De presentietheorie en de narratieve theorie; ”wat een verhaal”
De spanning tussen de presentietheorie van Andries Baart en de narratieve theorie van Michael White
Naam:
Marcel de Koning
Vak:
Premaster thesis
Opleiding:
Premaster Zorg, Ethiek en Beleid
Instituut:
Universiteit van Tilburg
ANR:
773585
Thesisbegeleider:
Prof. Dr. F.J.H. Vosman
Tweede lezer:
Dr. J.M.N.E. Jans
De spreekkamer1
Er is een deur en nog een deur. Daarachter wordt gezwegen en verteld. Verborgen fantasieën worden woordenstromen Er gaat een taal ontstaan, ikonen van verlangen en verzet wordt herkend, gedeeld, verschijnen in een droom.
Wanneer het oude ijs gaat smelten zwelt de vloed. Ik controleer als dijkgraaf van de werkelijkheid het waterschap: hoe sterk de wallen, of de sluis het doet. Wat echt is moet je zeulen over land, wat niet Gaat terug het water in. Hier wordt verloren.
Er gaat weleens iets mis: het dak schuift weg, ramen slaan open in de scherpe wind. Een bergpad voert de lucht in en ik ren naar huis, naar huis, voorgoed. Zorgeloos spring ik over de gemene valkuil van genezing.
Zij die hier komen leren dat het is zoals het is. Dienen zich te verzoenen met de tijd. De angst verliest zijn geur, Woede haar giftigheid. Men leeft. Dat er geen thuiskomst is begrijp ik zelf Pas als ik sterf: een deur en nog een deur. 1
Enquist, A. (2005). Alle gedichten. Amsterdam: arbeiderspers p. 55
1
Inhoudsopgave Voorwoord………………………………………………………………………………………………………………..4 Hoofdstuk 1:
Inleiding, probleemstelling, methoden en opzet
1.1 Toelichting op probleemstelling………………………………………………………………………….5 1.2 Deelvragen………………………………………………………………………………………………………….6 1.3 Omschrijving van de werkwijze…………………………………………………………………………..6 1.4 Begripsbepaling…………………………………………………………………………………………………..6 1.5 Doelstelling van het onderzoek…………………………………………………………………………..7 1.6 Opbouw van de thesis………………………………………………………………………………………….7
Hoofdstuk 2:
Presentietheorie en de zorgrelatie
2.1 Beschrijving en introductie van de presentietheorie…………………………………………..8 2.2 De zorgrelatie volgens Baart binnen de presentietheorie……………………………………10 2.3 Kenmerken van de zorgrelatie nader beschreven……………………………………………….11 2.4 Conclusies…………………………………………………………………………………………………………….12
Hoofdstuk 3:
De narratieve theorie van Michael White
3.1 Beschrijving en introductie van de narratieve theorie………………………………………….13 3.2 Gespreksmethodieken van de narratieve theorie………………………………………………..14 3.3 Conclusies…………………………………………………………………………………………………………….18
Hoofdstuk 4:
De belangrijkste overeenkomsten en verschillen tussen de narratieve theorie en de presentietheorie
4.1 Wat zijn de belangrijkste overeenkomsten……………………………………………………………19 4.1.1 Contextgevoeligheid………………………………………………………………………………19 4.1.2 Het zoeken naar betekenis van verhalen……………………………………………….19 4.1.3 verantwoordelijkheid voor de relatie met de andere…………………………….19
2
4.2 Wat zijn de belangrijkste verschillen…………………………………………………………………………20 4.2.1
De relatie als hulpmiddel (narratieve theorie) versus de relatie als doel in zichzelf(relatiegerichtheid/presentie)……………………………………………………20
4.2.2
Distantie versus nabijheid binnen de relatie…………………………………………..21
4.2.3
Ongelijkheid versus evenwaardigheid……………………………………………………21
4.2.4
Doelgerichtheid versus betrokken zijn……………………………………………………21
4.2.5
Beweging, plaats en tijd in de narratieve theorie en presentietheorie…..22
4.2.6
Ruimte en begrenzing in de narratieve theorie en presentietheorie….….22
4.3 Conclusies………………………………………………………………………………………………………………….23
Hoofdstuk 5:
Kunnen de beide benaderingen met elkaar verbonden worden, in hoeverre wel en in hoeverre niet?
5.1 Kunnen beide benaderingen met elkaar verbonden worden…………………………………..24 5.2 In hoeverre kunnen beide benderingen wel met elkaar verbonden worden…………..25 5.3 In hoeverre kunnen beide benaderingen niet met elkaar verbonden worden………..26 5.4 Conclusies…………………………..……………………………………………………………………………………28
Bibliografie…………………………………………………………………………………………………………………….29
3
Voorwoord Hierbij mijn thesis die is geschreven als afronding van de premaster Zorg, Ethiek en Beleid. Het zijn mijn eerste stappen op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Ik heb gekozen voor deze opleiding, omdat ik een grote belangstelling heb voor zorgvraagstukken en ethiek. In deze thesis heb ik getracht om twee theorieën, te weten de presentietheorie van A. Baart en de narratieve theorie van M. White, met elkaar te vergelijken en te onderzoeken of de zorgrelatie beschreven in de presentietheorie een amendement is op de narratieve theorie van M. White. Tijdens het schrijven van deze thesis ben ik me bewust geworden dat zorgvraagstukken complex zijn, waarbij er sprake is van gelaagdheid. Ik werd op deze manier gedwongen om zorgvraagstukken grondig door te denken zonder snelle en overhaasten conclusies te trekken. Het schrijven van de deze thesis heeft me geholpen om genuanceerder naar zorg en hulpverlening te kijken. Het proces van denken en schrijven heb ik in alle rust kunnen doen in de geborgenheid en stilte van mijn werkkamer. Ik heb me vaak kunnen afzonderen om te kunnen schrijven aan mijn thesis. Ik heb daarbij de onvoorwaardelijke steun ervaren van mijn partner Debbie Bent. Vaak heeft zij avonden alleen op de bank gezeten als ik mij weer eens terugtrok en mij liet onderdompelen in het wetenschappelijk onderzoek, wetende dat het voor mij van groot belang is. Dank dat je mij deze kans geeft. Je weet hoe belangrijk het is om een gemiste kans in het verleden toch nog te verwerkelijken. Jij bent hierin mijn voorbeeld en inspiratie. Bijzondere dank gaat uit naar Prof. Dr. Frans Vosman. Hij is degene geweest die mij aan de hand heeft genomen om mijn eerste stappen op het gebied van wetenschappelijk onderzoek te zetten. Prof. Dr. Vosman heeft mij van feedback voorzien wat me heeft geholpen met het schrijven van de thesis. Ik heb altijd snel reactie gekregen op de geschreven hoofdstukken. Soms ging dat gepaard met stevige feedback en opmerkingen, maar de suggesties en opmerkingen waren altijd verhelderend en oprecht. Het heeft me geholpen om mijn blijk op de thesis te verscherpen en gaf meerdere perspectieven met betrekking tot de probleemstelling en vraagstelling. Dit gaf inspiratie om door te gaan met het schrijven van de thesis. Hiervoor mijn grote dank.
Den Dungen, november 2011 Marcel de Koning
4
Hoofdstuk 1 Inleiding, probleemstelling, methoden en opzet Probeer eerst maar eens met de patiënt een (zorg)relatie aan te gaan. Deze woorden gebruikt mijn huidige commandant Luitenant- Kolonel drs. P.M. Sanders veelvuldig in de patiëntbesprekingen binnen de Militaire Geestelijke GezondheidsZorg (M.G.G.Z.). Wat betekent nu precies een (zorg)relatie aan gaan en wat zijn de kenmerken hiervan? Hoe doe ik dit dan als systeemtherapeut? En hoe geef ik hier als systeemtherapeut invulling aan? Dit zijn vragen die me al geruime tijd bezig houden en die voor mij in mijn functie als systeemtherapeut relevant zijn, zeker in de huidige context van de zorg en hulpverlening. Tegenwoordig wordt de zorg en hulpverlening veelvuldig als een product gezien dat beheersbaar en af te kaderen is. Hierdoor wordt de zorg gereduceerd naar een rationeel technische fenomeen. Gevolg hiervan is dat in de huidige tijdsgeest wat betreft de zorg en hulpverlening minder aandacht is voor de (zorg)relatie met de patiënt. Het lijkt dat een goede (zorg)relatie van ondergeschikt belang is binnen de zorg en hulpverlening. Ook binnen de systeemtherapie is deze tendens zichtbaar. Binnen de narratieve theorie is er wel veel ruimte voor de betekenis van het verhaal van de patiënt, echter er is maar summier aandacht en ruimte voor de (zorg)relatie. In deze thesis probeer ik meer zicht te krijgen op wat nu eigenlijk een goede (zorg)relatie is en hoe de (zorg)relatie zou kunnen bijdragen aan de narratieve theorie. Om dit wat meer te concretiseren en het onderzoekbaar te maken heb ik er voor gekozen om de narratieve theorie van Michael White die als grondlegger van de narratieve theorie wordt beschouwd als uitgangspunt te nemen. Wat mijn interesse heeft is of vanuit een wetenschappelijk gezichtspunt elementen uit de zorgrelatie (zoals Baart die opvat) zoals beschreven in de presentietheorie inpasbaar zijn binnen de narratieve theorie en in het verlengde hiervan binnen de narratieve therapie. Non sequitur is de volgende probleemstelling geformuleerd: Binnen de narratieve theorie is er veel ruimte voor betekenis van het verhaal van de patiënt en dat is positief, maar de ruimte binnen de narratieve theorie voor de zorgrelatie is minder ontwikkeld en dat is een tekortkoming. Deze probleemstelling heeft geresulteerd in de volgende vraagstelling: Is de zorgrelatie van Baart zoals beschreven in het boek” Een theorie van de presentie” inpasbaar binnen de narratieve theorie zoals beschreven in het boek van Michael White”narratieve therapie in de praktijk”? En zo ja hoe dan? 1.1 Toelichting op de probleemstelling en vraagstelling Met bovenstaande probleemstelling en vraagstelling wordt in de thesis onderzocht of de zorgrelatie volgens Baart beschreven in zijn boek” een theorie van presentie” inpasbaar en zo ja, een amendement is op de narratieve theorie van Michael White. De reden om de presentietheorie als toets te nemen is dat deze theorie een tegengeluid laat horen in het huidige denken over de zorg en hulpverlening. De presentietheorie zet onder meer de menselijke betrekking en de zorgrelatie op de voorgrond. Dit lijkt tegenover de narratieve theorie te staan. De narratieve theorie lijkt vooral de nadruk te leggen op de betekenis van verhalen en de rationele meetbare processen en inhoudsaspecten van behandeling.
5
1.2 Deelvragen Om antwoord te kunnen geven op mijn probleemstelling en vraagstelling zijn er een viertal deelvragen geformuleerd. De deelvragen zijn tevens ook de verschillende hoofdstukken binnen de thesis. De deelvragen zijn als volgt: Deelvraag 1: Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de zorgrelatie zoals beschreven in het boek” Een theorie van Presentie”? Deelvraag 2: Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de narratieve systeemtheorie zoals beschreven in het boek”narratieve therapie in de praktijk”? Deelvraag 3: Wat zijn de belangrijkste overeenkomsten en verschillen tussen de narratieve systeemtheorie en de presentietheorie? Deelvraag 4: Kunnen beiden benaderingen met elkaar verbonden worden, in hoeverre wel en in hoeverre niet? 1.3 Omschrijving van de werkwijze Om mijn probleemstelling te kunnen onderzoeken neem ik als uitgangspunt twee theorieën. Ik wil deze twee theorieën met elkaar vergelijken en zoek naar overeenkomsten en verschillen, waarbij ik de narratieve theorie wil toetsen aan de presentietheorie wat betreft de zorgrelatie. Waar sluiten ze elkaar uit en waar kan de zorgrelatie van Baart inpasbaar zijn binnen de narratieve theorie van Michael White? Daarbij dient bij het onderzoek rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat deze theorieën niet 1 op 1 met elkaar te vergelijken te zijn. Het gevolg hiervan zou kunnen zijn dat er een vertaalslag moet worden gemaakt om deze theorieën met elkaar te vergelijken. Tevens kan het zo zijn dat de presentietheorie niet te vergelijken en inpasbaar is binnen de narratieve theorie. Het vergelijkend literatuuronderzoek lijkt het beste te passen bij de probleemstelling. Het onderzoek zal vooral beschrijvend van aard zijn. 1.4 Begripsbepaling Zorgrelatie: In een zorgrelatie moet worden gezocht naar wat nodig is en goed is. Dat moet van twee kanten tot stand worden gebracht. Dat betekent dat een goede professional niet louter een ‘toepasser’ is van technische handelingen die deskundig uitgevoerd moeten worden, maar telkens weer -vanuit de eigen deskundige achtergrond- inschattingen maakt van de ander door goed te luisteren, te kijken wat er concreet aan de hand is, en daarop reageert. En er vervolgens nog eens voor zichzelf ook over nadenkt. Theorie van presentie: Een theorie ontwikkelt door Andries Baart die gebaseerd is op een praktijk waarbij de zorggever zich aandachtig en toegewijd op de ander betrekt, zo leert zien wat er bij die ander op het spel staat –van verlangens tot angst- en die in aansluiting daarbij gaat begrijpen wat er in de desbetreffende situatie gedaan zou kunnen worden en wie h/zij daarbij voor de ander kan zijn. Wat gedaan kan worden, wordt dan ook gedaan. Een manier van doen, die slechts verwezenlijkt kan worden met gevoel voor subtiliteit, vakmanschap, met praktische wijsheid en liefdevolle trouw.
6
Narratieve theorie: Een ander woord voor narratief is verhalend. Het vertellen van verhalen is mensen eigen, want wij maken verhalen om onze ervaringen te verklaren, om er betekenis aan te geven. De narratieve theorie gaat ervan uit dat de mens wordt bepaald door zijn/haar verhaal over zichzelf, over het probleem dat hij of zijn ervaart; zijn/haar verhaal over de persoonlijke belevingswereld. 1.5 Doelstelling van het onderzoek De doelstelling van het onderzoek is om kennis te verzamelen over de presentietheorie en in het bijzonder over de zorgrelatie die in het boek ”Een theorie van presentie” beschreven wordt. Daarnaast heb ik als doelstelling van mijn onderzoek om meer kennis te verzamelen over de narratieve theorie van Michael White. Tevens heb ik als doelstelling om te toetsen of de presentietheorie en de meer specifiek de zorgrelatie van Baart inpasbaar is binnen de narratieve theorie. Het onderzoek wil bijdragen aan een tegengeluid ten op zichten van de huidige rationeel technische tendensen binnen de zorg en hulpverlening. Deze thesis zou er aan kunnen bijdragen dat er meer belang wordt gehecht aan het subject van de patiënten en de betekenis hiervan. De thesis hoopt te bewerkstelligen dat er meer wordt stilgestaan bij de betekenis van de zorgrelatie binnen de narratieve theorie en in het verlengde hiervan bij de narratieve systeemtherapie. 1.6 Opbouw van de thesis Om de probleemstelling en vraagstelling nader te kunnen onderzoeken is er gekozen voor de volgende opbouw van de thesis. In hoofdstuk 1 zijn een aantal bouwstenen van de thesis nader toegelicht. Daarbij is het meest belangrijke de beschrijving van de probleemstelling. Dit is het uitgangspunt van de thesis. In hoofdstuk 2 zal in paragraaf 2.1 er een introductie, beschrijving en een nadere toelichting plaatsvinden van presentietheorie. In paragraaf 2.2 zal worden stilgestaan bij de zorgrelatie volgens Baart binnen de presentietheorie. In paragraaf2. 3 worden de kenmerken van zorgrelatie geëxpliciteerd. Paragraaf 2.4 bevat een korte conclusie over het hoofdstuk. In hoofdstuk 3 zal in paragraaf 3.1 een beschrijving en introductie van de narratieve theorie van Michael White plaatsvinden. In paragraaf 3.2 worden de expliciete kenmerken van de narratieve theorie van Michael White nader beschreven. Paragraaf 3.3 bevat een korte conclusie. In hoofdstuk 4 zal in paragraaf 4.1 wordt beschreven wat de belangrijkste overeenkomsten zijn tussen de narratieve theorie en de presentietheorie. In paragraaf 4.2 wordt beschreven wat de belangrijkste verschillen zijn tussen de narratieve theorie van Michael White en de presentietheorie van Baart. In paragraaf 4.3 worden enkele korte conclusies beschreven. In hoofdstuk 5 wordt getracht een antwoord te geven op de centrale probleemstelling en vraagstelling van de thesis. In paragraaf 5.1 wordt bezien of beiden theorieën wel of niet met elkaar verbonden kunnen worden. In paragraaf 5.2 wordt beschreven in hoeverre beiden benaderingen wel met elkaar verbonden kunnen worden. In paragraaf 5.3 wordt beschreven in hoeverre beiden benaderingen niet met elkaar verbonden kunnen worden. In paragraaf 5.4 worden er enkele conclusies beschreven.
7
Hoofdstuk 2 Presentietheorie en de zorgrelatie In hoofdstuk 2 van de thesis zal nader worden stilgestaan bij het boek van Baart, ”Een theorie van presentie”. Het is namelijk het meest geëigende boek dat wordt gebruikt om te onderzoeken of de presentietheorie met in het bijzonder de erin vervatte ideeën over de zorgrelatie inpasbaar of een amendement is op de narratieve theorie van Michael White. In paragraaf 1 zal een introductie en algemene beschrijving van de presentietheorie worden gegeven. De doelstelling van deze paragraaf is om de ontstaansgeschiedenis, achtergrond en de belangrijkste methodische kenmerken van de presentietheorie te beschrijven. In paragraaf 2 zal worden stilgestaan bij de zorgrelatie binnen de presentietheorie. De doelstelling van deze paragraaf is om te beschrijven wat de zorgrelatie nu behelst binnen de presentietheorie. In paragraaf 3 worden enkele kenmerken van de zorgrelatie volgens de presentietheorie nader beschreven. In paragraaf 4 worden enkele conclusies beschreven naar aanleiding van de vorige paragrafen. 2.1 Beschrijving en introductie van de presentietheorie In 2001 verscheen de studie: “Een theorie van presentie” van A. Baart. Hij schreef deze theorie op basis van een zeven jarig kwalitatief empirisch onderzoek naar de praktijk van pastores2. Deze pastores doen nauwelijks wat men verwacht dat een professionele hulpverlener in bepaalde omstandigheden zou doen. Ze bevinden zich in achterstandswijken van grote steden. Ze werken niet bureaucratisch en niet vanuit een kantoor zoals de meeste zorgprofessionals, maar kunnen juist flexibel met de omstandigheden en regels omgaan. Ze zijn niet gespecialiseerd en kunnen hierdoor een bruggenhoofd vormen met de overige hulpverlening. Met andere woorden, de pastores zijn op een uitzonderlijke manier aanwezig in deze achterstandswijken. Ze sluiten aan bij de leefwereld van de bewoners. Baart heeft bovenstaande fenomenen nader onderzocht en minutieus beschreven in zijn magnum opus “Een theorie van presentie”. De presentiebeoefening is een ‘manier van doen’ die als volgt kan worden beschreven: Een praktijk waarbij de zorggever zich aandachtig en toegewijd op de ander betrekt en met hem interageert, zo leert zien wat er bij die ander op het spel staat – van verlangens tot angst – en die in aansluiting daarbij gaat begrijpen wat er in de desbetreffende situatie gedaan zou kunnen worden en wie hij/zij daarbij voor de ander kan zijn. Wat gedaan kan worden, wordt ook gedaan. Dat is een manier van doen, die slechts verwezenlijkt kan worden met gevoel voor subtiliteit, vakmanschap, met praktische wijsheid en liefdevolle trouw3 Om bovenstaande beschrijving nader te expliciteren is het van belang om er enkele factoren van toe te lichten. Factoren die Baart nader beschrijft zijn, als eerste, hoe een betrekking op een specifieke wijze wordt aangegaan. De (zorg)relatie staat dus voorop. Het gaat dus niet om problemen op te lossen. Daarbij is de wederkerigheid van de relatie van belang. Zowel de zorgvrager als de zorggever investeren in de relatie en reageren op elkaar. Hoe er daadwerkelijk invulling wordt gegeven aan de relatie staat niet vast. Er is dus geen sprake van een vaststaand patroon (noch ook een protocol) hoe invulling te geven aan de relatie. Als tweede wordt in bovenstaande definitie beschreven dat ’ wat er voor de ander op het spel staat’. Om dit te kunnen zien moet er ruimte worden geboden. Baart 2 3
www.presentie.nl Baart, A & Grypdonck, M (2008). Verpleegkunde en presentie. Den haag: uitgeverij LEMMA BV. p.22
8
bedoelt hiermee dat er geen restricties moeten worden opgelegd, zoals bijvoorbeeld afgebakende hulpvragen, methodieken en behandelmethodieken. Tevens wordt er met ’wat er voor de ander op het spel staat’ bedoeld dat het gaat het om niet in delen naar mensen te kijken, maar naar een mens in zijn geheel. Het is van belang om bij mensen niet alleen te zien wat niet werkt of niet naar behoren functioneert (vaak gebeurt dit in een rationeel technische zorgomgeving). Als derde zegt Baart dat het niet voldoende is om alleen maar te kiezen voor de handhaving van de relatie. Het is ook van belang om wat te doen waar dit mogelijk is. Echter het gaat niet alleen om het daadwerkelijk te moeten handelen. Met andere woorden, handelen in de vorm van ingrijpen is geen expliciet uitgangspunt van de presentietheorie. Als laatste gaat het volgens Baart over de praktische wijsheid en trouw. Het gaat dus om wederkerigheid om de ander bij te kunnen staan. Er moet sprake zijn van continuïteit van de relatie. Om bovenstaande nader uit te werken heeft Baart in de presentietheorie enkele methodische kenmerken geformuleerd. Dit zijn de volgende methodische kenmerken4: 1. Beweging, plaats en tijd. Hiermee bedoelt Baart dat de presentiebeoefenaar de ander volgt. Het is dus niet zo dat mensen naar de presentieprofessional toe moeten komen. Hij/zij heeft geen kantoor en er zijn geen spreekuren, maar is wel bereikbaar, o.a. via de mobiele telefoon. De presentiebeoefenaar houdt zich op in de leefomgeving van mensen en past zich aan het ritme van deze mensen. Hierdoor is hij/zij makkelijk aanspreekbaar(laagdrempelig). Hierdoor is er veelvuldig sprake van langdurige contacten. Daarnaast zijn de werkomstandigheden onvoorspelbaar. Soms moet er snel iets gebeuren en soms moeten zaken vertraagd worden. 2. Ruimte en begrenzing. De presentiebeoefenaar is niet aanspreekbaar op een soort probleem. Tevens is er geen duidelijke afbakening van de probleemgebieden waarop de presentiebeoefenaar aanspreekbaar is. Criteria van de presentiebeoefenaar zijn openheid, domeinoverschrijding, brede inzetbaarheid. De presentiebeoefenaar is aanspreekbaar en dit is niet verbonden aan voorwaarden. Met andere woorden de presentiebeoefenaar is specialist in het ongespecialiseerde. Tevens is opvallend dat presentiebeoefenaren werken met grote sociale systemen zoals gezinnen en families. Vaak vanuit een breed perspectief, zonder dat er sprake is van een duidelijke afbakening. 3. Aansluiting Er wordt aangesloten bij de leefwereld, de socialisatie en achtergrond van mensen. De presentiebeoefenaar deelt in het leven van de betrokkenen. De doelstelling is niet om op zoek te gaan naar problemen, maar is meer gericht om zich te verhouden tot het leven. Het gaat daarbij niet om therapeutische gesprekken, maar zich tot elkaar verhouden en hierdoor problemen met elkaar te bespreken.
4
Baart, A & Grypdonck, M (2008). Verpleegkunde en presentie. Den Haag: uitgeverij LEMMA BV. p.23
9
4. Zich afstemmen De presentiebenadering heeft geen vastliggende bedoelingen die door andere zijn bedacht zoals bijvoorbeeld protocollaire behandelingen in de hulpverlening. Doelen liggen niet van te voren vast. Er is eerder sprake van een doelrichting. De houding van een presentiebeoefenaar naar andere is: niet weten, je laten verrassen en niet stigmatiseren. Het gaat er om het welbevinden van andere op de voorgrond te zetten. Daarbij is het van belang om als presentiebeoefenaar de betekenissen tot je te laten doordringen. Je kunt dus als professional worden geraakt. Het is belangrijk om als presentieprofessional hier reflectief mee om te gaan. 5. Betekenis Hierbij gaat het om de kenmerken erkenning en relatie. Deze wegen het zwaarst. Het gaat er om dat iemand wordt gezien en meetelt. Hij of zijn wordt niet afgewezen, maar wordt gezien. In ieder geval door de presentiebeoefenaar.
Er is een introductie en beschrijving van de presentietheorie in deze paragraaf gegeven. Tevens zijn de vooraanstaande methodische kenmerken beschreven. In de volgende paragraaf wordt er stilgestaan bij een specifiek onderdeel van de presentietheorie namelijk de zorgrelatie. 2.2 De zorgrelatie volgens Baart binnen de presentietheorie Zoals ook al in de vorige paragraaf beschreven staat de zorgrelatie voorop. Maar wat bedoelt Baart nu precies met de term zorgrelatie? In deze paragraaf wordt de zorgrelatie zoals Baart die opvat nader toegelicht. Zoals Baart de zorgrelatie beschrijft is het van belang te onderkennen dat de methodische kernmerken zoals beschreven in de vorige paragraaf zijn vervlochten binnen de zorgrelatie. Anders gesteld de methodische kenmerken komen terug in de zorgrelatie. Baart legt in zijn presentietheorie de nadruk op de zorgrelatie. Dit past ook in zijn manier van denken over een zorgethische benadering. Deze zorgethische benadering is een morele oriëntatie, waarbij de nadruk wordt gelegd op de relationaliteit. Deze verschilt van andere benaderingen door niet te focussen op de autonome individualiteit en de rechten van mensen zoals in de huidige zorg en hulpverleningscontext. Kenmerkend voor een zorgethische benadering is te zoeken naar het verhalende, want het verhalende geeft betekenis. Volgens Baart is in presentiebenadering er voor de ander zijn en aansluiten op diens leefwereld en levensverhaal van belang. Het gaat Baart om het in relatie staan, om de andere persoon te erkennen dat hij of zij er mag zijn in hoe deze er ook aan toe is of hoe hij of zij zich gedraagt. Je probeert om met desbetreffende persoon in relatie te komen (de relaties zijn vaak langdurig en er kan van alles besproken worden, onderwerpen staan niet vast). Dit kan door alledaagse dingen te doen, zoals elke week op bezoek komen en een kopje thee drinken. Of samen naar de sociale dienst te gaan van de gemeente. De presentiewerkers komen naar de mensen toe. Ze bieden zich bij wijze van spreken zelf aan. Het is dus niet zo dat mensen zich naar desbetreffende persoon moeten komen bijvoorbeeld te verschijnen op een spreekuur. Echter de relationele spankracht moet echter wel van de presentiebeoefenaar komen. Daarnaast beschrijft Baart dat kenmerkend voor de zorgrelatie is om ruimte te scheppen. Dit is van belang volgens Baart 10
omdat in die ruimte het mogelijk voor de ander mens om zich te laten zien in al zijn pluriformiteit en kwetsbaarheden. Iemand verschijnt niet als een wat zoals in een rationeel technische zorgomgeving, maar iemand verschijnt als een wie met al zijn eigenaardigheden en specifieke kenmerken. In deze paragraaf is getracht de meest belangrijke elementen van de zorgrelatie binnen de presentietheorie te beschrijven. Er is beschreven hoe Baart de zorgrelatie ziet. In de volgende paragraaf wordt stilgestaan bij de kenmerken van de zorgrelatie. 2.3 Kenmerken van de zorgrelatie nader beschreven In de zorgrelatie zijn volgens Baart een viertal kenmerken te benoemen namelijk5: 1. De zorgrelatie is geen techniek, maar in zichzelf een goed. De relatie is geen middel, maar een doel in zichzelf. Het draagt er toe bij dat mensen in hun ellende, onmacht en eenzaamheid worden bijgestaan door de presentieprofessional. Het gaat er niet om alleen problemen op te lossen. Dit is niet de doelstelling van de zorgrelatie. De zorgrelatie draagt er toe bij dat je betrokken bent bij de ander. Je laat je raken door wat er gebeurt. Daarbij ben je betrokken met het wel en wee van mensen. 2. De zorgrelatie is een zorgzame en betrokkene reactie op wat al heel lang niet goed gaat. Het zijn problemen die zeer rigide zijn en waarbij een oplossing niet altijd mogelijk is. Het kan zelfs zo verkeren dat er geen oplossingen zijn. In de zorgrelatie wordt dit lijden en falen niet veroordeeld, maar durven dit ook onder ogen te zien en delen het lijden met de ander. Binnen de zorgrelatie delen beiden hun leven en blijven in relatie staan met de ander. 3. Er is een andere kijk op distantie binnen de zorgrelatie. Wie in de relatie staat blijft niet buitenschot, maar laat zich raken. Op deze manier verschijnt iemand als een wie. Je durft op deze manier persoonlijk te zijn als professional. Zowel de presentieprofessional als de ander verschijnt op deze manier als een wie. Ze proberen op deze manier een zorgrelatie te definiëren. In de presentiebenadering gaat de ander altijd voor. In de zorgrelatie prevaleren de belangen van de ander boven die van de presentieprofessional. Al zijn er natuurlijk wel persoonlijke grenzen die dienen te worden bewaakt. Daar spreekt Baart van ‘zelfzorg’. 4. De zorgrelatie geeft een andere invulling tussen het spanningsveld tussen ongelijkheid en evenwaardigheid. Deze verhouding is veelvuldig kenmerkend voor de zorgrelaties in een reguliere setting. De zorgrelatie binnen de presentietheorie van Baart is gefundeerd op evenwaardigheid. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat de ene mens niet beter is dan de ander. De zorgrelatie binnen de presentietheorie probeert zaken te beïnvloeden en bij te schaven, maar blijft ook goed voor zichzelf zorgen. Met andere woorden de behoeften van de zorgverlener zijn ook van belang binnen de zorgrelatie. In hoofdstuk 2 is de presentietheorie en de zorgrelatie beschreven, maar op het einde van het hoofdstuk is het van belang om stil te staan bij de probleemstelling en de vraagstelling van de thesis. De probleemstelling en vraagstelling van de thesis onderzoekt of de zorgrelatie zoals beschreven in de presentietheorie van A. Baart inpasbaar is en zo ja, een amendement is op de narratieve theorie van M. White. De vraag naar aanleiding van de probleemstelling en vraagstelling en na het schrijven van hoofdstuk is of de presentietheorie ook een bredere toepassing toestaat. De presentietheorie is specifiek ontwikkeld voor de pastorale context en zal zeker positieve uitwerking hebben binnen het 5
Van Heijst, A (2008). Menslievende zorg. Kampen: Uitgeverij Klement. P 206-209
11
pastoraat en kerkenwerk. Maar is de presentietheorie ook toepasbaar binnen de reguliere hulpverlening? Baart stelt dat de presentietheorie andere hulpverleningstheorieën niet uitsluit. De presentietheorie en andere hulpverleningstheorieën kunnen een positieve invloed op elkaar hebben. Waar Baart wel tegen is dat de dominante hulpverleningstheorieën als enige legitieme professionele zorgbenadering worden gezien. Als het zo is dat de presentietheorie andere hulpverleningstheorieën niet uitsluit dan blijft de vraag bestaan of de inpasbaarheid van de zorgrelatie zoals beschreven in de presentietheorie binnen de narratieve theorie mogelijk is. In hoofdstuk 5 wordt beschreven of dat zo is. 2.4 Conclusies Binnen de presentietheorie ligt de nadruk op het in relatie staan met de andere, zodat iemand kan worden gezien in zijn geheel met al zijn kwetsbaarheden. Daarbij is de relatie vaak langdurig en er is geen sprake van, een vaststaand keurslijf over hoe invulling te geven aan de relatie. De wederkerigheid binnen deze relatie is van belang al heeft de presentiebeoefenaar de verantwoordelijkheid voor de spankracht van de relatie. Het gaat dus niet alleen maar om het oplossen van problemen. Het oplossen van problemen zou een onderdeel kunnen zijn van de relatie, maar niet de hoofdzaak. De presentiebeoefenaar laat zich binnen de relatie raken. Dit vraagt het nodige van het reflexief vermogen van de presentiebeoefenaar.
12
Hoofdstuk 3 De narratieve theorie van Michael White Inleiding In dit hoofdstuk zal nader worden stilgestaan bij het boek van M. White, Narratieve therapie in de praktijk. In paragraaf 1 wordt een introductie gegeven van de narratieve theorie. Tevens wordt er stilgestaan bij wat de achtergrond en uitgangspunten zijn van de narratieve theorie. In paragraaf 2 worden de gespreksmethodieken van de narratieve theorie beschreven. In paragraaf 3 worden enkele conclusies beschreven. 3.1 Beschrijving en introductie van de narratieve theorie De narratieve theorie (van Michael White) heeft als grondgedachte dat de mens wordt bepaald door zijn verhaal. Mensen hebben verhalen over elkaar, maar ook over zichzelf. Een verhaal wordt binnen de narratieve theorie opgevat als een verzameling van gedachten, ideeën en gevoelens. Deze verhalen komen tot stand door de achtergronden, cultuur, etniciteit, gender en socialisatie van mensen met elkaar. Die kunnen soms ook naast een creatieve een beperkende werking hebben. Verhalen geven een samenhang en betekenis aan alle gebeurtenissen in een mensenleven en die verhalen maken de invloed van die gebeurtenissen sterker. Dit structurerende en betekenisgevende idee wordt binnen de narratieve theorie een plot genoemd. Verhalen geven identiteit aan individuen, maar ook aan families. Deze identiteiten komen tot stand door continue interactie tussen de persoon en zijn omgeving. Zij worden in relaties gevormd, bevestigd of aangepast. Identiteiten die personen of gezinnen belemmeren om hun leven te leiden zoals ze willen kunnen worden geïnterpreteerd als een ongewenst plot. Mensen komen dan in een probleem verhaal terecht. Verhalen waarin de probleemsamenhang een betekenis geeft aan gebeurtenissen hebben een veralgemeniserend en verschralend invloed op gevoelens, gedachten, betekenisgeving, leefstijlen en identiteit. Een van belangrijkste uitgangspunten van de narratieve theorie is dat een probleem niet in de mens wordt gezocht, maar in de verhalen waarmee iemand zijn of haar werkelijkheid creëert. Door mensen te laten vertellen over momenten waarop een probleem niet of nauwelijks van invloed was, wordt een ander verhaal geconstrueerd: een nieuwe werkelijkheid waarin de problemen een kleinere rol spelen, waardoor de betekenissen van het verhaal een andere interpretatie krijgen en de probleemverhalen meer naar de achtergrond gaan. Men probeert op deze manier binnen de narratieve theorie het vertelde verhaal te beïnvloeden en te veranderen. Volgens de narratieve theorie zou dit van invloed zijn op de positieve ontwikkeling van de identiteit. Dit wordt bewerkstelligd volgens de narratieve theorie door in de gesprekken met patiënten stil te staan bij en het identificeren van aangrijpingspunten om de verhalen die zijn weggedrukt door het probleemverhaal weer naar voren te halen. Deze weggedrukte verhalen krijgen op deze manier een prominente plaats in het verhaal, waardoor de verschralende invloed van negatieve verhalen vermindert. De narratieve theorie draagt er toe bij dat mensen hun alternatieve verhalen breder en pluriformer kunnen beschrijven, zodat ze op deze manier wederom in aanraking komen met hun kennis en vaardigheden om de problemen te kunnen oplossen en er een nieuw plot kan gaan ontstaan. De narratieve theorie van M. White draagt er op deze manier toe bij om nieuwe constructieve verhalen te laten ontstaan over gebeurtenissen. Tevens draagt de narratieve theorie er toe bij dat mensen hun verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen verhalen en deze willen veranderen ( mensen luisteren of krijgen meer zicht op hun “internal voice”). Het gevolg hiervan is 13
dat mensen daadwerkelijk gaan handelen. De narratieve theorie is gericht op handelen en veranderen om probleemverhalen aan te passen naar een plot, dat positiever is. Hierdoor zal het welbevinden toenemen. Op deze manier worden mensen aangesproken op hun kracht met de mogelijkheid tot verandering. Dit heeft doorgaans een positief effect op de eigenwaarde en identiteit, waardoor mensen telkens worden uitgedaagd om probleemverhalen te blijven veranderen dan wel op te lossen. Daarbij wordt binnen de narratieve theorie taal gezien als het organiserende element van systemen. Gezinnen en families en grotere sociale systemen worden opgevat als sociale taalsystemen. Vanuit de narratieve theorie wordt taal geïnterpreteerd als verbondenheid aan elkaar. Mensen zijn verbonden door middel van taal. Taal wordt binnen de narratieve theorie gezien als basis voor het ontstaan en onderhouden van relaties met mensen. De nadruk op taal draagt er toe bij dat binnen het narratief perspectief het systeemconcept ruimer en dynamischer wordt opgevat. Werkend volgens de narratieve theorie wordt er stilgestaan bij het aansluiten bij de unieke specifieke ervaringswereld van mensen en hun directe omgeving. De narratieve theorie draagt er toe bij om nieuwe perspectieven te doen laten ontstaan. Het gevolg hiervan is dat mensen verder kunnen met hun nieuwe verhalen. In deze paragraaf heeft er een introductie plaatsgevonden van wat er wordt verstaan onder de narratieve theorie van M. White, beschreven in het boek narratieve therapie in de praktijk. Tevens zijn er enkele uitgangspunten van de narratieve theorie beschreven in deze paragraaf. In de volgende paragraaf worden de gespreksmethodieken van de narratieve theorie die voortspruiten uit het werk van Michael White nader geëxpliciteerd. Welke gespreksmethodieken vanuit de narratieve theorie van M. White dragen er toe bij dat een belemmerd plot kan worden aangepast? 3.2 Gespreksmethodieken van de narratieve theorie. Wat zijn nu volgens M. White de gespreksmethodieken van de narratieve benadering? Hij noemt de gewenste therapeutische houding decentraal6. Hiermee bedoelt M. White dat de behandelaar prioriteit geeft aan de verhalen en de kennis en bekwaamheden van de cliënten en gezinnen, zodat ze bij wijze van spreken hoofdauteur blijven van hun narratief. Om dit te bewerkstelligen heeft de narratieve theorie vijf gespreksmethodieken ontwikkeld. Dit zijn de volgende vijf gespreksmethodieken: externaliserende gesprekken, reauthoring gesprekken, rememberingsgesprekken, definitionele ceremonies en scaffolding gesprekken7. In deze thesis wordt de nadruk gelegd op deze vijf gesprekmethodieken. Deze vijf gespreksmethodieken worden nu nader uitgewerkt. 1. Externaliserende gesprekken De doelstelling van externaliserende gesprekken is om de problematiek buiten de persoon te plaatsen. De klacht of het probleemverhaal wordt met een zelfstandig naamwoord of een zin aangeduid die de persoon zelf heeft bedacht (therapeutische interventie). Door die externalisering valt een cliënt niet samen met zijn probleem. Veel mensen geloven namelijk dat de problemen in hun leven een weerspiegeling zijn van hun eigen identiteit, van de 6
Savenije, A, Van Lawick, M.J. Reijmers, E.T.M. et al. (2008), Handboek systeemtherapie. Utrecht: uitgeverij de Tijdstroom. p 208 7 White, M (2009). Narratieve therapie in de praktijk. Amsterdam: Hogrefe uitgevers
14
identiteit van een ander of anderen, of van de identiteit van hun relaties. Het loskoppelen van de persoon en het probleemverhaal heeft zoals dit wordt beschreven binnen de narratieve theorie een ontschuldigend effect op de persoon. Vaak hebben mensen het idee dat het hun schuld is dat ze problemen hebben (het probleem is onderdeel van hun identiteit). Dit heeft tot het gevolg dat mensen door ondermeer schaamte niet actief wat willen doen om de probleemverhalen te beïnvloeden. In de context van externaliserende gesprekken staat het probleem dan niet meer voor “waarheid” over de identiteit van mensen. Daardoor ontstaan er nieuwe mogelijkheden om het probleem op te lossen. Dit draagt er toe bij dat mensen weer actief worden en daadwerkelijk wat willen gaan doen om hun problemen daadwerkelijk te beïnvloeden. De probleembeschrijvingen hangen vaak samen met maatschappelijke posities en interpretaties. In de effecten van dergelijke dominante maatschappelijke posities komt het politieke of machtsaspect van taal naar voren. Door de gevolgen van de maatschappelijke vertogen te expliciteren, kunnen zich daartegenover beter positioneren. Een voorbeeld hiervan is een persoon met A.D.H.D. wat vaak een duidelijke stempel drukt op mensen waarbij de diagnose wordt gesteld door de maatschappelijke mores. Vaak valt de identiteit van mensen die deze diagnose hebben samen met de A.D.H.D. Bij wijze van spreken, iemand is A.D.H.D. Echter door het van de identiteit los te koppelen, door de A.D.H.D. te vereenzelvigen met een zelfstandig naamwoord krijgt iemand meer ruimte en nieuwe mogelijkheden om invulling te geven aan de weggedrukte verhalen. De nieuwe verhalen hebben een positieve invloed op de identiteitsvorming van desbetreffende persoon. 2. Reauthoriserende gesprekken Met reauthoring gesprekken wordt binnen de narratieve theorie getracht om voorwaarden te creëren om cliënten hoofdauteur te laten zijn van hun gewenste verhalen en om deze verhalen te versterken. De gewenste verhalen hebben een positieve invloed op het welbevinden van de persoon. Dit zou dan mogelijk onderdeel kunnen worden van de identiteit van de persoon. Binnen de narratieve theorie is er aandacht om mensen zelf te laten bedenken en te omschrijven wat de gewenste unieke uitkomst is. Bijvoorbeeld Mieke die er tijdens de gesprekken achter komt dat zij eigenlijk heel creatief is, maar hier niets meer meedoet. Zij komt tot de conclusie dat de oorzaak hiervan is dat zij vaak heeft gefaald voor haar omgeving, omdat haar familie haar kunstuitingen nergens op vonden slaan. Door deze afwijzing van haar creativiteit heeft ze het idee dat ze niet de moeite waard is en is ze heel passief dit is onderdeel geworden van haar identiteit. Mieke wil echter haar creativiteit weer meer op de voorgrond zetten. Binnen de narratieve theorie wordt hier invulling aangegeven door de zogenaamde ’landscape of action’ vragen. Dit zijn vragen die gericht zijn op omstandigheden en situaties, volgorde, tijd en plot. Met ander woorden: vragen omtrent de gedragsmatige factoren van het narratief. Ook wordt er overeenkomstig de narratieve theorie gevraagd hoe de reacties waren van de omgeving van de mensen om op deze manier desbetreffende persoon de stap van idee naar ervaring te laten maken. Een voorbeeld hiervan is Mieke die zichzelf een mislukking noemt, omdat haar broers al zelfstandig wonen en werken. De meeste mensen in haar leven werken en hebben een relatie. Zij woont nog steeds bij haar ouders en komt tot niets. In het kader van de “landscape of action” vragen zou bijvoorbeeld aan haar kunnen worden gevraagd” hoe zien of merken andere mensen in je leven dat creativiteit heel belangrijk voor je is?” Daarna wordt er binnen de narratieve 15
theorie aandacht gevraagd voor een ‘landscape of identity’ vraag. Een dergelijke vraag legt de nadruk op wat de familie en de desbetreffende persoon waardevol vinden in hun leven, hoe zouden ze willen zijn. Binnen de narratieve theorie is het van belang om het gewenste narratief te versterken door omschrijvingen van gedragingen te transformeren naar identiteitsconclusies. Ieder verhaal zegt immers iets over wie wij zijn. Bij Mieke zou de vraag kunnen zijn wat zij belangrijk en waardevol vindt in haar leven. Haar antwoord zou zijn dat ze eigenlijk heel creatief is. Als ze zich creatief voelt dan heeft ze het idee dat ze in het leven staat. Ze is dan vrolijk en bruist van de energie, ze voelt zich dan gewaardeerd. Ze concludeert dat ze van actie en leven houdt. Vervolgens wordt er binnen de narratieve theorie aandacht besteed aan wat voor gedragingen volgen uit die identiteitsconclusies. Met andere woorden op welke manier gaat ze hier gedragsmatig invulling aan geven. In het voorbeeld van Mieke: Zij gaat een opleiding volgen op een kunstacademie. 3
Re-memberings gesprekken Bij re-membering ligt de nadruk op de sociale context en op mensen die voor cliënt van eminent belang zijn geweest in hun leven en daardoor medebepalend zijn voor hun levensverhaal. In het leven staan betekent lid (member) van een levensclub zijn. Het is van belang binnen de narratieve theorie hoe die mensen hebben bijgedragen om het leven van desbetreffende persoon zinvol en betekenisvol te maken en vice versa. Bij rememberinggesprekken gaan niet over passief kijken naar wie er allemaal een rol spelen of hebben gespeeld in iemands leven, maar over het doelbewust nieuwe banden aanknopen met de geschiedenis van iemands relaties met belangrijke figuren en de identiteiten van iemands huidige leven en toekomst. Er zijn vele mogelijkheden voor identificatie van figuren en identiteiten die weer verenigd kunnen worden in het leven van mensen. Deze figuren en identiteiten hoeven overigens geen persoonlijke bekenden te zijn om belangrijk te zijn bij rememberings gesprekken. Ze kunnen bijvoorbeeld ook schrijvers zijn van boeken die iemand belangrijk vindt, of figuren uit films en stripverhalen. Een voorbeeld van een rememberingsgeprek is dat van een vroeg getraumatiseerd meisje dat veel steun heeft ervaren van een buurvrouw. Bij re-memberinggesprekken is het van belang om het meisje te laten kijken vanuit haar visie op deze buurvrouw, maar ook te laten nadenken over hoe desbetreffende buurvrouw over haar heeft gedacht. Op deze manier kan het getraumatiseerde meisje een verhaal ontwikkelen over haar bijdrage aan het leven van deze buurvrouw. Zij had namelijk ook veel betekend voor de buurvrouw. Hierdoor kon ze betekenis toekennen aan aspecten van haar leven die tot dan toe veronachtzaamd had. Dit concluderende heeft dit voor haar de weg geopend om contact te zoeken met andere vrouwen die vroeg in hun jeugd waren getraumatiseerd, omdat ze van mening was dat ze wat kan betekenen voor andere mensen zoals ze ook wat had betekent voor de buurvrouw.
4. Definitionele ceremonies Definitionele ceremonies zijn rituelen die het leven van mensen erkennen en opwaarderen. Ze staan in tegenstelling tot veel rituelen in de hedendaagse cultuur die het leven van mensen beoordelen en degraderen. In dergelijke degraderende rituelen wordt het leven van mensen afgezet tegen de in de samenleving geconstrueerde normen. Daardoor worden mensen vaak afgeschilderd als gebrekkig, incompetent, slordig en vaak mislukt in hun 16
identiteit. Door definitionele ceremonies kunnen mensen hun levensverhaal vertellen of uitbeelden voor een publiek van zorgvuldig uitgekozen getuigen die niet betrokken zijn. Deze buitenstaandergetuigen reageren op hun beurt op deze verhalen met hervertellingen. Echter het is niet hun taak er een waardeoordeel over te geven. Er wordt alleen gesproken wat hun opvalt aan de verhalen, over de beelden die het oproept, over de herkenning die door hun eigen ervaringen wordt opgeroepen en over de wijze waarop het verhaal hen heeft geraakt. In deze zogenaamde hervertellingen wordt weergegeven waar mensen waarde aan hechten in hun leven, op een zeer herkenbare manier en met de nadruk op acceptatie. Daarbij gaan mensen door deze hervertellingen inzien dat hun leven verbonden is met belangrijke gemeenschappelijke thema’s en daardoor kunnen tegenplots gaan ontstaan. Een voorbeeld hiervan is een vrouw die jaren geleden in behandeling was geweest voor anorexia en was genezen. Zij werd uitgenodigd bij een gezin waar de jongste dochter anorexia had. Daarbij was als eerste de vrouw toehoorder van wat het meisje te zeggen had over anorexia en daarna werd er van positie gewisseld. Op deze manier worden verhalen van mensen beïnvloed. Het kan er toe bijdragen dat gemeenschappelijk thema’s in een ander perspectief komen te staan. 5. Scaffolding gesprekken Hiermee bedoelt M. White dat aan mensen wordt gevraagd om mensen op te zoeken die waardering en erkenning zullen hebben voor het gewenste verhaal. Dit draagt er toe bij dat verhalen van de persoon een ruimer gedragen werkelijkheidsbeleving krijgen. Het kan zelfs zo zijn dat deze personen worden uitgenodigd voor een gesprek. Dit is kenmerkend voor de narratieve theorie van M. White. Het gesprek heeft dan een ritueel karakter, wat een opeenvolging is van vertellen, het vertellen van het vertelde en het opnieuw vertellen van het vertelde, zodat zowel de verhalen van de verteller als die van de getuige verbreed en verrijkt worden. Het gevolg hiervan is dat beiden hoofdverteller blijven van hun verhaal en tevens bepalen hoe ze onderdeel van elkaars leefwereld willen vormen. Als mensen deze kloof oversteken tussen aan de ene kant het bekende en vertrouwde, en aan de andere kant het mogelijke, ervaren ze een nieuw gevoel van persoonlijke daadkracht. Ze krijgen het gevoel dat ze hun eigen leven in de hand hebben, dat ze in hun eigen leven kunnen ingrijpen om de koers te wijzingen op grond van de doelen die ze zelf stellen, op basis van hun eigen kennis van het leven en levensvaardigheden. Een voorbeeld hiervan is een drugsverslaafde die na geruime tijd van behandeling was afgekickt en zijn leven weer op orde had. Hij had zelfs een baan in de financiële dienstverlening. Binnen de behandeling wilde hij graag vertellen aan zijn voormalige jeugdvriend hoe het nu met hem was. Zijn jeugdvriend stemde hierin toe. Deze jeugdvriend werd uitgenodigd voor een gesprek. Zowel de exdrugsverslaafde als zijn jeugdvriend konden vertellen hoe ze desbetreffende periode hadden beleefd. Dit af beiden de mogelijkheid om te kijken hoe het mogelijk was om weer invulling te gaan geven aan hun vriendschap.
17
In deze paragraaf zijn de gespreksmethodieken zoals beschreven in het Boek van M. White uitgewerkt. Aan het einde van dit hoofdstuk is het van belang om terug te keren naar probleemstelling en vraagstelling van de thesis. De probleemstelling en vraagstelling van de thesis onderzoekt of de zorgrelatie zoals beschreven binnen de presentietheorie van A. Baart inpasbaar is en zo ja, een amendement is op de narratieve theorie van M. White. De vraag is of de narratieve theorie van M. White ook een bredere toepassing toestaat dan therapie in engere zin. Kenmerkend voor de narratieve theorie van M. White is dat de theorie uitmondt in een therapiemodel dat sterk gestructureerd en duidelijk omschreven is en weinig ruimte laat voor een bredere interpretatie. Ook de therapeutische relatie met zijn relationele kenmerken wordt binnen de narratieve theorie duidelijk omschreven. De relationele kenmerken van de therapeutische relatie binnen de narratieve theorie zijn: functionaliteit, professionaliteit, ongelijkwaardigheid, doelgericht en distantie. Echter deze kenmerken doen geweld aan de basisgedachte van de narratieve theorie, want de narratieve theorie erkent dat er meerdere verhalen en visies naast elkaar mogelijk zijn. Tevens onderkent de narratieve theorie dat er meerdere perspectieven zijn om naar verhalen van mensen te luisteren met betrekking tot de betekenis van verhalen en dat narratieve therapeuten hierbij moeten aansluiten. Tevens wil de narratieve theorie dat mensen hoofdauteur blijven van hun verhaal. Het is in de narratieve theorie van belang om als therapeut aansluiting te zoeken bij mensen en hun verhaal. Het thema hoe aan te sluiten binnen de therapeutische relatie is in de narratieve theorie niet beschreven. Het is dan ook goed om de narratieve theorie te wijzen op de kenmerken en uitgangspunten van de zorgrelatie beschreven in de presentietheorie, omdat aansluiting bij de ander een kenmerk is van de zorgrelatie. De vraag die we nu overhouden is of de zorgrelatie beschreven binnen de presentietheorie inpasbaar is in de sterk gestructureerde theorie van M. White. In hoofdstuk 5 van de thesis wordt beschreven of de zorgrelatie van A. Baart inpasbaar is binnen de narratieve theorie van M. White. 3.3 Conclusies De narratieve theorie draagt er toe bij om personen te laten praten en uitbeelden over problemen die zij ervaren in hun functioneren. Tevens is het van belang om de factoren die de problemen in de hand werken en dus een belemmerende invloed hebben op het welbevinden, zowel over concrete factoren als over bredere contextuele factoren te bespreken. Daarbij is het verhalende en de betekenis van verhalen van eminent belang binnen de narratieve theorie. Het idee hierachter is dat probleemverhalen een deel van de identiteit zijn of worden van mensen. Dit heeft een verschralend effect op het welbevinden van mensen. Het idee van de narratieve theorie is om de probleemverhalen te beïnvloeden door de weggedrukte positieve verhalen meer op de voorgrond te zetten. Dit draagt er toe bij dat betekenissen van verhalen kunnen veranderen en er nieuwe verhalen kunnen ontstaan. Deze nieuwe verhalen hebben een positief effect op de identiteit van mensen. Door de nieuwe verhalen geeft dit mensen de mogelijkheid om daadwerkelijk actief problemen te gaan aanpakken. Mensen nemen hun verantwoordelijkheid voor hun eigen verhalen en willen deze veranderen, zodat de probleemverhalen worden aangepast aan een plot wat positiever is. Om dit te bewerkstelligen maakt de narratieve theorie gebruik van vijf gespreksmethodieken. De gespreksmethodieken dragen er toe bij dat er ruimte wordt gecreëerd om te denken en door te denken over de problemen, de effecten en betekenis hiervan op de identiteit.
18
Hoofdstuk 4 De belangrijkste overeenkomsten en verschillen tussen de narratieve theorie en de presentietheorie Inleiding In hoofdstuk 4 van de thesis zal worden stilgestaan bij de verschillen en overeenkomsten tussen de narratieve theorie van M. White en de presentietheorie van A. Baart. In paragraaf 1 worden de belangrijkste overeenkomsten beschreven. In paragraaf 2 worden de belangrijkste verschillen beschreven. In paragraaf 3 worden enkele conclusies beschreven naar aanleiding van dit hoofdstuk. 4. 1 Wat zijn de belangrijkste overeenkomsten In deze paragraaf worden de overeenkomstige uitgangspunten en kenmerken tussen de narratieve theorie en de presentietheorie beschreven. 4.1.1. Contextgevoeligheid Zowel de presentietheorie als de narratieve theorie hebben als kenmerk om mensen te bezien in hun context. Echter beide theorieën hebben wel twee verschillende opvattingen van context. De narratieve theorie probeert hier invulling aan te geven door middel van de vijf gesprekmethodieken. De vijf gespreksmethodieken proberen duidelijkheid te krijgen in de inbedding van de mens in zijn context. Binnen de narratieve theorie wordt er veelvuldig voor gekozen om belangrijke personen die deelgenoot zijn van de sociale context daadwerkelijk aanwezig te laten zijn binnen de therapeutische omgeving. Deze belangrijke personen worden als hulpbronnen gezien die mensen in therapie kunnen helpen om de probleemverhalen te beïnvloeden. Op deze manier kunnen deze mensen bijdragen aan het ontstaan van nieuwe verhalen wat een positieve invloed heeft op de identiteitsvorming. Binnen de presentietheorie is er aandacht voor de context van mensen. Presentiebeoefenaren proberen hier zelfs deelgenoot te zijn van die leefomgeving. Een kenmerk van de presentietheorie is dat beoefenaren zich ophouden in deze leefomgeving, dat doen narratieve therapeuten niet. Op deze manier proberen de presentiebeoefenaren mensen te zien. Zowel de narratieve theorie als de presentietheorie hechten veel waarde aan het zien van mensen binnen hun sociale context, maar op verschillende wijze geven beiden theorieën hier invulling aan. Beide theorieën onderkennen de verbondenheid van mensen met zijn medemens. 4.1.2. Het zoeken naar de betekenis van verhalen Zowel de presentietheorie als de narratieve theorie hebben als kenmerk dat de verhalen van mensen van belang zijn, waarbij het gaat om de betekenis van die verhalen. Beide theorieën proberen duidelijkheid te verkrijgen wat de betekenissen zijn van de verhalen van mensen. Daarbij is het voor beide theorieën van belang hoe mensen zich verhouden ten opzichte van die verhalen en de betekenis van die verhalen. De presentietheorie wil echter geen interventie voorop zetten. De narratieve theorie echter wel. 4.1.3. Verantwoordelijkheid voor de relatie met de ander Zowel binnen de presentietheorie als binnen de narratieve theorie wordt de relationele spankracht van de presentiebeoefenaar als narratief therapeut verwacht. Van beide wordt verwacht dat zij verantwoordelijkheid nemen voor de invulling van de relatie. Beide theorieën zien de beoefenaar en 19
de therapeut als iemand die voorwaarden scheppend is voor de relatie. Echter de uitgangspunten en kenmerken voor de relatie zijn anders, maar beide theorieën benadrukken de importantie van een goede relatie met de persoon. De kenmerken van de therapeutische relatie binnen de narratieve theorie zijn: functionaliteit, professionaliteit, ongelijkwaardigheid, doelgerichtheid en distantie. Terwijl de kenmerken van de zorgrelatie in de presentietheorie de volgende kenmerken heeft: nabijheid, erkenning, evenwaardigheid, betrokken zijn, troost bieden, belangeloos zijn, aandacht voor het lijden en tragiek, geduld, zorgzaamheid, problemen laten voor wat ze zijn. Binnen de narratieve theorie is de relatie van belang voor de inbedding van de interventie te kunnen bewerkstelligen om de gespreksmethodieken toe te passen om op deze manier personen bij te staan in het verlichten en het oplossen van de ervaren problemen. Binnen de presentietheorie is de relatie van belang om mensen te kunnen zien en bij te staan zonder veroordelend te zijn en verwachtingen te hebben van mensen. In deze paragraaf zijn de overeenkomsten tussen de presentietheorie en de narratieve theorie beschreven. De overeenkomsten liggen vooral in de contextuele gevoeligheid, de betekenis van verhalen en de verantwoordelijkheid voor de zorgrelatie. In de volgende paragraaf wordt beschreven wat de belangrijkste verschillen zijn tussen de presentietheorie en de narratieve theorie. 4.2 Wat zijn de belangrijkste verschillen In deze paragraaf worden de belangrijkste verschillen tussen beide theorieën beschreven. Er wordt in deze paragraaf gebruik gemaakt van subparagrafen. In deze subparagrafen worden de meest uitgesproken kenmerken van de therapeutische relatie binnen de narratieve theorie geplaatst ten opzichte van de meest uitgesproken uitgangspunten van de presentietheorie en kenmerken van de zorgrelatie. Echter voordat de meest uitgesproken kenmerken van beide theorieën met elkaar kunnen worden vergeleken is er een vertaalslag gemaakt van deze kenmerken. De vertaalslag heeft geresulteerd in de kopjes van de subparagrafen. Op deze manier wordt het mogelijk om een vergelijking te maken tussen beide theorieën en aan te tonen wat de belangrijkste verschillen zijn. 4.2.1 De relatie als hulpmiddel (narratieve theorie) versus de relatie als doel in zichzelf (relatiegerichtheid/presentie). Een belangrijk uitgangspunt in de narratieve theorie is dat de therapeutische relatie wordt gezien als hulpmiddel met als doel verandering. Er moet namelijk iets worden verholpen wat faalt. De relatie draagt er toe bij dat het mogelijk wordt om interventies te doen met als doel verandering en uiteindelijk aanpassing van de identiteit van de persoon. Het bewerkstellingen van verandering is kenmerkend zijn voor de narratieve theorie en de klinische praktijk van narratieve therapeuten. De (therapeutische) relatie draagt er toe bij om mensen hun problemen te laten exploreren en van hieruit situaties en betekenissen te beïnvloeden en te veranderen. Dit staat tegenover de presentietheorie die de (zorg)relatie als doel in zich zelf ziet (relatiegerichtheid). Het gaat er in de zorgrelatie om dat mensen worden bijgestaan en dat je als presentiebeoefenaar betrokken bent bij het wel en wee van mensen. Het gaat om zich op elkaar af te stemmen. De presentiebenadering heeft geen vaststaande bedoelingen en doelstellingen die door andere zijn bedacht zoals binnen de narratieve theorie. Doelen liggen niet van te voren vast. Er is sprake van een doelrichting binnen de presentietheorie. Er kan wel, maar hoeft niet perse interventie plaats te vinden. Indien wel, dan op de presentie manier. Daarbij wordt vanuit de presentietheorie wel aandacht besteed aan handelen.
20
De noodzaak van het handelen wordt als volgt beschreven: er wordt gedaan wat gedaan kan worden, maar dit is niet expliciet de doelstelling van het contact. 4.2.2 Distantie versus nabijheid binnen de relatie Binnen de narratieve theorie wordt de (therapeutische) relatie gekenmerkt door onder andere distantie, professionaliteit en functionaliteit. Door middel van de afstandelijke positie kan de narratieve therapeut binnen de therapeutische relatie gestructureerd, methodisch en wel doordacht interventies doen. De distantie is tevens van belang om de gespreksmethodieken op de juiste manier toe te passen. Tevens draagt de positie van afstand van de behandelaar er toe bij dat hij/zij minder kwetsbaar is binnen de therapeutische relatie. De presentietheorie heeft een andere kijk op distantie binnen de zorgrelatie. De presentietheorie neemt als uitgangspunt dat wie in relatie staat ook geraakt kan worden door mensen in zijn omgeving. De presentiebeoefenaar is hierdoor ook meer kwetsbaar. De presentiebeoefenaar is dan ook meer persoonlijk als professional. Hierdoor neemt hij meer een positie van nabijheid in, waarbij de belangen van de mensen voor aan staan ten opzichte van de verwachtingen en wensen van de presentiebeoefenaar. Ondanks dat binnen de zorgrelatie binnen de presentietheorie de belangen van de ander op de voorgrond staan is het van belang dat de presentiebeoefenaar ook voor zich zelf zorgt. 4.2.3. Ongelijkheid versus evenwaardigheid Binnen de narratieve theorie is er geen sprake van gelijkwaardigheid tussen therapeut en cliënt binnen de (therapeutische) relatie. De therapeut wordt als deskundige professional gezien mede door de cliënt. Dit geeft hem autoriteit en is de therapeut is vooral bepalend wat er moet gebeuren binnen de therapeutische relatie. Hierdoor is zijn machtspositie groter dan die van de persoon in zijn kamer. De zorgrelatie binnen de presentietheorie is gebaseerd op evenwaardigheid. Fundamenteel is dat de ene mens niet beter of meer is dan de ander. Het gaat om afstemming tussen de presentiebeoefenaar en de persoon. De zorgrelatie binnen de presentietheorie probeert zaken te beïnvloeden en bij te schaven, maar de evenwaardigheid is van groter belang. Tevens zijn de presentiebeoefenaar als de persoon wederzijds verantwoordelijk met betrekking tot de invulling van de zorgrelatie. Er is dan ook sprake van wederkerigheid binnen de zorgrelatie beschreven binnen de presentietheorie. 4.2.4. Doelgerichtheid versus betrokken zijn Binnen de narratieve theorie is er sprake van doelgerichtheid. Je probeert een probleem te verhelpen en op te lossen. Binnen de narratieve theorie is er sprake van oorzaak gevolg denken binnen een rationeel technisch kader. Met andere woorden een probleem moet worden opgelost. Mocht het probleem niet worden opgelost dan wordt dit als falen gezien vanuit de narratieve theorie. Binnen de presentietheorie gaat het om betrokken te zijn, waarbij een oplossing niet altijd voorhanden hoeft te zijn. Het kan zelfs zijn dat er geen oplossing is. Het doel van de presentietheorie is dan ook niet om opzoek te gaan naar problemen, maar is meer gericht op het zich verhouden tot het leven en waar mogelijk eventuele problemen met elkaar te bespreken. Binnen de zorgrelatie wordt het lijden en falen niet veroordeeld, maar betrokkenen durven dit ook onder ogen te zien en delen het lijden met de ander. Het is van belang om in relatie te staan met de ander en de erkenning van die ander zonder hem af te wijzen.
21
4.2.5. Beweging, plaats en tijd in de narratieve theorie en de presentietheorie De presentiebeoefenaar volgt de ander. Het is dus niet zo dat mensen naar de presentiebeoefenaar moeten komen. De presentiebeoefenaar heeft geen kantoor en werkt niet volgens een vooropgezet spreekuur, maar is wel bereikbaar. De presentiebeoefenaar houdt zich op in de leefomgeving van mensen. Hierdoor is hij/zij makkelijk aanspreekbaar. Er is sprake van vaak langdurige contacten, de werkomstandigheden zijn onvoorspelbaar. Soms moet iets snel gebeuren en soms moeten zaken vertraagd worden. Binnen de narratieve theorie is een voorwaarden dat mensen naar de therapeut toe gaan binnen een instelling op afgesproken tijden. Er wordt gewerkt met een voor opgezette therapeutische structuur. Tevens wordt er binnen de narratieve theorie gewerkt met gesprekmethodieken die van te voren al vaststaan. Tevens worden er afspraken gemaakt hoeveel therapeutische gesprekken er gaan plaatsvinden. Het is van belang dat de persoon zich voegt naar de structuur en uitgangspunten van de narratieve theorie. 4.2.6. Ruimte en begrenzing in de narratieve theorie en de presentietheorie De presentiebeoefenaar is niet aanspreekbaar op een soort probleem. Tevens is er geen afbakening van de probleemgebieden waarop de presentiebeoefenaar aanspreekbaar is. Criteria van de presentiebeoefenaar zijn openheid, domeinoverschrijding, brede inzetbaarheid en de mens zien in zijn geheel. De presentiebeoefenaar is specialist in het ongespecialiseerde. Dit staat tegenover de narratieve theorie, waarbij het van belang is om een duidelijk afbakening te bewerkstelligen. Het is van belang om een duidelijke hulpvraag te formuleren, waarbij alleen het probleem wordt gezien en niet de mens in zijn geheel. Er wordt alleen gekeken naar het falende deel. Bij de narratieve therapeut kan je niet met elk probleem terecht en is dus niet op alles aanspreekbaar. Er is sprake van een specialisme in het kader van (gezins)problematiek. Er zijn veel verschillen tussen de narratieve theorie en de presentietheorie. Echter er zijn er ook enkele overeenkomsten en raakvlakken te benoemen, zoals de contextgevoeligheid, de betekenis van verhalen en de verantwoordelijkheid voor de (zorg)relatie. De probleemstelling en vraagstelling van de thesis is of de zorgrelatie van A. Baart beschreven binnen de presentietheorie inpasbaar is binnen de narratieve theorie en zo ja hoe dan? Beide theorieën onderschrijven het belang van een goede relatie met mensen. Mogelijk zouden de specifieke kenmerken van de zorgrelatie beschreven binnen de presentietheorie van A. Baart kunnen bijdragen aan de verbetering van de therapeutische relatie binnen de narratieve theorie. De narratieve theorie zou zich kunnen inleven in de kenmerken en uitgangspunten van de zorgrelatie beschreven binnen de presentietheorie. De nadruk zou dan moeten komen te liggen op de basiselementen van de zorgrelatie in de presentietheorie zoaIs: troost bieden, belangeloos zijn, aandacht voor het lijden en tragiek, geduld, zorgzaamheid en problemen mogen laten voor wat ze zijn. Deze basis elementen, kenmerken en uitgangspunten gaan ook niet helemaal voorbij aan de narratieve theorie met betrekking tot de therapeutische relatie. Beide theorieën lijken elkaar niet uit te sluiten met betrekking tot de relatie en het aansluiten bij mensen. Derhalve zouden de basiselementen van de zorgrelatie beschreven binnen de presentietheorie inpasbaar kunnen zijn binnen de therapeutische relatie van de narratieve theorie. In hoofdstuk 5 zal worden beschreven in hoeverre beide benaderingen met elkaar verbonden kunnen worden.
22
4.3 Conclusies Terugkijkende op dit hoofdstuk kan worden gesteld dat de verschillen tussen beiden theorieën groter zijn dan de overeenkomsten. Deze uitspraak wordt gedaan op grond van de bevindingen beschreven in dit hoofdstuk en de overige hoofdstukken van deze thesis. Echter dit wil niet zeggen dat er geen andere interpretaties mogelijk zijn. De overeenkomsten tussen beiden theorieën zijn hoe er naar sociale contexten wordt gekeken en de betekenissen van verhalen en vooral bij de verantwoordelijkheid voor de relatie met mensen. Beide theorieën onderschrijven het belang van een goede relatie met mensen en het aansluiten bij mensen. De narratieve theorie onderschrijft het belang van een goede relatie om de interventies te kunnen doen die van belang worden geacht binnen de narratieve theorie. De presentietheorie hecht belang aan relaties met mensen om ze bij te kunnen staan zonder veroordelend te zijn. Met betrekking tot de relatie met mensen sluit de narratieve theorie de presentietheorie niet uit.
23
Hoofdstuk 5 Kunnen de beide benaderingen met elkaar verbonden worden, in hoeverre wel en in hoeverre niet? In dit hoofdstuk zal worden beschreven of de zorgrelatie beschreven binnen de presentietheorie inpasbaar is of een amendement is op de narratieve theorie. In paragraaf 1 wordt beschreven of beiden benaderingen met elkaar verbonden kunnen worden. In paragraaf 2 zal worden beschreven in hoeverre beide benaderingen wel met elkaar verbonden kunnen worden. In paragraaf 3 zal worden beschreven in hoeverre beide benaderingen niet met elkaar verbonden kunnen worden. In paragraaf 4 volgen enkele conclusies. 5.1 Kunnen beiden benaderingen met elkaar verbonden worden. Beide benaderingen hebben een andere achtergrond, doelstellingen en ontstaansgeschiedenis. De narratieve theorie heeft zijn grondbeginselen binnen het zogenaamde interventionisme. De interventies binnen de narratieve theorie worden gezien als helpend en probleemoplossend. Men probeert binnen de narratieve theorie door middel van gericht en doelmatig handelen problemen op te lossen. De narratieve theorie past binnen het rationeel technische kader van denken over zorg en hulpverlening. De presentietheorie heeft als doelstelling om mensen nabij te blijven zonder meteen te interveniëren. De zorgrelatie beschreven in de presentietheorie legt de nadruk op het nabij blijven en aansluiten, dat is van grotere waarden dan het oplossen van problemen. Al sluit de presentietheorie het oplossen van problemen niet uit. De narratieve theorie heeft zijn wortels in de therapeutische praktijk. Terwijl de presentietheorie zijn “roots” heeft in het werken in achterstandswijken. Het is dan ook niet mogelijk dat de presentietheorie in zijn totaliteit wordt geïntegreerd binnen de narratieve theorie, maar dat betekent nog niet dat sommige kenmerken van de zorgrelatie beschreven in de presentietheorie geen amendement kunnen zijn op de narratieve theorie. Beide theorieën hechten belang aan een goede relatie en het aansluiten bij mensen. Hier is sprake van verbondenheid en raakvlakken tussen beide theorieën, ondanks dat doelstellingen van de relatie met mensen anders is tussen beide theorieën. Ondanks de raakvlakken moet ook worden onderkend dat door de verschillende doelstellingen van beide theorieën niet alle facetten van de zorgrelatie beschreven in de presentietheorie geïntegreerd kunnen worden in de therapeutische relatie van de narratieve theorie en dus niet met elkaar verbonden kunnen worden. Van belang is te onderkennen dat de presentiebeoefenaar zelf in de relatie staat en dus niet als technicus, terwijl de narratieve therapeut minder zichzelf inzet in de therapeutische relatie en meer de nadruk legt op het rationeel technische elementen van de gespreksmethodieken. Er is dus geen sprake van een vloeiende aanvulling van beide theorieën op elkaar, maar volgens Baart sluit de presentietheorie andere hulpverleningsstrategieën niet uit. Ook heeft Baart niets tegen interventionisme, alleen als het wordt gezien als enige manier van hulpverlening die er toe doet. Dit geeft mogelijkheden om de presentietheorie te verbinden met de narratieve theorie. Ook de narratieve theorie sluit andere hulpverleningstrategieën niet uit, ondanks zijn grote gestructureerdheid. De narratieve theorie onderkent dat er meerdere perspectieven zijn om naar verhalen van mensen te luisteren met betrekking tot de betekenis van de verhalen. Daarnaast heeft de narratieve theorie als kenmerk en uitgangspunt dat mensen zelf hoofdauteur blijven van hun verhaal en de betekenis hiervan. Dit heeft invloed hoe er met mensen dient te worden omgegaan binnen de narratieve theorie. Het is binnen de narratieve theorie dan ook van belang om aansluiting te zoeken bij de verhalen van mensen. Hoe aan te sluiten bij de ander binnen de therapeutische relatie is in de narratieve theorie niet helder 24
beschreven. Dit hiaat binnen de narratieve theorie geeft mogelijkheden om de narratieve theorie te verbinden met de presentietheorie, omdat aansluiting een kenmerk is van de zorgrelatie beschreven in de presentietheorie. De zorgrelatie beschreven in de presentietheorie zou derhalve een amendement kunnen zijn op de therapeutische relatie binnen de narratieve theorie. Het is dan ook goed om de narratieve theorie te wijzen op de kenmerken en uitgangspunten van de zorgrelatie beschreven binnen de presentietheorie. De kenmerken van de zorgrelatie beschreven binnen de presentietheorie zouden een aanvulling kunnen zijn op de therapeutische relatie binnen de narratieve theorie om op deze manier beter te kunnen aansluiten bij de verhalen van mensen. Dit zou kunnen bijdragen om binnen de narratieve theorie na te denken en te heroverwegen over wat nu daadwerkelijk het doel is van de therapeutische relatie. Er zou op deze manier sprake kunnen zijn van kenmerken van presentie met betrekking tot het aansluiten bij mensen in de therapeutische relatie van de narratieve theorie. 5.2 In hoeverre kunnen beiden benaderingen wel met elkaar verbonden worden. Zoals in de vorige paragraaf beschreven achten zowel de narratieve theorie en de presentietheorie de relatie met mensen van eminent belang. Op basis van het thema relationaliteit kunnen beiden benaderingen voorzichtig met elkaar verbonden worden. Zowel de presentietheorie en de narratieve theorie achten het van belang om aan te sluiten bij de ander. Echter binnen de narratieve theorie is niet beschreven hoe binnen de therapeutische relatie invulling te geven aan het thema aansluiting bij de ander. De zorgrelatie beschreven binnen de presentietheorie heeft wel enkele kenmerken beschreven hoe aan te sluiten bij mensen. De kenmerken van de zorgrelatie beschreven binnen de presentietheorie kunnen dan ook een amendement zijn op de therapeutische relatie binnen de narratieve theorie. De basiscompetenties van de zorgrelatie zijn: troost bieden, belangeloos zijn, aandacht voor het lijden en tragiek, geduld, zorgzaamheid, problemen mogen laten voor wat ze zijn. Wat specifieker de geformuleerd naar de zorgrelatie is dat de zorgrelatie een doel in zichzelf is. De zorgrelatie is een zorgzame en betrokken reactie op wat al heel lang niet goed gaat. Daarbij is er een andere kijk op distantie. Wie in de relatie staat blijft niet buitenschot, maar laat zich raken. Je durft als presentiebeoefenaar persoonlijk te zijn. De zorgrelatie is gebaseerd op evenwaardigheid. De basiscompetenties van de zorgrelatie zouden kunnen bijdragen in de verdere ontwikkeling van de therapeutische relatie binnen de narratieve theorie, waarbij de narratieve therapeut beter kan aansluiten bij mensen. Het zou zelfs zo kunnen zijn dat de grondbeginselen van de zorgrelatie een positieve bijdragen kunnen leveren aan de doelstellingen van de narratieve theorie. Als er zoiets van een amendement zou zijn, zou er sprake zijn van een therapeutische presentie binnen de therapeutische relatie binnen de narratieve theorie. Hoe zou dergelijke therapeutische presentie er dan uitzien als de basiscompetenties van de zorgrelatie worden verweven binnen de therapeutische relatie in de narratieve theorie? De therapeutische presentie binnen de therapeutische relatie zou dan als volgt kunnen worden beschreven: Het zich volledig op het moment richten en zich ontvankelijk opstellen voor de diepgang van de ervaringen en de verhalen van de ander. Dit kan de narratieve therapeut helpen om meer emphatisch verbonden en oprecht te zijn. Door het ontvankelijk opstellen is er sprake van betrokkenheid bij de ander en vice versa. Hierdoor ontstaat er meer contact met de eigen innerlijke ervaring van het zijn met de cliënt, om volledig en op verschillende niveaus present te zijn, zowel fysiek, emotioneel, cognitief als spiritueel. Dit zou de nabijheid en aansluiting binnen de therapeutische relatie in de narratieve theorie bevorderen. Therapeutische presentie betekent ook dat je geaard bent in je eigen zelf als narratieve therapeut, en tegelijkertijd open en ontvankelijk voor de verbale en lichamelijke expressie van de momentane 25
ervaringen van de cliënt. Je kunt als narratieve therapeut dus geraakt worden in het contact. Daarnaast is er sprake van wisselwerking binnen de therapeutische relatie, waarbij zowel de narratieve therapeut als de cliënt invulling geven aan de therapeutische relatie op basis van wederkerigheid en evenwaardigheid. Op deze manier kunnen deze kenmerken van de zorgrelatie beschreven in de presentietheorie een bevorderende werking hebben op de therapeutische relatie van de narratieve theorie en op deze manier een bijdragen leveren om mensen te helpen zich open en veilig te voelen om zo hun innerlijke wereld en hun narratieve te onderzoeken. Presentie binnen de therapeutische relatie in de narratieve theorie is niet in een sessie te bewerkstelligen, maar er kunnen op deze manier stappen worden gemaakt om de kans daarop zo groot mogelijk te maken. Gevolg is dat er sprake moet zijn van meer langdurige therapeutische contacten binnen de narratieve theorie om dit te bewerkstelligen. Het ontwikkelen van therapeutische presentie houdt ook in dat eventuele hindernissen voor het volledig aanwezig zijn zoals stress, zelfverwaarlozing, onopgeloste zaken of moeilijke emotie, worden weggenomen. Het wegnemen van deze hindernissen kost enige tijd. Door rekening te houden met deze hindernissen( die mogen er gewoon zijn) en niet meteen in de valkuil te stappen van het interveniëren en handelen zouden dergelijke themata meer inzichtelijk worden. Als deze hindernissen meer inzichtelijk zouden zijn zou dit kunnen bijdragen aan de duidelijke definiëring van de problematiek in de probleemverhalen. Met andere woorden er zou sprake zijn van een beter geformuleerde hulpvaag die rekening houdt met deze factoren. Als de hulpvraag duidelijk is geformuleerd kan er daadwerkelijk doelgerichter worden geïnverteerd door middel van de gesprekmethodieken beschreven binnen de narratieve theorie. Hierdoor zouden er betere interventies kunnen plaatsvinden en de doelstelling van de behandeling beter kunnen worden gewaarborgd. Dit zou de narratieve theorie met zijn duidelijk omschreven interventies mogelijk effectiever maken. 5.3 In hoeverre kunnen beide benaderingen niet met elkaar verbonden worden Zoals al eerder gezegd in de vorige paragraaf kan de presentietheorie niet in zijn totaliteit worden geïntegreerd binnen de narratieve theorie. Er is niet direct sprake van een grote tegenstelling tussen beide theorieën evenmin, is er sprake van vloeiende aanvulling op elkaar. De methodische kenmerken beschreven binnen de presentietheorie zijn niet allemaal inpasbaar binnen de narratieve theorie. Er valt te denken aan de methodische kernmerken beweging in plaats en tijd en ruimte en begrenzing. Deze methodische kenmerken zouden te veel botsen met de machtposities van instellingen en tegen de structuren van de huidige therapeutische praktijk. Met betrekking tot het methodisch kenmerk beweging, plaats en tijd zoals beschreven binnen de presentietheorie is niet inpasbaar binnen de structuur van de narratieve theorie. De narratieve theorie werkt plaatsgebonden vanuit een instelling. Het is een voorwaarden voor mensen zich te vervoegen bij desbetreffende instelling. Vaak ook via een verwijzing. Mensen moeten uit hun leefomgeving stappen om aanspraak te maken op behandeling. Het is dan ook niet zo dat narratieve therapeuten zich gaan ophouden binnen de woonomgeving van zijn cliënten. Het tweede methodisch kenmerk is ruimte en begrenzing. De presentietheorie spreekt van een specialisatie van het ongespecialiseerde. Voor de narratieve theorie is dit niet mogelijk. Binnen de narratieve theorie is het wel van belang om te komen tot een duidelijke afbakening van de hulpvraag, waarbij alleen het probleem wordt gezien en niet de mens in zijn geheel. Er wordt alleen gekeken naar hetgeen wat niet goed werkt. Bij de narratieve therapeut kan je niet met alle problemen terecht. Alleen als er sprake is gezinsproblematiek die moet worden verholpen. Daarnaast zijn er nog enkele gevaren met betrekking tot het handelen binnen de narratieve theorie als er te veel kenmerken van de 26
presentietheorie zouden worden geïntegreerd binnen de narratieve theorie. Het is namelijk van belang om binnen de narratieve theorie de kenmerken van de therapeutische relatie voor ogen te houden zoals distantie, doelgerichtheid enz. Deze kernmerken loslaten heeft consequenties voor de doelmatigheid van gespreksmethodieken beschreven binnen de narratieve theorie. Een voorbeeld is dat er binnen de narratieve theorie een mate van distantie moet zijn. Het gevaar van de kenmerken van de presentietheorie zou zijn dat er te veel sprake zijn van verpersoonlijking en nabijheid. Dit zou negatief kunnen werken binnen de narratieve theorie, omdat enige distantie noodzakelijk is om op een goede manier de interventies gelinieerd aan de narratieve theorie te kunnen uitvoeren. Ook is het van belang om binnen de narratieve theorie zicht te houden op de machtspositie die je bent als narratieve therapeut. Het is belang om enige autoriteit te hebben, omdat je wordt gezien als deskundige. Tevens ben jij als narratieve therapeut verantwoordelijk voor het goed uitvoeren van de gesprekmethodieken en interventies. Als narratieve therapeut ben jij hier verantwoordelijk voor. Gerelateerd aan de gesprekmethodieken binnen de narratieve theorie heb je die machtspositie ook nodig. De presentietheorie theorie echter legt de nadruk op evenwaardigheid. Als dit het uitgangspunt zou zijn van de therapeutische relatie binnen de narratieve theorie zou het doen van interventies naar de achtergrond verdwijnen en de uitgangspunten van de narratieve theorie verloochenen. Ook een gevaar van de presentietheorie is dat je te veel ingezogen zou kunnen raken in de leefwereld van mensen. Het te veel ingezogen raken zou gevolgen kunnen hebben voor de narratieve theorie. Het zou tot gevolg kunnen hebben dat je als narratieve therapeut niet meer vrij bent en te veel gecommitteerd aan mensen. Dit zou ten kosten kunnen gaan van de therapeutische interventies en doelgerichtheid van de narratieve theorie. Nu terugkomende op de probleem en vraagstelling kan worden geconcludeerd dat de kenmerken van de zorgrelatie beschreven binnen de presentietheorie een amendement kunnen zijn op de narratieve theorie. Vooral de basiscompetenties van de zorgrelatie beschreven binnen de presentietheorie met betrekking tot het thema aansluiten bij mensen is een amendement op de therapeutische relatie in de narratieve theorie zoals beschreven in paragraaf 5.2. In de narratieve theorie staat niets beschreven hoe in de therapeutische relatie aan te sluiten bij mensen. Het zou de narratieve therapeut kunnen helpen om door middel van aansluiten bij mensen beter te kunnen luisteren naar de verhalen van mensen en wat de betekenis van die verhalen zijn. Als dit duidelijk is zou het bevorderlijk zijn voor het formuleren van een goede afgebakende hulpvraag. Door het beter kunnen formuleren van de hulpvraag en hierop af te stemmen zouden vanuit de narratieve theorie gezien doelmatiger kunnen worden gehandeld op de problemen van mensen te kunnen oplossen. Ook kunnen de gespreksmethodieken van de narratieve theorie mogelijk meer doelmatig en effectiever worden gebruikt dit zou een meerwaarde zijn voor de narratieve theorie. Voor de narratieve theorie is het van belang oog te hebben voor de aanpak en zorgrelatie beschreven binnen de presentietheorie. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat beiden theorieën een totaal andere achtergrond hebben en daardoor ook ver van elkaar staan en elkaar op veel themata uitsluiten zoals beschreven in paragraaf 5.2. Tevens herbergt de presentietheorie enkele gevaren in zich voor de doelmatigheid van de narratieve theorie. Voor de narratieve therapeut is het van belang om deze te onderkennen, zodat hij/zij niet te veel ingezogen raakt, want dit zo gevolgen kunnen hebben op de effectiviteit van de gesprekmethodieken. Het is dan ook van belang voor de narratieve therapeut om trouw te blijven aan de eigen beroepsidentiteit, maar dient wel zicht te houden op de basiscompetenties van de zorgrelatie beschreven in de presentietheorie. Je zult als narratieve therapeut moeten blijven laveren tussen beiden theorieën. 27
5.4 Conclusies Het zijn twee verschillende theorieën. Met een totale andere achtergrond en ontstaansgeschiedenis. Echter beide theorieën sluiten elkaar niet uit met betrekking tot het thema relationaliteit. Met betrekking tot het in relatie staan met mensen is de zorgrelatie beschreven binnen de presentietheorie een amendement op de therapeutische relatie binnen de narratieve theorie. Het zou kunnen bijdragen aan de effectiviteit en doelmatigheid van de narratieve theorie. Het is van belang om hier te blijven laveren en te zoeken naar de beste balans met betrekking tot in relatie staan met de ander.
28
Bibliografie
Baart, A (2006). Een theorie van presentie. Den Haag: uitgeverij LEMMA BV
Baart, A (2007). Kwetsbaar, maar niet alleen kwetsbaar. Den Bosch: Actioma
Baart, A & M. Grypdonck (2008). Verpleegkunde en presentie. Den haag: uitgeverij LEMMA BV
Savenije, A, Van Lawick, M.J., Reijmers, E.T.M. et al. (2008). Handboek systeemtherapie. Utrecht: uitgeverij de tijdstroom
Van Heijst, A (2008) Menslievende zorg. Kampen: Uitgeverij Klement
White, M (2009). Narratieve therapie in de praktijk. Amsterdam: Hogrefe Uitgevers
29