De holding
vdvaccountants.be
2. De oprichting van een holding. De holding werd in het verleden al onder vuur genomen. Daar waar het vroeger makkelijker was om voor een holding te kiezen, is dit nu het geval niet meer. De vraag is nu hoe we een holding kunnen gebruiken zonder fiscaal onder vuur te liggen. 2.1. De problematiek van de interne meerwaarden. 2.1.1. Overdracht van de aandelen. Wie een holding opricht zal in de meeste gevallen de aandelen van zijn werkvennootschap als natuurlijk persoon overdragen aan deze holding. Er is hier sprake van twee verschillende juridische hoedanigheden: namelijk de natuurlijke persoon en de holdingvennootschap. De administratie ziet dit zo niet en zal er van uit gaan dat de overdracht tussen dezelfde personen gebeurd. Zo komen we tot de problematiek van de ‘interne meerwaarde’. Dit zou dus betekenen dat de verwezenlijkte meerwaarde1 op de verkoop van de aandelen aan een holding belastbaar zou zijn aan een tarief van 33% (+ gemeentelijke opcentiemen)2. Om discussies te vermijden werd de wet aangepast, die sterk lijkt op het standpunt dat de rulingcommissie heeft opgenomen over de interne meerwaarden. Daarin worden een aantal voorwaarden voorzien, afhankelijk of het om de verkoop of inbreng van de aandelen gaat.
2.1.2. Verkoop van de aandelen. De verkoop van aandelen wordt als een zeer agressieve methode beschouwd door de fiscus. In het standpunt van de rulingcommissie met betrekking tot de interne meerwaarden heeft zij nog enkele hypotheses voorzien: • Verkoop minderheid van aandelen (< 50%): er vormt zich geen probleem. • Verkoop meerderheid van aandelen (> 50%): er dient aan enkele voorwaarden te worden voldaan zodat de meerwaarde niet als ‘interne meerwaarde’ wordt beschouwd: - De overnemer moet een vreemd persoon zijn (de holding is geen vreemd persoon). - De ontstane schuld (rekening-courant) moet binnen de 5 jaar worden afgelost. - De accountant of revisor moet een waarderingsverslag opmaken. Opgelet: de verkoop van aandelen aan de eigen holding kan, zelfs na het voldoen aan de voorwaarden, nog steeds beschouwd worden als een daad van abnormaal beheer.
1
Onder meerwaarde wordt verstaan: De verkoopprijs of inbrengwaarde verminderd met de aanschaffingsprijs (artikel 102 W.I.B.). 2 Artikel 90, 9° W.I.B. bepaalt dat meerwaarden op aandelen die NIET als de normale verrichtingen van het privé-vermogen vallen als een diverse inkomst belast wordt.
Gautier Kristof
vdvaccountants.be
4
2.1.2. Inbreng van de aandelen. De inbreng van aandelen is een minder agressieve methode volgens de fiscus. Toch zijn ook hier een aantal scenario’s mogelijk volgens de adviezen van de rulingcommissie: • Minderheid van aandelen inbrengen (< 50%): er vormt zich geen probleem. • Meerderheid van aandelen inbrengen (> 50%): er dient aan enkele voorwaarden te worden voldaan. Binnen de eerste drie jaren mogen: o Geen hogere dividenden worden uitgekeerd dan deze die in het verleden werden uitgekeerd, tenzij kan worden aangetoond dat deze dividenden dienen als nieuwe investeringen; o Geen hogere management-/bestuurdersvergoedingen betaald worden, vergeleken met deze die in het verleden werden betaald; o Geen kapitaalsverminderingen doorgevoerd worden in de werkvennootschap of de holding, tenzij deze zouden dienen als investering. Wie gelden uit zijn werkvennootschap wil halen met een holding, kan het best zo neutraal mogelijk blijven en opteren voor een inbreng en gedurende een periode van 3 jaar geduld uitoefenen.
Werkvennootschap INBRENG > 50% van de aandelen Zaakvoerder
Holding
- Meerwaarde belastingvrij - Gedurende 3 jaar: - Geen kapitaalsvermindering - Geen hogere dividenden - Geen hogere vergoedingen
Nota: Er bestaat nog diverse rechtspraak over wat al dan niet als ‘normaal beheer van het privévermogen’ kan aangemerkt worden. Dit is en blijft een feitenkwestie waardoor het belangrijk is op voorhand te bepalen of de overdracht als het normaal beheer van het privévermogen aanzien wordt.
UPDATE midden 2010: de regeling werd gewijzigd. Alhoewel de rulingcommissie vroeger al een adviserende rol had, wordt dit nu bevestigd: • Bij de verkoop van aandelen: Er moet worden gekeken naar de rechtspraak naar soortgelijke dossiers. Dit kan vrij nadelig zijn voor kasgeldvennootschappen (vennootschappen waarvan het actief reeds werd verkocht) omdat de rechtspraak meestal nadelig is voor de belastingplichtige. • Bij een inbreng van aandelen in een andere vennootschap blijven de adviezen van de rulingcommissie bestaan, doch ze worden uitgebreid in het geval dat er meerdere aandeelhouders zijn die hun aandelen wensen in te brengen in een gezamenlijke holdingvennootschap: Gautier Kristof
vdvaccountants.be
5
De holding
vdvaccountants.be
De kapitaalverminderingen of hogere dividenduitkeringen moeten zich binnen de eerste drie jaren vanaf het moment van inbreng beperken tot de hoogste investering die door de holding zal worden gedaan. Als deze sommen niet worden gebruikt, dan moeten ze geblokkeerd blijven bij de holding en mogen dus in geen geval worden doorgestroomd naar de aandeelhouders (natuurlijke personen). - Als deze kapitaalverminderingen of hogere dividenduitkeringen niet werden gebruikt voor investeringen binnen dezelfde periode van 3 jaar, dan mag de holding geen kapitaalvermindering doorvoeren totdat de sommen worden uitgekeerd aan de aandeelhouders (natuurlijke personen). Op deze dividenden dient natuurlijk dan ook roerende voorheffing te worden ingehouden. Blijf er wel rekening mee houden dat ook bij een inbreng van aandelen de situatie zal worden getoetst aan de rechtsleer. -
Gautier Kristof
vdvaccountants.be
6
De holding
vdvaccountants.be
2.2. De ideale vennootschapsvorm. Het oprichten van de holding kan in principe met elke vennootschapsvorm gebeuren dat rechtspersoonlijkheid heeft.
2.2.1. De naamloze vennootschap (NV). Voornamelijk vroeger werd deze vennootschapsvorm het meest gekozen om een holding op te richten met aandelen aan toonder. Het voordeel uitte zich dan vooral in het kader van een succesvolle successieplanning. Als gevolg van de wet van 14 december 2005, waarbij de aandelen aan toonder werden afgeschaft3, is er nu minder interesse in deze vennootschapsvorm dat een hoog minimum gestort kapitaal vereist. Kenmerken: Vennoten: Minimum kapitaal: Te volstorten: Inbreng natura: Financieel plan: Oprichtingsakte: Bestuur: Aansprakelijkheid:
2 of meer 61.500 euro ¼ met een minimum van 61.500 euro Mogelijk met rapport van bedrijfsrevisor Verplicht Notariële akte Raad van bestuur: minimum 3 (of 2 als er maar 2 vennoten zijn) Beperkt tot de inbreng
2.2.2. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA). In realiteit zal deze vennootschap het meest gekozen worden om een holding op te richten. Het vereist minimumkapitaal ligt namelijk lager dan bij een NV en de zaakvoerders zijn moeilijker afzetbaar (praktisch onafzetbaar indien deze statutair benoemd zijn). Kenmerken: Vennoten: Minimum kapitaal: Te volstorten: Inbreng natura: Financieel plan: Oprichtingsakte: Bestuur: Aansprakelijkheid:
1 of meer 18.550 euro 1 vennoot: 1/5 met een minimum van 12.400 euro Meerdere vennoten: 1/5 met een minimum van 6.200 euro Mogelijk met rapport van bedrijfsrevisor Verplicht Notariële akte Een of meer zaakvoerders (al dan niet statutair bepaald) Beperkt tot de inbreng
3
De afschaffing van de aandelen aan toonder gebeurt in stappen. Voor niet-beursgenoteerde ondernemingen moet ten laatste op 31/12/2013 de omzetting gebeuren naar aandelen op naam of gedematerialiseerde effecten. Gebeurd dit niet voor het verstrijken van de periode, dan worden ze van rechtswege omgezet naar aandelen op naam.
Gautier Kristof
vdvaccountants.be
7
De holding
vdvaccountants.be
2.2.3. De coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (CVBA). Kenmerken: Vennoten: Minimum kapitaal: Te volstorten: Inbreng natura: Financieel plan: Oprichtingsakte: Bestuur: Aansprakelijkheid:
3 of meer 18.550 euro ¼ met een minimum van 6.200 euro Mogelijk met rapport van bedrijfsrevisor Verplicht Notariële akte Een of meer zaakvoerders Beperkt tot de inbreng
2.2.4. Overige: enkele vennootschapsvormen met onbeperkte aansprakelijkheid Minder interessant zijn de vennootschapsvormen met onbeperkte aansprakelijkheid. Het voordeel bestaat hier voornamelijk in het feit dat deze ondernemingen gemakkelijker en goedkoper kunnen opgericht worden. Aangezien we bij de holding voornamelijk over grotere bedragen spreken zullen volgende ondernemingstypes niet onmiddellijk in aanmerking komen wegens het te grote risico dat de oprichters dragen: De coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid (CVOA). De gewone commanditaire vennootschap (Comm V) De vennootschap onder firma (VOF)
2.3. De gevolgen in de vennootschapsbelasting. Als een holding wordt opgericht om de exploitatievennootschap (de vennootschap waaruit alle werkzaamheden gebeuren) over te nemen, dan heeft dit gevolgen op het tarief in de vennootschapsbelasting.
2.3.1. Voorwaarden verlaagd tarief. Een vennootschap dient aan volgende voorwaarden te voldoen om in aanmerking te komen voor het genieten van het verlaagd tarief: • Het belastbare inkomen mag niet meer bedragen dan 322.500 euro • Niet meer dan de helft van je aandelen mag in het bezit zijn van een andere vennootschap (in dit werk dus de exploitatievennootschap dat in handen komt van de holding). • Het uitgekeerde dividend mag maximaal 13% bedragen van het gestort kapitaal. • Een van de zaakvoerders moet minimaal een brutobezoldiging ontvangen van 36.000 euro of een brutobezoldiging dat gelijk is aan het belastbare inkomen (= code 112 aangifte vennootschapsbelasting) indien het belastbare inkomen lager zou liggen dan de vereiste 36.000 euro.
Gautier Kristof
vdvaccountants.be
8
•
•
De beleggingswaarde van de aandelen die de holding bezit mogen niet meer bedragen dan 50 procent van: - ofwel het gerevaloriseerd gestort kapitaal (enkel van toepassing op ondernemingen die zijn opgericht voor 1950), - ofwel het gestort kapitaal vermeerderd met de belaste reserves en de geboekte herwaarderingsmeerwaarden. De vennootschap mag geen deel uitmaken van een groep waartoe een coördinatiecentrum behoort.
Bestuurder
Behoudt het verlaagd tarief: min. 75% aandelen werkvennootschap min. 36.000 euro bezoldiging uitkeren
HOLDING
WERKVENNOOTSCHAP
Geen verlaagd tarief Meer dan 50% in handen van de holding
Voor aj 2010 waren dezelfde voorwaarden eveneens geldig voor vennootschappen die gebruik willen maken van de belastingvrije investeringsreserve. Opmerking: Sedert aj 2010 is artikel 15 van het wetboek inkomstenbelasting van toepassing om na te gaan of de vennootschap onder de definitie van een KMO valt, het bepalen van het tarief van de vennootschapsbelasting blijft de oude regels voorlopig nog volgen. Volgende voorwaarden moeten bekeken worden of er een investeringsreserve kan worden aangelegd: • Jaargemiddelde personeel < 50 • Jaaromzet max. 7.300.000 • Balanstotaal 3.650.000 Van zodra meer dan 1 van de voorwaarden is overschreden is het niet mogelijk om een investeringsreserve aan te leggen.
2.3.2. Voor de exploitatievennootschap Men zal niet meer kunnen genieten van het verlaagd tarief en dus belast worden aan het normale tarief van 33.99% (incl. crisisbijdrage). Het is dus van belang om in de exploitatievennootschap de belastbare winsten te beperken. Dit kan gedaan worden door bijvoorbeeld de holding een bestuurdersvergoeding te laten aanrekenen aan de werkvennootschap. Er zal dus ook geen investeringsreserve kunnen toegepast worden, notionele interestaftrek4 blijft wel mogelijk.
4
Het optimaliseren van de notionele interestaftrek met een holding wordt later nog besproken.
Gautier Kristof
vdvaccountants.be
9
De holding
vdvaccountants.be
2.3.3. Voor de holding Hierbij dienen we opnieuw te verwijzen naar de voorwaarden om van het verlaagd tarief te kunnen genieten. Een vennootschap kan dus niet van het verlaagd tarief genieten indien de beleggingswaarde van de aandelen die ze bezit meer dan 50% bedraagt dan het gestort kapitaal vermeerderd met de belastbare reserves (op einde boekjaar). Hierop bestaat echter 1 uitzondering: Er wordt bij deze beoordeling geen rekening gehouden als de participatie minstens 75% vertegenwoordigt van het gestorte kapitaal van de dochtervennootschap (artikel 215 WIB ’92). 90% Dochter A 90%
t.o.v. gestort kapitaal
Dochter B
Holding
Dochter C 50% Participaties in dochter A en B: Voorwaarde vervalt: Ze mogen buiten beschouwing gelaten worden. Participatie in dochter C: Berekening maken t.o.v.
gestort kapitaal + belaste reserves + geboekte herwaarderingsmeerwaarden
beleggingswaarde aandelen < 50% op bovenstaande berekening: verlaagd tarief beleggingswaarde aandelen > 50% op bovenstaande berekening: normaal tarief
2.3.4. Schematisch Bestuurder
Bestuurder
HOLDING
WERKVENNOOTSCHAP
Gautier Kristof
Behoud verlaagd tarief VennB > 75% van de aandelen van de werkvennootschap Let op: minimaal 1 bestuurder moet een minimale bezoldiging van 36.000 euro ontvangen.
Uitgesloten verlaagd tarief VennB > 50% in handen van een andere vennootschap
vdvaccountants.be
10
De holding
vdvaccountants.be
2.4. De BTW. Er moet voor de BTW een onderscheid gemaakt worden: 2.4.1. De activiteit van de holding bestaat enkel uit aandelen beheren. Als de holding enkel instaat voor het beheren van de aandelen, en daarbij geen andere activiteit uitoefent zoals het daadwerkelijk besturen van de dochtervennootschappen (en daar een vergoeding voor ontvangt), dan is als gevolg van artikel 4 §1 van het BTW-wetboek de holding niet BTW-plichtig. Ze wordt geacht geen economische activiteit uit te oefenen. “Belastingplichtige is eenieder die in de uitoefening van een economische activiteit geregeld en zelfstandig, met of zonder winstoogmerk, hoofdzakelijk of aanvullend, leveringen van goederen of diensten verricht die in dit Wetboek zijn omschreven…”
2.4.2. De holding rekent ook een bestuurdersvergoeding aan. Deze situatie is al iets moeilijker omdat er nergens in het BTW-wetboek een definitie terug te vinden is met de verplichtingen van de holding. Het gevolg hiervan is dat elke handeling apart beoordeeld zal moeten worden om na te gaan of de holding al dan niet BTW-plichtig is. Ingevolge artikel 4 §1 van het BTW-wetboek is de holding in deze situatie nu wel een BTWbelastingplichtige. De bestuurdersvergoeding wordt geacht een dienst te zijn (bepaald in artikel 18 BTW-wetboek) die ze levert ten opzichte van derden en die ondergaat wel de BTW-plicht. De holding kan echter wel kiezen. Dit is zo aanvaard door de fiscus. Deze keuze zal in de praktijk bepaald worden in functie van de exploitatievennootschap. • De exploitatievennootschap is geen BTW-plichtige (bijv. tandarts): De holding kan er dan voor kiezen om geen belastingplichtige te zijn. Als ze een bestuurdersvergoeding zou aanrekenen aan deze werkvennootschap, dan zou dit verloren gaan (de tandarts kan deze nl. niet aftrekken terwijl de holding de BTW wel moet afdragen (zij maakt de factuur op). • De exploitatievennootschap is wel een BTW-plichtige: dan zou er geopteerd kunnen worden om BTW-plichtig te worden. Als de holding dan factureert aan de werkvennootschap is de BTW verschuldigd bij de holding en aftrekbaar in de werkvennootschap, wat neerkomt op een nuloperatie binnen de groep. Als er in de holding een nieuwbouw zou worden opgericht, dan kan er ook best gekozen worden om BTW-belastingplichtige te worden. De BTW op nieuwbouw5 is aftrekbaar. Opgelet: deze keuze moet gemaakt worden bij oprichting van de holding en kan nadien niet meer gewijzigd worden.
5
Een gebouw is “nieuw” voor de BTW-administratie tot 31 december van het tweede jaar volgend op het jaar van ingebruikname of van eerste bezetting.
Gautier Kristof
vdvaccountants.be
11
De holding
vdvaccountants.be
2.5. De personenbelasting. In het verleden werd de eventuele meerwaarde op de verkoop van aandelen, die in handen waren van de zaakvoerder, niet aanzien als een belastbaar inkomen in de personenbelasting. Het principe: Werkvennootschap VK aandelen Zaakvoerder
Holding
rekening courant: * interesten rekenen * belastingvrije geldafnames
De laatste jaren tracht de fiscus echter deze inkomsten te belasten op basis van artikel 90 WIB’92 als een divers inkomen. Men spreekt hier van een ‘interne meerwaarde’: de gelden blijven binnen dezelfde ‘familie’. Deze problematiek werd eerder al besproken.
In casu blijft de uitkering van bezoldiging dezelfde als vóór de oprichting van de holding: Nu zal de bezoldiging ontvangen worden van de holdingvennootschap in plaats van de werkvennootschap. Aangezien de holding gebruik kan maken van het verlaagd tarief in de vennootschapbelasting zal de minimumuitkering van de bezoldiging 36.000 euro moeten zijn, of minimaal de helft van de belastbare reserves van het tijdperk indien er onvoldoende winst zou zijn in dat boekjaar.
Gautier Kristof
vdvaccountants.be
12