Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl
[email protected] RABO Zwolle 39 73 41 121
Waterschap Regge & Dinkel t.a.v. de heer B. Ordelmans Postbus 5006 7600 GA ALMELO
Inlichtingen bij Ria van Leeuwen telefoon 038 499 76 94
[email protected]
Zaaknummer Z-HZ_NB-2011-006537
uw aanvraag om een vergunning voor de Natuurbeschermingswet
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
Geachte heer Ordelmans, Op 23 november 2011 hebben wij een aanvraag1 om vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 van u ontvangen. De aanvraag betreft het uitvoeren van het Reggeherstelproject Klimaatbuffer ter plaatse van het deelgebied Nieuwe Brug en Eerder Hooilanden. In deze brief geven wij onze beslissing weer.
1
Besluit
Op grond van onze overwegingen, zoals in bijlage 1 weergegeven, besluiten wij een vergunning ex artikel 19d in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 te verlenen aan Waterschap Regge & Dinkel voor het uitvoeren van Reggeherstelproject Klimaatbuffer ter plaatse van het deelgebied Nieuwe Brug en Eerder hooilanden in het Natura 2000-gebied ‘Vecht en Beneden Regge’. De vergunning wordt verleend voor de periode vanaf 5 juli 2012 tot 31 december 2013. De volgende stukken maken onderdeel uit van de vergunning: Inrichtingsschets deelgebied Nieuwebrug, zoals bijgevoegd als bijlage 3 bij de aanvraag (kenmerk 2011/0307392) Bijlage II: toekomstige situatie Kleine modderkruiper bij Notitie beoordeling effecten Kleine modderkruiper Regge (kenmerk 2012/0147285) Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften:
Bijlagen
Algemeen 1. De vergunning wordt op naam gesteld van Waterschap Regge & Dinkel. De vergunninghouder is verplicht alle door of namens het bevoegde gezag te geven aanwijzingen direct op te volgen.
Datum verzending
1
Ons kenmerknummer 2011/0307392
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
Datum
2.
Betrokken bedrijven en derden die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de uitvoering van dit project of enig onderdeel daarvan, dienen te handelen in overeenstemming met het in deze vergunning bepaalde. Genoemde partijen ontvangen hiertoe van waterschap Regge & Dinkel een afschrift van deze vergunning.
3.
De uitvoerder, dan wel aannemer van de werkzaamheden dient tijdens de werkzaamheden een afschrift van de vergunning op verzoek te kunnen tonen aan de daartoe bevoegde toezichthouder. De vergunninghouder blijft verantwoordelijk voor uitvoering van de vergunde werkzaamheden conform de vergunningvoorwaarden.
4.
Van opgetreden incidenten, waaronder verstaan wordt alle gebeurtenissen waarbij onbedoeld schadelijke stoffen vrijkomen, dan wel waardoor anderszins schade aan het beschermde natuurgebied kan worden toegebracht, dient direct melding te worden gedaan bij het Meldpunt van provincie Overijssel (telefoonnummer: 038 425 24 23).
5.
Minimaal een week voor aanvang van de werkzaamheden dient u de datum van de start te melden bij het Meldpunt van provincie Overijssel (telefoonnummer: 038 425 24 23), onder vermelding van het betrokken Natura 2000-gebied, de naam van het project en het nummer van de vergunning.
6.
Wijzigingen in de werkwijze en/of de periode van uitvoering dient de vergunninghouder direct te melden bij het Meldpunt van provincie Overijssel (telefoonnummer: 038 425 24 23), onder vermelding van het betrokken Natura 2000gebied, de naam van het projecten en het nummer van de vergunning. Voor deze wijzigingen moeten opnieuw de effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied ‘Vecht en Beneden Regge’ beoordeeld worden.
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
2
Maatregelen 7. De werkzaamheden in de Regge worden uitgevoerd in de periode tussen 15 juli en 1 november, dat wil zeggen na de voortplantingsperiode en vóór de winterrust van vissen. 8.
Bij het dempen en verondiepen van de Regge wordt in één richting gewerkt (stroomafwaarts), zodat aanwezige vissen kunnen ontsnappen.
9.
De nieuwe rivierarmen worden voorafgaand aan de (demp)werkzaamheden in de Regge uitgegraven. Hierbij dient er tussen de nieuwe trajecten en de aansluiting met de bestaande waterloop een gronddam aanwezig te blijven, zodat de Regge zelf niet onder invloed van het troebele water komt.
10. Voorafgaand aan de (demp)werkzaamheden moeten de Kleine modderkruiper (en alle andere vissen) met een visnet en/of elektrisch visapparaat uit de oeverzone van de Regge zo veel mogelijk worden weggevist. 11. Na het wegvangen van de vissen dient de natte oeverzone te worden geschoond en onaantrekkelijk te worden gemaakt voor de Kleine modderkruiper. Bij het schonen moeten de waterplanten en de sliblaag op de kant worden gelegd. 12. De vrijkomende waterplanten en het slib, die op de kant zijn gelegd, moeten worden nagezocht op exemplaren van Kleine modderkruiper, Bittervoorn, Zwanenmosselen en Rivierdonderpad.
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
13. Exemplaren van de Kleine modderkruiper, Bittervoorn, Zwanenmossel en Rivierdonderpad, die bij het nemen van de maatregelen als beschreven in de voorschriften 10, 11 en 12 zijn aangetroffen, moeten worden verzameld en op een geschikte locatie in de directe omgeving, buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden, worden teruggezet. De Kleine modderkruiper mag, in verband met de werkzaamheden, op maximaal 500 m van de grens van het Natura 2000-gebied bovenstrooms in de Regge worden teruggeplaatst. 14. Alle bovenstaande maatregelen dienen plaats te vinden in overleg met en onder intensieve begeleiding van een ecoloog. 15. Er dient een logboek te worden bijgehouden waarin de betreffende soorten, de toegepaste maatregelen met datum en locatie worden beschreven. Het logboek moet op de projectlocatie kunnen worden ingezien door de toezichthouder. Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
3
Wanneer de houder van de vergunning handelt in strijd met de voorschriften, kan deze vergunning op grond van artikel 43 lid 2 Natuurbeschermingswet 1998 worden gewijzigd of ingetrokken. Tot slot Heeft u nog vragen naar aanleiding van deze beslissing, dan kunt u bellen met Ria van Leeuwen op telefoonnummer 038 499 76 94. Afschriften Afschriften van dit besluit worden verzonden aan Burgemeester en Wethouders van de gemeente Ommen en het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Met vriendelijke groet, namens Gedeputeerde Staten van Overijssel,
Patricia Weenink-Driessen, teamleider Vergunningverlening
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
Bijlagen: Bijlage 1 Bijlage 2
Overwegingen bij het besluit Instandhoudingsdoelen Natura 2000-gebied ´Vecht en Beneden Regge’
Niet mee eens? Als u het niet eens bent met dit besluit kunt u binnen zes weken na de datum van verzending van dit besluit bezwaar maken bij Gedeputeerde Staten van Overijssel. Hoe u dat moet doen kunt u hieronder lezen.
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
4
Rechtsmiddel Binnen zes weken, ingaand op de dag na de datum van verzending van dit besluit, kan een belanghebbende een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten van Overijssel, team Juridische Zaken, postbus 10078, 8000 GB Zwolle (telefoon 038 - 499 93 05). Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en bevat in ieder geval: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. U kunt het bezwaarschrift ook per elektronisch formulier verzenden. Dit formulier kunt u vinden op www.overijssel.nl/bezwaarschriften. Voor de behandeling van een bezwaarschrift bij de provincie Overijssel is geen griffierecht verschuldigd. Voor inlichtingen over de bezwaarprocedure kunt u zich wenden tot de provinciaal medewerker die bij het besluit is vermeld. Indien spoed dat vereist is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak. In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat u een bezwaarschrift heeft ingediend.
Bijlage 1 - overwegingen
Overwegingen bij het besluit
Bijlage 1
Deze vergunning bestaat uit het besluit en de overwegingen. In deze bijlage zijn de overwegingen opgenomen. Het besluit en de overwegingen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De overwegingen zijn als volgt opgebouwd:
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
5
A A1 A1.1 A1.2 A1.3 A1.4 A1.5 A1.6
WEERGAVE VAN DE FEITEN Vergunningaanvraag Projectomschrijving Doel project Periode Relevante ecologische onderzoeken Aanvullende gegevens Aanvraag en Natura 2000
A2
Bevoegdheid
A3 A3.1 A3.2 A3.3 A3.4
Procedure Zienswijzen Verlengen beslistermijn Coördinatie met andere wetgeving Betrokkenheid andere provincie bij Natura 2000-gebied
A4
Vergunningplicht
B B1 B1.1 B1.2
TOETSING Wettelijk kader Natuurbeschermingswet Overig relevant beleid
B2 B2.1 B2.2 B2.2
Inhoudelijke beoordeling Relevante kwalificerende waarden Inhoudelijke beoordeling project c.q. handeling Cumulatieve effecten
B3 Zienswijzen B3.1 Bespreking van ingediende zienswijzen C
SLOTCONCLUSIE
Bijlage 1 - overwegingen
A A1
WEERGAVE VAN DE FEITEN Vergunningaanvraag
A1.1 Projectomschrijving De Regge is een typische regenwaterrivier. In het verleden overstroomden grote oppervlakten in het Reggedal en was de Regge op sommige plaatsen wel een kilometer breed. De hoofdstroom sneed regelmatig meanders af, die herkenbaar in het landschap achterbleven. Veel meanders zijn in de loop der tijd gedempt of gaan verlanden, maar een aantal meanders is vandaag de dag nog zichtbaar aanwezig. De kanalisatie in de 19e en begin 20e eeuw leidde ertoe dat nagenoeg alle meanders zijn afgesloten. De huidige waterloop is ingeklemd tussen onderhoudspaden en waterkerende kaden. Dit biedt nauwelijks ruimte voor de dynamiek die de veerkracht van een rivier bepaalt.
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
6
Figuur 1: ligging deelprojecten Nieuwebrug (rood) en Eerder hooilanden (groen)
Het Reggeherstelproject Klimaatbuffer is gericht op het herstellen van de Regge tot een dynamisch watersysteem. Door het aanpassen van de Regge zelf en oude meanders opnieuw te verbinden aan de Regge zal deze rivier weer door een deel van de oorspronkelijke loop stromen. Door het deels verwijderen van kades ontstaan er grote(re) overstromingsvlaktes. Hierdoor kan de rivier beter het water na hevige regenbuien opvangen. Door het water langzaam te laten wegstromen ontstaat er tevens een buffer in perioden met weinig water. De deelprojecten Nieuwebrug en Eerder hooilanden liggen langs de Regge en overlappen gedeeltelijk met het Natura 2000-gebied ‘Vecht en Beneden Regge’. In figuur 1 is de ligging van beide deelprojecten ten opzichte van het Natura 2000-gebied weergegeven.
Bijlage 1 - overwegingen
Twee deelprojecten – beschrijving ingrepen A Nieuwebrug Binnen het deelproject Nieuwebrug wordt het stroomprofiel van de Regge aangepast. Hier wordt de bodembreedte teruggebracht naar circa 14 m. De bodem in dit deelgebied wordt met circa 0,75 m verhoogd tot 2,3 m boven NAP ter hoogte van De Faanke 7 naar circa 2,1 m boven NAP aan het eind van het deelgebied bij Nieuwebrug. De ligging van de hoofdstroom van de Regge wordt plaatselijk verlegd, waarbij gedeeltelijk het meanderende karakter wordt hersteld. Delen van de huidige Regge worden gedempt. De diepte van de (nieuwe) Regge zal maximaal één meter zijn en de rivier krijgt brede overstromingsvlaktes – natte laagtes met natuurlijk grasland. Om een gedeeltelijk meanderende loop te realiseren worden op een aantal locaties kades aan de westzijde van de Regge verwijderd of verlegd. Daarbij zijn lokaal ook aanpassingen nodig van de detailontwatering.
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
7
Ten westen van Nieuwebrug wordt een oude Reggemeander als nevengeul ingericht. De geul wordt aan beide zijden aan de Regge aangetakt, is circa 10 m breed en zal in de toekomst continu met de Regge meestromen. De aansluiting op de hoofdstroom wordt gerealiseerd met twee duikers met daarin een voorde. Dat wil zeggen dat het doorwaadbare plaatsen zijn die vaak droog zullen staan, maar waar ook water overheen kan stromen. Aansluitend op de nevengeul wordt tevens een al aanwezige zijtak weer zichtbaar en functioneel gemaakt. Deze zijtak krijgt flauwe oevers en een breedte van 6 m, aan de zijde van de nevengeul. De zijtak versmalt zich naar het eind toe tot circa 1 m. Deze zijtal staat in open verbinding met de nevengeul. Vanaf de zuidzijde van deelproject, circa ter hoogte van Faanke 5A, tot aan Nieuwebrug wordt de kade aan westzijde van de Regge verwijderd. De natuurlijke hoogte van het gebied ten westen van de Regge moeten hier functioneren als waterkering. Om het beeld van een natuurlijk beekdal te versterken wordt een strakke bomenrij langs de Regge gerooid. Daarbij blijven enkele bomen behouden. B Eerder hooilanden In het deelproject Eerder hooilanden wordt eveneens het stroomprofiel van de Regge aangepast. Dat wil zeggen dat de bodembreedte wordt versmald tot circa 12-14 m. Tevens wordt de bodem verhoogd met circa 0,9 m tot 2,7 m boven NAP nabij de stuw Archem aflopend naar circa 2,3 m boven NAP ter hoogte van De Faanke 7. Verder worden er in dit deelgebied nieuwe meanders gegraven op de westoever van de Regge. De kade op de westelijke oever wordt verwijderd of verlegd. De kade aan de oostelijke zijde blijft gehandhaafd. Binnen het voorliggende project verandert de detailontwatering van de Eerder hooilanden niet. Werkomschrijving De exacte werkwijze in nog onbekend omdat dit deels aan de aannemer wordt overgelaten. Het dempen en verondiepen van de Regge zal waarschijnlijk met kranen worden gedaan die vanaf de kant werken. De Regge zal zoveel mogelijk met de vrijkomende grond uit de kaden worden gedempt. Zo worden de transportbewegingen geminimaliseerd. De overige transportbewegingen worden over de bestaande kade uitgevoerd. In gevallen waar dit niet mogelijk is, worden rijplaten over het pas afgegraven tracé van de kade gelegd en als transportroute gebruikt. Het dempen van delen van de Regge kan pas worden uitgevoerd als de meanders zijn gerealiseerd en in gebruik zijn genomen.
Bijlage 1 - overwegingen
Om tijdelijke negatieve effecten tijdens de uitvoering op de kwalificerende vissoorten te voorkomen wordt in overeenstemming met de ‘Gedragscode van de Unie van Watersschappen’ de volgende maatregelen genomen: De werkzaamheden in het leefgebied van de beschermde vissoorten worden uitgevoerd in de periode tussen 15 juli en 1 november, dat wil zeggen na de voortplantingsperiode en vóór de winterrust van vissen. Bij het dempen en verondiepen van de Regge wordt in één richting gewerkt (stroomafwaarts), zodat aanwezige vissen kunnen ontsnappen; Bij werkzaamheden in kleinere watergangen en oude rivierarmen worden de aanwezige vissen weggevangen en in geschikt biotoop teruggeplaatst (binnen het Natura 2000gebied). De hiervoor beschreven maatregelen worden uitgevoerd / begeleid door een ter zake kundige2.
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
8
Aanvullend aan deze gedragscode worden extra maatregelen genomen ten behoeve van de kwalificerende vissoorten in de Regge: De nieuwe rivierarmen worden voorafgaand aan de (demp)werkzaamheden in de Regge uitgegraven. Hierbij is het van belang dat er tussen de nieuwe trajecten en de aansluiting met de bestaande loop een gronddam aanwezig blijft (uitvoerder), zodat de Regge zelf niet onder invloed van het troebele water komt Kleine modderkruiper (en alle andere vissen) worden voorafgaand aan de (demp)werkzaamheden met een elektrisch visapparaat uit de oeverzone van de Regge weggevist. Na het wegvangen van de vissen wordt de natte oeverzone geschoond, waarbij de waterplanten/sliblaag op de kant worden gelegd. Hierdoor wordt de oeverzone onaantrekkelijk voor de Kleine modderkruiper. De vrijkomende waterplanten en het slib, die op de kant zijn gelegd, worden nagezocht op exemplaren van Kleine modderkruiper (en andere vissen en amfibieën), die vervolgens weer worden teruggezet op een geschikte locatie. De uit de Regge weggevangen vissen en amfibieën worden in geschikt biotoop elders in de Regge teruggeplaatst. De Kleine modderkruiper (en overige vissen) worden in principe uitgezet elders in de Regge op maximaal 1 km van de grens van het Natura 2000-gebied. Dit is nodig gezien de korte dispersieafstand van deze soort.
2
Onder een ter zake kundige wordt verstaan een persoon die: Op HBO, dan wel universitair niveau een opleiding heeft genoten met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie en/of Als ecoloog werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau dat is aangesloten bij het netwerk Groene Bureaus en/of Zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij de daarvoor in Nederland bestaande organisaties (zoals Das en Boom, VZZ, RAVON, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, KNNV, NJN, FLORON,SOVON, etc.)
Bijlage 1 - overwegingen
A1.2
Doel project ‘Reggeherstelproject Klimaatbuffer, deelgebied Nieuwe brug en Eerder hooilanden’ Het overkoepelende project heeft als doel om een dynamisch en veerkrachtig riviersysteem te realiseren waarbij wordt voldaan aan de uitgangspunten van het Waterbeheer 21e eeuw (WB21) en de Kaderrichtlijn Water (KRW). Daarbij wordt ongewenste verdroging en wateroverlast in het stroomgebied van de Regge tot een minimum beperkt. Gelijktijdig worden de natuurlijke waarden en recreatieve belevingswaarde van het gebied versterkt, waardoor de Regge kan functioneren als belangrijke klimaatbuffer. Binnen het voorliggende deelproject zijn de doelen: een natuurlijker Regge; het vasthouden van water; ruimte voor water tijdens hoogwatersituaties; invulling van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS); een verbeterde recreatieve beleving en versterking van de recreatieve routestructuur.
Datum
05.07.2012
A1.3 Periode De vergunning wordt aangevraagd voor de periode vanaf 5 juli 2012 tot 31 december 2013.
Kenmerk
2012/0172138 Pagina
9
A1.4 Relevante ecologische onderzoeken Voor de beoordeling van de aanvraag is het volgende ecologisch onderzoek meegezonden: A. Alberts, 2011. Habitattoets Regge Noord, deelgebieden Nieuwebrug en Eerder hooilanden. Beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. EcoGroen Advies BV, Zwolle Sluis, M. van der, A. Alberts, 29 mei 2012. Notitie beoordeling effecten Kleine Modderkruiper. EcoGroen Advies BV, Zwolle Verder zijn de volgende onderzoeken bij de beoordeling betrokken: Anonymus, 2011. Projectplan Reggeherstelproject Klimaatbuffer Regge. Waterschap Regge & Dinkel, Almelo Olsthoorn, A.F.M., J. Kopinga, G.W. Tolkamp, C.A. van den Berg, C.J.F. ter Braak, 2003. Effecten van vernatting in bossen. Conclusies en aanbevelingen voor praktijk en beleid. Expertisecentrum LNV, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Ede www.atlasoverijssel.nl A1.5 Aanvullende gegevens Op 29 april 2012 is een overleg gevoerd met de aanvrager. Daarbij is een aanvulling gevraagd op de aanvraag en bevestigd per brief. Deze aanvulling is op 30 mei 2012 ontvangen en ingeboekt met kenmerk 2012/0147285 A1.6 De aanvraag en het Natura 2000-gebied Uw project of handeling vindt plaats in en direct aansluitend aan het Natura 2000-gebied ‘Vecht en Beneden Regge’. Op uw aanvraag is daarmee het in bijlage 2 (Gebiedsbeschrijving) vermelde (ontwerp)aanwijzingsbesluit van toepassing.
A2
Bevoegdheid
Uitgangspunt bij de Natuurbeschermingswet 1998 (verder Nbwet) (art. 2) is, dat gedeputeerde staten van de provincie, waarin beschermde natuurmonumenten en/of Natura
Bijlage 1 - overwegingen
2000-gebieden geheel of grotendeels liggen, bevoegd zijn te beslissen over vergunningaanvragen ex art. 16 en art. 19d Nbwet. Daarbij is overeenstemming met gedeputeerde staten van de andere provincies nodig, waarin het beschermde gebied mede ligt, voorzover die vergunning betrekking heeft op delen van het gebied, in die andere provincies. Art. 2a van de Nbwet bepaalt, dat, als de aanvraag betrekking heeft op een handeling of project die hoofdzakelijk gevolgen kan hebben voor een deel van een beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied dat binnen de grenzen van één provincie ligt, dan beslist GS van de provincie waarin dat deel ligt. Het Natura 2000-gebied ‘Vecht en Beneden Regge’ ligt volledig op het grondgebied van provincie Overijssel, zodat wij bevoegd zijn om te beslissen op de vergunningaanvraag.
A3 Datum
Procedure
De vergunningprocedure is uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Nbwet en de hiervoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht.
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
10
A3.1 Zienswijze Naar aanleiding van uw aanvraag zijn een afschrift van uw aanvraag evenals de ontvangstbevestiging, op grond van artikel 44, lid 2, Nbwet, naar het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Ommen en het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (hierna te noemen EL&I), vestiging West gestuurd. Op basis van artikel 44, lid 3, Nbwet is het college van burgemeester en wethouders gedurende een termijn van acht weken in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. Onder B3 wordt nader ingegaan op de ingebrachte zienswijzen. A3.2 Verlengen beslistermijn Wij hebben bij brief van 23 maart 20123 verteld dat wij de beslistermijn op de aanvraag hebben verlengen met 13 weken (artikel 42, lid 2, Nbwet). Deze mededeling is kenbaar gemaakt aan de aanvrager en aan Burgemeester en Wethouders van Ommen. A3.3 Coördinatie met andere wetgeving U hebt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om één van de betrokken bestuursorganen schriftelijk te verzoeken om coördinatie van besluitvorming (artikel 19ka, lid 2, Nbwet). Wij wijzen u erop, dat voor de door u te verrichten activiteit, voor zover ons bekend, ook de navolgende op aanvraag te nemen besluiten nodig zijn (artikel 19ka, lid 1, Nbwet):
3
kenmerk 2012/0051162
Bijlage 1 - overwegingen
Naam wet en van toepassing zijnde wet
Bevoegd bestuursorgaan en adres
Flora- en faunawet (artikel 75)
Dienst Regelingen, Team vergunningen en ontheffingen uitvoering, Postbus 19530, 2500 CM Den Haag
Waterwet
Waterschap Regge & Dinkel, Postbus 5006, 7600 GA Almelo
Boswet
Dienst Regelingen, Uitvoerders Boswet, Postbus 19530 2500 CM Den Haag
Wet ruimtelijke ordening
Burgemeester & Wethouders gemeente Ommen, Postbus 100, 7730 AC Ommen
Datum
05.07.2012
A3.4 Betrokkenheid andere provincie Het Natura 2000-gebied ‘Vecht en Beneden Regge’ ligt volledig binnen de begrenzing van provincie Overijssel. Er is geen sprake van een provinciegrens overschrijdend effect. Overeenstemming met een andere provincie is in dit geval niet aan de orde.
Kenmerk
2012/0172138 Pagina
11
A4
Vergunningplicht
Op basis van de aanvraag en het daarbij behorende rapport hebben wij beoordeeld of het door u aangevraagde project en/of handeling schadelijke gevolgen kan hebben voor de natuurlijke kenmerken van het gebied, zoals beschreven in de instandhoudingsdoelstellingen van dit Natura 2000-gebied. Door de ingrepen binnen het projectgebied kunnen negatieve effecten optreden op meerdere kwalificerende diersoorten en habitattypen. Wij hebben geconstateerd dat er geen sprake is van een project of handeling conform een vastgesteld beheerplan. Verder is er geen sprake van bestaand gebruik, in overeenstemming met de wet. Het project kan wel gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen, waarbij voor de Kleine modderkruiper sprake is van mogelijk significant negatieve effecten. Vergunningverlening is alleen mogelijk als wij op basis van een passende beoordeling de zekerheid hebben dat het leefgebied of de populatie van deze soort niet worden aangetast, bijvoorbeeld door het nemen van maatregelen. Wij beschouwen de bij de aanvraag gevoegde Habitattoets en de later toegezonden notitie tezamen als passende beoordeling op basis waarvan wij de aanvraag in behandelen kunnen nemen. De activiteit is vergunningplichtig in het kader van art. 19d Natuurbeschermingswet.
B
TOETSING
B1
Wettelijk kader en beleid
B1.1 Natuurbeschermingswet 1998 Artikel 19d, lid 1, van de Nbwet bepaalt dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan een dergelijke vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten of andere handelingen te realiseren c.q. te verrichten die, gelet op de instandhoudingdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Vogel- en/of
Bijlage 1 - overwegingen
Habitatrichtlijngebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. Artikel 19e van de Nbwet bepaalt dat gedeputeerde staten van de provincie bij het verlenen van een vergunning op basis van artikel 19d, lid 1, van de Nbwet rekening houden met: a. de gevolgen die een project of andere handeling, waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, derde lid, kan hebben voor een Natura 2000gebied; b. een op grond van artikel 19a of artikel 19b vastgesteld beheerplan, en c. vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, evenals regionale en lokale bijzonderheden.
Datum
05.07.2012 Kenmerk
Uit artikel 19f, lid 1, van de Nbwet volgt dat voor nieuwe projecten of andere handelingen, die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied, maar die afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, de initiatiefnemer een passende beoordeling opstelt.
2012/0172138 Pagina
12
In overeenstemming met artikel 19g, lid 1, van de Nbwet kan een vergunning slechts worden verleend indien het bevoegd gezag uit de passende beoordeling zich ervan heeft verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied c.q. desbetreffende gebieden niet aangetast zullen worden. B1.2
Overig relevant beleid
Omgevingsvisie De Omgevingsvisie Overijssel 2009 is het belangrijkste ruimtelijke plan voor dit project. De Omgevingsvisie Overijssel is een integrale visie die het voorheen geldende Streekplan Overijssel 2000+, het Verkeer- en vervoerplan, het Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan samen brengt in één document. Hiermee is de Omgevingsvisie het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden. De Omgevingsvisie beschrijft een aantal thema’s die zijn ingevuld aan de hand van twee elementen die leidend zijn voor de beleidskeuzes die de provincie maakt: duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Voor elk van deze thema’s is het provinciale belang samengevat in een beleidsambitie en enkele bijbehorende doelstellingen. De thema’s die van belang zijn voor de “Klimaatbuffer Regge” zijn: Watersysteem en klimaat: watersystemen met goede ecologische en chemische kwaliteit, die voor de lange termijn klimaatbestendig en veilig zijn Optimale watercondities (kwaliteit en kwantiteit) voor landbouw, wonen, natuur en landschap; Voorbereid zijn op lange termijn gevolgen van klimaatverandering (veiligheid en droogte).
Natuur: behoud en versterking van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) Vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden (EHS, robuuste verbindingszones). De natuurdoelen zijn beschreven in het Natuurbeheerplan; Behoud en versterking van verspreide bos- en natuurwaarden.
Bijlage 1 - overwegingen
(Binnen-)steden en landschap: behoud en versterken van de verscheidenheid en identiteit van (binnen-)stedelijke kwaliteit en mooie landschappen in het buitengebied o Versterken identiteit en onderlinge diversiteit van landschappen en dorpen;
Veiligheid en gezondheid: veiligheid, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen Zorgen voor waterveiligheid, externe veiligheid en verkeersveiligheid; Bieden van bescherming tegen wateroverlast.
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
13
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn daarnaast geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vorm gegeven. Het plangebied van de ‘Klimaatbuffer Regge’ ligt nagenoeg volledig in het ontwikkelingsperspectief ‘realisatie groene en blauwe hoofdstructuur’. Het gaat daarbij grotendeels om concreet begrensde Ecologische Hoofdstructuur. Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden met als hoofdaccent de ontwikkeling van natuur en versterking van het watersysteem. In dit ontwikkelingsperspectief staan de kwaliteitsambities “Natuur als ruggegraat” en ‘Continu en beleefbaar watersysteem’ voorop. Het perspectief op provinciaal/regionaal niveau is om de gebieden met hoge natuurwaarden (weer) in een onderling verband te brengen. De grote natuurcomplexen waren vaak laagtes waar het water in tijden met veel neerslag moeilijk uit weg kon. In de loop van de geschiedenis is er met regulering van beken, rivierlopen, weteringen, met stuwen, molens en pompen alles aan gedaan om flinke delen van die natuurcomplexen te ontginnen. In een veerkrachtig watersysteem ligt de nadruk echter op vasthouden en bergen van water in plaats van snel afvoeren. Het spreekt vanzelf dat daarbij de brongebieden van de beken en de natuurlijke laagtes weer worden opgezocht. Daar kunnen ruimte voor natuur en ruimte voor water effectief worden gecombineerd. Aan de noordoostkant van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied ‘Vecht- en BenedenReggegebied’. Dit natuurgebied is aangewezen als ‘TOP-gebied’ waarvoor geldt dat hier voorkomende verdrogingsproblemen aangepakt moeten worden. Waterbeheerplan 2010-2015 In het waterbeheerplan van het waterschap worden de doelen en maatregelen voor de periode 2010 – 2015 beschreven. Op de doelen die voortkomen uit de beleidsopgaven Europese Kaderrichtlijn Water (kortweg KRW) en Waterbeheer 21e eeuw (kortweg WB21)wordt sterk ingezet. In de KRW is de Beneden Regge aangewezen als waterlichaam. Dit zijn wateren met een stroomgebied van tenminste 1000 hectare. Voor het uitvoeren van de KRW doelen (resultaatsverplichting) en de daarvoor uit te voeren maatregelen zijn de waterlichamen ingedeeld in drie ambitieniveaus: laag, midden en hoog. Bij het vaststellen van de ambitieniveaus voor de waterlichamen is zo veel mogelijk aangesloten bij de provinciale functietoekenning voor gebieden en watergangen. Wateren in gebieden met de hoofdfunctie natuur, hebben verdergaande doelen (ambitieniveau hoog) dan wateren in gebieden met de hoofdfunctie landbouw (ambitieniveau laag). Voor de Beneden Regge is het ambitieniveau “midden” vastgelegd. De Regge heeft als streefbeeld ‘een langzaam stromende rivier op zand/klei met een natuurgerichte waterhuishouding’. De belangrijkste KRW-maatregel is het natuurlijk inrichten van de waterloop. Deze KRW-maatregel wordt geïntegreerd in het herstel van een dynamisch en veerkrachtig Reggesysteem (WB21).
Bijlage 1 - overwegingen
Het Reggedal maakt tevens deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De veelal laaggelegen percelen zijn geschikt voor waterberging (WB21). Met het inrichten van deze percelen voor waterberging wordt tevens invulling gegeven aan de inrichting van de EHS.
B2
Inhoudelijke beoordeling
B2.1 Relevante kwalificerende waarden De voorgenomen herinrichting van de benedenloop van de Regge heeft mogelijk negatieve effecten op verschillende instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied ‘Vecht en Beneden Regge’. Dit Natura 2000-gebied kent een grote verscheidenheid aan instandhoudingsdoelen. Daarvan komen er slechts enkele voor binnen het projectgebied of het beïnvloedingsgebied van het project.
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
14
Discussiepunten aanwezige habitattypen Voor de beoordeling van de effecten van het Reggeherstelproject ter hoogte van Nieuwebrug en Eerderhooilanden is een rapport opgesteld. In dit rapport worden de aanwezige natuurwaarden binnen het projectgebied en direct daaraan grenzend in beeld gebracht. Binnen het gebied komt volgens de concept-habitattypenkaart op de Atlas van Overijssel een perceel met stroomdalgrasland (H 6120) voor. Verder zijn de bossen langs de Eerder esch en de Eerder hooilanden grotendeels geclassificeerd als het habitattype ‘Beuken-eikenbossen met hulst’ (H 9120). Naar aanleiding van veldinventarisaties heeft het adviserend bureau voor deze habitattypen aangegeven dat ze niet voldoen aan de criteria zoals weergegeven in de betreffende profieldocumenten van het ministerie van EL&I. Voor beide habitattypen delen wij deze conclusie niet. Stroomdalgrasland Met betrekking tot het habitattype ‘Stroomdalgrasland’ komt in het Vecht-Regge-gebied een type stroomdalgrasland voor dat gebonden is aan kalkarme tot kalkloze, maar niet voedselarme zandgrond. Dit specifieke stroomdalgraslandtype wordt gekenmerkt door soorten als Kleine tijm, Grasklokje en Steenanjer (ook wel Zwolse anjer genoemd). Het betreft de plantengemeenschap van de associatie van Schapengras en Tijm (vegetatiecode 14Bb1). Deze plantengemeenschap wordt ook genoemd in het profieldocument als één van de plantengemeenschappen die onder het habitattype ‘Stroomdalgrasland’ wordt gerekend. De beschrijving van de waargenomen plantensoorten in het rapport van het ecologisch bureau bevestigt de aanwezigheid van deze plantengemeenschappen. Daarin wordt ook het Grasklokje genoemd. Dit is één van de kensoorten voor de genoemde associatie van deze specifieke plantengemeenschap. De status als kensoort binnen de plantensociologie houdt in dat deze soort binnen de genoemde plantengemeenschap haar optimum heeft. In combinatie met de andere waargenomen plantensoort Geel walstro is hier duidelijk nog steeds sprake van de eerder genoemde plantengemeenschap, hoewel ze niet goed ontwikkeld is. Beuken-eikenbossen met hulst Dit habitattype groeit op minder voedselarme bodem dan het habitattype ‘Oude eikenbossen’. Het habitattype ‘Oude eikenbossen’ groeit op leemarme humuspodzolgronden, leemarme vaaggronden of podzolgronden met een zanddek. In het profieldocument voor dit habitattype staat weergegeven dat het bodemtype één van de vereisten is om onder dit habitattype te vallen. Nagenoeg alle bossen binnen het beïnvloedingsgebied van het projectgebied staan op voedselrijkere bodem, namelijk Enkeerdgrond of Beekeerdgrond. Op basis van het bodemtype en de soortensamenstelling vallen deze bossen onder het habitattype Beuken-eikenbossen
Bijlage 1 - overwegingen
met hulst en niet onder het habitattype ‘Oude eikenbossen’. Alleen een klein gebiedje ten noorden van de Eerder esch staat volgens de bodemkaart op Duinvaaggrond (leemarme zandgrond) en voldoet daarmee in theorie aan de omschrijving van de groeiplaats uit het profieldocument. Het betreft een gebied van circa 0,85 ha. Conclusie discussie We nemen de weergegeven wijzigingen van habitattypen ten opzichte van de concept habitattypenkaart op de Atlas van Overijssel niet over. Alleen voor het bosgedeelte ten noorden van de Eerder esch is op basis van de huidige informatie niet uit te sluiten dat het hier daadwerkelijk om het habitattype ‘Oude eikenbossen’ gaat. Dit gedeelte nemen we mee in onze verdere beoordeling. Het habitattype ‘Beuken-eikenbossen met Hulst’ is niet opgenomen als instandhoudingsdoel in de ontwerp-aanwijzing van het Natura 2000-gebied ‘Vecht en Beneden Regge’. Dit habitattype wordt verder buiten beschouwing gelaten.
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
15
Vaststellen te toetsen instandhoudingsdoelen Uit alle beschikbare informatie blijkt dat het Reggeherstelproject Klimaatbuffer met zekerheid geen negatief effect heeft op de volgende habitattypen, omdat zij niet voorkomen binnen het projectgebied en het omringende gebied dat beïnvloed kan worden door dit project: H2310 – stuifzandheiden met struikhei H2330 – zandverstuivingen H3160 – zure vennen H4010A – vochtige heiden H4030 - droge heiden H5130 – Jeneverbesstruwelen H6230 – heischale graslanden H7140A – overgangs- en trilvenen H7150 – pioniervegetaties met snavelbiezen Voor de overige instandhoudingsdoelen zijn negatieve effecten door de uitvoering van het Reggeherstelproject op voorhand niet uit te sluiten. Het gaat de volgende instandhoudingsdoelen: H6120 – stroomdalgraslanden H91E0C – vochtige alluviale bossen H9190 – oude eikenbossen H1134 – Bittervoorn H1145 – Grote modderkruiper H1149 – Kleine modderkruiper H1163 – Rivierdonderpad H1166 – Kamsalamander H1318 – Meervleermuis Onder B2.2 wordt uw aanvraag getoetst aan de beoordelingskaders vanuit de Natuurbeschermingswet en het (ontwerp)aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied ‘Vecht en Beneden Regge’. Daarbij worden bovenstaande soorten en habitattypen besproken die negatieve effecten kunnen ondervinden door het voorgenomen project. B2.2 Beoordeling aangevraagd project c.q. handeling Het Reggeherstelproject Klimaatbuffer heeft zowel in de uitvoeringsfase als na uitvoering van het project effecten. In de uitvoeringsfase zijn er met name op habitatsoorten negatieve effecten.
Bijlage 1 - overwegingen
Na uitvoering zijn er mogelijk effecten op habitattypen en soorten. In onderstaande paragrafen worden beide fasen apart besproken. Uitvoeringsfase In de uitvoeringsfase kunnen effecten optreden op de habitatrichtlijnsoorten Kleine modderkruiper, Rivierdonderpad, Bittervoorn en Meervleermuis. Negatieve effecten kunnen optreden door verslechtering van het leefgebied (door vertroebeling van het water en het gebruik van verlichting tijdens werkzaamheden), afname van de omvang van het leefgebied en/of reductie van de populatieomvang door het doden van grote aantallen individuen.
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
16
Vertroebeling In het kader van dit project worden oude meanders weer herstelt en voor een deel nieuwe meanders gegraven. Dit vindt plaats ten westen van de huidige Regge, net buiten het Natura 2000-gebied. De werkzaamheden aan de oude en nieuwe meanders worden uitgevoerd, voordat de werkzaamheden in de Regge starten. Tijdens de uitvoering blijven de meanders fysiek gescheiden van de huidige loop van Regge door gronddammen. Hiermee wordt voorkomen dat de waterkwaliteit van de Regge verslechterd door het vrijkomen van slibrijk water en opgewerveld organisch materiaal. Deze werkzaamheden leiden hierdoor niet tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen. Aangezien de fysieke scheiding tijdens de werkzaamheden aan de meanders van belang is om verslechtering van de waterkwaliteit in de Regge te voorkomen, wordt aan de vergunning een voorschrift verbonden om deze maatregel te formaliseren. Bij het verondiepen van de Regge kan vertroebeling niet worden voorkomen doordat dit een stromende rivier is. Voor het verondiepen van de Regge wordt echter geen organisch materiaal maar (locaal aanwezig) zanderig materiaal gebruikt. Dit zanderige materiaal leidt naar verwachting minder tot vertroebeling van het water, omdat zand eerder bezinkt. Verlichting De Regge heeft voor de Meervleermuis de functie als vliegroute en jachtgebied. Deze soort verblijft in gebouwen in de omgeving. In het najaar, vanaf september, trekken ze naar hun winterverblijven. De winterverblijven liggen veelal op grote afstand van zomerverblijven. Wanneer ze definitief vertrekken is mede afhankelijk van de weersomstandigheden en de nacht temperatuur. Eind maart, begin april keren ze terug naar het zomerverblijf. De Meervleermuis verlaat de verblijfplaats na zonsondergang om op jacht te gaan en is voor zonsopkomst terug in het verblijf. Deze soort heeft een hekel aan verlichting langs vliegroutes en in zijn jachtgebied. Met name voor de Meervleermuis kan verlichting tijdens de werkzaamheden het gebied (tijdelijk) ongeschikt maken. De werkzaamheden worden uitgevoerd op normale werkuren overdag. Als ze vroeg starten, dan wordt er ’s ochtends om 7.00 uur gestart. Er wordt maximaal tot 17.00 uur doorgewerkt. Uit de tabel van De Bilt met de tijden voor zonsopkomst en zonsondergang blijkt dat verlichting van het werk ’s ochtends nodig is vanaf half september tot circa eind maart. Verlichting van het werk aan het eind van de dag is nodig vanaf half oktober tot circa eind februari. In de periode dat verlichting invloed kan hebben op het gedrag van de Meervleermuis is deze in de omgeving niet meer aanwezig, maar onderweg naar de winterverblijven c.q. verblijft in de winterverblijven. Hierdoor worden geen negatieve effecten op de Meervleermuis verwacht door de werkzaamheden. Afname omvang leefgebied Het verondiepen en het dempen van delen van de Regge heeft direct invloed op het leefgebied van de Kleine modderkruiper en Rivierdonderpad.
Bijlage 1 - overwegingen
Voor de Rivierdonderpad vormt de Regge geen optimaal leefgebied. Deze vissoort is weinig mobiel en vertonen nagenoeg geen paaimigratie. Deze soort verplaatst zich meestal slechts enkele tientallen meters en zwemt zelden in open water of boven kale ondergrond. Ze leeft op plekken met voldoende beschutting in de vorm van stenen, bladeren en takken. Overdag verschuilt deze vis zich hieronder. De voorkeur is daarbij een schuilplaats onder een steen. Hieronder wordt ook een nest gemaakt en eieren gelegd. Daarnaast is zuurstofrijk water belangrijk. Deze omstandigheden komen met name voor in de omgeving van stortstenen oevers en kunstwerken als stuwen. In de Regge zijn deze omstandigheden binnen het projectgebied alleen aanwezig bij de monding van de Hammerwetering en in de directe omgeving van de Achemederbrug. Op deze locaties vinden binnen dit project geen grote veranderingen plaats. Negatieve effecten worden op deze soort niet verwacht.
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
17
Voor de Kleine modderkruiper kunnen significant negatieve effecten op voorhand niet worden uitgesloten, aangezien het hele leefgebied van deze soort wordt veranderd. Deze soort leeft in stilstaand of zwak stromend ondiep water. Daarbij is deze soort niet erg kieskeurig wat betreft type waterkwaliteit. Voor jonge dieren zijn met name de ondiepere oeverzones met waterplanten van belang. In deze ondiepe zones is voldoende voedsel te vinden en komen minder vijanden voor, zoals roofvissen. De diepere delen van de Regge worden waarschijnlijk vooral in de winterperiode bij vorst gebruikt om te overwinteren. Het optimale leefgebied (ondiepe oevers) bestaat met name uit de eerste 1 á 2 meter van de oevers. Binnen het Natura 2000-gebied is in de huidige situatie in de Regge circa 1,4 ha aan optimaal leefgebied aanwezig. Bij het verondiepen en het dempen van delen van de Regge verdwijnt tijdelijk dit leefgebied voor deze soort. De verwachting is dat de nieuw aangelegde oevers binnen circa 2 jaar voldoende begroeid zijn om weer als optimale leefgebied voor de jonge modderkruipers te kunnen functioneren. Deze periode wordt verkort door eerst de nieuwe rivierarmen te graven. De ontwikkeling van de oeverbegroeiing kan hier eerder starten, dan in de Regge zelf. De Regge zelf wordt later in de planning aangepakt, waardoor niet al het leefgebied in één keer verdwijnt. Een tijdelijke teruggang van het optimale leefgebied binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied is te voorkomen. Door de herinrichting van de Regge ontstaan meer ondiepe zones, die voor een groter deel begroeid zullen zijn met oever- en waterplanten. Dit leidt tot een verbetering van de kwaliteit van het leefgebied en een toename van het optimale leefgebied voor de Kleine modderkruiper tot circa 2,2 ha. Significant negatieve effecten op de omvang het leefgebied zijn niet aanwezig (zie kaart in bijlage II bij Notitie beoordeling effecten Kleine modderkruiper). Reductie van populatieomvang De Kleine modderkruiper vertoont bij gevaar met name vluchtgedrag naar beneden, de vegetatie of de modder in. Hierdoor kunnen de aanwezige exemplaren bij demping bedolven raken. Doordat het hele traject van de Regge binnen het Natura 2000-gebied wordt veranderd, bestaat het gevaar dat alle aanwezige individuen sterven. De gangbare maatregelen bij het dempen van watergangen, zoals het tijdelijk compartimenteren, droogpompen en wegvangen van aanwezige vissen, is bij een stromende rivier als de Regge niet mogelijk. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de Regge worden ten behoeve van de aanwezige vissen daarom andere maatregelen genomen. Door de beschreven werkwijze (zie projectomschrijving onder A1) wordt een maximale inspanning geleverd om zo veel mogelijk individuen te behouden. Het terugplaatsen van gevangen exemplaren buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied is echter minder gewenst. De soort is niet erg mobiel en verspreidt zich niet over grote afstanden. Het betreft dan afstanden van 1.000 tot 3.000 m. Als er geen echte noodzaak is voor verplaatsing over grotere afstanden, dan blijft verplaatsing minimaal.
Bijlage 1 - overwegingen
Het is begrijpelijk dat het terugplaatsen van de individuen buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden nodig is. Aangezien er stroomafwaarts wordt gewerkt zal met name voor het eerste deel terugplaatsen binnen het Natura 2000-gebied lastig zijn. Wij onderkennen dit probleem, maar vinden het terug plaatsen op 1.000 m afstand van het beschermde gebied niet acceptabel. Dat heeft te maken met het gegeven dat de soort zich bij voorkeur niet verplaatst over grotere afstanden. Buiten het Natura 2000-gebied geniet de soort niet dezelfde bescherming. Het doel is om de populatie binnen het Natura 2000-gebied te behouden. De afstand tussen de locatie, waar ze worden teruggeplaatst, en het beschermde gebied dient daarom zo klein mogelijk te zijn. In afwijking van de beschreven maatregelen in de aanvraag passen we de afstand aan naar maximaal 500 m. Wij achten de maatregelen verder voldoende om het behoud van de locale populatie, in overeenstemming met het instandhoudingsdoel, in stand te houden.
Datum
05.07.2012 Kenmerk
De werkzaamheden aan de Regge kunnen ook voor de Bittervoorn negatieve effecten hebben. Het voorkomen van deze soort is echter tijdens recente visonderzoeken niet aangetoond. Als de soort in de Regge voorkomt dan voorkomt de beschreven werkwijze, zoals weergegeven bij de projectomschrijving, dat individuen worden gedood. Het leefgebied wordt door de herinrichting van de Regge verbeterd. Negatieve effecten op de soort zijn niet te verwachten. Om zeker te zijn dat de beschreven werkwijze wordt uitgevoerd, wordt deze verankerd in voorschriften bij de vergunning.
2012/0172138 Pagina
18
Na realisatie Als het project is afgerond kunnen negatieve effecten optreden op de habitattypen Alluviale bossen en Oud eikenbos door veranderingen in de grondwaterstand. Op de habitatsoorten Grote modderkruiper en Kamsalamander kunnen negatieve effecten optreden door veranderingen in de overstromingsfrequentie. Ook de habitattypen Alluviale bossen en Stroomdalgraslanden kunnen hierdoor negatief worden beïnvloed. Voor alle overige habitatsoorten is er sprake van een verbetering van de kwaliteit van het leefgebied door de aanwezigheid van bredere ondiepe oevers met oever- en waterplanten. Veranderingen grondwaterstand Het verondiepen van de Regge heeft als effect dat locaal de grondwaterstanden worden verhoogd. Er wordt echter expliciet rekening gehouden met het huidige landbouwkundige gebruik van delen van het aangrenzende gebied. Behoud van de huidige grondwaterstanden binnen deze landbouwkundige gebruikte gebieden wordt door het waterschap gegarandeert. Voor een aantal habitattypen in het Natura 2000-gebied Vecht en Beneden Regge is de grondwaterstand in de huidige situatie te laag. Verhoging van de grondwaterstand is voor deze natuurwaarden een positieve ontwikkeling. Voor bossen met voornamelijk volwassen bomen geldt echter dat een verhoging van de grondwaterstand kan leiden tot sterfte van de fijnere wortels van de bomen. En die sterfte leidt tot een vermindering van de vitaliteit van de bomen en in het extreme geval tot sterfte van de bomen. Of deze effecten optreden is o.a. afhankelijk van de duur van de verdroogde situatie, de grondwatertrap4 van de bodem op de groeiplaats en de boomsoort. Uit de gegevens bij de aanvraag blijkt dat het verondiepen van de Regge binnen het projectgebied ‘Nieuwe brug’ tot een grondwaterstandstijging van circa 5 cm tot locaal meer dan 25 cm. 4
Grondwatertrappen geven de diepte en dynamiek van de grondwaterstand in de bodem weer ten opzichte van het maaiveld. Er zijn verschillende classes (uitgedrukt in Romeinse cijfers van I tot VII; van nat naar droog) op basis van de gemiddelde hoogste en gemiddelde laagste grondwaterstand.
Bijlage 1 - overwegingen
Het habitattype Oude eikenbossen staat op een bodem, waar sprake is van een diepe grondwaterstand in het voorjaar en de zomer (> 2,0 m – mv.). Afhankelijk van het leemgehalte van die bodem kunnen de bomen echter nog wel in contact staan met het grondwater. Als het grondwater niet binnen het bereik van de wortelzone komt leidt de grondwaterstandverhoging niet tot het afsterven van de haarwortels van de volwassen bomen. Uit de literatuur4 blijkt dat de Zomereik zeer gevoelig is voor vernatting. Het bos staat echter op een bodem met een grondwatertrap VII*. Bij deze grondwatertrap tolereert de Zomereik een grondwaterstandstijging van 40 cm. De berekende stijging van de grondwaterstand blijft hier ruim onder. Negatieve effecten treden met zekerheid niet op.
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138
De bossen die dicht langs de Regge groeien (habitattype Alluviale bossen) staan op een leemrijke bodem (Beekeerdgrond). De grondwaterstanden in het voorjaar en de zomer zijn locaal dieper dan 1,0 m tot 2,0 m –mv. Door het leemgehalte in de bodem blijven de bomen ook bij deze grondwaterstanden in contact staan met het grondwater. Hier leidt het verondiepen tot een verhoging van het grondwater met 10 tot 25 cm. Het betreffende bos bestaat uit boomsoorten als wilgen, elzen en berk en in mindere mate eik. De bepalende bomen voor dit habitattype zijn hier vooral Zwarte els en Grauwe wilg. Beide boomsoorten zijn zeer tolerant voor vernatting. De Zomereik en Zachte berk zijn zeer gevoelig voor vernatting. Uit de literatuur5 blijkt echter dat deze bomen bij een grondwatertrap III* een toename van 20 tot 30 cm tolereren. De berekende toename van de grondwaterstand ligt binnen deze range. Negatieve effecten zijn daardoor niet te verwachten. Het habitattype blijft instant en past zich aan, aan de gewijzigde grondwaterstanden.
Pagina
19
Wijzigingen in overstromingsfrequentie Door de aanpassingen aan de Regge treden in een groter deel van het Reggedal overstromingen op. De frequentie hiervan kan tevens licht toenemen. Deze overstromingen beïnvloeden de habitattypen Alluviale bossen en Stroomdalgrasland. Het habitattype Alluviale bossen verdraagt regelmatige inundaties met een duur van meer dan 10 dagen. Afhankelijk van de kwaliteit van het rivierwater en de periode, waarin overstromingen plaats vinden, kan een toename hiervan mogelijk leiden tot een verruiging van de plantengemeenschap. Van nature is dit habitattype al betrekkelijk voedselrijk. Aangezien het habitattype in de huidige situatie met hetzelfde water overstroomt wordt een dergelijke verruiging niet verwacht. Het habitattype Stroomdalgrasland verdraagt eveneens overstromingen, maar deze mogen niet langer duren dan enkele dagen per jaar. Overstromingen in het groeiseizoen veroorzaakt een achteruitgang van de kwaliteit van het habitattype. De overstromingsfrequentie van dit gebied zal in de gewijzigde situatie echter niet toenemen omdat de kade hier blijft gehandhaafd. De habitatsoorten Kamsalamander en de Grote modderkruiper zijn gevoelig voor overstromingen omdat hiermee vissen binnen het leefgebied van deze soorten wordt gebracht. De Kamsalamander gebruikt bij voorkeur wateren met een lage dichtheid aan vis. In visrijke wateren worden de eitjes en larven opgegeten door de vissen. Hierdoor neemt het voortplantingssucces van de Kamsalamander af. De huidige voortplantingslocaties van de Kamsalamander bevinden zich buiten het gebied dat overstroomt. Negatieve effecten op deze soort zijn hierdoor uit te sluiten.
5
Olsthoorn, A.F.M. 2003
Bijlage 1 - overwegingen
Ook de Grote modderkruiper is gebaat bij visarme wateren. Deze soort kan in de jonge fase van zijn leven slecht tegen concurrentie. Daarnaast worden de larven ook gegeten door vissen. In visrijke wateren zal de soort snel verdwenen zijn. Het leefgebied van deze soort bevindt zich nu in watergangen van de Eerder hooilanden en enkele geïsoleerd liggende zijarmen van de Regge. Deze zijarmen overstromen in de huidige situatie ook. Hetzelfde geldt voor het leefgebied in de Eerder hooilanden. Zowel de watergangen in de Eerder hooilanden als de zijarmen bevinden zich in een ver gevorderd stadium van verlanding, waardoor ze voor de meeste andere vissoorten geen geschikt leefgebied vormen. Deze verlanding wordt binnen het project niet veranderd. De overstromingen leiden daardoor niet tot negatieve effecten op de Grote modderkruiper. Conclusie toetsing De uitvoering van het project leidt tot negatieve effecten op enkele habitatsoorten. Deze effecten worden door het nemen van maatregelen grotendeels weggenomen. Er is geen sprake van een significant negatief effect hierdoor.
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
Na afronding van de uitvoering draineert de Regge de omgeving minder, waardoor de grondwaterstanden in de directe omgeving in de winter en het voorjaar tot enkele tientallen centimeters stijgen. Het landbouwkundig gebruik in delen van gebied, waar deze grondwaterstijging optreedt, wordt door het waterschap echter gegarandeerd. Daarnaast is er door de verondieping van de Regge sprake van een toename van de dynamiek. Het water krijgt meer ruimte waardoor er in delen van het Reggedal eerder sprake is van overstroming. Er zijn geen negatieve effecten op habitattypen en soorten.
20
De veranderingen in de Regge heft voor een deel de verdroging in delen van het Natura 2000gebied ‘Vecht en Beneden Regge’ op. Ze leiden tevens tot een natuurlijker watersysteem met nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden van verschillende plantengemeenschappen en habitatsoorten. Het project heeft een positieve uitwerking op de instandhoudingsdoelen en de ecologische samenhang in het gebied. B2.3 Cumulatieve effecten Toetsing aan cumulatieve effecten is van belang om te voorkomen dat een opeenstapeling van op zich kleine negatieve effecten uiteindelijk leidt tot significante negatieve effecten op een instandhoudingsdoel. Alleen voor de Kleine modderkruiper worden negatieve effecten verwacht. In theorie kan cumulatie optreden met het aangrenzende Reggeherstelproject ‘Archemermaten. Het project Archemermaten ligt bovenstrooms van het projectgebied Eerder hooilanden. Dit project is al in uitvoering. Als gevolg van de werkzaamheden in dit deelgebied kan extra vertroebeling van het water in de Regge in het Natura 2000-gebied optreden. Vertroebeling van het water leidt tijdelijk tot een vermindering van doorzicht. Gezien de dynamiek van de Regge ter plaatse van de stuw bij de Archemermaten worden geen effecten op het zuurstofgehalte van de Regge stroomafwaarts verwacht. Voor de Kleine modderkruiper is vertroebeling van het water verder geen probleem, omdat deze vissoort geen zichtjager is. Er worden dan ook geen negatieve effecten op de kwaliteit van het leefgebied van Kleine modderkruiper door de uitvoering van dit project in het aangrenzende gebied. Van cumulatie van negatieve effecten is geen sprake.
Bijlage 1 - overwegingen
B3
Zienswijzen
B3.1 Bespreking van ingediende zienswijze De gemeente Ommen heeft binnen de gestelde termijn geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze uit te brengen.
C
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
Slotconclusie
Uit de beoordeling van het project ‘Reggeherstelproject Klimaatbuffer: deelgebieden Nieuwebrug en Eerder hooilanden’ blijkt dat de bij het verondiepen van de Regge en het dempen van delen ervan leiden tot (significant) negatieve effecten. Om deze effecten weg te nemen worden verschillende maatregelen getroffen. Deze maatregelen zijn voldoende om de duurzame instandhouding van de Kleine modderkruiper te garanderen. Uitvoering van de maatregelen moet wel worden verzekerd, zodat ze als voorschriften aan de vergunning worden verbonden. Na realisatie van de herinrichting van de Regge wordt voor een deel in dit Natura 2000-gebied de verdroging verminderd. Locaal is er sprake van een verhoging van de grondwaterstand in de winter en het voorjaar. Deze grondwaterstand leidt niet tot negatieve effecten op de kwalificerende bostypen. Daarnaast is er door de verondieping van de Regge sprake van een toename van de dynamiek. Het water krijgt meer ruimte waardoor er in delen van het Reggedal eerder sprake is van overstroming. Er zijn geen negatieve effecten op habitattypen en soorten.
21
Het project brengt de instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000-gebied ´Vecht en Beneden Regge´ niet in gevaar. Op basis van de passende beoordeling kennen we met zekerheid het optreden van significant negatieve effecten uitsluiten. Vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet kan, onder voorwaarden, worden verleend.
Bijlage 2: Gebiedsbeschrijving
Gebiedsbeschrijving en instandhoudingsdoelen Natura 2000-gebied ‘Vecht en Beneden Regge’
BIJLAGE 2
Gebiedsbeschrijving
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
22
Het gebied Vecht en Beneden-Regge ligt in twee zeer verschillende landschappen: in het rivierengebied (uiterwaarden van de Vecht en de Beneden-Regge) en in de hogere zandgronden (Boswachterij Ommen, Beerze, het landgoed Eerde en de Archermer- en Lemelerberg). De bodem van de hogere zandgronden is van oorsprong zuur en voedselarm, langs Vecht en Regge komen voedselrijkere bodemtypes voor. De Overijsselse Vecht is een kleine rivier waarin veel transport van zand plaats vindt door erosie en sedimentatie. De rivier is hier niet bedijkt en er zijn reliëfrijke rivierduinen, hoge oeverwallen en oude meanders. De rivier is, onder andere bij de koelanden van Junne en Arriën, rechtgetrokken, er zijn stuwen in aangebracht en het zomerbed is verbreed. Inundaties met rivierwater zijn daardoor afgenomen evenals nieuwe zandafzettingen. De Regge is een kleine laaglandrivier in het oostelijk zandgebied. Langs de Vecht bevinden zich oude meanders in verschillende stadia van verlanding, rivierduinen, natte en droge schraalgraslanden (waaronder stroomdalgraslanden), ruigten, struwelen gedomineerd door sleedoorn, heiderestanten met jeneverbesstruweel en loofbos. In de ongestoorde kronkelwaarden is een grote verscheidenheid aan milieuomstandigheden die worden bepaald door hoogteligging, vochtigheid, voedselrijkdom, kalkgehalte, expositie en microklimaat. Het dekzandgebied is een groot complex van naald- en loofbossen, heiden, stuifzanden en vennen. Het grootste deel van de heiden bestaat uit droge struikheibegroeiingen. In laagten komen natte heiden met dophei en soms veenmossen voor. Plaatselijk komen vochtige, schrale graslanden voor waarin klokjesgentiaan en borstelgras kenmerkend zijn. In Beerze liggen daarnaast een mooi kamduin en uitgebreide veenputtencomplexen. Aanwijzingen Beschermd natuurmonument Het gebied ‘Junner en Arriër Koeland’ is op 8 juni 1993 op basis van artikel 7 van de (oude) Natuurbeschermingswet als beschermd natuurmonument én als Staatsnatuurmonument (beiden verder aangeduid als beschermd natuurmonument) aangewezen (kenmerk NBLF 935048 en NBLF 93-5046, Stcrt. 1993, nr. 118) door het toenmalige Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Dit gebied is aangewezen als beschermd natuurmonument vanwege de grote geologische en geomorfologische betekenis door de aanwezigheid van nog ongestoorde afzettingen uit het Pleistoceen en het Holoceen, zoals dekzanden, kronkelwaarden en rivierduinen. Plaatselijk treedt kwel aan de oppervlakte. De geologische diversiteit binnen dit betrekkelijk kleine gebied leidt tot een grote verscheidenheid in milieuomstandigheden en dat uit zich in de vegetatie. In het gebied zijn oude Vechtmeanders aanwezig in verschillende stadia van verlanding, natte en droge (schraal)graslanden, ruigten, struwelen gedomineerd door Sleedoorn, heiderestanten met jeneverbesstruweel en natuurlijk loofbos. Als gevolg van de grote variatie in de vegetatie is het gebied tevens rijk aan fauna. In het gebied is een groot aantal broedvogels, insecten, verschillende soorten reptielen, amfibieën, dagvlinders en libellen aanwezig. Ook de das gebruikt het gebied om er voedsel te zoeken. Door de grote afwisseling van terreintypen, de weidsheid van het parkachtige landschap en de relatieve ongereptheid is het gebied ook vanuit het oogpunt van natuurschoon van betekenis.
Bijlagen
Datum verzending
Bijlage 2: Gebiedsbeschrijving
Tot de wezenlijke kenmerken en waarden worden niet alleen bovenstaande waarden gerekend, maar ook de rust, de hydrologische gesteldheid en de opbouw van het bodemprofiel gerekend. Het gebied ‘De Stekkenkamp’ is op 13 december 1993 ingevolge artikel 7 van de (oude) Natuurbeschermingswet als beschermd natuurmonument aangewezen (kenmerk NBLF 9310739, Stcrt. 1993, nr. 244) door het toenmalige Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138
Dit gebied is aangewezen als beschermd natuurmonument vanwege de grote geologische, geomorfologische en bodemkundige betekenis door de aanwezigheid van nog ongestoorde afzettingen uit het Pleistoceen en het Holoceen, zoals dekzandruggen (plaatselijk met esdek), richels, geulen en rivierduinen en een afgesneden meandergeul opgevuld met venige klei. Plaatselijk treedt kwel aan de oppervlakte, die van groot belang is voor plantensoorten en de waterkwaliteit. De diversiteit binnen dit betrekkelijk kleine gebied leidt tot een grote verscheidenheid in milieuomstandigheden en dat uit zich in de vegetatie. In het gebied zijn rivierduincomplexen aanwezig met jeneverbesstruweel, een verlande oude Vechtmeander, bos en rivierduingraslanden. Het gebied betreft een oud cultuurlandschap met onder andere essen omgeven door zware houtsingels, loof- en naaldbos, broekbos en lage vochtige rivierdalgronden.
Pagina
23
Als gevolg van de grote variatie in de vegetatie is het gebied tevens rijk aan fauna. In het gebied is een groot aantal broedvogels, verschillende soorten reptielen, amfibieen, dagvlinders en libellen aanwezig. Ook de das gebruikt het gebied om er voedsel te zoeken. Door de grote afwisseling van terreintypen, het parkachtige landschap en de relatieve ongereptheid is het gebied ook vanuit het oogpunt van natuurschoon van betekenis. Tot de wezenlijke kenmerken en waarden worden niet alleen bovenstaande waarden gerekend, maar ook de rust, de hydrologische gesteldheid en de opbouw van het bodemprofiel gerekend. Het gebied ‘De Karshoek’ is op 23 mei 1990 op basis van artikel 7 van de (oude) Natuurbeschermingswet als beschermd natuurmonument aangewezen (kenmerk NMF 906267, Stcrt. 1990, nr. 108) door het toenmalige Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Dit gebied is aangewezen als beschermd natuurmonument vanwege de grote geomorfologisch betekenis van onvergraven rivierduinen en kronkelwaarden in het rivierdal en slenken en stuifduinen op de dekzandvlakte. Het gebied bestaat uit een rivierduingrasland omgeven door een voormalige Vechtmeander en een aangranzend hoger gelegen heideterrein met jenerbesstruweel. Ecologische en landschappelijk vormt dit één geheel. De gevarieerde opbouw heeft geleid tot een grote diversiteit aan planten en dieren. In het gebied komen de Das voor, een groot aantal vogelsoorten en een gevarieerde dagvlinderfauna. Tot de wezenlijke kenmerken en waarden worden niet alleen bovenstaande waarden gerekend, maar ook de geomorfologische structuur, de opbouw van het bodemprofiel, de gevarieerde opbouw, de rust en de terreingesteldheid die voortkomt uit het vroegere gebruik.
Bijlage 2: Gebiedsbeschrijving
Per 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 (verder Nbwet) in werking getreden. In artikel 15a, lid 2, geeft de wet aan dat de aanwijzing als beschermd natuurmonument (BN) vervalt als deze deel uitmaakt van een aangewezen gebied als bedoeld in artikel 10a, eerste lid. Het gebied ‘Vecht en Beneden Regge’ is nog niet definitief aangewezen, zodat de bescherming van de waarden in de aanwijziginsbesluiten als BN nog onverkort van kracht is. Richtlijn 92/43/EEG (Habitatrichtlijn) Het gebied ‘Vecht en Beneden Regge’ is als speciale beschermingszone krachtens de Habitatrichtlijn (92/43/EEG) aangemeld (nummer NL9801017). Op 20 mei 2003 vond de aanmelding plaats en op 7 december 2004 heeft de Europese Commissie de door Nederland aangemelde Habitatrichtlijngebieden op de communautaire lijst geplaatst. Omdat de Habitatrichtlijngebieden nog niet definitief zijn vastgesteld, zijn deze gebieden nog niet op grond van artikel 10a van de Natuurbeschermingswet 1998 aangewezen. Dit Habitatrichtlijngebied wordt voortaan aangeduid als Natura2000-gebied Vecht- en Beneden-Reggegebied (landelijk gebiedsnummer 39).
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
24
Ontwerp instandhoudingdoelen Natura 2000-gebied ‘Vecht en Beneden Reggegebied’ Op grond van artikel 10a Nb-wet ’98 bestaat de verplichting om in een aanwijzing doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van leefgebieden van vogelsoorten dan wel doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van de in het wild levende dier- en plantensoorten op te nemen. Om die reden zijn voor elk Natura2000-gebied instandhoudingsdoelstel-lingen geformuleerd, waarbij per habitattype en per (vogel)soort is uitgegaan van landelijke doelen en de bijdrage die een gebied redelijkerwijs kan leveren voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau. In het ontwerp besluit van het Natura 2000-gebied ‘Vecht en Benden Reggegebied’ zijn de kwalificerende waarden verdeeld in kwalitatieve instandhoudingdoelstellingen voor vogelsoorten, habitatsoorten, en habitats. Tevens zijn de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis binnen de gebiedsdelen van de voormalige beschermd natuurmonumenten nog van kracht. De doelen van het Natura 2000-gebied zijn in de navolgende tekst weergegeven. Algemene doelen Behoud van de bijdrage van het Natura2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie. Behoud van de bijdrage van het Natura2000-gebied aan de ecologische samenhang van het Natura2000-netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie. Behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende natuurlijke habitattypen en soorten. Behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied voor alle habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd. Behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd.
Bijlage 2: Gebiedsbeschrijving
Habitatrichtlijn - habitattypen H2310 Psammofiele heide met Calluna en Genista Doel Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit.
Datum
05.07.2012
H2330 Doel
Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit.
H3160 Doel
Dystrofe natuurlijke poelen en meren Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit.
H4010 Doel
Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit vochtige heiden, hogere zandgronden (subtype A).
H4030 Doel
Droge Europese heide Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit.
H5130 Doel
Juniperus communis-formaties in heide of kalkgrasland Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit.
H6120 * Doel
Kalkminnend grasland op dorre zandbodem Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit.
H6230 *
Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa) Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit.
Kenmerk
2012/0172138 Pagina
25
Doel H6430 Doel
Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones Behoud oppervlakte en kwaliteit ruigten en zomen, moerasspirea (subtype A).
H7140 Doel
Overgangs- en trilvenen Behoud oppervlak en behoud kwaliteit overgangs- en trilvenen, trilvenen (subtype A).
H7150 Doel
Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion Behoud oppervlakte en kwaliteit.
H9190 Doel
Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten met Quercus robur Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit.
H91E0 *
Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit vochtige alluviale bossen, beekbegeleidende bossen (subtype C).
Doel
Habitatrichtlijn – habitatsoorten H1134 Bittervoorn Doel Behoud verspreiding, omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie.
Bijlage 2: Gebiedsbeschrijving
Datum
05.07.2012 Kenmerk
2012/0172138 Pagina
26
H1145 Doel
Grote modderkruiper Uitbreiding verspreiding, omvang leefgebied en behoud kwaliteit leefgebied voor uitbreiding populatie.
H1149 Doel
Kleine modderkruiper Behoud verspreiding, omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie.
H1163 Doel
Rivierdonderpad Behoud verspreiding, omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie.
H1166 Doel
Kamsalamander Uitbreiding verspreiding, omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor uitbreiding populatie.
H1318 Doel
Meervleermuis Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie.