Boudewijn Nederkoorn, bevlogen directeur van Surfnet
‘De ministeries en PTT waren ziedend’ Eén van de meest strijdvaardige directeuren als het om leiding over innovatie ging, en nog gaat met glasvezelaanleg. Aan Boudewijn Nederkoorn heeft Nederland veel te danken, zoals een optimaal Surfnet, een goed werkend .NL stelsel en de Ams-IX. En hij genoot van de kleine oorlogen, met ondermeer zijn grootaandeelhouder PTT (KPN), maar bleef aimabel. Loopbaan 1945: geboren 1963-1969 Studie wiskunde en economie in Utrecht 1969-1971 Shell Benelux Computing Center 1971-1982 Hoofd Medische Informatieverwerking Academisch Ziekenhuis Nijmegen 1982-1988 directeur Universitair Rekencentrum Nijmegen 1988-2007 directeur Surfnet 2002-heden: Bestuurslid Stichting Glazenkamp, Nijmegen 2008-heden Voorzitter Stichting Fiber Overal 2002-heden Bestuurslid en directeur Stichting Telemann, Nijmegen Verder 2003–2006 Voorzitter Ams-Ix 1996–2001 Voorzitter SIDN 1992–1997 Bestuurslid Dante
Foto’s: Frank Groeliken Tekst: Peter Olsthoorn 1
Dat zie je zelden, de eerste aanzet voor innovatie vanuit Den Haag. “Ja, Den Haag gaf de rekencentra er flink van langs. We innoveerden nauwelijks en werkten te weinig samen. Als directeuren van de rekencentra, min of meer de pausen van de universiteiten, lieten we dat niet op ons zitten. De Stuurgroep Universitaire Rekencentra kwam in actie, met de directeuren en de bestuursleden van universiteiten die verantwoordelijk waren voor de rekencentra.” In 1986 kwam minister van Onderwijs en Wetenschappen Wim Deetman in het tweede kabinet-Lubbers met een zak geld… “Aan ons rapport hing de claim van totaal een miljard gulden, opgeteld over een periode van vijf jaar; 650 miljoen voor de universiteiten en 350 miljoen voor het HBO. Voor het netwerk wilden we 80 miljoen. Daar kregen we van Deetman uiteindelijk 60 miljoen voor. Die claim van een miljard las Deetman in het vliegtuig en zijn eerste reactie luidde ongeveer: “Zijn ze nu helemaal van de pot gerukt.” Dat vertelde hij me zelf wel eens. Maar Rosenberg huldigde als principe: als je niet veel geld vraagt, tel je niet mee. Zo ging dat toen…” Dat geld kwam er niet, maar kon u het plan voor Surfnet wel gaan uitvoeren? “We spreken nog over de periode vóór dat Surfnet actief werd, 1985 en 1986 tijdens de eerste periode Deetman in het kabinet Lubbers I. Alles wat we in deze periode alvast wilden opzetten, werd maar sporadisch beloond. Af en toe kwam er weer een klein beetje geld voor een project. We moesten eerst het geheel onderbouwen en vervolgens een gedegen organisatie optuigen. Dat werden Stichting Surf en Surfnet. Ondertussen waren we dus al met allerlei dingen bezig.” Zoals? “Vooral met het Earn-netwerk van verbonden IBM mainframes. Dat zwengelden wij in Nijmegen aan. Bij ons werkte een Duitser die een lijntje legde naar Essen en vandaar naar IBM in Montpellier en naar Bitnet in de Verenigde Staten. Ook Digital nam het gebruikte IBM-protocol over en toen konden alle universiteiten met e-mail werken.” Jarenlang alleen maar e-mail? “Er was ook file-transfer, overdracht van bestanden. Ik weet nog dat, toen Earn overging in Surf, we moesten besluiten om een functie te schrappen: je hoefde alleen maar een regeltje te typen en dat verscheen dan bij die ander op het scherm. Ik vond dat onzin.” 2
Chat avant la lettre? “Precies. Het leek me volslagen overbodig. Dat schrappen werd ons niet in dank afgenomen. Ik heb wat wetenschappers over me heen gekregen. Ze zagen me als een manipulator, maar ik vond het direct communiceren via beeldschermen flauwekul. Je had toch e-mail? Dat geeft aan dat ik dus absoluut geen visie had over communicatie.” Vergaande zelfkritiek. U was de man van de technologie? “Als ik maar een beetje was meegegaan in hun visie had ik kunnen begrijpen dat het direct communiceren via het scherm eigenlijk best handig was. Technisch konden we niet anders, want Earn moest opgaan in het grotere verhaal. Het chatten was bovendien technisch niet mogelijk met Decnet en internet. Toen nog niet. Maar de manier waarop ik dit heb geschrapt, had wel anders gekund.” U zei eens dat Twynstra Gudde met de toen opgerichte projectorganisatie voor Surf(net) een heel circus optuigde dat zich ‘te pletter’ vergaderde? “Het clubje, met Hans Rosenberg als voorzitter en ik als secretaris, produceerde twee dikke pillen van rapporten. Daar gingen wel meer dan 20 projectgroepen aan vooraf, die heel veel vergaderden. De sfeer was goed. Twynstra Gudde zorgde altijd voor appelpunten met slagroom . Als eindredacteur moest ik al die rapporten in drie weken tijd aan elkaar schrijven.” Het duurde wel lang voor Surfnet er was, van 1984 tot 1988… . “Ja, in de zomer van 1985 schreef ik het voorbereidende rapport met de voorstellen. Twee jaar later is stichting Surf opgericht, vervolgens Surfnet. Kees Neggers en ik wilden de Surfnet-organisatie in Nijmegen opzetten. Maar Rosenberg had intussen besloten dat het - over zijn dead body niet naar die Katholieken moest gaan.” Grap, of speelde dat werkelijk? “Van Lieshout, voorzitter College van Bestuur in Nijmegen, was in diezelfde tijd bezig de Vereniging van Universiteiten (VSNU) op te richten. Hij wilde dat Surf daar onderdeel van zou worden. Er ontstond tweestrijd. Ik ging door met Rosenberg en volgde dus mijn baas niet. Van Lieshout beet mij eens in een vergadering toe dat: “sommigen onder ons de Universitas Neerlandica belangrijker vinden dan de Katholieke Universiteit Nijmegen.” Die kon ik in m’n zak steken.” Surfnet werd geen thuiswedstrijd voor jullie in Nijmegen. Vond Rosenberg niet terecht dat het een neutrale, centrale locatie verdiende, in Utrecht?
3
“We zijn eerst nog uit de club gestapt,want we vonden het heel vervelend dat het niet naar Nijmegen mocht. In de zomer van ’87 kwamen Kees en ik daar op terug. We zeiden Rosenberg dat we bereid waren om de boel te gaan trekken. Na zijn ‘ja’ moesten we binnen vier maanden een businessplan schrijven.” Dat scheelde maar een haartje. U speelde hoog spel? “Er was geen animositeit maar het ging niet altijd makkelijk. Geen slaande deuren maar het lag even moeilijk met die adviesbureaus Twynstra Gudde, M&I en BSO die Surfnet min of meer op poten hielpen zetten.” Toen Van Lieshout weer boos bij jullie vertrek? “Nee hoor, het is verder prettig verlopen. We zaten met Surf in hetzelfde gebouw als de VNSU, die hij leidde. Als we elkaar zagen stak hij altijd de hand toe. Het Surfverhaal had hij toch al verloren. Het moest ook niet teveel universitair gestuurd worden. Rosenberg had bepaald dat universiteiten onderdeel moesten worden van een gemeenschappelijke organisatie met daarin ook het HBO en de niet-universitaire research. Een bijzonder vroeg en voortreffelijk inzicht dat leidend is gebleven voor Surfnet.” (Wijlen) Rosenberg de grote aartsvader van Surfnet? “Hij was buitengewoon bekwaam, maar zat ook wel eens fout. Dan was hij heel behendig om een niveau hoger te gaan zitten en dan zo te beredeneren dat hij toch gelijk kreeg. Heel vermakelijk.” Hij is ook op de PTT-eisen voor deelname in Surfnet ingegaan, zoals het blijven leveren van telefooncentrales aan universiteiten? “Dat eiste ook Den Haag. Het kabinet-Lubbers vond dat PTT erbij moest, want de verzelfstandiging lag in het verschiet. Smit-Kroes vond het een mooie stap richting een zachte privatisering van PTT, en voorkwam daarmee ook dat Surfnet te veel een concurrent van PTT zou worden. We moesten hoe dan ook nog voor elke verbinding bij PTT aankloppen. Die er overigens later in concurrentie ook sterker door werd omdat ze aan ons de uiterste capaciteit leverden tegen de scherpste prijs.” U werd vastgeklonken aan de PTT? “Ja, PTT kwam net met ISDN, een telefoonlijn met twee kanalen van 64 kilobit, één voor data en één voor spraak. Dat zou de komende decennia nog geweldig blijven, vond PTT. We weten hoe roemloos ISDN aan z’n einde is gekomen. Kees en ik zagen dat wel, de onderliggende technologie voor datatransport zou Ethernet worden en niet ISDN. We hebben dat ISDN, 4
inclusief aanschaf van centrales, uit het businessplan gekieperd. De ministeries en PTT waren ziedend.” En tot overmaat van ramp verloor PTT de order voor het vervolg op de eerste verbindingen, het Surfnet2? “Getronics en Northern Telecom wonnen de open tender. Dat hielden PTTdirecteur Ben Verwaayen en PTT-directielid en onze commissaris Paul Smits tegen, wat PTT als grootaandeelhouder statutair mocht doen. We hebben vervolgens een andere BV onder Surf opgericht om toch met Northern Telecom in zee te kunnen gaan. Dat was de tweede zeperd die we PTT bezorgden. Dat heeft de verhoudingen een tijd lang geen goed gedaan.” Kan ik me iets bij voorstellen… “Zij doorkruisten de aanbesteding toen ze die dreigden te verliezen. Ze speelden powerplay en wij toen ook. Maar PTT was wel zo slim om te kijken wat er verder nog te halen viel en heeft zich goed gerevancheerd bij de tenders voor Surfnet3 en Surfnet4. Van 1998 tot 2000 bij Surfnet5 ging het weer mis voor KPN [voortzetting PTT]. De order ging grotendeels naar British Telecom.” PTT tegelijkertijd als aandeelhouder en offrerende partij was bepaald niet ideaal? “Den Haag eiste in de jaren tachtig deelname van PTT aan Surfnet. EZ wilde tien jaar later alleen met subsidie over de brug komen voor een club zonder belang van een mogelijke leverancier. KPN was echter niet bereid om dat aandeel op te geven. Toen ontstond net die internetzeepbel en ze hadden hun aandeel in Surfnet sky high gewaardeerd. We hebben toen weer een nieuw bedrijf opgericht, Gigasurf BV, die wel de subsidies van EZ kreeg. KPN kon daardoor inschrijven voor de tender. Met de verschuiving van activiteiten naar Gigasurf zetten we wederom PTT voor het blok, nu via commissaris Eelco Blok, de latere CEO van KPN.” Uiteindelijk ging KPN vrijwillig weg als aandeelhouder? “Heel praktisch. KPN nam Surfnet4 over om het bedrijfsleven te blijven bedienen. Wij begonnen opnieuw met Surfnet5. Uiteindelijk heeft KPN Surfnet4 niet in gebruik genomen, omdat ze toen grote financiële problemen hadden.”
5
6
Wat kreeg KPN voor haar aandeel? “De nominale waarde, slechts 1,5 miljoen gulden. Wij kregen ook nog eens een deel van dat bedrag terug voor de apparatuur van Surfnet4 die KPN betaalde. En Surfnet zonder KPN ging verder met glasvezel van BT en anderen. We waren de hele riedel met KPN kwijt. Ik vond het wel een prettige deal.” Was die deelname van PTT/KPN aan Surfnet te geforceerd? “Achteraf kun je vaststellen dat PTT beter geen aandeelhouder had kunnen worden. Dat was een vermenging van belangen. We hadden elkaar wel nodig en hebben dus heus niet altijd op ramkoers met PTT gelegen. Tot op de dag van vandaag wordt er met elkaar gevreeën.” De haat-liefde verhouding met KPN weer beter? “Wij waren als pubers bezig ons van onze ouders te verlossen. Vooral met de aanbestedingen van Surfnet2 en Surfnet5 aan concurrenten van KPN gaf dat botsingen. Anderzijds, als KPN-deelneming was Surfnet ook vaak bij de bijeenkomsten van KPN. Daar heb ik wel een beetje een KPN-gevoel van overgehouden. Altijd woedde daar de discussie dat de dochters het moederbedrijf niet in de weg moesten zitten, maar moesten bijdragen. En andersom, dat KPN haar deelnemingen al dan niet moest bevoordelen. De verhouding met KPN was intensief, en onontkoombaar. Zelfs KPNdochter Unisource is begin jaren negentig door Surfnet op internet gezet.” Dat mocht toch ook helemaal niet? “Je had daarin de rekkelijken en de preciezen. Ik vond dat de hulp aan Unisource volgens onze statuten wel kon, zolang die experimenteel bleef. Maar we wilden en mochten dat niet permanent doen. Unisource ging echter zo op ons leunen dat het ons te gortig werd. Ze zouden één jaar gebruik maken van Surfnet maar dat duurde langer en wij wilden geen bedrijven lang ondersteunen.KPN was zeer content met onze steun en het kwam de verhoudingen ten goede.” Hadden jullie zonder KPN ook het Osi-model en X.25 omarmd en internet genegeerd? “Osi was de keuze van de overheden in Europa en Amerika. Er was wel zoiets als internet, maar internet was in aanvang zeker geen officiële keuze van Washington en moest eigenlijk ook de plas niet over.” Maar internet is ontwikkeld met geld van het Pentagon, de Amerikaanse overheid?
7
“Maar toch was het aanvankelijk zeker niet bestemd voor de eigen overheidsdiensten. De Amerikaanse en Europese overheden hadden afgesproken dat aanbestedingen op de Osi-standaard en niet op de internetstandaard gebaseerd waren. Toen begon de ‘protocol war, de oorlog tussen die twee standaarden. Van bovenaf werd Osi opgelegd, van onderaf rukte internet op da uiteindelijk zegevierde. Misschien wel het meest fascinerende dat ik in de markt heb meegemaakt.” Jullie gingen mee met de politiek? “We werkten samen in het Europese Cosine project, met als uitgangspunt: het is Osi en het moest Osi blijven. Dat hing samen met de subsidie. Die was gekoppeld aan Osi. Dus gingen we in 1988 en 1989 naar Osistandaard X.25. We voelden wel de druk van internet opkomen.” Er waren ook universiteiten die internet wilden en de verbindingen kregen van het CWI/NLnet? “Een aantal informatica-afdelingen van universiteiten pikte de centralistische aanpak van Surfnet niet en sloten op internet aan via het CWI en NLnet. Wij moesten niets van internet weten en van wat zij deden. Rosenberg had serieuze ruzie met die informatici, want hij wilde het topdown verhaal pluggen. Het CWI was in onze optiek toen één van die roversnesten. Die jongens deden heel interessante dingen, maar volgens ons op een kleine groep gericht. Wij waren de gevestigde orde, zij de jonge honden. Dat was dus verschrikkelijk tegen ons zere been. Temeer omdat het CWI daar toch behoorlijk succesvol in bleek te zijn.” Noodgreep toegepast? “Begin ’89 zijn we met Ted Lindgreen en Frances Brazier van NLnet gaan praten want zij deden dingen die veel slimmer leken dan wat wij deden. Dat wilden we misschien ook wel, maar het mocht niet. Zelfs in onze statuten stond dat het Osi moest zijn. Dat was een subsidievoorwaarde. Wij wisten overigens op dat moment ook niet beter of het ging Osi worden.” Internet was eenvoudiger om te implementeren en veel goedkoper qua apparatuur… “In mei 1989 kochten we bij NLnet wel een internationale verbinding naar internet, die we als aanvullende dienst leverden aan de universiteiten. Zo hebben we wel anderhalf jaar internet geboden voor we zelf overgingen. Ondertussen werden de verhoudingen met NLnet en de informatici uitstekend. In alle landen trad dit probleem op, en de Europese Commissie zelf bleef er nog heel lang aan vasthouden. Pas in 1993 zijn de laatste restjes van Osi opgeruimd.” 8
Ondenkbaar dat Surfnet vanuit het CWI tot stand was gekomen? “Ik heb groot respect voor de informatici, zoals een professor Tanenbaum. Ze hebben baanbrekend werk verricht. Maar ik denk niet dat de Tanenbaums de aangewezen personen waren om een netwerk bestuurlijk op te tuigen en met steun van de overheid in stand te houden. Wij moesten iedereen aan boord houden, dus kwam het niet zo goed uit dat het aanvankelijk bijna slaande ruzie werd tussen Surf en het CWI met NLnet. Het is Hans Rosenberg ook lang nagedragen dat hij zo arrogant was over die informatici. Kees en ik moesten de vrede proberen te bewaren en dat viel niet mee. Maar we zijn daar, vooral door contacten met Ted Lindgreen van NLnet over praktische kwesties, toch in geslaagd.” Ineens verdween Osi als sneeuw voor de zon? “Nee, gaande weg. Aan de ene kant had de Europese Commissie al vroeg een eigen website. Aan de andere kant was bijvoorbeeld met de oprichting van het Europees netwerk Dante, begin jaren negentig, die strijd over Osi nog heftig. Vooral de Duitsers speelden de Europese Commissiekaart. Dankzij Kees lukte de opzet van Ebone als Europees netwerk volgens internetstandaarden en werd het de standaard. Je zag de ene na de andere X.25 dominosteen omvallen, na ons ook de Nederlandse overheid. Er bleef nog lang wat Osi in gebruik, datatransport over X.25 en X.400 email. Maar de dwingelandij was over.” De oorlog was voorbij, maar niettemin kwam minister Hans Wijers eind 1994 met een belangrijk Actieplan Elektronische Snelwegen waarin het woord internet nauwelijks voorkwam. Het werd eerder als bedreiging gezien, bijvoorbeeld van rechten van de grote uitgevers. “Een paar van die plannen passeerden We vonden het vaak obligate praat en pikten er alleen uit wat ons van pas kwam. Ik herinner me de details van dat Actieplan niet. Surf heeft zich van begin af aan beziggehouden met de bibliotheken en te dure licenties voor werk dat de universiteiten notabene zelf produceerden. Daar waren de wetenschappelijke uitgevers bang voor.” Achteraf kwam het snel goed met internet. Verwonderlijk? “Ja, net als die vreselijke internetzeepbel in 2000. Ook door – nu vooral financiële - belangen van bovenaf veroorzaakt. Dit oppompen van internetwaarde op de beurzen ging langs ons technici heen. We zagen het met enorme verbazing gebeuren. Maar die vloedgolf kwam ook weer tot rust. De technische ontwikkeling van onderaf met internet, bijvoorbeeld ook draadloos met wifi, vond ik eigenlijk veel fascinerender. Die bottom-up was vaak krachtiger dan top-down. Wij deden wel eens alsof we 9
meevoeren op de voorste golven, maar we zaten aanvankelijk met Osi toch echt op de verkeerde golf.” Wat was het model van Surfnet? “Bottomline: de exploitatie komt ten laste van de gebruikers en de innovatie bekostigt de overheid rechtstreeks. De aansluitgelden voor de instellingen waren niet mis. Ze waren goedkoper af met de middelmaat aan service elders, maar bij ons kregen ze top of the bill.” Ze kregen van begin af aan extra subsidie om jullie te betalen? “Toch vielen er elk jaar wel wat instellingen om budgettaire redenen af, maar anderen kwamen erbij juist omdat ze hoge capaciteiten wensten.” Behelsde de innovatie meer dan steeds meer transportcapaciteit? “De overheid is een veelkoppig monster dat bij elke innovatiegeneratie weer andere voorwaarden voor subsidie opstelde. Zodra EZ meedeed moest onze innovatie ook het bedrijfsleven dienen. Dus hielpen we Unisource aan internet, ontwikkelden we managed dark fiber waar zelfs partijen als Heineken de kennis van konden gebruiken. We deden als eerste glasvezel naar studentenwoningen waar later Kenniswijk in Nuenen en Reggefiber van profiteerden. Leveranciers als KPN, BT, Cisco, Nortel, Juniper en ook SIDN en Ams-Ix sponnen garen bij onze kennis en innovatie.” Vaak met wetenschappers discussie gehad over de middelen van communicatie via Surfnet? Vroegen ze wel eens om functies? “Eigenlijk niet, want we waren in uitbreiding van het netwerk veel bezig met wat er nog niet was. Zie het als Ford die zijn klanten vraagt wat ze willen: een koets met snellere paarden. De klanten gingen uit van wat er was, maar dan sneller. Wij – vooral Kees Neggers - baseerden onze visie op de vragen van de big science, zoals hoge energie-fysica, radioastronomie, en op de inschatting van het verloop van de techniek. Alles vanuit de overtuiging dat de vraag, ook van de rest van de academische afnemers, het aanbod zou volgen.” Waar dus geen expliciete vraag naar was? “Nee, en dat was best spannend. Een volgende generatie Surfnet moesten we steeds zien te verkopen aan de instellingen. Dat was vooral mijn verantwoordelijkheid. Kees had meer de taak zijn visie in een technisch concept om te zetten en de overheid en de industrie ervan te overtuigen dat het die kant uit moest. Ik moest de aangesloten instellingen duidelijk maken dat ze het echt nodig hadden. Later ging het eenvoudiger omdat 10
ze door hadden dat Surfnet de juiste weg bood. Wetenschappers die voorop liepen, zoals natuurkundigen met veel dataverkeer, vonden het vooral goed als de pijpen maar dikker werden.” Uw markt was nooit leidend? “Dat is ook onmogelijk met innovatie. Het was per definitie erg aanbod gestuurd. Mijn motto was altijd: er is nog nooit een brug gelegd waar veel zwemmers werden waargenomen. Dus leg die brug nu maar neer, dan zie je ze er straks wel gebruik van maken. Toch heeft het verwijt van technology-push ons altijd achtervolgd. En daar waren we eigenlijk wel trots op.” Technologie-innovatie vereist ook arrogantie. Kijk naar Apple. “Met alleen arrogantie hadden we het zeker niet gered. Je moet ook autoriteit opbouwen en jezelf bewijzen, zodat je de volgende keer vertrouwen krijgt. Dat was altijd mijn vrees; gaan we dat wel weer waarmaken? Hoe krijg je het tussen de oren dat ze het nodig hebben en lukt het dan om het echt te leveren. Dat hadden we te danken aan de techneuten van Surfnet.” Liepen de nieuwe dikkere verbindingen van de volgende generaties Surfnet na verloop van jaren wel vol met concreet dataverkeer van de aangesloten universiteiten? “Het verkeer liep wel degelijk op, maar we stonden niet toe dat de verbindingen verzadigd raakten. ‘Underpromise en overprovision’, dus meer leveren dan er nodig zou zijn. Met Surfnet5 gingen we naar 1 en later 10 gigabit snelheid. Ons uitgangspunt was: laat studenten alles doen en bij een piek van 50 procent van de lijn moet je opwaarderen. Dat hebben we altijd waar kunnen maken. Je kunt wel heel veel tijd en geld besteden aan verdeling van de koek met Quality of Service principes, maar beter is om de koek zo groot te maken dat iedereen genoeg heeft. We boden die verbinding en verder ook geen garanties. Als er bandbreedte is, gaan diensten wel groeien. Zeker bij studentenhuizen waar we 10 megabit en later 100 megabit per kamer leverden. Dat liep gewoon goed en Quality of Service-diensten waren verder niet nodig.” Daar mocht Den Haag geld voor storten? “We hielden het verhaal hoog dat het nodig was en daar kwam wel enige bluf, of beter gezegd lef, bij kijken. En naar leveranciers hielden we het verhaal hoog dat ze met ons moesten investeren in de nieuwe volgende generaties technologie in antwoord op een aanbesteding. Zo hielden we dat evenwicht in stand. Dat waren steeds wel spannende dingen.” 11
Er was dus nooit een duidelijke behoefte aan een nog sneller Surfnet en weer investeren in een volgende generatie en jullie bluften? “Overtuigen doe je alleen als je er zelf in gelooft en dat deden we. Maar zekerheid had niemand. Ook wij niet. Die behoefte bleek later, als het was aangelegd, wel degelijk. In het begin van Surfnet lag het moeilijk, maar bijvoorbeeld de animo voor onze voorloper, het netwerk Earn, toonde de wezenlijke behoefte aan internet e-mail aan. Maar of de universiteiten enig idee hadden over hun behoefte, nee. Net zoals je voor de komst van de fax zou vragen of men die nodig had: hoezo? Of e-mail, hoezo dan? Een aantal mensen zag de noodzakelijke expansie. En soms zagen ze het verkeerd. Zo is later gebleken dat het delen van computercapaciteit veel minder een drijvende kracht werd voor de netwerken dan in 1985 werd verwacht, behalve voor de supercomputers. We gingen naar minicomputers en later pc’s die verbonden werden waarbij steeds de rekenkracht op de bureaus enorm toenam en er niet zo veel werd gedeeld aan applicaties.” Is het publiek toeschrijven van internet in Nederland aan Piet Beertema terecht? “Piet deed veel dingen bij het CWI, ondermeer de verbinding met internet beheren en later het systeem voor uitgifte van de domeinnamen optuigen. Hij was niet de enige die aan de basis van internet in Nederland stond. Dat waren vooral mannen als Ted Lindgreen, Teus Hagen en Daniel Karrenberg. Ik vind het wel leuk dat er een icoon is voor het publiek. Piet belichaamt echt iets in Nederland.” De schijnwerper stond vaak op die domeinen in de algemene pers? “Die domeinnamen waren zo’n beetje de tickets voor internet die Piet uitdeelde. Die waren heel zichtbaar. Hij beoordeelde de aanvagen heel nauwgezet; een ambtelijke activiteit. Hij deed dat heel fair en schuwde ook het conflict niet. Het waren aanvankelijk kleine aantallen domeinen, maar dat verschafte toch veel werk omdat hij er een uitgebreide procedure en afweging voor had.” Dat mocht lang doorgaan? “Tot Ted Lindgreen, een van mijn medewerkers Don Stikvoort, Felipe Rodriquez en Piet zelf tot de conclusie kwamen dat er iets moest gebeuren. Dat leidde tot de oprichting van de Stichting Domeinregistratie, waarvan ik vijf jaar voorzitter was. Tropenjaren maar wel amusant door al die kwesties die uitgevochten moesten worden tot het uiteindelijk een stabiel geheel was.”
12
Domeinen waren goed voor gelazer? “Domeinen trokken aandacht met merken, want dat was emotie en geld. Maar de betekenis van de domeinnamen was echt overtrokken. Het draaide om publiciteit, omdat het voor iedereen begrijpelijk was waar het over ging en de strijd was boeiend. Daar heb ik zelf ook aan bijgedragen. Internet zelf was veel boeiender, maar daar ging toen nog niet zo veel geld in om.” Waarom deed u dat? “Het gebeurde gewoon. Er kwam ook veel publiciteit zoals met Namespace met Graafland. Om de haverklap moest ik in de media wat roepen. Het aantal groeide enorm en niet elke naam kon vooraf meer worden beoordeeld. Toen hebben we de meeste beperkende regels opgeheven. Een aantal lieden sprak er schande van. Er kwam namens de CDA-fractie een persbericht van Joop Wijn, later staatssecretaris en zelfs minister van Economische Zaken die de uitgifte van domeinnamen on hold wilde zetten. Er moest eerst gedacht worden en dan gedaan. Ik heb hem gebeld en gevraagd: hebt u de documenten gelezen die aan het besluit ten grondslag lagen. Nee, had hij niet gedaan maar hij kon zo wel zien dat het niet klopte. Dat gesprek verliep niet zo heel prettig. Aan het eind zei ik: we zijn het over een ding eens: je moet eerst denken en dan doen en dat geldt in het bijzonder voor het uitbrengen van persberichten. Het geachte Kamerlid had totaal geen benul. Daar moest ik vaker tegen knokken…”
13