22
OBCHODY A SLUŽBY • WINKELS EN DIENSTEN
de schrijfbenodigdheden [schrejfbenódichhéjdәn] papírnictví
de tabakwinkel [tabakvinkl] trafika
de drogisterij [drochisterej] drogerie de slager [sláchr] řeznictví de bakker [bakr] pekařství de groenteboer [chruntebur] zelinářství het winkelcentrum [vinklsentrym] obchodní centrum de juwelier [jyvelír] obchod s klenoty de bloemist [blumist] květinářství
de visboer [fisbur] obchod s rybami
de ijzerwinkel [ejzrvinkl] železářství
de boekhandel [bukhandl] knihkupectví de patatkraam [patatkrám] stánek s občerstvením
OBCHODY A SLUŽBY • WINKELS EN DIENSTEN
de schoenenzaak [schunezák] obchod s obuví
de speelgoedzaak [spéjlchudzák] hračkářství
23
de huishoudelijke apparaten [høyshaudәlәke aparátәn] elektrospotřebiče
de opticien [optišjen] optika
de banketbakker [banketbakr] cukrárna het reisbureau [rejsbyró] cestovní kancelář
de kapper [kapr] kadeřnictví de markt [markt] tržnice
de makelaar [mákelár] realitní kancelář
24
V SUPERMARKETU • IN DE SUPERMARKT
het vak [fak] regál
de digitale weegschaal [dichitálә véjchschál] digitální váha
de caissière [kašjére] pokladní
de prijs (het prijskaartje) [prejs (prejskártě)] cena (cenovka)
de rij [rej] fronta
de doos [dós] krabice de koper / de klant [kópr / klant] kupující / zákazník de fles [fles] láhev het blik [blik] konzerva de boodschappenkar [bódschapekar] nákupní vozík
het blikje [blikje] plechovka
de kassa [kasa] pokladna
V SUPERMARKETU • IN DE SUPERMARKT
de etalage [etaláže] výkladní skříň
25
de beveiligingscamera [bәfejlichiŋskámera] bezpečnostní kamera
de portemonnee [portmonéj] peněženka
de betaalkaart [betálkárt] platební karta
de cheque / het bonnetje [šek / bonetě] šek / účtenka de boodschappentas [bódschapetas] nákupní taška de boodschappenmand [bódschapemand] nákupní košík
de houder [haudr] stojan
de loopband [lópband] pás
26
OVOCE A ZELENINA • FRUIT EN GROENTE
de paprika [páprika] paprika
de komkommer [komkomr] okurka
het worteltje [vortltě] mrkev
de kool [kól] zelí
de bloemkool [blumkól] květák
de erwten [ertәn] hrách
de prei [prej] pórek
de maïs [majs] kukuřice
de ui [øy] cibule
de tomaat [tomát] rajče
het knoflook [knoflók] česnek
de sla [slá] salát
de appel [apl] jablko
paddenstoelen [padestule] houby
aardappelen [árdapele] brambory
de peer (peren) [péjr] hruška
OVOCE A ZELENINA • FRUIT EN GROENTE
de sinaasappel [sínasapl] pomeranč
27
de pruim [prøym] slíva
de perzik [perzík] broskev
de meloen [melun] meloun
de mandarijn [mandarejn] mandarinka
de ananas [ananas] ananas
de abrikoos [abrikós] meruňka
de aardbei [árdbej] jahoda
de kersen [kersәn] třešně
de citroen [sitrun] citrón
de kiwi [kíví] kiwi
de banaan [banán] banán
de druiven [drøyfәn] víno
28
OBLEČENÍ • KLEDING
het overhemd [ófrhemd] košile
de blouse [blus] halenka
het T-shirt [týširt] tričko
de stropdas [stropdas] kravata
de broek [bruk] kalhoty
de korte broek [kortә bruk] kraťasy
de spijkerbroek [spejkrbruk] džíny
de vest [fest] vesta
de rok [rok] sukně de legging [legiŋ] legíny
de jurk [jyrk] šaty
de jack [jek] bunda
de vest [fest] svetr na zapínání
de coltrui [koltrøy] rolák
de trui [trøy] svetr
OBLEČENÍ • KLEDING
29
de regenjas [réjchejas] plášť (lehký kabát)
het colbert [kolbér] sako
het pak [pak] oblek muž. het mantelpak [mantlpak] oblek žen.
het nachthemd [nachthemd] noční košile
de pyjama [pyjáma] pyžamo
de ochtendjas [ochtendjas] župan
de overal [oferal] kombinéza
de jas [jas] kabát
30
SPODNÍ PRÁDLO • HET ONDERGOED
het onderhemd [ondrhemd] tílko
panty [penti] punčocháče
de boxershort [boxršort] boxerky
het slipje [slipě] kalhotky
de zwembroek [zvembruk] plavky pánské
kousen [kausәn] punčochy
de bh [béjhá] podprsenka de bikini [bikini] plavky dvoudílné
het zwempak [zvempak] plavky jednodílné
kniesokken [knísokә] podkolenky sokken [sokә] ponožky
de pet [pet] kšiltovka
de paraplu [paraplý] deštník
de zonnebril [zonebril] sluneční brýle
de riem [rím] pásek
OBUV A DOPLŇKY • SCHOENEN EN ACCESSOIRES
de muts [myc] čepice (zimní)
handschoenen [handschunәn] rukavice
31
de sjaal [šál] šála
wanten [vantәn] palčáky
de handtas [handtas] kabelka
de schooltas [schóltas] aktovka
sandalen [sandálәn] sandály
sneakers [sníkrs] tenisky
schoenen [schune] boty muž.
pantoffels [pantofls] pantofle
pumps [pymps] boty žen. (lodičky)
laarzen [lárze] kozačky
32
FRÁZE • ZINSWENDINGEN
Obchody – Potraviny a zelenina Musíme jít nakupovat. Nakupujeme většinou v blízkém supermarketu. Kde je oddělení mléčných výrobků? V oddělení pečiva mají několik druhů chleba. Vezmeš si nákupní vozík, nebo košík? Nezapomeň koupit cukr, sůl a kávu. Kolik stojí ty španělské pomeranče? Zvažte mi prosím ty banány. Proč jsou ta rajčata tak drahá? Můžete mi ten chleba prosím nakrájet. To vepřové maso nevypadá čerstvě. Uzeniny v létě raději nekupuji. Který sýr máš rád, goudu nebo eidam? U pokladny je opět dlouhá fronta. Mohu platit kartou? Ovoce a zeleninu kupuji raději na trhu. Ráno je zde všechno čerstvé. Dejte mi dvě kila jablek a půl kila třešní. Mohu si sama vybrat? Chtěla by ten větší květák. V naší ulici je večerka.
Winkels – Voedsel, fruit en groente We moeten boodschappen doen. Boodschappen doen we meestal in de supermarkt in de buurt. Waar is de zuivelafdeling? In de broodafdeling hebben ze verschillende broodsoorten. Neem je een karretje of een mandje? Vergeet niet suiker, zout en koffie te kopen. Hoeveel kosten de Spaanse sinaasappels? Kunt u de bananen voor mij even wegen? Waarom zijn de tomaten zo duur? Kunt u het brood voor me snijden, alstublieft? Dat varkensvlees ziet er niet vers uit. Gerookte vleeswaren koop ik in de zomer liever niet. Van welke kaas houd je meer, van Gouda of van Edammer? Aan de kassa is er weer een lange rij. Mag ik met de kaart betalen? Fruit en groente koop ik liever op de markt. ´s Ochtends is er alles vers. Doet u maar twee kilo appels en een pond kersen. Mag ik het zelf uitzoeken? Ik wou graag die grotere bloemkool. Er is een avondwinkel bij ons in de straat.
FRÁZE • ZINSWENDINGEN
Obchody – Oblečení To není možné, zase nemám co na sebe! Potřebuji si koupit nové večerní šaty. Možná bych si mohla vybrat také nové střevíce a kabelku. Jaká barva mi sluší? Ten střih a materiál se mi líbí. Obléká se vždy podle poslední módy. To je poslední móda. Obléká si nejraději to, v čem se cítí dobře. Vypadá opravdu skvěle! To je ale opravdu moc drahé. Široké sukně a úzké kalhoty jsou teď v módě. Ty boty mě tlačí. Nemáte větší číslo? Teď jsou v obchodech velké slevy. Máte tu halenku také v černé? Ukažte mi prosím jiný model, v tomhle vypadám tlustě. Ten kabát se mi líbí. Kolik stojí? Viděla jsi, jak Miep vypadá v tom novém kostýmku? Co si mám vzít na sebe? Přece sis minulý týden koupila nové šaty!
33
Winkels – Kleding Dit kan niet, ik heb weer niets om aan te trekken! Ik moet een nieuwe avondjurk kopen. Misschien zou ik ook nieuwe schoenen en een handtas moeten kopen. Welke kleur staat me goed? De snit en het materiaal vind ik leuk. Ze kleedt zich altijd naar de laatste mode. Dit is de laatste mode. Ze trekt het liefst dat aan, waarin ze zich goed voelt. Ze ziet er fantastisch uit! Maar dit is echt te duur. Weide rokken en smalle broeken zijn nu in. Die schoenen knellen. Heeft u ze niet een maat groter. Nu zijn er flinke kortingen in de winkels. Heeft u dit bloesje ook in zwart? Kunt u mij een ander model laten zien, dit maakt me te dik. Die jas vind ik leuk. Hoeveel kost die? Heb je gezien, hoe Miep er in dat nieuwe mantelpakje uitziet? Wat moet ik aantrekken? Jij hebt toch vorige week een nieuwe jurk gekocht!
