LJN: AD9613, Hoge Raad , C00/311HR Datum uitspraak: Datum publicatie: Rechtsgebied: Soort procedure: Vindplaats(en):
26-04-2002 26-04-2002 Handelszaak Cassatie JOL 2002, 260 Rechtspraak.nl
Uitspraak 26 april 2002 Eerste Kamer Nr. C00/311HR JMH Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: de vennootschap naar Duits recht MECKLENBURGER KARTOFFELVEREDLUNG GMBH, gevestigd te Hagenow, Bondsrepubliek Duitsland, EISERES tot cassatie, voorwaardelijk incidenteel verweerster, advocaat: mr. G. Snijders, tegen 1. [Verweerster 1], gevestigd te [vestigingsplaats], 2. [Verweerder 2], wonende te [woonplaats], 3. [Verweerder 3], wonende te [woonplaats], VERWEERDERS in cassatie, voorwaardelijk incidenteel eisers, advocaat: mr. M.H. van der Woude. 1. Het geding in feitelijke instanties Eiseres tot cassatie - verder te noemen: MKV - heeft bij exploit van 24 mei 1995 verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - gedagvaard voor de Rechtbank te Groningen en gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [verweerder] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten, te veroordelen tot betaling aan MKV van een bedrag van DM 970.198,63, vermeerderd met DM 32.297,05 aan buitengerechtelijke incassokosten, alsmede vermeerderd met de rente ex art. 78 CISG vanaf 16 februari 1995, althans vanaf de datum waarop [verweerder] c.s. in verzuim zijn, tot aan de dag van de algehele voldoening. [Verweerder] c.s. hebben de vordering bestreden en in reconventie gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad MKV te veroordelen tot betaling aan [verweerder] c.s. van een bedrag van DM 10.120,40, of de tegenwaarde daarvan in Nederlandse guldens berekend naar
de koers van de dag van de betaling, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 maart 1995, subsidiair vanaf 6 oktober 1995, tot aan de dag van de algehele voldoening. MKV heeft in conventie haar vordering voorwaardelijk vermeerderd met een bedrag van DM 4.772,80 en heeft voorts in reconventie de vordering van [verweerder] c.s. bestreden. De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 18 oktober 1996 in conventie de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door partijen over de te benoemen drie deskundigen en de door dezen te beantwoorden vraagpunten, en zowel in conventie als in reconventie iedere verdere beslissing aangehouden. Tegen dit tussenvonnis hebben [verweerder] c.s. zowel in conventie als in reconventie hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Bij tussenarrest van 19 mei 1999 heeft het Hof MKV toegelaten tot bewijs van haar stelling dat haar namens [verweerder] c.s. op 21 september 1994 een aanbod is gedaan conform hetgeen zij in haar faxbericht van 23 september 1994 heeft aanvaard. Bij eindarrest van 12 juli 2000 heeft het Hof in conventie het bestreden vonnis vernietigd en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de vordering van MKV afgewezen, en in reconventie [verweerder] c.s. niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en de zaak ter verdere berechting (in reconventie) teruggewezen naar de Rechtbank te Assen (lees: Groningen). Beide arresten van het Hof zijn aan dit arrest gehecht. 2. Het geding in cassatie Tegen het eindarrest van het Hof heeft MKV beroep in cassatie ingesteld. [Verweerder] c.s. hebben tegen het tussenarrest voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende het voorwaardelijk incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit. [Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het principale beroep. MKV heeft geconcludeerd tot referte in het incidentele beroep. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor MKV mede door mr. J.H.M. van Swaaij, advocaat bij de Hoge Raad. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het principale beroep. 3. Uitgangspunten in het principale en in het incidentele beroep 3.1 In cassatie kan, deels veronderstellenderwijs, van het volgende worden uitgegaan. (i) [Verweerder] c.s. hebben, na voorafgaande contacten tussen hun vertegenwoordiger [betrokkene A] enerzijds en MKV anderzijds, bij brief van 6 september 1994 aan MKV te kennen gegeven diverse soorten aardappelen te kunnen leveren. (ii) Op of omstreeks 20 september 1994 zijn vervolgens 1000 ton aardappelen van het ras Mentor door [verweerder] c.s. aan MKV verkocht, zulks voor een koopprijs van DM 20,-- per 100 kg, exclusief BTW. Bij deze transactie, die per faxbrief van 21 september 1994 door [verweerder] aan MKV is bevestigd, waren aan de zijde van [verweerder] c.s. zowel [betrokkene A] als een van de [verweerders] rechtstreeks betrokken. (iii) Bovendien heeft [betrokkene A] in naam van [verweerder] c.s. met MKV een overeenkomst gesloten, onder meer strekkende tot levering door [verweerder] aan MKV van nog eens 500 en 1500 ton aardappelen van het ras Mentor, 2000 ton aardappelen van het ras Elkana en 1000 ton aardappelen van het ras Aurora, een en ander conform de inhoud van het onder 2c van het vonnis van de Rechtbank vermelde faxbericht van 23 september 1994, waarbij dit door MKV werd bevestigd. (iv) Naar aanleiding van een op 17 november 1994 door [betrokkene A] bij MKV gevoerde bespreking heeft MKV een "Protokoll" opgesteld, waarin onder meer werd vastgelegd dat [verweerder] 5772 ton aardappelen aan haar zou leveren en dat dit aardappelen van de soorten Mentor, Elkana, Aurora en Produzent zouden zijn.
3.2 MKV heeft, voor zover in cassatie van belang, in conventie gevorderd [verweerder] c.s. te veroordelen tot schadevergoeding wegens niet levering van de hiervoor in 3.1 onder (iv) vermelde aardappelen, welke aardappelen namens [verweerder] c.s. bevoegdelijk door [betrokkene A] aan MKV zouden zijn verkocht. 3.3 Bij zijn eindarrest heeft het Hof, nadat in eerste aanleg hierover anders was beslist, voormelde vordering afgewezen. Daartoe heeft het, kort samengevat en voor zover thans van belang, geoordeeld dat [betrokkene A] noch krachtens zijn arbeidsovereenkomst noch krachtens bijzondere volmacht bevoegdheid had om namens [verweerder] c.s. met betrekking tot leveringen als de onderhavige, verplichtingen aan te gaan en dat hier evenmin sprake was van verklaringen of gedragingen van [verweerder] c.s., op grond waarvan MKV heeft aangenomen en redelijkerwijs ook mocht aannemen dat [betrokkene A] krachtens volmacht van [verweerder] c.s. een dergelijke bevoegdheid wel had. 4. Beoordeling van het middel in het principale beroep 4.1 Onderdeel 1 klaagt over het oordeel van het Hof dat [betrokkene A] krachtens zijn arbeidsovereenkomst geen bevoegdheid had om namens [verweerder] c.s. met betrekking tot leveringen als de onderhavige, verplichtingen aan te gaan. Voor zover het Hof dit oordeel heeft gemotiveerd met de overweging dat [verweerder] c.s. onweersproken hadden gesteld dat [betrokkene A] blijkens zijn aanstellingsbrief van 31 mei 1994 die bevoegdheid niet had hetgeen, kort gezegd, de kern van de motivering van het Hof oplevert – wordt zulks in onderdeel 1a terecht onbegrijpelijk genoemd, nu MKV onder 33 van haar memorie van antwoord juist op dit punt verweer had gevoerd, daarbij stellende dat de hier bedoelde aanstellingsbrief haar nimmer ter kennis was gebracht en ook niet tot de processtukken behoorde en dat zij het bestaan ervan bij gebrek aan wetenschap betwistte, een en ander met uitdrukkelijke bestrijding van de door [verweerder] c.s. gestelde beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [betrokkene A]. De onderdelen 1b en 1c behoeven na het vorenoverwogene geen bespreking meer. 4.2 Onderdeel 2 bevat enkele klachten met betrekking tot het oordeel van het Hof dat hier evenmin sprake was van verklaringen of gedragingen van [verweerder] c.s., op grond waarvan MKV heeft aangenomen en redelijkerwijs ook mocht aannemen dat [betrokkene A] krachtens volmacht van [verweerder] c.s. de bevoegdheid had om namens hen verplichtingen als de onderhavige aan te gaan. 4.3 Het Hof heeft dit oordeel in rov. 11 van zijn eindarrest als volgt gemotiveerd ("appellanten sub 2 en 3" waren de beide [verweerders]): "[Verweerder] c.s. hebben onweersproken gesteld dat partijen 3 weken lang hebben onderhandeld over de verkoop van de 1000 ton Mentor à DM 20 per 100 kilogram, waaraan ook de bespreking op 13 september 1994 was gewijd en dat daarbij met name ook de door MKV verlangde betalingscondities een rol hebben gespeeld. Eerst nadat er een kredietgarantie was verleend hebben [verweerder] c.s. met de betalingscondities van MKV ingestemd en is de overeenkomst op 21 september 1994 definitief tot stand gekomen. In dat licht bezien is het weinig aannemelijk dat [betrokkene A] zonder enige restrictie namens [verweerder] ongeveer 27.000 kilo aardappelen (ter waarde van ongeveer 7 miljoen gulden) te koop zou hebben aangeboden op dezelfde - door MKV gestelde betalingsvoorwaarden – en in een tijdsbestek van enkele dagen heeft kunnen instemmen met de verkoop en levering van 6000 kilogram aardappelen zonder enige vorm van kredietgarantie. Ook MKV heeft dat moeten begrijpen. Nu de directe contacten tussen MKV en appellanten sub 2 en 3 zich - behoudens de omstreden fax van 23 september 1994 - hebben geconcentreerd op de levering van de 1000
ton Mentor, zijn er - behoudens het gesprek op 13 september 1994, waaromtrent hiervoor reeds een oordeel is gegeven - geen verklaringen of gedragingen van [verweerder] c.s. gesteld of gebleken op grond waarvan MKV het bestaan van de volmacht heeft aangenomen en redelijkerwijs ook mocht aannemen.". 4.4 Tegen deze motivering zijn de in het onderdeel geformuleerde klachten gericht. Onderdeel 2a bevat de hoofdklacht. Het klaagt over onbegrijpelijkheid van 's Hofs oordeel dat door [verweerder] c.s. onweersproken is gesteld dat partijen in de door het Hof bedoelde 3 weken uitsluitend over 1000 ton Mentor-aardappelen hebben onderhandeld, hetgeen zich volgens het onderdeel niet verdraagt met de stellingen van MKV in de feitelijke instanties, welke stellingen namelijk ondubbelzinnig inhouden dat het toen reeds over en weer de bedoeling was om - uiteindelijk - tot een meer omvangrijke transactie te komen. MKV heeft in haar cassatiedagvaarding, als toelichting daarop, betoogd dat zij in de feitelijke instanties had aangevoerd, althans dat daarin besloten lag: (a) dat, wat de omstreden aardappeltransacties betreft, [betrokkene A] in de contacten van MKV met [verweerder] c.s. het centrale aanspreekpunt was, hetgeen zou blijken uit de hiervoor in 3.1 onder (i) vermelde brief van [verweerder] c.s. aan MKV, gedateerd 6 september 1994, in welke brief namelijk het telefoonnummer van [betrokkene A] onder de ondertekening met "[verweerster]" prominent wordt vermeld en voorts te kennen wordt gegeven dat [verweerder], zoals "verabredet mit [betrokkene A]", een aantal in die brief nader aangeduide soorten aardappelen aan MKV kan leveren; (b) dat [betrokkene A], met instemming en medeweten van [verweerder] c.s., vanaf 15 september 1994 als enige namens [verweerder] c.s. de contacten onderhield met MKV en ook als enige namens [verweerder] c.s. met MKV onderhandelde; en (c) dat [betrokkene A] als enige namens [verweerder] c.s., met hun instemming en hun medeweten betrokken was bij, onderhandelde over en aanspreekpunt was voor de afwikkeling/uitvoering van de onderhavige overeenkomst(en); welk betoog in de cassatiedagvaarding op blz. 4 vergezeld gaat van een groot aantal verwijzingen naar vindplaatsen in de processtukken, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, en naar de daarbij behorende producties. 4.5 De klacht is gegrond. Nu immers MKV, gelet op de door haar genoemde vindplaatsen, onder verwijzing naar een groot aantal producties, zeer gedetailleerd en uitvoerig had uiteengezet dat, toen partijen over de transactie met betrekking tot de Mentor-aardappelen onderhandelingen voerden, zulks in een veel breder kader gebeurde dan in het kader van die ene transactie met betrekking tot die ene aardappelsoort, en dat mede door het feit dat een van de [verweerders] daarbij direct was betrokken, bij MKV het vertrouwen was gewekt dat [betrokkene A] in dat bredere kader inderdaad volmacht had, kon het Hof niet volstaan met een motivering waarin deze uiteenzetting geheel onbesproken bleef. 4.6 De onderdelen 2b en 2c klagen terecht over onvoldoende motivering van de hiervoor in 4.3 weergegeven overweging van het Hof, voor zover daarin de door [verweerder] c.s. benodigde kredietgarantie ter sprake komt. Te dien aanzien had MKV namelijk betoogd dat die kredietgarantie slechts een restrisico behoefde te dekken, aan welk betoog het Hof geen aandacht heeft besteed. Nu dat betoog, als het juist is, het hoofdargument voor de redenering van het Hof ondergraaft, had het Hof daaraan niet stilzwijgend voorbij mogen gaan. 5. Beoordeling van het middel in het incidentele beroep 5.1 Het in dit beroep aangevoerde middel is gericht tegen het tussenarrest en klaagt erover dat het Hof in rov. 1 van dit arrest, evenals de Rechtbank in haar vonnis onder 2e, als vaststaand
heeft aangenomen dat het Protokoll van 17 november 1994, hiervoor in 3.1 onder (iv) vermeld, onder meer door [betrokkene A] was ondertekend. 5.2 Het middel is gegrond. [Verweerder] c.s. hadden immers, zoals overigens ook het Hof in rov. 2 van zijn tussenarrest aanneemt, zowel de inhoud van het Protokoll als de hier bedoelde ondertekening bestreden (zie hun memorie van grieven op blz. 15 en 21). 5.3 Aangezien MKV het bestreden oordeel niet heeft uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten van het geding in cassatie ten laste behoren te komen van de partij die bij de einduitspraak in het ongelijk zal worden gesteld, zodat de Hoge Raad thans deze kosten tot die einduitspraak zal reserveren. 6. Beslissing De Hoge Raad: in het principale en in het incidentele beroep: vernietigt de arresten van het Gerechtshof te Leeuwarden van 19 mei 1999 en 12 juli 2000; verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing; in het principale beroep: veroordeelt [verweerder] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van MKV begroot op € 4.389,60 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris; in het incidentele beroep: bepaalt dat de kosten van het geding in cassatie zullen worden gebracht ten laste van de partij die bij de einduitspraak in het ongelijk zal worden gesteld; begroot deze kosten tot op deze uitspraak aan de zijde van MKV op € 68,07 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris en aan de zijde van [verweerder] c.s. op € 68,07 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren C.H.M. Jansen, J.B. Fleers, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 26 april 2002. Conclusie Mr. A.S. Hartkamp zitting 8 februari 2002 nr. C00/311 Conclusie inzake Mecklenburger Kartoffelveredlung GMBH tegen 1) [Verweerster 1] 2) [Verweerder 2] 3) [Verweerder 3] Feiten en procesverloop 1) Voor de feiten zij verwezen naar r.o. 2 van het vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Groningen van 22 november 1996. Ook het hof is van die feiten uitgegaan; zie r.o. 1 van het tussenarrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 19 mei 1999. Het gaat in deze zaak om de vraag of de verweerster sub 1 (hierna: [verweerster]) door tussenkomst van haar vertegenwoordiger [betrokkene A] aan de eiseres tot cassatie (hierna
MKV) in september 1994 5.772 ton aardappelen heeft verkocht. [Verweerster] heeft betwist dat deze overeenkomst is gesloten en voorts betoogd dat, indien dat anders zou zijn, [betrokkene A] niet de bevoegdheid had die overeenkomst namens haar te sluiten. Het hof heeft in zijn eindarrest van 12 juli 2000 geoordeeld dat a) [betrokkene A] niet vertegenwoordigingsbevoegd was (noch krachtens de arbeidsovereenkomst tussen [verweerster] en [betrokkene A] noch krachtens een bijzondere volmacht) en b) dat MKV ook niet mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend. MKV heeft (tijdig) cassatieberoep ingesteld tegen 's hofs eindarrest en een uit twee onderdelen (ieder uit drie subonderdelen bestaande) opgebouwd cassatiemiddel voorgesteld. [Verweerster] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Beide partijen hebben de zaak schriftelijk toegelicht, waarna [verweerster] heeft gerepliceerd. Bespreking van het cassatiemiddel 2) Onderdeel 1, gericht tegen r.o. 5, faalt naar mijn mening. Mede gelet op r.o. 4 heeft het hof klaarblijkelijk bedoeld te beslissen dat MKV niet heeft bewezen dat uit [betrokkene A's] aanstelling of uit het Handelsregister een toereikende volmacht voortvloeide om de litigieuze transactie namens [verweerster] te verrichten. Deze beslissing is van feitelijke aard en in het licht van de stellingen van partijen geenszins onbegrijpelijk. De klachten onder a en b komen daartegen tevergeefs op. In het licht van de voormelde beslissing moet de laatste zin van r.o. 5 m.i. als een beslissing ten overvloede worden beschouwd. Ook de klacht onder c wordt derhalve tevergeefs voorgesteld. 3) Onderdeel 2 is gericht tegen r.o. 11, waarin het hof heeft geoordeeld dat MKV niet mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend. Ik meen dat de klachten van dit onderdeel falen, omdat 's hofs beslissing, die van feitelijke aard is, niet onbegrijpelijk is, ook niet in het licht van de in het onderdeel aangevoerde stellingen van MKV. 4) Ik merk ten overvloede op dat de beslissingen van het hof niet blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting. Men zie art. 3:61 BW alsmede HR 9 okt. 1998, NJ 1999, 581; 23 okt. 1998, NJ 1999, 582 (beide m.nt. PvS) en 12 jan. 2001, RvdW 2001, 28 en de in de conclusies en noten vermelde rechtspraak en literatuur. 4) Het incidentele middel behoeft geen behandeling, nu de voorwaarde waaronder het is ingesteld niet is vervuld. Conclusie De conclusie strekt tot verwerping van het principale beroep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden