilijk te kaderen
Ibid., 9. Voegt men daaraan toe dat de Belgische geregistreerde (werknemer) in tegenstelling tot zijn Franse collega (art. 26 Franse Privacywet) niet beschikt over een recht om zich te verzetten tegen de opname in een verwerking, dan begrijpt men dat het werkend Belgisch rechtsubjekt een vrij passieve rol toebedeeld krijgt. D E HERT, P. en GUTWIRTH, S., 'Controletechnieken op de werkplaats (deel 2)', Oriëntatie, 1993, 134; DUMORTIER, J. en CLAES, P., l.c., 9 en 12.
valt in een contractuele relatie. Inzake screening geldt dus de regel vervat in artikel 9 Privacywet en niet de uitzondering. 3.2.3. De bescherming tegen zwarte lijsten Hoe de werkgever ook aan zijn informatie komt, de werknemer die zijn werk verliest of de kandidaat-werknemer die zich een plaats geweigerd weet, kan met een beroep op de Privacywet, steeds te weten komen of aan de beslissing van de werkgever 'zwarte lijst-informatie' ten grondslag lag. De betrokkene beschikt immers over een inzagerecht u zijn beoordelingsverslag.35 De werknemer kan een afschrift vragen, zowel van het personeelsdossier als van de gegevens in de computer. Sommige werkgevers stellen hun werknemers periodiek een afschrift ter beschikking. In ieder geval kan het inzagerecht meerdere malen uitgeoefend worden en gecombineerd met de plicht van de patroon tot kennisgeving is het systeem van de wet vrij sluitend: de patroon moet zoals gezien geven wanneer Wj gegevens bij derden betrekt maar ook wane e r een meuwe verzameling van persoonsgegevens wordt aangeegd. Dit gebeurt wanneer een werkgever naar aanleiding van een lock-out werknemers wil ficheren, met het oog op extra-surveille aidanking of alarmering van andere bedrijven. Onafgezien van de vraag of dit een wettig doel is in de zin van de Privacywet, is het alleszins een meuw doel, waarvan de werknemer op de hoogte dient te worden gébracht. Uit de Privacywet volgt eveneens dat de verstrekking van gegevens aan derden buiten de onderneming moet worden beperkt tot die gevallen die voorzien zijn in de doelomschrijving opgegeven in de staat de aangifte en de kennisgeving aan de betrokkene (artt. 4, 5 en 17 35
DUMORTIER, J. e n CLAES, J „ l.c.,
5; HULSMAN, B . J . P . e n IPPEL
PL
Personeelsinformatiesystemen. De Wet persoonsregistraties toegepast Rijswijk, Registratiekamer, 1 9 9 4 , 2 9 . 36
HULSMAN, B . J . P . e n IPPEL, P . L . , o.c.,
28.
CAMERA 'S EN ZWARTE LIJSTEN
"fc
*
99
Privacywet). Alzo wordt onbedoelde verspreiding tegengegaan en worden de actoren gealarmeerd over een voorgenomen zwarte lijstverwerking. Indien luidens de doelstelling van een verwerking gegevens aan derden ter hand (kunnen) worden gesteld, dan dient nauwkeurig te zijn omschreven welke gegevens dit betreft en onder welke condities deze worden verstrekt.37 3.2.4. Screenen mits toestemming
Het voorgaande leert o.a. dat het tegen de Privacywet .indruist om gegevens over werknemers of kandidaatwerknemers op te slaan zonder hen erbij te betrekken. Daarmee is niet gezegd, dat de werkgever zich moet onthouden van elke vorm van screening. De toestemming geeft een goed alternatief voor zwarte lijsten. De werkgever moet de sollicitant of de werknemer om toestemming verzoeken, wil hij de achtergrond van deze leren kennen. Toestemming van de werknemer is op zijn plaats bij het inwinnen van inlichtingen over werknemers bij de vorige werkgever, of omgekeerd bij het verstrekken van referenties aan derden over het eigen personeel38, wanneer derdenverstrekking niet voorzien is in de doelstelling van de verwerking.39 Dit alternatief, screenen mits toestemming, staat niet met zoveel woorden in de wet, maar benadert het dichtst de geest ervan en kan tevens gekoppeld worden aan normen uit het arbeidsrecht. In Nederland oordeelde een rechtbank dat een universiteitsbestuur in strijd handelde met de plicht van de werkgever tot goed werkgeverschap door zonder voldoende voorafgaand overleg met de betrokken docent i
37
h 38 39
4 A V
STICHTING VAN D E ARBEID, "Kunt u mij volgen?, Privacy op de werkplek, een leidraad voor ondernemingen', Stichting voor de ArbeidPublicaties, 1994, 3, 10. HULSMAN,
B.J.P. en IPPEL, P . L . , o.c., 28.
STICHTING VAN DE ARBEID, o.c., 10.
aan een derde instantie (m.n. de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen) een individuele beoordeling te verstrekken.40 Zelfs al heeft de werkgever de toestemming verkregen dan nog moet de screening een legitiem doel beogen en mogen de gevraagde gegevens niet overmatig zijn (art. 5 Privacywet). Bovendien moet er steeds over gewaakt worden dat de gegevens die doorgegeven worden juist, actueel en nauwkeurig zijn. In de zaak van de docent was de doorgegeven informatie in strijd met de waarheid. In een andere Nederlandse zaak werd een werkgever veroordeeld die zonder goede grond negatieve informatie over een werknemer verstrekte aan andere potentiële werkgevers. Het niet tegenspreken van onjuiste geruchten over frauduleus handelen van de werknemer, werd in strijd bevonden met het goed werkgeverschap.41 Men zou de termen van de uitspraak moeiteloos kunnen ombuigen in die van de Belgische Privacywet (cf. art. 5 Privacywet). 3.2.5. CAO nr. 38 betreffende de werving en selectie van werknemers Het informeren naar de achtergrond van (kandidaat)werknemers is in beginsel niet verboden (cf. supra). De Privacywet legt nergens op dat voorafgaandelijk aan het inwinnen van informatie bij derden, om toestemming moet gevraagd worden bij de werknemer, hoewel k l k s uit een samenlezen van de principes van gegevensverwerkingsrecht en het privacyrecht kan gedestilleerd worden. Zegt het Belgisch recht dus weinig expliciet over het hoe, er bestaan duidelijke normen over wat mag opgevraagd worden. We nemen onmiddellijk een kijkje in 's lands keuken, maar staan eerst stil bij de (internationale) IAO Con-
Kg. Tilburg, 7 december 1989, Prg., 1990, nr. 3253; HULSMAN, B JP e n IPPEL, P . L . , o.c.,
28.
Zie bv. Pres. Rb Haarlem, 14 april 1989, KG, 1989, 241; HULSMAN, B. en IPPEL, P., 'Privacy in arbeidsverhoudingen. Waakhonden gevraagd'
Rechtshulp, 1995, 1,7.
'
ventie 111. Deze verbiedt de werkgever te werken met gegevens over ras en politieke overtuiging.42 In eigen land moet in de eerste plaats gedacht worden aan een collectieve arbeidsovereenkomst uit 1984, m.n. CAO nr. 38 betreffende de werving en selectie van werknemers.43 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van zeer groot belang voor onze materie. Zowel de werving en de selectie van sollicitanten wordt geregeld, ook wanneer deze slechts uitgevoerd worden met het oog op het aanleggen van een wervingsreserve! Artikel 8 verplicht de werkgever aan de sollicitant informatie te verstrekken in verband met de arbeidsplaats die hij aanbiedt. Zo moeten gegevens verstrekt worden over de aard van de functie en, desgevallend, over de bedoeling een wervingsreserve aan te leggen. De weerslag op mogelijke zwarte lijsten is evident. De aanwervende werkgever mag de sollicitant bovendien nooit op een discriminerende wijze behandelen (art. 10 CAO). Zo mag de werkgever in principe geen onderscheid maken op grond van leeftijd, burgerlijke stand, ziekteverleden, nationaliteit, politieke of levensovertuiging en lidmaatschap van een vakbond of een andere organisatie. De werkgever moet dus afstand houden van persoonlijke elementen 'die geen verband houden met de aard van de onderneming of met de functie' (commentaar bij art. 10 CAO). Ook het privé-leven wordt beschermd en wel op analoge wijze: de persoonlijke levenssfeer van de sollicitant zal bij de selectieprocedure worden geëerbiedigd, wat impliceert' dat vragen over het privé-leven slechts verantwoord zijn indien zij relevant zijn wegens de aard en de uitoefeningsvoorwaarden van de functie (art. 11 CAO). Dit geldt niet alleen voor de werkgever maar ook voor de personen, die namens hen aan de selectiewerkzaamheden deelnemen, zoals bijvoorbeeld de psychologen en de geneesheren (commentaar bij art. 11 CAO). 42
43
IAO nr. 111, Goedkeuringswet van 6 mei 1977 (B.S., 23 september 1977). CAO nr. 38 van 6 december 1983 betreffende de werving en selectie van werknemers (B.S., 28 juli 1984).
Daar staat tegenover dat als dit nodig is voor de functie, de sollicitant alle noodzakelijke gegevens over zijn beroeps- en studieverleden moet verstrekken (art. 13 CAO). Tenslotte moeten alle inlichtingen betreffende de sollicitant door de werkgever vertrouwelijk worden behandeld (art. 12 CAO). De CAO heeft alles in zich om elke uitsluiting op basis van bepaalde achtergrondgegevens tegen te gaan. Evenwel, zijn niet alle bepalingen van deze CAO algemeen bindend verklaard. Alleen een aantal bepalingen met veeleer technische voorschriften zijn algemeen bindend verklaard (m.n. artt. 1 tot 6 alsmede art. 19). De bepalingen, die een echt nut hebben m.b.t. screenings en antecendentenonderzoek, hebben slechts de waarde van aanbevelingen. Aan de werkgevers wordt enkel een inspanningsverbintenis gevraagd.44 Gelukkig zijn er evenwel andere normen voorhanden, ditmaal met een dwingend karakter. 3.2.6. Wetgeving In de eerste plaats dient gedacht te worden aan artikel 11 van de Wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en interne bewakingsdiensten. Deze bepaling verbiedt genoemde diensten toezicht te houden op politieke, filosofische, godsdienstige of vakbondsovertuigingen en op de uiting van die overtuiging. Het is hen eveneens verboden met dat doel voor ogen gegevensbestanden aan te leggen.45 Er is evenwel meer. De richtlijnen van CAO nr. 38 zijn allen terug te vinden in de Privacywet, zodat het niet afdwingbaar karakter van de CAO vooralsnog geen probleem hoeft te zijn. Denken we m.b.t. die richtlijnen aan artikel 4 Privacywet dat bepaalt dat bij de inzameling
en MERCKX, D., 'Het gebruik van toezichts- of controletechnieken en relatie tot het recht op privacy', in Security. Beheersing van criminele risico's, Diegem, CED SAMSOM, 1995, 84. COOLS, M .
Ibid. De wet is verschenen in het Belgisch Staatsblad van 29 mei 1990.
informatie moet worden verstrekt over de doeleinden waarvoor de verzamelde gegevens zullen worden gebruikt46, aan artikel 6 Privacywet dat verbiedt gegevens over de levensbeschouwelijke achtergrond, de seksualiteit, het geloof... te verwerken47, aan artikel 7 Privacywet dat medische gegevens beschermt en er in de weg van staat dat zwarte lijsten van aidslijders worden gehanteerd in de bedrijfswereld48 en aan artikel 8 Privacywet dat verbiedt bij ontstentenis aan een wettelijke basis gegevens van politiële of justitiële aard te verwerken. Bovendien is er de eis dat de gegevens niet langer bewaard worden dan nodig (art. 5 Privacywet), eis die ontbreekt in CAO nr.
Cf. het antwoord van de minister van Justitie op de vraag nr. 560 van de heer SIMONS (Vr. en Antw., Kamer, 1993-94, 1 2 8 8 7 - 1 2 8 8 8 ) over de praktijken van een bedrijf dat via rondschrijven liet weten op zoek te zijn naar geschikte kandidaten voor thuiswerk. De kandidaten moesten in hun antwoord, te versturen naar een bepaald postbusnummer, wel 316 frank toevoegen. Om over de toepasselijkheid van de Privacywet op de hier voorliggende materie, geen twijfel te laten bestaan, heeft de minister van Justitie in een uitvoeringsbesluit bij art. 6 Privacywet volgende bepaling opgenomen: 'Geen enkel gegeven bedoeld in art. 6 van de wet van 8 december 1992 mag worden aangewend in het kader van een verwerking die een indienstneming of een bevordering tot doel heeft, behalve indien een dergelijk gegeven, gelet op de aard van de betrekking of het ambt, een fundamenteel criterium vormt. De verwerking van een gevoelig gegeveri,' dat door de betrokken persoon spontaan en schriftelijk wordt medegedeeld, is evenveel toegestaan. De verwerking moet in dit geval de doelstelling beogen die door deze persoon met de mededeling van het gegeven werd nagestreefd' (cf. art. 7 K.B. nr. 7 van 7 februari 1995 tot vaststelling van de doeleinden, de criteria en de voorwaarden van toegestane verwerkingen van de gegevens bedoeld in art. 6 van de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (B.S., 28 februari 1995)). Deze bepaling verbiedt eveneens zgn. genendatabanken over kandidaatwerknemers. In de Verenigde Staten wordt meer en meer gebruik gemaakt van genenondeizoek om kandidaten te beoordelen. Hierover: RAY, J-E., 'Nouvelles technologies et nouvelles formes de subordination', Droit Social, 1992, nr. 6, 532.
38. Voor het tegengaan van zwarte lijsten is het belang van deze eis nochtans erg groot.49 Inbreuken op deze verbodsbepalingen worden bestraft met correctionele straffen; de geregistreerde heeft een recht van inzage; hij kan een beroep doen op de privacycommissie of zich tot de rechter wenden. 3.2.7. Het ontslagrecht Niet alleen genoemde wetgeving beschermt werknemers tegen beoordelingen gesteund op gevoelige gegevens. Ook het ontslagrecht biedt mogelijkheden. Werknemers die ontslagen worden om dringende reden op basis van een zwarte lijst, kunnen zich in vele gevallen hiertegen met succes verzetten. Immers, artikel 35 van de Wet op de arbeidsovereenkomsten laat dergeüjk ontslag enkel toe, wanneer de tekortkoming raakt aan de professionele samenwerking met de werkgever. Elementen uit het privé-leven zijn in regel vreemd aan een professionele relatie en kunnen dan ook geen dringende reden uitmaken (cf. art. 35 WAO). Homoseksualiteit, al dan niet ter ore gekomen van de werkgever via een zwarte lijst, levert bijgevolg in regel geen dringende reden op.50 Deze regel is niet sluitend. In bepaalde gevallen kunnen feiten uit het pnvé-leven een professionele relatie onmogelijk maken en een ontslag om dringende reden rechtvaardigen. Denken we maar aan de werknemers die misdrijven begaan in hun vrije tijd. De rechtspraak is evenwel zeer streng. In een zaak voorgelegd aan het Brusselse arbeidshof, bepaalde het arbeidscontract dat bepaalde veroordelingen de werkgever toelaten het contract te beëindigen. Een der werknemers van de firma liep tijdens zijn vakantie zo'n veroordeling op. Hij had
49
Over de vraag hoelang personeelsgegevens na het beëindigen van de dienstbetrekking mogen bewaard worden: REGISTRATIEKAMER Jaarverslag 1992-1993, Rijswijk, 1994, 65.
50
Arbh. Luik, 21 november 1991, Soc.Kron., 1992, nr 4 150-151 HENDRICKX, F., 'Het recht op privacy van de transselcsuele werknemer bij ontslag om dringende reden', T.S.R., 1994, nr. 3, 347.
CAMERA 'S EN ZWARTE LIJSTEN
'ING
105
dronken achter het stuur een ongeval veroorzaakt. Het ontslag om dringende reden -contractueel bedongen- werd door het hof evenwel niet aanvaard. Het is aan de rechter onr uit te maken of een dringende reden voorligt en niet aan contractspartijen. Volgens het hof was in casu de dringende reden niet voorhanden. Het feit dat het ongeval zich tijdens de verlofperiode had voorgedaan, lag aan de basis van deze opvatting.51 Ook al was de persoon in zijn privé-leven veroordeeld, zijn veroordeling maakte een verdere samenwerking niet onmogelijk, temeer omdat in zijn veroordeling hem niet het recht op sturen van vrachtwagens (zijn beroep) ontzegd was.52
e eis rden echt zich
ooriedt :nde llen ) de • de srkeen manen een
Feiten uit het privé-leven kunnen slechts in beperkte mate, gebruikt worden voor de beoordeling van de dringende reden, zelfs al gaat het om misdrijven. Het bewijs hiervan moet bovendien in alle gevallen zeker zijn. De aanhouding en voorlopige hechtenis van een werknemer wegens zijn vermeende deelname aan een overval, maken geen dringende reden uit, wanneer de betrokkene de hem verweten feiten ontkent. Immers, iedere beklaagde wordt geacht onschuldig te zijn tot bewijs van zijn schuld.53 Om nog meer redenen is terughoudendheid geboden. Een Duitse rechter weigerde het ontslag om dringende reden van een ambtenaar wiens Stasi-verleden aan het licht gekomen was. De persoon in kwestie was immers nooit een actief lid van de inlichtingendienst geweest en had zich reeds lang voor de hereniging van Duitsland gedistantieerd van deze weinig populaire Oostduitse inlichtingendienst die nu ontbonden is.54
het >ntde tis
*
arde ers iad
Blijft de vraag, of de werkgever mits gewoon ontslag een einde kan maken aan een relatie om feiten uit het privé-leven. Zijn er m.a.w. grenzen aan de wilsautonomie van de werkgever? Een Duitse rechtbank veroordeelde een werkgever die ontslag had gegevens wegens
de ar51; aer
'fes
51
Arbh. Brussel, 12 juli 1972, .R.JF., 1973-74, 1099-1104, met noot.
52
Ibid., met noot.
53
Arbrb. Luik, 17 mei 1993, Soc.Kron., 1994, nr. 9,415^16.
54
Lag Köln, 26 augustus 1993,M.D.R., 1995, nr. 5, 508.
106
PRIVATE RFWAKWn
homoseksualiteit, op grond van rechtsmisbruik. Door het ontslag sanctioneerde de werkgever op economische wijze, een levensstijl die deel uitmaakt van de intieme sfeer en een aspect is van de vrije ontplooiing van het individu.55 3,2.8. Controle Er is geen comité P of een algemene politiesteundienst om te waken over zwarte lijsten van particulieren. Wel beschikt de betrokkene over eigen controlerechten vervat in de Privacywet (cf. supra). Bovendien is er opnieuw de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Eenieder kan klacht neerleggen bij deze commissie (art 31 Privacywet). Deze heeft een degelijke zelfstandige onderzoeksbevoegdheid om alle plaatsen te betreden waar er persoonsgegevens worden verwerkt en kan zich daarbij laten bijstaan door deskundigen (art. 32 § 1 Privacywet). De commissie heeft bemiddelingsbevoegdheden met betrekking tot deze klachten, onverminderd enig rechtsmiddel voor de rechtbanken (art. 31 Privacywet). Zij behoort, tenzij de wet anders bepaalt, bij het parket aangifte te doen van vastgestelde misdrijven (art. 32 § 2 Privacywet). Haar voorzitter moet ieder geschil m.b.t. de wet en haar uitvoeringsbesluiten aan de rechtbank van eerste aanleg voorleggen (art. 32 § 3 Privacywet). 3.2.9. Conclusie •
J
Mijn veriiaal geeft de indruk dat, grotendeels steunend op de Wet van 8 december 1992, maar ook op het ontslagrecht, CAO 38, de Wet op het politieambt en de Wet op de bewakingsondernemingen, zwarte lijsten van politie en werkgevers geweerd kunnen worden. Ondanks de zwakke algemene regeling m.b.t. het verwerken van gegevens over werknemers verkregen van derden (cf. art. 9, 2° Privacywet) is er genoeg wettelijk materiaal voor handen om dit bij te sturen
Bag, 23 juni 1994,M.D.R., 1995, nr. 2,180-181.
CAMERA 'S EN ZWARTE LIJSTEN
107
Is dit wel zo zeker? Een aantal juridische argumenten doen mij geloven dat dit niet zo is. De zou kunnen wijzen op de uitvoeringsbesluiten bij artikelen 6 en 8 Privacywet die vele achterpoortjes toelaten. Ik zou kunnen wijzen op de nauwelijks geregelde activiteiten van de veiligheidsdiensten, die ondermeer veiligheidsenquêtes uitvoeren over (kandidaat)werknemers, enquêtes waarover zeer weinig geweten is. Ook zijn er de gebruiken, of veeleer de misbruiken, m.b.t. de getuigschriften van goed gedrag en zeden, die teveel informatie bevatten over het verleden van de betrokkenen, vrij kunnen geëist worden van deze en in vele gevallen resocialisering van veroordeelden in de weg staan. We zwijgen over de moraliteitsonderzoeken die verplicht worden gesteld voor de magistratuur, de politiediensten, de bewakingsmensen en de privé-detectives. Eerder dan op deze zaken in te gaan, wens ik te wijzen op de realiteit, op het veld van het nietjuridische. Een korte overschouw laat me toe aan te tonen dat, ondanks alle regelgeving, het transparant maken van (kandidaat) werknemers en het opstellen van zwarte lijsten op basis van zelf ingewonnen informatie of politie-informatie, niet uitzonderlijk kan genoemd worden.
3.3. Zwarte lijsten de facto 3.3.1. De politie
'•t' 'f'
"I!?1
r Hoger stelden we dat politiedatabanken de facto zwarte lijsten uitmaken. De informatie die ze bevatten werpt een negatief licht over de geregistreerde. Vandaar het belang van een juridisch kader om deze gegevens af te schermen tegen de nieuwsgierigheid van derden (andere overheidsdiensten en particulieren). Dat juridisch kader wordt evenwel ondermijnd (of loopt het risico ondermijnd te worden) door een aantal factoren. Nonchalance is zo'n een factor. De wens van de politie om zo efficiënt mogelijk op te treden is een tweede factor. We gaven al het voorbeeld van de fïetsenlijst aan de kust. Ongetwijfeld zijn er nog vele voorbeelden.
108
PRIVATE
RFWAKnin.
De rijkswacht en de vervoersmaatschappij De Lijn ondertekenden in Hasselt een protokolakkoord over rechtstreekse infonnatie-uitwisselmg. Alle chauffeurs van De Lijn-Limburg kijken voortaan uit naar criminelen, vandalen, ongevallen, branden, verkeersproblemen of manifestaties.56 In de centrale van De Lijn is een permanente hotgeïnstalleerd naar het telecommunicatiecentrum van de rijkswacht in Hasselt. Naar verluidt, verstrekt de rijkswacht lijsten van gestolen auto's en andere politiegegevens aan de chauffeurs Door de inschakeling van de chauffeurs, 'beschikken ze voortaan over zevenhonderd paar ogen en oren bij'. Niet alleen particuliere oren en ogen interesseren de politie Ook de informatie die particulieren en bedrijven opslaan in hun bestanden zijn soms zeer nuttig. Onderzoek in Nederland bracht aan het licht dat de politie regelmatig een beroep doet op het bestand fraudeurs van een aantal verzekeringsmaatschappijen.57 Ook wordt geprofiteerd van de internationale vertakkingen van het bedrijfsleven (via buitenlandse vestigingen van verzekeraars), om informatie te bekomen uit het buitenland. Voorbeelden hiervan zijn het controleren van getuigenverklaringen bij iemand die in het buitenland verblijft of het controleren van de aanwezigheid van een jacht in de haven van Monaco of Marbella. Desgewenst, wordt de informatie witgewassen door achteraf een beroep te doen op Inteipol.58 In 1988 richtte dè Nederlandse politie niet minder dan 586 informatieverzoeken aan het Van V6rzekeraars , opgerichte Centraal Informatiepunt Schade. Het nut van deze databank overstijgt bijgevolg de wereld van de verzekeraars. Dat geldt ongetwijfeld ook voor andere
56
^ T r d e < T fl'1^ l e t t e n m C e ° P '' D e Stondaard, 12 april 1995; De knop, M., Inflation sécuntaire', Politeia, 1995, a fl. 5,2. 57
Hoogenboom A.B., Het politiecomplex. Over de samenwerking tussen polme bijzondere opsporingsdiensten en particuliere recherche, Amhem-Antwerpen, Gouda Quint-Kluwer Rechtswetenschappen, 1994,
58
Ibid., 366.
59
Ibid., 315.
CAMERA 'S EN ZWARTE LIJSTEN
109
particuliere databanken. Reeds zijn er pleidooien vanuit politionele hoek om de informatiebestanden van de politie te koppelen aan de bestanden van, bijvoorbeeld, banken.60 Ook bij ons heeft veldonderzoek aangetoond dat de politie private speurders van verzekeringsmaatschappijen benaderd, met verzoeken om informatie. Zo zijn ze geïnteresseerd in informatie over bepaalde wagens en individuen, waarover ze zelf niet beschikken. Ondermeer willen ze op de hoogte gebracht worden over de démarches naar de verzekeraars toe, van verdachten in zaken van autodiefstal.61 3.3.2. De informatiebehoefte van de privé-sector Minstens even opvallend -en veel meer frequent62 - is de behoefte van de privé-sector aan informatie beheerd door politie en justitie. Heel vaak ligt het initiatief voor contacten bij de particuliere sector. Heel vaak bekomt deze de gevraagde informatie op informele wijze, door een goed contact met politiemensen. Desgewenst, kan de informatie gewit worden. 'Een verzekeraar die informeel informatie krijgt toegespeeld over justitiële antecedenten van verzekerden kan deze witten. Via de politie wordt gelijk gevraagd naar de datum van de veroordeling. Via andere bronnen (kranten, rechtbankverslagen enz.) wordt de informatie gewit. Hiermeë wordt de verzekerde vervolgens geconfronteerd\63 De technieken die de privé gebruikt om politieinformatie los te weken zijn gekend. Het gebruik van het old boys network komt ook in België voor.64 Ex-agenten die overstappen naar de security wereld en via hun contacten bij de politie informatie bekomen uit overheidsdatabanken. Het verschijnsel bestaat overal ter
Ibid. ,311, met verwijzingen. 61
BOON,
62
Ibid., 179.
63
HOOGENBOOM, A.B., o.c., 364..
64
BOON, K.,/.c.,
'Les acteurs de l'enquête privée des compagnies d'assurances', Déviance et Société, 1995, nr. 2, 177. K.,
178-179.
PRIVATE
RFWArmg
wereld en is ondanks het beroepsgeheim moeilijk tegen te houden « De term moonlighting duidt op het verschijnsel dat de privé-industrie een beroep doet op poütiemensen tegen betaling.« Hoogenboom ci teer, stucües waaruit blijk, dat verzekeringsmLchap^n Z t i e me^en .nhuren om onderzoek voor hen te doen, o.a d l h « v e strekken van gegevens uit politiebestanden.«' Vooral de inhoud van het strafregister (als dit al met bekend is aan de v e r z e k e r d en Z b ^ a n en de .nhoud van alle mogelijke processen-veftaal betiokkene, dresseren de privé-speurder. Een straiVerleden of een Z T Ï Z 8 Z ™ P r 0 C e S " V e r b a a l ' geven meer zekerheid over h a verdacht karakter van bepaalde schadeclaims waarmee verzekering maatschappijen geconfronteerd worden.« Anders gezegd, het louter tetoan van politie-informatie vormt een element in h u n w i t g 8 (en beslissing tot uitsluiting). 3.3.3. Screeningsbedrijven I * politie is slechte één bron van informatie. Alle v e t e r a a r s beschikken over zwarte lijsten van slechte betalers of vercekeringsfraudeurc (of mensen die dit gepoogd hebben) ® Sommige firma® verachten hun agenten de naam van elke meuwe verzekeringsnemer door te geven zodat het register geraadpleegd kan worden. Er is bovendien sprake van uitwisseling van gegevens ui, deze zwarte lijsten rn^en verzekeringsfirma's™ Verscheiden ve^ekeringsbedrijven ta Mgre doen een beroep op speurders (de zgn. detectives van L twelde generatie) om informatie over bepaalde dossiers te verzamel 65
M * w n . W, 'Dataprotection in single^market Europe', Computer 66
2 " & l e < T n t y B u l l e t i n ' 1993> -M> 12; 'Politie sluisde geXens door naar bednjven, NRC Handelsblad, 16 december 1993. HOOGENBOOM, A . B . , o.c.,
61
Ibid.,316.
68
BOON, K . , / . C . , 178. 69 70
Ibid, 171. Ibid., 171.
372.
CAMERA 'S EN ZWARTE LIJSTEN FSA-
111
Deze speurders werken ofwel voor het bedrijf (in-house), of opereren als zelfstandige.71 Het zöu gaan om een recent fenomeen voor België. Op internationaal vlak gaat men evenwel al verder. Allerlei bedrijven specialiseren zich in het verzamelen van inlichtingen over personen en groepen ten behoeve van het bedrijfsleven.72 Het internationale bedrijfsleven consulteert deze bedrijven voor de screening van hun werknemers. Bovendien is er sprake van samenwerking en gegevensuitwisseling tussen multinationale bedrijven en de officiële veiligheidsdiensten!73 Al deze elementen doen vermoeden dat we regelrecht afsteven op een maatschappij, waarin alle burgers transparant gemaakt worden en waarin de zwarte lijsten en de uitsluitingssystemen welig tieren. Hoogenboom noemt dergelijke samenleving een 'politiecomplex', zijnde een publiek-privaat bureaucratisch politieapparaat dat het gehele maatschappelijk leven omspant en bewaakt. Publieke èn private politie slaan de handen in mekaar en maximaliseren het effect van hun initiatieven. De auteur relativeert zelf dit toekomstbeeld, maar daarbij spelen eerder niet-juridische redenen (privé en overheid werken elkaar soms tegen omwille van belangentegenstellingen), dan juridische. Nergens blijkt op afdoende wijze, dat het recht een obstakel vormt voor de inwilliging van informatiebehoeften van één der betrokken partijen. Diverse informele processen staan haaks op de formeel-juridische werkelijkheid.74 f 3.3.4. Dart toch de Privacywet? Het illegaal karakter van deze nieuwe uitsluitingsindustrie, die de taken overneemt van de veiligheidsdiensten, is evident. In april 1995 viel de Berlijnse politie binnen in een bedrijf dat zich specialiseerde
71 72 73 74
Ibid., 170. HOOGENBOOM, A.B., o.c., 290.
Ibid., 290. Ibid., 389.
PRIVATE RFWAXmn, in dergelijke screenings. De firma hield op illegale wijze informatie bij over acht miljoen (!) Duitsers, met details over hun crimineel verleden en gezondheid. De firma was reeds zes jaar actief en bekwam haar informatie door uitwisseling met andere firma's, omkoping van ambtenaren en diefstal. Tot haar cliënteel behoorde mailorder bedrijven, verzekeringsmaatschappijen en andere bedrijven geïnteresseerd m de kredietwaardigheid en/of achtergrond van bepaalde v personen.75 Het voorbeeld toont aan hoe 'erg' het gesteld is op het terrein van persoonsgegevensbescherming, maar geeft in één adem aan dat laten betijen niet noodzakelijk is. Er is geen reden waarom burger en gerecht machteloos moet toezien op de totstandkoming van een politiecomplex'. Zij kunnefi optreden indien ze dit wensen Beter nog, ze moeten optreden. De Wet van 8 december 1992 biedt voldoende aanknopingspunten. Het systematisch uitpluizen van kranten op zoek naar berichten van veroordelingen en informatie over bij onderzoek betrokken personen, bijvoorbeeld, is als gevolg van artikel 8 Privacywet in beginsel verboden. Het betreft immers gegevens die kunnen ondergebracht worden in één van de zestien beschermde domeinen. Private personen kunnen deze gegevens alleen verzamelen mits toestemming van de betrokkenen en -naleving van de overige voorwaarden van de wet. Het old boy network: druist eveneens in tegen deze wet en wordt erdoor gesanctioneerd v o o r t a a n op de houder van gegevens de plicht de communicatie van verzamelde persoonsgegevens te beperken tot de categorieën van personen die gerechtigd zijn tot toegang (art. 16 § 1, 5° Privacywet). Deze gegevens moeten in de staat opgenomen zijn en eveneens in de aangifte aan de privacy-commissie gemeld worden (art. 17 Privacywet). Net zoals bij het koppelen is het
75
'German firm allegedly stole personal data', The Nation, 2 mei 1995.
76 D E S c H u r n ^ B . en D E H E R T , P., 'Het politioneel gebruik van informatie en de Privacywet', Politeia, 1994, afl. 6, 12.
CAMERA 'S EN ZWARTE UJSTEN
113
bijgevolg de houder van het bestand die uitmaakt aan wie hij de gegevens mededeelt (en wie hij bijgevolg in de staat vermeldt). 3.3.5. Juridisch nabeschouwing (optimistischer) f 1 f '
*
#
In 1993 schreef Clarke dat de tijd in het voordeel werkt van de grootste misbruiken met persoonsgegevens en de meest oneerbare toezichtstechnieken.77 Parlementen, ministers en de andere regelgevende organen durven immers geen bestaande praktijken ombuigen. Zij leggen zich neer bij het argument dat elke praktijk, omdat hij nu eenmaal bestaat een economische of andere rechtvaardiging moet hebben, zoniet zouden ze niet bestaan: Ondertussen evolueert de techniek verder en weegt ze steeds zwaarder op de betrokkenen. Bedrijven profileren van deze inertie. Deze eerder sceptische analyse kan grotendeels gevolgd worden. Kijkt men naar het arbeidsrechtelijk instrumentarium dat na de tweede oorlog in ons land tot stand is gekomen, en waarin voorlichting en medezeggenschap centraal staan, dan dient men vast te stellen dat dit in de praktijk weinig aarde aan de dijk gezet heeft. Van de Wet op de ondernemingsraad, over de Wet op het arbeidsreglement tot CAO nr. 39 m.b.t. controle...; ze hebben tot dusver gêen beslissende rol gespeeld.78 Toch \^aag ik het tegen Clarke in een optimistisch of een minder dramatisch geluid te laten horen. De Wet van 8 december 1992 en de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zijn een antwoord op dat gegeven van de steeds evoluerende techniek. Ze zijn een exponent van een veranderend denken over recht. De wetgever geeft nog slechts de belangrijkste krachtlijnen aan -in casu onze twaalf basisbeginselen van de gegevensbescherming (cf. supra). Hij is
77 78
CLARKE, R . , l.c., D E H E R T , P . , l.c.,
416. 1995,
105-118.
114
PRIVA TE BEWA KlUa
een modificator, geen codificator.79 Die laatste taak schuift hij toe naar de Koning en naar de privacycommissie.
Ifi'
§
1
Van deze laatste verwacht ik veel. Zij moet steeds alert blijven en elk nieuw gegeven m.b.t. de persoonsgegevensproblematiek blijven volgen. Er zijn een aantal factoren die in haar voordeel werken. Ik denk daarbij niet zozeer aan haar bevoegdheden of aan de gegarandeerde onafhankelijkheid van de leden van deze commissie. Neen, mijn gedachten gaan uit naar een meer fundamentele observatie. In de waarin dat techniek een steeds grotere greep krijgt op het maatschappelijk handelen, worden de bevoegdheden van deze commissie sterker, homogener en eenduidiger. De sollicitant kan vandaag enkel onder de hoed van de Privacywet gebracht worden, daar de over hem ingezamelde persoonsgegevens achteraf eindigen in een bestand of in een verwerking. Morgen is die omweg niet meer nodig. Morgen gebeurt ook het inzamelen van informatie elektronisch. Het gebruik van onze zintuigen en van ons vermogen tot dialoog, laten we aan machines en technieken over. Zo wordt het sollicitatiegesprek vervangen door geautomatiseerde testen. Ondanks mijn bezwaren hiertegen, schuilt achter deze evolutie een lichtpunt. Het gebruik van geautomatiseerde sollicitatietesten hoort vanwege de natuur zelf van de techniek tot het domein van de Privacywet. De Franse privacycommissie heeft dan ook niet geaarzeld om deze geïnformatiseerde testen op stringente wijze te regelen, waarbij tevens de sollicitatie zelf aangepakt werd,,0 Zonder die informatisering had de commissie nooit een uitspraak7 kunnen doen over sollicitatiepraktijken. Het was wachten op de elektronica vooraleer er aan de rechtsbescherming gesleuteld kon worden. Het is maar een voorbeeld om aan te tonen dat het gegevensbeschermingsrecht mogelijkheden biedt om disproportionele controle en uitsluiting tegen te gaan. De toepassing van deze rechtstak is geens79
DE HERT, P . ,
april, 4. 80
e.a., 'Camera's op openbare plaatsen', Pretekst '
D E HERT, P . en GUTWIRTH, S . , l.c., 1 9 9 3 , 1 3 0 - 1 3 1 .
1994
CAMERA 'S EN ZWARTE LIJSTEN
Ait»"
115
zins perfect. Vele bedrijven, bij ons en elders81 treden de wetgeving met de voeten. Voordeel van deze wetgeving is evenwel dat het om strafwetgeving gaat. In Frankrijk waar het gegevensverwerkingsrecht al langer bestaat (de wet dateert uit 1978), zijn er belangrijke veroordelingen geweest82, waarvan het maatschappelijk effect niet te onderschatten is.
81
D E TISSOT, O.,
'La protection de la vie privée du salarié', Droit Social,
1995, nr. 3,227. 82
Ibid.