De HuisartsenOmnibus van oktober 2013 een online omnibusonderzoek bij 200 huisartsen
De Hart&Vaatgroep
Cardiovasculair risicomanagement
Inhoudsopgave
Pagina 1.
2.
Inleiding en verantwoording
3
1.1
Het bureau
3
1.2
Het onderzoek
4
1.3
De steekproef
5
1.4
Nauwkeurigheid van de uitkomsten
6
Resultaten
7
Bijlagen: I
Tabellen
II
Vragenlijst
III
Nomogram voor nauwkeurigheidsmarges
Duursma Healthcare Research
2
1.
Inleiding en verantwoording
1.1
Het bureau
Duursma Healthcare Research is een onafhankelijk bureau voor medisch-farmaceutisch marktonderzoek. Het bureau is in 1999 opgericht door Kaj Duursma en gespecialiseerd in online onderzoeksprojecten bij huisartsen, medisch specialisten en andere medische beroepsbeoefenaren. Het bureau voert onderzoeksprojecten uit van A tot Z, maar kan ook worden ingeschakeld voor deeltrajecten, zoals het werven van respondenten, het ontwerpen van vragenlijsten, het analyseren van data of het rapporteren van onderzoeksresultaten. De bekendste onderzoeksactiviteit is de HuisartsenOmnibus, een online omnibusonderzoek dat maandelijks wordt uitgevoerd bij een representatieve groep van 200 huisartsen. Sinds de oprichting heeft het bureau opdrachten uitgevoerd voor een groot aantal farmaceutische bedrijven, fabrikanten van wondverzorgingsproducten, medische hulpmiddelen, gezondheidsproducten en medische voeding, verzekeraars, branche-organisaties, semioverheidsorganisaties, nascholingsorganisaties, medische uitgeverijen, voorlichtingsbureaus, mediabureaus, (communicatie)adviesbureaus en onderzoekbureaus.
3
1.2
Het onderzoek
De HuisartsenOmnibus is een omnibusonderzoek bij 200 huisartsen. Het onderzoek wordt reeds uitgevoerd sinds november 1989, aanvankelijk face-to-face (vijf keer per jaar) en sinds 2007 online (maandelijks). Na deelname aan een of meer online onderzoeken van Duursma Healthcare Research hebben inmiddels ongeveer 1.500 huisartsen aangegeven dat zij nogmaals door het bureau benaderd mogen worden. Voor elke meting van de HuisartsenOmnibus wordt een deel van deze 1.500 huisartsen uitgenodigd voor deelname aan het onderzoek. Bij elke meting van de HuisartsenOmnibus wordt de vragenlijst pas offline gezet nadat deze volledig is ingevuld door 200 respondenten die samen een representatieve afspiegeling van de Nederlandse huisartsenpopulatie vormen. Bij een omnibusonderzoek kunnen verschillende opdrachtgevers hun vragen via een gemeenschappelijke vragenlijst voor laten leggen aan dezelfde respondenten. Uiteenlopende onderwerpen worden op die manier binnen één onderzoek samengebracht. Exclusiviteit en vertrouwelijkheid zijn gegarandeerd. Iedere opdrachtgever krijgt uitsluitend de eigen resultaten gerapporteerd. Door een aantal kosten te delen, zijn de participanten echter goedkoper uit dan bij een eigen marktonderzoek. Ten aanzien van de op te nemen vragen bestaat een grote mate van flexibiliteit. Sommige opdrachtgevers laten één actuele vraag in het onderzoek meelopen, terwijl anderen een bepaald onderwerp uitgebreid aan de orde laten komen. Ten aanzien van de onderwerpen, het soort vragen en het aantal vragen bestaan in principe geen beperkingen. Respondenten weten van tevoren niet welke onderwerpen aan de orde zullen komen. Zij vormen een representatieve groep die op geen enkele wijze meer dan gemiddeld geïnteresseerd is in een of meer van de onderwerpen die aan de orde komen. Er treedt dus geen vertekening van de resultaten ('bias') op door de respondentenselectie.
4
1.3
De steekproef
Voor de HuisartsenOmnibus van oktober 2013 zijn 640 huisartsen geselecteerd die samen een representatieve afspiegeling van de Nederlandse huisartsenpopulatie vormen op een viertal kenmerken: jaar van afstuderen, geslacht, Nielsen-gebied en al dan niet apotheekhoudend. Op maandag 14 oktober werden de 640 geselecteerde huisartsen per e-mail benaderd met het verzoek om aan het onderzoek deel te nemen. Op woensdag 16 oktober ontvingen de huisartsen die de vragenlijst nog niet (volledig) hadden ingevuld een reminder. Op donderdag 17 oktober was de vragenlijst volledig ingevuld door 200 respondenten die samen een representatieve afspiegeling van de Nederlandse huisartsenpopulatie vormen. De vragenlijst werd toen offline gezet. De steekproefverantwoording ziet er als volgt uit:
Populatie
Steekproef
n=
%
n=
%
onbekend
1331
14,1
7
3,5
tot 1988
3987
42,2
93
46,5
vanaf 1988
4132
43,7
100
50,0
man
5391
57,0
114
57,0
vrouw
4059
43,0
86
43,0
1 = 3 agglomeraties
1440
15,2
27
13,5
2 = Rest West
2876
30,4
64
32,0
972
10,3
20
10,0
4 = Oost
1987
21,0
47
23,5
5 = Zuid
2175
23,0
42
21,0
555
5,9
13
6,5
nee
8895
94,1
187
93,5
Totaal
9450
100,0
200
100,0
Jaar van afstuderen
Geslacht
Nielsen-gebied
3 = Noord
Apotheekhoudend ja
5
De populatiegegevens in het overzicht op de vorige pagina zijn verkregen op basis van een analyse van het huisartsenbestand van Cegedim. In maart 2012 bevatte dit bestand 10.318 huisartsen en 891 huisartsen in opleiding. Aangezien waarnemend huisartsen en huisartsen in opleiding zijn uitgesloten van deelname aan de HuisartsenOmnibus, zijn de populatiegegevens gebaseerd op de gegevens van de 555 apotheekhoudende huisartsen en de 8.895 niet-apotheekhoudende huisartsen. De verdeling van Nederland in Nielsen-gebieden ziet er als volgt uit: Nielsen 1: de steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en hun randgemeenten, Nielsen 2: de provincie Utrecht en de rest van de provincies Noord-Holland en Zuid-Holland, Nielsen 3: de provincies Groningen, Friesland en Drenthe, Nielsen 4: de provincies Overijssel, Gelderland en Flevoland, Nielsen 5: de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg.
1.4
Nauwkeurigheid van de uitkomsten
Het gebruik maken van een steekproef als middel om informatie te verkrijgen heeft tot gevolg dat de uitkomsten kunnen afwijken van die welke men zou verkrijgen indien de totale populatie zou zijn ondervraagd. De grootte van de nauwkeurigheidsmarges is afhankelijk van: de gevonden procentuele uitkomst de omvang van de populatie de omvang van de steekproef de zekerheid die men verlangt de kwaliteit van de steekproef Als bijlage III is een nomogram opgenomen. Met behulp van dit nomogram zijn de nauwkeurigheidsmarges af te lezen bij 90% zekerheid. De bron van dit nomogram is de publicatie “Publiceren over onderzoek” van de Werkgroep Bureau Overleg.
6
2.
Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek beschreven. Het tabellendeel (bijlage I) bevat de volledige resultaten. Als bijlage II is een exemplaar van de voor De Hart&Vaatgroep gehanteerde vragenlijst opgenomen. De deelname van De Hart&Vaatgroep aan de HuisartsenOmnibus van oktober 2013, een online omnibusonderzoek bij 200 huisartsen, betrof een aantal vragen met betrekking tot cardiovasculair risicomanagement. Van de 200 respondenten gaf 86% aan bekend te zijn met de Zorgstandaard (Cardio) Vasculair Risico Management ((C)VRM). Om het geheugen van de respondenten eventueel op te frissen, was in de vragenlijst een link naar de betreffende website opgenomen. Aan de 172 respondenten die aangaven bekend te zijn met de Zorgstandaard (C)VRM werd gevraagd of men (delen van) de Zorgstandaard had doorgenomen. Het resultaat ziet er als volgt uit: ja, deel I (voor zorgverleners) ja, deel II (voor patiënten)
36,6% 7,0%
ja, deel III (met indicatoren)
12,8%
ja, deel IV (= de NHG-Standaard CVRM)
71,5%
nee, geen van de bovenstaande delen
16,3%
Een van de aanwijzingen uit de Zorgstandaard (C)VRM is het opstellen van een individueel zorgplan voor elke patiënt met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Dit zorgplan is een plan van en voor de patiënt met de doelen en afspraken die zorgverlener en patiënt samen maken. Aan alle 200 respondenten werd gevraagd of voor patiënten met (een verhoogd risico op) hart- en vaatziekten in hun praktijk een individueel zorgplan is opgesteld. Het resultaat ziet er als volgt uit: ja, voor al deze patiënten
8,0%
ja, voor een meerderheid van deze patiënten
34,5%
ja, voor een minderheid van deze patiënten
33,5%
nee, voor geen van deze patiënten
24,0%
Indien voor patiënten met (een verhoogd risico op) hart- en vaatziekten een individueel zorgplan is opgesteld, is dit zorgplan in 81,6% van de gevallen schriftelijk (digitaal of op papier) vastgelegd.
7
Indien voor patiënten met (een verhoogd risico op) hart- en vaatziekten een individueel zorgplan is opgesteld én schriftelijk is vastgelegd, zijn de volgende elementen aanwezig in het zorgplan: beschrijving van het risicoprofiel van de patiënt
95,2%
beschrijving van de doelen/streefwaarden
69,4%
beschrijving van de manier om doelen/streefwaarden te bereiken
62,1%
beschrijving van de begeleiding van de patiënt
46,0%
beschrijving van de wijze van evaluatie en bijstelling van het zorgplan
29,8%
controleschema met tijdsplanning om te controleren of doelen/streefwaarden bereikt zijn
63,7%
beschrijving wie de centrale zorgverlener is
56,5%
8