Bankastraat 42 unit C 9715 CD Groningen T 050-549 29 06
www.steungroep.nl
[email protected]
Aan:
Betreft:
De leden van de Eerste Kamer der Staten Generaal Postbus 20017 2500 EA Den Haag
[email protected] -
Invoeringswet Participatiewet, debat 24 juni 2014 Ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, voorhangprocedure
Inlichtingen bij: Ynske Jansen;
[email protected] Groningen, 18 juni 2014 Geachte leden van de Eerste Kamer, Op uw agenda voor de volgende week staat het debat en de besluitvorming over de Invoeringswet Participatiewet. Het ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten hangt hier nauw mee samen. Dat is op 4 juni in een voorhangprocedure aan u voorgelegd. Dit Schattingsbesluit bepaalt de grens tussen de Wajong en de Participatiewet: wie valt onder de ene wet en wie onder de andere? En het heeft gevolgen voor de herkeuring van de huidige Wajongers: wie krijgt een verlaging van de uitkering en wie niet? Gezien de belangen die hiermee op het spel staan dringen wij er bij u op aan om dit ontwerpbesluit op uw agenda te zetten en de inhoud daarvan te betrekken bij uw standpuntbepaling over de Participatiewet. In deze brief willen wij u daartoe enkele overwegingen meegeven. Daarnaast gaan wij nogmaals in op de nadelige positie van mensen met een medische urenbeperking in de voorgestelde Participatiewet. Criteria voor duurzaam geen arbeidsvermogen Volgens het ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit is het de taak van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen van UWV om te beoordelen of iemand ‘duurzaam geen arbeidsvermogen’ heeft. Er wordt een artikel 1a, lid 1 voorgesteld, waarin staat dat iemand geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft indien hij: a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie; b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt; c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur. Aan het duurzaamheidscriterium wordt volgens de artikelsgewijze toelichting voldaan als er geen mogelijkheden zijn tot herstel en er geen verbetering door training mogelijk is.
Wij willen u met name wijzen op de gevolgen van het voorgestelde artikel 1a, lid 1, punt d, voor jonggehandicapten: - met een medische urenbeperking, - die minstens 2 uur, maar minder dan 4 uur, per dag belastbaar zijn, én - per uur minstens het minimumloon kunnen verdienen. Loont werken? Wie volgens UWV twee uur per dag kan werken en daarmee in theorie het minimumloon kan verdienen, heeft volgens dit voorstel ‘arbeidsmogelijkheden’. Hij zal dus niet in aanmerking komen voor Wajong, als hij in 2015 of daarna als 'jonggehandicapte' hulp zoekt bij de overheid. Voor hem zou werken moeten lonen. Maar hij is aangewezen op de bijstand en kan daar nooit uit komen. De gemeente mag besluiten op zijn uitkering 15% van zijn verdiensten (tot een maximum van € 124 per maand) niet te korten. Dit is geen recht. En wat het op kan leveren leert een vereenvoudigde berekening. Bij een brutominimumloon van € 9 per uur verdient hij € 18 per dag = € 90 per week = € 390 per maand bruto: lang niet voldoende om zelfstandig van te leven. Hiervan houdt hij, bovenop een bijstandsuitkering, bruto € 58,50 over (voor meer dan 43 uur werken per maand). Bij een belastingtarief van 36,25% blijft hiervan € 37,48 over. Nog geen euro per gewerkt uur. Bij ‘werken loont’ stellen wij ons iets anders voor. De Wajong kent van ouds het ‘verdienvermogen’ als criterium: wie 75% van het wettelijk minimumloon of meer (per maand) kan verdienen komt niet in aanmerking voor Wajong omdat hij niet onder de wettelijke definitie van jonggehandicapte valt. Met de introductie van het minimumloon in de criteria voor het vaststellen van ‘arbeidsvermogen’ wordt voor jonggehandicapten met een medische urenbeperking nu een extra criterium geïntroduceerd: ‘verdienvermogen per uur’. Argumenten daarvoor hebben wij niet kunnen vinden. Door dit criterium wordt een deel van de groep jonggehandicapten die minder dan 4 uur per dag belastbaar is uitgesloten van een Wajong-uitkering, ook al is er sprake van een zeer beperkt arbeids- en verdienvermogen. Onzekerheid, willekeur, rechtsongelijkheid Het voorgesteld criterium leidt tot onzekerheid, willekeur en rechtsongelijkheid. Een voorbeeld: Hanna kan in een normaal tempo niet meer dan twee uur per dag werken en daarmee in theorie het minimumloon per uur verdienen. Als zij in een veel langzamer tempo zou mogen werken kan zij het wel drie uur per dag volhouden, maar dan is zij niet meer productief genoeg om het minimumloon per uur te verdienen. Hoe wordt in zo’n geval geoordeeld over haar arbeidsmogelijkheden? Sven kan drie uur per dag werken, maar hij kan daarin niet het minimumloon per uur verdienen. Als Sven en Hanna allebei drie uur per zouden dag werken, zijn ze ongeveer even productief per uur. Waarom zou Hanna dan niet en Sven wel in aanmerking komen voor de Wajong? Een medische urenbeperking tot 2 uur per dag is geen zuiver denkbeeldige situatie. Wij kennen meerdere ME/CVS-patiënten die door UWV in het kader van de Wajong geschikt zijn verklaard om 2 uur per dag/10 uur per week licht werk te doen.
2
Wij pleiten ervoor dat het tweede gedeelte van het voorgestelde artikel 1a, lid 1, punt d, wordt geschrapt, zodat er alleen nog staat: ‘d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is.’ Duidelijkheid en uitvoerbaarheid Daarnaast constateren wij dat het ontwerpbesluit op meerdere punten onduidelijk is. Dit leidt tot gebrek aan transparantie en rechtsonzekerheid voor degenen die beoordeeld worden. Wij plaatsen ook vraagtekens bij de uitvoerbaarheid van de beoordeling. Wat vinden de organisaties van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen hiervan? Hebben zij voldoende houvast en middelen voor een zorgvuldige en rechtvaardige beoordeling? Bijvoorbeeld: - Wanneer is iemand ‘belastbaar’? - Om wat voor soort belasting gaat het bij ‘belastbaar’ zijn? - Wat zijn ‘basale werknemersvaardigheden’? - Wat zijn reëel bestaande, af te splitsen en te combineren ‘taken’? Hoe wordt dit onderzocht? Wij sluiten ons op dit punt onder andere aan bij de brieven van de Landelijke Cliëntenraad. Daarnaast pleiten wij ervoor dat alle nadere besluiten, regels en werkinstructies van UWV volledig openbaar worden gemaakt. Herbeoordeling huidige Wajongers De voorgestelde herbeoordeling op basis van dossiers biedt naar onze mening onvoldoende garantie voor de nodige zorgvuldigheid. Wij vrezen dat er regelmatig sprake zal zijn van een beoordeling op basis van gegevens die onvolledig, onjuist of niet meer actueel zijn. Zo staat het bijvoorbeeld allerminst vast dat iemand in 2015 arbeidsmogelijkheden heeft wanneer hij in 2008 een re-integratietraject heeft gevolgd. Het re-integratietraject kan mislukt zijn, bijvoorbeeld omdat zijn mogelijkheden te hoog waren ingeschat. Of de beperkingen van betrokkene kunnen in de loop van de jaren zijn toegenomen. De voorgestelde vooraankondiging en de mogelijkheid voor betrokkene om daarna een gesprek bij UWV te vragen biedt onvoldoende waarborgen. Het gaat om een kwetsbare groep, waarvan niet verwacht kan worden dat die optimaal gebruik maakt van mogelijkheden en rechten. Wij zien in de praktijk regelmatig dat dossiers bij UWV onvolledig zijn of onduidelijkheden of onjuistheden bevatten. UWV moedigt cliënten helaas niet aan gebruik te maken van hun inzage- en correctierecht. Voor betrokkenen is dat vaak ook erg ingewikkeld. Wij pleiten er daarom voor dat iedereen die wordt herbeoordeeld vooraf inzage in zijn dossier krijgt en gebruik kan maken van zijn wettelijk recht op correctie, aanvulling en weglating. UWV zou hier het initiatief voor moeten nemen en voor betrokkenen zou voldoende onafhankelijke ondersteuning beschikbaar moeten zijn. Wij blijven van mening dat veel beter afgezien kan worden van de langdurige en kostbare herkeuringsoperatie. De herkeuringen zijn alleen nodig om de korting van de uitkering van 75% naar 70% (een korting van 6,7%) door te voeren. Wij zien dit als aantasting van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid van deze kwetsbare groep: wat rechtvaardigt zo’n forse korting voor alleen deze groep Wajongers? Het is moeilijk in te zien dat deze korting tot meer participatie zal leiden. Bovendien zal de operatie veel onzekerheid en onrust teweeg brengen. Overigens juichen wij de
3
toezegging om meer aandacht en middelen te besteden aan de ondersteuning van participatie van de mensen in de oude Wajongregeling (van voor 2010) toe. Een herkeuringsoperatie kan dit alleen maar doorkruisen. Participatiewet en medische urenbeperking Wij vragen nogmaals uw aandacht voor de positie van mensen met een medische urenbeperking binnen de Participatiewet. Als het voorstel voor de wijziging van het Schattingsbesluit doorgaat vallen hier mensen onder met zeer forse beperkingen, zoals degenen die niet meer dan 2 uur per dag kunnen werken. Wij zien geen enkele garantie dat voor deze mensen voldoende aangepaste banen beschikbaar komen. Door de voorgestelde Quotumwet worden werkgevers ontmoedigd banen met een beperkte arbeidsduur aan te bieden, omdat het aantal banen voor het banenquotum meetelt naar rato van het aantal arbeidsuren. Er wordt ook geen rekening mee gehouden dat meerdere deeltijdbanen meer ‘rompslomp’ en kosten voor werkgevers met zich meebrengen dan één voltijdbaan. Ook blijft ons bezwaar staan dat degenen die desondanks werk vinden weinig kans hebben dat werken voor hen financieel voordeel oplevert, zoals wel het geval is voor degenen die voltijds kunnen werken. Volgens het wetsvoorstel Invoeringswet Participatiewet zou iemand die een hele dag werkt in een werktempo dat de helft lager is dan normaal, met loonkostensubsidie een volledig CAO- of minimumloon kunnen verdienen. Maar iemand die een halve dag in een normaal tempo werkt zou daarvoor niet in aanmerking komen omdat de loonkostensubsidie slechts naar rato van het aantal werkuren wordt toegekend. Omdat beide beperkingen, een lager werktempo en een verminderde duurbelastbaarheid, worden veroorzaakt door ziekte of gebrek, vinden wij dit verschil zeer onrechtvaardig. Minder werken vanwege een medische oorzaak is echt iets heel anders dan in deeltijd werken op basis van een vrijwillige keuze. De mogelijkheid voor gemeenten om voor deze groep 15% van hun verdiensten uit arbeid – tot maximaal 124 euro per maand – niet te korten op hun bijstandsuitkering biedt weinig soelaas. Dat zal het voor de meesten van hen nog steeds niet mogelijk maken om uit de bijstand te komen. Ook de studietoeslag die gemeenten aan studerende jongeren met een arbeidsbeperking kunnen geven, pakt voor deze groep slecht uit. Want deze regeling geldt alleen voor hen die in voltijdarbeid geen minimumloon kunnen verdienen. De meeste mensen met een medische urenbeperking zullen hiervoor buiten de boot vallen. Het argument dat zij naast hun studie wel een bijbaantje kunnen doen staat ver van de realiteit. Voor iemand met een medische urenbeperking is het vaak al moeilijk om een studie te volgen en af te ronden, laat staan dat er energie overblijft om daarnaast te werken. Wij dringen daarom aan op: - een ruimere vrijstelling verdiensten van mensen met een medische urenbeperking in de bijstand: minimaal volledige vrijstelling tot niveau van het minimumumloon (individueel) - recht op een studietoeslag, ook voor mensen met medische urenbeperking die per uur het minimumloon kunnen verdienen.
4
Ook voor het overige zijn onze bezwaren tegen de Participatiewet, zoals beschreven in onze brief van 14 april 2014, niet weggenomen. Hoogachtend,
Namens de Steungroep ME en Arbeidsongeschiktheid, Michael Koolhaas, voorzitter.
5