FARMACOT H E R A P I E
HIV bij kinderen
[ ] De eerste klap is
een daalder waard
De meeste HIV-infecties bij kinderen worden veroorzaakt door perinatale transmissie van moeder naar kind. De combinatietherapie heeft ook de toekomstverwachting van kinderen zeer sterk positief beïnvloed.
D
M.C.W. Gast
e sterke werkzaamheid van een combinatie van drie antiretrovirale middelen bij volwassen patiënten met een HIV-infectie heeft ertoe geleid dat deze behandeling ook wordt toegepast bij kinderen met HIV-infectie. In dit artikel wordt een kort overzicht gegeven van de pathofysiologie bij kinderen met een HIV-infectie en de e±ecten van farmacotherapie bij deze kinderen. Tevens worden de in de literatuur beschreven gegevens over de therapietrouw bij kinderen samengevat.
Pathofysiologie E PIDEMIOLOGIE
J.G. Hugtenburg
Aan het begin van de HIV-epidemie vormden de kinderen die bloedproducten en -transfusies kregen, het grootste deel van de populatie HIV-positieve kinderen. Tegenwoordig zijn de meeste HIV-infecties bij kinderen het resultaat van verticale transmissie van het virus van moeder naar kind [1]. Een HIV-positieve moeder kan haar kind tijdens de zwangerschap, tijdens de bevalling of via de borstvoeding infecteren met het virus [2]. Tot en met 1998 waren in Nederland 135 kinderen met HIV-infectie gediagnostiseerd. Op het moment van diagnose waren 33 van deze kinderen overleden. Van de overige 102 kinderen waren er medio 1999 nog 90 in leven [3]. Bij de kinderen waarvan de HIV-infectie in 1998 was gediagnostiseerd, was in 95% van de gevallen ten minste één ouder afkomstig uit een gebied met een gegeneraliseerde HIV-epidemie [3].
D IAGNOSE Tot voor kort was het niet eenvoudig bij neonaten een vroege diagnose te stellen, aangezien de antilichamen van de moeder via de placenta worden overgedragen op het kind, waar ze tot de leeftijd van 18 maanden aanwezig kunnen blijven. De serologische tests zijn niet specifiek genoeg om onderscheid te
[1456]
28 september 2001 Jaargang 136 Nr. 39 • Pharmaceutisch Weekblad
kunnen maken tussen de antilichamen van moeder en kind. Als gevolg daarvan worden voor de diagnose bij kinderen jonger dan 18 maanden virologische assays toegepast (cultuur van perifere mononucleaire bloedcellen; polymerasekettingreactie op DNA of RNA van HIV) [2]. De criteria voor de diagnose van HIV bij kinderen zijn samengevat in figuur 1. De ‘viral load’ bereikt direct na infectie van volwassenen een piekwaarde van 105 tot 107 kopieën per ml plasma. Deze neemt binnen 2 tot 3 maanden af met een factor 100 tot 1000 tot een ‘steady state’ is bereikt. Bij een perinatale HIV-infectie neemt de gemiddelde viral load van relatief lage waarden (<104 kopieën/ml) toe naar extreem hoge waarden (>105 kopieën/ml) in de eerste twee maanden na de geboorte. Tot een leeftijd van 24 à 36 maanden neemt de viral load, onafhankelijk van antiretrovirale therapie en immunologische of klinische status, langzaam af met een factor 2 tot 10. Deze langzame afname zou veroorzaakt kunnen worden door de lage e≥ciëntie van het zich nog ontwikkelende immuunsysteem en is waarschijnlijk ook een verklaring voor het feit dat een HIV-1-infectie bij kinderen soms veel sneller verloopt dan bij volwassenen [4, 5]. De lage beginwaarde van de viral load suggereert dat infectie waarschijnlijk vlak voor of tijdens de geboorte
Kernpunten ●
●
●
●
●
De werkzaamheid van antiretrovirale therapie lijkt bij volwassenen en kinderen vergelijkbaar. Het is bij kinderen veel moeilijker een nietdetecteerbare viral load vast te houden. Het profiel van bijwerkingen van antiretrovirale therapie komt sterk overeen met dat bij volwassenen. Bijwerkingen bij kinderen zijn in de regel milder en van meer voorbijgaande aard dan bij volwassenen. Er is weinig onderzoek gedaan naar de therapietrouw bij kinderen.
plaatsvindt of dat bepaalde beschermende maternale of placentale factoren een rol spelen [5]. Uit verschillende studies is gebleken dat een hoge initiële viral load bij kinderen ouder dan 24 maanden een hogere mortaliteit en een versnelde ziektevoortgang tot gevolg heeft [6].
K LINISCHE
VERSCHIJNSELEN
De klinische symptomen welke op kunnen treden bij HIV-geïnfecteerde kinderen, zijn samengevat in verschillende classificatiesystemen. De tabellen 1 en 2 geven het door de Centers for Disease Control and Prevention (CDC) opgestelde classificatiesysteem voor kinderen jonger dan 13 jaar weer. Met behulp van dit schema wordt uniformiteit binnen de gezondheidszorg gecreëerd en kan de respons op de antiretrovirale therapie geëvalueerd worden [1].
Het spectrum van klinische verschijnselen welke op kunnen treden bij HIV-geïnfecteerde kinderen, is onder te verdelen in drie groepen: de niet-specifieke verschijnselen, de orgaanspecifieke verschijnselen en de opportunistische infecties. Onder de niet-specifieke verschijnselen worden onder andere onvoldoende groei en ontwikkeling, persistente orale candidiasis, chronische of herhaalde diarree, atopische huidziekten, verhoogde bloedconcentraties van de leverenzymen en het optreden van maligniteiten verstaan. De diagnoses die behoren bij categorie A uit het CDC-classificatiesysteem, worden ook tot deze groep verschijnselen gerekend [7]. De orgaanspecifieke verschijnselen hebben betrekking op het hart, het maagdarmkanaal, de lever, de longen of de nieren [1]. Ook kunnen neurologische verschijnselen optreden; deze uiten
Bij kinderen met HIV is in bijna alle gevallen ten minste één ouder afkomstig uit een gebied met een HIV-epidemie
Tabel 1 A ANGEPAST
CLASSIFICATIESYSTEEM VOOR
Immuuncategorie 1: geen suppressie 2: matige suppressie 3: ernstige suppressie
Klinische categorie N: geen symptomen N1 N2 N3
HIV- INFECTIES
BIJ KINDEREN JONGER DAN
A: milde symptomen A1 A2 A3
B: matige symptomen B1 B2 B3
13
JAAR
[1]
C: ernstige symptomen C1 C2 C3
De diagnoses welke behoren bij de verschillende categorieën uit het classificatiesysteem, zijn weergegeven in tabel 2
28 september 2001 Jaargang 136 Nr. 39 • Pharmaceutisch Weekblad
[1457]
HIV ELISA +
zwangere vrouw met verhoogd risico op HIV-infectie
HIV ELISA +
kind
complex, Mycobacterium tuberculosis, schimmels, Toxoplasma gondii, cytomegalovirus en herpesvirus [9]. Zonder therapie is de prognose van perinataal geïnfecteerde kinderen slecht: 25% krijgt ernstige symptomen in het eerste levensjaar en 40% voor de leeftijd van 4 jaar. Daarbij overlijdt 10% van de kinderen voor de leeftijd van 1 jaar en 28% overlijdt voor de leeftijd van 5 jaar [10].
Antiretrovirale therapie binnen 48 uur na de geboorte
W ANNEER
DNA PCR +
– 4-6 weken
DNA PCR Cultuur/RNA PCR +
DNA PCR
3-6 maanden* –
–
DNA PCR en HIV ELISA – 15-18 maanden
HIV geïnfecteerd
DNA PCR Cultuur/RNA PCR
niet HIV geïnfecteerd
– herhaling †
Figuur 1 Criteria bij de HIV-diagnose van kinderen jonger dan 18 maanden [2]. ELISA: enzyme-linked immunosorbent assay; PCR: polymerasekettingreactie; +: HIV aangetoond; –: HIV niet aangetoond * indien het kind met de borst gevoed wordt, blijft het risico op infectie en zijn extra tests (DNA PCR <18 maanden of ELISA >18 maanden) vereist † herhaling van DNA PCR/cultuur vereist om vals positief resultaat uit te sluiten
zich in microcefalie, cognitieve deficiënties, extrapiramidale en cerebellaire symptomen, zoals rigiditeit, dystonische houding, ataxie, tremor en encefalopathie [8]. Tot de meest voorkomende opportunistische infecties behoren Pneumocystis cariniipneumonie, infecties met Mycobacterium avium-
Gast MCW, Hugtenburg JG. De eerste klap is een daalder waard. HIV bij kinderen. Pharm Weekbl 2001;136(39):1456-1461.
Trefwoorden Bijwerkingen Classificatie Diagnose Farmacotherapie HIV-infecties Kind Pathologie Therapietrouw Samenvatting De meeste HIV-infecties bij kinderen zijn het resultaat van een perinatale transmissie. De werkzaamheid van antiretrovirale therapie lijkt bij volwassenen en kinderen vergelijkbaar. Het is echter bij kinderen veel moeilijker een niet-detecteerbare viral load vast te houden dan bij volwassenen. Het profiel van de bijwerkingen komt sterk overeen met dat bij volwassenen, met dit verschil dat de verschijnselen gewoonlijk veel milder en van meer voorbijgaande aard zijn. Onvoldoende therapietrouw kan tot een verminderde werkzaamheid van de therapie leiden en de ontwikkeling van resistentie tot gevolg hebben. Er is weinig onderzoek gedaan naar de therapietrouw van antiretrovirale therapie bij kinderen. Aanvaard mei 2001.
[1458]
28 september 2001 Jaargang 136 Nr. 39 • Pharmaceutisch Weekblad
TE STARTEN MET DE THERAPIE
Bij alle kinderen met klinische symptomen die volgens de CDC zijn geclassificeerd als ziektestadium C, moet er met de therapie gestart worden. Duidelijke indicaties voor het starten van de therapie zijn: ● het optreden van een ziekte die karakteristiek is voor stadium B of C; ● een immuunsuppressie met een percentage CD4-positieve lymfocyten onder 15; ● een significant verhoogde viral load (>105 kopieën/ml bij kinderen ouder dan 1 jaar of >106 kopieën/ml bij kinderen jonger dan 1 jaar). Discutabele indicaties voor het starten van antiretrovirale therapie zijn onder andere: ● een matige immuunsuppressie (percentage CD4-positieve lymfocyten tussen 15 en 25); ● een matige verhoging van de viral load bij oudere kinderen (>15.000 kopieën/ml bij kinderen ouder dan 5 jaar). In de onlangs herziene richtlijn voor het antiretrovirale beleid bij patiënten met een HIV-infectie worden ook aanbevelingen gedaan voor de behandeling van kinderen. Criteria voor start met antiretrovirale
The first blow is half the battle. HIV in children
Keywords Adverse e±ects Child Classification Diagnosis Drug therapy HIV infections Pathology Patient compliance Abstract In children HIV infection is generally the result of perinatal transmission of the virus. The e≥cacy of antiretroviral treatment in adults and children seems comparable. However, it is more di≥cult to maintain undetectable levels of viral load in children. The profile of side e±ects is similar in adults and children, but the symptoms are generally less severe. Poor compliance with therapy can result in a reduced e≥cacy of therapy and the development of resistance. However, only a limited number of studies on compliance with antiretroviral therapy in children are available. Correspondentie kan worden gericht aan mevr. dr. J.G. Hugtenburg, Disciplinegroep Farmaco-epidemiologie & Farmacotherapie, Universiteit Utrecht, Postbus 80.082, 3508 TB Utrecht.
K LINISCHE
DIAGNOSES BIJ HET CLASSIFICATIESYSTEEM VOOR
Klinische categorie N
Diagnoses
A
B
Asymptomatisch Een enkele diagnose uit categorie A Mild symptomatisch met een of meer van de volgende diagnoses: lymfadenopathie hepatomegalie splenomegalie dermatitis parotitis herhaalde infectie van de bovenste luchtwegen, sinusitis, otitis media Matig symptomatisch, waaronder: anemie neutropenie trombocytopenie cardiomyopathie cytomegalovirusinfectie (CMV) bij leeftijd <1 maand hepatitis pneumonie lymfocytaire interstitiële pneumonie (LIP)
therapie worden bepaald door de waarden van het aantal CD4-positieve lymfocyten, de viral load en de leeftijd van het kind [11].
A NTIRETROVIRALE
MIDDELEN
Antiretrovirale therapie heeft als doel de replicatie van HIV te onderdrukken. Hierdoor wordt het gehalte CD4-positieve lymfocyten verhoogd, de immuunfunctie verbeterd en de klinische progressie van de ziekte uitgesteld. De e±ectiviteit van de therapie wordt afgeleid uit de groei van het kind, de toename van het lichaamsgewicht en de groei en ontwikkeling van het zenuwstelsel [12]. De therapie van HIV-geïnfecteerde kinderen bestond aanvankelijk uit de toediening van de reversetranscriptaseremmer zidovudine. De e±ectiviteit van deze therapie was echter matig en van korte duur [13]. Onderzoek bij volwassenen heeft aangetoond dat combinaties van antiretrovirale regimes (highly active antiretroviral therapy; HAART) veel e±ectiever zijn dan monotherapie of een combinatie van nucleosideanaloge reversetranscriptaseremmers (NRTI’s). Combinatietherapie resulteert in een langdurige en vrijwel volledige suppressie van de virale replicatie. Dit gaat gepaard met een aanzienlijk immunologisch en klinisch herstel. Gebaseerd op de sterke werkzaamheid bij volwassenen wordt deze therapie ook toegepast bij kinderen [13-16]. Ook bij kinderen is hierdoor de levensverwachting gestegen.
HIV- INFECTIES
BIJ KINDEREN
[1]
Klinische Diagnoses categorie C Meerdere, zich herhalende ernstige bacteriële infecties: candidiasis van mond of oesophagus uitgezaaide coccidioïdomycose extrapulmonaire cryptococcose cryptosporidiose of isosporiasis CMV bij leeftijd >1 maand encefalopathie herpessimplexvirusinfectie bij leeftijd >1 maand uitgezaaide histoplasmose Kaposi-sarcoom primair lymfoom van de hersenen Burkitt- of immunoblastisch lymfoom uitgezaaide of extrapulmonale mycobacteriële tuberculose uitgezaaide Mycobacterium avium-infectie uitgezaaide andere of onbekende Mycobacteriuminfectie Pneumocystis carinii-pneumonie progressieve multifocale leuko-encefalopathie herhaalde Salmonella-septikemie (niet-tyfoïde) toxoplasmose van de hersenen bij leeftijd >1 maand ‘wasting’-syndroom
FARMACOT H E R A P I E
Tabel 2
[ ] De drijfveer Belangstelling voor de farmacotherapie bij kinderen heeft geleid tot de totstandkoming van dit artikel.
De standaardbehandeling bestaat uit een tripeltherapie van twee NRTI’s en een proteaseremmer [11]. De twee NRTI’s zijn een keuze tussen zidovudine of stavudine, gecombineerd met didanosine of lamivudine. Zidovudine, stavudine en lamivudine zijn verkrijgbaar in een vloeibare toediening. Als proteaseremmer kan nelfinavir of indinavir gekozen worden. Van deze middelen is nelfinavir verkrijgbaar als vloeibare toediening [11]. Wanneer resistentie voor deze combinaties is ontwikkeld of ernstige bijwerkingen optreden, kan gekozen worden voor een combinatie van twee NRTI’s en een niet-nucleoside-analoge reversetranscriptaseremmer (NNRTI). Voor de NNRTI kan gekozen worden tussen efavirenz en nevirapine [11]. In de herziene richtlijn wordt aangegeven dat, afhankelijk van de voorbehandeling en het resistentiepatroon, in overleg met deskundigen van de drie kindercentra voor een ander beleid kan worden gekozen [11]. De combinatie van een NRTI, een NNRTI (efavirenz) en een proteaseremmer (nelfinavir) heeft een sterk en langdurig antiretroviraal e±ect [17]. Er zijn echter geen gegevens bekend over de werkzaamheid op langere termijn. Het antiretrovirale e±ect bij kinderen die worden behandeld met deze combinatie, lijkt vergelijkbaar met het e±ect van andere proteaseremmerbevattende regimes [17]. Hoewel de gegevens over de e±ecten bij kinderen beperkt zijn, lijkt de e±ectiviteit van HAART bij
28 september 2001 Jaargang 136 Nr. 39 • Pharmaceutisch Weekblad
[1459]
FARMACOT H E R A P I E
[ ]
volwassenen en kinderen vergelijkbaar [13]. Bij het grootste deel van de kinderen die behandeld worden met een tripeltherapie met een proteaseremmer, wordt een sterkere verhoging van het percentage CD4-positieve lymfocyten dan bij volwassenen waargenomen [14, 15]. Tevens treden een afname van de viral load en een verbetering van de immunologische parameters op. Deze afname kan gevolgd worden door een stijging van de viral load tot boven het detecteerbare niveau van 400 kopieën/ml. Hierdoor kan ontwikkeling van resistentie en daarmee gepaard gaand falen van de therapie optreden [13, 14]. Over het algemeen is het bij kinderen veel moeilijker een niet-detecteerbare viral load vast te houden dan bij volwassenen [10, 18]. Het e±ect van de behandeling aan het begin van de therapie is erg belangrijk. Gebleken is dat, onafhankelijk van de basale viral load, de initiële respons van de viral load het succes op lange termijn voorspelt [15]. Bij de meeste kinderen wordt een verhoging van het aantal CD4-positieve lymfocyten en van de CD4:CD8-ratio waargenomen. Hoewel dit niet samengaat met een langdurige onderdrukking van de viral load tot onder de detecteerbare waarden, is dit resultaat wel hoopgevend. Verscheidene studies bij zowel kinderen als volwassenen hebben namelijk laten zien dat het risico op ziekteprogressie afneemt met hogere percentages CD4-positieve lymfocyten [14]. De
Over het algemeen is het bij kinderen veel moeilijker een niet-detecteerbare viral load vast te houden dan bij volwassenen plasmaspiegels kunnen sterk variëren met de leeftijd. Voor de juiste dosering van de proteaseremmers dient vier weken na start van de therapie een farmacokinetische dagcurve te worden gemaakt. Afhankelijk van deze curve zal de dosering moeten worden aangepast om een AUC te bereiken die vergelijkbaar is met de AUC zoals die bij volwassenen wordt bereikt [11].
B IJWERKINGEN HAART kan bij volwassenen op korte termijn een groot aantal vrij ernstige bijwerkingen veroorzaken. Op lange termijn kunnen hepatotoxiciteit, diabetes mellitus type 2 en metabole afwijkingen, samengevat onder de term ‘lipodystrofiesyndroom’, optreden. Dit verschijnsel wordt veroorzaakt door het gebruik van proteaseremmers en wordt gekarakteriseerd door een perifere lipo-atrofie, vetophoping in de buik, de borsten en bij de nekwervels, hyperlipidemie en insulineresistentie [19]. Er zijn belangrijke verschillen tussen het profiel van bijwerkingen van elk geneesmiddel in elke klasse, slechts een aantal bijwerkingen komen bij de gehele klasse van antiretrovirale middelen voor. Veel bijwerkingen zijn bovendien dosisafhankelijk [20]. Bij kinderen is er nog relatief weinig bekend over de bijwerkingen van HAART op korte en lange termijn.
[1460]
28 september 2001 Jaargang 136 Nr. 39 • Pharmaceutisch Weekblad
Over het algemeen wordt de combinatietherapie goed verdragen. Het profiel van de bijwerkingen komt sterk overeen met dat van volwassenen, met dit verschil dat de verschijnselen gewoonlijk veel milder en van voorbijgaande aard zijn. Indien verschillende antiretrovirale middelen in de therapie dezelfde bijwerkingen hebben, kan het echter voorkomen dat de behandeling onverdraagbaar wordt. De combinatie van een proteaseremmer (ritonavir of indinavir) met één of twee NRTI’s wordt door kinderen over het algemeen goed verdragen. Maagdarmstoornissen zoals overgeven, misselijkheid, diarree, verlies van eetlust en daarmee gepaard gaand gewichtsverlies behoren tot de belangrijkste verschijnselen. Deze bijwerkingen zijn doorgaans van voorbijgaande aard en komen minder frequent voor dan bij volwassenen [14, 15, 21]. Het gebruik van een anti-emeticum gedurende de eerste weken van de behandeling is bovendien zeer e±ectief in het voorkómen van deze bijwerkingen. De ontwikkeling van renale calculi kan als ernstige bijwerking van indinavir optreden. Inname van voldoende vocht kan dit verschijnsel voorkomen [13, 21]. Hoewel het door proteaseremmers veroorzaakte lipodystrofiesyndroom bij kinderen minder frequent lijkt voor te komen, werd na behandeling met een ritonavirbevattende therapie bij een deel van de kinderen een toename van triglyceride- en cholesterolspiegels waargenomen [15]. In een onderzoek naar werkzaamheid en bijwerkingen van combinatietherapie met een NRTI, een NNRTI (efavirenz) en een proteaseremmer (nelfinavir) bij 57 kinderen bleek 46% van de kinderen geen of slechts milde bijwerkingen te hebben. Bij 25% traden uitslag, diarree, neutropenie en biochemische afwijkingen op. Bij 5% van de kinderen werden diarree, huiduitslag, ernstige neutropenie en hepatotoxiciteit waargenomen. Bij 1% waren deze bijwerkingen levensbedreigend. Hoewel efavirenz bij meer dan 50% van de volwassenen neurotoxiciteit veroorzaakt, treedt deze bijwerking bij kinderen minder vaak en in minder ernstige vorm op [17]. Ook de behandeling met twee NRTI’s (zidovudine en didanosine) en een NNRTI (nevirapine) wordt doorgaans goed verdragen [22].
Therapietrouw Voor de werkzaamheid van antiretrovirale therapie is een juist gebruik van de medicatie van groot belang. Onvoldoende therapietrouw kan tot een verminderde suppressie van HIV leiden en daarmee een verminderde werkzaamheid van de therapie en de ontwikkeling van resistentie tot gevolg hebben. Er is echter weinig onderzoek gedaan naar de therapietrouw bij antiretrovirale therapie bij kinderen. Problemen met de therapietrouw bij kinderen onderscheiden zich van die bij volwassenen doordat kinderen in de regel verzorgd worden door hun ouders (die vaak zelf met HIV geïnfecteerd zijn) en van hen afhankelijk zijn voor het gebruik van geneesmiddelen. In een Italiaans onderzoek werd bij 10 kinderen de bloedspiegel van zidovidine gemeten 6 uur nadat zij volgens de ouders het middel hadden ingenomen. Een
Bij slechts 3 kinderen die onvoldoende geneesmiddelen gebruikten, werd een ondetecteerbare viral load bereikt In een retrospectief onderzoek werd de therapietrouw vergeleken met de e±ecten op viral load en het aantal CD4-positieve T-cellen. De therapietrouw werd gemeten door middel van analyse van de medicatiegegevens van de apotheek en werd gedefinieerd als goed wanneer meer dan 75% van de geneesmiddelen gebruikt was. Bij een lager gebruik werd deze als onvoldoende beoordeeld. Bij 42 kinderen (58%), die voldoende geneesmiddelen gebruikten, werd een niet detecteerbare viral load bereikt. Dit aantal verminderde na 200 dagen. Bij slechts 3 kinderen die onvoldoende geneesmiddelen gebruikten, werd een ondetecteerbare viral load bereikt. Overigens gebruikten 2 van deze kinderen alleen te weinig NRTI’s terwijl zij voldoende proteaseremmers hadden gebruikt. De onderzoekers meldden dat bij volwassenen een langer durende virale respons werd waargenomen [16]. De resultaten van het onderzoek laten zien dat therapietrouw zeer belangrijk is voor de werkzaamheid van antiretrovirale therapie. Het is daarom ook van groot belang tijdens de behandeling therapietrouw bevorderende maatregelen te nemen.
Besluit De sterke werkzaamheid van een combinatie van drie antiretrovirale middelen bij volwassen patiënten met een HIV-infectie heeft ertoe geleid dat deze behandeling ook wordt toegepast bij kinderen met HIV-infectie. Hoewel de gegevens over de e±ecten bij kinderen beperkt zijn, lijkt de werkzaamheid van antiretrovirale therapie bij volwassenen en kinderen vergelijkbaar. Bij het grootste deel van de kinderen die behandeld worden met een tripeltherapie met een proteaseremmer wordt een sterkere verhoging waargenomen van het percentage CD4-positieve lymfocyten dan bij volwassenen. Tevens treden een afname van de viral load en een verbetering van de immunologische parameters op. Het is echter bij kinderen veel moeilijker een niet-detecteerbare viral load vast te houden dan bij volwassenen. Door de ontwikkeling van resistentie brengt dit een verhoogd risico op falen van de therapie met zich mee. Een goede therapietrouw is zeer belangrijk voor de werkzaamheid van antiretrovirale therapie. Het is daarom van groot belang tijdens de behandeling therapietrouw bevorderende maatregelen te nemen ●
D ANKBETUIGING De auteurs danken mevr. drs. H.J. Scherpbier, kinder-hematoloog van het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam, voor de waardevolle adviezen bij de totstandkoming van dit artikel.
L ITERATUUR 1 Abuzaitoun OR, Hanson IC. Organ-specific manifestations of HIV disease in children. Pedriatr Clin North Am 2000;47(1):109-25. 2 Nielsen K, Bryson YJ. Diagnosis of HIV infection in children. Pediatr Clin North Am 2000;47(1):39-63. 3 HIV-gerelateerde zorg en ondersteuning aan gezinnen. Amsterdam: Stichting AIDS Fonds, 2000. 4 Mofenson LM, Korelitz J, Meyer WA 3rd, et al. The relationship between serum human immunodeficiency virus type 1 (HIV-1) RNA level, CD4 lymphocyte percent, and long-term mortality risk in HIV-1-infected children. J Infect Dis 1997;175:1029–38. 5 Shearer WT, Quinn TC, LaRussa P, et al. Viral load and disease progression in infants infected with human immunodeficiency virus type 1. N Engl J Med 1997;336(19):1337–42. 6 Tetali S, Bakshi S, Than S, et al. Plasma virus load evaluation in relation to disease progression in HIV-infected children. AIDS Res Hum Retroviruses 1998;14(7):571–7. 7 Scott GB. HIV infection in children: clinical features and management. J Acquir Immune Defic Syndr 1991;4:109–15. 8 Sharer LR, Epstein LG, Cho ES, et al. Pathologic features of AIDS encephalopathy in children: evidence for LAV/HTLV-III infection of brain. Hum Pathol 1986;17(3):271–84. 9 Abrams EJ. Opportunistic infections and other clinical manifestations of HIV disease in children. Pediatr Clin North Am 2000;47(1):79–108. 10 Palumbo PE. Antiretroviral therapy of HIV infection in children. Pediatr Clin North Am 2000;47(1):155-69. 11 Danner SA, Borleffs JC. Richtlijn antiretrovirale behandeling in Nederland. Utrecht: Nederlandse Vereniging van AIDS Behandelaren, 2000. 12 Luzuriaga K, Sullivan JL. Viral and immunopathogenesis of vertical HIV-1 infection. Pediatr Clin North Am 2000;47(1):65-77. 13 Wintergerst U, Hoffmann F, Solder B, et al. Comparison of two antiretroviral triple combinations including the protease inhibitor indinavir in children infected with human immunodeficiency virus. Pediatr Infect Dis J 1998;17:495–9. 14 Pelton SI, Johnson D, Chadwick E, et al. A one year experience: T cell responses and viral replication in children with advanced human immunodeficiency virus type 1 disease treated with combination therapy including ritonavir. Pediatr Infect Dis J 1999;18(7):650–2. 15 Thuret I, Michel G, Chambost H, et al. Combination antiretroviral therapy including ritonavir in children infected with human immunodeficiency. AIDS 1999;13:81–7. 16 Watson DC, Farley JJ. Efficacy of and adherance to highly active antiretroviral therapy in children infected with human immunodeficiency virus type 1. Pediatr Infect Dis J 1999;18:682–9. 17 Starr SE, Fletcher CV, Spector SA, et al. Combination therapy with efavirenz, nelfinavir, and nucleoside reverse-transcriptase inhibitors in children infected with human immunodeficiency virus type 1. N Engl J Med 1999;341(25):1874–81. 18 Melvin AJ. Anti-retroviral therapy for HIV-infected children – towards maximal effectiveness. Pediatr Infect Dis 1999;18(8):723-4. 19 Carr A. HIV protease inhibitor-related lipodystrophy syndrome. Clin Inf Dis 2000;30 Suppl 2:S135-42. 20 Max B, Sherer R. Management of the adverse effects of antiretroviral therapy and medication adherance. Clin Inf Dis 2000;30 Suppl 2:S96-116. 21 Van Rossum AMC, Niesters HGM, Geelen SPM, et al. Clinical and virologic response to combination treatment with indinavir, zidovudine, and lamivudine in children with human immunodeficiency virus-1 infection: a multicenter study in The Netherlands. J Pediatr 2000;136(6):780-8. 22 Luzuriaga K, Bryson Y, Krogstad P, et al. Combination treatment with zidovudine, didanosine, and nevirapine in infants with human immunodeficiency virus type 1 infection. N Engl J Med 1997;339(19):1343-9. 23 Albano F, Spagnuolo MI, Berni Canani R, et al. Adherence to antiretroviral therapy in HIV-infected children in Italy. AIDS Care 1999;11:711-4.
FARMACOT H E R A P I E
vergelijking werd gemaakt met de bloedspiegel gemeten 1 uur en 6 uur na toediening in het ziekenhuis. Na toediening in het ziekenhuis bleken de piekspiegel en de ‘steady state’-spiegel gelijk aan de voorspelde waarde. De bloedspiegel na inname zoals door de ouders gemeld bleek bij 5 kinderen lager dan de werkzame concentratie [23].
[ ] De auteurs Mevr. drs. M.C.W. Gast is student farmacie. Zij heeft een scriptie over de pathofysiologie en therapie bij kinderen met HIV geschreven. Dit artikel is een verkorte vorm van deze scriptie. Mevr. dr. J.G. Hugtenburg is openbaar apotheker in Amstelveen. Sinds 1998 is zij tevens verbonden als docent aan de disciplinegroep Farmaco-epidemiologie & Farmacotherapie van de Faculteit Farmacie van de Universiteit Utrecht.
28 september 2001 Jaargang 136 Nr. 39 • Pharmaceutisch Weekblad
[1461]