Opleiding Architectuur Cultuurwetenschappen UNIT 8 Teamunit 2007-2008
De naoorlogse evolutie van rust- en verzorgingstehuis Een onderzoek naar de verandering in het bouwconcept van rust- en verzorgingstehuizen in Vlaanderen
Glenn Janssens Ramo Vanduren Thomas Vundelinckx
Abstract Met de stijgende vergrijzing in België wordt de vraag naar rust- en verzorgingstehuizen steeds groter. Ouderen die niet meer thuis kunnen wonen willen een plek hebben waar ze verzorgd worden en rustig hun laatste dagen kunnen doorbrengen. Al te vaak worden de normen en regels van de overheid te subjectief geïnterpreteerd en wordt er te weinig onderzoek gedaan door de opdrachtgever en de architect naar hoe de gebruiker de dingen wil. Met de stijgende vraag naar comfort zien we veranderingen in het bouwconcept van rust- en verzorgingstehuizen optreden. Het klassieke rusthuis dat meer weg heeft van een ziekenhuis dan van een plaats om te wonen dient plaats te maken met vernieuwende concepten uit Nederland, zoals het wonen in kleine groepen. De aandacht naar het wonen wordt groter en Vlaanderen zet een stap in de goede richting naar het ideale woon – en verzorgingstehuis.
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding
4
2. Algemene beschouwingen en opvattingen over de materie
5
2.1. Wettelijke Organisatiestructuur
5
2.2. Invloed van de vergrijzing
6
2.3. Standpunt van de overheid
6
2.4. Architecturale vertaling van het programma
7
2.5. Visie van professionelen uit de sector
9
2.6. Nieuwe conceptuele ontwikkelingen
9
3. Casestudies 3.1. Rust- en verzorgingstehuis Heiderust
3.1.1. Situering 3.1.2. Architecturaal Concept 3.1.3. Bespreking van het onderzoek 3.2. Woon- en zorgcentrum Floordam
3.2.1. Situering 3.2.2. Architecturaal Concept 3.2.3. Bespreking van het onderzoek
11 11 11 11 12 13 13 13 15
4. Besluit
17
5. Bibliografie
18
6. Bijlagen
20
6.1. Vragenlijst interviews
20
6.2. Fotoreportage + Grondplan Heiderust
21
6.3. Fotoreportage + Grondplan Floordam
23
3
1. Inleiding De vergrijzing is een actueel probleem waarmee de Belgische & Vlaamse overheid geconfronteerd worden. In ons onderzoek gaan wij ons toespitsen op een deelaspect hiervan, de infrastructuur van rust- en verzorgingstehuizen/rusthuizen. We starten met een korte introductie in de wettelijke organisatiestructuur. Waarbij we nagaan wat de normen zijn en wie de financiering regelt. Nadien kijken we naar de invloed van de vergrijzing op de infrastructuur. Waarna we stil staan bij het standpunt van de overheid, met andere woorden hoe staan zij tegenover de huidige infrastructuur en wat is hun visie hierover. Hiervoor onderwerpen we wetteksten en beleidsnota’s van verschillende overheidsinstanties aan een literatuuronderzoek. We kijken hoe de normen architecturaal geïnterpreteerd dienen te worden. We informeerden naar de visie van professionelen uit de zorgsector over de architecturale vertaling van de normen. Dit onderzochten we aan de hand van interviews en een publicatie die verscheen naar aanleiding van de eerste Vereniging van Technische Diensthoofden van Zorginstellingen Vlaanderen (VTDV) Bouwaward. (VTDV 2005, 5) Nadien kijken we of er nieuwe conceptuele ontwikkelingen zijn op gebied van de infrastructuur. Verder zullen we aan de hand van 2 casestudies, een nieuw complex en verouderd complex, onderzoeken hoe architecten omgaan met de materie en hoe zich dit vertaald in concepten. We zullen de gekozen sites analyseren aan de hand van een survey en kwalitatief onderzoek. Hoe ervaren de bewoners en personeel de structuur van de gebouwen en wat zijn de positieve en negatieve punten van de gebouwen. In ons algemeen besluit vergelijken we beide en onderzoeken of er verschillende uitgangspunten waren op gebied van concept en programma. Nadien bespreken we de gevolgen hiervan en linken we ze aan de algemene beschouwingen en opvattingen over het onderwerp.
4
2. Algemene beschouwingen en opvattingen over de materie 2.1. Wettelijke Organisatiestructuur Om te beginnen moeten we een onderscheid maken tussen de benaming rusthuis (ROB) en rust- en verzorgingstehuis (RVT). Ook de serviceflats (SF) zijn nog eens een apart onderdeel in de zorgketen. (Juriwel 2008) Meestal gaan we echter zien dat deze allemaal gegroepeerd zijn in één infrastructuurvoorziening, hoewel ze wettelijk apart worden behandeld. Het onderscheid betreft vooral het verschil in zorgvoorziening. Zo hebben mensen in SF nog een grote maat van onafhankelijkheid en bestaat de mogelijkheid om van bijkomende diensten te genieten indien dit nodig zou zijn. (Vlaams Regering (1) 1999, art. 1, 22) ROB daarentegen zijn verblijfplaatsen voor mensen ouder dan 60. Deze verstrekken sowieso een aantal diensten zoals animatie, maaltijden, enz. Zorg wordt verleend indien dit nodig zou zijn. (Vlaamse Regering (1) 1999, art. 1, 9) RVT tot slot slaat in de meeste gevallen op een aantal bedden die in ieder rusthuis aanwezig zijn voor personen die zwaar afhankelijk zijn en waar men zich veel dient mee bezig te houden. (KB 2004, art. 2, 3) We kunnen dus concluderen dat de onderverdeling gebaseerd is op een stijgende vraag naar zorg. Dit heeft vanzelfsprekend ook zijn invloed op de infrastructuur. De organisatiestructuur van de verschillende afdelingen en de koppeling hiervan aan elkaar wanneer ze zich allen in één complex bevinden zijn zaken die van belang zijn voor de architect. Ze hebben immers een grote invloed tijdens het ontwerpproces en bij de realisatie. Verder is er een onderscheid te maken tussen private en publieke instellingen. Wanneer we de ontstaansgeschiedenis bekijken zien we dat de eerste zorginstellingen zijn ontstaan uit kloosters, abdijen en oude mannenhuizen. (van Rijsing 1971, 1913-1916) In de 20ste eeuw heeft de volledige zorgsector dan een boom gekend en zijn ook de Commissies van Openbare Onderstand, voorloper van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) ontstaan. Vandaag kennen we dan de publieke overheid - voornamelijk OCMW - , private, christelijke zorginstellingen. Deze kunnen echter allemaal wel beroep doen op het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) voor subsidies omtrent hun infrastructuur. Hierdoor heeft de overheid nog steeds een grote invloed bij de realisatie van de infrastructuur omtrent zorginstellingen. (Vipa 2008) Doch speelt in een vrije markteconomie als de onze, de wet van vraag en aanbod, een grote rol. Hierdoor zijn dan ook zeer luxueuze zorginstellingen ontstaan, deze kunnen echter geen referentie vormen voor de gemiddelde bevolking. De verblijfprijs in dergelijke instellingen is immers dermate hoog dat een gemiddelde Vlaming dit zich niet kan veroorloven. We laten ze dan ook in ons onderzoek buiten beschouwing. Tot slot maken we ook nog melding van dagverzorgingscentra, kortverblijven en dagcentra. Deze zijn in een aantal gevallen ook geïntegreerd in de infrastructuur
5
van de zorgcomplexen (ROB, RVT, SF) en vormen voor de architecten een ideaal instrument om de zorginstellingen uit hun isolement te halen. (De rusthuizen 2008) Wanneer ze op een doeltreffende wijze geïntegreerd worden in het geheel, kunnen ze de zorginstellingen via hun infrastructuur een rol laten spelen in de samenleving, waardoor de toegankelijkheidsdrempel verlaagd. 2.2. Invloed van de vergrijzing op de infrastructuur Vlaanderen zal de komende jaren geconfronteerd worden met een vergrijzingsgolf. In 2010 is 1/4 van de bevolking ouder dan 60 jaar, in 2020 is dit 1/3 van de bevolking. Hierdoor neemt de vraag naar zorginstellingen natuurlijk sterk toe. (Vervotte 2004, 19) Dit verklaart voor een stuk de vele recente nieuwbouwprojecten van ROB, RVT en SF. De vergrijzing heeft echter ook andere gevolgen. Zo zien we dat de instroomleeftijd in ROB en RVT stijgt van 80-85 heden ten dage naar 85-90. Deze personen hebben echter allen een grotere zorgbehoefte, wat natuurlijk een belangrijk gevolg is voor de infrastructuur. (Vervotte 2004, 24) De architect dient hier rekening mee te houden, aangezien hij deze mensen niet mag isoleren van de buitenwereld. Dit is een aspect dat terugkomt in de casestudie van het nieuwe complex (zie punt 3.2.). Als laatste punt kunnen we ook stellen dat de generatie ouderen die er nu aankomt een stijgende levenstandaard/comfort qua wonen gewoon is. Het is dan ook een belangrijke taak van de ontwerpers/architecten om de normen en aanbevelingen van de overheid, die zeer zakelijk en afstandelijk zijn, zodanig te vertalen in een infrastructuur dat de negatieve connotatie die term rust- en verzorgingstehuis/rusthuis nu toch wel heeft, verdwijnt bij de bevolking. (Solidariteit 2007, 4) 2.3. Standpunt van de overheid Momenteel valt de infrastructuur van de rust- en verzorgingstehuizen onder het VIPA , deze instelling valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse Minister van Welzijn, Gezondheid en Gezin. In hun beleidsnota en brieven gaan zij uit van de hoofddoelstelling om mensen zo lang mogelijk een normaal leven te laten leiden zonder te verhuizen. Ze focussen op woon- en leefaspecten en benadrukken het belang van het sociale weefsel. (Vervotte 2004, 19) De infrastructuur dient dus voor een stuk de rol van zorgkruispunt op zich te nemen door ondermeer de integratie van dagcentra en kortverblijven. De overheid wenst dus van de architecten dat ze het versterken van het sociale weefsel voor een stuk als uitgangspunt nemen van hun concept. Een residentiële voorziening moet bijgevolg meer zijn dan een gebouw met enkele afzonderlijke afdelingen. De overheid zal echter wel erkennen dat een actualisatie van de normen, die dateren van 1985 en aangepast in 1999, zich opdringt. Het gaat hier dan vooral om woon- en comforteisen welke verouderd zijn. (Vanackere 2007, 2829) Dit zal zich ondermeer vertalen in grote oppervlaktenormen. Mensen zijn im-
6
mers meer geneigd vandaag om naar SF te verhuizen dan naar ROB, aangezien het verschil in comfort in vergelijking met thuis kleiner is. De architect zal dus iets meer speling krijgen om een aangenamere woonomgeving te creëren. Hij zal echter dienen te ontwerpen in functie van specifieke doelgroepen. Ook duurzaam en ecologisch bouwen wordt een uitgangspunt in de nieuwe normering waarmee de architect dient rekening te houden. Deze nieuwe normering zou in voegen treden vanaf 2010. (Vanackere 2007, 29) De overheid bepaalt dus via haar investeringsorgaan VIPA voor een stuk mee de uitgangspunten die de architect dient te volgen. De nadruk wordt hierbij vooral gelegd op de bevordering van het sociale weefsel, de woon- en leefkwaliteit en duurzaam en ecologisch bouwen. 2.4. Architecturale vertaling van het programma Het programma van een rust- en verzorgingstehuizen wordt in grote mate bepaald door de normen die door de overheid zijn opgelegd. Algemeen mag er 65m² per persoon voorzien worden wanneer we de totale infrastructuur als één geheel nemen. (Vlaamse Regering (3) 1999, art.4) Bij deze normen dient momenteel echter nog een onderscheid gemaakt te worden tussen nieuwbouw en renovaties. Zo moet er bij renovaties maar 8m² - sanitair niet inbegrepen - voorzien worden voor een éénpersoonskamer, bij nieuwbouw zou dit al 12m² - sanitair niet inbegrepen - zijn. Ook is er een onderscheid tussen het aantal personen dat op een kamer mag liggen. Vanaf 2010 verstrengt deze norm sterk en mag nog maar 20% van de kamers een tweepersoonskamer zijn, de overige 80% dienen éénpersoonskamers te zijn voor een ROB. Voor een RVT bedraagt de verhouding dan ½. Momenteel kunnen bij renovaties nog kamers voorkomen tot maximaal 4 personen. (ZG 2007, norm 3.2.2. en B1-h) Intimiteit dient men hierbij te bereiken via schermen, de werking hiervan kan echter sterk in vraag gesteld worden. Bijvoorbeeld privacyproblemen die kunnen optreden bij een familiebezoek, medische onderzoeken en verzorging. In veel van deze gevallen dienen er dan nog eens aparte lokalen voorzien te worden in de RVT’s, welke bijgevolg extra oppervlakte innemen van de wettelijke 65m². Hierdoor wordt het comfort nogmaals verlaagd, zeker gezien de geringe oppervlakten. (ZG 2007, norm B1-r) Bij serviceflats zijn de normen een stuk ruimer. De oppervlakte bedraagt hier 24m² voor leefruimte en slaapruimte, verder is er nog kookruimte aanwezig en een natte cel met toilet en badgelegenheid. (Vlaamse Regering (2) 1985, Bijlage A Punt 3) De normen voor sanitair in RVT en ROB voldoen echter niet meer aan de hedendaagse comforteisen van de mensen. (Solidariteit 2007, 4) Ze betekenen voor veel mensen een achteruitgang in comfort. We kunnen de vergelijking maken met een goedkoop vakantiehotel, dit zou meer comfort bieden dan een rust- en verzorgingstehuis. De nieuwe regelgeving vanaf 2010 biedt echter voor een stuk soelaas met de verplichting van één wastafel per persoon. Eén toilet per kamer was al verplicht. Een bad of stortbad is echter niet verplicht per kamer, maar per
7
aantal bedden. Voor een RVT bedraagt dit 30 bedden en voor ROB 20 bedden. (ZG, 2007, norm 2.2.13 en B2-f) Verder is er nog de verplichting dat het raamoppervlak 1/6 van de nettovloeroppervlakte - gemeten van plint tot plint - dient te zijn. Het zicht dient ongehinderd te zijn vanuit een zittende toestand naar de buitenwereld toe. Deze laatste is echter niet gedefinieerd en kan dus bijgevolg evengoed een betonnen binnenkoer zijn waar geen enkel leven aanwezig is. Zonwering is een vereiste wanneer problemen van oververhitting en verblinding kunnen optreden. Deze norm geldt ook voor de verschillende gemeenschappelijke ruimten zoals refter, cafetaria en animatielokalen. (ZG 2007, norm 3.2.1.7.) Wanneer men vervolgens de normen van meubilering bekijkt, valt op dat de architect zeer functioneel zal dienen te denken om kamer te creëren die maximaal toegankelijk is voor ondermeer rolstoelen en verplegend personeel. In de kamer dient immers wettelijk een bed, hangen legkast, nachttafel en leunstoel aanwezig te zijn. (ZG 2007, norm 3.2.1.4.) Hierdoor wordt het toevoegen van eigen meubilair door de geringe oppervlakte sterk verhinderd. Dit kon echter de huiselijkheid ten goede komen. De norm zal echter voorschrijven dat het gebouw zo gezellig en zo huiselijk mogelijk dient te worden ingericht. (Vlaamse Regering (2), Bijlage B, norm 3.2.1.1.) Dit is echter een subjectief ontwerpcriteria waar het in vele gevallen fout loopt. De architecten van rust- en verzorgingstehuizen zijn immers in veel gevallen mensen van andere generaties. Ook hebben zij in vele gevallen nog eens specifieke opvattingen over wat architectuur moet zijn. Je kan hierbij de vergelijking maken met de traditionele Vlaamse fermettes en de architectuurwoningen van de architecten. Dit kan leiden tot ruimtes waar de architect zich perfect thuis voelt, maar de toekomstige bewoners niet. In het kader hiervan wordt door de VTDV gewezen op het belang van een goede opdrachtgever. (VTDV 2005, 15) We zullen hier in punt 2.5 dieper op ingaan. Verder zijn er nog een aantal functionele normen welke verband houden met de verzorging van de bewoners, personeelsvoorzieningen, administratie en bezoekers. Hierbij springt vooral de norm van de toegankelijkheid in het oog. Deze schrijft immers pas een volwaardige lift (bruikbaar voor minimum 1 rolstoel + begeleider) voor vanaf twee of meer verdiepingen boven het gelijkvloers. Een zetel- of traplift wordt aangeraden, maar niet verplicht, wanneer er maar één bovenliggende verdieping is. Deze norm geldt enkel voor een ROB. In een RVT is een volwaardige lift altijd verplicht.. (VG 2007, norm 3.2.1.10. en B1-o) Doch is dit zeer merkwaardig aangezien 4 op 10 van de huiselijke ongevallen gebeurt op een trap of in de woonkamer. 30% van de senioren valt éénmaal per jaar, bij 75-plussers is dit zelfs de belangrijkste doodsoorzaak. (VIG 2008) We maken ook nog de bemerking dat in een aantal gevallen dagverzorgingscentra, kortverblijven en dagcentra geïntegreerd worden in de structuur van rust- en verzorgingstehuizen en serviceflats. Deze gaan ook weer hun eigen specifieke normen hebben. Hierbij zal echter niet gesproken worden over hoe de integratie moet gebeuren. Een goed vooronderzoek dat resulteert in een projectdefinitie met de es-
8
sentiële uitgangspunten en verwachtingen die men stelt aan deze integratie kan een handig gegeven zijn. (VTDV 2005, 19) 2.5. Visie van professionelen uit de sector In de vakliteratuur van architecten, maar ook van de gezondheidszorg zelf is er weinig terug te vinden over de architectuur van rust- en verzorgingstehuizen. Dit komt ondermeer door het feit dat de ontwerpen voor de sector van de gezondheidszorg moet gebeuren binnen de beperkte financiële marges en normen die zijn vastgesteld. Een gevolg hiervan is dat dit domein in vele gevallen is voorbehouden voor architecten die hierin zijn gespecialiseerd. Door het feit dat architecten in vele gevallen amper hun eigen visies kunnen uitdrukken worden zij beschouwd als een onopvallende groep. (Koekebakker 1997, 37-39) De VTDV riep als gevolg hiervan de VTDV Bouwaward in het leven. Hiermee willen zij het belang duiden van een grondig vooronderzoek dat plaats vindt voor het eigenlijke ontwerpproces van de architect, aangezien de verwachtingspatronen steeds blijven evolueren in de tijd. (VTDV 2005, 6) Dit vooronderzoek dient voor een groot stuk uitgevoerd te worden door de opdrachtgever. De reden hiervoor is de complexiteit van het programma. Men dient immers eerst de verschillende invalshoeken, namelijk gebruikers, personeel en overheid, goed te analyseren om essentiële fouten, zoals een foute interpretatie van het begrip huiselijkheid, uit te sluiten. Wanneer bovenstaande synthese echter goed is uitgevoerd, krijgt de architect niet enkel een pakket van normen voorgeschoteld maar ook een pakket van verwachtingen vanuit de verschillende doelgroepen. Aan de hand van deze projectdefinitie kan de architect dan in dialoog treden met zijn opdrachtgever om zodanig een huisvestingsprogramma te realiseren dat aan alle verwachtingen en normen voldoet. Zonder essentiële zaken zoals het economisch kader, de verschillende gebruikspatronen en de sociale omgeving uit het oog te verliezen. (VTDV 2005, 15-17) Luc Kuylen, directeur van woon- en zorgcentrum Floordam , welk verder zal besproken worden in casestudie 2, sluit zich aan bij de mening van het VTDV. Het hoofduitgangspunt van een rust- en verzorgingstehuis dient de bewoners te zijn. Efficiëntie en functionaliteit komen op tweede plaats, aangezien men niet dient te vervallen in een ziekenhuisconcept. Architect Hugo Roux ondersteunt deze denkwijze voor het grootste gedeelte. Doch hamert hij op het belang dat ieder op zijn domein moet blijven. Aangezien er anders ook fouten en conflicten kunnen ontstaan tussen de verschillende partijen. De projectdefinitie van de opdrachtgever dient bijgevolg enkel de essentiële uitgangspunten te bevatten zonder enige vormelijke verwijzing. De vormelijke vertaling is immers het specifieke domein van de architect zodanig dat hij op een creatieve manier ruimte kan creëren. Dialoog tussen alle partijen blijft wel van essentieel belang.
9
2.6. Nieuwe conceptuele ontwikkelingen Het uitgangspunt van de Vlaamse Regering om een rusthuis als zorgkruispunt te nemen sluit nauw aan bij het model van de woonzorgzone dat ontwikkeld is door de Stichting Architectenonderzoek Gebouwen Gezondheidszorg (STAGG). Dit is een groepering van Nederlandse Architecten welke gespecialiseerd zijn in de huisvesting van de gezondheidszorg. (STAGG 2008) Bij dit model gaat men na wat de specifieke eisen op gebied van huisvesting zijn voor een zorgbehoevende. Bij de ouderen neemt men als uitgangspunt om deze zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Men richt zich hierbij op kleinschaligere woonmodellen die specifiek zijn aangepast voor de verschillende doelgroepen, m.a.w. de verschillende behoeftes op gebied van zorg. Door het kleinschaliger karakter kunnen deze units gemakkelijker geïntegreerd worden in het sociaal weefsel, zondanig dat isolement vermeden wordt. De rusthuizen zouden dan specifiek verzorgingsplaatsen moeten worden voor mensen die niet meer zelfstandig zouden kunnen leven. Ze zouden echter deel gaan uitmaken van een woonzorgcentrum, waar nog verscheidene andere diensten zoals thuiszorgondersteuning en dagcentra gevestigd worden. We krijgen dus het zogenaamde zorgkruispunt. (Nouws 2000, 3-22) Een belangrijk nadeel van dit concept is dat de bejaarden hier de verschillende infrastructurele zorgringen moeten doorlopen. Belgische senioren zijn echter nog al sterk plaatsgebonden en zullen enkel verhuizen wanneer het comfortniveau stijgt of gelijk blijft. Tevens dient de huiselijkheid gewaarborgd te zijn. Hier wordt in het concept van de woonzorgzone amper aandacht aan besteed. (Solidariteit 2007, 4-7) Het is eerder een stedenbouwkundige visie dan een specifieke infrastructurele visie. Een andere vernieuwend concept is dit van de verschillende leefgroepen. Dit idee is de laatste jaren sterk opgekomen in Nederland, waar men reeds een stap verder staat op vlak van zorg en wonen. Dit komt omdat de vergrijzing in Nederland nog groter is dan in België. (Koekebakker 1997, 3) Elke leefgroep heeft hierbij zijn eigen omgeving waar 10 tot 12 personen verblijven met vast personeel. Het hoofduitgangspunt hierbij is het respect voor de bewoners, RVT en ROB worden immers voor hen gerealiseerd. (van Horne 2007, 18) We zullen hier echter dieper op ingaan in punt 3.2. aangezien het nieuwe rust- en verzorgingstehuis dat we bespreken volgens dit concept is gerealiseerd.
10
3. Casestudies Casestudies 3.1. RustRust- en verzorgingstehuis Heiderust
3.1.1. Situering In 1976 werd het verpleegtehuis Heiderust te Genk geopend. Het is een klassiek RVT en de inrichtende macht is het OCMW van de stad Genk. Heiderust is het grootste van de vier rustoorden in de stad. Er is plaats voor 88 personen die opgedeeld zijn in drie verdiepingen. De onderverdeling gebeurt naargelang de aard van de opname, namelijk dementerenden, bewuste mindervaliden en bedlegerige personen. Het gebouw zelf is een middelhoog gebouw dat eerder in de hoogte werkt, dit om plaats te besparen. Hierdoor is het logisch dat het onder de klassieke rusthuizen valt van de stapel- en hokjesbouw. Het verpleegtehuis is gelegen op de welzijnscampus, waar vroeger ook het OCMW-ziekenhuis gelegen was. De campus is niet ver van het centrum van de stad gelegen maar bevindt zich toch in een boomrijke omgeving.
3.1.2. Architecturaal concept Het rusthuis is opgebouwd onder de visie van zijn tijd. Als een hoog ‘ziekenhuisgebouw’ bestaat het uit gestapelde verdiepingen met een lange middengang als een lengteas door het gebouw met aan weerszijden de nodige lokalen en kamers. Centraal is de circulatieruimte met twee liften en een trap gelegen. Aan de twee uiteinden van het gebouw zijn typerende brandtrappen. De onderste verdieping doet dienst als technische ruimte en toegang voor de leveringen. Het gelijkvloers en de eerste verdieping zijn bedoeld voor de administratieve kantoren en de polyvalente zaal. De bovenste drie verdiepingen zijn uitsluitend bedoeld voor zorgbehoevende bewoners. Deze laatste zijn allen hetzelfde opgebouwd en hebben dezelfde afwerking gekregen. Hierdoor krijgen ze een wat onpersoonlijke, eenzijdige uitstraling en is er geen eigen karakter aanwezig. Ook is er overal hetzelfde meubilair, dit is niet meer dan het noodzakelijke meubilair wat vooral dienst doet voor de verzorging van de bewoners (bv. vooral rolstoelen en ergonomische stoelen), aanwezig wat meewerkt aan deze uitstraling. Enkel op de éénpersoonskamers mogen de bewoners klein eigen meubilair meenemen. Op de tweepersoonskamers is dit verboden wegens plaatsgebrek. De bewoners hebben verder maar heel weinig inspraak op de inkleding van hun kamer. Buiten kleine persoonlijke elementen (bv fotokader) is er niet de ruimte voor individualisering van de kamers. Ook is het gebruik van de ruimtes ééntonig. Overdag zitten de bewoners in de refter en de dagruimtes en op vaste tijdstippen wordt er gegeten en naar bed gegaan. Aangezien de kamers zich op de verdiepingen bevinden hebben ze geen persoonlijke buitenruimte. Er is wel
11
een kleine tuin aan de voorkant van het gebouw aanwezig. Deze wordt soms in de zomer gebruikt om de bewoners een luchtje te laten scheppen. De drie verdiepingen voor de zorgbehoevende tellen 13 bewonerskamers waarvan er 6 tweepersoonskamers zijn. De oppervlakte van de éénpersoonskamers is 18m² - sanitair niet inbegrepen -, die van de tweepersoonskamers is 25m² - sanitair niet inbegrepen - . Elke verdieping heeft zijn eigen ruimtes voor het personeel, de nodige opbergruimten, ruimte voor kinesitherapie en sanitair. Doordat elke afdeling zich enkel op één verdieping afspeelt, werkt het gebouw wel functioneel. Er zijn niet te veel of te weinig ruimtes en er zijn ook niet te grote afstanden die afgelegd moeten worden door het personeel.
3.1.3 Bespreking van het onderzoek De verschillende afdelingen hebben telkens hun eigen verdieping die op elkaar gestapeld zijn in één gebouw. Hierdoor is het mogelijk geweest het gebouw efficiënt te maken qua oppervlakte-inname. Zo kunnen meer bewoners opgenomen worden met een stagnerend perceelgebruik, wat financieel een voordeel is. Omdat de afdelingen zich afspelen binnen één enkele verdieping is de toegankelijkheid ook geen probleem. De verschillende verdiepingen kunnen eenvoudig met de twee centrale liften bereikt worden of met de naastliggende trap, maar toch blijft men vooral afhankelijk van deze liften. Als men echter kijkt naar de behoeften en de noden van de bewoners zelf, scoort dit gebouw vrij slecht. Het ‘verder’ wonen komt niet echt meer aan bod. Het is meer verblijven en verzorgd worden omdat men het zelf niet meer kan. Maar een huiselijke sfeer is er allesbehalve. De gangen, deuren,… van de verschillende verdiepingen hebben allen dezelfde kleur en textuur. Hierdoor lijkt alles hetzelfde en is er weinig indicatie voor de verschillende soorten lokalen en ruimtes. Enkel kleine naamindicaties en soms een persoonlijk fotootje zorgen voor wat verduidelijking. Het personeel heeft zijn eigen ruimtes waar het kan vergaderen, even op adem komen, persoonlijke regelingen treffen, …. Dit zorgt er wel voor dat er een grotere afstand bestaat tussen het personeel en de bewoners. Voor de veiligheid van de bewoners en de garantie voor het personeel dat de bewoners niet kunnen ontglippen, staan twee simpele drukknoppen in voor de werking van de deuren. Verder is er geen technologie gebruikt voor de werking van de afdelingen. Wel heeft iedere afdeling het bezit van genoeg nuttige ruimten om ze efficiënt en functioneel te laten werken.
12
3.2. WoonWoon- en zorgcentrum zorgcentrum Floordam
3.2.1. Situering In 2006 eindigden de werken van het nieuwe woon- en zorgcentrum Floordam te Melsbroek. Het biedt plaats voor 114 bewoners, waaronder een deel fysiekgehandicapten en andere deel dementerenden. Hiernaast is er een dagverblijf voor 15 personen aanwezig in het centrum. De nood aan een nieuw centrum was groot. Het vorige dat zich er tegenover bevond, voldeed niet meer aan de eisen die men stelde aan een rust- en verzorgingstehuis. Na een mislukte poging om het nieuwe complex in de tuin van het oude te bouwen, gooide men het roer helemaal om. Men stapte af van het klassieke rusthuismodel en richtte zich in plaats daarvan op het concept van de verschillende leefgroepen. Ook in België begint men dus te zoeken naar alternatieven en oplossingen voor het klassieke rust- en verzorgingstehuis. Floordam is dan ook een van de eersten in Vlaanderen dat op het concept van de verschillende leefgroepen inspeelt. De traditionele manier van stapel- en hokjesbouw dient plaats te maken voor een humanere en meer woongerichte manier van bouwen. (VZW 2007, 1–2, 6) en (van den Eede 2006, 5)
3.2.2. Architecturaal concept Zoals eerder aangehaald dient voor de bouw van het woon- en verzorgingstehuis de opdrachtgever zijn uitgangspunten duidelijk af te bakenen en door te geven aan de architect die verantwoordelijk zal zijn voor het ontwerp. De directie van Floordam, waaronder directeur Luc Kuylen, staat volledig achter deze stelling. Al te vaak worden er enkel numerieke gegevens en ruimtelijke benodigdheden doorgegeven aan de architect, waarop hij een ontwerp aflevert dat functioneel correct is, maar waar er te weinig rekening gehouden wordt met de gebruikers van het gebouw. Om dit te voorkomen trachtte de directie van het Floordam verschillende duidelijke visies te ontwikkelen en deze juist door te geven aan het architectenbureau Devloet en Verstraeten. Het woon- en zorgcentrum Floordam vertrekt dan ook vanuit een zorgvisie die gericht is op de bewoner en zijn leefomgeving. Naast de klassieke visie van zorg bieden, tracht het Floordam het wonen te integreren in het rust- en verzorgingstehuis. Dit is de rode draad die doorheen het hele ontwerp loopt en waaruit de directie vertrekt voor de bouw van het complex. Al te vaak worden rusthuizen gebouwd alsof het ziekenhuizen zijn, waar je eerder als patiënt dan als bewoner wordt behandelt. Mensen verlaten hun huis om in een onpersoonlijk kamertje te wonen waar je slechts een van de velen ben die verzorgt dient te worden. Via de architectuur, de ingesteldheid en de organisatie tracht men de bewoners een plaats te geven waar zorg hand in hand gaat met aangenaam wonen. (VZW 2007, 1–3) en (van den Eede 2006, 5)
13
Het gevoel van huiselijk wonen begint reeds bij het inrijden van de Vanheylenstraat, dit is de straat die aangelegd werd bij de bouw en zich letterlijk een weg baant tussen de verschillende woningen. De bewoners krijgen het gevoel alsof ze nog steeds in een eigen huis wonen met een eigen huisnummer. De straat wordt U-vormig omringd door het gebouw. Links en rechts bevinden zich de woningen, op de kop bevinden zich al de andere faciliteiten. De woningen zijn eerder een aaneenschakeling van modules dan vrijstaande gebouwen maar door het uitspringen van de verschillende modules en het afwisselend gebruik van verschillende bakstenen en wisselende gevelindeling voor de modules, lijken de modules eerder aparte dan aaneengeschakelde eenheden. Het gedeelte dat zich op de kop bevindt biedt ruimte voor administratie, dagverblijf, vergaderzalen en andere specifieke verzorgruimtes. Het gebouw geeft door het gebruik van staal in combinatie van de grote glazen gevels een onpersoonlijkere en zakelijkere indruk weer dan de woningen, waar men gekozen heeft voor een huiselijkere sfeer door het gebruik van een gevelsteen. De verschillende woningen en het complex op de kop van de straat zijn via doorlopende gangen met elkaar verbonden en hebben op één helling na geen hoogteverschillen. Geen enkele trede of lift dient genomen te worden voor de bewoners of bezoekers in het complex. Enkel de berging is gelegen op een ander niveau, ze is gelegen in de kelder van het administratief gedeelte. (VZW 2007, 1–2) Elke woning omvat 14 individuele leefruimtes die aansluiten op een grote woonkamer met keuken. Om een eenzijdige indruk te vermijden tussen de verschillende woonmodules kiest men afwisselend voor een andere muurbekleding en ander meubilair. Hierdoor krijgt elke woning ook een eigen karakter en wordt het huiselijk karakter versterkt. Het meubilair wordt niet enkel gekozen uit het oog van de verzorging. Aangepast meubilair wisselt zich af met modernere, klassiekere en soms zelfs meubels uit de Ikea-collectie. Op deze manier tracht men van de woonruimte een ruimte te maken waar het gezellig vertoeven is en waar wonen nog sterker naar voor komt dan de verzorging die er gegeven wordt. De woonmodules zijn volgens de RVT- en ROB-normen gebouwd en hebben een grootte van 28m² - sanitair inbegrepen - . Elk bezitten ze een kleine leefruimte met aangrenzend een slaapgedeelte en een ruime badkamer. Volgens Luc Kuylen, directeur van het Floordam, wordt er al te vaak geopteerd voor een leefruimte waar ook het slaapgedeelte zich bevindt. Dit is tegenstrijdig met de vroegere woonmanier van de bewoners, daarom kiest men in het Floordam voor een gescheiden leef- en slaapruimte. De slaapruimte kan via een gordijn afgescheiden worden, hierdoor ligt de mate van privacy in eigen handen van de bewoner. Ook voor de keuze van het meubilair laat men de bewoner vrij, de bewoner mag zijn eigen meubilair van thuis uit meenemen naar zijn woonmodule. Aan elke woonmodule grenst een klein terras, dat jammer genoeg zelden gebruikt wordt, dit omdat het grote terras dat zich tussen de woningen bevindt vaker gebruikt wordt bij mooi weer. Elke woonmodule heeft zicht op het gemeenschappelijk terras, op deze manier houdt men rekening met de opgelegde normen in verband
14
met het buitenzicht en geeft men de bewoners een waardevol zicht op de buitenwereld. (ZG 2007, norm 3.2.1.7.), (VZW 2007, 1–2) en (van den Eede 2006, 5) Het complex waarin zich de administratieve functies, dagopvang en andere gespecialiseerde functies bevinden, heeft zoals eerder vermeld een zakelijkere indruk. Desondanks beperkt men het administratief gedeelte tot een minimum. De meeste ruimte wordt gebruikt voor het dagcentrum en de animatiezaal. Deze twee ruimtes liggen gepositioneerd naar het binnenplein en geven binnen een meer huiselijkere indruk dan de buitengevel doet vermoeden. Via grote glazen gevels en een vrije indeling bekomt men een ruimte met een open karakter en de mogelijkheid om de ruimte naar wensen in te richten. De grote ramen bezitten geen zonnewering, hoewel dit door de overheid opgelegd wordt. (ZG 2007, norm 3.2.1.7.) Het gemis aan de zonnewering heeft zijn invloed op de temperatuursverhoging in de zomer mede omwille van de grote glazen gevel, maar ook projecties van beeldmateriaal zijn niet mogelijk. Dit gemis vormt een van de enigste grote minpunten in het gebouw. Ook de vloerverwarming in combinatie met warme luchtverwarming blijkt een moeilijk te regelen vorm van verwarming voor ouderen.
3.2.3. Bespreking van het onderzoek Het concept van de verschillende leefgroepen heeft grote invloed op de architectuur van het rust- en verzorgingstehuis. Doordat alle woningen zich op het gelijkvloers bevinden ontstaat er een groter oppervlaktegebruik. Dit maakt dat het concept niet inpasbaar is voor elke site, ook de prijs van het project zal hoger gelegen hebben dan indien men een complex had gemaakt met twee verdiepingen. Wat wel voordelig werkt, is dat het gebruik aan trappen en liften tot een minimum beperkt wordt. Slechts één helling is publiekelijk aanwezig in het hele gebouw, daardoor is de toegankelijkheid van het gebouw uitermate groot. Een rust- en verzorgingstehuis dient te worden ontworpen in functie van zijn gebruikers. De belangrijkste groep van gebruikers zijn de bewoners. De directie van Floordam en de architecten hebben zeer goed rekening gehouden met hun noden en verwachtingen. Het gebouw tracht op alle mogelijke manieren bij te dragen tot de behoeften van de bewoners. Allereerst is er een goede toegankelijkheid door alles gelijkvloers te houden, ook voorziet men zoveel mogelijk leuningen aan de muren. Naast de toegankelijkheid staat de sfeer op de eerste plaats. Zo zorgt men voor dat de huiselijke sfeer, zowel in de woonkamer als in de verschillende individuele modules, zo sterk mogelijk aanwezig is. Ook werkt men met verschillende kleuren van muren en vloeren opdat de eigenheid van de woningen sterk tot uiting komt. Voor de woonmodule is dit echter uitwendig minder sterk uitgewerkt. Een variatie in deurkleur had een mogelijkheid kunnen zijn om dit op te lossen. De vraag die we hier ons echter kunnen stellen is in hoeverre we deze personalisering moeten
15
doordrijven. Aangezien de algemene structuur toch ook duidelijk moet blijven en de personalisering niet desoriënterend mag gaan werken. Een andere belangrijke groep is het personeel. Zij leven als het ware samen met hun groep van bewoners. Door een opzettelijk kleine personeelsruimte in elke woning verhindert men dat het personeel zich afzondert van de bewoners. Ook de meest vernieuwende domotica dient het verzorgen en controleren van de bewoners een stuk makkelijker te maken. De beperkte opbergruimte in het complex kan als nadeel voor het personeel worden aanschouwd. Het feit dat ze in nauwer contact staan met de bewoners heeft als consequentie dat het personeel van de verschillende leefgroepen onderling quasi geen contact heeft. Collega’s kennen elkaar dus minder goed wat tot spanningen kan leiden.
16
4. Besluit Een algemene vaststelling is dat het ontstaan van de negatieve connotatie van de term rusthuis niet toevallig is. Wanneer we de woonkwaliteit in beide casestudies vergelijken kwamen we tot opmerkelijke vaststellingen. Enerzijds kunnen we dit wel verklaren doordat de woon- en comforteisen van de mensen zijn gestegen en het nieuwere gebouw hier al beter heeft op ingespeeld. Anderzijds zien we dat de overheid dit probleem zal erkennen en de normen gaat verstrengen. Ze streven hierbij naar een verbetering van het sociale weefsel, woon- en leefkwaliteit en een duurzamer bouwen. Doch blijven zij sterk op de oppervlakte en zijn sommige normen zoals deze van de huiselijkheid nogal subjectief te interpreteren. Hier zal dus een belangrijke taak liggen voor de architect, maar ook voor de opdrachtgevers. Deze laatste zullen immers de essenties van de verschillende verwachtingspatronen van de verschillende gebruikersgroepen moeten onderzoeken. Zodanig dat de architecten niet enkel aan de slag moeten met de normen. Dit leidde immers tot een sterk functionalistische architectuur die geïnspireerd was op een ziekenhuisconcept. Iedere bewoner kwam in een onpersoonlijk kamertje terecht. Wonen kwam hierbij totaal niet aan bod. Dit concept was sterk aanwezig in rusthuis Heiderust. Bij rust- en verzorgingstehuis Floordam zien we het tegenovergestelde. Hier werd wonen als uitgangspunt genomen en werkte men via het concept van de verschillende leefgroepen. Men trachtte hierbij zoveel mogelijk de sfeer van huiselijkheid te bewaren, door verschillend gebruik van meubilair, muurbekleding, gevelbekleding, enz. Het nadeel hiervan is echter dat men op een aantal punten heeft dienen te besparen en men de oppervlaktenormen lichtjes heeft overtreden. Verder heeft het personeel onderling minder contact en kan men zich afvragen waar de grens van personaliseerbaarheid dient te liggen. Doch is dit rusthuis al een sterke verbetering en voelen mensen zich hier beter thuis. We kunnen dan ook uit ons beperkt onderzoek concluderen dat het creatieve proces van de architect nog niet ten einde is. Architecten van de gezondheidszorg zijn echter een sterk gespecialiseerde groep waarover spijtig genoeg weinig verschijnt. Iets wat we duidelijk konden vaststellen in onze eigen bibliotheek, zeker over de architectuur van rust- en verzorgingstehuizen. Terwijl eigenlijk de creatieve taak die op de schouders van deze architecten rust toch niet simpel is. Dit komt door het feit dat we met zoveel verschillende invalshoeken zitten bij al deze projecten. Een aangename ruimtelijke woon-, leef- en werkomgeving creëren blijft immers een basistaak van de architect. De uitreiking van de VTDV bouwaward is dan ook een stap in de goede richting.
17
5. Bibliografie - De Rusthuizen (2007). Geraadpleegd op 31 maart 2007 op het World Wide Web: http://www.derusthuizen.be [Website met database van alle rust- en verzorgingstehuizen van België] - Federale Regering, Koninklijk Besluit: Houdende vaststelling van de normen voor
de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als centrum voor de dagverzorging, 2004, Brussel: Federale Regering [Te downloaden op het World Wide Web: http://www.wvg.vlaanderen.be/juriwel/ouderenzorg/rg/rvt/kb210904.htm] - JURIWEL: Welzijns- gezondheids- en gezinsregelgeving (2007, 26 november).
ROB-RVT . Geraadpleegd op 4 april 2007 op het World Wide Web: http://www.wvg. vlaanderen.be/juriwel/ouderenzorg/erkenning.htm - Koekebakker, O. (ed.), Zorg voor morgen: Ontwerpen voor de gezondheidszorg, 1997, Rotterdam: Uitgeverij 010 - Nouws, H. & Vanderlinden, M, Aan de slag met woonzorgzones: Instrumenten voor
initiatiefnemers, 2003, Amersfoort: Laagland’Advies - Solidariteit voor het gezin vzw (2007, 19 maart). Conceptnota van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin: een nieuw woon-, welzijns- en zorgbeleid voor ouderen in Vlaanderen. Geraadpleegd op 15 december 2007 op het World Wide Web: http://www.solidariteit.be/Pdf/Woon_welzijns_zorgbeleid_april _2007.pdf - STAGG: Stichting Architectenonderzoek Gebouwen Gezondheidszorg (2008, 4 april). Kort Bestek. Geraadpleegd op 4 april 2008 op het World Wide Web: http:// www.stagg.nl/maincontent.php?hid=7 - Vanackere, S., Beleidsbrief 2007-2008: Welzijn Volksgezondheid en Gezin, 2007, Brussel, Vlaamse Regering. [Te downloaden op het World Wide Web http://www.zorgengezondheid.be/uploadedFiles/NLsite/Beleid/Minister/Beleidsno ta/beleidsbrief_WVG_2007-08.pdf] - van den Eede, E. “Zorg op maat in Floordam: Vraaggestuurd zorgverlenen: Een nieuwe manier van werken én denken.” Brussel & Rand, 2006, p.5 - van Horne, K. “Hier wil ik rustig oud worden: Bewoners Sint-Franciscusrusthuis verblijven er met plezier.” Het Nieuwsblad, 2007, p.18 - van Rijsing, Dr. C. (ed.), Het weten waard: Geprogrammeerde encyclopedie, 1971, Brussel, De Lombard Uitgaven - Vervotte, I., Beleidsnota 2004-2009: Welzijn, Gezondheid en gezin, 2004, Brussel, Vlaamse Regering. [Te downloaden op het World Wide Web: http://www.zorg-engezondheid.be/uploadedFiles/NLsite/Beleid/Beleidsnota_Welzijn__Volksgezondheid _en_Gezin.pdf] - VIPA: Steun voor uw zorg- en welzijnsinfrastructuur (2008, 17 maart). Het Vlaams
Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden. Geraadpleegd op 4 april 2008 op het World Wide Web: http://www.vipa.be.
18
- Vlaams instituut voor gezondheidspromotie (2008). Thema: Ongevallenpreventie
cijfers. Geraadpleegd op 12 april 2008 op het World Wide Web: http://www.vig.be /content.asp?nav=themas_ongevallenpreventie&selnav=557,559 - Vlaamse Regering (1), Ministerieel Besluit: Houdende de vastlegging van evalutie-
criteria zoals bedoeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 1998 houdende vaststelling van het programma voor serviceflatgebouwen, woningcomplexen met dienstverlening en rusthuizen, 1999, Brussel: Vlaamse Regering [Te downloaden op het World Wide Web: http://www.wvg.vlaanderen.be/juriwel /ouderenzorg/programma.htm] - Vlaamse Regering (2), Ministerieel Besluit: Tot vaststelling van de normen waaraan
een serviceflatgebouw, een woningcomplex met dienstverlening (of een rusthuis) moet voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen, 1985, Brussel: Vlaamse Regering [Te downloaden op het World Wide Web: http://www.wvg.vlaanderen.be/ juriwel/ouderenzorg/programma.htm] - Vlaamse Regering (3), Ministerieel Besluit: Tot vaststelling van de totale investe-
ringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor bejaarden en voorzieningen in de thuiszorg, 1999, Brussel: Vlaamse Regering. [Te downloaden op het World Wide Web: http://www.wvg.vlaanderen.be/juriwel/ouderenzorg/program ma.htm] - Vereniging Technische Dientsthoofden van Zorginstellingen Vlaanderen & Van Litsenburg Communicatie, VTDV Bouwaward 2005: Integraal bouwen in de zorgsector, 2005, Leuven, Scholma Druk - VZW Goddelijke Voorzienigheid (ed.), Woon- en ZorgCentrum Floordam, 2007, Melsbroek: VZW Goddelijke Voorzienigheid - ZG: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Norminterpretatie ROB-RVT: Gewij-
zigde versie, 2007, Brussel: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid [Te downloaden op het World Wide Web: zorg-en-gezonheid.be/uploadedFiles/NLsite/Regel geving/ Ouderenzorg/Norminterpretaties/NORMINTERPRETATIE.doc]
19
6. Bijlagen 6.1. Vragenlijst interviews Voor de bewoners: -
Waar spendeer je het meeste je tijd? (in de cafetaria, de gemeenschappelijke zaal, kamer, …) Wat doe je in deze ruimte? (uit het raam kijken, tv kijken, …)
-
Mogen de bewoners eigen meubels, foto’s, … meenemen? Mogen ze dus hun kamer personaliseren? In hoeverre is dit toegestaan?
-
Is de structuur van het gebouw (heiderust) helder? Hoe is de aanduiding/bewijzering van de lokalen, ruimtes, …?
-
Hoe verloopt het sociaal contact tussen personeel en bewoners/bezoek? Vb. is er tussen personeel en bewoners bijna uitsluitend contact bij de maaltijden of ook tijdens andere (voorziene) momenten?
-
Is er specifieke buitenruimte voorzien voor de bewoners? Indien ja, in welke mate wordt deze gebruikt?
Voor de directeur: -
In welke mate werd u bij de opdracht voor de bouw betrokken?
-
Heeft u weet van specifieke fouten/knelpunten die in het verleden aanwezig waren in de infrastructuur en die nu zijn opgelost of nog dienen aangepakt te worden?
-
Heet u weet van ruimtes die overbodig zijn of tekort zijn? Zijn er bv. ruimtes die nooit of zelden nuttig gebruikt worden?
-
Welke bewoners worden toegelaten?
-
Hoeveel bewoners worden toegelaten en hoeveel personeel is er tewerk gesteld?
Voor het personeel: -
Wat vindt U belangrijk aan de (werk)omgeving?
-
Zou U hier zelf willen opgenomen worden?
Voor Architect Hugo Roux - Wat is uw mening over de visie van ondermeer het VTDV dat er eerst een grondig vooronderzoek moet gebeuren door de opdrachtgevers vooraleer de opdracht aan de architect wordt gegeven zodanig dat deze niet enkel een pakket van normen, maar ook van verwachtingen krijgt? Het geheel aan vragen werd aan alle geïnterviewden gesteld om te controleren of de antwoorden van de verschillende groepen al dan niet overeenkomen.
20
6.2. Fotoreportage + Grond Grondplan Heiderust
Buitenaanzichten Heiderust (Foto collectie Thomas Vundelinckx)
Eéntonige gangen in Heiderust (Foto collectie Thomas Vundelinckx)
21
Typisch grondplan van Heiderust (Dirk Bamps, projectcoördinator Technischfacilitaire diensten, OCMW Genk)
22
6.3. Fotoreportage + Grond Grondplan Floordam Gemeenschappelijke ruimte van één woning. (Foto collectie Ramo Vanduren)
Individuele woonmodule in de woning. (Foto collectie Ramo Vanduren)
Straat met de verschillende woongebouwen of woningen (Foto collectie Ramo Vanduren)
23
Grondplan van woon- en zorgcentrum Floordam van Architectenbureau Devloet en Verstraeten (Floordam 2007: 4)
24