Nr. 79e
DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 oktober 2012, nr. 79; gelet op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b van de Gemeentewet, alsmede de geldende marktverordening;
BESLUIT Vast te stellen de navolgende:
“Verordening op de heffing en invordering van marktgelden gemeente Deurne 2013” Artikel 1 Begripsomschrijvingen Bij de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. markt: de door het college ingestelde warenmarkt die plaatsvindt op de bij of krachtens de geldende marktverordening vastgestelde dag, tijd en plaats; b. marktterrein: de gehele openbare of voor het publiek toegankelijke oppervlakte grond die bij of krachtens de geldende marktverordening is aangewezen voor het uitoefenen van markthandel; c. dagplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld aan een geregistreerde standplaatshouder, omdat deze niet als vaste standplaats is toegewezen dan wel ingenomen; d. standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel; e. vaste standplaats: de standplaats die voor onbepaalde tijd ter beschikking is gesteld aan een geregistreerde standplaatshouder; f. standwerken: de activiteit waarbij de geregistreerde standwerker publiek om zich heen verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de gelijktijdige aankoop van een artikel; g. standwerkersplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken. Artikel 2 Belastbaar feit Onder de naam ‘marktgeld’ wordt een recht geheven voor het gebruik maken van een stand-, standwerkers- of dagplaats op de voor de openbare dienst bestemde, als marktterrein aangewezen plaatsen. Artikel 3 Belastingplicht Het marktgeld wordt geheven van degene aan wie een stand-, standwerkers- of dagplaats ter beschikking is gesteld.
1
Tarieven marktgeld Artikel 4 1. Het marktgeld bedraagt: Per in gebruik genomen vierkante meter(s) oppervlakte gemeentegrond met uitzondering van een uitklapbare luifel (op een minimale hoogte van 2,20 meter en met een maximale oppervlakte van 20 m²), naar boven afgerond op gehele vierkante meters: 1. Per dag of gedeelte ervan: € 0,53, of; 2. Per kwartaal: € 6,25 2. Het marktgeld voor een standwerkersplaats bedraagt € 5,21 per keer. Artikel 5 Wijze van heffing 1. Het marktgeld voor standplaatshouders, voor zover dit per kwartaal in rekening wordt gebracht, wordt geheven bij wege van aanslag. 2. Het marktgeld voor standplaatshouders, voor zover dit niet per kwartaal in rekening wordt gebracht, alsmede het marktgeld voor dagplaatshouders en standwerkers wordt geheven bij wege van een schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt. Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. Het bij wege van aanslag geheven marktgeld is verschuldigd bij het begin van het kwartaal of, zo dit later is, bij de aanvang van het in artikel 2 bedoelde gebruik. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het kwartaal aanvangt, is het marktgeld verschuldigd voor zoveel derde gedeelten van het voor dat kwartaal verschuldigde marktgeld als er in dat kwartaal, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het kwartaal eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel derde gedeelten van het voor dat kwartaal verschuldigde marktgeld, als er in dat kwartaal, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Het bij wege van een schriftelijke kennisgeving geheven marktgeld is verschuldigd bij de aanvang van het in artikel 2 bedoelde gebruik. Artikel 7 Termijn van betaling 1. Het bij wege van aanslag geheven marktgeld moet worden betaald binnen een maand na de dagtekening van de aanslag. 2. Het bij wege van schriftelijke kennisgeving geheven marktgeld moet worden betaald op het moment van het uitreiken van de schriftelijke kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen een maand na de dagtekening van de kennisgeving. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 8 Kwijtschelding Bij invordering van marktgeld wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 9 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van marktgeld. Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De ‘Verordening marktgeld Deurne 2010’ wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
2
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013. 4. De verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening marktgeld Deurne 2013’.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 november 2012. De griffier
De voorzitter,
(R.J.C.M. Rutten)
(H.J. Mak)
3
Nr. 79f
DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 oktober 2012, nr.79; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en de Wet op de Lijkbezorging;
BESLUIT vast te stellen de:
“Verordening op de heffing en invordering van rechten voor het gebruik van de algemene begraafplaats Jacobshof Deurne 2013" Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. begraafplaats: de gemeentelijke begraafplaats Jacobshof; b. wet: de Wet op de lijkbezorging; c. eigen graf: een graf, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het daarin doen begraven en begraven houden van lijken of het bijzetten van een asbus met of zonder urn; d. eigen kindergraf: een graf, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het daarin doen begraven en begraven houden van lijken van levenloos geboren kinderen, alsmede van kinderen tot 12 jaar of het bijzetten van een asbus met of zonder urn.; e. grafkelder: een graf, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het daarin doen begraven en begraven houden van lijken of het bijzetten van een asbus met of zonder urn; f. algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer, waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken; g. eigen urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het daarin doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen, met of zonder urn, bevattende de as van overledenen; h. eigen urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het daarin doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen, bevattende de as van overledenen; i. urnentuin: een gedeelte van de begraafplaats bestemd tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen in een eigen urnengraf; j. asbus: een bus ter berging van de as van een overledene; k. urn: een voorwerp ter berging van een asbus; l. verstrooiingsveld: een permanent daartoe bestemde plaats waarop as wordt verstrooid; m. grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf of op een verstrooiingsplaats; n. gedenkteken: voorwerp op het graf voor het aanbrengen van opschriften of figuren; 1
o. p. q. r.
s. t. u.
grafbeplanting: vaste en winterharde beplanting welke door de rechthebbende en/of de gemeente op een graf wordt aangebracht; beheerder: degene die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats of degene die hem vervangt; rechthebbende: de natuurlijke persoon of een rechtspersoon, die het uitsluitend recht heeft verkregen tot het doen begraven of het doen bijzetten in een eigen graf of een eigen urnengraf; gebruiker: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie het gebruik van een ruimte in een algemeen graf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden; grafakte: de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens burgemeester en wethouders een grafrecht wordt verleend; grafrecht: het uitsluitend recht op het begraven en begraven houden in een eigen graf of eigen urnengraf; begraven: het begraven van lijken en het bijzetten van asbussen, met of zonder urn, in grafruimten of urnengraven. Artikel 2 Belastbaar feit
Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats. Artikel 3 Belastingplicht De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt. Artikel 4 Vrijstellingen 1.
2.
3.
Voor het begraven van stoffelijke overschotten c.q. het bijzetten van de as van een doodgeboren of binnen 3 maanden na de geboorte overleden tweeling, drieling enz. mits dit in dezelfde kist geschiedt c.q. de as in één asbus wordt geborgen, is het grafrecht slechts éénmaal verschuldigd. Voor het begraven van stoffelijke overschotten c.q. het bijzetten van de as van kinderen, die beneden de leeftijd van 3 maanden zijn overleden en in één kist met hun moeder worden begraven c.q. waarvan de as met die van de moeder wordt geborgen in één asbus, is geen recht verschuldigd. De rechten worden niet geheven voor het opgraven van een lijk of asbus op rechterlijk gezag. Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
1. 2.
De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabelgenoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
2
Artikel 6 Belastingjaar Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7 Wijze van heffing 1. 2. 3.
De rechten bedoeld in de tarieventabel, worden geheven bij wege van aanslag. De overige rechten worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Burgemeester en wethouders stellen de modellen van de onder 1 genoemde bescheiden vast. Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld
De rechten, als bedoeld in de tarieventabel, zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen. Artikel 9 Termijnen van betaling 1.
2.
In afwijking van artikel 9, lid 1 van de Invorderingswet 1990 moeten: a. de rechten worden betaald op het tijdstip, waarop de bedoelde gedagtekende kennisgeving, nota of andere schriftuur wordt uitgereikt; b. de rechten worden betaald indien bedoelde gedagtekende kennisgeving, nota of andere schriftuur wordt toegezonden, binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving, nota of andere schriftuur. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn. Artikel 10 Kwijtschelding
Bij de invordering van de lijkbezorgingrechten wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 11 Nadere regels door het Dagelijks bestuur Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van rechten. Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel 1.
2. 3.
"Belastingverordening algemene begraafplaats Jacobshof Deurne 2012" van 8 november 2011 wordt ingetrokken, met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2013. 3
4.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Belastingverordening algemene begraafplaats Jacobshof Deurne 2013".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 november 2012. De griffier,
De voorzitter,
(R.J.C.M. Rutten)
(H.J. Mak)
4
TARIEVENTABEL Behorende bij de ‘Belastingverordening algemene begraafplaats Jacobshof Deurne 2013'
Hoofdstuk 1 Nieuw eigen graf en eigen urnengraf Begraafrecht 1.1.1. Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 1 1.1.2. Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 2 1.1.3. Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 3 1.1.4. Kinderen tot 12 jaar (kindergraven) 1.1.5. Urnengraf 1.1.6. Urnennis
393 393 393 236 316 277
€ € € € € €
4672 1605 4672 962 1605 1605
€ € € € € €
In het tarief is inbegrepen: - het begraven (en nadien ruimen) van het stoffelijk overschot - administratiekosten
Grafrecht 1.2.1. 1.2.2. 1.2.3. 1.2.4. 1.2.5. 1.2.6.
Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 1 Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 2 Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 3 Kinderen tot 12 jaar (kindergraven) Urnengraf Urnennis
In het tarief is inbegrepen: het verlenen van een uitsluitend recht op het graf voor 20 jaar de onderhoudsrechten voor 20 jaar verbruikskosten beheerskosten herinrichtingskosten
Hoofdstuk 2 Bijzetting < 10 jaar na 1e begraving in bestaand eigen graf/urnengraf Indien de bijzetting binnen 10 jaar na de eerste begraving in het graf plaatsvindt, worden er geen kosten voor het grafrecht in rekening gebracht. Wel wordt het begraafrecht in rekening gebracht.
5
Begraafrecht 2.1. Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 1 2.2. Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 2 2.3. Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 3 2.4. Kinderen tot 12 jaar (kindergraven) 2.5. Urnengraf 2.6. Urnennis
393 393 393 236 316 277
€ € € € € €
393 393 393 236 316 277
€ € € € € €
Hoofdstuk 3 Bijzetting tussen 10-20 jaar na 1e begraving in bestaand eigen graf/urnengraf Begraafrecht 3.1.1. Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 1 3.1.2 Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 2 3.1.3. Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 3 3.1.4. Kinderen tot 12 jaar (kindergraven) 3.1.5. Urnengraf 3.1.6. Urnennis
Grafrecht Indien de bijzetting tussen jaar 10 en jaar 20 na de eerste begraving in het graf plaatsvindt, worden de kosten voor het grafrecht in rekening gebracht totdat de bijzetting de wettelijke grafrusttermijn van 10 jaar grafrust heeft. Hierdoor worden de grafrechten van het totale graf automatisch verlengd tot het verstrijken van de wettelijke grafrusttermijn van de bijzetting. Het onderstaande tarief is een jaartarief en wordt vermenigvuldigd met de jaren tot aan de afloop van de wettelijke grafrusttermijn van de bijzetting. 3.2.1. 3.2.2. 3.2.3. 3.2.4. 3.2.5. 3.2.6.
Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 1 Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 2 Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 3 Kinderen tot 12 jaar (kindergraven) Urnengraf Urnennis
233 81 233 50 81 81
€ € € € € €
In het tarief is inbegrepen: - het verlenen van een uitsluitend recht op het graf tot de afloop van de wettelijke grafrusttermijn - de onderhoudsrechten tot de afloop van de wettelijke grafrusttermijn - de verbruikskosten tot de afloop van de wettelijke grafrusttermijn - de beheerskosten tot de afloop van de wettelijke grafrusttermijn - de herinrichtingskosten
6
Hoofdstuk 4 Verlengingen van grafrechten voor een eigen graf of eigen urnengraf voor 10 jaren Grafrecht 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6.
Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 1 Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 2 Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar, categorie 3 Kinderen tot 12 jaar (kindergraven) Urnengraf Urnennis
2333 804 2333 481 804 804
€ € € € € €
131
€
173 78
€ €
In het tarief is inbegrepen: het verlenen van een uitsluitend recht op het graf voor 10 jaar de onderhoudsrechten voor 10 jaar de verbruikskosten voor 10 jaar de beheerskosten voor 10 jaar de herinrichtingskosten voor 10 jaar
Hoofdstuk 5 Asverstrooiing 5.1
Volwassenen en kinderen
In het tarief voor asverstrooiing is inbegrepen: de verstrooiing van as op de verstrooiingsplaats administratiekosten
Hoofdstuk 6 Opgraven en incidenteel ruimen 6.1. 6.2.
Graf Volwassenen en kinderen Urnengraf Volwassenen en Kinderen
In het tarief voor ruimen (incidenteel) en opgraven is inbegrepen: - het ruimen dan wel opgraven van stoffelijke resten op verzoek van een rechthebbende of gebruiker en het weder begraven van de overblijfselen van het lijk in een verzamelgraf - administratiekosten
Hoofdstuk 7 Overige heffingen 7
7.1. Voor het beschikbaar stellen van een uittreksel uit het register bedoeld als in artikel 5 lid 1 van de beheersverordening wordt geheven
8
€
7.2. Voor het beschikbaar stellen van een duplicaat grafakte op grond van artikel 11 lid 8 van de beheersverordening wordt geheven
8
€
7.3. Voor het overboeken van het uitsluitend recht op een eigen graf op grond van artikel 18, lid 6 in een daartoe bestemd register wordt geheven
26
€
106
€
7.4. Voor een vergunning voor het hebben of vervangen van een gedenkteken voor zowel een graf als een nis op grond van artikel 20 van de beheersverordening en artikel 2 van het uitvoeringsbesluit 7.5 Voor de extra kosten in verband met werkzaamheden op buitengewone uren, worden de hiervoor in aanmerking komende tarieven, genoemd onder hoofdstuk 1 t/m 6, verhoogd met Onder buitengewone uren wordt verstaan op maandag tot en met zaterdag vóór 09.00 uur en na 17.00 uur, op zon- en feestdagen, tenzij drie zon- of feestdagen onmiddellijk op elkaar volgen.
50
Behorend bij het raadsbesluit tot vaststelling van de ‘Verordening op de heffing en invordering van rechten voor het gebruik van de algemene begraafplaats Jacobshof Deurne 2013' van 6 november 2012. De griffier,
(R.J.C.M. Rutten)
8
%
Nr. 79g
DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 oktober 2012, nr. 79; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;
BESLUIT vast te stellen de:
"Verordening op de heffing en invordering van brandweerrechten 2013" Artikel 1 Belastbaar feit 1. Onder de naam "brandweerrechten" worden geheven: a rechten voor het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde bezittingen van de gemeentelijke brandweer of van de voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de gemeentelijke brandweer in beheer of in onderhoud zijn: b rechten voor het genot van door of vanwege de gemeentelijke brandweer verstrekte diensten. 2. Geen rechten als bedoeld in het eerste lid worden geheven ter zake van: a het voorkomen, beperken en bestrijden van brand; b het beperken van brandgevaar; c het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand; d al hetgeen met de onderdelen a, b en c verband houdt; e het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand; f de bestrijding en beperking van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Rampenwet (Stb. 1985,88). Artikel 2 Belastingplicht Belastingplichtig is: 1. degene die gebruik maakt van de bezittingen, werken of inrichtingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a: 2. degene die een dienst aanvraagt dan wel degene te wiens behoeve een dienst is verleend, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b. Arikel 3 Maatstaf van heffing en tarief 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende Tarieventabel. 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de Tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt. 1
Artikel 4 Belastingjaar Voor zover in de bij deze verordening behorende Tarieventabel tarieven zijn opgenomen die per jaar worden geheven, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 5 Ontstaan belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De rechten waarop artikel 4 van toepassing is, zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten, in zoverre in afwijking van artikel 3, tweede lid, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalender- maanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Artikel 6 Wijze van heffing 1. De rechten worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. 2. Indien zich ten aanzien van eenzelfde belastingplichtige meerdere belastbare feiten voordoen, kunnen de rechten ter zake daarvan worden geheven door middel van één gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Artikel 7 Termijn van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden betaald op het moment van uitreiking van de in artikel 6 bedoelde kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving. 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen. Artikel 8 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur. Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de brandweerrechten. Artikel 9 Kwijtschelding Bij de invordering van de brandweerrechten wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 10 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel. 1. De "Brandweerrechtenverordening 2012" wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Brandweerrechtenverordening Deurne 2013".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 november 2012. De griffier,
De voorzitter,
(R.J.C.M. Rutten)
(H.J. Mak)
3
TARIEVENTABEL 2013 BEHORENDE BIJ DE BRANDWEERRECHTENVERORDENING 2013 Algemeen Alle in deze tarieventabel opgenomen tarieven zijn in euro's en exclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is. 1 Beschikbaarstellen van voertuigen. Voorzover daarvoor niet elders in deze tabel een tarief is opgenomen, bedraagt het tarief terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het ter beschikking stellen met personeel, per kwartier, van: a een tankautospuit met een bezetting van 2 personen b een tankautospuit met een bezetting van 4 personen c een tankautospuit met een bezetting van 6 personen d een crashtender e een hulpverleningsvoertuig f een redvoertuig g een waterongevallenwagen met een bezetting van 4 personen h een verzorgingsunit met een bezetting van 1 persoon, per dagdeel 2 Overige diensten. Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot: a. het verrichten van metingen: per meting b. het verrichten van diensten in geval van storing in een perceel, per kwartier c. het verrichten van diensten in geval van opheffing van de afsluiting van een perceel of buitensluiting per kwartier d. voor het verwijderen van milieubelastende stoffen wordt het tarief verhoogd per liter verbruikt reinigingsmiddel met 3 a. b. c. d. e. f.
4 a. b. c. d.
e.
Brandslangen Het wassen van brandslangen, per slang Het wassen en persen van brandslnagen, per slangen Het pleisteren van brandslangen, per pleister Het inbendelen van brandslangen, per koppeling Het beschikbaar stellen van brandslangen met inbegrip van het gebruik van twee koppelingen, per meter en per etmaal Het overige onderhoud van brandslangen, voor elk daartoe ingezet personeelslid per uur te verhogen met het verbruikte materieel Ademlluchtapparaten Het vullen van ademluchtcilinders 200 bar per cilinder, per liter Het vullen van ademluchtcilinders 300 bar per cilinder, per liter Groot onderhoud ademluchtapparaten, per apparaat Het doen ijken van ademluchtcilinder: per cilinder tot 20 liter per cilinder van meer dan 20 liter Het spuiten (verven) van cilinders: per cilinder tot 20 liter per cilinder van meer dan 20 liter 4
42,10 63,04 85,55 42,10 42,10 55,44 60,15 236,37
76,22 57,15 57,15 2,12
7,01 10,22 7,01 10,88 0,68 27,78
0,68 0,88 21,37 24,39 55,66 31,48 42,10
f. g.
h.
Dé- en montage afsluiters Het overige onderhoud van ademluchtapparatuur, voor elk daartoe ingezet personeelslid per uur te verhogen met het verbruikte materieel Het testen van gelaatstukken, per stuk
5 Overige dienstverleningen a. Dienstverleningen parate dienst, per uur b. Dienstverleningen overige afdelingen, per uur
3,35 27,78 7,34
44,17 66,09
Behorend bij het raadsbesluit tot vaststelling van de ‘Brandweerrechtenverordening Deurne 2013’ van 6 november 2012. De griffier,
(R.J.C.M. Rutten)
5
Nr. 79h
DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 oktober 2012, nr. 79; gelet op het bepaalde in artikel 224 van de Gemeentewet;
BESLUIT vast te stellen de:
‘Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2013’ Artikel 1 Begripsomschrijvingen. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a vakantie-onderkomens: woningen en andere verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als een verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden; b mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden; c logiesverblijf: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, die voor overnachting ter beschikking gesteld worden aan derden; d vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van eenzelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan. Artikel 2 Belastbaar feit Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions, vakantie-onderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten en op vaste standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn opgenomen, wordt onder de naam "toeristenbelasting" een directe belasting geheven. Artikel 3 Belastingplicht 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande terreinen. 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt. 3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.
1
Artikel 4 Vrijstellingen De belasting wordt niet geheven ter zake van het van het verblijf door degene die: a als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkige, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft; b als georganiseerde jeugdbeweging verblijf houden. Artikel 5 Maatstaf van heffing De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen. Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing 1. Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot: stacaravans op vaste standplaatsen bepaald op 2,6. 2. Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht wordt ingeval verblijf wordt gehouden in stacaravans op vaste stand plaatsen bepaald op 45. Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire heffingsgrondslag In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal. Artikel 8 Belastingtarief Het tarief bedraagt per overnachting voor: 1. Minicamping en kampeerboerderijen 2. Overige accommodaties
€ 0,90 € 1,15
Artikel 9 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 10 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 11 Aanslaggrens Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag. Artikel 12 Termijnen van betaling 1. De voorlopige aanslagen moeten worden betaald in 5 gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede een maand na de eerste vervaldag en zo vervolgens. 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de overige aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later. 3. Het bedrag inzake een bestuurlijke boete moet worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later. 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 13 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting. 2
Artikel 14 Aanmeldingsplicht De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdelen a en c, van de Gemeentewet. Artikel 15 Kwijtschelding van belastingen Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De "Verordening toeristenbelasting 2010", wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum ingang van de heffing is 1 januari 2013. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening toeristenbelasting Deurne 2013".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 november 2012. De griffier,
De voorzitter,
(R.J.C.M. Rutten)
(H.J. Mak)
3
Nr. 79i
DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 oktober 2012, nr.79; gelet op het bepaalde in artikel 227 van de Gemeentewet;
BESLUIT vast te stellen de:
”Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting 2013” Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. opschrift: openbare aankondiging in letter of symbolen, voor zover niet door middel van tijdschriften of nieuwsbladen gedaan; b. reclameobject: een openbare aankondiging zichtbaar vanaf de openbare weg; c. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond; e. exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van reclameobjecten op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten; f. kwartaal: een kalenderkwartaal; g. jaar: een kalenderjaar. Artikel 2 Belastbaar feit Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt, binnen het gebied zoals nader aangewezen in de bij deze verordening behorende bijlage 1, een directe belasting geheven ter zake van een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg. Artikel 3 Belastingplicht 1. De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, al dan niet met vergunning, de reclameobjecten worden aangetroffen. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, geheven van die exploitant. Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief 1. De reclamebelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.
1
2. 3.
Het tarief van de reclamebelasting is eenmaal per bouwwerk van toepassing, ongeacht het aantal reclameobjecten behorende bij dit bouwwerk. Reclameobjecten behoren in elk geval tot één bouwwerk indien zij daarmee fysiek zijn verbonden of daarmee tezamen worden gebruikt.
Artikel 5 Berekening van de reclamebelasting Voor de berekening van de reclamebelasting is gekozen voor vaste heffingsbedragen per gebied, aangeduid als CM1 en CM2 en als plattegrond opgenomen in bijlage 1, waarin de openbare aankondigingen aanwezig zijn. Artikel 6 Belastingtijdvak Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel vierde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kwartalen overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd voor zoveel vierde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kwartalen overblijven. Artikel 8 Wijze van heffing 1. De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag. 2. Belastingaanslagen met een totaalbedrag van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingaanslag. Artikel 9 Vrijstellingen De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van openbare aankondigingen: a. waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de gemeente moet geschieden onderscheidenlijk een vergoeding aan de gemeente verschuldigd is; b. die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend kunnen worden aangemerkt; c. die door de gemeente of in opdracht van de gemeente zijn geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak; d. die door (semi) overheden of cultureel-maatschappelijke instellingen, die zijn opgenomen op de actuele lijst van Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI) zoals die door de rijksbelastingdienst wordt vastgesteld, zijn aangebracht en die een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen; e. op parasols welke zijn geplaatst op een terras bij een horecaonderneming; f. aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag met naam van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan; g. op zuilen, borden, muren of andere constructies, aangewezen door het bevoegde bestuursorgaan; h. voorzien van opschriften aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden; i. die zijn gedaan in verband met de huur of de verkoop van de desbetreffende onroerende zaak.
2
Betalingstermijn Artikel 10 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden voldaan binnen één maand na dagtekening van het aanslagbiljet. 2. Het bedrag inzake een bestuurlijke boete moet worden betaald binnen één maand na dagtekening van het aanslagbiljet. 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn. Artikel 11 Kwijtschelding Voor deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 12 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting. Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De “Verordening reclamebelasting Gemeente Deurne 2012” wordt ingetrokken, met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013. 4. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening reclamebelasting Deurne 2013’.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 november 2012, De griffier,
De voorzitter,
(R.J.C.M. Rutten)
(H.J. Mak)
3
TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE VERORDENING RECLAMEBELASTING DEURNE 2013 Het tarief bedraagt voor het hebben van een reclameobject, In gebied CM1 (dit is het gebied inclusief de straten Wolfsberg, Kerkstraat tot en met huisnummers 12 even en 5A oneven, Molenstraat tot en met huisnummers 2/2A even en 5A oneven en het voetgangersgebied, zoals opgenomen in de door de gemeenteraad vastgesteld lijst van voetgangersstraten: € 450,00; In het gebied CM2 (dit is het gebied inclusief de straten Molenstraat vanaf huisnummers 2/2A even en 5A oneven oplopend, Kerkstraat vanaf huisnummers 12 even en 5A oneven oplopend, Haageind, Kruisstraat, Molenlaan, Helmondseweg, Heuvel en Reddingiusstraat: €300,00 .
Behorend bij het raadsbesluit tot vaststelling van de ‘Verordening reclamebelasting Deurne 2013’ van 6 november 2012. De griffier,
(R.J.C.M. Rutten)
4
BIJLAGE 1 BEHORENDE BIJ DE VERORDENING RECLAMEBELASTING DEURNE 2013 Als aangewezen gebied, bedoeld in artikel 2 van de Verordening reclamebelasting, geldt een afbakening van 2 gebieden, te weten CM1 en CM 2. Deze gebieden zijn als volgt aangeduid: CM1: dit is het gebied inclusief de straten Wolfsberg, Kerkstraat tot en met huisnummers 12 even en 5A oneven, Molenstraat tot en met huisnummers 2/2A even en 5A oneven en het voetgangersgebied, zoals opgenomen in de door de gemeenteraad vastgesteld lijst van voetgangersstraten. Gebied CM1 is geel gemarkeerd op onderstaande kaart. CM2: dit is het gebied inclusief de straten Molenstraat vanaf huisnummers 2/2A even en 5A oneven oplopend, Kerkstraat vanaf huisnummers 12 even en 5A oneven oplopend, Haageind, Kruisstraat, Molenlaan, Helmondseweg, Heuvel en Reddingiusstraat. Gebied CM2 is groen gemarkeerd op onderstaande kaart.
Behorend bij het raadsbesluit tot vaststelling van de ‘Verordening reclamebelasting Deurne 2013’ van 6 november 2012. De griffier,
(R.J.C.M. Rutten) 5
TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE VERORDENING RECLAMEBELASTING Toelichting behorende bij de Verordening reclamebelasting A
Algemeen
1. Wettelijke basis De verordening reclamebelasting is gebaseerd op artikel 227 van de Gemeentewet. Het heffen van reclamebelasting is arbeidsintensief. De perceptiekosten kunnen worden beperkt door de heffing te beperken tot een deel van de gemeente of tot bijvoorbeeld permanent aanwezige aankondigingen. In deze is er voor gekozen het gebied te beperken tot het centrum. Omdat sprake is van een belasting, hoeft er tegenover het heffen van de reclamebelasting geen individuele tegenprestatie of kostenpost te staan van de gemeente. Het vereiste van maximaal 100% kostendekkendheid, zoals dat van toepassing is bij de legesheffing, geldt hier niet. De opbrengst vloeit in de algemene middelen en de gemeente kan die aanwenden naar eigen inzicht. De reclamebelasting wordt dan ook primair als een algemeen dekkingsmiddel opgevat. Daarnaast kan de reclamebelasting een regulerend karakter hebben door het opwerpen van een financiële drempel voor openbare aankondigingen. 2. Opzet De verordening reclamebelasting bestaat uit twee gedeelten, namelijk de verordening zelf met de formele en materiële bepalingen en een aparte tarieventabel. Hierdoor zijn tariefwijzigingen op eenvoudige wijze in de tarieventabel te verwerken zonder dat de onderlinge samenhang van de artikelen in de verordening verloren gaat. Als bijlage bij de verordening is een kaart opgenomen waarin het gebied is afgebakend. B
Artikelgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsomschrijvingen Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de modelverordening voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in dit artikel. Artikel 2 Belastbaar feit In de verordening is voor de formulering van het belastbare feit direct aangesloten bij de wettekst van artikel 227 Gemeentewet. De wet gaat uit van een belasting ‘ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.’ Openbare aankondiging Artikel 227 van de Gemeentewet, noch enige andere (fiscale) wet geeft een definitie van het begrip openbare aankondiging. Daardoor moet aansluiting worden gezocht bij het spraakgebruik. In beginsel vallen alle openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg onder de reclamebelasting. Het gaat overigens om de openbare aankondiging zelf en niet om het voorwerp waarop die aankondiging zich bevindt. Bij een reclametekst op een gevelbord bijvoorbeeld is belast de aankondiging op het bord en niet het bord zelf. Voor de berekening van de oppervlakte van de openbare aankondiging wordt soms wel aangesloten bij de oppervlakte van het bord. Bij openbare aankondigingen kan gedacht worden aan schriftelijke aankondigingen, foto’s, tekeningen, logo’s, stickers, raam- en aanplakbiljetten, teksten en figuren op gevelborden, etalageruiten, lichtbakken en (verkeers)borden en vlaggen, neonreclames, merken, emblemen, beeldbepalende kenmerken en zelfs aankondigingen op door de gemeente rijdende specifieke reclamevoertuigen. Echter, openbare aankondigingen zoals de
6
vermelding van openings- en sluitingstijden en aanduidingen die aangeven waar de hoofdingang van een gebouw zich bevindt, zijn geen openbare aankondiging in de zin van de reclamebelasting. Het hof oordeelde dat dergelijke aankondigingen slechts bijkomstig de aandacht vestigen op het gebouw ten einde deel te nemen aan het economische verkeer en daarmee zakelijke belangen te bevorderen (Hof Amsterdam 30 januari 1998, nr. 96/1387, Belastingblad 1998 blz. 530, LJN: AA4190). Een aankondiging is openbaar indien het publiek vanaf de openbare weg de aankondigingen visueel kan waarnemen. Aankondigingen in gebouwen zijn meestal niet zichtbaar vanaf de openbare weg en in dat geval daardoor niet belastbaar. Aankondigingen in etalages van winkels zijn in beginsel weer wel belastbaar. Het begrip openbare weg De Gemeentewet geeft geen definitie van het begrip openbare weg. De belastingrechter knoopt voor het begrip ‘openbare weg’ aan bij de definitie uit de Wegenwet (Hof Leeuwarden 30 oktober 1967, BNB 1968/214 inzake de straatbelasting en Hoge Raad 21 september 2001, nr. 35502, Belastingblad 2001, blz. 996 inzake de OZB). Volgens artikel 1 van de Wegenwet moet onder weg mede worden verstaan: voetpad, rijwielpad, jaagpad, dreef, molenweg, kerkweg en andere verkeersbanen voor beperkt gebruik. Ook een brug wordt aangemerkt als weg. Samenvattend geldt dat een weg openbaar is wanneer deze daadwerkelijk voor iedereen toegankelijk is. Het is daarbij niet van belang wie eigenaar is van de weg. Een weg is niet openbaar als deze alleen op verzoek voor een ieder toegankelijk is. Voor winkelcentra die niet kunnen worden afgesloten met bijvoorbeeld een afsluitbaar hekwerk of schuifdeuren heeft dit tot gevolg dat sprake is van openbare weg. Deze zijn immers te allen tijde voor iedereen toegankelijk. Ook ’s avonds, op feestdagen en in het weekend. Deze situatie is dan vergelijkbaar met een winkelgebied of winkelstraat elders in de gemeente. Voor winkelcentra die wel afsluitbaar zijn (Oranjepassage), ligt dat anders. Hierbij is de vrije toegankelijkheid afhankelijk van de beheerder. Zo’n winkelcentrum is dan niet daadwerkelijk voor iedereen toegankelijk en er kan niet gesproken worden van openbare weg. Artikel 3 Belastingplicht Eerste lid De Hoge Raad heeft bepaald dat in het geval een gemeente de belasting kan opleggen aan degene van wie dan wel ten behoeve van wie een openbare aankondiging wordt aangetroffen, belastingplichtig is degene die bij de openbare aankondiging rechtstreeks belang heeft. De Hoge Raad bepaalde ook dat in het geval meerdere personen een rechtsreeks belang hebben, belastingplichtig is degene wiens belang het meest op de voorgrond treedt. Tweede lid In het tweede lid is de belastingplicht geregeld voor openbare aankondigingen met vermelding van een tussenpersoon of gedaan door een persoon die beroeps- of bedrijfsmatig openbare aankondigingen voor derden doet. Dit kan leiden tot een andere belastingplicht dan op grond van het eerste lid.
7
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief Eerste lid De Gemeentewet schrijft geen tarief voor en gemeenten zijn in beginsel vrij om een heffingsmaatstaf voor de reclamebelasting te bepalen, zolang deze maar niet direct of indirect afhankelijk is gesteld van inkomen, winst of vermogen van de belastingplichtige. Wij hebben gekozen voor een vast bedrag, gedifferentieerd naar gebied, als grondslag voor de heffing. Voor de tariefstelling wordt verwezen naar de tarieventabel. Tweede en Derde lid Deze bevatten doelmatigheidsbepalingen, waarmee wordt bereikt dat meer openbare aankondigingen bij één bouwwerk als één openbare aankondiging worden aangemerkt. Artikel 5 Berekening van de reclamebelasting De reclamebelasting is voor gemeenten een arbeidsintensieve belasting. In de praktijk treft men immers zeer veel openbare aankondigingen aan die verschillen in soort en grootte. Om de reclamebelasting uitvoerbaar te houden is het daarom noodzakelijk dat nadere regels worden gesteld. Een deel van die nadere regels treft men aan bij de vrijstellingen, maar ook voor de berekening van de reclamebelasting kunnen doelmatigheidsregels worden opgenomen. Artikel 5 van de verordening geeft een van die regels. Artikel 6 Belastingtijdvak Er is gekozen voor het kalenderjaar als belastingtijdvak omdat dit ons het meest doelmatig voorkomt. Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang Indien de gemeentelijke belasting over een tijdvak wordt geheven en de belastingschuld naar de toestand op een bepaald, aan het begin van het belastingtijdvak vastgesteld tijdstip wordt geheven, moet in de verordening: - worden geregeld dat de belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak of zo dit later is bij de aanvang van de belastingplicht. - een regeling worden opgenomen voor de gevallen waarin de belastingplicht in de loop van dit tijdvak ontstaat of eindigt. Bij aanvang van de belastingplicht in de loop van dit tijdvak dient de heffing naar tijdsgelang plaats te vinden. Bij beëindiging van de belastingplicht in de loop van het tijdvak dient ontheffing naar tijdsgelang plaats te vinden. In de verordening is in voorkomend geval gekozen voor een tijdsevenredige herleiding per kwartaal, waarbij gedeelten van een kwartaal niet worden meegerekend. Deze (ont)heffingsregeling is er op gericht dat bij tijdsevenredige toepassing geen te grove afrondingen plaatsvinden. Artikel 8 Wijze van heffing Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. De heffing bij wege van aanslag ligt bij deze belasting voor de hand. Artikel 9 Vrijstellingen In beginsel vallen alle openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg onder de reclamebelasting. Dat maakt de heffing van reclamebelasting arbeidsintensief en in de praktijk lastig uitvoerbaar. Het is daarom wenselijk vrijstellingen in de verordening op te nemen. De Gemeentewet kent voor de reclamebelasting geen verplichte vrijstellingen. Wel kan de gemeenteraad in de verordening reclamebelasting zogenoemde facultatieve vrijstellingen opnemen. Zij heeft daarvoor een ruime bevoegdheid. Een beperking bij het opnemen van vrijstellingen in de verordening is, dat een vrijstelling objectief moet zijn om te voorkomen dat toepassing van de vrijstelling leidt tot strijdigheid met de algemene
8
beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het gelijkheidsbeginsel. Verder mogen vrijstellingen er niet toe leiden dat de belasting afhankelijk wordt gesteld van inkomen, winst of vermogen. Of door een vrijstelling strijd ontstaat met enig beginsel, moet van geval tot geval worden beoordeeld. Uit doelmatigheidsoverwegingen zijn de vrijstellingen genoemd in dit artikel opgenomen. Artikel 10 Betalingstermijn Omdat het hier gaat om een belasting die vrijwel altijd wordt geheven van ondernemers en organisaties is een betalingstermijn van een maand aangehouden. Artikel 11 Kwijtschelding In de verordening is gekozen voor een bepaling die regelt dat in het geheel geen kwijtschelding van reclamebelasting wordt verleend. Het gaat hier immers om een belasting die vrijwel altijd wordt geheven van ondernemers en organisaties. Artikel 12 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur Door het opnemen van dit artikel is het voor de belastingplichtigen duidelijk dat er nog nadere regels kunnen gelden. Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel In dit artikel is de inwerkingtreding en citeertitel opgenomen. De inhoud van artikel 13 spreekt voor zich.
.
9
Nr. 79j
DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 oktober 2012, nr 79; gelet op het artikel 226 van de Gemeentewet;
BESLUIT vast te stellen de:
"Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2013". Artikel 1. Belastbaar feit. Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.
Artikel 2. Belastingplicht. 1. Belastingplichtig is de houder van een hond. 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is. 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.
Artikel 3. Vrijstellingen. De belasting wordt niet geheven ter zake van honden: a die uitsluitend dienen om blinde personen te begeleiden; b die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit; c die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit; d die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden. e gehouden door politieambtenaren, die met toestemming van het bevoegde gezag een hond voor de politiedienst gebruiken of voor dat doel in africhting hebben.
Artikel 4. Maatstaf van heffing. De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.
1
Artikel 5. Belastingtarief. 1. De belasting bedraagt per belastingjaar: a voor een eerste hond € 52,20 b voor elke volgende hond € 104,40 2. In afwijking van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 261,60 per kennel.
Artikel 6. Belastingjaar. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7. Wijze van heffing. De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang. 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalender maanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 9. Termijnen van betaling. 1. De aanslag(en) moet(en) worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later. 2. Het bedrag inzake een bestuurlijke boete moet worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later. 3. In afwijking van het eerste en tweede lid moeten, indien een machtiging voor automatische incasso is afgegeven en zolang de verschuldigde bedragen via automatische incasso kunnen worden afgeschreven, de aanslag(en) en de bestuurlijke boete(s) worden betaald in tien gelijke maandelijkse termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die van de dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijnen telkens een maand later. 4. In afwijking van het derde lid is betaling via automatische incasso alleen mogelijk voor zover het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen en bestuurlijke boetes meer is dan € 80,00 en minder is dan € 2.000,00. 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 10. Nadere regels door het Dagelijks Bestuur. Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.
2
Artikel 11. Kwijtschelding. Kwijtschelding van de in artikel 1 bedoelde belasting, zoals bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990, wordt niet verleend.
Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel. 1. De "Verordening hondenbelasting 2012" wordt ingetrokken, met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening hondenbelasting Deurne 2013".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 november 2012. De griffier,
De voorzitter,
(R.J.C.M. Rutten)
(H.J. Mak)
3