De Omslag: Preventie, welzijn en zorg samen sterk Sociaal en medisch domein lokaal beter verbonden Op weg naar een actieplan
18 april 2013 Anita Peters en Aletta Winsemius (MOVISIE) Anja Koornstra (GGD Nederland) Jorien Bakx, CBO Marijke Mootz
1. Aanleiding Het stimuleren van redzaamheid en participatie én het tegengaan van fragmentatie, en daarmee ineffectiviteit en inefficiëntie, vinden we terug in tal van beleidsbewegingen. Nota’s, wetswijzigingen, transities, decentralisaties, op verschillende beleidsterreinen wordt dezelfde verandering gepropageerd: zorg dichterbij de burger, minder specialistische (dure) zorg, meer onderlinge hulp, zelfredzaamheid en laagdrempelige (goedkope) zorg. We vinden deze gedachten onder meer terug in de Wmo, de beperking van de AWBZ, de decentralisatie van de jeugdzorg, de ontwerpwet Werken naar Vermogen, het gezondheidsbeleid zoals verwoord in de nota Gezondheid nabij, de herinrichting van het ‘zorglandschap’. Zoveel overeenkomsten als er zijn in het beleid, zo moeilijk blijkt het in de praktijk om de gewenste omslag te maken. In de verschillende sectoren worden tal van ondersteuningsprogramma’s uitgevoerd, bijeenkomsten georganiseerd, publicaties geschreven. Dat alles met hetzelfde doel: zorg dichterbij de burger en een grotere verantwoordelijkheid van de burger voor zijn of haar eigen leven. Alleen al het feit dat in verschillende sectoren dezelfde beweging wordt nagestreefd, roept de vraag op hoe verbindingen kunnen worden gelegd. Belangrijker is echter dat de verandering vereist dat het aanbod van zorg en ondersteuning nauwer aansluit bij de wensen, behoeften en mogelijkheden van burgers, kwetsbaar of vitaal, gezond of ongezond. Denken en handelen vanuit de leefwereld van burgers vraagt van professionals, vrijwilligers en beleidsmakers dat over de grenzen van de eigen sector heen wordt gekeken, dat verbindingen worden gelegd. Want het leven van mensen is niet opgedeeld in hokjes als wonen, zorg, opvoeding, werk, sport, etc.
Casus Tim, 20 jaar, schoolverlater, woont op kamers. Heeft geen bezigheden behalve computerspelletjes. Ouders hebben geen opleiding afgerond en onregelmatig werk. Moeder is chronisch ziek en heeft hulp in de huishouding. Jongere broer en halfzus zitten nog op school en spijbelen veel. Werk en inkomen Tim doet een beroep op de gemeente voor inkomen. Een aantal baantjes zijn al misgelopen door niet opdagen. De gemeente schakelt een jongerenwerker in. Deze heeft de opdracht Tim te helpen werk te vinden. Een jongerenwerker regelt een gemeentelijke uitkering om te voorkomen dat Tim op straat belandt. Na 6 maanden heeft Tim nog steeds geen werk. Een jobcoach wordt betrokken. Alles gericht op werk.
1
Huisvesting Omdat werk niet lukt door niet opdagen wordt uitkering gekort. Schulden ontstaan bij de verhuurder en bij de ziektekostenverzekeraar. Tim dreigt uit zijn kamer te worden gezet. Ouders kunnen Tim niet opvangen: er is geen ruimte in huis en Tim zou dan recht op uitkering kwijtraken. Gezondheid Tim toont na enkele maanden verschijnselen van verslaving aan blowen en computer. Dagritme is weg, obesitas. Ontwikkelt een angststoornis. Uiteindelijk belandt Tim bij de huisarts omdat hij een abces heeft. Huisarts constateert dat Tim er onverzorgd uitziet en stuurt hem door naar psychiatrie. Tim krijgt therapie voor angststoornis, moet worden opgenomen vanwege de ernstige multiproblematiek die is ontstaan. Paniek in het gezin is groot. Moeder voelt zich schuldig en de situatie verergert haar gezondheidsklachten; jongere kinderen glijden verder af qua schoolprestaties en sociale contacten. Conclusie: Tim is slecht geholpen, te laat, te gefragmenteerd vanuit de verschillende levensdomeinen in plaats van het geheel beschouwend. Dure zorg nodig om de jongere weer op weg te helpen. De koppeling tussen de problemen van de jongere en zijn familie wordt niet gelegd. In gemeenten zien we momenteel steeds vaker dat de verbinding gelegd wordt tussen de beleidsterreinen van maatschappelijke ondersteuning, zorg, wonen, arbeid en inkomen. De relatie met gezondheid wordt vaak nog niet gelegd. Deze constatering vormde de aanleiding voor dit notitie.
2. Achtergrond: beleidsontwikkelingen in diverse sectoren Nederland bevindt zich, evenals veel andere Europese landen, in een ontwikkeling van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving. De Wet maatschappelijke ondersteuning, ingevoerd 1 per 1 januari 2007, is te beschouwen als een vehikel voor deze verandering. Sinds de komst van de Wmo heeft de Rijksoverheid de verandering verder vorm en inhoud gegeven met diverse beleidsplannen en -maatregelen. De meest recente zijn de voorgenomen verdere inperking van de AWBZ, de decentralisatie van de jeugdzorg en de contouren van de Wet werken naar vermogen. Al deze voornemens zijn gericht op een paradigmawisseling bij burgers, cliënten, professionals en managers van aanbieders van zorg en maatschappelijke ondersteuning, en bij gemeenten. Burgers worden geacht zoveel als mogelijk redzaam te zijn, ook als zij problemen ervaren. In dat geval zoeken zij zelf oplossingen om hun redzaamheid te behouden. Zorg en ondersteuning vinden allereerst plaats e in de 0 lijn (burgers, cliënten zelf en hun eigen netwerk, vrijwilligersorganisaties). Pas dan komen professionals (zorg- en sociale professionals) in beeld waarvan verwacht wordt dat ze zorg en e ondersteuning zoveel als mogelijk onderbrengen bij de 0 lijn. De Wmo is zo niet alleen een ondersteuningswet, maar ook een participatiewet en, evenals de Wpg, 2 een preventiewet. Uit onderzoek weten we dat gezondheid en participatie nauw met elkaar samenhangen. Zo kan het ontbreken van een baan de gezondheid nadelig beïnvloeden en kan het (weer) aan het werk zijn juist een remedie zijn voor gezondheidsklachten. Ook het doen van vrijwilligerswerk, of het deel uitmaken van een netwerk draagt positief bij aan gezondheid.
1 2
VWS, 2012. RIVM, VTV (2010). Gezondheid en determinanten. Deelrapport van de VTV 2010 Van gezond naar beter, Bilthoven. S.E. Kooiker (2011). 'Nederlanders aan het woord over gezondheid en gezond leven'. Achtergrondrapport bij de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010. Van gezond naar beter. Gezamenlijke uitgave SCP/RIVM, Bilthoven.
2
De AWBZ wordt mogelijk nog verder ingeperkt tot langdurige intramurale zorg, waarbij de overige onderdelen van de wet deels worden overgeheveld naar de Wmo, zoals ook al het voornemen is rond de begeleidingstaak van de AWBZ, en/of naar de Zorgverzekeringswet. Deze ontwikkelingen zullen de verbinding tussen zorg en participatie nog verder versterken. Ook binnen de Zorgverzekeringswet zijn plannen om de kosten te beheersen waarbij een aantal partijen uitgaat van eenzelfde visie als bij de Wmo: mensen moeten eerst proberen zelf oplossingen te vinden. Dit zou bereikt moeten worden door beperkingen in het basispakket en de invoering van hoge eigen bijdragen. De zorgverzekering zou dan vooral voor onbetaalbare zorg bedoeld zijn, en voor het opvangen van onvoorziene zorgkosten. Een andere denkwijze om beperking van de zorgkosten te bereiken is om via het opnieuw inrichten e van het zorglandschap het beroep op dure zorg te voorkomen: de financiële scheiding tussen 1 en e e 2 lijn zorg maakt het nu onaantrekkelijk voor partijen om taken te verschuiven uit de 2 lijn naar de e e goedkopere 1 lijn. Bovendien zit de 1 lijn al vol met werk en is dan ook een verdere verschuiving e e e nodig: van 1 lijn zorg naar 1 lijn welzijn en als het kan ook door naar de 0 lijn. Daarom ontstaan steeds meer ideeën om te komen tot een gezamenlijke bekostiging vanuit (delen van de) ZVW, AWBZ, Wmo en Wpg om preventie en ondersteuning geïntegreerd in te kunnen zetten om latere zorgkosten te voorkomen. Voor de lokaal georganiseerde zorg hebben gemeenten een belangrijke rol in het leggen van de verbinding. De toekomstvisie op publieke gezondheid van de VNG schetst vier hoofdfuncties voor gemeenten: 1. Maatschappelijk georiënteerde zorg 2. Medisch georiënteerde zorg 3. Samenwerking bij crisis- en calamiteitenbeheersing 4. Regievoering op het brede terrein van de publieke gezondheid. Met name de functies bij het organiseren van maatschappelijke en medisch georiënteerde zorg, in combinatie met de regiefunctie, zijn van belang bij de geschetste beweging. e
De verandering naar de 0 lijn is niet alleen een bestuurlijk en financieel proces. We vinden het ook terug in de recente inhoudelijke (inter)nationale discussie over het begrip gezondheid. Een momenteel veelbesproken definitie van gezondheid is de volgende: Health is the ability to adapt and selfmanage (BMJ, 2011). Deze definitie sluit nauw aan bij de omslag die ook buiten de gezondheidszorg gaande is. Uitgangspunt is om niet langer de ziekte centraal te stellen, maar de gezondheid. En om mensen te stimuleren hun eigen capaciteiten te gebruiken (human capacity to cope), óók als iemand een ziekte of aandoening heeft. Niet om kosten te besparen maar vanuit een proactieve grondhouding ten opzichte van gezondheid (zie Henk Smid e.a. van ZonMw). Preventie krijgt zo betekenis vanuit het perspectief van het dagelijkse functioneren en daarover de regie kunnen voeren en het kunnen participeren in de samenleving.
3. De richting: op weg naar een duurzaam stelsel In toenemende mate zullen mensen zichzelf moeten voorbereiden op (toekomstige) problemen op diverse levensdomeinen. En die eventueel ontstane problemen – met behulp van hun eigen netwerk – moeten oplossen, ook voor zaken waarvoor we nu nog vanzelfsprekend gebruik maken van overheidsvoorzieningen.
3
Er zijn verschillende factoren die stimulerend (of beperkend) zijn voor redzaamheid en voor participatie. Het gaat om persoonsgebonden factoren en om externe factoren. Sommige factoren zijn rechtstreeks beïnvloedbaar, andere zijn te beschouwen als een gegeven of zijn alleen op langere termijn beïnvloedbaar. Streven naar optimale redzaamheid en participatie betekent dat capaciteit en budget nodig zijn voor het optimaliseren van zo veel mogelijk van deze factoren. Capaciteit en budget zijn nodig voor activiteiten met de volgende focus: Toerusten van kwetsbare mensen qua motivatie, kennis en vaardigheden. In het bijzonder gezondheidsvaardigheden en zelfmanagement. Optimaliseren van sociale steun, dus vergroten persoonlijk netwerk, ondersteunen van informele zorg en inzet collectieve voorzieningen gericht op ontmoeting. Stimuleren van contacten en zinvolle bezigheden, dus faciliteren van vanzelfsprekende ontmoetingen. Bijvoorbeeld op schoolpleinen of in de kinderopvang en alle vormen van creatief, sportief of (al dan niet betaald) arbeidsmatig bezig zijn. Realiseren van geschikte huisvesting, waarbij het kan gaan over herhuisvesting en/of woningaanpassingen, tijdig ingrijpen ter preventie van huisuitzetting (tegengaan van burenoverlast en vervuiling), stimulans bieden bij een schoon, opgeruimd en adequaat ingerichte woning en voor voldoende vaardigheden om het huishouden te voeren. Realiseren van arbeid/verdiencapaciteit naar vermogen. Realiseren van voldoende inkomen: naast zelf verdienen alles rond armoedebeleid en schuldhulp. Bovenstaande activiteiten behoren tot het werkterrein van diverse partijen. Ze komen eveneens terug in het participatiewiel van MOVISIE om zicht te krijgen op de verschillende beleidsterreinen die van belang zijn voor een domeinoverstijgende ondersteuning bij redzaamheid en participatie. Maatschappelijk werk, opbouwwerk, MEE, gezondheids-, zorg- en andere sociale professionals. Voor het dak boven het hoofd zijn de woningbouwcorporaties vaak de aangewezen organisatie bij kwetsbare burgers. De GGD kan een taak hebben bij het toerusten van (gezondheids)vaardigheden en begeleiden van kinderen en gezinnen bij het aanpakken van problemen, maar ook voor het zorgen van een vangnet als een woning vervuild is bijvoorbeeld, of als iemand überhaupt geen dak meer boven het hoofd heeft, de sociale dienst als het gaat over inkomen, of eventuele schulden. Bij het optimaliseren van voldoende sociale en praktische steun spelen welzijnswerk en vrijwilligerswerk een belangrijke rol. Gemeenten verzorgen vaak zelf de toedeling van voorzieningen die verminderde deelname aan de samenleving kunnen compenseren (compensatiebeginsel). Welzijnswerk en vrijwilligerswerk helpen ook bij het leggen van contacten en het vinden van zinvolle bezigheden. Opvoedingsondersteuning wordt geboden door Centra voor Jeugd en Gezin, maar ook door vrijwilligersprojecten. Wanneer er problemen met gezondheid zijn, fysiek zowel als psychisch, dan komen de huisarts en e e andere 1 lijn hulpverleners in beeld, en eventueel de 2 lijn zorg. Bij het voorkómen van kwetsbaarheid spelen de GGD’en een rol door (wijkgerichte) preventie van overgewicht, eenzaamheid, depressie, het tegengaan van overmatig alcoholgebruik en met maatregelen gericht op een veilige en gezonde leefomgeving. Bij gezondheidsproblemen zien we nog weinig verbinding met sociaal werkers die op het terrein van participatieondersteuning actief zijn en bovendien veelal zicht hebben op de sociale netwerken.
4. Wat staat de beweging in de weg? De verschillende (voorgenomen) decentralisaties en de ontwikkelingen in de zorg stimuleren een aanpak waarin de burger en zijn/haar sociale systeem centraal staan en waarin de organisaties hun aanbod op zijn minst op elkaar afstemmen en verbinden. In de praktijk blijkt dit echter nog niet zo eenvoudig.
4
In de eerste plaats werken de verschillende beleidsterreinen vanuit zeer verschillende kaders en met verschillende financieringsstromen. Bij de uitvoering van zorg domineert het medische model. De ziekte of de beperking staat centraal en veel minder de kwaliteit van leven en voorkomen van, dan wel het leren omgaan met de gevolgen ervan. Bij maatschappelijke ondersteuning en in het bijzonder in welzijn domineert het sociale model. Dit betekent dat investering in empowerment van burgers centraal staat, de versterking van netwerken, de verbetering van de omgeving door woningaanpassingen, etc. Het ontwikkelen van een gezonde leefstijl, passend bij de gevolgen van een ziekte, is daarbij niet de focus. Bij gezondheidsbeleid domineert het omgevingsmodel (Lalonde, 1974), waarbij gezondheid de uitkomst is van de sociale en fysieke omgeving. Daarbij ligt de focus op een bepaald gezondheidsprobleem. De inzet is erop gericht de redzaamheid van iemand te optimaliseren. Binnen de verschillende disciplines bestaat er de begrijpelijke neiging vanuit het eigen denkkader te werken. Daardoor is er niet altijd oog voor andere disciplines. Dat wil niet zeggen dat er helemaal geen oog voor is. Ook in het veld van zorg en preventie wordt nagedacht over een andere invulling e van de zorgtaken. Zo is er al een tijdje het project Big Move (in de 1 lijn) waarin de omslag van denken en werken vanuit ziekte en zorg naar denken en werken vanuit gezondheid en gedrag gemaakt wordt. Ook in de thuiszorg zijn er initiatieven die passen binnen de hier beschreven Omslag (bijvoorbeeld Zichtbare Schakel). Een aspect dat we eerder hebben gezien in het vermaatschappelijkingproces van de zorg is dat de zorgsector voornamelijk vanuit het perspectief van het individu werkt, en het perspectief van de sociale leefomgeving vaak buiten beeld blijft. Mensen kunnen langer in hun eigen huis (blijven) wonen als ook de sociale omgeving nadrukkelijk betrokken is bij de ondersteuning. Bij adequate zorg en e e ondersteuning in de thuissituatie is het goed mogelijk 2 en 3 lijn zorg uit te stellen. Met de beleidsmaatregel waarin wonen en zorg van elkaar worden gescheiden lijkt het bijna een recht om thuis te kunnen blijven wonen. Zorg en ondersteuning thuis kan nog veel beter door meer verbinding te leggen met welzijn. De wijkverpleegkundige werkt zeker meer toe naar inzet van het eigen netwerk, maar heeft vaak minder zicht op mogelijkheden vanuit vrijwilligersorganisaties en mogelijkheden in de buurt. De huisarts is veelal eveneens onbekend met mogelijkheden uit het informele circuit. Het ondersteunen en stimuleren van een gezonde leefstijl voor de cliënt, maar ook voor zijn mantelzorgers, blijft ook vaak onderbelicht. Tegelijkertijd legt deze professional weinig verbinding met welzijn en met gezondheidswerkers.
5. Probleemstelling Wethouders, beleidsambtenaren, welzijnsdirecteuren, sociaal werkers, verpleegkundigen, hulpverleners: velen zijn op zoek naar wegen om de omwenteling naar een duurzaam stelsel zorg en maatschappelijke ondersteuning te bewerkstelligen. En daarin ontdekken ze de sterke relaties tussen verschillende leefdomeinen van (kwetsbare) burgers. Gezondheid, huisvesting, inkomen, opvoeding, hulp en ondersteuning, onderwijs: het zijn geen gescheiden werelden. Voor de burger, de klant, de cliënt, voor mensen zijn het communicerende vaten. Maatschappelijke ondersteuning is er op gericht haperingen en obstakels voor participatie te voorkomen, op te lossen en weg te nemen. Daarbij wordt gezondheid vaak over het hoofd gezien. Terwijl gezondheidsproblemen vaak nauw samenhangen met deze haperingen en obstakels. Verminderde mobiliteit bijvoorbeeld: als gevolg van ouderdom of een handicap beperkt mogelijkheden om contact te leggen, om actief te zijn, om deel te nemen aan de samenleving. Psychische problemen of een verstandelijke beperking begrenzen de mogelijkheden tot contact. En andersom kan
5
gebrekkige participatie (minder dan gewenst, anders dan mogelijk) tot gezondheidsklachten leiden, zoals depressie. Vanwege de samenhang tussen gezondheid en participatie ligt het voor de hand gezondheid onderdeel te laten zijn van de beleidsambities en -maatregelen van gemeenten ten aanzien van zorg en ondersteuning. Zowel maatschappelijke ondersteuning als bij de publieke gezondheidszorg spelen gedrag, de fysieke en sociale omgeving en voorzieningen een belangrijke rol. Beide beleidsterreinen kunnen elkaar ondersteunen en aanvullen. De Wmo is gericht op het bevorderen van maatschappelijke participatie, ook van minder redzame burgers. De publieke gezondheidszorg is gericht op het voorkomen van gezondheidsproblemen die zouden kunnen leiden tot verminderde redzaamheid. Met dit project willen de initiatiefnemers de verbinding van beleid en uitvoering op het terrein van gezondheid, maatschappelijke ondersteuning en zorg in een stroomversnelling brengen. We willen draagvlak creëren voor een gemeenschappelijke integrale visie, toe naar interactieve kennisontwikkeling over de beleidsvelden heen, co-creëren en aansluiten bij bestaande initiatieven zoals proeftuinen en kenniswerkplaatsen. Het is een voorwaarde voor goede, effectieve en efficiënte zorg en ondersteuning van mensen die niet of minder redzaam zijn. Deze verbinding moet gelegd worden op lokaal niveau in de uitvoering, en door de landelijke partijen die een rol vervullen in de ondersteuning, de financiering en de aansturing van lokale actoren. De urgentie is evident. Volgens de beleidsbrief Zorg en ondersteuning in de buurt (VWS, 2011) is er sprake van een toenemende medicalisering. Problemen op de verschillende leefdomeinen worden onvoldoende met elkaar in verband gebracht. Er wordt te vaak, te laat en niet adequaat gesignaleerd of ingegrepen. Op het moment dat mensen met hulpverleners in aanraking komen, blijkt dat hulpverleners vaak vanuit een eigen denkkader werken en te weinig oog hebben voor de expertise e van andere partners. Zo worden mensen ook in de 1 lijn nog onvoldoende goed geholpen en nemen de kosten van ondersteuning toe. De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg heeft enige tijd geleden geadviseerd het medische model van ZZ (Ziekte en Zorg) om te buigen naar GG (Gezondheid en Gedrag) zodat meer dan nu gekeken wordt naar de wat mensen kunnen en willen bereiken (RVZ, 2012). Een volgende stap zet Johan Polder in zijn publicatie ‘De gezondheidsepidemie’ met een pleidooi voor een model MM (Mens en Maatschappij) (Polder, 2012). De doelstelling om zorg dichterbij de burger te brengen is natuurlijk ook ingegeven door de wens de kosten van de zorg en ondersteuning te beperken. Dit kan alleen slagen als vanuit een realistisch perspectief geïnvesteerd wordt in de paradigmawisseling. Dat betekent onder meer accepteren dat alle betrokkenen hun denken en handelen moeten veranderen. Maar ook dat niet iedereen in staat is op korte of zelfs op lange termijn eigen zorg en ondersteuning te organiseren. Er zijn risico’s, zoals de toename van het aantal overbelaste mantelzorgers. Eenzaamheid kan toenemen door het wegvallen van professionele ondersteuning zonder dat er (direct) andere vormen van contact voor in de plaats komen. Het niet tijdig signaleren van afname van redzaamheid kan leiden tot opname met zwaardere indicatie. Dit project beoogt een bijdrage te leveren aan de verbinding van de disciplines gezondheid, welzijn en zorg vanuit het Mens en Maatschappij-model. Daarbij richten we de aandacht in de eerste plaats op de professionals die de omslag moeten maken en de verbindingen daadwerkelijk moeten leggen. In de tweede plaats richten we ons op beleidsmakers die verantwoordelijk zijn voor de randvoorwaarden waaronder professionals hun werk kunnen doen. We zien het project als een eerste stap in de richting van de gewenste omslag. In volgende stappen zal de aandacht zonder twijfel ook uitgaan naar de veranderende rol van de burger en de bijdrage van vrijwilligers.
6
In deze eerste fase willen we vooral sociale, gezondheids- en zorgprofessionals handvatten bieden voor het verbinden van gezondheid, welzijn en zorg. Omdat alleen op die manier aangesloten kan worden bij de leefwereld van de cliënt. Het realiseren van dit doel beschouwen we als een eerste nieuwe stap in het ontschotten van de verschillende beleidsvelden van waaruit gezondheid, zorg en sociale professionals actief zijn. Deze en volgende stappen willen we nadrukkelijk niet zetten zonder stevige samenwerking met andere organisaties die actief zijn op gezondheid, welzijn en zorg. Vanuit een gemeenschappelijke visie willen we inspirerende voorbeelden verspreiden en handvatten ontwikkelen voor lokale partijen om uitvoering te geven aan dit gecombineerde beleid.
Casus Jongere, 20 jaar, schoolverlater, woont op kamers. Heeft geen bezigheden behalve computerspelletjes. Ouders hebben geen opleiding afgerond en onregelmatig werk. Moeder is chronisch ziek en ontvangt huishoudelijke hulp. Jongere broer en halfzus zitten nog op school, en spijbelen veel. Jongere doet een beroep op de gemeente voor inkomen. Een aantal baantjes zijn al misgelopen door niet opdagen. Generalist De gemeente schakelt een generalistische professional in. Deze heeft de bevoegdheid om noodzakelijk geachte acties uit te voeren. Hij/zij legt de casus voor aan het intussen bestaande buurtoverleg waaraan diverse instanties deelnemen. De vertegenwoordiger van de woningcorporatie kan kamer aanbieden. Vanuit de vrijwilligerscentrale gaat een maatje de jongen begeleiden. Hij gaat met hem sporten en hij gaat mee naar de schuldhulpverlening. De plaatselijke buurtsuper biedt een werkplek aan. De jongen houdt het werk nu vol omdat zijn maatje hem daarin steunt. Als het mis dreigt te gaan kan het maatje een beroep doen op de generalistisch professional, die ook contact houdt met de ouders. Ook zij worden ondersteund in het vinden van werk. Op deze wijze wordt voorkomen dat de jongere afglijdt en gezondheidsproblemen ontwikkelt en zijn ouderlijk gezin er in meetrekt.
7