De Nederlander en de Chinees, verschillen in individualisme - collectivisme en conformisme.
Masterthesis Faculteit Geesteswetenschappen Departement Communicatie- en Informatiewetenschappen Specialisatie Bedrijfscommunicatie & Digitale Media
Begeleider: Dr. P. van der Wijst
Jenna Kleingeld ANR 232525 Augustus 2011
Samenvatting Cultuur is mede daardoor een onderzoeksonderwerp dat de laatste drie decennia aan populariteit gewonnen heeft bij (bedrijfs- en sociale-) psychologen en onderzoekers. De culturele variabele individualisme (versus collectivisme) geeft volgens Triandis vaak de grootste verschillen tussen culturen weer. De variabele geeft weer in hoeverre individuen geïntegreerd zijn in groepen en in hoeverre een samenleving is georganiseerd rondom een individu of een groep. Een begrip dat nauw samenhangt met dit concept is conformisme. Conformisme verwijst naar gevallen waarin een individu zijn of haar houding, verbale statements of gedrag aanpast aan de sociale norm van een groep of samenleving. In het huidige onderzoek worden de culturele verschillen tussen Nederland en China op het gebied van individualisme,collectivisme en conformisme onder de loep genomen. Binnen dit onderzoek zijn verschillende theorieën getoetst. Ten eerste is de aanname dat Chinese studenten collectivistischer zijn dan Nederlandse studenten getoetst. Daarnaast is theorie onderzocht dat conformisme met name voorkomt collectivistisch georiënteerde culturen waarin samenwerking en sterke onderlinge afhankelijkheid een grote rol spelen. Ten tweede is de theorie getoetst waarin een collectivist wordt beschouwd als inner-directed mens, een persoon die leeft uit vaste waarden en overtuigingen, ontleend aan geloof en ideologie. Deze persoon vanuit deze overtuigingen en vertoont naar andere culturen individualistisch gedrag. Zo conformeert deze persoon minder of niet aan de mening van anderen. Aan de andere kant wordt een individualist beschouwt als een other-directed mens, die niet wordt gedreven door een ideologie van een groep, maar door de sociaal bemiddelde waarheid van dat moment. Dit maakt dat deze persoon zich eerder aanpast aan anderen en daarmee collectivistisch gedrag vertoont. Om de verschillende theorieën te testen zijn eerst de variabelen collectivisme en individualisme gemeten onder de participanten. Daarna is een experiment ontwikkeld waarbij tijdelijke groepsnormen werden geïntroduceerd aan een participant. Een groepsnorm werd geïntroduceerd door drie zogenaamde andere participanten, die unaniem hetzelfde antwoord gaven naar aanleiding van een stelling. Echter, deze groepsnorm stond haaks op de (groeps)norm van de participant. Tijdens het experiment wordt onderzocht in hoeverre Chinezen en Nederlanders meegaan, ofwel conformeren, aan de norm van deze zogenaamde participanten. Uit het vragenlijst onderzoek bleek dat Chinese studenten meer collectivistisch georiënteerd waren en Nederlandse studenten meer individualistisch. Echter, Chinese bleken studenten meer individualistisch te zijn dan Nederlandse studenten. Uit de pretest bleek dat op de stellingen die in het experiment bevraagd zijn, in Nederland geen duidelijke gedragsnorm bestaat, maar dat deze in China wel duidelijker aanwezig is. Het daaropvolgende experiment wees uit dat het creëren van een nieuwe groepsnorm zowel bij Nederlanders als Chinezen tot gevolg had dat de participanten conformeerden. Daarnaast bleken Nederlanders in sterkere mate te conformeren aan deze norm dan Chinezen.
2
Voorwoord Deze scriptie heeft talloze transformaties ondergaan. Daarnaast heeft hij verschillende make-overs gehad. Hij heeft zelfs een reis van maar liefst 7874 kilometer afgelegd naar Beijing. Aan de andere kant van de wereld heeft deze scriptie genoten van de cultuur, het eten en de geur van China…
Het afronden van mijn Master Bedrijfscommunicatie en Digitale Media en het schrijven van deze scriptie heeft mij laten zien dat bijna alles kan, wanneer je het echt wilt.
Er zijn een aantal mensen geweest, aan wie ik grote dank verschuldigd ben. Mede door hen, heb ik voor mezelf een prestatie neergezet die ik twee jaar geleden niet voor mogelijk had gehouden.
Bedankt,
Per van der Wijst, dat je mij de ruimte en de tijd hebt gegeven om alles te doen, wat ik wilde doen. Laura de Bochove, dat je mij aan China hebt voorgesteld. Mr. Chen, dat ik op zulke korte termijn alsnog op jullie universiteit in Beijing mocht verblijven. Mr. Wang Chung, dat u mij wegwijs maakte op de campus. Lisette Mol, dat je mij tot het uiterste hebt uitgedaagd. Pap, dat ik door jouw adviezen altijd zoveel meer bereik, dan ik in eerste instantie had gehoopt. Mam, dat je duizenden keren met mij over mijn resultaten hebt gediscussieerd. Bob, dat je me oppepte wanneer ik echt geen energie meer had.
3
Inhoudsopgave Theoretisch kader
4
Introductie
4
Cultuur
5
Individualisme en collectivisme
8
Conformisme
12
Inner-directed en other-directed mensen en conformisme
14
Huidige studie
15
Methode studie 1. Individualisme en Collectivisme
16
Participanten
16
Materiaal
16
Procedure
17
Resultaten
18
Discussie
18
Methode Studie 2a. Pretest Stellingen
19
Participanten
19
Materiaal
19
Procedure
20
Resultaten
21
Discussie
23
Methode Studie 2b. Experiment conformisme
23
Participanten
24
Materiaal
25
Procedure
26
Resultaten
26
Discussie
27
Algemene Discussie
27
Individualisme en collectivisme
27
Conformisme
29
Beperkingen onderzoek en aanbevelingen
30
Literatuurlijst
33
Appendix 1: Vragenlijst onderzoek Individualisme en Collectivisme
36
Appendix 2: Materiaal pretest
41
Appendix 3. Materiaal pretest vertalingen
42
Appendix 4: Experimenteel Materiaal China en Nederland (en vertalingen.
43
4
Introductie In de hedendaagse maatschappij heeft de mens zowel fysiek als digitaal toegang tot de gehele wereld. Mensen reizen vaker en verder en de handel tussen bedrijven is allang niet meer beperkt tot het speelveld van enkel het land van herkomst. Waar internationale samenwerking voor kleine bedrijven niet meer is dan een logische tweede stap, is het voor multinationals een van de dagelijkse werkzaamheden. De ontwikkeling van digitale communicatie tussen organisaties en het gemak waarmee twee landen tegenwoordig bij elkaar aan tafel komen te zitten, lijkt niets dan voordelen op te leveren. De multiculturele processen mogen echter niet worden onderschat. Hoewel diep van binnen ons menselijk instinct ons vertelt dat mensen allemaal hetzelfde zijn, geeft intercultureel onderzoek inzicht in cruciale verschillen tussen verschillende culturen. Cultuur is mede daardoor een onderzoeksonderwerp dat de laatste drie decennia aan populariteit gewonnen heeft bij (bedrijfs- en sociale-) psychologen en onderzoekers. Cultuur kent veel verschillende definities en meetinstrumenten om verschillen in cultuur te kunnen herkennen en analyseren (Hofstede, 1989; Triandis, 1995; Schwartz, 1977, 1992, 1994; Singelis, 1995; Rokeach, 1986; Oyserman, 2002a, 2002b, 2006; Holt & deVore, 2005). Echter, de variabele individualisme (versus collectivisme) geeft volgens Triandis vaak de grootste verschillen tussen culturen weer. (Triandis, 2001). Meer dan 100 publicaties duiden het belang en de ontwikkeling aan van dit concept, dat refereert naar de mate waarin individuen geïntegreerd zijn in groepen en in hoeverre een samenleving is georganiseerd rondom een individu of een groep (Hofstede, 1989, 1991; Triandis, 2001, 2004; Triandis & Gelfand, 1998; Realo, Koido, Ceulemans & Allik, 2002; Power, Schoenherr & Samson, 2010; Markus & Kitayama, 1991, Oisi, Schimmak, Diener& Suh, 1998; Lewicki, Barry & Saunders, 2010). Een begrip dat nauw samenhangt met dit concept is conformisme. Conformeren verwijst naar gevallen waarin een individu zijn of haar houding, verbale statements of gedrag aanpast aan de sociale norm van een groep of samenleving (Baron & Kerr, 2004). Conformisme, komt met name voor binnen collectivistisch georiënteerde culturen waarin samenwerking en sterke onderlinge afhankelijkheid een grote rol spelen (Bond & Smith, 1996; Kim & Markus, 1999; Lönnqvist, Walkowitz, Wichardt, Lindeman & Verkasalo, 2010). In het huidige onderzoek worden de culturele verschillen tussen Nederland en China op het gebied van individualisme,collectivisme en conformisme onder de loep genomen. Daarbij luiden twee onderzoeksvragen als volgt: 1. In hoeverre verschillen de Nederlanders en Chinezen op het gebied van individualisme en collectivisme? 2. Is er een relatie tussen de dimensies individualisme, collectivisme en de neiging naar conformisme?
5
Cultuur In de afgelopen decennia hebben veel onderzoekers het concept cultuur gedefinieerd (Oyserman, Coon & Kemmelmeier, 2002a, 2002b, 2006; Kaushal & Kwantes, 2006). Twee aspecten die alle definities gemeen lijken te hebben is dat cultuur a) een fenomeen is dat zich op groepsniveau afspeelt en b) dat het geheel van culturele overtuigingen, waarden en gedragingen is aangeleerd en wordt overgedragen op nieuwe leden van een groep (Avruch, 2000). Cultuur is het geheel van gedeeld gedrag van een groep mensen (Goodenough, 1970, 1981). Daarnaast heeft deze groep gedeelde waarden en geloof (Pelto & Pelto, 1975) en gedeelde symbolische systemen (Geertz, 1973). Deze definities komen overeen met die van Triandis (2001, 2001), die cultuur ziet als een gedeeld systeem van betekenissen die sterk verbonden zijn met taal, tijd en plaats. Triandis (2001) legt aan de hand de theorie van Kluckhohn (1954) uit, dat cultuur binnen een samenleving te vergelijken is met het geheugen van een individu. Cultuur omvat gewoontes of gedragingen die als effectief zijn ervaren in het verleden en daarom waardevol zijn om over te dragen aan toekomstige generaties. Het is voor een efficiënte overdacht van belang dat personen dezelfde taal spreken en daarnaast dezelfde historische achtergrond hebben en hetzelfde geografische gebied delen. Elementen van cultuur die kunnen worden overgedragen zijn niet alleen normen, waarden en gewoontes, maar ook propaganda boodschappen en Standard Operating Procedures (voorgeschreven regels die vastliggen binnen een organisatie of gemeenschap, bijvoorbeeld procedures binnen een organisatie en de documentatie daarvan) (Triandis, 2001). In de hedendaagse maatschappij kunnen verschillende groepen binnen een land goed naast elkaar bestaan of zich buiten de grenzen van een land verspreiden. De Nederlandse stad Rotterdam telde in 2010 bijvoorbeeld 169 verschillende nationaliteiten die naast elkaar leefden (COS Rotterdam, 2010). De vraag kan nu ontstaan of het hebben van een bepaalde nationaliteit, kan worden gezien als een element van cultuur. Zo kan een burger uit België zichzelf zien als een Belg een Waal of Vlaming. Daarnaast kan een Nederlandse student zich zowel deel voelen van een religieuze groep als van een studentenvereniging. In dit opzicht kunnen individuen tot meerdere culturen behoren en daarom in verschillende situaties op verschillende manieren reageren. Om een beter inzicht te geven in hoe bepaalde factoren invloed kunnen uitoefenen op het gedrag van mensen in verschillende situaties, worden in de volgende paragrafen twee meetmodellen voor cultuurverschillen behandeld; dat van Hofstede (1980) en dat van Triandis (1995).
Het cultuur model van Hofstede Hofstede (1980), analyseerde in een kwantitatief onderzoek de scores van middelhoog opgeleide IBM managers uit meer dan 70 landen. Het cultuur model van Hofstede (1994) bestaat uit vijf dimensies die elk een primair verschijnsel binnen een cultuur representeren: Power Distance Index (PDI), Individualism (IDV), Masculinity (MAS), Uncertainty Avoidence Index (UAI) en Long-Term Orientation (LTO).
6
De eerste dimensie, Power Distance Index, verwijst naar de mate waarin minder machtige leden van een bepaalde groep (e.g., een organisatie of institutie) verwachten en accepteren dat de machtsverhoudingen binnen de groep ongelijk verdeeld zijn. Individualism (individualisme) wordt door Hofstede tegen over collectivism (collectivisme) gezet. Met deze tweede dimensie wordt weergegeven in hoeverre een individu is geïntegreerd in een groep. In individualistisch georiënteerde groepen bekommeren individuen zich voornamelijk om zichzelf en om hun nabije familie. De banden binnen een individualistische groep zijn los waar deze bij collectivistisch georiënteerde groepen heel hecht zijn. Individuen in collectivistisch georiënteerde culturen bevinden zich namelijk vanaf de geboorte in een hechte groep waarin het netwerk van relaties erg dicht is. De groep beschermt en zorgt voor het individu in ruil voor onvoorwaardelijke loyaliteit. Masculinity ofwel mannelijkheid is de derde dimensie van Hofstede, deze geeft inzicht in de mate waarin traditioneel mannelijke waarden (e.g., assertiviteit, competitiviteit en het vergaren van rijkdom) versus traditioneel vrouwelijke waarden (e.g., bescheidenheid, solidariteit en zorg) belangrijk zijn binnen een bepaalde groep. De Uncertainty Avoidence Index meet in hoeverre een cultuur zijn leden aanleert (in woorden van Triandis, 2001 en Lewicki et al, 2010) ofwel programmeert (Hofstede, 1994) om zich al dan niet comfortabel te voelen in ongestructureerde situaties. Het aantal wetten en regels in een land geeft bijvoorbeeld een indicatie van de mate waarin een samenleving de kans op dubbelzinnigheid of onzekerheid toestaat of minimaliseert. De laatste dimensie, Long-Term Orientation staat net als de IDV en MAS dimensies tegenover Short-Term orientation. Dit cultuurverschijnsel richt zich op de mate waarmee individuen in een bepaalde cultuur zich richten op lange-termijn oriëntatie, waarbij zuinigheid en volhardendheid als kenmerken kunnen worden gezien. Korte-termijn oriëntatie wordt gekenmerkt door respect voor tradities en het opvolgen van sociale verplichtingen (Hofstede, 1994). Elk van bovengenoemde dimensies kan in hoge of lage mate worden gemeten bij groepen, waarbij tegenpolen (zoals bij IDV, MAS en LTO) als andere uiterste van een dimensie worden gezien. De dimensie individualisme versus collectivisme is na Hofstede verder ontwikkeld door Triandis (2001, 2004), die beargumenteert dat een persoon zowel individualistische als collectivistische kenmerken hebben, afhankelijk van de situatie. Culturele Syndromen – Triandis. Triandis (1996, 2001) ziet individualisme (versus collectivisme) als een cultureel syndroom¸ dat vaak de grootste verschillen tussen culturen weergeeft. Een cultureel syndroom is een patroon van gedeelde houdingen, geloven, categorisaties, zelfdefinities, normen, rol definities en waarden die zijn georganiseerd rondom een cultuur (Triandis, 1994, 1995, 1996). Triandis ziet deze syndromen als de brug tussen het moderne geloof (gebaseerd op Westerse culturen) en het aangeboren geloof van mensen in andere niet-westerse culturen. Omdat mensen neigen te geloven dat hun wereldbeeld
7
overeenkomt met dat van de meeste mensen (Mullen, Champion, Edwards, Handy Story & Vanderkolk, 1985), zijn er volgens Triandis (1996) objectieve data nodig om dit beeld te elimineren. Culturele syndromen worden door Triandis (1996) gezien als dimensies van culturele variatie die gebruikt kunnen worden als parameter voor psychologische theorieën. Dit wil zeggen dat de score van een populatie op een bepaalde dimensie de richting of uitkomst van de theorie bepaalt. Culturele syndromen zijn volgens hem objectieve maatstaven die psychologen laten zien hoe andere culturen de wereld zien. Het syndroom culturele complexiteit refereert naar de mate waarin een cultuur variatie bevat in het geloof en de houding van haar leden. Sommige culturen die relatief homogeen zijn, bestaan uit mensen die het ongeveer gelijk zijn in hun geloof en houding. Neem bijvoorbeeld China waar de bevolking voor 92% bestaat uit één bevolkingsgroep, de Han-Chinezen (Lin, 1997; Huang, 2003). Hoewel niet duidelijk is of het leeuwendeel van de Chinese bevolking gelijk is in geloof en houding, laat de wetgeving in het land weinig ruimte voor afwijking. Zo is de republiek van China een eenpartijstaat waarin de absolute macht ligt bij de Communistische Partij van China. Daarnaast laat de Chinese wet weinig ruimte voor godsdienstvrijheid en mist de wet tot op heden nog belangrijke democratische vrijheden zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van drukpers en vrijheid van vergadering en vereniging. In tegenstelling tot China, is Nederland een meer complexe cultuur. Zo wordt het politieke klimaat in Nederland op dit moment vertegenwoordigd door maar liefst tien verschillende partijen die allen de ‘vrijheid van meningsuiting’ aanmoedigen. Ook wordt Nederland bewoond door meerdere allochtone groepen met verschillende ofwel geen geloofovertuiging (e.g.: protestants, rooms-katholiek, islam, hindoeïsme etc.). Echter, deze culturen vertegenwoordigen maar liefst 20,3% van de Nederlandse bevolking (in vergelijking met 8% in China) (CBS, 2010). Daarnaast hadden in 2009, 1.1 miljoen Nederlanders een Nederlandse en een andere nationaliteit (CBS, 2010). Tightness (ofwel hechtheid) is een ander cultureel syndroom en verwijst aan de ene kant naar hechte culturen waarin veel regels, normen en ideeën bestaan over correct gedrag in bepaalde situaties. Aan de andere kant verwijst dit syndroom naar losse culturen die minder regels en normen hebben. Het verschil tussen hechte en losse culturen kan erg extreem zijn. In hechte culturen worden de kleinste afwijkingen bekritiseerd en bestraft, in het meeste extreme geval kunnen overtreders van deze normen zelfs worden gedood. In losse culturen worden enkel grote afwijkingen niet getolereerd en hebben individuen de vrijheid om zichzelf te onderscheiden. Een hoge hechtheid van een cultuur komt vaker voor wanneer een land relatief geïsoleerd is van anderen, waardoor een consensus van correct gedrag kan worden ontwikkeld, zonder de invloed van andere referentiekaders (Triandis, 2001). China kan worden gezien als relatief geïsoleerde en hechte cultuur. Naast het feit dat China wordt bestuurd door een eenpartijstaat, heeft de Chinese burgerbevolking weinig tot geen toegang tot internationale referentiekaders. Zo zijn bijvoorbeeld de sociale netwerksites en open-source media als Facebook, Twitter en Youtube geblokkeerd. Chinezen hebben enkel toegang tot een Chinese variant (RenRen). Nederlanders daarentegen hebben vrij toegang tot sociale netwerksites en open-source media.
8
Daarnaast moedigen het onderwijs, het bedrijfsleven én de overheid het gebruik van deze media aan. Nederland kan op basis van deze gegevens worden gezien als een relatief losse cultuur. Elk van de bovengenoemde syndromen hangt nauw samen met individualisme en collectivisme. Hechte, sterk homogene culturen zijn meestal collectivistisch, terwijl losse, complexe culturen individualistisch zijn (zie voor een overzicht van alle culturele syndromen Triandis 1996). Het fenomeen conformisme komt even eens vaker voor bij mensen in simpele hechte collectivistisch georiënteerde culturen (Triandis, 1996, 2001). In de volgende paragrafen zal de culturele variabele individualisme en collectivisme verder worden uitgelegd, waarna de variabele conformisme verder wordt toegelicht.
Individualisme en Collectivisme In de laatste dertig jaar worden culturen door onderzoekers regelmatig onderscheiden gebaseerd op verschillen in individualisme en collectivisme (Markus & Kitayama, 1991; Kaushal & Kwantes, 2006; De Dreu, 2005; Fiske, 2002; Kagitcibasi, 1997; Power et al, 2010). Voordat beide constructen correct kunnen worden gedefinieerd, is het noodzakelijk om de context waarin de constructen worden gebruikt toe te lichten. Het onderzoek naar individualisme en collectivisme heeft het construct ontwikkeld in drie golven (Oyserman, 2006), die kunnen worden gezien in termen van vooruitgang. De eerste golf typeerde individualisme en collectivisme als een simpel schaalmodel waarin beide constructen elk een uiterste vormden (zoals in Hofstede). De tweede golf, beschrijft individualisme en collectivisme als orthogonale factoren, oftewel tegenpolen, die of wel of niet in een persoon kunnen voorkomen; personen kunnen enkel individualistisch of collectivistisch zijn. De derde golf, die op dit moment nog steeds actueel is, wordt gekenmerkt door modellen die individualisme en collectivisme zien als vloeiende en dynamische kenmerken van een cultuur. Individualisme en collectivisme worden tevens gezien als culturele frames die universeel beschikbaar zijn in het werkgeheugen van een persoon. Een frame is een denkkader dat bepaalt hoe mensen de werkelijkheid zien (Petrinovich & O’Neill, 1996). Zo zien bijvoorbeeld individualistisch georiënteerde personen hun gezin en naasten als belangrijkste groep en vangnet, terwijl collectivistisch georiënteerde personen hun hele familie daartoe rekenen. Tussen culturen bestaan echter verschillen die bepalen naar welke waarschijnlijkheid deze frames worden geactiveerd. Eenmaal geactiveerd, kunnen deze frames dezelfde effecten te weeg brengen binnen verschillende samenlevingen (voor een overzicht zie Oyserman, Coon & Kemmelmeier, 2002a; Oyserman, Kemmelmeier & Coon, 2002b). Individualisme en collectivisme zijn dus geen uitersten van elkaar. Afhankelijk van de situatie kunnen individuen zowel individualistische als collectivistische kenmerken hebben (Triandis, 1995, 2001; Osyerman et al, 2002a, 2002b, 2006). Binnen deze context worden constructen als volgt gedefinieerd: De term ‘individualisme’ stamt af van het Latijnse woord ‘individuus’ wat ‘ondeelbaar’ betekent. De kern van individualisme is het bestaan van één entiteit die is onderscheiden van een groep (Raelo et al., 2002). Deze entiteit ofwel dit individu geeft zijn/haar eigen doelen prioriteit en vertrouwt
9
op zichzelf om voort te bestaan (Triandis, Betancourt, Iwao, Leung, Salazar, Setiadi, Shinha, Touzard en Zaleski, 1993; Berting, 2006). Triandis (1995) benoemt vier eigenschappen van individualisme en/of individualisten namelijk; a) individualisten zijn los verbonden individuen die zichzelf als onafhankelijk beschouwen van collectieven (groepen); b) individualisten worden hoofdzakelijk gemotiveerd door hun eigen voorkeuren, behoeften, rechten en de afspraken die zij hebben gemaakt met anderen; c) daarnaast analyseren individualisten rationeel over de voor- en nadelen die omgaan met anderen tot gevolg kunnen hebben; en d) plaatsen zij hun eigen doelen, boven die van een groep waar zij toe behoren (e.g., een bedrijf) (Triandis 1995, 2001,2004). De term ‘collectivisme’ stamt af van het Latijnse woord ‘colligere’, dat onder andere verzamelen of bijeenbrengen betekent. Het collectivisme stelt de groep centraal, als primair referentiekader van de realiteit. De collectivisten zien zichzelf als deel van een collectief en geven daarom prioriteit aan de doelen van het collectief boven hun eigen doelen (Triandis et al, 1993). Soms worden eigen doelen zelfs opgeofferd om die van het collectief te behartigen (Raelo et al., 2002). In vergelijking met de individualisten kunnen de volgende kenmerken worden vastgesteld; a) collectivisten voelen zich hecht verbonden met een collectief (Traindis et al,1993; Berting, 2006), daarnaast voelen zij zich ook afhankelijk van dit collectief (Triandis & Gelfand, 1988); b) collectivisten offeren hun eigen doelen op om die van het collectief na te streven (Triandis, 1995; Triandis & Gelfand, 1988); c) daarnaast ligt de focus van collectivisten op het tot stand brengen van gemeenschappelijke relaties en onderlinge verbondenheid; en d) hechten zij meer waarde aan normen binnen een groep dan aan de houding van een persoon. (Triandis & Gelfand, 1988).
Horizontaal and Verticaal individualisme en collectivisme Triandis (1995, 1996) maakt nog verder onderscheid tussen individualisme en collectivisme door deze te koppelen een ander cultureel syndroom: horizontale en verticale structuren. Binnen zijn theorie laat hij zien dat horizontale en verticale sociale relaties tussen individuen leiden tot vier soorten individualisme en collectivisme. Horizontale patronen verwijzen naar de mate van gelijkheid van een individu in vergelijking met anderen. Verticale patronen tonen echter hiërarchie tussen individuen ofwel machtsafstand (zoals gedefinieerd door Hofstede, 1994, 2001) tussen individuen (Triandis & Gelfand, 1988; Triandis 1995, 2001). 1. Horizontaal individualisme – individuen voelen zich onafhankelijk, uniek en los van groepen. Ze hebben echter niet de noodzakelijke wens om zich te onderscheiden of ongelijk te zijn in relatie tot anderen. 2. Verticaal individualisme – individuen willen een hoge positie vergaren en zich onderscheiden van anderen. Ze zien zich zelf als een onafhankelijk, uniek persoon dat hiërarchisch niet gelijk is aan anderen (bijvoorbeeld Amerikanen die de beste willen zijn (Oyserman, 2002b)).
10
3. Horizontaal collectivisme – individuen voelen zichzelf ‘hetzelfde’ als anderen en deel van een groep, zij fuseren als het ware met hun groep. Een extreem voorbeeld van horizontaal collectivisme is het communisme (Huisman, 2008). 4. Verticaal collectivisme – mensen voelen zich niet alleen ‘hetzelfde’ als anderen, zij voelen zich ondergeschikt aan de groep waartoe zij behoren en offeren hun eigen doelen op om die van de groep te behartigen. Een voorbeeld hier van is Nazi Duitsland (Singelis, 1995).
Individualisme en collectivisme in Nederland en China Tegenwoordig blijkt het verticale individualisme de jongere generatie van Nederland in zijn greep te hebben. In een onderzoek van Motivaction (2011) bleek dat jongeren geboren tussen 1986 en 1995 zelfverzekerder en individualistischer zijn dan leeftijdsgenoten 10 jaar geleden. Bijna 70% van de respondenten vond zichzelf een ‘heel speciaal persoon’, en velen van hen dichtten zichzelf ook goede leiderschapskwaliteiten toe. Uit het onderzoek blijkt dat Nederlandse jongeren zichzelf willen onderscheiden, origineel wille zijn en in de schijnwerpers willen staan. Daarnaast stellen zij ondanks hun gebrek aan werkervaring hoge eisen aan hun werkgevers. Echter, de houding van deze jeugd schiet het bedrijfsleven in het verkeerde keelgat. Maar liefst 80% van de respondenten dacht dat jongeren zichzelf centraal stellen en niet tegen gezag kunnen, daarnaast vond de helft dat er bij de jongeren onvoldoende normbesef aanwezig was en er maatschappelijke betrokkenheid ontbrak. De hoge mate van individualisme in Nederland wordt volgens Schnabbel (2004) bepaald in de opvoeding. Wanneer een kind geboren wordt, heeft het nog weinig besef van zichzelf en anderen. Tijdens het zogenoemde separatie-individualisatie proces vormt een kind een eigen ‘ik’. Dat besef van een eigen identiteit vormt doordat het kind zich begint te ontwikkelen los van de moeder. Het proces van individualisatie verschilt niet tussen culturen. Dit proces leidt namelijk tot het ontstaan van een individueel persoon en niet tot een individualistisch of juist collectivistisch persoon. De kenmerken van een persoon worden daarentegen wel beïnvloed door andere factoren: de gezinsstructuur, rollen van de verschillende leden bij de opvoeding van het kind, methoden van opvoeding en de mate van erkenning van bepaalde behoeften van het kind. Waar Nederlandse kinderen bijvoorbeeld in een wandelwagen worden vervoerd, draagt een Chinese moeder een kind bijna 2 jaar tegen haar lichaam mee. Daarnaast is het contact tussen de Nederlandse moeders en hun kinderen relatief ‘weinig intensief’ waar Chinese ouders extreem betrokken zijn. Dit vertaalt zich ook naar het fysieke contact tussen moeder en kind, in China slapen en baden zij veel vaker samen dan in Westerse culturen (Markus & Kitayama, 1991). Schnabbel (2004) noemt ook dat Nederlandse kinderen worden gestimuleerd om de wereld buiten hun moeder te gaan verkennen. Er wordt van hen verwacht dat zij zich veilig voelen tussen vertrouwde ‘dingen’ zoals knuffels en speeltjes. Van Chinese kinderen daarentegen, wordt verwacht dat ze zich veilig te voelen tussen vertrouwde anderen. Markus en Kitayama bevestigen dit, zij noemen dat binnen collectivistische culturen kinderen wordt geleerd bang te zijn voor eenzaamheid, waar Westerse kinderen worden geleerd hoe ze alleen moeten zijn. Kortom,
11
factoren in de opvoeding missen hun invloed op individualisatie niet en kunnen van jongs af aan het individualisme of het collectivisme al dan niet aanwakkeren binnen de persoonlijkheid van een kind. Hoewel het cultuur model van Hofstede (1980) individualisme en collectivisme nog als tegenpolen beschouwt die elk aan één uiterste van een schaal staan, komt zowel de mate van individualisme in Nederland als de mate van collectivisme in China terug in recente replicaties van zijn cultuurmodel (Lewicki et al., 2010; Power et al.,2010). Waar Nederland de vierde plaats bekleedt in de top tien meest individualistische culturen met een score van 80 op Individualisme (IDV), scoort China slechts 20 punten. Volgens Hofstede is dit te danken aan de losse banden en meer individualistische houdingen van mensen in Nederland. Dat de Chinezen zo laag scoren op individualisme kan volgens hem deels worden toegeschreven aan de grote druk op een collectivistische maatschappij van een communistische regelgeving, in vergelijking met een individualistische maatschappij.
Self-construal Self-construal vertegenwoordigt het geheel van gedachtes, gevoelens en acties van een individu over zichzelf in relatie tot anderen en over zichzelf als onderscheidend van anderen (Singelis 1995, Nezlek, Kafetsios & Smith, 2008, 2004). Het Westerse onafhankelijke beeld van ‘de zelf’ wordt ook wel independent self-construal genoemd. Dit beeld waar in ‘de zelf’ als entiteit en onderscheidend van anderen wordt gezien sluit aan bij individualisme. Het Oosterse afhankelijke beeld van ‘de zelf’, ook wel interdependent self-construal, sluit aan bij het collectivisme. In dit beeld wordt ‘de zelf’ wederzijds afhankelijk van de aanwezige context (ofwel groep) gezien (Markus & Kitayama, 1991, Erez & Gati 2004). Singelis’ theorie dat een individu zowel independent als interdependent- self-construals kan hebben (Singelis, 1995; Markus & Kitayama, 1991) sluit aan bij die van het individualisme en collectivisme van Triandis (1995) en is daarom geschikt voor dit onderzoek. De visies van bovengenoemde onderzoekers leiden tot vier hypothesen die enerzijds de verhoudingen in individualisme en collectivisme per nationaliteit toetsen, en daarnaast de verschillen in individualisme en collectivisme op basis van nationaliteit met elkaar vergelijken. H1a.
Nederlandse studenten hebben meer individualistische kenmerken dan collectivistische kenmerken.
H1b.
Chinese studenten hebben meer collectivistische kenmerken dan individualistische kenmerken.
H2a.
Nederlandse studenten hebben meer individualistische kenmerken dan Chinese studenten.
H2b.
Chinese studenten hebben meer collectivistische kenmerken dan Nederlandse studenten.
12
Conformisme Om de culturele variabele individualisme en collectivisme verder te onderzoeken, wordt de mate van conformisme onder Nederlanders en Chinezen in dit onderzoek ook onderzocht. Individualisme en collectivisme hangen volgens onder andere Bond en Smith (1996) en Markus en Kitayama (1991) nauw samen met conformisme. Wanneer een persoon zijn of haar houding, verbale statements of gedrag aanpast aan de sociale norm van een groep of samenleving wordt dit conformisme genoemd (Baron & Kerr 2004). Mensen maken bijna nooit beslissingen wanneer zij geïsoleerd zijn, maar kijken naar anderen om hun gedachten en acties te bepalen (Lönnqvist et al., 2010; Asch, 1952). Bond en Smith (1996) stellen dat hoe collectivistischer een persoon is, hoe meer deze persoon conformeert. Daarnaast werkt dit ook andersom, personen conformeren niet of minder naarmate zij minder individualistisch zijn (Markus & Kitayama, 1991). Conformisme is een gevolg van het oordeel van een groep over wat normaal, goed en moreel is: de normen van een groep. Deze normen ontstaan en worden gesterkt wanneer leden van een groep weten of in de veronderstelling zijn dat het grootste deel van de groep deze ideeën steunt (Baron & Kerr, 2004). Zodoende ontstaat er groepsdruk wanneer het gedrag van een groepslid afwijkt van de groepsnorm. Dit kan enerzijds komen doordat de groep bewust druk uitoefent op het individu zodat deze zijn gedrag aanpast, anderzijds kan deze druk door het individu ervaren worden waarna hij als gevolg zijn gedrag aanpast. Lönnqvist et al. (2010) noemen twee redenen waarom een persoon kan worden beïnvloed door groepsdruk. Ten eerste conformeren personen aan anderen omdat zij het oordeel van een ander meer vertrouwen dan dat van henzelf. Dit wordt informationele sociale invloed of ‘kuddegedrag’ (Klick & Parisi, 2008) genoemd. Informationele invloed komt vaak voor wanneer een persoon gelimiteerde informatie ter beschikking heeft en toch een positie dient in te nemen. Deze vorm van aanpassen kan tot een oprechte gedragsverandering leiden omdat de persoon geen expliciete of bewuste voorkeur heeft voor conformisme (Klick & Parisi, 2008). Een tweede reden om te conformeren is de aanwezigheid van normatieve sociale invloed: personen worden beïnvloed door de groepsnormen omdat zij graag bij de meerderheid willen horen. Deze vorm van conformisme leidt niet altijd tot een oprechte gedragsverandering, de sociale norm wordt binnen de persoon niet altijd ervaren als een morele persoonlijke norm (Schwartz in Lönnqvist et al., 2010). Deze vorm van conformisme kan echter worden gezien als een strategische actie van een individu om a) te worden geaccepteerd binnen de groep en b) om sociale afkeuring te vermijden. In dit opzicht veranderen personen hun onderliggende voorkeuren om hun positie binnen de groep te versterken (Klick & Parisi, 2008). Beide sociale invloeden worden door onderzoekers geschaard onder het begrip conformisme (Baron & Kerr, 2004). Een belangrijk verschil tussen informationele- en normatieve sociale invloed is de mate waarin een persoon zich aanpast aan een ander of een groep. Waar normatieve invloed tot gevolg kan hebben dat een persoon publiekelijk zijn of haar gedrag aanpast, kan informationele invloed ook
13
veranderingen teweeg brengen in het privégedrag van een persoon (Lönnqvist et al., 2010). Hoewel personen door informationele invloed zowel publiekelijk als privé conformeren aan groepsleden, is dit effect sterker in de publieke sfeer (Abrams, Wetherell, Cochrane, Hogg, & Turner, 1990). Klick en Parisi (2008) voegen nog een derde reden toe om te conformeren namelijk; de metavoorkeuren (ofwel meta-preference) van personen. Zij beargumenteren dat door de sociale en politieke voordelen die conformisme tegenwoordig met zich mee brengt, personen een metavoorkeur kunnen ontwikkelen voor conformisme. Een meta-voorkeur kan worden gedefinieerd als een ‘voorkeur van hogere orde’, die ertoe leidt dat personen in andere situaties ook bepaalde voorkeuren te hebben. Zo kunnen personen hun intrinsieke voorkeuren aanpassen aan de harmonie van de groep (Klick & Parisi, 2008). Op deze manier verminderen zij hun ongemak bij het gebruik van of confrontatie met ‘iets slechts’, wanneer zij hier regelmatig aan worden blootgesteld. Daarnaast kunnen personen een bepaalde voorkeur voor iets ontwikkelen, waar zij in eerste instantie geen interesse in hadden.
Conformisme, individualisme en collectivisme Het al dan niet conformeren hangt samen met het hebben van individualistische en/of collectivistische kenmerken. Dit kan worden uitgelegd aan de hand van ‘de zelf’ van een persoon. Triandis (in Bond & Smith, 1996) onderscheidt de privé-zelf, de collectieve-zelf (bepaald door algemene anderen) en de publieke-zelf (bepaald door een specifieke referentie groep). Hij beargumenteert dat binnen collectivistische groepen, de collectieve zelf het meest complex is en het meest frequent getoetst wordt door de groep. In individualistische groepen wordt is de privé-zelf het meest complex, en wordt deze het vaakst getoetst. Wanneer een collectieve zelf wordt getoetst, worden de normen en waarden van de groep het belangrijkst en zijn individuen meer toegankelijk voor groepsleden dan voor nietgroepsleden. Ook zou er volgens Triandis minder verschil bestaan tussen de publieke- en privé-zelf van een persoon in een collectivistische cultuur, dit komt volgens hem doordat de doelen van de groep door deze persoon vaak worden opgenomen als persoonlijke doelen (in Bond & Smith, 1996) . Eerder zijn de interdependent-self als collectivistisch zelfbeeld, en de independent-self als individualistisch zelfbeeld besproken (Markus & Kitayama, 1991). Deze kunnen binnen de context van conformisme als volgt worden geplaatst. Personen met een afhankelijk collectivistisch zelfbeeld (interdependent-self) hebben in hogere mate verlangen naar respect van anderen (gedefinieerd door Bernheim, 2004). Gevoel van eigenwaarde ontlenen zij aan het vermogen om zich aan te passen aan, en de harmonie te bewaren met de sociale context. De voorkeur om ergens bij te horen, het nastreven van groepsdoelen en het innemen van een gepaste plaats binnen een groep maakt dat deze personen meer conformeren. Op dezelfde manier hebben personen met een onafhankelijk individualistisch zelfbeeld (independent-self) in mindere mate de wens om geaccepteerd of gerespecteerd te worden door anderen. Zij ontlenen hun gevoel van eigenwaarde aan het vermogen om zich te onderscheiden van anderen, uniek te zijn en hun eigen doelen na te streven. Logischerwijs, conformeren deze personen minder vaak of helemaal niet (Bond & Smith, 1996; Markus & Kitayama, 1991).
14
Conformisme in Nederland en China Collectivisten conformeren over het algemeen eerder en in sterkere mate dan individualisten (Bond & Smith, 1996; Markus & Kitayama). In het algemeen kunnen daarvoor de volgende redenen worden vastgesteld: collectivisten hechten meer waarde aan collectieve doelen en de mening van anderen over hun gedrag. Ook houden zij rekening met hoe anderen worden aangedaan door hun gedrag. Tot slot heeft het woord conformisme binnen de Chinese cultuur een positieve bijklank, het karakter voor conformisme betekent volwassenheid en innerlijke kracht (Kim & Markus, 1999). Uitgaande van eerder genoemde literatuur kan worden gesteld dat China een collectivistisch georiënteerd land is, waarin individuen geïntegreerd zijn in hechte groepen en loyaliteit hoog in het vaandel staat (Hofstede, 1991; 1994). Daarnaast leidt het politieke klimaat (China is een eenpartijstaat) en de lage variatie in de bevolking ertoe dat China kan worden gezien als een sterk homogene en hechte cultuur (Triandis, 1996). Deze hechtheid hangt samen met de relatieve isolatie waarin China zich bevond, er is een duidelijke consensus van correct gedrag ontwikkeld. Deze factoren maken dat de informationele en normatieve sociale invloeden Chinese mensen beïnvloeden en dat zij binnen groepen dus in sterkere mate conformeren. In replicaties van experimenten van Asch (1956) is dit resultaat al meerdere keren aangetoond. Chinezen conformeren in vergelijking met andere landen redelijk sterk (Huang & Harris, 1973; Meade & Barnard, 1973). Nederland kan volgens Hofstede (1991, 1994) worden gezien als een individualistische cultuur, waarin de behoefte om zich te onderscheiden van anderen en uniek zijn de Nederlander typeert. Daarnaast kan Nederland worden gezien als een losse complexe cultuur waarin de bevolking toegang heeft tot meerdere (internationale) referentiekaders waardoor één consensus over correct gedrag niet tot matig ontwikkeld is (Triandis, 1996). Het woord conformisme heeft in Nederland niet een zodanig positieve klank als in China, ‘kuddegedrag’ en ‘meeloperij’ zijn termen die worden geassocieerd met het begrip. Deze factoren maken dat Nederlanders minder sterk zullen worden beïnvloed door informatieve en normatieve sociale invloeden en dus niet of in lagere mate conformeren. Op basis van bovengenoemde theorieën zijn de volgende hypotheses gevormd: H3a.
Het creëren van een groepsnorm onder Nederlandse studenten niet zal leiden tot conformisme waar dit bij Chinese studenten wel zal leiden tot conformisme.
H3b.
Chinese studenten conformeren in sterkere mate aan de gecreëerde groepsnorm dan Nederlandse studenten.
Inner-directed en other-directed mensen en conformisme Veel onderzoek wijst erop dat Nederlanders individualistisch en non-conformistisch zijn, en Chinezen collectivistisch en conformistisch. Echter, er bestaan meerdere studies deze hypotheses ontkrachten. Uit de literatuur bleek dat collectivistisch georiënteerde culturen zoals die van China naar waarschijnlijkheid in sterkere mate zouden conformeren dan individualistisch georiënteerde culturen zoals Nederland. Binnen deze theorieën (Triandis, 1995; Hofstede, 1980; Oyserman et al. 2002a,
15
2002b; Markus & Kitayama, 1991; Bond & Smith, 1996) wordt echter losjes gesproken over ‘anderen’ en ‘groepen’. Er dient rekening gehouden te worden met de interpretatie van deze begrippen. Een belangrijke theorie in deze context is die van de socioloog Riesman (1950). Hij benoemt een inner-directed mens, een persoon die leeft uit vaste waarden en overtuigingen, ontleend aan geloof en ideologie. Deze mens wordt binnen en buiten zijn groep geleid door dit innerlijke kompas. Zodoende, leeft deze persoon vanuit deze overtuigingen en vertoont naar andere culturen individualistisch gedrag. Zo conformeert deze persoon minder of niet aan de mening van anderen. Opvolgers van deze mens (de other-directed mensen), zonder dit innerlijke kompas, worden niet gedreven voor een geloof of ideologie van een groep. Volgens Riesman zijn zij aangewezen op de sociaal bemiddelde waarheid van de maatschappij. Dit maakt dat deze personen zich eerder aanpassen aan anderen en daarmee collectivistisch gedrag vertonen. Bond en Smith (1996) ondersteunen deze theorie en beredeneren dat collectivisten enkel meer conformeren aan groepsleden. Wanneer een meerderheid bijvoorbeeld wordt vertegenwoordigd door niet-groepsleden, conformeren zij minder waarschijnlijk dan individualisten. Bond en Smith (1996) schrijven dit toe aan de identiteit van collectivisten, die ligt bij het doorlopende lidmaatschap van hun groep. Deze identiteit maakt collectivisten gevoeliger voor het onderscheid tussen wel of niet lid zijn van een groep. Door deze redenen blijken collectivisten coöperatief en behulpzaam te zijn voor leden van een hun eigen groep maar competitief en niet behulpzaam te zijn tegenover niet-groepsleden.
Relatie tussen cultuur en conformisme Afhankelijk van de collectivistische en/of individualistische oriëntatie van personen, kunnen deze dus wel of niet conformeren aan anderen. Zo conformeren collectivistische personen (zoals Chinezen) enkel binnen hun eigen groep. Wanneer zij zich buiten hun groep begeven, worden zij nog steeds gestuurd door het geloof of de ideologie van hun eigen groep. Zondoende conformeren zij dus niet aan nieuwe normen. Op een andere manier voelen personen die individualistisch zijn (zoals Nederlanders), zich niet verbonden aan de normen van een groep. Zij worden geleid door de sociaal bemiddelde waarheid van de maatschappij en passen zich daarop aan. Zodoende conformeren zij waarschijnlijk vaker aan de nieuwe norm. Op basis van bovengenoemde theorieën (Riesman, 1980; Bond & Smith, 1996) zijn de volgende hypotheses gevormd: H4a.
Het introduceren van een nieuwe groepsnorm onder Chinese studenten leidt ertoe dat zij bij hun eigen groepsnorm blijven en niet conformeren aan de nieuwe groepsnorm.
H4b.
Het introduceren van een nieuwe groepsnorm onder Nederlandse studenten leidt ertoe dat zij wel conformeren aan deze nieuwe groepsnorm (de sociaal bemiddelde waarheid).
16
Huidige studie Om de verschillende theorieën te testen is er een experiment ontwikkeld waarbij tijdelijke groepsnormen werden geïntroduceerd aan een participant. Een groepsnorm werd geïntroduceerd door drie zogenaamde andere participanten, die unaniem hetzelfde antwoord gaven naar aanleiding van een stelling. Echter, deze groepsnorm stond haaks op de (groeps)norm van de participant. Tijdens het experiment wordt onderzocht in hoeverre Chinezen en Nederlanders meegaan, ofwel conformeren, aan de norm van deze zogenaamde participanten. Daarnaast wordt onderzocht hoeveel Chinezen en Nederlanders conformeren aan deze nieuwe groepsnorm. Voordat de resultaten van het experiment kunnen worden geïnterpreteerd, wordt er eerst gekeken naar de variabele individualisme en collectivisme. In een vragenlijstonderzoek wordt onderzocht in hoeverre Nederlandse en Chinese studenten verschillen op deze dimensies.
Methode studie 1. Individualisme en Collectivisme In dit onderzoek is er een vragenlijst afgenomen die Singelis’ Self-construal Scale for Interdepence (1994) bevat. De schaal vergelijkt in hoeverre Nederlandse en Chinese studenten verschillen op de culturele variabelen individualisme en collectivisme. Alle respondenten kregen dezelfde vragenlijst met dezelfde vraagvolgorde. Er was sprake van een binnenproefpersoon ontwerp.
Participanten Voor dit onderzoek zijn data verzameld van 124 Chinese studenten van de Beijing Language and Culture University, waarvan 14 (11,3%) mannen en 110 (88,7%) vrouwen. Daarnaast is gebruikt gemaakt van data die zijn verzameld door Mechielsen (2011). De Chinese dataset telt in totaal 148 respondenten waarvan 25 (16.9%) mannen en 123 (83.1%) vrouwen. De leeftijd van de respondenten varieerde tussen de 18 en de 56 jaar (M=23.9, SD=4.3). De data die worden gebruikt voor de Nederlandse populatie zijn afkomstig uit de dataset van Jansen en van de Pol (2007) en Huisman (2008). Deze dataset telt 518 Nederlandse respondenten, waarvan 79 (15,3%) mannen en 439 (84,7%) vrouwen. De leeftijd van deze respondenten varieerde tussen de 18 en de 59 jaar (M=23.3, SD=5.9). Binnen het onderzoek van Jansen en van de Pol (2007) en Huisman (2008) werden zowel data van Nederlandse en Vlaamse studenten samen als Nederlandse data berekend. Hofstede (in Kotler, Amstrong, Wong & Saunders, 2008) maakt echter een duidelijk onderscheid tussen deze twee culturen. Hij schaart zowel Vlaams- als Waals- België onder één cultuur en zegt dat beide bevolkingsgroepen veel overeenkomen met Frankrijk maar absoluut niet met Nederland. Zodoende, zijn in dit onderzoek de Vlaamse data van de Nederlandse gescheiden en zijn enkel Nederlandse data gebruikt.
Materiaal De data zijn verzameld met dezelfde vragenlijst die eerder door Jansen en van de Pol en Huisman is gebruikt in hun onderzoek. De vragenlijst bevat 123 vragen en is opgedeeld in vier onderdelen. Binnen
17
dit onderzoek wordt enkel Singelis’ Self-construal Scale for Interdepence (1994) gebruikt. De overige onderdelen in de lijst van Jansen en van de Pol en Huisman waren respectievelijk: conflictmanagement ofwel ROCI-II (Rahim, 1983), Big Five en Social Skills (Riggio, 1986). Alvorens de respondenten begonnen aan de Singelis Self-construal schaal, werden vragen over verschillende demografische kenmerken aan hen voorgelegd (respectievelijk: leeftijd, geslacht, nationaliteit en universiteit). De Singelis Self-construal vragenlijst bevat 30 vragen als: ‘I will sacrifice my selfinterest for the benefit of the group I am in’ of ‘I try to do what is best for me, regardless of how that might affect others’. Een hoge score op deze items geeft ofwel een hoge van de mate van individualisme ofwel collectivisme weer. De stellingen kunnen niet worden gezien als een schaal met aan de uitersten individualisme en collectivisme, een hoge score op individualisme betekent dus niet automatisch een lage score op collectivisme. Geen van de items hoefde omgepoold te worden. De interne consistentie voor individualisme was adequaat (α =.73), net zoals voor collectivisme, hier was de interne consistentie (α =.85). Nederlandse studenten kregen een Nederlandse versie van de vragenlijst De Chinese studenten kregen een Chinese vragenlijst, vertaald door een Chinese samenwerkingspartner van de Universiteit van Tilburg. Alle items werden beantwoord met de volgende zevenpuntsschaal van Likert. Nederlands
Chinees
1 Sterk mee oneens
强烈反对
2 Oneens
反对
3 Lichtelijk mee oneens
比较反对
4 Niet mee eens, niet mee oneens
不认同
5 Lichtelijk mee eens
比较认同
6 Eens
认同
7 Sterk mee eens
非常认同
Procedure Het overgrote deel van de respondenten nam deel aan het onderzoek binnen een college-uur. Een klein deel van de respondenten was benaderd in de kantine of de bibliotheek op de BLCU. Omdat de Chinese studenten niet bekend waren met een Likert-schaal, kregen zij hierover instructies van de onderzoekster. De onderzoekster wees hen op de vragenlijst en legde hen uit hoe zij hun antwoord dienden in te vullen. Omdat het tijdens het college-uur niet mogelijk was om toegang te verkrijgen tot de online vragenlijst, vulden de respondenten de vragenlijst op papier in. Daarna zijn de vragenlijsten door de onderzoekster handmatig ingevoerd in de online vragenlijst. Alle respondenten namen individueel deel en deden gemiddeld 20 tot 30 minuten over het invullen van de vragenlijst. De antwoorden die online zijn ingevoerd kwamen direct in een databestand terecht. Dit databestand is geïmporteerd in SPSS (versie 18.0).
18
Resultaten Uit de Singelis Self-construal vragenlijst bleek dat de Nederlanders en Chinezen significant van elkaar verschilden op de dimensie collectivisme en individualisme (zie tabel 2). Een t-toets voor onafhankelijke groepen wees uit dat Nederlandse studenten significant lager scoorden op de collectivisme-dimensie (M=4.08, SD=.61) dan de Chinese studenten (M=5.26, SD=.63) (t(663) =20.52; p<.001). Opvallend is dat op de individualisme-dimensie de Chinezen significant hoger scoorden (M=4.88, SD=.61) dan de Nederlanders (M=4.60, SD=.60) (t(663) =5.05; p<.001). Binnen de groepen is ook berekend of er een duidelijke voorkeur voor individualisme danwel collectivisme bestond. Uit een t-toets voor gepaarde metingen bleek dat Nederlandse studenten significant meer individualistisch waren dan collectivistisch (t(663)= -5.64, p<.001) en de Chinese studenten significant meer collectivistisch waren dan individualistisch (t(663)= 2.89, p<.01). Zoals besproken zijn collectivisme en individualisme geen uitersten van elkaar, een persoon kan zowel collectivistische als individualistische kenmerken hebben (Oyserman, 2006, Triandis, 1995). Om de onderlinge verhoudingen na te gaan tussen deze dimensies zijn daarom correlatiemetingen gedaan. Hieruit bleek dat er bij de dimensies individualisme en collectivisme onderling sprake was van een positieve correlatie (r=.14, p<.001), dit houdt in dat een hoge score op individualisme van een participant meestal ook een hoge score op collectivisme van deze persoon met zich mee brengt en andersom. Ook binnen de Nederlandse en Chinese groep zijn correlatiemetingen gedaan. Binnen de Nederlandse groep correleerden individualisme en collectivisme niet (r=-.06, p=.16), binnen de Chinese groep werd wel een positieve correlatie gevonden (r=.32, p<.001).
Tabel 2. Gemiddelden (SD) Chinezen/Nederlanders op individualisme/collectivisme (N=665) Chinees (N = 148)
Nederlands (N = 518)
Collectivisme
5.26 (SD =.63)
4.08 (SD =.61)
Individualisme
4.88 (SD =.61)
4.60 (SD = .60)
Dimensie
Discussie De resultaten in deze studie komen in grote lijnen overeen met de gestelde hypotheses. De Chinezen waren meer collectivistisch dan individualistisch, Nederlanders hadden op hun beurt meer individualistische dan collectivistische kenmerken. Ook wanneer de groepen werden vergeleken waren Chinezen meer collectivistisch dan Nederlanders. Echter raakten de verhoudingen zoek wanneer de groepen werden vergeleken: Chinezen blijken niet alleen meer collectivistisch te zijn, zij zijn ook meer individualistisch dan Nederlanders. Verschillende theorieën (waaronder: Riesman, 1980; Erez & Gati, 2004) kunnen dit verassende resultaat verklaren, deze worden behandeld in de algemene discussie.
19
In deze studie is vastgesteld in hoeverre Chinese en Nederlandse studenten verschillen op de variabele individualisme en collectivisme. Op basis van deze gegevens, kunnen de verschillende theorieën en hypotheses met betrekking tot conformisme worden getest. Om te kunnen onderzoeken of Chinese en Nederlandse studenten verschillen op de mate van conformisme, hebben we eerst inzicht nodig in het al dan niet aanwezig zijn van aanwezige groepsnormen bij deze twee groepen. Ten eerste wordt in een pretest (studie 2a) uitgezocht of er duidelijke groepsnormen aanwezig zijn bij Chinezen en Nederlanders en zo ja, hoe deze eruit zien. Daarna wordt er in het daadwerkelijke experiment (studie 2b) getest in hoeverre Chinezen en Nederlanders conformeren aan nieuwe groepsnormen (die haaks staan op de eerder aangetoonde duidelijke groepsnormen).
Methode Studie 2a. Pretest Stellingen In een pretest is geïnventariseerd in hoeverre Chinese en Nederlandse studenten het eens of oneens waren met verschillende stellingen. De resultaten van de pretest zijn in studie 2b gebruikt om een nieuwe groepsnorm te creëren tijdens een experiment. Het onderzoek was een tussen proefpersonen design (Cultuur: Chinees vs. Nederlands).
Participanten De pretest is afgenomen onder 40 studenten van de Beijing Language and Culture University (BLCU), waaronder 19 (47.55%) mannen en 21(52.3%) vrouwen. De leeftijd van de participanten varieerde van 18 tot 32 jaar (M=23.6 SD=3.8). De pretest is daarnaast in twee rondes afgenomen onder 80 Nederlandse participanten (twee groepen van 40) waarvan 45 (56.3%) mannen en 35 (53.7%) vrouwen. De leeftijd van deze participanten varieerde van 19 tot 39 jaar (M=24.2 jaar, SD=3.4).
Materiaal Het materiaal voor de pretest bestond uit een vragenlijst met 22 stellingen gevolgd door YES en NO antwoordvakjes (figuur 1a). Beide participantgroepen kregen het materiaal in het Engels, de Chinese groep ontving daarnaast een Chinese versie. De stellingen zijn ontworpen door de onderzoekster en gebaseerd op algemene normen. Deze normen zijn door de onderzoekster herkend als algemene normen over hoe mensen in Nederland met elkaar omgaan (of dienen om te gaan), en hoe bepaalde wettelijke grenzen of grenzen van tolerantie in Nederland algemeen bekend zijn (e.g. ‘Employees should respect their boss.’ en ‘When you witness a crime you should go to the police.’). In overleg met een Materstudente die voor langere periodes in China verbleef en tevens de functie van beëdigd vertaalster Chinees bekleedt, zijn de verwachtingen voor de uitkomst van de Chinese stellingen besproken. De verwachtingen voor de antwoorden op de Chinese stellingen waren als volgt: acht stellingen worden unaniem beantwoord met YES, acht stellingen worden unaniem beantwoord met NO en zes stellingen worden beantwoord met zowel YES en NO. De verwachtingen voor de
20
antwoorden op de Nederlandse stellingen waren als volgt: negen stellingen worden unaniem beantwoord met YES, vier stellingen worden unaniem beantwoord met NO en negen stellingen worden beantwoord met YES en NO (zie tabel 1). Om een voldoende aantal unanieme stellingen te verzamelen voor de Nederlandse groep, was er een tweede ronde van dataverzameling nodig. Deze bestond uit zes stellingen waarvan werd geacht dat er één stelling met NO en vijf stellingen met YES zouden worden beantwoord. De zes stellingen waren variaties op de stellingen uit de eerste ronde, zodat deze konden worden vervangen. (e.g.: ‘Females should only wear skirts and dresses, they shouldn’t wear trousers’ in de eerste ronde en ‘Girls must only wear skirts, they must not wear trousers’ in de tweede ronde.) Figuur 1a 陈述 8:
当你目击犯罪,你应该通知警察局.
是O
否O
(Statement 8:
If there is an accident you should help the victim
Yes O No O)
Procedure De participanten in de Chinese pretestgroep werden willekeurig benaderd in de kantine van de BLCU. Hen werd gevraagd om een korte vragenlijst met 22 stellingen in te vullen. Zij werden geacht YES (是) te antwoorden wanneer zij het eens waren met de stelling, en NO (否) te antwoorden wanneer zij het niet eens waren met de stelling. De participanten in de Nederlandse pretestgroep kregen dezelfde instructies maar werden benaderd via de sociale netwerksite Facebook. De participanten ontvingen een bericht met een verzoek om vragenlijst in te vullen. Door op een link te klikken, kwamen de participanten bij een online vragenlijst.
Resultaten Vanuit elke pretest werd een aantal unanieme stellingen verzameld. Een stelling werd tot unaniem gerekend wanneer 97.5% tot 100% van de participanten een overeenkomend antwoord gaf (YES of NO). In de Chinese pretest werden er dertien unanieme stellingen gevonden. In de Nederlandse pretest werden elf unanieme stellingen gevonden, waarvan zes uit de eerste ronde en drie uit de tweede ronde (zie voor een overzicht tabel 1). Naast de unanieme stellingen, werden de overige stellingen wisselend met YES of NO beantwoord. Van deze zijn er twee willekeurige stellingen uitgesloten zodat het totaal aantal stellingen op twintig uitkwam (namelijk: ‘Citizens are more responsible for a clean environment than big companies’ en ‘Wealthy citizens should always donate money to charity’). De unanieme stellingen worden in de studie 2b ‘test-items’ genoemd. Deze overige stellingen die niet unaniem beantwoord waren, worden in studie 2b ‘fillers’ genoemd. Uiteindelijk resulteerde de pretest in de volgende verdeling: dertien test-items en zeven fillers in de Chinese pretest en elf testitems en negen fillers in de Nederlandse pretest.
21
Tabel 1. Verwachtingen en resultaten pretest voor Nederlanders en Chinezen (1 - 22), en tweede prestest voor Nederlanders (23 - 28). Nederlanders
Chinezen
Verwachting
Resultaat
Verwachting
Resultaat
1. Everyone should recycle their trash
YES
82.5%
MIX
87.5%*
2. Students should express their anger to their superiors
MIX
60.0%*
MIX
55%*
3. Everyone should be careful with the environment
YES
97.5%
MIX
100%
4. You can seriously injure someone when he or she has done something wrong
NO
72.5%
NO
100%
5. When you witness a crime, you should go to the police
YES
87.5%
YES
95.0%
6. Trust is very important in business deals
YES
97.5%
YES
100%
7. If there is an accident you should help the victim
YES
100%
YES
100%
8. Students have to be polite to their professors
YES
82.5%
YES
100%
9. When you cause an accident, you are allowed to drive on without checking on...
NO
97.5%
NO
100%
10. Trust is very important in friendships
YES
100%
YES
100%
11. Young people do not have to offer their seats to elderly
NO
75.0%
NO
90.0%
12. When there is an epidemic, the government is responsible for informing all ...
YES
92.5%
YES
100%
13. Students should express their anger to other students
MIX
62.5%*
NO
52.5%
14. Favours can be asked between friends
YES
100%
MIX
100%*
15. Females should only wear skirts and dresses, they shouldn’t wear trousers
NO
95.0%
NO
100%
16. Students can be impolite to their professors when they have a low grade
NO
92.5%
NO
95.0%
17 Employees should respect their boss
YES
77.5%
YES
100%
18. In a business deal, you do not have to be honest to your colleagues
NO
72.5%
NO
90.0%
19. When your mother is sick, you should take care of her
YES
97.5%
YES
100%
20. When you are drunk, you can drive a car
NO
97.5%
NO
100%
21. Citizens are more responsible for a clean environment than big companies
MIX
82.5%**
MIX
55.0%**
22. Wealthy citizens should always donate money to charity
YES
67.5%**
MIX
56.4%**
23. In a relationship, you should be free to give your opinion about important ...
YES
100%
24. You should not endanger others while driving
YES
87.5%
25. Young healthy people should offer their seats to elderly who have difficult...
YES
92.5%
26. In a business deal you should be honest to the colleagues you work with.
YES
85.0%
27. When there is a national epidemic (a disease strike), the government shoul...
YES
100%
28. Girls must only wear skirts, they must not wear trousers.
NO
100%
noot: *YES, **NO noot: percentages vertegenwoordigen overeenkomende resultaten met de gestelde verwachting.
23
Discussie Uit deze resultaten van de pretest kan voorzichtig worden geconcludeerd dat op de stellingen die bevraagd zijn, in Nederland geen duidelijke gedragsnorm bestaat, maar dat deze in China wel duidelijker aanwezig is. Uit deze test bleek namelijk dat Chinezen over meer stellingen eensgezind waren dan Nederlanders. Op 17 van de 22 stellingen gaf minimaal 90% van de Chinese participanten hetzelfde antwoord. Bij de Nederlandse stellingen gaf 90% van de participanten een eensgezind antwoord op slechts 10 van de 22 stellingen (de tweede pretest ronde is hierbij uitgesloten). Daarnaast lijken Nederlanders op vrij extreme stellingen in de pretest variërende antwoorden te geven. Terwijl Chinezen bijvoorbeeld de stelling 'You can seriously injure someone when he or she has done something wrong’ unaniem (100%) met NO beantwoordden, gaf slechts 72.5% van de Nederlanders dit antwoord. Hetzelfde gebeurde bij de stellingen ‘When you witness a crime, you should go to the police’ en bij 'Employees should respect their boss’ waar respectievelijk 87.5% en 77.5% van de Nederlanders een bevestigend antwoord gaven. Hoewel in de pretest is aangetoond dat er in de Chinese groep meerdere duidelijkere normen aanwezig waren dan bij de Nederlandse groep is dit enkel aangetoond bij de stellingen die zijn voorgelegd aan de participanten. Deze resultaten zijn heel variabel, een andere formulering van een stelling kan een heel ander resultaat opleveren. Dit is bijvoorbeeld meerdere keren gebeurd in de tweede pretest bij de Nederlanders. Zo werd de stelling ‘When there is an epidemic, the government is responsible for informing all citizens’ in de eerste pretest door 92.5% van de Nederlanders met YES beantwoord. In de tweede ronde is deze stelling minimaal aangepast naar ‘When there is a national epidemic (a disease strike), the government should do their best to inform and protect all citizens’. Deze aanpassing resulteerde in de tweede ronde in een unaniem YES antwoord van alle participanten. Er kan worden vastgesteld dat er in de Chinese groep een duidelijke norm aanwezig is bij een aantal unaniem beantwoorde stellingen (de test-items). In de Nederlandse groep is deze groepsnorm minder sterk aanwezig, deze groep heeft namelijk minder test-items. Daarnaast was er een tweede pretest nodig, om een voldoende aantal test-items te vinden. Nu duidelijk is welke normen bij Chinezen en Nederlanders bestaan worden deze in studie 2b gemanipuleerd naar nieuwe normen. Deze nieuwe normen staan haaks op de eerder aangetoonde groepsnormen van Chinezen en Nederlanders. Vervolgens wordt er in een experiment onderzocht in hoeverre de Chinezen en Nederlanders conformeren aan deze nieuwe normen.
Methode Studie 2b. Experiment conformisme In een experiment zijn de verschillen tussen Nederlandse en Chinese studenten getest op de afhankelijke variabele conformisme. Tijdens het experiment kregen de participanten de keuze om het eens of oneens te zijn met verschillende stellingen terwijl zij inzicht hadden in de antwoorden van drie zogenaamde andere participanten. De antwoorden van deze zogenaamde participanten creëerden de
groepsnorm waaraan de Chinezen en de Nederlanders wel of niet konden conformeren. Het onderzoek was een tussen proefpersonen design (Cultuur: Chinees vs. Nederlands). Participanten Chinese studenten van de Beijing Language and Culture University (BLCU) namen deel aan het experiment. De populatie bestond uit 61 studenten waaronder 55 (91.2%) vrouwen en 6 (8.8%) mannen, hun leeftijd varieerde van 18 tot 35 jaar (M=21.0, SD=3.0). De participanten waren afkomstig van verschillende opleidingen, respectievelijk: interculturele linguïstiek, interculturele communicatie en Engels. Daarnaast namen 55 Nederlandse studenten deel aan het experiment, deze waren afkomstig van de Willem de Kooning Academie Rotterdam en van de Hogeschool Rotterdam. Onder deze participanten waren 24 (43.6%) vrouwen en 31 (56.4%) mannen, van wie de leeftijd varieerde van 18 tot 43 jaar (M=24.0, SD=4.8). Deze respondenten waren afkomstig van de opleidingen advertisementcommunicatie, kunst en elektrotechniek.
Materiaal Het experimentele materiaal bestond uit twintig stellingen die werden geselecteerd uit de pretest namelijk: dertien test-items en zeven fillers in de Chinese pretest en elf test-items en negen fillers in de Nederlandse pretest (studie 2a). Het materiaal van de experimentele groepen bestond uit een document waarin deze twintig stellingen werden verdeeld over vijf antwoordpagina’s. Elke stelling werd in het experiment gevolgd door vier antwoordvakjes waarvan de eerste drie reeds waren ingevuld door drie zogenaamde participanten (maar in werkelijkheid door de onderzoekster) (figuur 1b). Figuur 1b Statement 8: If there is an accident you should help the victim a) Yes b) No Participant nr
Answer for discussion
1
b
2
b
3
b
4
Manipulatie van de test-items Om de mate van conformisme onder de participanten te meten is er tijdens het experiment bij de testitems een nieuwe groepsnorm geïntroduceerd. Bij de fillers is de groepsnorm aangehouden zoals deze werd aangetoond tijdens de pretest. Om dit te bewerkstelligen zijn de drie antwoorden van de drie zogenaamde participanten als volgt gemanipuleerd:
25
1. Test-items – Unaniem tegengesteld: antwoorden van de test-items werden unaniem met YES of NO ingevuld, op zo’n manier dat deze in tegenstelling stonden tot de unanieme antwoorden van de pretestgroep (e.g. ‘Favors can be asked between friends’, antwoord: NO en NO en NO). 2. Fillers - Gemixt: wanneer uit de pretest bleek dat de meerderheid van de antwoorden gelijk was aan of kleiner was dan 80% werden de antwoorden gemixt ingevuld (e.g. ‘Students should express their anger to other students’, antwoord: NO en YES en NO). 3. Fillers - Unaniem: de overige antwoorden werden unaniem met YES of NO ingevuld, op zo’n manier dat deze overeenkwam antwoorden van de pretestgroep op die stelling (e.g. ‘When you cause an accident, you are allowed to drive on without checking on the victim’, antwoord: NO en NO en NO). In beide test-item sets (de Chinese set en de Nederlandse set) zijn twee test-items uitgesloten namelijk: ‘When you cause an accident, you are allowed to drive on without checking on the victim.’ voor zowel de Chinese en Nederlandse test-item set, “When you are drunk you can drive a car’ voor de Nederlandse test-item set en ‘You can seriously injure someone, when he or she has done something wrong.’ voor Chinese test-item set. Terwijl deze stellingen unaniem waren beantwoord tijdens de pretest, leek het ongeloofwaardig deze ‘Unaniem tegengesteld’ te manipuleren. Deze stellingen zijn in het experiment gebruikt als fillers, de antwoorden van deze stellingen zijn ‘Unaniem’ (ofwel niet) gemanipuleerd. Uiteindelijk resulteerde de manipulatie in de volgende verdeling van de twintig stellingen: elf test-items en negen fillers voor het Chinese experimentele materiaal en negen test-items en elf fillers voor het Nederlandse experimentele materiaal. In zowel het Chinese als het Nederlandse materiaal, zijn de antwoorden van de zogenaamde participanten bij de fillers gebaseerd op de resultaten van de pretest en dus naar realiteit ingevuld. Daardoor verschilden de item-sets qua samenstelling: de negen fillers van de Chinese item-set bestonden uit zeven unanieme fillers en twee gemixte fillers. De elf fillers van de Nederlandse item-set bestonden uit zes unanieme fillers en vijf gemixte fillers. Dit verschil is geen belemmering voor het onderzoek omdat de fillers werden gebruikt om de drie zogenaamde proefpersonen geloofwaardig te maken. Belangrijk was hierbij, dat zij zich over het algemeen hetzelfde zouden ‘gedragen’ als de participanten die meededen in het experiment.
Presentatie van het materiaal Omdat het niet mogelijk was om een ‘echte’ groepsnorm te creëren door bijvoorbeeld acteurs te betrekken zoals in Asch’s experimenten (1956), is er extra aandacht besteed aan het geloofwaardig maken van de drie zogenaamde participanten. Tijdens het invullen van de drie antwoorden van deze zogenaamde participanten, heeft de onderzoekster drie verschillende soorten pennen gebruikt en drie verschillende soorten handschriften geproduceerd om de documenten in te vullen. Daarnaast zijn de documenten opzettelijk lichtelijk gekreukt en bevlekt om het idee dat het document verschillende keren was ingevuld te sterken.
26
In dit experiment is gebruik gemaakt van Engelstalig materiaal, zodat deze universeel kon worden gebruikt in beide landen en in de toekomst voor eventuele vervolgstudies.
Procedure De participanten in het experiment namen deel tijdens een college uur. Samen met de professor van de desbetreffende klas werden de instructies gegeven. De participanten werd verteld dat zij deelnamen aan een experiment over groepsdiscussies en dat het onderzoek uit twee delen zou bestaan. In het eerste deel zouden de participanten individueel hun mening geven over twintig stellingen. In het tweede deel zouden zij deze antwoorden bespreken met drie andere participanten in een groepsdiscussie. Er werd uitgelegd dat zij allen de vierde participant in de groep zouden zijn en dat er dus ongeveer evenveel groepen bestonden als studenten in de klas. Hen werd verzocht hun antwoord in het vierde antwoordhokje te plaatsen (onder de antwoorden van de andere participanten). Na het geven van de instructies werd het experimenteel materiaal uitgedeeld. Vervolgens werd de participanten verzocht om tijdens het eerste deel van het experiment niet met elkaar te communiceren en alle stellingen individueel in te vullen. Zodra de participanten klaar waren met deze taak, werd het experimenteel materiaal direct verzameld door de onderzoekster. Na het experiment werden de participanten geïnformeerd over het echte doel van het onderzoek: het simuleren van een groepsnorm om de mate van conformisme te testen onder de studenten. De afname van het gehele experiment duurde maximaal 20 minuten per klas of per individu.
Resultaten Ondanks de verwachting dat Chinezen vaker zouden conformeren dan Nederlanders blijkt uit het experiment het tegenovergestelde. Uit een onafhankelijke t-toets bleek dat Nederlandse studenten significant vaker conformeerden (M= 1.69, SD=1.64) dan Chinese studenten (M=1.05, SD=1.16) (t(114) = 2.45; p<.05). Daarnaast conformeerden er meer Nederlanders op de stellingen dan Chinezen. In totaal conformeerden 40 van de 55 Nederlanders minimaal één keer tijdens het experiment (M=.72, SD=.45). Van de Chinese participanten conformeerden 35 van de 61 participanten minimaal één keer tijdens het experiment (M=.57, SD=.50) (t(114)=10.92; p<.01). Omdat het aantal test-items per groep verschilde, is de mate van conformisme ook in proportie getest. 61 Chinese studenten konden conformeren op elf items, in totaal dus 671 potentiële mogelijkheden om te conformeren. 55 Nederlanders konden op negen items konden conformeren, dus totaal 495 potentiële mogelijkheden tot conformeren. Met onafhankelijke t-toets zijn de proporties per conformerende participant getoetst. Uit deze toets bleek dat Nederlanders waren vaker geneigd te conformeren dan Chinezen (t(114)=3.38; p<.005). Chinese studenten conformeerden op .10 (9.54%) van de mogelijkheden, terwijl Nederlandse studenten conformeerden op .19 (18.8%) van de mogelijkheden (zie tabel 3).
27
Tabel 3. Gemiddelden (SD) Chinezen/Nederlanders op conformisme (N=116) Chinees (N = 61)
Nederlands (N = 55)
Gemiddeld aantal
1.05 (SD =1.16)
1.69 (SD =1.64)
Proportie
.10 (9.54%)
.19 (18.79%)
Conformisme
Conformisme, individualisme en collectivisme Van de 55 Nederlandse participanten die deelnamen aan het experiment, hebben twintig personen de Singelis Self-construal vragenlijst ingevuld. Binnen de groep bleek uit een t-toets voor gepaarde metingen dat Nederlandse studenten marginaal meer individualistisch waren dan collectivistisch (t(19)= -1.93, p=.07). Binnen deze Nederlandse groep correleerden individualisme en collectivisme niet (r=-.02, p=.94). De variabelen conformisme en individualisme correleerden niet (r=-.03, p=.91) net zo min als conformisme en collectivisme (r=.29, p=.22). Discussie Het experiment wees uit dat het creëren van een nieuwe groepsnorm zowel bij Nederlanders als Chinezen tot gevolg had dat de participanten conformeerden. Daarnaast bleken Nederlanders significant in sterkere mate te conformeren aan deze norm dan Chinezen. Uit het experiment bleek ook dat meer Nederlanders dan Chinezen conformeerden aan de nieuwe groepsnorm. Daarnaast waren Nederlanders waren vaker geneigd te conformeren dan Chinezen. Het introduceren van een nieuwe groepsnorm onder Nederlandse studenten leidde er in meerdere gevallen toe dat zij aan deze norm conformeerden. Hoewel Chinese studenten ook conformeerden aan de nieuwe groepsnormen, deden zij dit a) in mindere mate, b) met minder personen, en c) minder vaak in vergelijking met Nederlandse studenten. Deze resultaten bevestigen hypothese 4a gedeeltelijk.
Algemene discussie In dit onderzoek is door middel van Singelis’ Independent Self-construal schaal onderzocht in hoeverre de studenten in China en Nederland binnen en tussen groepen verschilden op de culturele variabele individualisme en collectivisme (studie 1). Daarnaast is er gekeken naar de samenhang tussen collectivisme en individualisme en conformisme. Ten eerste is er in een pretest onderzocht of er binnen de Chinese en Nederlandse groepen duidelijke groepsnormen bestonden en zo ja, hoe deze er uit zagen (studie 2a). Daarna zijn op basis van deze aanwezige groepsnormen nieuwe normen gecreëerd. Tot slot is er in een experiment onderzocht in hoeverre Chinezen en Nederlanders conformeerden aan deze nieuwe groepsnormen (studie 2b). De conclusies van dit onderzoek zullen in de volgende paragrafen worden besproken en bediscussieerd. Daarnaast worden de beperkingen van het onderzoek besproken en aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan.
28
Individualisme en collectivisme Uit een vragenlijstonderzoek bleek zoals verwacht dat Chinezen meer collectivistische kenmerken hadden dan individualistische. Nederlanders hadden op hun beurt meer individualistische dan collectivistische kenmerken. Deze resultaten bevestigen hypothese 1a en 1b. Een vergelijking tussen de groepen wees uit dat Chinezen meer collectivistisch waren dan de Nederlanders, dit komt overeen met hypothese 2b. Een verrassend resultaat was dat Chinezen tevens meer individualistisch waren dan Nederlanders, op basis van dit resultaat moet hypothese 2a worden verworpen. Tot slot werd er een positief correlatie-effect gevonden tussen individualisme en collectivisme. Op basis van de literatuur ondersteunen de resultaten van studie 1 het werk van Triandis (1995) waarin hij stelt dat personen zowel individualistische als collectivistische kenmerken kunnen hebben, afhankelijk van een bepaalde situatie. Hofstede (1984) noemt net als Triandis dat Nederlanders meer individualistisch zijn en Chinezen meer collectivistisch. De positieve correlatie tussen individualisme en collectivisme die is gevonden in dit onderzoek druist echter tegen zijn cultuurmodel in. Hofstede (1994) beargumenteert namelijk dat elke cultuurdimensie twee uitersten heeft. Zo is individualisme het uiterste en tegenovergestelde van collectivisme. Hij voorspelt dat een hoge score op één deel van de dimensie, een lagere score op het andere deel voorspelt en andersom. Het correlatie-effect duidt echter aan dat participanten hoog en laag kunnen scoren op beide dimensies. Op basis van deze resultaten kan worden geconcludeerd dat het model van Hofstede niet door de resultaten wordt ondersteund. Hoewel uit studie 1 bleek dat Chinezen meer collectivistisch zijn en Nederlanders meer individualistisch, raken de verhoudingen zoek wanneer de groepen worden vergeleken: Chinezen blijken niet alleen meer collectivistisch te zijn, zij zijn ook meer individualistisch dan Nederlanders. Een mogelijke verklaring hiervoor kan gegeven worden aan de hand van de theorie van Riesman (1950). Hij beargumenteert dat de inner-directed mens, gedreven door geloof en ideologie, zich over het algemeen individualistischer gedraagt naar andere groepen, dan een other-directed mens die over het algemeen wordt geleid door de sociaal bemiddelde waarheid van de maatschappij. Deze theorie kan ook worden gekoppeld aan de het positieve correlatie-effect dat in studie 1 is gevonden bij de dimensies individualisme en collectivisme. Het correlatie-effect hield in dat een hoge score van een participant op individualisme meestal ook een hoge score op collectivisme met zich mee bracht en andersom. Wanneer de theorie van Riesman (1950) wordt toegepast op deze correlatie kunnen twee theorieën worden beargumenteerd. Ten eerste kan er worden beredeneerd dat personen met een hoge score op collectivisme enkel collectivistisch zijn binnen hun eigen groep. Wanneer zij zich buiten hun groep begeven worden zij nogsteeds gedreven door het geloof of de ideologie van deze groep. Dit heeft tot gevolg dat zij zich individualistich gedragen naar andere groepen. Oftewel, hoe collectivistischer een persoon is, hoe individualistischer deze persoon zich buiten zijn groep gedraagt. Ten tweede kan deze theorie ook andersom worden toegepast. Personen met een hoge score
29
op individualisme voelen zich niet verbonden aan de normen van een groep. Dit maakt dat deze personen meegaan met de sociaal bemiddelde waarheid van dat moment. Zodoende, brengt een hoge score op individualisme tegelijkertijd een collectivistische houding naar anderen met zich mee. Het feit dat Chinezen zowel individualistisch als collectivistisch zijn kan ook worden verklaard aan de hand van een theorie van Trompenaars (2004). Hij beargumenteert dat de toenemende mate van globalisatie en internationalisatie een gezamenlijke wereldwijde cultuur zal creëren en dat culturele verschillen daardoor zullen verminderen. Zijn theorie wordt onderbouwd door Erez en Gati (2004) die zien dat cultuur naarmate de tijd voorbij gaat verandert. Zij beargumenteren dat culturen kunnen veranderen wanneer ze in contact komen met andere culturen door bijvoorbeeld internationale handel, migratie of invasie. Gezien het feit dat de grenzen tussen Europese landen open staan en organisaties op veel verschillende niveaus internationaal samenwerken, komen Nederlanders vaak in aanraking met andere culturen. Het is mogelijk dat de culturen elkaar beïnvloeden en dat daardoor de verschillen in individualisme en collectivisme binnen de Nederlandse cultuur naar elkaar toetrekken en kleiner worden. Hierdoor zijn de Nederlandse studenten niet sterk collectivistisch of individualistisch. Bij de Chinezen zou deze ontwikkeling ook plaats hebben kunnen vinden, gezien de participanten op een internationaal opleidingsinstituut zaten. Echter, het contact tussen de Chinezen en andere culturen zou ertoe hebben kunnen geleid dat de scores van de Chinezen op collectivisme en individualisme naar elkaar zijn toegetrokken en resulteren in hoge scores op beide dimensies.
Conformisme In het theoretisch kader werden twee mogelijke theorieën besproken die de relatie tussen individualisme, collectivisme en conformisme verklaren. De eerste theorie (Bond & Smith, 1996; Markus & Kitayama, 1991) benoemd dat Chinezen als collectivistisch volk wel zouden conformeren aan een nieuwe groepsnorm, terwijl Nederlanders als individualistisch volk, niet zouden conformeren aan een nieuwe groepsnorm. Het experiment wees uit dat het introduceren van een groepsnorm zowel bij Nederlanders als bij Chinezen tot gevolg had dat de participanten conformeerden. Hoewel dit resultaat hypothese 3a gedeeltelijk onderbouwt (van Nederlandse studenten werd verwacht dat zij helemaal niet zouden conformeren), ontwikkelt dit resultaat zich verrassend. Nederlanders bleken significant in sterkere mate te conformeren dan Chinezen. Met dit resultaat kan hypothese 3b worden verworpen. De tweede theorie (Riesman, 1950) benoemd dat wanneer personen collectivistisch zijn (zoals Chinezen), zij enkel binnen hun eigen groep conformeren aan de groepsnorm. Wanneer zij zich buiten hun groep begeven worden zij nog steeds gestuurd door het geloof of de ideologie van hun eigen groep. Zondoende conformeren zij dus niet aan nieuwe normen. Riesman beargumenteert ook dat personen die individualistisch zijn (zoals Nederlanders), zich niet verbonden voelen aan de normen
30
van een groep. Zij worden geleid door de sociaal bemiddelde waarheid van de maatschappij en passen zich daarop aan. Zodoende conformeren zij aan de nieuwe norm. Naar aanleiding van het experiment kan worden gesteld dat de resultaten de tweede theorie (Riesman, 1950) het beste ondersteunen. Uit het experiment bleek namelijk dat het introduceren van een nieuwe groepsnorm onder Nederlandse studenten er in meerdere gevallen toe leidde dat zij aan deze norm conformeerden. Deze resultaten bevestigen hypothese 4b. Hoewel Chinese studenten ook conformeerden aan de nieuwe groepsnormen deden zij dit a) in mindere mate, b) met minder personen, en c) minder vaak in vergelijking met Nederlandse studenten. Deze resultaten bevestigen hypothese 4a gedeeltelijk. De theorie van Riesman (1950) wordt onderbouwd door Triandis et al. (1988). Zij geven aan dat personen in collectivistische culturen (zoals die van China) niet perse in sterkere mate conformeren, zich meer hetzelfde voelen als anderen en/of hun doelen onderrichten aan die van anderen. Deze personen kunnen namelijk een collectivist zijn in relatie tot één groep maar niet vanzelfsprekend in relatie met andere groepen. Het aanwezig zijn van een duidelijke gedragsnorm in China of in een Chinese groep, kan er voor zorgen dat de Chinese collectivisten zich dus buiten deze groepen individualistisch opstellen naar andere culturen. Zij kunnen in de woorden van Riesman (1980) worden beschouwd als ‘inner-directed’ mensen, die worden gestuurd door een innerlijk kompas. Ze zijn daardoor niet beïnvloedbaar door andere culturen, met uitzondering van die van hun eigen groep. Deze gedachte wordt ook onderbouwd door Markus en Kitayama (1991) die stelden dat bij het wereldberoemde conformisme experiment van Asch (1956), personen met een afhankelijke (meer collectivistische) zelf, minder zouden conformeren. Dit verschijnsel werd toegewezen aan de zogenaamde anderen, die door collectivistisch georiënteerde personen worden gezien als nietgroepsleden oftewel vreemden. Hoewel er uit replicaties van Asch resulteerde dat Chinezen wel conformeerden (Huang & Harris, 1973; Meade & Barnard, 1973), is in geen van deze experimenten ook self-construal (oftewel individualisme en collectivisme) gemeten. Dat Chinezen in mindere mate conformeren kan dus het gevolg zijn van dat zij tijdens het experiment de drie (zogenaamde) andere participanten zagen als niet-groepsleden, waardoor zij zich individualistischer opstelden en minder conformeerden aan deze anderen. Een belangrijk aandachtspunt is nu, dat tijdens het experiment inderdaad werd benadrukt dat de participanten in discussie zouden treden met studenten ‘uit andere klassen’. Hoewel de participanten de studenten niet ‘kenden’, mag er niet zomaar worden verondersteld dat zij deze studenten zouden zien als nietgroepsleden. Groepen kunnen worden gezien als één klas, één opleiding of één universiteit maar ook als een vriendengroep, een familie of misschien wel de gehele Chinese bevolking. Kortom, wat de desbetreffende Chinese participanten zagen als groepsleden is binnen dit onderzoek niet gemeten. Daardoor kan deze theorie enkel als mogelijke verklaring worden gezien.
Beperkingen onderzoek en aanbevelingen
31
Naast de interessante en relevante resultaten die in dit onderzoek zijn gevonden, kent deze studie net als alle andere studies beperkingen. Ten eerste is de opzet van het onderzoek een beperking. Omdat de data van studie 1 (self-construal) en studie 2b (conformisme experiment) apart was verzameld, kon er in de discussie alleen op basis van literatuur en resultaat worden gespeculeerd over de relatie tussen individualisme, collectivisme en conformisme. Om deze relatie iets verder te onderzoeken is er bij twintig van de vijfenvijftig Nederlandse studenten tijdens het experiment ook Singelis’ Self-construal vragenlijst afgenomen. Uit deze data bleek dat Nederlanders slechts marginaal meer individualistisch waren dan collectivistisch. Daarnaast werd er geen correlatie gevonden tussen individualisme en collectivisme en geen correlatie gevonden tussen de cultuurvariabele en conformisme. In vervolgonderzoek is het dan ook van belang dat deze twee variabelen in combinatie worden gemeten, waardoor de relatie tussen deze variabelen verder kan worden verkend. Een tweede kanttekening kan worden gezet bij het experiment waar in de mate van conformisme werd gemeten. Waarom binnen sommige contexten conformisme ontstaat en in andere niet, ligt volgens Bernheim (1994) aan de mate waarin personen in bepaalde situaties meer of minder verlangen naar populariteit en respect. Bernheim introduceert een model van conformisme waarin de ‘pay off’ van bijvoorbeeld een persoon wordt bepaald door twee factoren: het intrinsieke nut van een persoon (afhankelijk van zijn acties) en door het respect of eerbied van anderen (afhankelijk van hoe anderen hem typeren). Conformisme hangt samen met de mate waarin respect van anderen belangrijk is voor een persoon. Hoe groter het verlangen naar respect van anderen, hoe sterker personen conformeren aan een groepsnorm. Wanneer dit verlangen zwak of niet aanwezig is, vindt conformisme volgens Bernheim geen grond. Deze factor kan een rol hebben gespeeld bij de participanten. In vervolgonderzoek kan deze factor tevens worden meegenomen bij de analyse van conformisme. Aan de hand van de theorie van Akerlof (1980) kan het resultaat dat Chinese studenten in mindere mate, minder vaak conformeerden dan Nederlanse studenten verder worden toegelicht. Daarnaast kunnen er op basis van deze theorie aanbevelingen worden gedaan voor vervolgonderzoek. Akerlof (1980) onderscheidt in zijn theorie verschillende contexten waarin a) je je hoort aan te passen aan een bepaalde norm, of b) waar geen norm bestaat. In het tweede geval is de alternatieve norm dat mensen doen wat zij willen. Doordat de norm is ‘dat er geen norm bestaat’ worden personen niet geleid door angst en worden niet als afwijkend van een bepaalde groep (of in dit geval context) gezien. Hoewel tijdens het experiment een duidelijke nieuwe norm was gecreëerd (drie zogenaamde studenten gaven hetzelfde antwoord), kan de originele normcontext van een stelling ervoor hebben gezorgd dat een persoon niet aan deze nieuwe norm conformeerde. Een voorbeeld kan worden gegeven vanuit zowel het Nederlandse als het Chinese experimentele materiaal. In het experimentele materiaal werd de stelling ‘If there is an accident, you should help the victim’ ‘unaniem tegengesteld’ gemanipuleerd (de drie fictieve participanten antwoordden allen NO). De originele normcontext van deze stelling was dat iedereen een slachtoffer van een ongeluk zou moeten helpen (dit resulteerde voor beide groepen ook uit de pretest in studie 2b), ofwel iedereen zou moeten conformeren aan deze norm.
32
Echter, deze norm werd in het experiment vervangen door een nieuwe norm: mensen zouden het slachtoffer niet moeten helpen. De originele context van een dergelijke normen heeft er in het experiment voor gezorgd dat Chinezen minder snel conformeerden aan de geïntroduceerde nieuwe normen. Oftewel, het feit dat de originele context van de normen in China erg duidelijk aanwezig was, heeft ertoe geleid dat Chinezen moeilijk van deze normen af te ‘trekken’ zijn en zij dus in mindere mate conformeren aan de nieuwe normen. Hoewel de theorie van Akerlof de resultaten in dit onderzoek in een duidelijkere context plaatst, kan op basis zijn theorie ook enige kritiek worden geuit op de methode van het experiment (studie 2b). Wanneer er bijvoorbeeld kritisch wordt gekeken naar de Chinese test-items ‘Employees should respect their boss.’ en ‘Trust is very important in businessdeals.’, vertegenwoordigen deze stellingen eigenlijk typisch collectivistische waarden: vertrouwen en respect. In het experiment is het ‘afwijken van de originele norm’ ofwel het ‘aanpassen aan de antwoorden van anderen’ conformisme genoemd. Daarnaast werd het conformisme als typisch verschijnsel van collectivisme gezien (Bond en Smith, 1996). In het licht van Akerlof’s theorie kan dit echter als volgt worden gezien: het ‘afwijken van origineel collectivistische normen’ en het ‘aanpassen aan normen van anderen’ wordt conformisme genoemd. Er valt op deze manier dus te discussiëren over de methode van het experiment. In vervolgonderzoek zou het gebruik van meer neutrale items in overweging kunnen worden genomen om bovengenoemde implicaties te vermijden. Belangrijk is ten eerste dat de items geen duidelijke collectivistische normcontext dragen. Ten tweede dienen de items wel een duidelijke originele normcontext dragen, anders is het bijna onmogelijk om test-items te creëren en conformisme op deze te testen. Dergelijke geschikte test-items komen ook voor in het experimentele materiaal zoals ‘Everyone should be carefull with the environment’. Hoewel deze stelling een duidelijke originele normcontext draagt (Chinese en Nederlandse studenten beantwoordden deze stelling anoniem met YES), wordt deze stelling in Nederland en China niet duidelijk in de cultuur benadrukt. Daarnaast kan er worden gedacht aan neutrale vraagstukken zoals gebruikt zijn in de experimenten van Asch (1952; 1956). Een laatste opmerkingen die kan worden gegeven aan de hand van dit onderzoek is dat de originele methode voor het experiment door omstandigheden is gewijzigd. Omdat het in China alleen mogelijk was om per klas een experiment af te nemen is er gekozen voor de huidige opzet. In eerste instantie zouden per experiment vier participanten worden ontvangen waarna zij elk in een aparte ruimte werden geplaatst. De participanten kregen de instructies individueel van de onderzoeker, zij kregen dezelfde instructie als in het huidige experiment. Het enige verschil was dat zij dienden te wachten tot de eerste drie participanten het materiaal hadden ingevuld. Na ongeveer 10 minuten wachten, kregen de participanten elk het experimenteel materiaal. Voordelen aan deze methode zijn dat de participanten niet kunnen communiceren met elkaar. Daarnaast worden de drie participanten ‘levend’ en maakt dit de groepsnorm mogelijk nadrukkelijker aanwezig. Tot slot draagt
33
deze methode bij aan de geloofwaardigheid van de instructie, omdat het gaat om één groepsdiscussie met drie anderen. In het huidige experiment dienden de participanten namelijk te geloven dat er drie andere klassen waren, die even groot waren als die van hen zelf (15 tot 25 personen), waarvan de studenten met hen in groepsdiscussie zou gaan. Dit zou uiteindelijk resulteren in ongeveer 20 groepsdiscussies. Hoewel er in het huidige experiment geen problemen zijn ondervonden met het geloofwaardig maken van het aantal groepsdiscussies, kan dit bij grotere aantallen studenten wel een probleem worden.
34
Referenties Abrams, D., Wetherell, M., Cochrane, S., Hogg, M. A., & Turner, J. C. (1990). Knowing what to think by knowing who you are: Self-categorization and the nature of norm formation, conformity and group polarization. British Journal of Social Psychology, 29, 97–119. Akerlof, G. A., (1980) .A Theory of Social Custom of which Unemployment May Be One Consequence. Quarterly Journal of Economics, 94, 749-75. Asch, S. E. (1952b). Social psychology. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall. Asch, S. E. (1955). Opinions and social pressure. Scientific American, 193, 33-35. Avruch, K. (2000). Culture and negotiation pedagogy. Negotiation Journal, 16,339-46. Baron, S. B., Kerr, N. L. (2004). Group Process, Group Decision, Group Action. London: Open University Press. Bernheim, B. D., (1994). A Theory of Conformity. Journal of Political Economy,102, 841-877. Berting, J. (2006). De versplinterde samenleving: De gevolgen van moderniteit en modernisering in de 21e eeuw. Delft, Eburon. Bond, M. (1996). Chinese values. In M. Bond (Ed.), The handbook of chinesepsychology, 208-226. Hong Kong: Oxford University Press. Bond, R. Smith. P. B. (1996). Culture and Conformity: A Meta-Analysis of Studies Using Asch's (1952b, 1956) Line Judgment Task. Psychological Bulletin, 119(1),111-137. Cartwright. E. (2005). On the Emergence of Social Conformity. Erez. M., Gati. E. (2004). A Dynamic, Multi-Level Model of Culture: From the Micro Level of the Individual to the Macro Level of a Global Culture. Applied psychology: an international review, 53(4), 583 –598. Fiske, A. P. (2002). Using individualism and collectivism to compare cultures—A critique of the validity and measurement of the constructs: Comment on Oyserman et al. (2002). Psychological Bulletin, 128, 78–88. Geertz, C. (1973). The interpretation of cultures. New York: Basic Books. Goodenough, W. H. (1970). Description and comparison in cultural anthropology Chicago: Aldine. Goodenough, W. H. (1981). Culture, language, and society. Melno Park, CA: Benjamin/Cummings (First published in 1971). Hofstede, G. (1980). Culture’s Consequences: international differences in work-related values. Beverley Hills sage. Hofstede. G. (1994). The Business of International Business is Culture. International Business Review, 3, (1), l-14. Huang, L. C, & Harris, M. B. (1973). Conformity in Chinese and Americans: A field experiment. Journal of Cross-Cultural Psychology, 4, 427-434.
35
Huang, X. (2003). Minority language planning of China in relation to use and development. Paper presented at the Conference on Language Development, Language Revitalisation and Multilingual Education in Minority Communities in Asia. Bangkok, Nov 6-8. Hwang, C. H. (1976). Change of psychological needs over thirteen years. Bulletin of Educational Psychology (Taipei), 9, 85-94. Jansen, R.A.P., & Van de Pol, M. (2007). Onderhandelingsstijl, zelfconstruct en persoonlijkheid. Masterthesis Bedrijfscommunicatie en Digitale Media, Universiteit van Tilburg. Kaushal, R., & Kwantes, C.T. (2006). The role of culture and personality in choice of conflict management strategy. International Journal of Intercultural Relations 30, 579-603. Kagitcibasi, C. (1997). Individualism and collectivism. In J. W. Berry, M. H. Segall, & C. Kagitcibasi (Eds.), Handbook of cross-cultural psychology, social behavior and applications, 3, 1–49. Boston: Allyn & Bacon. Kim, H., Markus. R. (1999). Deviance or Uniqueness, Harmony or Conformity? A Cultural Analysis. Journal of Personality and Social Psychology, 77(4), 785-800. Klick, J., Parisi, F. (2008). Social networks, self-denial, and median preferences: Conformity as an evolutionary strategy. The Journal of Socio-Economics, 37,1319–1327. Kluckhohn, C. (1954). Culture and behavior. In G. Lindzey (Ed.), Handbook of social psychology (Vol. 2, pp. 921-976). Cambridge, MA: Addison-Wesley. Kotler, P., Armstrong, G., Wong, V., Saunders, J. A., (2008). Principles of marketing. Harlow: Pearson Education Limited. Lewicki, R. J., Barry, B., & Saunders, D. M. (2010). Negotiation. New York: McGraw-Hill. Lin, J. (1997). Policies and Practices of Bilingual Education for the Minorities in China. Journal of multilingual and multicultural development, 18(3), 193-204). Lönnqvist, J. E., Walkowitz. G., Wichtardt. P., Lindeman. M., Verkasalo. M. (2009). The moderating effect of conformism values on the relations between other personal values, social norms, moral obligation, and single altruistic behaviours. British Journal of Social Psychology, 48, 525–546. Markus, H., & Kitayama, S. (1991). Culture and the self: Implications for cognition, emotion, and motivation. Psychological Review, 20, 568-579. Meade, R. D., & Barnard, W. (1973). Conformity and anticonformity among Americans and Chinese. Journal of Social Psychology, 89,15-25. Mullen, B., Atkins, J. L., Champion, D. S., Edwards, C., Handy, D., Story, J. E., & Vanderklok, M. (1985). The false consensus effect: A meta-analysis of I 15 hypothesis tests. Journal of Experimental Social Psychology, 21, 262-283. Nezlek, J., Kafetsios, K., & Smith, V. (June, 2004). Cross and within culture relationships between day-to-day affect and self-construal. Conference of the International Society for Emotion Research, New York, NY.
36
Nezlek, J. B., Kafetsios, K., & Smith, C. V. (2008). Emotions in everyday social encounters: Correspondence between culture and self-construal. Journal of Cross-Cultural Psychology, 39, 366-372. Oyserman, D., Coon, H., & Kemmelmeier, M. (2002a). Rethinking individualism and collectivism: Evaluation of theoretical assumptions and meta-analyses. Psychological Bulletin, 128, 3-73. Oyserman, D., Kemmelmeier, M., & Coon, H. (2002b). Cultural psychology, a new look. Psychological Bulletin, 128, 110-117. Oishi, S., Schimmack, U., Diener, E., Suh, E. M. (1988). The Measurement of Values and Individualism-Collectivism. Personality and Social Psychology Bulletin, 24(11), 1177-1189. Power, D., Schoenherr, T., Samson, D., (2010). The cultural characteristic of individualism/collectivism: A comparative study of implications for investment in operations between emerging Asian and industrialized Western countries. Journal of Operations Management, 28, 206–222. Pelto, P. J., & Pelto, G. H. (1975). Intra-cultural diversity: Some theoretical issues. American Ethnologist, 2, 1-18. Petrinovich, L., O’Neill, P, (1996). Influence of Wording and Framing Effects on Moral Intuitions. Elsevier, Ethology and Sociobioiogy, 17, 45-171. Phillips, D. (1985). De Naakte Nederlander. Bert Bakker, Amsterdam. Rahim, M.A. (1983). A measure of styles of handeling interpersonal conflict. Academy of Management Journal, 26(2), 268-376. Realo, A., Koido. K., Ceulemans. E., Allik. J. (2002). Three Components of Individualism. European Journal of Personality, 16, 163–184.
Riesman, D. (1950). The lonely crowd. New Haven en London: University Press. Riggio, R.E. (1986). Assesment of Basic Social Skills. Journal of Personality and Social Psychology, 51(3), 649-660. Rokeach, M. (1968). Beliefs, attitudes and values. San Francisco: Jossey-Bass. Singelis, T. M. (1994). The measurement of independent and interdependent self-construals. Personality and Social Psychology Bulletin, Special Issue: The Self and the Collective, 20, 580–591. Singelis, T.M., & Brown, W.J. (1995). Culture, Self, and Collectivist Communication: Linking Culture to Individual Behavior. Human Communication Research, 21(3), 354-389. Schnabbel, P. (2004). Individualisering in wisselend perspectief. Rapport Sociaal en Cultureel Planbureau: Individualisering en sociale integratie. Schwartz, S.H. (1990). Individualism-collectivism: Critique and proposed refinements. Journal of Cross-Cultural Psychology, 21, 139-157. Schwartz, S. H. (1977). Normative influences on altruism. In L. Berkowitz (Ed.), Advances in experimental social psychology, 10, 221–279). San Diego, CA: Academic Press.
37
Schwartz, S. H. (1992). Universals in the content and structure of values: Theoretical advances and empirical tests in 20 countries. In M. Zanna (Ed.), Advances in experimental social psychology, 25, 1-65. Orlando, FL: Academic Press. Schwartz, S. H. (1996). Value priorities and behaviour: Applying a theory of integrated value systems. In C. Seligman, J.M. Olson, & M. P. Smits, M. (2011, 16 juni). Jongeren vinden zichzelf fantastisch. Het bedrijfsleven denkt daar anders over. Volkskrant. Verkegen van http://www.welingelichtekringen.nl. Suh, E. M. (1999). Content analysis of psychological literature. Personal communication. Triandis, H. C., Gelfand, M. J. (1988). Converging Measurement of Horizontal and Vertical Individualism and vertical Individualism and Collectivism. Journal of Personality and Social Psychology, 74(1), 118-128. Triandis, H. C., Betancourt, H., Iwao, S., Leung, K., Salazar, J. M., Setiadi, B., Shinha, J. B. P.,Touzard, H., en Zaleski, Z. (1993). An etic-emic analysis of individualism and collectivism. Journal of cross-cultural psychology, 24(3), 366-383. Triandis, H. C. (1994). Culture and social behavior. New York: McGraw-Hill. Triandis, H. C. (1995). Individualism and collectivism. Boulder, CO: Westview Press. Triandis, H. C. (1996). The Psychological Measurement of Cultural Syndromes. American Psychologist, 51(4), 407--415 Triandis, H. C. (2001). Individualism-collectivism and personality. Journal of Personality, 69:6 Trompenaars, A. (1994). Riding the waves of culture: understanding cultural diversity in global business. Brealey.
38
Appendix 1: Vragenlijst onderzoek Individualisme en Collectivisme
Welcome to the survey of Communication and Conflict. We very much appreciate your participation. Please choose your language. 欢迎参与交流与冲突的调查活动。我们衷心感谢您的参与。请选择 您的语言。 Did you make this test before? Do you want to see the results? Click here. 您已经做过本次的测试吗?您希望了解调查结果的详情吗?请点击 here
In this research / questionnaire we present a number of propositions concerning communication and conflicts. For each proposition we want to know to what extent you think that it applies to you, or the extent to which you agree or disagree with the proposition. 本次调查中的所有提问都是关于在交流和交流中可能产生的冲突。我们希望能在每一个提问中 了解到您对此种问题的思考程度或者您对此观点同意或者反对的强烈程度。
You can answer by choosing one of the following answer options: 您可以从以下答案选项中选择你的答案。 1 strongly disagree
强烈反对
2 disagree
反对
3 somewhat disagree
比较反对
4 don't agree or disagree
不认同
5 agree somewhat
比较认同
6 agree
认同
7 strongly agree
非常认同
The questionnaire takes approximately 15 minutes of your time. Don't think too long about your answer. Please answer every question. 调查问卷可能花费您 15 分钟的时间。请不用思考过久。请完成每一个问题的作答。
The first part of the questionnaire consists of some general questions. We would appreciate it when you answer these questions as well. 调查问卷的第一部分包括几个常规问题。我们感谢您耐心的作答。
When you are ready to start click ' next'. e’d like to thank you in advance and wish you success! 如果您准备好了,请点击' next'.(下一个)向您提前表示感谢并祝你成功。
The Tilburg Team 蒂尔堡团队
39
Your background:
个人基本情况:
Age:
年龄: Gender: 性别: Male
男
Female 女 Nationality:
国籍
Native language:
University/college:
语言
学院
Item 29: 当我与别人相识之后,我很快就很自在的称呼对方的名字,即便是比我年长很多的人。 I feel comfortable using someone’s first name soon after I meet them, even when they are much older than I am. 强烈反对 1 2 3 4 5 6 7 非常认
O
O
O
O
O
O
O
同
Item 30: 我会在公交车上让座给我的上司。 I would offer my seat in a bus to my professor (or my boss). 强烈反对 1 2 3 4 5 7 非常认
O
O
O
O
O
O
O
同
Items en vertalingen Self-Construal. Myself and others: “与别人接触时我的态度” Item 29: 当我与别人相识之后,我很快就很自在的称呼对方的名字即便是比我年长很多的人。 I feel comfortable using someone’s first name soon after I meet them, even when they are much older than I am. Item 30: 我会在公交车上让座给我的上司。 I would offer my seat in a bus to my professor (or my boss). Item 31: 我首要关心的是能够照顾好我自己。 Being able to take care of myself is a primary concern for me. Item 32: 我很乐意接受奖励。 I am comfortable with being singled out for praise and rewards.
40
Item 33: 我尽量满足自己,甚至这样会影响到别人。 I try to do what is best for me, regardless of how that might affect others. Item 34: 我不论在家还是在学校都是表里如一。 I act the same way at home that I do at school. Item 35: 我尊敬谦虚的人。 I respect people who are modest about themselves. Item 36: 如果我的兄弟姐妹遇到困难了,我感觉我要对他们负责。 If my brother or sister fails, I feel responsible. Item 37: 我的快乐取决于周围人的快乐。 My happiness depends upon the happiness of those around me. Item 38: 我觉得健康至上。 I value being good in health above everything. Item 39: 不管和什么人在一起,我都不会伪装自己。 I act the same way no matter who I am with. Item 40: 我的个人人格对我来说很重要。 My personal identity, independent of others, is very important to me. Item 41: 教育和事业方面的计划我应该考虑父母的意见。 I should take into consideration my parents’advice when making education/career plans. Item 42: 有丰富的想象力对我很重要。 Having a lively imagination is important to me. Item 43: 对于初次见面的人我比较喜欢直接的沟通方式。 I prefer to be direct and forthright when dealing with people I’ve just met. Item 44: 我会为了大家的利益牺牲自己的喜好。 I will sacrifice my self interest for the benefit of the group I am in. Item 45: 和我周围的人保持和谐关系对于我很重要。 It is important for me to maintain harmony within my group. Item 46: 我只专注自己的事情,不管别人的想法。 I do my own thing, regardless of what others think. Item 47: 我经常屈就别人的想法,甚至当我自己更想做别的事情的时候。 I usually go along with what others want to do, even when I would rather do something different. Item 48: 我在很多方面都很乐意独特,和别人不同。 I enjoy being unique and different from others in many respects Item 49: 我宁愿直接拒绝也不愿造成产生误会的可能。 I’d rather say “No”directly, than to risk being misunderstood.
41
Item 50: 我会与需要我的人合作,甚至我本身并不喜欢他们。 I will stay in a group if they need me, even when I am not happy with the group. Item 51: 就算我与组员分歧很大,我也会避免争执。 Even when I strongly disagree with group members, I avoid an argument. Item 52: 我经常觉得和别人之间的关系比我个人的自我实现重要。 I often have the feeling that my relationships with others are more important than my own accomplishments. Item 53: 我觉得一个人的独立很重要。 I feel it is important to be an independent person. Item 54: 我很乐意与别人合作。 I feel good when I cooperate with others. Item 55: 我觉得我的命运是和我周围人的命运相连的。 I feel my fate is intertwined with the fate of those round me. Item 56: 在上课的时候踊跃表达对我来说很正常。 Speaking up during a class (or a meeting) is not a problem for me. Item 57: 尊重与我有接触的领导。 I have respect for the authority figures with whom I interact. Item 58: 尊重组织的决定对我来说很重要。 It is important to me to respect decisions made by the group.
42
Appendix 2. Materiaal pretest 欢迎您参加此次试验!感谢您的参与!这次调研旨在学习在某个事情上观点的不同。 您可以在含有您的参与号码的答题栏中作答. 如果您同意这个陈述,请填“是”,如果您不同意,请 填“否”。 陈述 1:
员工应该尊敬他们的老板
是O
否O
陈述 2:
当有传染病出现,政府有责任通知所有的市民.
是O
否O
陈述 3:
当有人做错事情时,你可以很严重的中伤他/她.
是O
否O
陈述 4:
当学生的分数很低时,他们可以对自己的教授不礼貌
是O
否O
陈述 5:
学生应该尊敬自己的教授.
是O
否O
陈述 6:
旦有意外发生,你应该帮助受害者.
是O
否O
陈述 7:
年轻人没必要让坐给老人们.
是O
否O
陈述 8:
当你目击犯罪,你应该通知警察局.
是O
否O
陈述 9:
友谊中信任很重要
是O
否O
陈述 10:
女人只能穿裙子,不能够穿裤子
是O
否O
陈述 11:
学生可以对他们的老师发怒.
是O
否O
陈述 12:
商业交易中信任很重要
是O
否O
陈述 13:
在商业中,你不需要对你的同事诚实.
是O
否O
陈述 14:
如果你的妈妈生病了,你应该照顾她.
是O
否O
陈述 15:
当你引起了一场事故,你可以不理睬受害者而继续开车.
是O
否O
陈述 16:
你喝醉了还是可以开车.
是O
否O
陈述 17:
每个人都要爱护环境
是O
否O
陈述 18:
市民们在环境保护上应该比大公司承担更多的责任
是O
否O
陈述 19:
学生可以对自己的同学发火
是O
否O
陈述 20:
每个人都再利用他们的废品
是O
否O
陈述 21:
朋友之间应该互相帮忙
是O
否O
陈述 22:
有钱人应该一直向慈善机构捐钱
是O
否O
43
Appendix 3. Materiaal pretest Statement 1.
Everyone should recycle their trash
Yes O No O
Statement 2.
Students should express their anger to their superiors
Yes O No O
Statement 3.
Everyone should be careful with the environment
Yes O No O
Statement 4.
You can seriously injure someone when he or she has done something wrong
Yes O No O
Statement 5.
When you witness a crime, you should go to the police
Yes O No O
Statement 6.
Trust is very important in business deals
Yes O No O
Statement 7.
If there is an accident you should help the victim
Yes O No O
Statement 8.
Students have to be polite to their professors
Yes O No O
Statement 9.
When you cause an accident, you are allowed to drive on without checking on the victim
Yes O No O
Statement 10.
Trust is very important in friendships
Yes O No O
Statement 11.
Young people do not have to offer their seats to elderly
Yes O No O
Statement 12.
When there is an epidemic, the government is responsible for informing all citizens
Yes O No O
Statement 13.
Students should express their anger to other students
Yes O No O
Statement 14.
Favours can be asked between friends
Yes O No O
Statement 15.
Females should only wear skirts and dresses, they shouldn’t wear trousers
Yes O No O
Statement 16.
Students can be impolite to their professors when they have a low grade
Yes O No O
Statement 17. Employees should respect their boss Statement 18.
Yes O No O
In a business deal, you do not have to be honest to your colleagues
Yes O No O
Statement 19. When your mother is sick, you should take care of her
Yes O No O
Statement 20. When you are drunk, you can drive a car
Yes O No O
Statement 21. Citizens are more responsible for a clean environment than big companies
Yes O No O
Statement 22. Wealthy citizens should always donate money to charity
Yes O No O
44
Materiaal pretest ronde 2 Statement 1.
In a relationship, you should be free to give your opinion about important issues.
Yes O No O
Statement 2.
You should not endanger others while driving
Yes O No O
Statement 3.
Young healthy people should offer their seats to elderly who have difficult...
Yes O No O
Statement 4.
In a business deal you should be honest to the colleagues you work with.
Yes O No O
Statement 5.
When there is a national epidemic (a disease strike), the government should do their best to inform and protect all citizens.
Yes O No O
Statement 6.
Girls must only wear skirts, they must not wear trousers.
Yes O No O
45
In a relationship, you should be free to give your opinion about important ... 100% 24. You should not endanger others while driving
YES YES
87.5% 25. Young healthy people should offer their seats to elderly who have difficult...
YES
92.5% 26. In a business deal you should be honest to the colleagues you work with.
YES
85.0% 27. When there is a national epidemic (a disease strike), the government shoul...
YES
100% 28. Girls must only wear skirts, they must not wear trousers.
Statement 22.
46
Appendix 4 : Experimenteel Materiaal China en Nederland (en vertalingen.
欢迎您参加此次试验!感谢您的参与!这次调研旨在学习在某个事情上观点的不同。 这次试验包括2部分。第一部分,您需要独立对20个陈述给出您的观点。 第二部 分则是你需要和其他的参与者讨论您的答案。 为了让您更好的独立思考自己的答案,所有的参与者都将安置在不同的教室。 每份问卷包含 4 个关于不同社会问题的陈述. 您可以在含有您的参与号码的答题栏中作 答. 如果您同意这个陈述,请填“是”,如果您不同意,请填“否”。 请看图标 1 关于陈述的例子: 图标 1:例子 参与者 3 陈述 1: 明年的学费要涨 10%. (The tuition fee for next college year needs to be raised with 10%.) a)
是
b)
否
参与者
答案
1
a
2
b
3
…
4
在所有的参与者都对 20 个陈述给出了自己的答案之后, 参与者将一起讨论这些答案. 如果您有任何 疑问,请示意调研人员. 祝您好运!
47
Welcome and thank you for participating in this experiment. This study aims on the differences in opinions about certain issues. This experiment will contain two parts. In the first part, you will be asked to give your opinion about 20 statements in private. In the second part, you will discuss your answers with three other participants. Every sheet contains four statements about different social issues. You can fill in you answer in the answer box of you participant number. Answer ‘Yes’ if you agree on the statement, answer ‘No’ if you do not agree on the statement. An example of a statement can be seen from figure 1: Figure 1: Example Participant 3 Statement 1: The tuition fee for next college year needs to be raised with 10%. a) Yes b) No Participant
Answer for discussion
1
a
2
b
3
…
4
When all participants filled in their answer on all 20 statements, you will discuss your answers in a group. If you have questions, you can ask the researcher. Good luck!
a) 是 Yes b) 否 No
48
您可以在含有您的参与号码的答题栏中作答. 如果您同意这个陈述,请填“是”,如果您 不同意,请填“否”。
陈述 1: 每个人都再利用他们的废品
Everyone should recycle their trash a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
陈述 2: 学生可以对他们的老师发怒.
Students should express their anger to their superiors a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
陈述 3: 每个人都要爱护环境
Everyone should be careful with the environment a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
陈述 4: 当有人做错事情时,你可以很严重的中伤他/她
You can seriously injure someone when he or she has done something wrong a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
49
您可以在含有您的参与号码的答题栏中作答. 如果您同意这个陈述,请填“是”,如果您 不同意,请填“否”。
陈述 5: 当你目击犯罪,你应该通知警察局.
When you witness a crime, you should go to the police a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
陈述 6: 商业交易中信任很重要
Trust is very important in business deals a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
陈述 7: If there is an accident you should help the victim
一旦有意外发生,你应该帮助受害者. a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
陈述 8: 学生应该尊敬自己的教授
Students have to be polite to their professors a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
50
您可以在含有您的参与号码的答题栏中作答. 如果您同意这个陈述,请填“是”,如果您 不同意,请填“否”。
陈述 9: 当你引起了一场事故,你可以不理睬受害者而继续开车.
When you cause an accident, you are allowed to drive on without checking on the victim a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
陈述 10: 友谊中信任很重要
Trust is very important in friendships a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
陈述 11: 年轻人没必要让坐给老人们.
Young people do not have to offer their seats to elderly a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
陈述 12: 当有传当有传染病出现,政府有责任通知所有的市民
When there is an epidemic, the government is responsible for informing all citizens a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
51
您可以在含有您的参与号码的答题栏中作答. 如果您同意这个陈述,请填“是”,如果您 不同意,请填“否”。
陈述 13: 学生可以对自己的同学发火
Students should express their anger to other students a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
陈述 14: 朋友之间应该互相帮忙
Favours can be asked between friends a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
陈述 15: 女人只能穿裙子,不能够穿裤子
Females should only wear skirts and dresses, they shouldn’t wear trousers a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
陈述 16: 当学生的分数很低时,他们可以对自己的教授不礼貌
Students can be impolite to their professors when they have a low grade a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
52
您可以在含有您的参与号码的答题栏中作答. 如果您同意这个陈述,请填“是”,如果您 不同意,请填“否”。
陈述 17: 员工应该尊敬他们的老板
Employees should respect their boss a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
陈述 18: 在商业中,你不需要对你的同事诚实
In a business deal, you do not have to be honest to your colleagues a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
陈述 19: 如果你的妈妈生病了,你应该照顾她.
When your mother is sick, you should take care of her a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
陈述 20: 你喝醉了还是可以开车.
When you are drunk, you can drive a car a) 是 Yes b) 否 No 参与者 1 2 3 4
答案
53
54