De taxatie bij zeeverzekering
http://hdl.handle.net/1874/262431
? DE TAXATIE BIJ ZEEVERZEKERING. ACADEMISCH PROEFSCHRIFT, NA MAGTIGI2TO VAN BEN KECTOIt MAGNIFICUS Mr. B. J. L. DE G-EIE R, GEWOON KOOGLEKHAAR IJ> DE KEG\'lSGKI.EERrmiïlD, MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT VOLGENS BESLUIT DER REGTSGELEERDE FACULTEIT,TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN Doctor in het Romeïnsch en Hedendaagsch Regt, aan "X- OOooqcVH-Êool Ie, 1 (?lredt-,II IN HET OPKN\'BAAlt TE VERDEDIGEN op Zatuidag den 26sten junij 1869, des namiddags ten 1 ure, WOUTER HENDRIK ELIAS, GJKItORKX TK AMSTERDAM. ---H -- AMSTERDAM, 0. Y A N H E L D E N.1860.
?
? AAN MIJNE MOEDER.
?
? INHOUD. Bladz. Inleiding............... § 1. Over liet bewijs van de waarde der verzekerde zaak................. § 2. Begrip van getaxeerde polis.......12. § 3. Invloed der taxatie..........27. § 4. Tegenbewijs tegen de taxatie.......58. § 5. Taxatie toegepast op bijzondere soorten van verzekering...............
?
? INLEIDING Zijn vermogen te vermeerderen, winst te maken, ziedaareen streven dat ieder mensch is aangeboren, en dat hemer tevens toe brengt zich zoo min mogelijk aan verliezenbloot te stellen en zich zorgvuldig te wapenen tegen deschokken die deze verliezen veroorzaken. Maar bijna altijdstaat tegenover de kans om groote -winsten te maken,ook de mogelijkheid, een schok te ondervinden, waardoormen plotseling de grootste verliezen lijden kan. Aan hetZoeken nu naar de middelen om zich tegen onheilen vandien aard te waarborgen, heeft de verzekering zijn ont-staan te danken, zooals teregt door émèkigon 1 wordtaangemerkt, waar hij zegt: uLe contract d\'assurance s\'estintroduit dans le commerce .... par le désir que les hom- 1 Traité des Assurances et des contrats à la grosse. Rennes 182V,Tom II, pag. 2.
? mes ont toujours eu de se mettre à couvert des capricesde la fortune." Door de verzekering die door boulay pat y 1 in ruimenzin gedefinieerd wordt als een contract »par le quel unhomme s\'engage à indemniser le propriétaire d\'une chosequelconque des accidents qui peuvent arriver à cettechose," is alzoo aan den koopman de vrees ontnomen,van door een storm of brand in een oogenblik alles wederte verliezen, wat hij met zorg en vlijt had zaàmgegaard.Hij kan zich nu voor eene betrekkelijk geringe geldelijkeopoffering beveiligen tegen het ondergaan van grooteverliezen en zoodoende zorgen dat, zoo hij door eene ofandere ramp zijn schip of goederen verliest, hij toch devolle waarde van het verlorene terug ontvangt. De koopman vroeger angstig om veel te wagen kan nuzijn handel uitbreiden, en met regt laat potui er 2 eenassuradeur eenen koopman aldus toespreken: «Ne craignezrien, construisez, armez des navires, chargez les d\'effetsprécieux, envoyez les au- de là des mers ; si la fureur desélémens,
les écueils, les guerres, les pirates contrarient votrenavigation, je suis ici pour vous indemniser de vos pertes.
? Het is echter duidelijk, dat deze verzekering alleen hetmiddel aangeeft, zich voor schade te behoeden, door dewaarde, die men werkelijk bezit te verzekeren. Zij maggeenszins de gelegenheid open stellen tot het zich verschaffenvan winst, tot het zich verrijken van den verzekerde. Dit beginsel wordt in bijna alle wetgevingen uitgespro-ken, onder de bepaling, dat men nimmer iets boven dewaarde mag verzekeren. Ware dit toch anders en konmen ten gevolge van het ongeluk, waardoor men getroffenwordt, zich zelfs nog voordeel verschaffen ten koste derassuradeurs, de weg zoude gebaand zijn voor alle soortvan schelmerij, waarvan men nu, al wilde men ze bedrij-ven, toch geen voordeel zoude hebben. De vraag doet zich hier echter onmiddelijk op, op welkewijze, de werkelijke waarde van de zaken die verzekerdzijn, vastgesteld en bewezen moet worden. In de volgende bladzijden stel ik mij voor, voornamelijkmet het oog op de Zeeverzekering, deze vraag te beant-woorden, en naauwkeurig de\' moeijelijkheden na te gaan,die
zich opdoen, wanneer de waarde in de polis is getaxeerd. Vooraf evenwel acht ik het niet overbodig, hoewel dezaak op zich zelve eene zeer eenvoudige is, nog te wijzenop het verschil, dat er bestaat tusschen de verzekerdezaak en het verzekerd bedrag. Dikwerf meent men tochdat beide uitdrukkingen niet van elkander verschillen,
? daar men onbekend is met het onderscheid, dat bestaattusschen het verzekeren eener zaak voor eene bepaaldesom, en bet verzekeren van eene bepaalde som op eenezaak. In het eerste geval is de geheele zaak verzekerd en desom, waarvoor die verzekerd is, wordt alzoo aangenomende waarde van die zaak te zijn, terwijl in het tweedegeval door de verzekerde som volstrekt de waarde derzaak niet bepaald, maar alleen aangeduid wordt, dat mentot die som zich schadeloos heeft willen stellen. Bij dus-danige verzekering is de zaak, zoo dikwijls de waardedaarvan meer bedraagt dan bet verzekerd bedrag, nietgeheel verzekerd en de verzekerde wordt bierbij beschouwdzijn eigen assuradeur te zijn, voor die meerdere waarde. Nu is juist het kennen der waarde van bet te verze-keren voorwerp, in vele opzigten en in vele gevallen vangroot belang, want zoo de waarde niet bekend is, boezoude men dan ooit kunnen bewijzen, dat er meer verze-kerd was dan hetgeen waarbij de verzekerde belang had?Hoe zoude men het te
vergoeden bedrag kunnen bepalenbij totaal verlies? Hoe ook zoude men in geval van aban-donnement of afkeuring kunnen aantoonen, of de repa-ratiekosten al dan niet meer dan drie vierden der waardebedragen, zoo de waarde volstrekt onbekend is? Zoowel voor den verzekerde als voor den verzekeraar
? is het alzoo van groot belang die waarde te kennen, ofin alle geval de waarde van het verzekerde voorwerp tekunnen bewijzen en het is dan ook noodzakelijk in deeerste plaats na te gaan, op welke wijze het bewijs vandie waarde kan geleverd worden. § 1. over het bewijs van de waarde derverzekerde zaak. Van hoeveel belang het is de waarde van het verzekerdevoorwerp te kennen, heb ik reeds getracht met een enkelwoord aan te toonen, doch niet altijd is het even gemak-kelijk tot de kennis van die waarde te geraken. Voor alles heeft men evenwel te onderscheiden, of dewaarde in de polis is uitgedrukt, al dan niet. Is dewaarde in de polis uitgedrukt, en de verzekering, zooalsmen het dan noemt, bij getaxeerde polis gesloten, zoogeldt in het algemeen de regel, dat de taxatie, in de polistot bewijs strekt van de waarde tusschen partijen, en hoewelin het Wetb.v. K. dit beginsel niet met ronde woorden is uit-gesproken, zoo blijkt toch uit de artt 274 en 275 W v. K.,dat onze wetgever dit toch als algemeenen regel heeft
willenaannemen, daar in die artikelen, als uitzondering de ge-vallen worden genoemd waarin, en de personen waardoor,
? tegen de taxatie kan worden opgekomen. Hetzelfde ge-voelen wordt uitgedrukt in het Fransche regt, waar ookuit de woorden van art. 336 Code de Commerce : »En»cas de fraude dans l\'estimation des effets assurés, en cas»de supposition ou de falsification, l\'assureur peut faire»procéder à la vérification et estimation des objets" *blijkt, dat bovengemeld beginsel ook daar geldend is.Uitdrukkelijk wordt er melding van gemaakt in het DuitscheH. G. B. art. 797, dat zich aldus over de zaak uitlaat:»Wird durch Vereinbarung der Parteien der Versiehe-»rungswerth auf eine bestimmte Summe (Taxe) festge-stellt (taxirte Police), so ist die Taxe unter den Parteien»für den Versie herungs wer tli maszgebend." Evenzoo zegtook ARNûULD1 in zijn belangrijk werk over liet Engelschassurantieregt, dat, behoudens eenige uitzonderingen :»Valuation in the policy is conclusive between the par-»ties." 2 Zoo als reeds is aangemerkt, kan ook bij ons 1 On Marine Insurance, London 1866, p. 292. 2 s Art. 856 van liet Spaansclie
Handels-Wetboek zegt ook rrdathet teekenen der polis doet vermoeden, dat de verzekeraars dedaarin voorkomende taxatie als de juiste waarde der verzekerde-/aak hebben erkend,
? in sommige gevallen tegen de taxatie tegenbewijs geleverdworden. Op de vraag echter in hoeverre, hetzij doorden verzekeraar, hetzij door den verzekerde, tegen de«otaxatie kan opgekomen worden, kom ik later afzonderlijkmeer uitvoerig terug. In het algemeen echter moetenwij alzoo aannemen, dat, wanneer er bij getaxeerde polisverzekerd is, de taxatie als een overeenkomst moet be-schouwd worden, gesloten door den verzekeraar en denverzekerde, waardoor deze dus verbonden zijn. De assuradeuren moeten, zoo de geheele waarde ver-zekerd is, bij totaal verlies die geheele waarde, en bijschade, de volle beloópen schade voldoen. Is de waardeniet geheel verzekerd, zoo wordt bij totaal verlies, zoo-veel als verzekerd is, en bij schade naar evenredigheidder taxatie vergoed. In de tweede plaats moet nu de vraag beantwoordworden, hoe de waarde bewezen wordt, wanneer daarvangeen opgave in de polis is geschied, m. a. w. in hetgeval, dat er verzekerd is bij zoogenaamde open polis. Wat het Nederlandsche
regt betreft, zal dit bewijsmeestal zeer gemakkelijk kunnen geleverd worden, wegensde ruime bewoordingen van art. 273 W. v. K. /-Indien"de waarde der verzekerde voorwerpen niet door par-»tijen in de polis is uitgedrukt, kan dezelve door alle be-•iwijsmiddelen worden gestaafd." Ten onregte merkt ue
? I\'INTO 1, volgens mijne meening, op dit artikel aan, datdit bewijs dikwijls moeijelijk genoeg kan zijn, daar tochbet geval, dat alle bewijsmiddelen ontbreken, niet dikwijlszal voorkomen, en integendeel meestal, hetzij door boeken,facturen enz., hetzij door getuigen, hetzij eindelijk zelfsdoor vermoedens, de waarde wel zal kunnen worden be wezen. In de praktijk evenwel, zal dit laatste geval zich nietdikwijls voordoen, daar het bewijs van de waarde vangoederen wel bijna altijd door boeken, facturen, cognos-sementen enz. voldoende door den verzekerde zal kunnenworden geleverd. Bij verzekering van schepen alleen zouhier nog moeijelijkheid kunnen plaats vinden, maar aan-gezien art. 592 No. 7 W. v. K. wil, dat de polis bevatde waarde van het verzekerde schip, zou men daaruitkunnen opmaken, dat open polissen nimmer bij verzeke-ring van schepen zouden kunnen voorkomen. Doch hoeweldeze bepaling bij ons zeer positief is, is zij au fond vangeene kracht, daar er geene nietigheid op het verzuimvan dat artikel gesteld is. Evenwel wordt er
aan deAmsterdamsche beurs, voor zoo ver, na bekomen inlich-tingen, mij bekend is, nimmer eene casco-verzekering 1 m
? gesloten bij open polis En inogt iemand een schip ofecheepsaandeel toch willen verzekeren bij open polis, danis het zijne schuld, als hij bij verlies de grootste moeije-lijkheid ondervindt, om de waarde te bewijzen. En teregtzegt noLTius g, wijzende op het geval, dat dit niet vol-doende kan geschieden: »/het gevolg der nalatigheid omede waarde in de polis uit te drukken zal zijn, dat deiiwaarde van het schip niet behoorlijk kunnende blijken,»de regter bevoegd is om de verzekerde som aanmerke-»rlijk in te korten, zoo niet geheel te ontzeggen," en danzal ten volle op den verzekerde toepasselijk zijn het:ffhabet quod sibi imputet." Volgens art. 7 der Ordonnantie van assurantie en avarijender stad Amsterdam, van 28 April 1744 1, was de taxatie 1 Art. 7 luidt: Het casco van \'t schip, met desselfs rondhout, staande enlopende wand, ankers, touwen, zeijlen, geschut, ammunitie vanoorlog, consumabei en verdere aankleve van dien, niets uijtge-sondert, tot de praemie van assurantie en de op hand gegevenegelden
inclusive, zal ten vollen, en sooals het waarlijk tot inzee kost, verseekerd mogen werden, en zal het aan den Eijgenaar
? van het schip in tic polis facultatief gesteld, en bij ver-schil over de waarde, wanneer er niet getaxeerd was, ofbij verschil over de taxatie, werd de zaak aan het onder-zoek en de decisie van commissarissen onderworpen,Ook in liet Engelsche regt zal het bewijs der waarde bijopen polissen weinig moeijelijkheid opleveren, daar ookhier allerhande bewijsmiddelen worden toegestaan, zoo alsblijkt uit hetgeen arnould 1 daaromtrent aldus mede-deelt: «The mode of proving the amount of insurable"interest under an open policy in case of losses; —- for"the goods, bjr the production of the invoice, bill of lading,»policy etc., for the ship, by the production of reports»»and estimates of surveyors, bill of sale etc.; for the freight
in cas van schade, of te Avarije,het over de waarde niet eens konden worden, alsmede, wanneerboven de geregte waarde mogte getaxeert zijn, sal de taxatiestaan, aan \'t onderzoek en ter decisie van Commissarissen, en deAssuradeurs haar belangen mogen inbrengen- 1 T. a. p. pag. 311. * On the law of Insuranoc, New-York, 1867, vol II, No. 1218,
? lezen : "Under an open policy the value of the interest«must ho proved by the assured according to certain/»established rules before he can recover for a loss." Meerder twijfel bestaat in het Fransche regt op ditpunt, daar de Code de Commerce alleen voorziet in hetgeval, dat goederen in de polis niet getaxeerd zijn, zooalsblijkt uit art. 339: »Si la valeur des marchandises n\'est»point fixée par le contrat, elle peut être justifiée pai-lles factures ou par les livres; à défaut l\'estimation en»est faite suivant le prix courant au temps et au lieu du»chargement y compris tous les droits payés et les frais»faits jusqu\'à bord 1 ; maar wat, zoo een schip in de polisniet getaxeerd is en het totaal is vergaan; hoe kan deverzekerde er dan de waarde van bewijzen? Eene bepaling-gelijkluidende met art. 273 W. v. K. vindt men niet inde Code de Commerce, en art. 339 spreekt, zooals wijzagen, alleen van goederen. Alzoo zal de verzekerde inde meeste gevallen de waarde van het schip niet kunnen 1 In gelijken zin luidt art. 453 van liet ltaliaansch
Handels-wetboek: »Se il valore delle merci non è stabilito dal contratto, puöessere giustificato dalle fatture e dai libri; in maneanza, se nefa la stima secundo il prezzo currente al tempo e nel luogo delcaricamento, eompresi tutti i diritti e le spese fatte &ino a bordo," Evenzoo ook art. 64 Ordonnance de la Marine,
? bewijzen, zoo liij verzuimt te letten op art. 332 C. d. Corn.,"Le contrat d\'assurance exprime.... la nature et la valeur"ou l\'estimation des marchandises ou objects que l\'on fait»assurer." Toch brengt het verzuim van de opgave derwaarde in de polis, volgens de grootste Fransche schrij-vers, geene nietigheid van de verzekering te weeg Deze gevallen zullen zich dan ook zeker in Frankrijkevenmin als bij ons veel voordoen. De verzekerde zal zichwel steeds door eene taxatie in de polis dekken, enroTHiER 2 zelf zegt reeds van zijnen tijd: »on ne manque»pas ordinairement à faire cette estimation." § 2. begrip van getaxeerde polis. Reeds een en andermaal is er ter loops melding ge-maakt van getaxeerde polis, maar wat liet eigcntlijk begrip
? is van zulk eene polis, is nog niet aangetoond. Te ver-geefs evenwel zou de n.oeite zijn, indien men in onsWetboek van Koophandel naar eene definitie van ge-taxeerde polis ging zoeken; niet alleen ontbreekt deze,maar zelfs wordt die benaming in het Wetboek nietaangetroffen. Arnould noemt een getaxeerde polis (avalued policy) none in which the agreed value of the^subject insured, as between the assured and underwri-nter, for the purposes of the insurance, is expressed on»the face of the policy;" en in gelijken zin definieertpniLLirs de getaxeerde polis als: r»a policy in which"the value of the subject, is agreed upon bv the par-rfties, 1 en evenzoo zegt ook noltk: 2 «Bei taxirten«Policen ist der Werth des Gegenstandes der Versiche-r»rung einverstanden zwischen dem Versicherer und"Versicherten." Uit al deze definitiën van eene getaxeerdepolis blijkt nu ten duidelijkste, dat overal vast staat, datde taxatie in de polis moet aangemerkt worden als demaatstaf van de som, waaromtrent partijen zijn
overeen-gekomen, en alzoo is in den regel noch de verzekerde 1 " t. a. p. K°. 1178. 2 WilHKi,st ükmxkk\'s System des See-Assekuranz- und ßpde-mei\'ei-wesens. Hambarg 1851 en 1852 vol 1 pag 842.
? h och de verzekeraar\' bevoegd, ora tegen de eenmaal vast-gestelde taxatie op te komen, daar bet doel der taxatiejuist hoofdzakelijk is, de moeijelijkheid te vermijden,die er bestaat, om de vezen tl ij ke waarde van het verze-kerde voorwerp te bewijzen. — Het is daarom zeer zekerin het belang van den verzekerde, om het voorwerp dei-verzekering in de polis te taxeren, daar bij voorkomendekwestie omtrent de waarde dan niet op hem de bewijs-last drukt, maar op den verzekeraar, waarom dan ookzeer juist gezegd wordt door caüvet: 1 "Le seul effetde la convention est de dispenser l\'assuré de toutejustification de la valeur et de mettre à la charge del\'assureur la preuve que cette valeur a été exagérée." Doch wel mag men er op letten, dat de verzekerdegeenzins door taxatie van liet voorwerp van verzekeringeen wed-verzekering, d. i. eene verzekering, waarbij hijgeen belang heeft, bedekt, daar in zoodanig geval deverzekeraar niet gehouden is tot schadeloosstelling, vol-gens art. 250 W. v. IC.: »Indien hij, die voor zich
zelfheeft laten verzekeren, of\' hij, voor wiens rekening dooreen ander is verzekerd, geen belang in het verzekerdevoorwerp heeft, is de verzekeraar niet tot schadeloosstel-ling gehouden." 1 j. v. € ad vet, Traité sur les Assurances Maritimes. Paris 1862.
? tn Engeland evenwel waren de »wager policies\'1 vóórhet jaar \'1746 wettige contracten, on werden ook alszoodanig door Lord mansfield ] erkend. Omstreeks dientijd echter is door de act \'19 Geo 2 c. 37 hieraan een eindegemaakt, krachtens de bepaling: »that no assurance or assu-rances shall be made by any person or persons, bodies cor-porate or politic, on any ship or ships belonging to hisMajesty, or any of his subjects, or on any goods, mer-chandizes, or effects, laden or to be laden on board ofany such ship or ships, interest or no interest or withoutfurther proof of interest than the policy, or by way ofgaming or wagering, or without benefit of salvage toassurer and that every such assurance shall be null andvoid to all intents and purposes." 2 In New-York werden wagering policies ook voorgeldig gehouden, doch zij zijn bij de Revised Statutes ofNew-York ook aldaar verboden. 8 De vermelding hiervan achtte ik hierom noodzakelijk,omdat men in Engeland een tijd lang gemeend heeft,dat ook de getaxeerde polis binnen het bereik
van boven-gemelde acte viel, op grond, dat door middel van polissen, 1 Zie PHILI.IPS t. a. p N°. 211.
? Waarin ëene hoogere waarde is opgegeven van de verze-kerde voorwerpen, dan deze waard zijn, er bedrog zonplaats vinden door het opzettelijk laten zinken of vernielenvan schepen en ladingen. Dat deze meening verkeerd is,en de getaxeerde polissen niet onder de bepalingen dieracte vallen, blijkt duidelijk, wanneer men slechts op hetonderscheid let, tusschen deze en de wager-policies.Wanneer toch partijen ontslagen worden van alle bewijsvan het bestaan van belang, zoo hebben wij te doen meteene wager-policy, en deze is nietig; is dit niet bet ge-val, maar wordt de verzekerde alleen ontslagen van hetbewijs van het bedrag van zijn belang, maar geenszinsvan het bewijs, of hij al dan niet belang bij het verze-kerde heeft, zoo hebben wij te doen met eene getaxeerdepolis, en deze is van kracht. In het geval echter dat de taxatie buiten alle verhou-ding overdreven is, b. v. zoo als Lord mansfield zeide:fiit shoukl come out in proof that a man had insured2000, and had interest on board to the value of acable only; 1 dan is het duidelijk dat
dit eene ontduikingis der acte, waardoor ook zulk eene verzekering nietig wordt. Wij hebben tot nu toe gezien, dat cle taxatie den ver-zekerde alleen ontslaat van het leveren van het bewijs 1 In zake li: wis c. rückeu aangehaald bij arnould t. a. p. pag. 114.
? der waarde van de zaak, doch geenszins van het bewijs,dat, hij belang bij het verzekerde voorwerp had; maarook nog in andere opzigten is de taxatie van groot be-lang, daar de som. waarop het verzekerde voorwerp ge-taxeerd is, tot grondslag strekt voor de verpligting derassuradeurs in geval van verlies. Nu is, wanneer er totaalverlies had plaats gevonden, hieraan nooit getwijfeld, dochin Engeland hebben zelfs schrijvers van naam beweerd, datdit niet het geval was, wanneer er alleen schade wasgeleden, en dat alsdan, zoo als men het noemde, de polismoest geopend worden, dat wil zeggen, dat de taxatie,waaromtrent men was overeengekomen, niet als grond-slag moest beschouwd worden voor de verpligting vanden assuradeur, dat daarentegen het bedrag van het belangdat risico geloopen had, moest bewezen worden, even. alsofhij open polis verzekerd was. Deze dwaling heeft zijnoorsprong genomen uit een gezegde van Lord mansfieltvin zake erasmus c. ranks, dat aldus luidt: nan averageloss opens the policy". 1
Vroeger is over deze zaak veelgeschreven, maar, daar men tegenwoordig van deze dwa-ling algemeen is teruggekomen, acht ik het voldoende erhier alleen melding van gemaakt te hebben. 2 Uitvoerig 1 ArtNoULB t. a. p pag. 292. 2 8 Arnouj.t» t. a. p. p. 292 zegt ten slotte ook »but as it bas ceascd
? wórdt hierover nog gesproken hij beneckf,, die zijn Prin-ciples of Indemnity in Marine Insurance uitgaf ten tijdedat men hierover nog in twijfel verkeerde. Benf.ckeverklaarde zich ook toen reeds ten sterkste tegen eeneopening der polis, zoo als duidelijk blijkt uit de woordenwaarmede hij zijn betoog eindigde, en welke wij bij noltealdus vertaald aantreffen: »Der Meinung derer, welchebehaupten wollen, dasz bei partiellen Verlusten die Taxebeseitigt werden musz, fählt es eben so sehr an Autori-tät als ihr Geregtigkeit und gesunde Vernunft mangelt. 1Het ware begrip hieromtrent vinden wij dan ook wederin een uitspraak van Lord ellenborough : 2 »The objectof a valuation is to fix an estimate on the subject insu-red, and to supersede the necessity of proving the actualvalue, by specifying a certain sum as the amount of thevalue. If part only of the subject insured be lost theassured can only recover in respect of that loss accor-ding to the proportion which that bears to the wholesum at which the entire subject of insurance, was esti-mated in the
policy." Ook philltps komt na vele ver- 1 Nolte vol. I, pag. 817. 2 * Forbes c. aspinall. Zie arnoult) t. a. p. pag. 293,
? schillende uitspraken medegedeeld te hebben, tot hetvolgende resultaat: "The valuation is to be adhered toand applied, so far as it is practicable, in settling par-tial as well as total losses. 1 De taxatie in de polis derhalve dient tot maatstaf voorhet te vergoeden bedrag, zoowel bij totaal verlies als bijhet opmaken der hoegrootheid van de schade bij partieelverlies. Vooral voor ons regt evenwel is het belangrijk nog nate gaan, op welke wijze de taxatie in de polis geschiedt.Deze toch kan volgens ar-t. 274 en 275 W. v. K. ver-schillend zijn en verschillende gevolgen hebben. Noch inhet Fransche, noch in het Engelselie of Amerikaanscheregt vindt men zulk eene tweeledige manier als bij ons,maar de taxatie geschiedt daar altijd met onderling goed-vinden, en hiervan wordt in het Wetboek van Koophandelin art. 274 ook het eerst melding gemaakt. In dit ar-tikel lezen wij: »Indien de waarde in de polis is uitge-drukt," d. i. wanneer de verzekerde eene waarde in depolis heeft ingevuld, en de verzekerde die polis stilzwijgendheeft
onderteekend. Maar is dit het geval, dan maaktde wet hier eene uitzondering op liet algemeen beginsel,dat de verzekerde bij getaxeerde polis ontslagen is van 1 t. a. p. N°. 1203.
? het bewijs der waarde, door aan den regter niettemin debevoegdheid te geven, om aan den verzekerde de nadereregtvaardiging der uitgedrukte waarde op te leggen, voor7.00 verre door den verzekerde redenen worden aange-voerd, waaruit gegrond vermoeden wegens het bovenma-tige der opgave geboren wordt. Hier alzoo behoeft deverzekeraar geen bewijs in regten te leveren, om de bo-venmatigheid der uitgedrukte waarde te bewijzen (hoewelhij dit vermogen ten allen tijde heeft, volgens art. 274J),maar slechts redenen aan te voeren, waaruit een gegrondvermoeden kan ontstaan en evenmin behoeft nu ook deregtvaardiging van den verzekerde tegen zulk een ver-moeden in regten te geschieden, waardoor het voor hemzou zijn, als was er bij open polis verzekerd; ook is deregter bevoegd, maar geenzins verpligt, om zoowel ophet een als op het ander te letten. Het is vooral in de praktijk, dat mijns inziens, dezebepaling van groot nut is, daar bijna altijd de opgaveder waarde door den verzekerde geschiedt, en de assura-deur de polis
teekent zonder het voorwerp zelf, dat ver-zekerd wordt, en dus nog veel minder de waarde er vante kennen Wanneer hem nu naderhand blijkt, dat deopgave der waarde bovenmatig is, zal hij gemakkelijk rede-nen vinden, waaruit een gegrond vermoeden ontstaat, terwijlhij niet altijd een volledig bewijs in regten zal kunnen leveren.
? De tweede wijze waarop de taxatie in de polis kangeschieden, is die na verboor van deskundigen. Wij vin-den de bepaling daaromtrent in art, 275 W. v. IC aldus-:»Indien echter het verzekerde voorwerp vooraf is gewaar-deerd door deskundigen, bij partijen daartoe bestemd, 1en desgevorderd door den regter beëedigd, kan de ver-zekeraar niet daartegen opkomen, tenzij in geval vanbedrog, alles behoudens de bijzondere uitzonderingen bijde wet gemaakt." Is de taxatie alzoo door deskundigen geschied, dan isliet de zin onzer wet, dat deze dan geheel als bewijs zalstrekken, en de verzekeraar hiertegen volstrekt niet za!kunnen opkomen (behalve bij bedrog). Nu doet zich devraag echter hierbij voor, of in de polis er uitdrukkelijkmoet bijgevoegd zijn, dat de taxatie door deskundigen isgeschied, of dat elke taxatie gehouden moet worden doordeskundigen te zijn gedaan? Mr. g. i. de martini, 2 adart. 275, meent, dat de waardé, uitgedrukt in de polis,wordt gehouden als tusschen verzekerde en verzekeraars 1 Bestemd. Dit staat
wel in de officiele uitgave maar moetals een drukfout aangemerkt worden. Zoo als blijkt uit art. 30,Wet 26 December 1885 Staatsblad N°. 45, waarbij deze titel isafgekondigd, moet hier staan benoemd. 2 ? De Nederlandsche wetgeving, Amsterdam 1.840-
? 00?A-S te zijn overeengekomen na voorafgaande waardering;maar ik voor mij geloof evenwel, dat deze meening on-mogelijk met bewijzen kan worden gestaafd en ik benbet dan ook geheel met de pinto 1 eens, dat zoo uitde polis niet blijkt, dat deskundigen de taxatie hebbenbewerkstelligd, de voorschriften van art. 274 alsdan be-lmoren te worden in acht genomen, tenzij van elders hetbewijs, dat de waardeering door hen is geschied, gele-verd werd. Bij dit artikel doet zich tevens nog een andere vraagop, en wel deze, of, wanneer de taxatie is geschied doordeskundigen, welke niet beëedigd waren, en assuradeurenzich met deze taxatie hebben tevreden gesteld, zij laternog eene beëediging of beëedigde verklaring kunnen vor-deren? Door de meeste schrijvers wordt beweerd, datook naderhand door assuradeurs eene beëediging of beëedigdeverklaring kan gevorderd worden, en zoo vindt men bijAsser c. s., 2 zonder dat hij zijne meening motiveert:»Deze beëediging kan vóór of na de waardering plaatshebben, terwijl de pinto, 3 die
omtrent deze zaak in het 1 \' t. a. p. deel II, § 224. 2 Het Wetboek van Koophandel met aanteekeningen. Amster-dam 1845, ad art. 275 3 t. a. p. deel II, § 225,
? gevoelen van Asser e. s. deelt, nog beweert, dat dezemeening uit de beraadslaging blijkt; tocli noemt hij debevoegdheid, die de assuradeur heeft, om beëedigingte vorderen, ook zelf vreemd. Dezelfde leer is vervolgensook nog aangenomen in een vonnis van de regtbank van\'s Hertogenbosch van 24 Junij 1840 1 op deze grond:»0. dat, daar de wet de beëediging van deskundigen uit-drukkelijk voorschrijft, en deze beëediging in casu nietis geschied, de gedaagden ongehouden zijn met deze exper-tise genoegen te nemen, en mitsdien alsnog te regt vor-deren, dat de deskundigen, die het taxaat hebben gedaan,hun rapport met eede bevestigen, enz." En niettegenstaandehet antwoord van de regering op de vraag, of niet dui-delijker bepaald moest worden, dat de beëediging vóórde waardering moest plaats hebben, waarbij gezegd werd,dat dit in het midden gelaten was »omdat het van par-tijen afhangt, te vorderen, dat de eed voor de waarde-ring worde afgelegd, en zoo zulks geen plaats heeft gehad,beiden in haar
geheel blijven om alsnog de eedsafleggingte vorderen" geloof ik toch met diepüuis, 2 dat de assu-radeur, na eens met eene onbeëedigde taxatie genoegen
? te hebben genomen, later geene beëediging meer kaneischen, en wel op grond, dat het wetboek van 1830sprak van een akte van deskundigen, »bevorens bij denregter beëedigd," en het ontwerp van 1835 van een aktevooraf beëedigd, melding maakt. In de afdeelingen even-wel is men tegen deze bepalingen, die gebiedend eenebeëediging voorschrijven, opgekomen, wegens het kostbareen belemmerende der zaak, terwijl men tevens opmerkte,dat, als de deskundigen moeten beëedigd worden, dit welaltijd vooraf zal moeten geschieden, dat derhalve het woord»vooraf" overbodig was. Het gevolg is hiervan dan ookgeweest, dat men het woord dvooraf\' heeft geschrapt, endaarvoor -»desgevorderd" heeft in de plaats gesteld,1 waaromDïEPHUis mijns inziens hierop te regt zegt, dat men door dieverandering, enkel aan het goedvinden der beide partijenheeft willen overlaten, of de deskundigen, die de taxatiezullen doen, vooraf beëedigd zullen worden, maar nietaan een der partijen heeft willen vrijlaten, die beëediginglater
nog te vorderen"; terwijl hij er nog ten slotte bijvoegt, dat die latere beëediging slechts te pas kan komenin een geding, in verband met een gevoerde tegenspraaktegen de opgaaf der polis, en men juist door art. 275 1 Voorduin, Geschiedenis en beginselen der NederlandscheWetboeken. W. v. K. deel II, pag. 238, sqq.
? W. v. K. deze heeft willen uitsluiten. Wat de bijzondereuitzonderingen bij de wet gemaakt betreft, waarvan nogin art. 275 gesproken wordt, deze hebben hoofdzakelijkbetrekking op art. 619 W. v. K., waar de waarde vaneen schip, hoezeer bevorens getaxeerd, in twee gevallen(waarop wij later terugkomen) nader bepaald en ver-minderd kan worden. Ten slotte acht ik het niet overbodig, om nog meteen enkel woord melding te maken van den vorm, waarinde taxatie geschiedt. In Engeland is de volgende clausule in zwang: «Thesaid ship etc., goods and merchandizes etc., for so muchas it concerns the assured, between the assured and assurersin this policy are and shall be valued at...." 1 ook in denAmerikaanschen vorm volgen, na de beschrijving van het verzekerde voorwerp, de woorden: »»valued at....." 2. De Duitsche gedrukte vorm is ook dezelfde »Wir die Unter- gezeichneten enz. an Herr . . .......auf......._taxirt ........3 In Rusland vindt men het formulier, in het Duitscli vertaald, aldus: 1 Arnouli» t. a. p. p. 291. 2 3
Phillips t. a. p. N°. 1180. 3 Allgemeine Seeversicherung Bedingungen 1867. Mit commeii-tar van h. tecklenborg, Bremen 1868.
? »Der Werth des gedachten versicherten Schiffe oderFahrzeuges, oder Waare oder Ladung, oder andern Sachewird auf so und so viel Rubel (mit Zahlen und Buchsta-ben) bestimmt, und soll im Fall eines Schiffbruchs odereiner Verunglückung des gedachten Schiffes oder Fahr-zeuges oder der Versicherten Waare oder Ladung oderandern Sachen dieser Werth von so und so viel Rubel(mit Zahlen und Buchstaben) erstattet werden, ohne dar>über eine andere Rechnung zu fordern. 1 Oudtijds werd ook in de gedrukte polissen bij ons meldinggemaakt van de taxatie, zoo als blijkt uit de polis-formulieren,afgedrukt achter de Amsterdamsche Ordonnantie, en welvoor Zeeverzekering aldus: »Zijnde hetzelve de Pacto enExpresse met wederzijds genoegen getaxeerd en gepriseerd op cene somma van ƒ......welke bij alle voorvallen tot reglement zal dienen," enz. en voor brand: »Taxeerendewel expresselijk en met ons believen, de voorz. OpstalTimmeragie, Huijzinge enz., met alle desselfs Gereedschap-pen en
Meubelen, op eene somma van ƒ.....en de Goederen, Waaren en Koopmanschappen op eene sommavan ƒ.....en dus te saainen op eene somma van f... . 1 Part 215, Russisch Kaiserliche Ordnung der Handelsschiffahrtauf Flüssen, Seen und Meeren. Auf allerhöchsten Befehl aus demRussischen übersetzt von c. u. arndx. St, Petersburg, 1812, dl. II,
? Deze laatste vorm evenwel komt \'nog onveranderd voorin de tegenwoordige brandpolissen, maar in de gedruktepolissen voor Zeeverzekering vindt men van geene taxatiemelding gemaakt, aangezien deze er altijd door assura-deuren schriftelijk bijgevoegd*wordt. 1 § 3. invloed der taxatie. Wanneer de taxatie in de polis is opgenomen, doetzij haren invloed overal gevoelen, en wel: 4°. op het tevergoeden bedrag, 2°. ten opzigte van het regt van aban-donnement en afkeuring, en 3°. bij bedongen partiëlevrijdom van beschadigdheid. Om evenwel na te gaan, welke de invloed is der taxatieop het te vergoeden bedrag, moet men onderscheiden, of 1 Zoo als bleek uit eenige polissen, waarvan mij inzage wasverleend, luidt deze clausule aldus: Deze verzekering geschiedt voor de somma van ƒ ,.,. op lietcasco en toebehooren van bovengemeld schip, welk casco en toc-behooren, met wederzijdsch genoegen, gedurende de geheele reisen dus bij alle voorvallen, worden getaxeerd en vastgesteld op de somma van f_____ zullende
in geval van avary of schade, geen ander bewijs van waarde, of eigendom door ons gevorderdworden, dan alleen deze polis,
? er verzekerd is tol de taxatie, boven de taxatie, of onderde taxatie. Is eene zaak verzekerd voor dezelfde som als waaropzij getaxeerd was, en is er al zoo verzekerd tot de taxatie,dan is de invloed der taxatie op het te vergoeden bedragdeze, dat bij totaal verlies de som, waarop de zaak ge-taxeerd is, geheel door de assuradeurs zal voldaan wor-den, en bij schade de vergoeding bepaald wordt naarevenredigheid der taxatie. Duidelijkheidshalve meen ik hier nog te moeten opmer-ken, dat, wanneer hier van taxatie gesproken wordt, eraltijd verondersteld wordt, dat de taxatie de juiste waardevertegenwoordigt, en niet meer of minder dan deze bedraagt. Eene verzekering dan ook in dezen zin tot de taxatieis geoorloofd, daar uit art. 253 al. \'1 W. v. K.: »Verze-kering, welke het beloop van de waarde of het wezentlijkbelang te boven gaat, is alleen geldig tot het beloop vanhetzelve" duidelijk blijkt, dat men de volle waarde vaneene zaak mag verzekeren, maar ook niet meer dandie waarde. Is er derhalve boven de taxatie
verzekerd, zoo is erook verzekerd boven de waarde, en volgens het aange-haalde wetsartikel is dan de invloed der taxatie deze, datde verzekering alleen geldig is tot het beloop der taxatie,ep het W. v, K. onderscheidt niet. voor het geval, dat
? de verzekering boven de taxatie of de waarde bedriege-lijk is geschied. 1 De omstandigheid, of de taxatie al dan niet bedriege-lijk is geschied, heeft alleen invloed op de teruggave vande premie. Eene algemeene bepaling daaromtrent vindtmen in art. 281 W. v. K., waar wij lezen: nln allegevallen, in welke de overeenkomst van verzekering voorhet geheel of ten deele vervalt, of nietig wordt en mitsde verzekerde ter goeder trouw hebbe gehandeld, moetde verzekeraar de premie teruggeven, hetzij voor hetgeheel, hetzij voor zoodanig gedeelte, waarvoor hij geengevaar heeft geloopen." Is de verzekerde alzoo ter goedertrouw, dan moet de premie teruggegeven worden doorden assuradeur. Bij zeeverzekering echter wordt hem hetgenot toegestaan van een half ten honderd van de ver-zekerde som of de halve premie, zoo als blijkt uit art.062 W. v. K.: »In alle gevallen in welke, of de verze-kerde goederen niet zijn verzonden, of in mindere hoe-veelheid verzonden worden, of bij mistasting te veel is 1 Art. 486
Ontwerp 1809 onderscheidt wel en dit artikel luidtaldus: «Wanneer de verzekerde soinme het ware interest te ho-ven gaat, blijft de verzekering, zoo die ter goede trouw isgeschied, van waarde, doch niet hooger dan tot het beloop vanhet ware interest toe".
? verzekerd, en voorts in het algemeen in de gevallen hijartikel 281 voorzien, geniet de verzekeraar een half tenhonderd 1 van de verzekerde som, of de halve premie,en zulks op dezelfde wijze als bij artikel 635 2 is bepaald,behoudens, wanneer in een bijzonder geval, hem bij dewet of bij de overeenkomst meerder is toegekend." Heeft de verzekerde evenwel bedriegelijk boven de taxa-tie. verzekerd, dan is de assuradeur geregtigd de geheelepremie te behouden, onverminderd de openbare regtsvor-dering, zoo daartoe gronden zijn, volgens art 282 W. v. K.:»Bijaldien de nietigheid van de overeenkomst, uithoofdevan list, bedrog of schelmerij van den verzekerde ontstaat,geniet de verzekeraar de premie, onverminderd de open-bare regtsvordering, zoo daartoe gronden zijn." 1 Pothier meende, dat dit half ten honderd eene vergoedingdaarstelde. Hor.Tius echter t. a. p. III p. 129 merkt teregt aan,».lat dit moet aangemerkt worden als eene belooning voor deaanvankelijke bemoeijing van den assuradeur, hij beroept
zichvoor dit gevoelen op de oidonnantie van Koning Philips, waardit heette «voor liet maken van zijn boek" en op de benaming,die men er in Frankrijk aan geeft, n 1.: »droit de signature"alsmede op de Guidon de la mer, II, 16. s Volgens art. 635 W. v. K. mag de halve premie wordeningehouden, of kan deze worden teruggevraagd, ala de premieminder dan een per honderd bedraagt.
? Be Ordonnantie van Assurantie en Avarijen der stadAmsterdam van 4744 maakt geen onderscheid, of er aldan niet bedriegelijk hoven de waarde is verzekerd, maar zegt in art. 23......«indien in cas van schaden of Averije bij productie van de beseheyden, of andersints,bevonden wierd, dat de verseekercle Somme meerder alsde waarde van de goederen quam te beloopen, sullen deAssuradeurs niet gehouden zijn verder ofte meerder te ver-goeden, dan de regte waarde van de gescheepte goederen,en zoo het goederen zijn, waarvan geen behoorlijk factuur,en justificatie van \'t Intrest kan getoont werden, en daaromvolgens dé art. 7 en 22, in de Police moeten getaxeerdwerden, zal de getaxeerde waarde gevolgt, en het meerderverseekerde gerestorneerd werden." De Ordonnance de la Marine van 4684 verklaardeiedere zoodanige verzekering nietig, en dreigde zelfs metconfiscatie der goederen, zoo als wij zien uit art. 22 :•»Défendons de faire assurer un réassurer des effets au-delà de leur
valeur, par une ou plusieurs polices, à peine denullité de l\'assurance et de confiscation des marchandises;" 1maar dit artikel wordt door art. 23: »Si toutefois il setrouve une police faite sans fraude, qui excède la valeur 1 Evenzoo art. 14 Reglement van Antwerpen. Zie valin, t. a. p.ad art. 22.
? des effets chargés, elle subsistera jusqu\'à concurrence deleur estimation; et en cas de perte les assureurs en seronttenus, chacun à proportion des sommes par eux assurées;comme aussi de rendre la prime du surplus, à la réservedu demi pour cent." beperkt tot het geval, dat er opzet-telijk bedrog gepleegd is bij het verzekeren boven dewaarde, en, hoewel volgens de algemeene regtsbeginselenbedrog nimmer verondersteld, maar steeds bewezen moetworden bepaalt echter de Ordonnance dat in \'t gevalvan art. 54: »Si l\'assuré a recélé des assurances ou descontrats à la grosse, et qu\' avec celles qu\'il aura décla-rées, elles excédent la valeur des effets assurés; il seraprivé de l\'effet des assurances, et tenu de payer les sommesempruntées, nonobstant la perte ou prise du vaisseau"bedrog verondersteld wordt, zoo als valin aldus opmerkt:»La déclaration faite par l\'assuré du montant des assu-rances et des sommes par lui prises à la grosse n\'étantpas exacte, la présomption est de droit, que c\'est
uneinfidélité et une fraude de sa part." 2
? De verzekerde kan in dit geval echter bewijzen, datniet opzettelijk om te bedriegen, maar door het een ofander toeval of dwaling aldus is geschied. Maar wanneerde verzekerde de betaling der sommen, die boven de waardeverzekerd zijn gaat opvorderen, dan wil zelfs art. 55 der Or-donnance, dat hij zal gestraft worden »exemplairement." Deze bepalingen der Ordonnance zijn niet woordelijkin de Code de Commerce overgenomen, maar deze bepaaltin art. 357, dat een overeenkomst van verzekering ofherverzekering, »consenti pour une somme excédant lavaleur des elfets chargés," nietig is »à l\'égard de l\'assuréseulement, s\'il est prouvé, qu\'il y a dol où fraude de sapart," terwijl art. 358 C. de C. geheel overeenkomstigmet art. 253 al. 1 W. v. K. bepaalt, dat het contractgeldig is »jusqu\'à concurrence de la valeur des effets chargés,d\'après l\'estimation qui en est faite ou convenue, s\'il n\'ya ni dol ni fraude." Tevens bevat dit artikel nog debepaling dat in geval van verlies de
assuradeurs gehoudenzijn in de schade te deelen, »chacun à proportion dessommes, par eux assurées," en dat zij niet de premievan het te veel verzekerde mogen behouden, maar slechts» rimdernriité de demi pour cent," Art. 357 C. de C. spreekt dus alleen de nietigheidvan de overeenkomst uit voor zooveel den verzekerde betreft,maar houdt de geldigheid in stand met betrekking tot
? den verzekeraar, zoodat deze altijd de premie kan behou-den, of\' zoo hij deze nog niet ontvangen heeft, nog magvorderen. Het hof van Cassatie 1 heeft evenwel te regtopgemerkt, dat de assuradeur in zulk een geval het geldniet kreeg na titre de prime", maar y>h titre d\'indemnitéparee qu\'en principe, il ne peut jamais ètre dü de primelè, oü il n\'y a pas de risque dont elle devienne Ie prix." Ook onder het gebied der Code is de oude regtsregeldat bedrog niet gepresumeerd, maar bewezen moetworden, overgenomen in art. 1116 C. C. 2 De assura-deur moet alzoo dat bedrog nu bewijzen, en de bewijzener van mogen niet gering, maar moeten zeer duidelijkzijn, waarom dan ook reeds in een der constituties be-paald werd: »dolum ex indiciis perspicuxs probariconvenit." 3 Delvincourt 4 stelt nog het geval, dat ik mij echterin de praktijk moeijelijk kan voorstellen, dat er bedrog is, 1 Observations de la cour de cassation, torn I, pag. 32, aange-haald bij boulay paty, t. a. p. pag. 129. 2 Art. 1116 C. C. luidt aldus:
Le dol est une cause de nullitéde la convention, lorsque les manoeuvres pratiquées par l\'une desparties sont telles, qu\'il est évident que, sans ces manoeuvresl\'autre partie n\'aurait pas contracté. Il ne se présume pas et doitêtre prouvé." 3 L. 6, Cod. II, 21 (de dalo malo). 4 Inst. Commerciales, torn II, pag. 356.
? zoowel van den kant van den verzekerde als van den kantvan den verzekeraar, maar zulk soort van assurantie-contracten is zeker niet veel anders dan een spel en bei,-vincourt zegt dan ook »que si cela arrivait, il faudraitsuivre la disposition du droit romain: cum utriusquetulpitudo versatur cessât repetitio." 1 A.an geen van beidenzal dan ook in zulk een geval eene actie worden toege-staan, de assuradeur zal de premie, zoo hij deze nog nietontvangen heeft, niet kunnen vorderen, en de verzekerdein geval van verlies niet de verzekerde som mogeneischen. Is er boven de waarde verzekerd, doch zónderdat er bedrog aanwezig is, dan hebben wij gezien, datvolgens art. 358 C. de C. het contract geldig is tot dewerkelijke waarde, dat de assuradeurs voor het meer-dere de premie moeten teruggeven tegen vergoeding vaneen half ten honderd, en dat zij in geval van verlies ge-houden zijn tot schadevergoeding, naar evenredigheid vande sommen door hen verzekerd. Maar men moet ook nunog onderscheiden, even
als valin dit doet, ad art. 23der Ordonnance, (dat met art. 358 C. de C. over-eenstemt) dat men, wanneer eene zaak boven de waardedoor verscheidene assuradeurs is verzekerd, zonder bedrogvan de zijde des verzekerde, en de assuradeurs aldus bij 1 L. 4, § 1, Dig XII, 5.
? verlies verpligt zijn tot schadevergoeding naar evenredig-heid der door hen geteekende sommen, in het oog moethouden, of de verzekering gesloten is hij een en dezelfdepolis dan wel bij verscheidene polissen; want voor lietgeval, dat eene zaak verzekerd is boven de waarde bij ver-scheidene polissen, is art. 359 C. de C. van kracht :S\'il existe plusieurs contrats d\'assurance faits sans fraudesur le même chargement, et que le premier contractassure l\'entière valeur des effets chargés, il subsistera seul.Les assureurs qui ont signé les contrats subséquents, sontlibérés, ils ne reçoivent que demi pour cent de la sommeassurée. Si l\'entière valeur des effets chargés n\'est pas assuréepar le premier contrat les assureurs qui ont signé lescontrats subséquents répondent de l\'excédent en suivantl\'ordre de la date des contrats." Wij moeten hier dus het geval nagaan, dat bij een 011dezelfde polis van gelijke dagteekening de zaak boven dewaarde, zonder bedrog, verzekerd is, van welk geval vaun \'zegt; «il faut aux termes de
notre article, que toutes lesassurances soient faites par une seule et même police."
? De assuradeurs deel en alsdan ieder naar evenredigheidin de vermindering der geteekende som en in het verliesder premie tegen behoud van een half ten honderd, en bijschade in het voordeel niet de geheele geteekende som temoeten betalen. Maar tevens merkt boulay paty 1 hierteregt op, dat verscheidene polissen van dezelfde dagtee-kening voorzien, moeten beschouwd worden als één polisuit te maken, en dat zoowel de assuradeur, die het laatstop zulk een polis teekent als degeen die het eerst getee-kend heeft, in de winst of het verlies der verminderingdeelen moet ; dat dit voorts ook oudtijds reeds aangeno-men werd, blijkt uit de volgende aldaar aangehaalde woor-den: rfultimus assecurator tantumdem participât in damnoet lucro ex assecuratione proveniente quantum prior." 2 In Portugal is hetzelfde systeem als in Frankrijk aange-nomen, aangezien art. 1772 Codigo Commercial Portuguezovereenstemt met art. 359 C. de C. 3 Evenzoo gold ook vroeger in Engeland een systeem, datveel met het Fransche
overeenkwam, vermits daar toenwerd aangenomen, dat, wanneer verschillende assuradeursop één polis geteekend hadden voor meer dan de waarde, 1 t. a. i>. pag, 130 en 131. 2 - Kuricke Diatr.: N®. 10. Casaregis Disc : 1 N°. 05. 3 Noltk, t. a. p. vol I, pag. 227.
? zij, in geval van verlies, gehouden waren te betalen naarvolgorde van de onderteekening; zoodat zij, die geteekendhadden, nadat door de vorige onderteekenaars reeds dewaarde verzekerd was, ontslagen waren van hunne ver-bindtenis, en zij de premie moesten teruggeven, met behoudvan een half ten honderd. An mould 1 merkt hierbij ech-ter teregt op: »But the rule in France was never appliedto several subscriptions to one policy, unless they boredifferent dates; and this probably is the true meaningof the English rule." Doch genoemd beginsel betaat tegenwoordig in Enge-land niet meer, maar men neemt nu aan, dat, wanneeralle onderteekeningen op één en dezelfde polis voorkomen,die ook één en dezelfde dagteekening draagt, dit als ééncontract moet beschouwd worden. Draagt echter een po-lis verschillende data, dan ontstaat uit iedere datum eenafzonderlijk contract, even alsof bij verschillende polissenverzekerd was. 2 De verzekerde kan wel daarop niet meer 1 t. a. p. vol I, pag. 819. 2 Is er evenwel eene
verzekering gesloten op een verschillendedatum en op een andere polis dan de vorige, maar met de clau-sule : «Geschiedende deze verzekering in gemeenschap met ƒ10.000te Rotterdam verzekerd den 26 Januari 1869," moeten alsdandeze twee verzekeringen al dan niet als eene beschouwd wor-
? dan de waarde vorderen, maar hij heeft de vrijheid vaneen der onderteekenaars, en dat wien hij wil, aan tespreken, tot dat hij de waarde heeft terug bekomen; ookis het aan de assuradeurs, die betaald hebben, overgela-
? ten pro rata van de andere assuradeurs, die geteekendhebben, vergoeding te bekomen. 1 Deze regel is door Lord mansfield ingevoerd en geldttegenwoordig als wet. 2 Marshall heeft bij dezen regel opgemerkt, dat, wan-neer verzekering gesloten was bij verschillende polissenboven de waarde zonder bedrog: »all the underwriters onthe several policies would be equally bound to make areturn of premium for the sum insured above the valueof the effects, on proportion to their respective sub-scriptions." 3 1 Als voorbeeld geeft arnould t. a. p. vol. I, pag. 318 liet vol-gende: iiHince where a merchant the value of whose wholeinterest was £ 2200, first effected a policy on this interest atLiverpool for £ 1700 and then (without 1\'rand) another policy onthe same interest at London for £ 2200 he was allowed to reco-ver the whole amount on the London policy and the Londonunderwriters where allowed to recover a rateable amount by wayof contribution from those at Liverpool." In zake davis c. gildart. 2 Dit systeem in
Engeland algemeen in gebruik, is ook nogvan groot belang voor het geval, dat een of meer assuradeurenfailliet mogten gaan, zoodat de verzekerde alsdan de solventeassuradeurs alleen zal aanspreken, indien hij van deze de juistewaarde kan verkrijgen. 3 Marshall. On Insurance 3th. ed. London 1823, pag. 019.
? Eenige jaren geleden echter heeft deze regel eene ver-andering ondergaan, men neemt tegenwoordig aan, dat,wanneer door de eerste polis geen genoegzame schade-vergoeding kan bekomen worden, maar door de invorderingook van de tweede polis te veel zou verkregen worden,dan alleen de onderteekenaar van de tweede pro ratagehouden is tot teruggave van de premie. 1 De doelmatigheid van dit beginsel is het eerst aange-toond door mc. culloch, Comm: Dictionary. 2 Maar zijn beide polissen getaxeerd, dan is algemeenaangenomen, dat de invloed der taxatie op het te ver-goeden bedrag deze is, dat, wanneer de taxatie in beidepolissen dezelfde is, de verzekerde, die het geheele bedrag-op een polis gekregen heeft, op de andere niets kan vor-deren. 3 Is de taxatie in beide polissen verschillend, zoois de invordering der schade op de eerste polis voor hetgeheele bedrag van de waarde, opgegeven in de tweedepolis, geen hinderpaal voor den verzekerde ook nog vande assuradeurs, die op de tweede polis
geteekendhebben, schadevergoeding te vorderen, mits hij bewijze 1 In zake fisk. c. masterman Cf. arnoujld t. a.p. vol L pag. 321. 2 Cf. nolte t. a. p. vol I, pag. 229. 3 Cf. Beslissing van Lord Tenterden in zake jrving c. iuchakd-son. Arnoüld t a. p. vol I, pag. 321.
? dat de werkelijke waarde van de verzekerde zaak de opde eerste polis verkregene schadevergoeding overtreft. 1In de Vereenigde Staten is de regtsregel, door Lordmawsfield vastgesteld, eveneens als wet aangenomen,dóch reeds sints verscheidene jaren is het gebleken, datdeze regel geenszins naar den zin der Amerikaanschekooplieden was. Beter konden zij zich vereenigen met deoude Engelsche en de tegenwoordig in Frankrijk heer-schende wijze van zien. Ten einde nu tot het invoerente geraken van de in genoemde landen geldende gewoon-ten, worden in alle Amerikaansche polissen clausules op-genomen, en wel in de tweede of volgende polissen deze:»It is further agreed that if the assured shall have madeany other assurance upon the premises prior in date tothis policy, the assurers shall be answerable only for somuch as the amount of such prior insurance may bedeficient," terwijl in de eerste polis ingevoegd wordt:»In case of any subsequent insurance, the insurers shall,nevertheless, be answerable for
the full extent of the sumsubscribed by him, without right to claim contributionfrom subsequent assurers." 2 1 Aldus aangenomen in zake bonsfield c. barnes 4 Campl. \'228aangehaald bij nolte t. a. p. vol. I, pag. 230. 2 Kent, Commentaries on American, Law 10"». Ed. New-YorkI860, vol. Ill, pag. 280 en 281.
? Wat het Duitsehe regt betreft, zoo vindt men in § 2000van het Preuszische Landregt: ff Niemand soll über einenund denselben Gegenstand, auf dessen nach § 1984 zubestimmenden Werth, mehrere Versicherungen nehmen"en § 2001: »Wer Versicherung sucht, musz gewissenhaftanzeigen, ob und welcher Art er bereits von einem andernVersicherung genommen oder zu deren Schliezung Ordreertheilt habe; terwijl art. 790 A. D. H. G. B. geheel over-eenkomstig art. 253 W. v. K. bepaalt: Die Versicherungs-summe kann den Versicherungswerth nicht übersteigen. Soweit die Versicherungssumme den Versicherungswerthübersteigt, hat die Versicherung keine rechtliche Geltung." 1 De wetsbepalingen in Italië stemmen geheel overeenmet die in Frankrijk, daar art. 471 zegt: ffII contrattidi assicurazione o di reassicurazione e stipulato per unasommo excedente il valore delle cose caricate è nulloriguardo al solo assicurato, se vi fa dolo o frode perparte sua," en dus overeenstemt met art. 357 C. de C., ter-wijl
eveneens art. 472: ffSi non vi è dolo ne frode, ilcontratto è valido sino alla concurrenza del valore dellecose caricate, secundo la stima fatta o convenuta. 1 Men vergelijke voorts: Allgemeine Seeversieherangs Bedingun-gen 1807, § 10 sqq.
? Nel caso di perdita, gli assicuratori devono contribuirecias-cuno in proporzione delle somme da essi assicurate. Essi non hanno diritto al premio dell\'eceedenza, masolanto all\'indennita del mezzo percento: met art. 358O. de C. overeenkomt. Ten derde moet nu de vraag beantwoord worden, welkede invloed der taxatie is op liet te vergoeden bedrag bijverzekering onder de taxatie ot waarde. Het antwoord op deze vraag vindt men in art. 353,al. 2, W. v. K. aldus uitgedrukt : »Indien de volle waardevan bet voorwerp niet is verzekerd, is de verzekeraar, ingeval van schade slechts verbonden, in evenredigheid vanbet verzekerde tot het niet verzekerde gedeelte." Deze bepaling, die in het Wetboek van 4830 niet voor-kwam, is er later bijgevoegd, en dat wel, zooals de Regeringbij hare memorie van toelichting (Maart 1835) zeide: »teneinde eene kwestie te beslissen, die, hoezeer derzelveroplossing in den aard der zake is gelegen, echter regts-geschillen heeft opgeleverd, welke nu, in den geest dei-gemaakte bijvoeging, zijn beslist
geworden." 1 Ook o[> zich zelve is het duidelijk dat, wanneer iemandeen zaak waard ƒ 40,000 verzekert bij iemand voor ƒ 5,000, 1 VoommiN, t. a. p. deel II, pag. 170.
? hij volgens het eerste lid van art. 253 W. v. K. de overigeƒ 5.000 kan laten verzekeren bij een ander; en zoo ditgeschiedt, moeten beide assuradeurs in geval van schadede helft der schade betalen. Voor het geval nu, datde verzekerde de andere helft nu niet heeft laten verze-keren, maar daarvoor zelt risico geloopen heeft, zegt deRegering in hare memorie teregt: »hoe zoude nu dieeerste verzekeraar nadeel kunnen lijden, door de aan hemgeheel vreemde omstandigheid, dat de verzekerde, in plaatsvan het onverzekerd gedeelte bij anderen te laten ver-zekeren, het gevaar voor zichzelve heeft gehouden ?" Een lid der 2de afdeeling vond zelfs dit nog niet ge-noegzaam, en oordeelde eene meer volledige uiteenzettingdezer materie allezins noodzakelijk, waarom hij de vol-gende redactie voorstelde: Indien de volle waarde van hetvoorwerp niet verzekerd is, maai\' slechts een gedeelte vanhetzelve, zonder bepaalde aanwijzing van dat gedeelte, isde verzekeraar, in geval van schade, slechts verbonden,in
evenredigheid van het verzekerd tot het niet verze-kerd gedeelte. Indien het verzekerd gedeelte van het geheel bepaaldelijkaangewezen is, blijft de verzekeraar gehouden de schadete vergoeden, welke zich tot liet aangewezen gedeelte vanhet geheel bepaald heeft. Het geheel van het voorwerp verzekerd zijnde, maar
? slechts tot eene zekere hoegrootheid van schade, benedende volle waarde, is de verzekeraar gehouden tot voldoe-ning van het geheel der schade, hetwelk beneden debedongen hoeveelheid gebleven is." 1 Tevens wilden ook nog eenige leden der 1ste afdeeling(April 1835) distingueren tusschen het geval, waarin menvoor een bepaald gedeelte heeft verzekerd en dat waarinmen het voorwerp lot eene bepaalde som toe heeft verzekerd. De Regering heeft daarop in zijn ontwerp van 21 Oc-tober 1835, hoewel zij niet de aangehaalde redactie vaneen\' der Leden der afdeeling overnam, het artikel tochuitgebreid, zoodat het met die uitbreiding eveneens luiddeals ons art. 253 W. v. K. Het tweede lid van dat arti-kel is evenwel onveranderd gebleven; de Regering zeidein hare Memorie: dat het verzekeringscontract medebrengt,dat niet eene som, maar een voorwerp verzekerd wordt,en dat, even als zeker niemand twijfelt aan de waarheidvan de regel, dat de belanghebbende, indien hij het geheelheeft onverzekerd
gelaten, de volle schade moet lijden, hetzoo ook niet meer dan billijk en regtvaardig is, dat hijde helft van de schade drage, wanneer hij slechts de helftheeft laten verzekeren. Dit beginsel was dan ook reeds aangenomen in art. -46 1 Cf. voorduin t. a. p. pag\\ 173.
? der Ordonnance: »d\'avarie sera régulée entre les assureurs,et les assurés à proportion de leurs intérêts," alsmedein de Guidon de la mer Chap 5, Art. 4enhetzelfde beginselwordt ook gehuldigd door aile Fransche sclirijvers, zoo zegto. a. éméricon: «Cette règle est très juste, car par rap-port à son découvert, l\'assuré est comme assureur lui-même", 1 en pardessus maakt de opmerking: -»L\'assurépourroit n\'avoir pas fait assurer la totalité de ce qui luiappartient. Ce qui reste se nomme son découvert. Il està cet égard considéré lui-même comme son propre assu-reur, pour tout ce qui doit supporter la portion qui luiest restée non assurée," 2 terwijl potiher zich hieroverin gelijken zin uitlaat door te zeggen: »Lorsque le char-gement a été assuré pour une somme au dessus de savaleur, et que cette assurance a été faite indéterminement,les risques se partagent entre l\'assureur, au pro rata de lasomme qu\'il a assurée et l\'assuré pour le surplus." 3 Bepalingen, overeenkomende met art. 253, al. 2,
W.v. K., vindt men nog in art. 790 A. D. H. G. B. »Wenndie Yersicherungssumme den Versicherungswerth nicht er-reicht, so haftet der Versicherer im l\'allé eines theilwei- 1 t. a. p. tom II, pag. 2. 2 - Pardessus, Cours de droit Commercial, tom II, pag. 262, N°. 885. 3 Potiher, t. a. p. N". 79.
? sen Schadens für den Betrag desselben nur nacli Ver-lialtnisz der Versicherungssumme zum Versicherungswerthen bijna gelijkluidende is hiermede § 15 Algemeine See-versicherungs-Bedingungen von 1867." 1 Het derde lid nu van art. 253 W. v. K., dat in hetvroegere ontwerp niet voorkwam; maar in 1835 werdaangenomen, staat toe, dat men bij beding overeenkomt,dat de verzekeraar, onaangezien de meerdere waarde vanhet voorwerp, de schade zal voldoen tot het volle beloopder verzekerde som, doch dat beding moet dan ook uit-drukkelijk geschieden. Ik voor mij geloof evenwel niet, dat in de praktijk ditbeginsel van veel nut zal zijn, daar de verzekerde, hetgeenhij uitwint door zaken voor minder dan de waarde metdit beding te verzekeren, bijna weder zal verliezen dooreene hoogere premie te moeten betalen. De verzekeraarnamentlijk zal deze zeer zeker eisclien, omdat zijn gevaargrooter is. Mijns inziens bestaat er echter evenmin reden,waarom het wenschelijk zou zijn, dat voornoemd beginselniet in de wet ware
opgenomen, als de Regering er zwa-righeid in gevonden heeft, om van dat beding in bet derdelid van dit artikel gewag te maken. 2 1 Uitgave van h. tecklenborc., pag. 8. 2 VooRïHJiN, t. a p , pag. 17G.
? Eene dusdanige bepaling zou men echter te vergeefs inhet Fransche en Duitsche regt zoeken. Vervolgens ligt hier aan de beurt na te gaan, welkeinvloed de taxatie uitoefent, ten opzigte van het regt vanabandonnement en afkeuring. In art. 663 W. v. K. wor-den de gevallen opgenoemd, waarin door den verzekerdeschepen en goederen aan den verzekeraar kunnen wordengeabandonneerd, terwijl de artt. 664 en 666 W. v. K.beperkingen daarop bevatten, en in art. 717 W. v. IC.bet geval behandeld wordt, wanneer een schip gehoudenmoet worden ten aanzien van den verzekeraar te zijnafgekeurd. In deze drie laatste artikelen wordt er steeds van waardegesproken. Zoo spreekt art. 664 W. v. K. van »repara-tiekosten geen drie vierden van de waarde, waarop hetschip bij het doen der verzekering is begroot, te bovengaande;" art. 666 W. v. K., van schade drie vierden vande verzekerde waarde bedragende of te boven gaande;" eneindelijk art. 717 W. v. K. van »reparatiekosten, meerdan drie vierden der
waarde van het schip beloopende." In al deze drie artikelen wordt nu wel is waar vanwaarde gesproken, maar in ieder artikel schijnt men een\'anderen maatstaf voor de bepaling dier waarde te moetenaannemen. In het geval van art. 664 W. v. K. »Het abandon-
? neinent van het schip, uithoofde van onbruikbaarheid,kan niet gedaan worden, indien hetzelve gestooten heb-bende, of gestrand zijnde, weder vlot gemaakt, herstelden in staat gebragt kan worden om deszei ts reis naar deplaats zijner bestemming te vervolgen, en de reparatie-kosten geen drie vierden van de waarde, waarop het schipbij het doen der verzekering is begroot, te boven gaan,"is het volgens mijne meening duidelijk, dat men hier detaxatie alleen nis maatstaf moet nemen, daar cle woor-den: «de waarde waarop het schip bij het doen der ver-zekering is begroot" zeker niets anders aanduiden, dan»de waarde, waarop het schip in de polis is getaxeerd. 1 Is alzoo een schip getaxeerd op ƒ 80,000, dan moetende reparatiekosten de som van ƒ 60,000 te boven gaan,als er abandonnernent zal kunnen plaats vinden. En al mogt ook bij het doen der verzekering, nog opeene andere wijze dan bij de polis, de wraarde van lietschip zijn begroot, zoo blijft toch mijns inziens in art.664 W. v. IC. de taxatie bedoeld,
aangezien het abandon-nement een zaak is tusschen den verzekerde en den ver-zekeraar, en de taxatie is geschied, om tusschen die tweepersonen de waarde van het schip vast te stellen. 1 Het woord taxatie, taxeren enz., wordt nergens in ons Wetboekgevonden, doch men vindt daarvoor steeds eene andere terminologie.
? In de praktijk zal zeker eene begrooting van de waardevan een schip bij het doen der verzekering wel nimmeranders geschieden, dan door eene taxatie in de polis. In het tweede geval, bedoeld in art. 666 W. v. K.:MHet abandonnement, in geval van vergaan of bederf, kanniet gedaan worden, dan wanneer het verlies of de schadedrie vierden van de verzekerde waarde bedraagt of te bovengaat," hangt liet van de verzekerde waarde af, of er aldan niet geabandonneerd kan worden. De taxatie heefthier niets mede te maken. Is b.v. een schip getaxeerdop ƒ 80,000 doch is het slechts verzekerd voor ƒ 60,000,dan moet het verlies of de schade drie vierden van deƒ 60,000, als zijnde de verzekerde waarde, bedragen, voorhet schip geabandonneerd mag worden. Minder duidelijk dan de bepalingen over het abandon-nement, is die betreffende het geval, wanneer een schipten aanzien van den verzekeraar voor afgekeurd moet ge-houden worden. Deze bepaling is aldus vervat in art. 717W. v. K.: »Indien de
reparatiekosten meer dan drie vierdender waarde van het schip zouden beloopen, moet hetschip ten aanzien van den verzekeraar, gehouden wordenals afgekeurd, en de verzekeraar is alsdan verpligt," enz. Hier wordt alleen gesproken van toaarde van het schip.Deze uitdrukking echter kan zeer verschillend opgevatworden, daar in genoemd artikel de woorden »waarde van
? het schip voor niet minder dan drie uitleggingen vatbaarzijn. In de eerste plaats kan gemeend zijn, dat de repa-ratiekosten meer moeten beloopen dan drie vierden derwaarde, welke bet schip bezit, na het lijden der ramp.Ten tweede kan men beweren, dat de hier bedoelde waardeis de waarde, welke het schip zou gehad hebben ten tijdeder afkeuring, zoo het geen ramp ondervonden had. Eneindelijk, ten derde kan het woord waarde hier betee-kenen de waarde, welke het schip had ten tijde der ver-zekering. Wat mij aangaat, ik houd het er voor, datdeze laatste uitlegging de ware en de in art. 717 W. v. K.bedoelde is. ITet is vooral op art. 664 en 666 W. v. K., dat ikdeze mijne meening grond, daar art. 664 zoo als wij zagenook sprekende van reparatiekosten, drie vierden van dewaarde te boven gaande, duidelijk er bijvoegt, dat de waardehier die waarde is, waarop het schip bij het doen derverzekering begroot was, en art. 666 W. v. K. evenzoospreekt van verzekerde waarde, welke meestal de waardezal zijn der verzekerde
voorwerpen, ten tijde der verze-kering, daar men toch meestal de geheele waarde verze-kert. In beide artikelen wordt aldus aangeduid welkewaarde de wetgever bedoelde, en hoewel nu in art. 717er niet is bijgevoegd welke waarde bedoeld is, zoo meenik, dat men ook hier als de bedoeling des wetgevers moet
? aannemen, dat waarde hier beteekent de waarde, welkehet schip heeft ten tijde der verzekering. Is het schipin de polis getaxeerd, dan is deze waarde gelijk aan detaxatie die daarin is uitgedrukt. In denzelfden zin is dit punt beslist door twee arbi-trale uitspraken van 22 en 23 December \'1866, in zakeliet schip Economie 1 en wel op deze gronden: Overwegende, dat partijen kennelijk verschillen over deuitlegging van het woord waarde in art. 717 W. v. K.,en dus in de eerste plaats te onderzoeken valt, wat deWet in dat artikel onder het woord waarde heeft be-doeld ; dat de wet een\' maatstaf aannemende voor de af-keuring van een schip tegenover assuradeuren ter zakevan hooge reparatiekosten, daarmede een eind heeft wil-len maken aan alle mogelijke en vaak niet te ontwarrenvragen omtrent de afkeuring van een schip in de nood-haven ; dat om dit doel te bereiken een vaste maatstaf werdaangenomen, maar dat daaruit ook volgt, dat die grond-slag dan alleen van nut is, wanneer de waarde in
depolis uitgedrukt in aanmerking wordt genomen; 1 Magazijn van Handelsregt, deel IX, pag. 16 en deel X, pag.84 en 85.
? dat deze bedoeling van den wetgever nog duidelijkerblijkt uit Art. 664 W. v. K.. waarin uitdrukkelijk wordtgezegd, dat de daar genoemde waarde die is, welke in depolis staat uitgedrukt; dat die opmerking daarom van ge-wigt is, omdat art. 664 W. v. K, hetzelfde geval behandelt,als waarvan art. 717 W. v. K. spreekt, namelijk deafkeuring van het schip ten aanzien der verzekeraars,terwijl het geen verschil ten deze maakt, dat in hetgeval van art. 664 W. v. K. de verzekerde wegens deafkeuring abandonneert, en in het geval van art. 717W. v. K. de actie van totaal verlies instelt, daar beideactiën op liet feit der afkeuring berusten; O. dat dus de wet in art. 747 W. v. K. de waardebedoeld heeft in de polis uitgedrukt, enz. In zake »Wilhelmina Frederica" is 23 December 4844en 7 en 12 Januarij 1842 voor de arrondissements-regt-bank te Amsterdam over deze kwestie ook nog gepleitdoor Mr. r. a. van hall en Mr. s. e. nijkerk. 1 Doorden eersten pleiter werd dezelfde meening voorgestaan, diein de bovenvermelde arbitrale
uitspraken is aangenomen,terwijl door Mr. nijkerk werd beweerd, dat waarde inart. 717 W. v. K, beteekende, de waarde, waarop het * Regtsgel, 3ijbl. deel IV, pag. 50—57,
? schip in deszelfs beschadigden toestand in de noodhavengetaxeerd is. Hij beroept zich tot staving zijner meening,op art. 664, 715 en 716 W. v. K., en wel op art. 664als bewijs, dat, waar de wet de verzekerde waarde in aan-merking wil doen komen, die waarde dan uitdrukkelijkvermeld wordt, en op de art. 715 en 716, 1° omdat ervolgens hem geene reden bestaat, waarom het woordwaarde in art. 717 eene andere beteekenis zoude heb-ben, dan in de voorafgaande art. 715 en 716, en 2° om-dat er verband moet bestaan tusschen de waarde vanhet scldp, in den aanvang van art. 716 vermeld, en dewaarde van het beschadigde schip of wrak, waarvan aanhet einde van het artikel gesproken wordt. Mr. van hallweèrlegde deze beweeringen door er op te wijzen, datart. 664, waarop de eischer zich beroept, juist pleit voorzijne stelling, daar die bepaling op hetzelfde beginsel be-rust, als art. 717: beide die voorschriften zijn gegevendoor eenen wetgever, die bepalen moest, wanneer hetschip voor afgekeurd moest worden gehouden, en die
der-halve in het eene geval de vraag niet zal hebben latenafhangen van de verzekerde waarde, in het andere gevalvan de wraarde van het beschadigde. Evenmin afdoende vindt hij het argument uit art. 715en 716 ontleend; daar toch spreekt de wetgever nietvan de waarde van het beschadigde schip, maar van de
? waarde, die het schip had vóór de schade. In die bepa-lingen, zegt hij, heeft het woord: toaarde, eene anderebeteekenis dan in art. \'747. In het vonnis van de regtbank van 9 Junij 4842 1 isdit punt evenwel niet beslist geworden, daar op anderegronden de eischer niet ontvankelijk is verklaard in zij-nen eisch. Volgens de arbitrale uitspraken en de meening vanMr. van hall, die tevens ook de mijne is, moeten alzoode reparatiekosten meer beloopen dan drie vierden derwaarde, waarop het schip in de polis is getaxeerd, zalhet schip ten aanzien van den verzekeraar worden ge-houden als afgekeurd. Ten slotte valt nu nog na te gaan of de taxatie vaninvloed is, bij het beding van partiële vrijdom van bescha-digdheid, en zoo ja, hoever die invloed zich uitstrekt. Inart. 646 W. v. K. wordt gehandeld over verzekering metde clausule »vnj van beschadigdheid". Alsdan wordt doorde assuradeurs in het geheel geene schade voldaan, maaralleen totaal verlies betaald. Doch dikwijls wordt bij ver-zekering deze clausule beperkt aangetroffen, b. v.
»vrijvan beschadigdheid onder tien ten honderd." — De wetbepaalt in art. 645, dat de verzekeraar niet aansprakelijk » Eegtsgel Bijbl, deel IV, pag. 648—650,
? is voor avarij onder de drie ten lionderd, indien goede-ren, welke ligtelijk aan,bederf of\' vermindering onderhe-vig zijn, in de polis met derzelver namen zijn uitgedrukt.De gedrukte polissen, ter beurze van Amsterdam in ge-bruik, bevatten dan ook bij casco en goederen-verzekering,steeds de formule »vrij van schade en avarij gros onderdrie ten honderd." Maar nu is het de vraag of schademoet betaald worden zoodra deze de, bij de polis bedon-gen percenten, volgens de taxatie te boven gaan, of dateene afzonderlijke waardering hiervoor moet geschieden.Ik meen evenwel ook hier weder, dat de taxatie als ver-bindend voor den verzekeraar en verzekerde moet beschouwdworden, en dat, zoodra de schade de bedongen percenten,berekend naar de getaxeerde waarde, te boven gaat, deassuradeurs die betalen moeten, en zoolang dit niet hetgeval is, de verzekerden daarvoor zelf aansprakelijk zijn.Moest men eene afzonderlijke waarde in dit geval wedervaststellen, dan zou men dikwijls tot tegenstrijdigheidkomen, want, stel een
schip is getaxeerd op ƒ 80,000,maar voor de schaderekening wordt het gewaardeerd opƒ 60,000. Laat er nu ƒ 7000 schade komen, dan belooptdeze som meer dan \'10 perc. (als er bedongen is vrijvan beschadigdheid onder de tien ten honderd) van ƒ60,000,maar niet van de taxatie in de polis; neemt men nuaan, dat de taxatie in de polis niet als maatstaf moet
? aangenomen worden, dan zouden in dit geval de assura-deurs aansprakelijk zijn, en ƒ 7000 moeten betalen, maardit is geen 10 perc. van hetgeen waarvoor zij geteekendhebben, en de assuradeurs zouden met regt kunnen wei-geren, daar zij nu tot iets anders gedwongen worden, dan waarvoor zij zich verbonden hadden. § tegenbewijs tegen de taxatie. Tegen de taxatie wordt in den regel, zooals reeds inden beginne is aangemerkt, geen tegenbewijs toegelaten.Zoo zegt Pohls ook teregt: »Die Taxe bildet die Grund-lage für den Umfang der beiderseitigen Verbindlichkeitender Contrahenten, und der Versicherer wird in den Régelnicht befugt seyn, eine Beweisführung über den wahrenWerth des Versicherten Gegenstandes zu forderen." 1Evenwel, ofschoon het vaststellen der waarde in de poliseene overeenkomst is tusschen den verzekerde en verze-keraar, en derhalve de opgave van die waarde voor henbindend moest zijn, volgens den algemeenen regel, vervat inart. 4374 B. W., dat alle wettiglijk gemaakte
overeenkom-sten dengenen, die dezelve aangegaan hebben tot wet strek-ken, is men genoodzaakt geworden om in het assurantieregt i pöHi-B, t- a. p- Ij -5.91,
? op dit punt van dien regel af te wijken en in sommige geval-len toe te staan tegenbewijs tegen de taxatie te leveren.Hoofdzakelijk geschiedde dit. omdat de opgave van de waardebijna altijd door den verzekerde alleen geschiedt, en deverzekeraar door praktische bezwaren genoodzaakt is, zichop de goede trouw van den verzekerde te verlaten. Inhet Canoniek regt treft men reeds deze afwijking aan inhet assurantieregt, omdat men meende anders de deur teopenen voor tle wed verzekeringen. Hevig wordt dit Canoniek beginsel, dat in bijna allewetgevingen nog voorkomt, bestreden door Professor Dr.w. endemann, in eene uitvoerige verhandeling over hetassurantieregt, 1 waarin hij de polis aan de gewone regts-regelen, aangaande de overeenkomsten, onderworpen wilzien. Genoemde bepaling, die vroeger gesteld was om dewoeker tegen te gaan, is nog thans behouden, omdat menmeent hierdoor spel en weddingschap te weren. Dr. ende-mann is daarentegen van meening, dat dit doel door zoo-danige uitzondering niet
bereikt wordt, en dat hierdoorniet ééne wed ver zekering minder gesloten wordt. En tochwil hij geenszins spel en weddingschap niet beteugeld 1 Dr. w, endemann. Das Wesen (1er Versicherungsgeschäften inhet Zeitschrift für das gesammte Handelsregt herausgegeben vonDr- l- GOLpscpmDT und Pr. 4\'. ?«ABAHD, deel IX en X.
? zien, want hij zegt, dat het vaststaat r»dasz die berechtigteAbmahnung von dem wirthschaftlich und sittlich ver-werflichen Spiel mit Werth en wesentlich Sache der Beleh-rung und der Kultur ist" zoo meent hij toch dat de wetalleen "einzelne nach dem herrschenden Rechtsbewusztseinals Delikte erscheinende Spielen" verbieden, en zelfswenschte hij op zoodanig spel straf te bepalen. Maar hijwil niet dat hier eene bepaalde lijn getrokken worde, »durchwelche," zoo als hij dit uitdrukt, »der echte, reelle unddaher rechtlich zu justiiizirende Umsatz der Werthe vondem unechten, spielerisch-schwindelhaften und daher recht-lich zu miszbilligenden Verkehr geschieden werden soll." 1Evenmin als inen tegenwoordig den wissel verbiedt, om-dat men wisselruiterij afkeurt, moet volgens zijne meeningabsolute taxatie uitgesloten worden, omdat men de wed-verzekeringen afkeurt. Als algemeene regel nu voor het assurantie-contractstelt ende mann, dat »der Versicherungsvertrag ein voll-kommen rechtsgültiges und
verbindliches Geschäft sei, beidein Leistung und Gegenleistung lediglich nach dem Willender Contrahenten zu bestimmen, jederlei Präventivbe-schränkungen wegen der Möglichkeit von Betrug oder Spicl-geliift zu verbannen und nur die Anfechtungen zu gestatten
? sind, denen jederlei Rechtsgeschäfte nach den allgemeinenRechtsgrundsätzen unterliegen." De iure constituendo valt hiervoor zeker veel te zeg-gen, en ik geloof ook niet, dat, door aan te nemen, datde eenmaal tusschen partijen overeengekomen taxatie steedsbindend voor hen zoude zijn, de weg zoude geopend wor-den voor meer spel en weddingschap dan nu reeds opandere wijze gedreven wordt. Maar de gelegenheid hiertoe bestaat zelfs nu bij de ver-zekering, sedert men toegestaan heeft, om verwacht wor-dende wrinst te verzekeren, en hierover zegt endemanndan ook met het volste regt: »Läszt man einmal dieVersicherung des imaginären Gewinnes zu, so hat, kannman wohl sagen, die glücksspielsneigung einen gewaltigenRaum selbst innerhalb des von der Doktrin permittirtenAssekuran zgesch äftes. Nur der eine schritt bleibt noch zu thun übrig, daszman nun auch die absolute Taxirung rechtfertigt und daszman darauf verzichtet die taxirte Polize gegen den Willender Kontrahenten auf den sogenannten
wahren Werth zureduziren, der, nachdem er sogar den imaginären Gewinnumfaszt, vollends ein unsicherer Begriff geworden ist."1Moet men dus ook al aannemen, dat na längeren of 1 Esdf.mann, t. a. p., deel IX, pag. 540 en 541.
? kortere» tijd ook endemann\'s beginsel aangenomen zalworden, hetgeen nu nog veroordeeld wordt, omdat menmeent, dat het de wedvèrzekeringen in het leven zalroepen, toch moet men, met het oog op het ius consti-tutum, in de meeste landen nog tot het tegendeel be-sluiten. Er bestaat hieraangaande, wat het Nederlandscheregt betreft, geen twijfel, wegens de duidelijke woordenvan art. 274, al. 2, W. v. K. »De verzekeraar heeft inalle geva\'len het vermogen, om de bovenmatigheid deruitgedrukte waarde in regten te bewijzen, indien nament-lijk de taxatie niet door deskundigen is geschied." Isdit wel het geval, dan kan de verzekeraar, volgens art.275 W. v. K. alleen tegen de zaak opkomen in gevalvan bedrog. Teregt zegt nu ook mijns inziens diephuis, 1 sprekendeover art. 274, al. 2, W. v. K. dat dit artikel in het al-gemeen geldt, ook dan wanneer de waarde, volgens deninhoud der polis, met goedvinden van beide partijen en vol-gens beider schatting op het uitgedrukte bedrag is vastge-steld; dat voorts de tegenstelling
van art. 274 en 275 niettoelaat, dat aan Zoodanige opgave der waarde de krachtworde toegekend, om het bewijs harer overdrijving uit te 1 Diefjtuis, t. a. p., deel III, pag. 64, noot 4.
? sluiten, maar dat zij geheel onder het bereik valt vanart. 274, welk artikel juist moet strekken, om te belet-ten, dat eene verzekering verbindende kracht zou hebben,die de waarde te boven gaat, en in zoover het karakterheeft eener weddingschap. 1 Ook in Duitschland is hetzelfde regt nog geldend alsbij ons en bepaalt art. 797 al. 2 A. D. H. G. B. »Der Ver-sicherer ist jedoch befugt eine Heiabsetzung der Taxe zufordern, wenn er beweist, dasz dieselbe wesentlich über-setzt sei. 2 In het Flansche regt is dit stelsel r iet aangenomen ende verzekeraar is daar niet bevoegd, in alle gevallen debovenmatigheid der uitgedrukte waarde in regten te be-wijzen. Zoo verwierp dan ook het hof van Rerines hetadvies van de commissie, inhoudende, dat de wet aan deassuradeurs het vermogen zou toekennen, om eene nieuwetaxatie te vorderen in gevallen, waarin zij meenden dooi-de eerste benadeeld te zijn, zonder bedrog te behoeven 1 Volgens art. 7 der Ordonnantie van Assurantiën en Avarijender stad Amsterdam, stond het aan liet
onderzoek en decisie vanCommissarissen, of de taxatie te hoog was, en mogten de assu-radeurs hunne belangen inbrengen. * Dezelfde woorden komen ook voor in § 16, al. 2, der Allge-meine Seeversicherungs-Bedingungen von 1867.
? aan te toonen. 1 En de C. de C. staat dan nu ook aanden assuradeur alleen toe op te komen tegen de taxatie,in geval van bedrog, zoo als uit art. 336 blijkt: »En casde fraude dans l\'estimation des effets assurés, en cas desupposition ou de falsification, l\'assureur peut faire procé-der à la vérification et estimation des objets sans préju-dice de toutes autres poursuites, soit civiles soit crimi-nelles." Je assuradeur wordt alzoo hier beschouwd te hebbenmedegewerkt bij het vaststellen der waarde, zoo zegt ookbotjlay pat y : »l\'assureur ayant en quelque sorte donnéson assentiment à l\'estimation, et reconnu sa sincéritépar sa signature, semblerait non recevable à faire procéderà une estimation nouvelle." 2 Maar de uitdrukking van art. 336 »en cas de fraude"levert hier evenwel nog eenige moeijelijkheid op, daarmen in het Fransche regt twee soorten van fraude kent,namentlijk de fraude personelle, dolus malus, en de dolusre ipsâ, en sommigen gemeend hebben, dat alleen fraudepersonelle van den verzekerde
aan den verzekeraar bet 1 Observations de la cour d\'appel de Keanes, toni I, pag. .149,aangehaald bij botilay paty, tom II, pag. 54.s Bour.xv paty t. a. p. tom. II, pag. 54.
? regt kan geven eene andere taxatie te vragen. Boui.aïpat y 1 en delvincourï 2 daarentegen zijn van meening,dat dolus re ipsâ bij de taxatie voldoende is, om tegende taxatie op te kunnen komen, en de assuradeur der-halve eene andere taxatie kan vragen, wanneer hij doorde taxatie van de verzekerde voorwerpen misleid is, zelfsal was er geen bedrog van de kant van den verzekerde.Als voorbeeld hiervan geeft boulay paty op: »si l\'as-suré avait évalué de bonne foi à 10,000 fr. un charge-ment qui n\'en valait réellement que 8,000." Verschillend is door de schrijvers ook de vraag beoor-deeld, of de assuradeurs toegelaten moeten worden tegen-bewijs te leveren, ook wanneer zij uitdrukkelijk dooreene clausule in de polis afstand hebben gedaan van heteischen van eene andere taxatie. Pot h 1er 3 kent den assuradeurs, niettegenstaande declausule, dit regt toe, en zegt, dat deze clausule doorverscheidene uitspraken van de Amirauté du Palais alsniet geldig is verklaard. Estrangin daarentegen, in zijneaanteekening op
N°. 159 haalt een arrêt du Parlementde Paris aan van 26 Maart 1672, te vinden in het jour- • t. a. p. pag. 55. 3 Delvincoukt Inst. comm. tom. II, pag. 363. 3 PoTiiiER t. a. p Nr. 150.
? nal des audiences torn. II pag. 860, waarbij de assura-deurs, daar de verzekerde zich op zulk eene clausuleberiep, veroordeeld werden, waarbij hij ten slotte opmerkt:nee pacte peut être dangereux, mais il n\'est pas illicite."Evenzoo houdt ook eme\'rigon 1 de clausule: »pour tenirlieu de capital en tout tems en tout lieu, du consenti,ment des parties," voor bindend, en deelt eene uitspraakmede van de Amirauté van 1764, die voor zijne meeningpleitte. Tevens voegt emertgon hier bij: »en effet lesassureurs qui acquiescent à pareils pactes doivent s\'impu-ter de s\'être rapportés à la bonne foi de l\'assuré. On nedoit les écouter qu\'autant qu\'ils prouveraient par piecelitterale le dol et la fraude dont ils se plaignent. Ceserait ouvrir la porte à mille litiges que de les admettreà des preuves testimoniales ou à des rapports d\'experts."De meening die bouly pat y op dit punt is toegedaanis deze: wanneer de assuradeur verlangt dolus malus tebewijzen, is deze clausule geene verhindering hiervoor,maar, indien de assuradeur alleen
dolus re ipsâ wil bewij-zen, wordt hij hierin door de clausule verhinderd: »c\'estalors," voegt hij er bij, »qu\'il faut dire que l\'assureur doits\'imputer <(e s\'être rapporté à la bonne foi de l\'assuré." 2 1 t. a. p. torn. I. pag. 280.s t. a. p. tom. II pag. 55.
? De oude Italiaansche schrijvers stemmen eveneens allentoe. dat eene dusdanige clausule geoorloofd is. Zoo hiel-den targa 1 en scaccia 2 deze formule voor geldig: »Derisico, valore, qualitate et quantitate, credatur simpliciverbo cum juramento, absque aliqua alia fide sen proba-xione facienda." In denzelfden zin laat zich ook casarf.-gis uit. 3 In Engeland is tegenbewijs tegen de taxatie zeldentoegestaan, daar de taxatie daar, zoo als wij reeds gezienhebben, bindend is voor partijen; en zoo zegt arnould : 4»the value in the policy has always been held as the con-clusive standard of indemnity between the parties" ennoemt dadelijk daarop als de eenige gevallen, die op dealgemeenheid van dezen regel eene uitzondering maken»the cases of grossly excessive or manifestly fraudulentvaluation," en zoo ook zeide Lord Ellenborough »the va-luation can only be opened where it is very exorbitant,or some proof of fraud can be established," en in eenander geval liet zij zich nog aldus uit: »without evidenceof
fraud I cannot disturb the valuation." 5 1 Chap. 51. 2 3 § 1 quest 1, No. 71. 3 Disc. 10 N°. 128. 4 t. a. p pag. 29?,. 5 ill zake marsham, e. pabkkb, aangehaald bij arsould, pag. 294.
? Als i\'egel kan men nu in Engeland aanhemoii. dat deverzekerde wel gedwongen kan worden te bewijzen, dathij eenig verzekerbaar belang had, maar nimmer zal hijde waarde van dat belang behoeven te bewijzen, tenzij deomstandigheden zoodanig zijn, dat er een sterk vermoedenvan bedrog bestaat. Ook in de Yereenigde Staten van Noord-Amerika kande assuradeur tegen eene hooge taxatie zonder bedrogniet opkomen; alleen bedrog kan de oorzaak zijn, dat detaxatie niet bindend is; zoo zegt phillips: 1 »If thegoods have been fraudulently overvalued, the valuationis not binding. If the valuation is neither intended as acover for a wager nor fraudulently made it is bindingon the parties," en uitdrukkelijk voegt hij hier nog bij,dat de omstandigheid, dat er zeer hoog getaxeerd is, vol-strekt niet tot een vermoeden strekt van bedrog van dezijde van den verzekerde; hij deelt voorts mede, datMr. justice cushing, de meening van het hof uitspre-kende, in een zaak van een cascopolis getaxeerd op $ 40,000,waarop § 8,000 verzekerd
was, zeide: »If it appeared,that her actual worth were no more than § 3,000, itwould not necessarily avoid the contract, nor restrict the 1 t. a. p. 1182 en 1183.
? damages to that sum ; fur slie may, notwithstanding}have fairly eost her owners the wliole amount of thevaluation." 1 En in zake gardner c. columbian ins. co.is beslist, dat bewijs van te hooge taxatie alleen toege-laten kan worden, als bewijs van bedrog. Eindelijk doétzich hierbij nog een vraag voor, die voor het Engelsche et\'iAmerikaansche regt van geen belang is, maar die, watons regt, en bet Fransche en Duitsche betreft, wel cenigeopmerking verdient; en wel deze: hoeveel de taxatie dewaarde moet overtreffen, om tegen de taxatie te kunnenopkomen. Vroeger had men hiervoor een vaste regel, zoovindt men in de Guidon de la mer art. 13, chap. II:»Les estimations se peuvent faire en la police, maissi elle excèdent la moitié, tiers ou quart du juste prix,quand il advient perte l\'assureur en prend défense, pre-nant pour maxime que l\'assuré ne peut recevoir profitdes dommages d\'autrui" en in navolging hiervan merktValin op art. 8 der Ordonnance aan : mais il faut qu\'il y aitfraude évidente pour que l\'assureur soit reçu
à se plain-dre de l\'estimation ; et la fraude sera manifeste si l\'esti-mation excède du quart, du tiers et à plus forte raisonde la moitié la véritable valeur de la chose." Pothter i ii) pke hodgson C, M,\\K|XB «(S. ÇO. of AI.KU.NpK)^
? evenwel is van gevoelen, dat het beweren van valin, datde bovenmatigheid der taxatie op \'t minst een vierdemoet bedragen, op geene gronden steunt, en door hem alsliet ware uit de lucht gegrepen is, daar hij van valin zegt:»il n\'apporte aucune autorité pour fonder son avis." 1Pot h 1er schijnt daarbij echter de bepaling van den Guidonde la mer over het hoofd te hebben gezien, die hieromtrentdoor valin duidelijk genoeg gevolgd is. In de latere wetgevingen is geene bepaalde maatstafvoor het opkomen tegen te hooge taxatie aangewezen,maar men heeft de zaak vrij gelaten, omdat men vanzelf wel over een klein verschil geen proces zal aanvan-gen, wegens de groote kosten, die daaraan verbondenzijn. Zeer juist merkt tecklenborg dan ook op: »Esversteht sich nun von selbst, dasz der Unterschied zwischendem angegebenen und dem richtigen Yersicherungswertheschon ein beträchtlicher sein musz, denn geringfügigeDifferenzen verlohnen sich nicht der Mühe und der etwai-gen Gerichtskosten." 2 In gelijken
zin laat emerigon zichuit, waar hij zegt: »II ne serait pas convenable qu\'ons\'arrêtât au moindre petit excès. Un pareil scrupule neservirait qu\'à occasioner des procès, attendu l\'incertitude 1 Pothjeb t. a. p. N°. 159.f TECJJJ.KNP.PBCÎ t. a. p. pag. Ufi,
? de la valeur des choses." 1 Emerigon is tevens van ge-voelen, dat deze kwestie aan het oordeel des regters moetovergelaten worden. Dit gevoelen wordt dan ook nu alge-meen aangenomen; zoo zegt tecklenp.org in zijne aan-teekening op § 16 al. 2 der Allgemeine Seeversicherungs-Bedingungen van 1867, welke paragraaf gelijkluidend ismet art. 797 al. 2 A. D. IJ. G. B.:" Die Entscheidungdarüber, ob eine Uebersetzung wesentlich ist oder nicht,gebührt dem Richter;" terwijl botjlay paty in dezewoorden zijne ïneening uit »nous pensons qu\'il convientde laisser ce point à la prudence et à l\'équité des juges,qui doivent se décider d\'après les faits et les circonstances,sans s\'arrêter au moindre petit excès." Ook in ons regt is niet bepaald, hoeveel de taxatie dewezenlijke waarde moet te boven gaan, om den verze-keraar regt te geven, wegens bovenmatigheid er tegenop te komen. Volgens art. 274 al. 2 W. v. K., dat denverzekeraar in alle gevallen vermogen toekent, om debovenmatigheid der uitgedrukte waarde in regten
tebewijzen, heeft de assuradeur het regt, zoo het mogelijkis, zelfs het kleinst mogelijk verschil tusschen taxatieen wezenlijke waarde te bewijzen. Doch in de praktijk zal een assuradeur niet ligt tegen JÏMEKiGON t. a. p. pag. 279,
? eene hoogc taxatie opkomen, of deze moet al zeer sterkoverdreven zijn. Eene hooge taxatie toch levert ook voorhem veel voordeel op, daar de premie naar de taxatiegerekend wordt, en hij dus tevens zooveel meer aan pre-mie ontvangt, en tevens in geval van schade de verze-kerde niet zoo spoedig tot de percenten komt, die vergoedworden. Stel b. v. een schip is getaxeerd op en verzekerdvoor ƒ40,000, terwijl de wezenlijke waarde slechts ƒ 30,000bedraagt. Laat nu dit schip eene schade beloopen tenbedrage van f 1000. Aangezien, zoo als wij gezien heb-ben, het gewone beding luidt: vrij van schade onder dedrie ten honderd, zoo zal deze ƒ 1000 nog geen drie tenhonderd uitmaken van de verzekerde en getaxeerde waarde,en de assuradeurs zullen deze schade dus niet behoevente vergoeden. Was het schip echter op zijne werkelijkewaarde getaxeerd, zoo zou de schade meer dan drie tenhonderd beloopen hebben, en de assuradeurs zouden deƒ 1000 schade moeten betalen. Overal is alzoo tegenbewijs tegen te hooge taxatie,
inmeerdere of mindere mate, aan de assuradeurs toege-kend; en nolte eindigt dan ook, na de wetgevingen vanverscheidene staten te hebben nagegaan met deze woorden :5> Aus dieser Zusammenstellung der Gesetze und Gebraucheder wichtigsten bei der Schiffahrt betheiligten Staaten,prgjebt es spil ftls algerpejne Kegel, das?, durch die Tft^e
? in der Police die Versicherer gebunden und nicht berech-tigt sind, sich davon loszusagen, wofern sie nicht in über-triebenein Masze oder in betrügerischer Absicht übersetztworden ist." 1 Maar een ander geval is het, of de assuradeur nu ookhet regt heeft om te bewijzen, dat de taxatie te laag is,en dat deze alzoo moet verhoogd worden? Reeds vroegerhebben wij opgemerkt, dat dit geval dikwijls van grootbelang kan zijn, en wel hoofdzakelijk bij abandonnement(art. 664 en 666 W. v. K.), bij afkeuring van het schip(art. 717 W. v. K.), en bij het beding van partiëlen vrij-dom van beschadigdheid. Hoe lager toch de taxatie ge-steld is, hoe eerder bij abandonnement en afkeuring dereparatiekosten drie vierden van de waarde overtreffen,terwijl ook bij het beding van partiëlen vrijdom van be-schadigdheid. men veel spoediger schadevergoeding bij lagetaxatie ontvangt, dan wanneer men hooger getaxeerd had.Uit dit alles blijkt duidelijk hoe wenschelijk het is voorde assuradeurs, het regt te bezitten om te mogen bewij-zen, dat
de taxatie te laag is. Hoewel hieromtrent nietsin onze wet bepaald is, en deze alleen spreekt van hetregt, dat de verzekeraar heeft om de bovenmatigheid deruitgedrukte waarde in regten te bewijzen, zoo bestaat er 1 ^or-fB t a p. pag. 851,
? evenwel mijns inziens geene reden, waarom men tot hetbesluit zou moeten komen, dat tegenbewijs tegen te lagetaxatie bij ons niet is toegelaten. De regel »qui dicitde uno, negat de altero" is hier, geloof ik, wel het aller-minst van toepassing. Zeker zou het wenschelijker en ooktegelijkertijd duidelijker zijn geweest, zoo men art. 274,ai. 2 W. v. K aldus had geredigeerd: «De verzekeraar heeftin alle gevallen liet vermogen, om de onjuistheid der uit-gedrukte waarde in regten te bewijzen"; want dan zouzoowel het tegenbewijs tegen te hooge als tegen te lagetaxatie onder de bepaling vallen; doch uit het stilzwijgender wet alleen, geloof ik niet, dat men mag opmaken, dathet opkomen tegen te lage taxatie verboden is. Diephuis.die van meening is, dat dit tegenbewijs niet aan den as-suradeur toekomt, voert evenwel voor zijne opinie volstrektgeene gronden aan, maar zegt slechts in eerienoot: »Datde waarde hooger is, schijnt ook door den verzekeraarniet tegen de polis bewezen te mogen worden." 1 Tecklen-uorg daarentegen, die over
liet Duitsche assurantieregtgeschreven heeft, wil den assuradeur wel toestaan tegen-bewijs te leveren, dat de taxatie te laag is. hoewel lietA. D. lf. G. B., zoowel als de Allgemeine Seeversiche-rungs-Bedingungen van 18(37 bepalingen omtrent de taxa- 1 PigpHuis, t. }). a, deel UI. pag. <14, noot ?,.
? tie bevatten, gelijk aan de onze, en waarin ook over datpunt gezwegen wordt. Tecklenborg drukt zijne meeningaldus uit: »Es kann aber auch vorkommen, dasz die Taxeabsichtlich zu niedrig angegeben wurde. War die Taxezu niedrig, so wird sie auf die richtige Höhe gebracht,und der Versicherer ist alsdan für einen Theil als selbstVersicherer zu behandelen," 1 en deelt tevens nog mede.dat het in Bremen gewoonte was, in de gevallen, dat deschaderekening, avarij gros en avarij particulier bevatte, detaxatie in de polis te vérhoogen, »sobald der zur Havariegrosse taxii\'te Werth des Schiffs beträchtlich über den inder Polize angegebenen hinausging," 2 en waarvan alzoohet gevolg was, dat de verzekerde een deel der risico zelfdraagt, daar hij nu niet geheel door de verzekering méérgedekt is. Eindelijk moeten wij hier nu nog nagaan, of ook deverzekerde eenig regt heeft om tegen de taxatie in depolis vervat op te komen, om te beweren, dat deze, hetzijte hoog, hetzij te laag is. Zooals wij reeds opgemerkt hebben moesten de
assu-rantie-overeenkomsten eigentlijk onderworpen zijn aan dealgemeene regtsregelen vervat in het Burgerlijk wetboek. 1 Tecklenburg. t. a. p., pag, 112 en 11-1, I TfcoRMSKfiOftftj t. a. p, pag. 65,
? maar is er ten gunste der assuradeurs opzettelijk van dezenregel afgeweken. De redenen nu die den wetgever hiertoebewogen hebben bestaan voor den verzekerde niet, daarhij juist meestal de eenige persoon is, die in staat is dede juiste taxatie op te geven, en die in de opgave er vansteeds de volle vrijheid heeft; terwijl de assuradeur inden regel zich niet met het taxeren inlaat, maar in deopgave van den verzekerde berust. Toch zijn, naar mijnemeening de woorden van boulay paty niet geheel juist,waar hij zegt: »11 n\'y a que l\'assureur qui puisse contesterl\'estimation faite par la police. L\'assuré ne le peut jamais,parce que cette estimation est de son fait et dans l\'usagel\'assureur n\'y coopère point." 1 Want, hoewel in den re-gel aan den verzekerde geen tegenbewijs tegen de taxatietoegelaten wordt, 2 zoo geloof ik, dat de bewering, dat ditnooit kan geschieden, niet altijd vol te houden is. Volgensmijne meening toch kan ook de verzekerde tegen de taxa-tie opkomen, wanneer hij bewijst, dat hij ter goeder trouwin de opgave der
waarde gedwaald heeft, hetgeen zeer ligthet geval kan zijn door het ontvangen van onjuiste opga-ven van de goederen of anderzins, daar volgens art. 1 -i8\'S 1 Boui.av jury t. a. p., torn II, pag. 55.* Cf- mbno pöhns t. a, p. § 591, Tecj«,enboro, t. a, p-, pag, m-
? Ö. W. verbindtenlssen dooi\' dwaling aangegaan, eene regts-vordering tot vernietiging opleveren. Het is hier echter nog noodig de onderscheiding temaken, of de verzekerde de taxatie wil verJioogen of ver-lagen, "Wil de verzekerde bewijzen, dat de taxatie te hoogwas, dan moet nagegaan worden, of de assuradeur al danniet reeds risico heeft geloopen op het oogenblik, dat deverzekerde zijne dwaling wil bewijzen. Heeft hij nog geenrisico geloopen, dan kan de taxatie veilig verlaagd wor-den en betaalt de verzekerde minder premie. Maar ookals er reeds risico is geloopen, kan de verzekerde wel depremie niet meer terug vorderen van het te veel getaxeerde,maar ook dan nog kan het voor hem van belang zijn tebewijzen, dat hij door dwaling te hoog getaxeerd heeft,daar hij bij eene lagere taxatie, in geval van schade, spoe-diger nadert tot de te vergoeden percenten. Diephuisevenwel zegt hier weder zonder eenige motivering: »Deverzekerde mag niet bewijzen, dat de opgave te hoog is,zulks zou hern trouwens niets
baten." 1 Doch ik geloofgenoegzaam te hebben aangetoond, dat hij dit soms welmag bewijzen, alsmede dat dit hem in sommige gevallenveel zal kunnen baten. Maar wil de verzekerde de taxatie 1 Diephuis, t. a. p, toni III, pag. 64, noot \'2.
? verkoögen, 1 zoo moet hij de assuradeurs, die reeds ver-zekerd hebben volgens eene bepaalde taxatie, over de ver-hooging raadplegen, daar deze hun in sommige gevallennadeel kan berokkenen, zelfs wanneer zij alleen de oor-spronkelijk geteekende sommen behouden. Een voorbeeldhiervan geeft tf.cklenborg, die het geval aldus stelt:"So in Bergungstallen, wo bei einem Reinertrage von 5000Thlrn die Taxe von 10,000 Thlrn einen Schaden von50 pCt., die von 15,000 Thlrn aber einen Schaden von062/3 pCt. ergiebt." 2 Wil de assuradeur in de verhooging niet toestemmen,dan blijft er nog altijd voor den verzekerde een weg openen wel deze, om in eene nieuwe polis de zaak nog eens ennu hooger te taxeren, en alsdan de meerdere waarde, dieongedekt gebleven was, daarin te verzekeren. Op die wijzezal de verzekerde zich dan tegen alle verlies geheel ge-dekt zien. d 1 Me.no pöhls sprekende over het regt van den verzekerde, omde taxatie te verhoogen zegt ook: „Diesz musz ihm unbedenk-lich wenigstens da
zugestanden werden wo der Irrthum klar istund sich nicht annehmen läszt, er habe absichtlich zu niedrig ta-xirt, um einen Theil des Risico selbst ztf tragen." § 501.* t. a. p, pag. 114,
? taxatie toegepast op bijzondere soortenvan verzekering. Hoewel de taxatie bij alle soorten van verzekering inde polis kan opgenomen worden, trelt men haar tochniet altijd aan; terwijl tevens voor haar bij verschillendesoorten van verzekering verschillende grondslagen aange-nomen worden. Daarom wenschte ik ten slotte hier nog na te gaan, hoede taxatie meestal wordt toegepast op eenige bijzonderesoorten van verzekering, en wel in de eerste plaats, welkede toepassing der taxatie is bij verzekering op schepen. Eene bepaling in hoeverre schepen kunnen verzekerdworden vindt men in art. 602 W. v. K.: nVerzekeringop het casco en de kiel van het schip kan gedaan wordenvoor de volle waarde van het schip, nevens al deszelfstoebehooren, en alle onkosten tot in zee toe." Daar, zoo als reeds is opgemerkt, wegens de moeije-iijkheid, om naderhand bij verlies de waarde van be.tschip te berekenen, bijna alle polissen op casco getaxeerdzijn, zoo treft men in het aangehaalde wets-artikel eenrigtsnoer aan voor deze taxatie. De taxatie
alzoo kan nu bevatten niet alleen de vollewaarde van het schip, maar tevens al deszelfs toebehooren
? êh allo onkosten tot in zee toe. Hetzelfde kan ook ge\'schieden in Engeland; zoo zegt stevens: 1 »The valueis generally determined in this country by estimating theship\'s worth to her owner at the outset of the risk,including stores, outfit and money advanced for seamen\'swages — the whole covered with premiums and commis-sions," evenwel met dit onderscheid, dat volgens ons regtde taxatie de volle waarde kan bereiken, en in Engelandde taxatie de waarde bevat die het schip bij het beginder risico heeft. Maar in Engeland is deze taxatie danook bindend, en zoo als arnould2 opmerkt, wordt nietgelet op slijtaadje: »The valuation calculated in this waydetermines the amount recoverable, how great soever mayhave been the wear and tear of the ship and consumptionof the stores and provisions at the time of loss, noth-withstanding that time be at the very termination ofa long voyage," terwijl bij ons de volle waarde op de kielof het casco van een schip verzekerd, hoewel van tevoren getaxeerd, nader bepaald of verminderd kan
wordendoor geregtelijke uitspraak, des noods na berigt van des-kundigen, en dat wel volgens art. 619 W. v. K, in tweegevallen: 1° Indien liet schip bij de polis is getaxeerd 1 Stevens, Ou Average 51\'1 Ed. London 1885, pag. 190,• t. a. p. toni I, pag. 301.
? naar den inkoopsprijs, of naar hetgeen hetzelve van bouwengekost heeft, en hetzelve, hetzij door het afleggen vanvele reizen reeds mindere waarde had, en 2° indien hetschip, voor onderscheidene reizen zijnde verzekerd, naeene of meerdere reizen te hebben afgelegd, en uit dienhoofde vracht te hebben verdiend, vervolgens op eene dei-verzekerde reizen vergaat. Nolte wil, om te verhinderen, dat men bij verliesmeer dan de waarde zal terug ontvangen, niet de waardezien verzekerd, die het schip op het oogenblik van denaanvang der verzekering had, maar die waarde, welkehet heeft na het eindigen van de reis in de bestemmings-haven; en wel om reden, dat een schip steeds slijt, endeze slijtaadje niet door de reeders ten laste der assura-deurs kan gebragt worden, daar ter hunner laste alleengebragt kan worden, hetgeen door de fortuinen van dezee7 maar niet hetgeen door de natuurlijke loop der zakenis verloren gegaan. Nolte zegt daarom: »Denn wennder Rheder auch Ersatz für den Schaden erhielte, dernicht
von einem See-unglück herrührte, sondern eineübliche Folge der gewöhnlichsten Seefahrt wäre, so istdas was er unter diesen Umständen von dem Versichererdafür bekommt, nicht Ersatz, sondern reiner Gewinn fürihn. Wenn er aber, im Gegentheil, nur für das Ersatz erhalt, was aus einem wirklich erlittenen See-schaden 6
? herrührt nachdem die gewöhnliche Abnutzung des Schilfesdavon abgerechnet worden, so würde er offenbar eineunnütze Prämie bezahlt haben." 1 Maar eene taxatie van de waarde van het schip, navolbragte reis en aankomst in de bestemmingshaven, hoeschoonschijnend ook in theorie, is in de praktijk onmo-gelijk. Nolte gevoelt dit zelf ook zeer goed, daar hijop het voorgaande dadelijk laat volgen: »Jedoch eine solcheSchätzung des Werthes eines Schiffes nach vollendeterHeise und bei Ankunft desselben in seinem Bestimmungs-hafen, wäre sie nicht schon an sich selbst eine Unmög-lichkeit, gränzt so nahe daran, dasz sie ihre Stelle vertretenkann, weil sie in ihrer Allgemeinheit von Umständenabhängt, die auszerhalb der Macht des Versichertenliegen, ja nicht einmal annährend zu berechnen sind, wennauch auszerordentliche Fälle selten eintreten sollten wiez. ß. der, dasz ein ganz neues Schiff schon an der erstenReise mehr als seinem halben Werth dadurch einbüszte,dasz die Hölzer wandelten," enz.2 Het is dan ook daarom,
dat men wel altijd zal moetenbesluiten de taxatie naar de waarde voor den aanvangder leis te doen, daar men een schip nooit zoo naauw-keurig kan taxeren als goederen, waarom manlky hopkins ? Nolte, t. a. p. deel I, pag\\ 862. " Noi/ric, t. a. p. deel I, pag. 862 en 863.
? teregt opmerkt: »A ship\'s value in a policy is genera!«ly far more arbitrary and speculative than that of mer-chandise." 1 Daar de taxatie van een schip alzoo bijna nooit de regtewaarde er van uitdrukt, geeft deze omstandigheid meer-malen aanleiding tot kwestie. Zoo is dan ook de vraagontstaan, of, wanneer bij eene dispache en bij eene polisverschillende waarde aan een schip is toegekend, de ge-beele schade, die bij de dispache bepaald is, ten lasteder assuradeurs moet worden gebragt, of dat alleen zoo-veel pCt. als door de dispache vastgesteld is, van de som,waarop het schip in de polis getaxeerd is, moet betaaldworden, Stellen wij, om de zaak aanschouwelijker temaken, als voorbeeld, dat een schip getaxeerd is opƒ 70,000; het schip bekomt schade, en hieromtrent wordteene dispache opgemaakt, waarbij het schip op ƒ 90,000getaxeerd wordt. Volgens deze taxatie moet het schip in de avarij grosdragen de som van ƒ 9000, hetwelk alzoo volgens dedispache 40 pOt. schade uitmaakt. Nu ontstaat dadelijkde kwestie, of
de assuradeurs 40 pCt. moeten betalenvolgens de taxatie in de dispache opgenomen, of volgensde taxatie in de polis vervat; in het eerste geval zouden * Makj-bv hoi\'kiss A nianual of Marine Insurance pag. 131.
? zij derhalve ƒ 9000 moeten betalen, in liet tweedeslechts ƒ 7000. Een dergelijk geval heeft zich voorgedaan bij de regt-barik te Rotterdam, in zake het barkschip Hendrika, welkschip op ƒ 60,000 getaxeerd, en daarvoor ook verzekerdwas. Deze bodem beliep schade, en het aandeel van hetschip in de avarij gros, volgens de dispache te Shanghayopgemaakt, later nog verhoogd door kosten in Soerabava,bedroeg de som van ƒ 37,422, zijnde \'1627/ioo pCt. van dewaarde, waarop bet schip daarbij getaxeerd was. De ver-zekerde eischte de volle som van ƒ 37,422, doch deassuradeurs weigerden deze som te betalen, daar zij beweer-den, dat zij slechts 1627/ioo pCt. van ƒ 60,000 behoefdenuit te keeren. De regtbank heeft alstoen bij vonnis van 16 .Tanuarij1856 1 de vordering des eischers gegrond verklaard, ende assuradeurs veroordeeld tot betaling dei\' volle schade.Ook mijns inziens is dit de ware beslissing, en wordt erteregt in dit vonnis gezegd, dat in het assurantie-regt,volgens de Nederlandsche wet, als vast
beginsel geldt,dat de geheele schade, door eene der oorzaken, waartegenverzekerd is, toegebragt, door de verzekeraars moet wor- 1 Mr. F. küijpkr vax hakpks. Verzameling van gewijsden inzake van zee-assurantie. Amsterdam 1859 pag. 121 en v.
? den vergoed, indien het voorwerp voor de .volle waardeis verzekerd, en de schade niet meer bedraagt dan desom, tot welker beloop de verzekering gesloten is. (Voorde volle waarde is verzekerd, zoo er verzekerd is, voorde som waarop het schip in de polis getaxeerd is, wanneerten minste deze taxatie niet bestreden wordt). En wathet geval betreft, dat bij de dispache eene hoogere taxatieaangenomen is, zoo doet dit niets ter zake, daar de polisalleen de wet uitmaakt tusschen partijen, en de dispachealleen dient om de hoegrootheid van de schade te bepalen.Zoolang deze schade blijft beneden de som, waarvoor ver-zekerd is, moeten de assuradeurs die betalen. Ook debewering, dat uit de dispache zou volgen, dat bet schipeene hoogere waarde had, dan de oVereengekomene, datde verzekerde alzoo geacht moest worden voor die meer-dere waarde zelf de risico geloopen te hebben, en datten aanzien der assuradeurs bij gemeene avarij geenehoogere waarde kon in aanmerking genomen worden, dandie, welke
verzekerd was, en waarvoor premie genotenwas, is teregt door het arrest van het hof van Z. Hollandvan 30 Junij 1856, 1 waarbij bovengenoemd vonnis is be-vestigd, aldus wederlegd: O. echter, dat, hoe juist die redenering oppervlakkig
? oók schijnen moge, zij evenwel bij nader onderzoek nietkan stand houden, vermits zij tot de gevolgtrekking zouleiden, dat in geval van eene getaxeerde polis, gelijk hier,bij elke, ook zelfs bijzondere avarij, indien men slechtskon bewijzen, dat de overeengekomene waarde minder be-droeg dan de wezentlijke, men altijd tot het bestaan vaneen verzekerd en een niet verzekerd gedeelte zou moetenbesluiten, waaruit zoude voorvloeijen, dat ook zelfs debijzondere avarij niet dan in verhouding van het verzekerdetot het onverzekerde behoefde vergoed te worden; eenegevolgtrekking, zoo zeer in strijd met de gewone opvattingin zee-assurantiën en ook met de bedoeling van deze par-tijen, dat de app. zonder eenige bedenking, de vergoeding-der bijzondere avarij in haar geheel heeft aangeboden. O. dat derhalve, én volgens de gewone opvatting, énvolgens de bedoeling dezer partijen, blijkende uit harelatere handelingen, hier in de daad niet te denken valtaan een verzekerd en een niet verzekerd gedeelte vanhet schip, maar dat
partijen hebben op het oog gehad,hetzelve in zijn geheel tegen alle zeeschade te verzekeren,tot het beloop der overeengekomen waarde van ƒ 60,000,waaruit volgt, dat hier niet het geval bestaat, bedoeldbij het 2e lid van art. 253 W, v. K. en de verzekerdedus ook niet noodig had, het beding te maken van het;Me lid van dat artikel vermeld;
? O. dat dien ten gevolge de verzekeraars verpligt zijn,niet alleen om het gansche bedrag der bijzondere avarijte vergoeden, gelijk ook door app, is aangeboden, maartevens, en wel krachtens de bepaling van art. 720 W;v. K. om ook vergoeding te geven, altijd behoudens hetmaximum der overeengekomen waarde, vooral wat hetschip in de gemeene avarij moet dragen. Tevens is nog bij dit arrest overwogen, dat de hoe-grootheid van het te vergoeden bedrag blijkt uit de over-gelegde en door beide partijen geëerbiedigde dispache, endat het ten aanzien der verpligtingen der verzekeraarsgeen onderscheid kan maken, welke waarderingen bij dieverdeeling der avarij gros tot grondslagen zijn genomen,daar noch de wet, noch de overeenkomst, noch de aardder zaak aanleiding geven, om daaraan een verschillendregtsgevolg toe te kennen, dat voorts de wet evenmin inart. 720 W. v. K. als elders eene dergelijke onder-scheiding aanduidt. En zelfs, al is er zoo als in casu hier het geval was,verzekerd met de
clausule, dat de taxatie zoowel voorgeheele als gedeeltelijke avarij of schade tot reglementzal dienen, zelfs dan wil dit niets anders zeggen, dan datde schaderekening de getaxeerde som nimmer zou kun-n n te boven gaan, en dat die som steeds bij alle schadentot maatstaf\' of reglement moest dienen voor het beding
? van vrij van schade of avarij gros onder 3 pCt.. en geens-zins, dat, ten aanzien van de grondslagen van de verdeelingder avarij gros nimmer eenige andere waardering inaanmerking zou mogen komen, dan genoemde; vermeldebewering wordt zeer juist in dit arrest aldus bestreden: dO. toch, dat partijen door die bepaling niet kunnengeacht worden mede bedoeld te hebben, om tusschenhen, ten aanzien van den grondslag en van de verdec-ling der avarij gros, nimmer eenige andere waarderingin aanmerking te nemen, dan de overeengekomene; Vooreerst, omdat zulks niet noodzakelijk uit de bewustebepaling voortvloeit, welke, gelijk zoo even vermeld is,buitendien haar strekking en beteekenis heeft, terwijlmen mag aannemen, dat de verzekeraars, die in den regelde voorwaarden der verzekering stellen, die bedoelingstelliger en duidelijker zouden hebben uitgedrukt; Ten andere, omdat voor den verzekerde die bedoelingin strijd zou zijn met het doel der verzekering zelve,namelijk, om tot het beloop der
overeengekomen waarde,zich te dekken tegen alle zeeschaden, welke 3 pCt. vande waarde zouden te boven gaan, terwijl volgens deuitlegging, door de app. aan de overeenkomst gegeven,en gelijk het tegenwoordig geding bewijst, de verzekerdesteeds nog gevaar zou loopen van een aanmerkelijk deelder geschade zelf te moeten dragen; en
? Ten derde, omdat de hoegrootheid van den aanslagvan het schip in de gemeene avarij niet afhangt vaneene absolute waarde, vroeger of later aan hetzelve toe-gekend, maar van de betrekkelijke waarde der verschil-lende contribuanten in die avarij, en wel daar ter plaatseen op dat tijdstip, waar en waarop de verdeeling wordtopgemaakt, terwijl die betrekkelijke waarde vooral bijeene verzekering als hier, over verschillende zeereizenloopende, van allerlei eventualiteiten afhankelijk zijn,zoodat het even mogelijk is, dat het schip, slechts eenegeringe lading in hebbende, zelfs bij eene lagere taxatiedan de overeengekomene, verreweg het grootste deel dergemeene avarij zoude moeten dragen als omgekeerd, bijeene rijke lading, het zelfs bij hooge taxatie een minderbedrag ten zijnen laste zou krijgen; alle welke voor ennadeelige kansen natuurlijkerwijze voor rekening blijvenvan hen, die de gevaren der zee op zich genomen hebben; O. dat dan ook de aard der zaak en de billijkheid hetmedebrengen, dat, ten aanzien van
de verpligtingen derverzekeraars, het onverschillig is, welke waardeering tengrondslag van de verdeeling der avarij gros gediend hebbe; dat toch wel is waar, die verdeeling buiten hen wordtopgemaakt, maar dat zij daarom toch ook niet kan ge-acht worden, zelfs maar voor een gedeelte, het werk tezijn van den verzekerde, wiens vertegenwoordiger, de
? schipper, ingevolge art, 724 W. v. K. haar slechtsprovoceren kan, terwijl zij wordt opgemaakt door onzij-dige deskundigen, of buitenlands, gelijk in casu, door dealdaar bevoegde magt, en zij aldus geregeld, krach-tens de artt. 720 en 721, ook den wettelijken grondslaguitmaakt voor de verzekeringen tusschen de verzekeraarsen den verzekerde; dat het nu alzoo in casu door de dispache is uitge-maakt, dat ten tijde en plaatse, bij de wet daarvoor aan-gewezen, het schip eene waarde had van 33, tegenoverde lading eene waarde van ruim 41, hetzij clan duizendenof honderden dollars of guldens; dat alzoo in deze verhou-ding der gemeene avarij door de verschillende belangheb-benden moet worden gedragen; dat het echter in den aard der avarij zelve gelegen is,dat de verzekeraars in gelijke verhouding de werkelijkebelanghebbenden zijn, daar de avarij gros juist bestaatiri opzettelijk gemaakte schade en kosten tot behoud etigemeen welzijn van schip en lading, en alzoo tot voorko-ming van grooter rampen, die in bijzondere
avarij zoudenvallen, en als zoodanig, volgens liet hierboven overwogene,en het eigen aanbod der app. tot het beloop der overeen-gekomen waarde, niet ten laste van den verzekerde, maarvan de verzekeraars zouden komen, waaruit volgt, dat hetdan niet meer dan billijk is, dat de laatsten voor die wer-
? kelijk in hun belang gemaakte schaden en kosten dragenin zoodanige verhouding, als door de bevoegde magt opde wijze, ten tijde en ter plaatse, bij de wet daarvooraangewezen, is uitgemaakt de betrekkelijke waarde vanschip en lading te zijn geweest," i Dit arrest, waarvan de assuradeurs zich in cassatie haddenvoorzien, is bevestigd dooi\' een arrest van den HoogenRaad van 22 Mei 1857. 1 Nog eene andere kwestie, voor de verzekering van sche-pen van veel belang, heeft zich voorgedaan; het gold hierde vraag of, wanneer het casco getaxeerd was op, en ver-zekerd voor een zekere som, en er nog bovendien behou-iden varen verzekerd was, of dan de waarde van het schipvoor de casco en voor de behouden varen assuradeursmoet gerekend worden te zijn de taxatie in de cascopolis,of die taxatie plus de som waarvoor het behouden varenverzekerd is ? Het eerst is deze vraag gemoveerd in zake het schipStaatsraad Baud. doch alstoen is dit punt door arbitersniet beslist geworden, daar zij bij hunne uitspraak van
15Mei 1803 op andere gronden den eischer zijnen eischhebben ontzegd. 2 Evenmin is de vraag vervolgens ook 1 Mr. i\'. küijpkb van haki\'tn t, a. ]>. pag. 132 en v. * Deze arbitrale uitspraak- is afgedrukt Mag. y. Hand- deel 6. pag. 200 en 201,
? bij het arrest van het Hof van N. Holland van 23 Junij1864 1 behandeld, daar destijds in de polis nog de clau-sule was opgenomen, dat alle geschillen, die uit het bedingvan behouden varen zouden voortvloeijen, alleen aan hetooi\'deel van arbiters zouden onderworpen worden, en daar-van geen appel zoude zijn. Ten tweede male heeft echter de vraag zich opgedaanin zake het schip: Economie. Toen is deze beslist bij twee arbitrale uitspraken, wat decasco verzekering betreft van 22 December 1866, 2 en wat debehouden varen verzekering aangaat van 23 December 18663en bij die uitspraken is aangenomen, dat zoowel voor de cascoassuradeurs als voor de behouden varen assuradeurs, detaxatie van het casco alleen tot maatstaf mag dienen, ende som van de behouden varen verzekering buiten aanmer-king moet blijven, niettegenstaande de clausule, waarmededeze gesloten was: »intrest spruitende uit meerdere waardeaan dat schip gegeven." De gronden evenwel, waarop dezebeslissingen steunen, en die in beide
arbitrale uitsprakendezelfde zijn, mogen mijns inziens niet zeer afdoende ge-noemd worden. Alvorens de beide overwegingen na te 1 Mag. v. Hand, deel 9, pag. 10 eri v.8 Mag. v. Hand. deel .10, pag. 83 en v.
? gaan, moet Sk hier nog opmerken, dat het schip Economiein de casco polis getaxeerd was op ƒ 35.000, terwijl tevensdezelfde polis een clausule bevatte, dat eenige assuradeurs,die het casco ook medegeteekend hadden nog ƒ 6000 be-houden varen verzekerden, intrest spruitende uit meerderewaarde aan dat schip gegeven. Arbiters beslisten dezevraag ten nadeele der assuradeurs op deze gronden: O. dat evenmin het beweren der verweerders kan op-gaan, als zoude bij de waarde in de polis uitgedrukt nogmoeten gesteld worden ƒ 6000, daar eenige verweerdersnog aan eenigen der eischers (zoo als in confesso is) diehebben verzekerd op het behouden varen van hetzelfdeschip, intrest spruitende uit meerdere waarde aan dat schipgegeven; dat toch,\' wanneer de berekening van waardemoet worden gemaakt, kennelijk daartoe alleen als maat-staf kan strekken het contract waarover sprake is, maarandere overeenkomsten, welke daar buiten zijn, nooit dewaarde van het schip kunnen bepalen, terwijl in casu,zoo als
in confesso is, de verzekering op behouden varenniet door alle verweerders, maar slechts door eenige vanhen gesloten met eenige der eischers, zoodat dit contractniet aan allen zou tegengeworpen kunnen worden; • O. daarenboven dat eene hoogere waarde door een\' ver-zekerde op behouden varen van het schip toegekend bovendie welke in de polis op het casco vermeld is, geen in-
? vloed mag hebben op de bepaling der werkelijke waarde,omdat de verzekerde op behouden varen daarbij kan geleidzijn door redenen die niets gemeens hebben met de wer-kelijke waarde van het schip; O. dat dus de waarde van het verzekerde schip opƒ 35,000 moet gesteld worden," enz. Het beweren van verweerders wordt aldus verworpen,omdat, wanneer de berekening der waarde moet wordengemaakt, kennelijk daartoe alleen als maatstaf kan strek-ken het contract, waarover sprake is, en geen andereovereenkomsten, die daarbuiten zijn. Doch het contract,waarover sprake is, is hier de polis, en in de polis isverklaard, dat het schip elders getaxeerd op ƒ35,000 nogƒ 0,000 meer waard geacht werd, en dat hieruit hetbehouden varen intrest voortspruit, en nu is, volgens mijnemeening, het aan geen twijfel onderhevig, dat, wat debehouden varen assuradeurs aangaat het schip moet wor-den geacht ƒ 41,000 waard te zijn. Het doet er overigens niet toe, of de casco en de be-houden varen verzekering (met
bovengemelde clausule) bijééne polis of bij twee verschillende polissen, geschied zij. Wat de tweede overweging van het laatstvermelde von-nis betreft, zoo is het mij niet regt duidelijk wat daar-mede bedoeld wordt, daar niemand mijns inziens deredenen behoeft na te gaan, die de verzekerde op behouden
? varen daarbij geleid hebben, maar men alleen behoeft teletten op het contract, en dit contract luidt in dit gevalvrij duidelijk. Eigentlijk, meen ik, dat inderdaad casco-verzekering, aangevuld met behouden varen verzekering,niets anders is, dan een renuntiëren aan art. 253 al. 2W. v. K. Men taxeert namelijk in de casco-polis hetschip op die som, waarvoor men ten volle schade vergoedwil hebben, terwijl men voor het geval van totaal ver-lies (daar men dan door de casco-polis niet geheelgedekt is) nog een behouden varen verzekering sluitvoor die meerdere waarde. Ten laatste valt nog na te gaan, welke de beteekenisis van de clausule premie incluis. Let men hierbij op dezin van de woorden dan zoude welligt de clausule: wor-dende genoemd schip met wederzijdse!) genoegen getaxeerden vastgesteld op de som van ƒ 60,000 premie incluis:kunnen geacht worden te beteekenen, dat, wanneer mende waarde van het schip wilde kennen, men de premiedie betaald was van de ƒ 60,000 eerst zou moeten af-trekken. Ik geloof echter, dat
arbiters in de vermeldeuitspraken teregt aldus hebben overwogen, dat van dewaarde niet mag worden afgetrokken de premie, zooalsde eischers beweren, op grond, dat de waarde is bepaaldop ƒ 35,000 premie incluis, omdat het, na het overwo-gene, onverschillig is, hoe partijen tot de waardering in
? de polis geraken, maar het alleen de vraag is, welkewaarde zij hebben aangenomen, en dat deze in de polisin casu op ƒ 35,000 is gesteld. Daar de verzekering der vrachtpenningen met de ver-zekering van het schip dikwijls in zeer naauw verbandstaat, zoo wenschte ik in de tweede plaats na te gaan,welke de toepassing der taxatie is bij verzekering dervrachtpenningen. Wat het Fransche regt betreft, zoowel het oudere alshet nieuwere, behoeft dit niet behandeld te worden, daarvolgens art. 347. C de C het verzekeren der vrachtpennin-gen verboden is, welk verbod overgenomen is uit art. 15Ordonnance de la Marine; Les propriétaires des naviresni les maîtres ne pourront faire assurer le fret, à fairede leurs bâtimens. Doch. zoo als reeds uit dit artikelblijkt, onderscheidt het Fransche regt tusschen fret àfaire, en fret acquis. De fret a faire nu mag in het ge-heel niet, en de fret acquis niet door den reeder, maarwel door den koopman, die de lading afzendt, verzekerdworden. Zoo zegt pothier 1 »A 1\'egard du fret acquisc\'est à dire de
celui qui, aux termes de la conventionentre le propriétaire du navire et le marchand, doit luiêtre payé à tout événement dans le cas de la perte du 1 Potiukk t a p Nu. 30.
? vaisseau et des marchandises, comme dans celui de l\'heit-reuse arrivée, il est évident qu\'il ne peut pas être ma-tière d\'assurance de la part du propriétaire du navire;puisqu\' il ne court aucun risque par rapport à ce fret;mais il peut être une matière d\'assurance de la part dumarchand qui fait assurer son chargement, ce fret faisantpartie des dépenses qui ce marchand court risque deperdre en cas de perte du chargement." 1 Hier te lande evenwel lieef\'t men al oudtijds grooterevrijheid in het verzekeren gegeven. Zoo treffen wij reedsbij van der keessel 2 de bepaling aan »Adversus navi-gationis pericula assecurari possunt 4°. Naula pro merci-bus vehendis solvenda." Ook in art. 616 W. v. K. is debepaling vervat, dat vrachtpenningen voor hun vol beloopkunnen worden verzekerd. Bij de beraadslagingen meende echter de Heer walra-ven, dat het verkieslijk ware het voorschrift te behou-den der oude Amsterdamsche Ordonnantie, die aldusluidde: »Vrachtpenningen nevens de ordinaire ongelden 1 Zie verder nog hierover
emebigojï t. a. p. vol I pag. 227 2 en y. valin ad art. 15 en houi.av patv t. a. p. vol II, pag. 79en v.
? of Zoogenaamde avarijën, zullen (na aftrek der gagiërivan liet volk en verdere ongelden, die men bij behoudenvaren daaruit moet betalen) verzekerd mogen worden,voor zooverre men naar billijkheid bevindt, dat op dereize verdiend of verloren kan worden, hetzij bij decherte-partij, manifest of volgens de cognossementen tedoceeren en in geval een schip voor eigen meestersrekening goederen geladen heeft, waarvan men de vrach-ten wil laten verzekeren, zullen dezelve bij de polis moe-ten getauxeerd worden. Bij faute van dien, zal de taxatiedoor den regter gedaan worden na verhoor van de be-langhebbende. 1 »In denzelfden geest adviseerde ook deKamer van Koophandel te Rotterdam, bij hare aanmer-kingen op art. 519 en 520 van het Wetboek van 1830.De Heer van gennep meende evenwel, dat de artikelenvan het ontwerp billijk waren, en met dit gevoelen ver-eenigde zich ook de Raad van State. In Engeland,de Vereenigde Staten en Duitschland (volgens art. 783A. D. H. G. B.) kunnen eveneens de
vrachtpenningen ver-zekerd worden, en kan men deze dien ten gevolge ookin de polis taxeren. Nolte is van meening, dat hier,even als bij schepen, meer gelet moet worden op eene 1 Vookmix, t, a, p. deel X pag. 323.
? juiste taxatie, dan bij goederen. Hij zegt dan ook: »Dierichtige Taxation- des Schiffes und der Frachtgelder ver-dient eine besondere Aufmerksamkeit. Irrthum und Betrugkönnen hier in Ab- und Schleifwegen ihr Spiel treibendessen Einflusz nicht allemal, und auch nicht leicht aus-gewichen werden kann, wie dass bei Versicherungen aufGüter möglich ist." 1 Vooral in Engeland wordt, door de gewoonte, die de ree-ders hebben, om bij de waarde van het schip nog bij te voe-gen alle kosten van uitrusting, met inbegrip van victua-liën eri voorschot van matrozenloon, en daarenboven brutovracht te verzekeren, de waarde door de verzekerde somverre overtroffen, waarom ook arnould opmerkt: »Be-sides it is frequently the practice in this country to valuethe freight by a separate policy at its gross amount, with-out any deduction of the expenses of earning it. Bvmeans of two such policies it is clear that in case ofloss, the shipowner receives far more than an indem-nity." 2 Tevens geeft hij een voorbeeld op, waardoor hijaantoont, dat de reeder
bij totaal verlies 460 £ 6 smeer zou verkrijgen, dan bij behouden aankomst. Hij 1 Noltr, t. a. p. deel 1 pag. 800.* Arnould, t. a. p. deel I pag. 301 en 302.
? roept dan ook met benecke uit: »a great inducenientindeed to many to couvert a partial into a total loss."Ook in Hamburg wordt op Engelsche wijze casco verze-kerd, met uitzondering van het voorschot van matro-zenloon; en tevens bruto vracht. Benecke heeft echter op twee methoden gewezen omcasco en vracht te verzekeren. De eerste methode is omhet schip zonder de kosten van uitrusting en de brutovracht ten volle te verzekeren; de tweede is om liet,schip te verzekeren met de kosten van uitrustingen en denetto vracht of de vracht na aftrek van de, door de reisveroorzaakte onkosten en voorschotten. Met voorbeeldentoont hij vervolgens aan, dat de tweede methode beteraan de vereiscliten voldoet dan de eerste. Doch ook dezetweede methode is niet geheel voldoende, daar het nietmogelijk is de som, waarvoor schip en vracht in de a var ijgros bijgedragen hebben in overeenstemming met de ver-zekerde som te brengen. Tevens is in beide methoden nogde fout, dat zij niet ten allen tijde, en in ieder geval aanden verzekerde volle
schadevergoeding verschaffen. Om aldeze moeijelijkheden te vermijden, doet benecke nog eenderde methode aan de hand, hierin bestaande, om verze-kering op schip en vracht te zamen, als een ondeelbaargevaar, op dezelfde polis te nemen. Deze wijze van ver-zekeren verdient de voorkeur boven de verzekering van
? iiet cascp met de kosten van uitrusting en de nettovracht, en wel, zoo als benecke opmerkt, om de vol-gende redenen: 1°. Irrthümer und Betrug in Hinsicht des Werthes,können in einer Police wo das Ganze in einer Summeversichert ist, nicht so leicht stattfinden, als wenn sepa-rate Versicherungen auf einem jeden dieser Gegenständegenommen werden, anders kann nie zur Frage kommen,welcher Tlieil der Ausrhedungskosten als dem Schiffe ange-hörig angesehen, und welcher andere Theil aus der Frachtvergütet werden soll. 2°. Die Summe, von der Schilf und Fracht zusammenzu der Havarie grosse beitragen sollen, kann in keinemFalle gröszer sein, als die Versicherungssumme. 3". Es ereignet sich manchmal in entfernten Ländern,wo Schilfs-Reparaturen sehr hoch zu stehen kommen, daszman, um die Fracht zu retten, eine Ausbesserung unter-nimmt, deren Betrag den Werth des Schiffes beträchtlichübersteigt, nachdem die Summe, welche daraus gelöstwerden kann, wenn sie an Ort und Stelle verkauft
wordenwäre, davon abgezogen wird. 4°. In gewissen Fällen des Abandons von Schiff undFracht, können beide Arten von Versicherern Anspruchauf die Fracht machen, wenn das Schiff zurückgegeben wird. 5", In einer combinirten Versicherung, wie sie hier
? vorgeschlagen ist, können die Mehr-Auslagen für Volks-hauer und Proviant, deren Ursprung in den Gefahrengesucht werden musz. gegen welche Versicherung genommenwerden, als besondere Risico in die Police eingeführt wer-den, ohne zu irgend einem Misverhältnisz zwischen derPrämie und dem möglichen Verluste Anlasz zu geben;denn diese Auslagen würden dann über den ganzen Werthvon Schiff und Fracht vertheilt werden müssen." J Maar niet tegenstaande de voordeeleri, die aan zulk eeneverzekering verbonden zijn, en welke niet alleen doorEngelsche schrijvers,1 maar ook door de regtbanken aldaarerkend worden, blijft men in Engeland nog steeds volgensde oude wijze verzekeren. Weskett 2 evenwel deelt mede.dat de London-Assurance-Company gewoonlijk weigert ietsanders, dan netto vracht te verzekeren. 1 Cf. Uitspraak van daixas c, j. in zake case c. dayidson, 2 B.& B. pag. 387. 2 Weskktt, tit, Freight, no. 10,
? Wat de usance hieromtrent in de Vereenigde Statenbetreft, zoo wordt dikwijls daar de vracht getaxeerd op2/s van liet bruto bedrag. Phillips, na melding gemaaktte hebben van polissen met dusdanig beding, in Philadel-phia en New-York opgemaakt, zegt dan ook; »and insurersin some other places have adopted a similar rule, whichshows some uniformity of practice in lixing the amountto be insured upon this interest." 1 Maar vrachtpenningen mogen in de Vereenigde Statenzelfs boven het bruto bedrag getaxeerd worden, want hethof in Massachusetts in zake coolidge c. Gloucester,map., ins. co. besliste aldus: »The parties agrie that freightshall be valued at a sum, which eventually proves to bethree times the value of the carriage of the goods. Butwe do not perceive that the estimate was unfairly made."Het hof veroordeelde daarop de assuradeurs om het ver-lies te betalen, overeenkomstig de taxatie. 2 Ook heeftzich aldaar het geval voorgedaan, dat eene reis uit meer-dere reizen bestaat, en dat na het eindigen van
iederezoodanige tusschenreis vracht verdiend en betaald wordt. Nu is de vracht van de geheele reis getaxeerd en gros.De vraag is nu ontstaan, of deze taxatie eene taxatie is > Pmi.Lirs, t. a. p. deel II, No. 1200.* Aangehaald bij phillips, t. a. p. No- 1207.
? van het bedrag van al de vrachten of van het bedragvan ieder afzonderlijk? De jurisprudentie aldaar heeft beslist ten voordeele vanden verzekerde, dat de taxatie betrekking had op iederevracht afzonderlijk, zoo als blijkt uit de bij phillips aan-gehaalde gevallen... 1 Maar phillips zelf komt tot de conclusie,dat de leer, die hier moet gelden deze is: »A valuationof freight in a time policy or one for successive passagesis presumed to be of that successively pending, but thispresumption may be rebutted by showing that the valu-ation is applicable to the aggregate amount of the successivefreights." 2 Wat de toepassing der taxatie bij de verzekering dervrachtpenningen in ons regt betreft, zoo kan ik hier zeerkort zijn daar wat de praktijk betreft, ten minste aan debeurs van Amsterdam, de vrachtpenningen sedert November1860 niet meer in de polis worden getaxeerd, ingevolgeeen besluit vastgesteld in de Algemeene Vergadering vanAssuradeuren in dato 9 November I860, ten aanzien derverzekeringen op vrachtpenningen. Ik acht
het niet over-bodig gemeld besluit hier mede te deelen. Het luidt aldus: »Vrachtpenningen een Interest zijnde, niet onderhevig 1 t. a. p. No. 1208.3 Cf. fouls, t. a. p. § 593.
? aan verandering van waarde, niet afhankelijk van fluctu-atie van marktprijzen als Goederen, niet gelijk Casco\'sverschillend van waarde, in verschillende havens; maareen Interest, waarvan cle waarde door Charterpartij ofCognossement aangewezen, is onveranderlijk, zoo is hetgeheel in den geest van het Contract, geheel in den geestder Wet, dat bij eene verzekering op Vrachtpenningenvan geene taxatie in de Polis sprake behoort te zijn, zooals tot nog toe veelal in gebruik en welke taxatie steedsis te weêrspreken. Verder behoort uit de Polissen van Verzekeringen opVrachtpenningen van Indien eene onzekerheid weggeno-men te worden, welke voortspruit uit de veelal verkeerdeopvatting, dat na volle belading van den bodem meer dande ware vracht, en zulks op behouden arrivement kan ge-dekt zijn, en is de hieronder bepaalde Clausule voor Vracht-penningen van Indien ten dien einde aangenomen. Hetgebruikelijk beding om de risico voor het vol beloop derVrachtpenningen te doen ingaan op de eerste plaats
vanbelading, en te doen loopen voor zoo verre het Schip denlast nog niet heeft ingenomen op het behouden arrivement,representatief van de vracht der nog in te nemen Goede-ren is daarbij overeenkomstig beursusance behouden,
? vastgestelde bepalingen. »Overeenkomstig den geest der Wet zal bij verzekeringvan Vrachtpenningen geene Taxatie van dit Interest in depolissen plaats kunnen vinden. Er wordt in liet bijzonder voor verzekeringen op Vracht-penningen van Java en Sumatra volgende bewoordingbepaald: »Onze risico zal ingaan op de eerste plaats waar Goe-deren of\' Specie, met dit schip voor Europa bestemd,worden ingenomen of van waar hetzelve ter innemingdaarvan wordt geëxpedieerd, en zonder stilstand voortloo-pen tot de eindelijke destinatieplaats toe en aldaar eindigenvolgens de wet." »Deze assurantie geschiedt op Vrachtpenningen door ditSchip op de voorschreven reis te bevaren." of wel: »Deze Assurantie geschiedt op de Netto Vrachtpenningen,welke gecalculeerd zijn door dit Schip op de voorschrevenreis te zullen worden verdiend," Voorts: »Zijnde onder onze risico mede begrepen Vrachtdervingten gevolge van schade of beschadigdheid aan de ladingdoor eenig fortuin der zee als onder gemeld. En voor3foo
verre op eenig tijdstip alvorens de belading geheel
? geschied zij in het geheel geene vrachtgevende goederenof\' slechts een gedeelte der in te laden goederen zich aanboord van het Schip mogten bevinden, zoo zal hetzij voorhet geheel of voor het gedeelte der te bevaren Vracht,waarvan de goederen nog ongeladen zijn, de risico geloo-pen worden op het behouden arrivement van het Schipin maniere en op conditiën vervat in de Polissen voordie Verzekering ingerigt." Toch kan ik mij met de bewering, dat het in den geestder wet is, dat vrachtpenningen niet getaxeerd worden,niet vereenigen, daar de bepalingen omtrent de taxatievoorkomen in den titel over de verzekering in het alge-meen, terwijl de artt. 616 en 623 W. v. K. geen grondopleveren voor eene dusdanige bewering. Tevens moet ik hier nog opmerken, dat ter beurzevan Amsterdam meestal netto vrachtpenningen wordenverzekerd. In de derde plaats is het noodig hier na te gaan, welkede toepassing der taxatie is bij verzekering van goederen.Zoo als echter reeds met een enkel woord in het begindoor mij
is aangetoond, is de taxatie bij goederen-verze-kering niet van zoo groot belang als bij verzekering vanschepen, daar wel bijna altijd de waarde der goederendoor boeken, facturen en cognossementen zal kunnen wor-den bewezen. Daarom worden dan ook goederen in ver1
? schillende landen dikwijls bij open polissen verzekerd, zooZegt PHILLIPS. »Goods are more frequently insured in open policies,since the value is easily proved bij the invoices, or hijshowing the price current at the thime," maar tevensvoegt hij er bij: »But if the goods are of a kind theprice current of which can not be easily shown, or if theprice has greatly changed subsequently to the purchaseof the goods, or if their value has been increased bytransportation, insurance is often made upon them by avalued policy." Stevens 2 is van meening, dat getaxeerde polissen bijgoederen-verzekering haren oorsprong alleen te dankenhebben aan de verzekering van koloniale voortbrengselenwaarvan geen inkoopsprijs kon vastgesteld worden, dewijler tot daartoe geen koop en verkoop van die waren hadplaats gevonden. Indien er evenwel taxatie bij goederen-verzekering plaatsvindt, dan treft men in art. 612 en 613 W. v. K. bepalin-gen aan, op welke wijze de waarde kan worden vastge-steld. Uit die artikelen blijkt, dat goederen
mogenverzekerd worden voor de volle waarde, welke zij ter
? plaatse en ten tijde der verzending hebben, met alleonkosten tot aan boord; de premie van verzekering daar-onder begrepen, zonder dat eene afzonderlijke begrootingvan ieder voorwerp kan worden gevorderd. Tevens kande werkelijke waarde van de verzekerde goederen nog ver-hoogd worden, met de vracht, inkomende regten en andereonkosten, die bij de behouden aankomst noodzakelijkmoeten worden betaald, van die verhooging wordt evenwelvermelding in de polis geëischt. Toch hebben zich, niettegenstaande de goederen in depolis getaxeerd waren, in Engeland en Amerika hierom-trent eenige kwesties voorgedaan, wier mededeeling meteen enkel woord ik hier niet overbodig acht. Zoo gebeurt het meermalen, dat de verzekerde goederenverwacht, waarvan lrij nog soort noch waardebedrag kent.In dat geval verzekert hij alleen goederen met de clau-sule: ))to be there after declared and valued." Om nueene zoodanige polis tot eene getaxeerde te maken, moetde aangifte van de waarde door den verzekerde
gedaanworden, voor dat lrij kennis draagt van verlies. In een ander geval, dat de klerk van den verzekerdeop zijn bevel eene taxatie schreef op een afzonderlijk stuk-papier, hetwelk hij aan de polis hechtte, maar waarbijniet bleek, dat dit aan de assuradeurs vóór \'t verlies wasbekend gemaakt, zeide Lord ellenborough dan ook;
? »A. declaration necessarily imports two parties, the personwho makes it, and the person to whom it is made." Hij be-sliste, dat, waar geen waarde bekend was, het er, bij verlies,voor gehouden moet worden, dat bij open polis verzekerd is.1In gelijken zin besliste Sir james mansfielu, dat,wanneer goederen getaxeerd waren door den verzekerdeop een zekere som, doch slechts een deel dier goederenhem toebehoorde, de taxatie gehouden werd te zijn ge-schied voor het deel, dat den verzekerde toebehoorde, endat geenszins de taxatie op al de goederen betrekkinghad, zoodat de verzekerde slechts een deel van de geta-xeerde som kan verkrijgen. Sir james mansfield lietzich over de zaak aldus uit: »If the assured are inter-ested, is not that sufficient? We must take it that the valueinsured is the value of the assured\'s interest. 2 De vraag, of de taxatie van eene lading alleen pro ratageldt, wanneer een deel van de getaxeerde voorwerpenrisico loopt, is toestemmend beantwoord, in zake wolcottc Eagle Ins. Co., alsop c Commercial
Ins. Co. en brookc Louisiana Ins. Co. 1 In de Vereenigde Staten is voorts de kwestie ontstaan 1 Cf PHILLIPS n». 1196.
? Hl of eene taxatie in eene polis op goederen voor een uit-en thuis reis betrekking heeft op de retour lading, die ge-kocht is door de verkoop van de uitgaande lading. Arnout.o 1geeft als resultaat van de beslissingen op, dat het schijnt:»that such gross valuation ought not to be applied to theproceeds, merely because the risk under the policy is outand home; but that, on the other hand, it may be so appliedwhen, upon a fair construction of the policy, and under thewhole circumstances of the case, it appears to have beenthe intention of the parties, so to apply it." En phillips 2zegt: »In the absence of any such collateral considerationI conclude the preferable doctrine to be, that a valuationof the outward cargo in a policy for the round voyage isto be presumed to be a valuation of its whole proceeds forthe return voyage, or for subsequent passages." Ten slotte verdient nog opmerking, dat wanneer een la-ding verzekerd en getaxeerd wordt, die uit verschillende be-standdeelen bestaat, b. v. uit suiker, koffij, indigo,
katoen, enz.,dat het dan gebruikelijk is en ook gemakkelijker, wanneerlater schade moet opgemaakt worden, om iedere soort waren,waaruit de lading bestaat, afzonderlijk te taxeren, zoodat delading dan bij series getaxeerd en verzekerd wordt.
? In Engeland wordt somtijds ook nog getaxeerd pel1okshoofd, vat, baal, mand, enz., en wel met de clausule:»to pay average on each species as if separate interests,separately insured;" of: »to pay average on each \'10, 15, 20,hogshead, etc. succeeding numbers, as af separately insured." 2 Eindelijk hebben wij nog na te gaan, welke de toepas-sing der taxatie is bij verzekering van bodemerij en ver-wacht wordende winst. Wat verzekering van bodemerijbetreft, in art. 607 W. v. K. vindt men de bepaling, datin eene verzekering op bodemerij, de hoeveelheid van de ge-leende geldsommen en van de bodemerij-premie, ieder afzon-derlijk, in de polis moeten vermeld worden; én dat, wan-neer zulks niet geschied is, het er voor gehouden wordt, datde bodemerij-premie niet verzekerd is. Uit deze bepalingblijkt dan nu ook ten duidelijkste, dat een polis op bodemerijaltijd een getaxeerde polis is, daar altijd èn de hoeveelheidder geleende geldsommen, èn de bodemerij-premie in depolis moet vermeld worden; en
wel wat de premie geldtop straffe dat deze voor niet verzekerd wordt gehouden. Ook verwacht wordende winst moet steeds bij getaxeerdepolis verzekerd worden, daar art. 615 W. v. K. be-paalt, dat verzekering op verwacht wordende winstafzonderlijk bij de polis begroot moet worden, en 2 Cf. arsould, t. a. p. pag. 305.
? (lit art. eisclit zelfs eene bijzondere opgave, op welkegoederen deze gedaan wordt, alles op straffe van nietigheid. Eene uitzondering maakt de wet in de 2de alinea vangenoemd artikel hierop voor het geval, dat de waardevan het verzekerde in het algemeen is uitgedrukt, metstellige bepaling, dat al hetgeen de waarde der goederente boven gaat, voor verwacht wordende winst zal wordengehouden. In dit geval is de verzekering geldig voor dewaarde der verzekerde voorwerpen; doch het overschie-tende moet worden herleid tot de bewijsbare hoegroot-heid der verwacht wordende winst, berekend naar denmaatstaf bij artikel 624 en 622 vermeld. Ook in de Yereenigde Staten wordt verzekering vanverwacht wordende winst gewoonlijk gesloten bij getaxeerdepolis, zoo als blijkt uit de meening van het hof te New-York, door denregter Livingston aldus uitgesproken: »Everyinsurance on profits must of necessity be considered avalued and not an open policy. If it were otherwise, itwould be next to impossible to prove their
value. Howare you to ascertain what is often imaginary, and mustdepend on so many contingencies." 1 Zelfs is aldaar inzake patapsco Insurance Company, c. coulter beslist,dat de verzekerde geregtigd was, om het geheele bedrag
? der taxatie van de assuradeurs te vorderen, zonder dathij genoodzaakt was te bewijzen, dat er eenige winst zou ge-weest zijn, zoo het schip zonder stoornis of ramp zijn reis hadvervolgd. Phillips 1 laat hierop volgen: »And this isthe prevalent doctrine in the United States." In Engelandis dit beginsel evenwel niet aangenomen. Daar wordt hetbewijs gevorderd, dat er winst zou geweest zijn, zoo degoederen op de bestemmingsplaats waren aangekomen, enbij een getaxeerde polis op verwacht wordende winst,moet de verzekerde in Engeland bewijzen, dat alle goe-deren risico liepen, en dat waarschijnlijk er eenige winstzou geweest zijn. Zoo dit bewezen is, geldt de taxatie enbepaalt het bedrag tusschen partijen. 2 Benecke is van meening, dat verwacht wordende winstaltijd in een open polis en nooit in een getaxeerde magverzekerd worden. Hij laat zich over deze zaak aldus uit:»Gehoffter oder imaginairen Gewinn müszte immer in eineroffenen, nicht in einer taxirten Police versichert werden, dieseltenen Fälle ausgenommen, wo
der Gewinn nicht von derStellung des Marktes abhängt und mit gröszerer oder gerin-gerer Gewiszheid verknüpft ist. Denn wenn der Gewinn alsgewisz versichert wird, welches der Fall sein würde, wenn \' t. a. p. N<\\ 1209.2 Cf. arnoui.d, pag. 85 on Gl en v.
? er taxirt und die Police nicht offen wäre, so entstände auseiner solchen Versicherung eine offenbare Wettassekuranz." 1Phillips komt tegen deze opvatting hevig op, en be-strijdt haar aldus: »But as one object, and often the only object, of a valu-ation, is to avoid the difficulty of settling the amount ointerest in an open policy, many cases occur in which itis expedient to value profits as well as any other interest.The profit, then, which is the subject of a policy uponthis interest, is the excess of the value of the subjectat the port of destination over its value at the shippingport. It is only in case of loss that the policy is of anyavail to the assured, and he wishes that it may avail himin a total as well as partial loss. In the latter case, theloss may be adjusted, under an open policy, on the Englishdoctrine, by ascertaining how much less the profit is thanit would have been if the goods had arrived sound. But in case of a total loss by the ship never arriving,it is very difficult to say what the profits would havebeen had the ship arrived, since it is
not possible todetermine when she would have arrived; and if this diffi-culty is got over by assuming some probable time, theremust be often a long delay in hearing from a distant port 1 Nolte, t. a. p. vol. I pag\'. 300.
? of destination, and learning the state of the markets.The prompt return of his capital to the assured in caseof loss, which is a very important consideration in insuring,requires a valuation of the profits, in preference to anopen policy subject to an adjustment upon the Englischdoctrine of determining the amount by the state of themarket at the port of destination. The same difficultydoes not arise in case of a loss on goods, which is adjustedon the invoice value. There does not appear to be anyway of avoiding this difficulty but by a valuation, andthis is felt in practice, since policies on profits are usuallyvalued. 1 Deze redenering van phillips houd ik voor dejuiste, even a s nij ben ik van meening, dat de bewering vanbenecke, dat verwacht wordende winst steeds bij openpolissen moet verzekerd worden, onhoudbaar is. Ik ben als nu tot het einde van mijne verhandeling gena-derd, waarin ik getracht heb de taxatie bij zeeverzekeringeenigzins nader toe te ligten, maar daar ik mij zelf tezeer bewust ben dat vele gebreken mijn werk nog aan-kleven, zoo
roep ik voor de waardering van deze mijneeerste proeve op het gebied der regtswetenscliap, de wel-willendheid des lezers in. 1 t. a. p. No. 1209.
? STELLINGEN i. In geval van art. 275 W. v. K. moet de beëedigingvan deskundigen, zoo deze gevorderd -wordt, vóór detaxatie geschieden. II. De verzekeraar mag ook bewijzen dat de taxatie telaag is. III. In sommige gevallen mag ook de verzekerde tegen detaxatie in de polis vervat opkomen. IV. Bij verschil van taxatie in de polis en in de dispachewordt de avarij-gros berekend naar die in de dispache vervat.
? V. Is bij eene cascoverzekering nog eene verzekering opbehouden varen gesloten met de clausule »intx-est sprui-tende uit de meerdere waarde van bet schip" dan is dewaarde van het schip voor de behouden varen assuradeurs,het bedrag der taxatie in de casco polis vervat, vermeer-derd met hetgeen op behouden varen is verzekerd. YI. Teregt zegt yangerow Lehrb. der Pand. §17: Koramtes zu einer Beweisauflage, so versteht es sich, daszinderRegel nicht unmittelbar die Existenz des Gewohnheits-rechts, sondern nur die auszere Erscheinung desselben,die consuetudo, Gegenstand derselben sein kann, und demRichter die Untersuchung überlassen bleiben musz, obsich darin wirklich ein Gewohnheitsrecht aussprecne. VII. § 3. I. de inofficioso testamento (2.48) is in strijd met§ 6 h. t. VIII. Eene veroordeeling tot eene onteerende straf na dehuwelijksvoltrekking tegen een der echtgenooten, door
? eenen buitenlandschen regter uitgesproken, wegens eenmisdrijf, waarop ook hier te lande eene onteerende strafis gesteld, levert grond op tot echtscheiding. IX. De onherroepelijke volmagt van art. 1223 B. W. haddoor den wetgever ook moeten zijn uitgestrekt tot delevering van het verbonden perceel. X. De borg, zelfs die afstand van het voorregt van uitwin-ning heeft gedaan, kan niet worden aangesproken totbetaling, voordat er vruchteloos een bevel tot betalingaan den hoofdschuldenaar is gedaan. XI. De bepalingen van het W. v. K. omtrent kassiers zijnniet meer in overeenstemming met den tegenwooi-digenfeitelijken toestand van dat bedrijf, en vereischen voor-ziening. XII. Teregt wordt door de regering voorgesteld de bepalingvan art. 88 W. v. B. R. te doen vervallen.
? XIII. Het verdient afkeuring, dat op den medepligtige dezelfdestraf als op den hoofddader wordt toegepast. XIV. De jury in strafzaken is wenschelijk, mits het verdictmet algemeene stemmen worde uitgebragt. XV. Ten onregte is in de Grondwet alleen de census alsmaatstaf voor het kiesregt aangenomen. XVI. Werklieden hebben, iure constituendo, volkomen hetregt zich te vereenigen tot het bekomen van hooger loon. XVII. Armenbedeeling is eene voorname oorzaak van het pau-perisme. XVIII. Geldleeningen tot het uitvoeren van werken, waarvande beste vruchten eerst door een volgend geslacht zullenworden genoten, zijn aan te bevelen.
?
?
?
?
Powered by TCPDF (www.tcpdf.org)