11
De fietshelm wint terrein in Nederland Ch. Goldenbeld, M.J.H. van Vugt, H. Schaalma *
Jaarlijks vinden er 22.000 Spoedeisende Hulpbehandelingen plaats bij 0-14 jarigen naar aanleiding van een fietsongeval. Dikwijls betreft dit hoofdletsels, vooral bij kinderen tussen 4-8 jaar. Een fietshelm biedt goede bescherming, maar is nog niet ingeburgerd in Nederland. De literatuur geeft 'geen eenduidig beeld van de factoren die ouders bewegen tot het aanschaffen van een fietshelm, noch van factoren die hen er toe bewegen hun kind consequent een helm te laten dragen. Daarom is er een onderzoek gedaan naar de psychosociale determinanten van fietshelmgebruik onder 4-8 jarige kinderen. De diffusietheorie van Rogers fungeerde als theoretisch kader. Uit de resultaten blijkt dat de vraag naar kinderfietshelmen sinds midden jaren negentig sterk is toegenomen. Ook het aanbod is sterk verbeterd wat betreft keuzemogelijkheden, uiterlijk, pasvorm en draagconifort. Van deN ederland se ouders met jonge kinderen heeft 22% in de afgelopen vijf jaar een fietshelm voor hun kind aangeschaft. Van de kinderen met een fietshelm heeft 63% deze in de afgelopen maanden daadwerkelijk gebruikt. Het fietshelmgebruik blijkt af te nemen bij oudere kinderen; rond 6-8 jaar wordt het gebruik minder of zelfs helemaal gestopt. Trefwoorden: fietshelmen, kinderen, marktverkenning, determinanten, diffusietheorie
INLEIDING
Fietsen is in Nederland een normale zaak. De fiets is een alledaags vervoermiddel, dat door zeer veel Nederlanders wordt gebruikt voor ritten over korter afstanden (< Skm). Om redenen van ruimtegebruik, bereikbaarheid en milieu wordt het fietsen ook beleidsmatig bevorderd. Over het algemeen is fietsen een veilige activiteit, maar ook deze activiteit kent (kleine) risico's. Wie bij het fietsen valt of aangereden wordt, heeft de kans om hoofd- of hersenletsel op te lopen. Ook willen met name jonge kinderen nogal eens van de fiets vallen zonder dat er sprake is van een aanrijding met een andere verkeersdeelnemer. Het dragen van een fietshelm biedt een zekere mate van bescherming tegen dergelijke letsels. De fietshelm is echter nog niet ingeburgerd in de Nederlandse samenleving. In een gezamenlijk onderzoeksprogramma verkennen Consument en Veiligheid, Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV), de Verenigde Verkeersveiligheidsorganisatie (3VO) en de Capaciteitsgroep Gezondheidsvoorlichting van de Universiteit Maastricht de kansen om het vrijwillig gebruik van de fietshelm bij jonge kinderen te bevorderen "noot I". Daartoe richt het onderzoeksprogramma zich op het inventarise* Ch. Goldenbeld1, M./.H. van Vugi!, H. Schaalmt? Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid 2 Consument en Veiligheid 3 Capaciteitsgroep Gezondheidsvoorlichting aan de Universiteit Maastricht 1
ren van de factoren die het vrijwillig dragen van fietshelmen door kinderen in de leeftijd van 4-8 jaar beïnvloeden. In het eerste deel van het artikel schetsen we de problematiek rond fietsongevallen en doen we verslag van resultaten van buitenlands en Nederlands onderzoek naar determinanten van fietshelmgebruik Tevens bespreken we de theoretische onderbouwing van het onderzoek met de diffusietheorie van Rogers. In het tweede deel van het artikel gaan we specifiek in op de resultaten van de marktverkenning, die tot doel had inzicht te krijgen in het aanbod van fietshelmen en de huidige mate van verspreiding van fietshelmen onder kinderen in Nederland. PROBLEMATIEK IN CIJFERS
Jaarlijks vinden er in het ziekenhuis 22.000 Spoedeisende Hulpbehandelingen (SEH) plaats bij 0-14 jarigen naar aanleiding van een fietsongeval (zie tabel 1). Van deze kinderen heeft 39% (8.600 kinderen) een leeftijd tussen de 4 tot met 8 jaar. Als gekeken wordt naar het aantal hoofdletsels ten gevolge van een fietsongeval, blijkt dat kinderen tussen de 48 jaar zowel absoluut als relatiefvaak hoofdletsels oplopen (zie tabel I). Naast de 22.000 kinderen die jaarlijks ten gevolge van een fietsongeval op een SER-afdeling worden behandeld, worden ook nog eens ruim 1.300 kinderen van 0 tot en met 14 jaar opgenomen in een ziekenhuis na een fietsongeval (zie tabel2). Van deze groep slachtoffers heeft 38% hoofdletsel opgelopen. Ruim een derde van deze kinderen met hoofd-
tsg jaargang 81/2003 nummer 1 De fletshelm wint terrein in Nederland - pagina 18
letsel heeft een leeftijd van 4 tot en met 8 jaar. Bij de beschouwingvan de ongevallencijfers springen jonge kinderen tussen de 4-8 jaar er uit als een doelgroep die baat kan hebben bij het dragen van een helm. Ze hebben vaak hoofdletsel bij een ongeval. Tevens komt de (hoofd)letselproblematiekbij ongevallen met deze jonge fietsers voor een groot deel voort uit eenzijdige ongevallen, waarbij de fietsers bij een geringe oneffenheid van de fiets vallen oftegen een object of obstakel aanrijden en dan vallen. Er bestaat bij deze jonge kinderen nog een discrepantie tussen de eisen die het veilig fietsen stelt (kunnen balanceren) en de motorische vaardigheden waarover zij beschikken. Tot ongeveer 7 jaar hebben kinderen moeite met de motorische kant van beheersen en besturen van hun fiets. Deze problemen zijn groter naarmate de fiets meer op de groei is gekocht 1• Naast de helm zijn er natuurlijk ook andere vei}.igheidsmaatregelen die kunnen bijdragen aan het verminderen van het aantal (hoofd)letsels, zoals scheiding van gemotoriseerd en fietsverkeer, betere regeling van voorrang en betere regeling van zichtbaarheid van het fietsverkeer. Echter, hiermee zijn eenzijdige ongevallen niet te voorkomen. Ook fietsen jonge kinderen nog vaak op de stoep waardoor deze maatregelen voor hen minder geschikt zijn. Tevens laten deze maatregelen vaak nog vele jaren op zich wachten, voordat ze in Nederland consequent, in alle situaties, uitgevoerd zijn. Dat betekent dat de fietshelm vooralsnog een belangrijke aanvullende waarde heeft ten opzichte van andere maatregelen.
lijkt een meer algemene geldigheid te hebben die uitstijgt boven de nationale fietscultuur. Een belangrijke verklaring voor het feit dat de fietshelm in veellanden niet is ingeburgerd, is dat maar weinig ouders/verzorgers zich bewust zijn van de risico's van fietsen, en dat nog minder ouders zich hierover zorgen maken 1• 3-6 . Vallen en opstaan hoort bij (leren) fietsen, en men acht de kans dat zijn eigen kind ernstig hoofdletsel oploopt uitermate gering. Onderzoek geeft verder aan dat alleen kennis en bezorgdheid omtrent de risico's van fietsen onvoldoende is om ouders te motiveren tot de koop van een fietshelm en tot het verplichten van hun kind om de helm te dragen3• ?-Jo_ De zwakke samenhang tussen risicobewustzijn en preventief gedraÎ speelt niet alleen bij ouders, maar ook bij kinderen7• ll- 3. Het dragen van een fietshelm blijkt verder negatief samen te hangen met de leeftijd van het kind 10 •11 •13 •14• Veel onderzoekers suggereren dat dit voor een groot deel te wijten is aan negatieve reacties op helmgebruik van de kant van leeftijdgenoten7• 12 - al suggereert onderzoek tevens dat kinderen geen negatieve houding hebben tegenover helmdragende leeftijdgenoten 15 •16 - en aan het feit dat de invloed van ouders afneemt bij toenemende leeftijd17•18• Naarmate kinderen ouder worden, worden zij meer gepest als zij een helm dragen, en zijn ouders minder genegen om consequent op helmgebruik te staan. Verder suggereert onderzoek dat kinderen uitermate gevoelig zijn voor de vormgeving en het comfort van de fietshelm; deze moet er leuk uitzien en lekker zitten 1LIS,I 9•
DETERMINANTEN VAN HELMGEBRUIK
Als onder~eel van het onderzoeksprogramma is een literatuuronderzoek naar de determinanten van fietshelmgebruik uitgevoerd 2 • Dit literatuuronderzoek omvatte zowel Nederlandse als internationale literatuur, en was gericht op beslissen en gedrag van zowel ouders als kinderen. Het onderzoek suggereert dat een breed scala aan psychosociale factoren gerelateerd is aan fietshelmgebruik Maar het onderzoek naar fietshelmgebruik geeft zeker nog geen eenduidig beeld van de factoren die ouders bewegen tot het aanschaffen van een fietshelm voor hun kind( eren), noch van de factoren die ouders er toe bewegen om hun kind consequent een helm te laten dragen. Verreweg het meeste onderzoek is 5 tot 10 jaar oud, gericht op kinderen van 8 jaar of ouder en verricht in landen waar fietsen vooral een recreatieve bezigheid is, in tegenstelling tot Nederland. Daarom is besloten tot een nieuw onderzoek naar de psychosociale antecedenten van fietshelmgebruik. Een aantal resultaten uit de literatuur wordt wel in verschillende landen (waaronder Nederland) gevonden, en
THEORETISCH RAAMWERK: DIFFUSIETHEORIE
De diffusietheorie20•21 is gehanteerd als theoretisch raamwerk voor het onderzoekprogramma. De diffusietheorie beschrijft de invoering van een innovatie - een product of gedrag- als een gefaseerd proces waarin beslissingen genomen worden aangaande de adoptie, de implementatie en de continuering van het gebruik van een innovatie. De diffusietheorie ontleedt het verspreidingsproces van een innovatie in vijf fasen: 1) de kennisfase, 2) de overtuigingsfase, 3) de besluitvorrningsfase (ook wel adoptie), 4) de implementatiefase, en 5) de bevestigingsfase (ook wel continuering) 21 • De beoogde gebruikers van een innovatie moeten worden geïnformeerd over het bestaan van de innovatie, en zij moeten een idee krijgen van wat de innovatie inhoudt en betekent. Wanneer men over de innovatie geïnformeerd is, kan men zich hierover een oordeel vormen, en kan men het gebruik ervan overwegen. Een positieve houding jegens de innovatie en het gebruik ervan, kan vervolgens leiden tot het besluit om de innovatie daadwerkelijk te gaan gebruiken. De twee laatste fasen in het proces
tsg jaargang 81/2003 nummer 1 De fletshelm wint terrein in Nederland- pagina 19
Tabel1 Spoedeisende hulp behandelingen na een fietsongeval naar leeftijd, letsel, en mate van eenzijdigheid van het ongeval in
absolute aantallen en percentages. Leeftijdscategorie o-3 jaar 4-8 jaar 9-14 jaar
Hoofdletsel Aantal % 66o 14 2.300 49 1.700 37
Alle letsels % Aantal 2.900 13 8.6oo 39 10.000 47
Totaal 22.000 100 Bron: Letselinformatie Systeem 1998-2000, Consument en Veiligheid.
4·700
100
Eenzijdige ongevallen Aantal % 2.900 15 8.100 43 8.100 42 100
19.000
Tabel2 Ziekenhuisopnamen na een fietsongeval naar leeftijd en letsel in absolute aantallen en percentages. Leeftijdscategorie
Hoofdletsel Aantal % 10 48 190 38 265 53
Alle letsels % Aantal 89 7 468 36 ss 758
o-3 jaar 4-8 jaar 9-14 jaar Totaal Bron: Landelijke Medische Registratie 1998-2ooo, Prismant.
1.315
100
beschrijven het uiteindelijke gebruik van de innovatie. Dit proces kan in iedere fase stagneren. Mensen kunnen niet geïnteresseerd zijn, of niet overtuigd raken van het nut van een innovatie. Men kan zich voornemen om een innovatie te gaan gebruiken, maar deze voornemens niet in daden omzetten. En de eerste keren dat men de innovatie gebruikt kan dermate tegenvallen, dat men van verder gebruik afziet. In de beschrijving van het verloop van het verspreidingspraces kent de diffusietheorie een belangrijke rol toe aan communicatie, persoonlijke relaties en sociale netwerken. Volgens de theorie worden vernieuwingen doorgaans eerst door een kleine groep mensen opgemerkt en gebruikt, de zogenaamde vernieuwers of'innovators', die in een later stadium anderen informeren over hun ervaringen met de vernieuwing. Het gedrag van de vernieuwers zou in een vrij vroeg stadium gevolgd worden door een volgende groep mensen die de innovatie verder zichtbaar maken, de zogenaamde vroege adapters. In de daarop volgende fase wordt het gedrag door een weer bredere groep overgenomen (de zogenaamde 'vroege meerderheid'), gevolgd door de 'late meerderheid'. Er zal ook altijd een groep mensen blijven die de vernieuwing niet zal adopteren; de achterblijvers. De adoptie-curve is beschreven in Rogers20• 21 Als we de verspreiding van fietshelmen in Nederland in dit licht bezien, valt de volgende ontwikkeling te constateren. In de periode 1990-1994 is er een kleine groep ouders die een helm aanschaften voor zichzelf of voor hun kinderen, de vernieuwers. Dit waren enerzijds ouders die door eigen ervaringen een meer dan gemiddeld besefhadden van de kwetsbaarheid van fietsers in het verkeer. Anderzijds waren dit mensen die in het buitenland dusdanig gewend waren geraakt aan het fietsen met helm, dat ze dit als normaal zijn gaan beschouwen. In de periode 1995-2000 won het helmgebruik onder kinderen verder terrein onder invloed van meer voorlichting en projecten hiervoor16. De ouders die in deze periode tot aanschaf van de helm zijn overgegaan zijn te beschouwen als vroege adapters.
503
100
De verdere verspreiding van de fietshelm onder de zogenaamde vroege meerderheid lijkt vandaag de dag gaande. De vraag is nu welke factoren bepalen hoe snel het gebruik van de fietshelm door deze meerderheid zal worden overgenomen. Volgens de theorie is dit afhankelijk van een aantal kenmerken van de innovatie. In tabel3 worden deze kenmerken beschreven, en uitgewerkt voor de fietshelm. Zoals we al hebben opgemerkt beschrijft de diffusietheorie de invoering van een innovatie als een gefaseerd proces waarin in opeenvolgende fasen beslissingen genomen worden. Binnen dat algemene kader kunnen additionele theorieën van belang zijn, om de beslissingen in het proces in kaart te brengen en te analyseren. In ons onderzoeksprogramma maken we gebruik van het ASE-model om inzicht te krijgen in de verschillende beslissingen die potentiële gebruikers moeten nemen alvorens er sprake is van routineus gebruik van fietshelmen22 • De attitude omvat de verschillende vooren nadelen die men aan het gebruik van de fietshelm koppelt, zoals veiligheidsoverwegingen, kosten en aantrekkelijkheid. Sociale invloed omvat de steun of tegenwerking die men direct of indirect ervaart, zoals bijvoorbeeld eventuele tegenwerking van kinderen en opvattingen van andere ouders. Eigen-effectiviteit kan worden opgevat als de mate waarin mensen zich in staat achten om het gebruik van de fietshelm (blijvend) in te voeren. Zaken die hier een rol kunnen spelen zijn bijvoorbeeld fmanciën, maar ook de mate waarin men zich in staat acht om af te dwingen dat een kind consequent een fietshelm draagt. Essentieel is hier dat de invulling van deze factoren per verspreidingsfase kan verschillen. Zo zullen ervaringen met helmgebruik van invloed zijn op bijvoorbeeld attitudes en eigen-effectiviteitsverwachtingen. DE MARKTVERKENNING
In het voorjaar van 2001 zijn twee marktverkennende onderzoeken uitgevoerd. In het kwalitatieve marktonderzoek zijn drie importeurs en vijf verkopers van fietshelmen telefonisch ondervraagd over ontwikkelingen aan de verkoopzijde van de fietshelmenmarkt 23 • De importeurs zijn aselect getrokken uit
tsg jaargang 81 I 2003 nummer 1 De fietshelm wint terrein in Nederland- pagina 20
Tabel3 Theoretische kenmerken van innovatieproces volgens Rogers toegepast op het gebruik van fletshelmen bij jonge Nederlandse kinderen. Theoretisch kenmerk innovatieproces
De fietshelm zal sneller worden geadopteerd als ....
Relatieve voordeel
.•. de helm bijdraagt aan de veiligheid van het kind.
Verenigbaarheid met waarden en normen van de doelgroep
...de helm in overeenstemming is met normen en waarden over verantwoordelijkheid, veiligheid en uiterlijk (aantrekkelijkheid helm).
Complexiteit/inpasbaarheld
... de helm makkelijk kan worden 'ingevoerd' in het fietsgebruik (de mate waarin ouders zichzelf In staat achten om hun kinderen een helm op te zetten) .
Mogelijkheid tot het nemen van een proef Flexibiliteit
... er mogelijkheden zijn om de helm een week te huren of te lenen om hem uit te proberen. ... de fietshelm afte stemmen is op individuele wensen (bijvoorbeeld uiterlijk helm, pasvorm en draagcomfort)
Risico's verbonden aan gedrag
•.. de invoering van de helm geen negatieve 'neveneffecten' met zich meebrengt bijvoorbeeld het verlies van de helm •
Sociale ondersteuning
... de sociale relaties niet verstoord worden. Bijvoorbeeld de ouder-kind relatie: elke dag gezeur over het opzetten van de helm bevordert niet het blijvend dragen van de helm. Dit geldt ook voor ouders onderling.
Observeerbaarheld van gedrag
... het duidelijk waarneembaar is wat de voordelen van het dragen van een helm zijn.
Tijdsinvestering
... het weinig tijd kost om een fietshelm aan te schaffen en bij het gebruiken rekening te houden met een fietshelm (pakken, opzetten, na afloop fietsen weer opruimen) .
Commitment
... het commitment groter is. Bijvoorbeeld de mate waarin ouders er blijvend op moeten toezien dat de helm wordt opgezet.
een lijst met namen die op basis van de Gouden Gids (heel Nederland betreffend) en contacten van Consument en Veiligheid is opgesteld. De verkopers van fietshelmen zijn aselect getrokken uit de Gouden Gids. In het kwantitatieve marktonderzoek zijn 1312 ouders met jonge kinderen in de leeftijd van 3-12 jaar telefonis~ ondervraagd over het hebben van een fietshelm en hetfebruik daarvan voor één of meer kinderen in het gezin2 • Bij 732 respondenten werd enkel de vraag gesteld over de aanschaf van de fietshelm en vond geen nader gesprek plaats; bij 580 respondenten werd een verdergaand gesprek gevoerd over de achtergronden van het wel of niet aanschaffen van een fietshelm. De steekproef is aselect getrokken uit de database van het telefonische omnibusonderzoek van bureau InterviewNSS. Deze database bevat een representatieve selectie van Nederlandse huishoudens met één of meer kinderen in de leeftijd van 3-12 jaar.
landen de helm verplicht is. En fietsenzaken in steden waar veel zogenaamde expats wonen hebben een bovengemiddelde verkoop, omdat de expats gewend zijn om met een helm op te fietsen en die ook voor hun kinderen kopen door de fietshelmverplichting die ze kennen vanuit het land waar ze jaren hebben gewerkt. Parallel aan de toegenomen vraag naar fietshelmen zijn, volgens de aanbieders van fietshelm en, verandeiingen in de aanbodzijde waarneembaar. Er is een toename van het aantal merken fietshelmen (van drie naar acht tot negen), een toename van het aantal (kinder)modellen en uitvoeringen van fietshelmen en een toename van de keuze van designs/ kleuren/figuurtjes op de fietshelm. Daarnaast worden de helmen lichter, kleiner, sterker, hebben ze een verbeterd ventilatiesysteem, een verbeterde pasvorm, en bestaan er betere mogelijkheden, om de fietshelm aan te passen aan de grootte van het hoofd. Tot slot zijn er sinds maart 1997 keurmerken voor fietshelmen die de kwaliteit garanderen.
Ontwikkelingen aan de aanbodzijde De ervaring van de aanbieders van fietshelmen (importeurs en detaillisten) was dat de vraag naar kinderfietshelmen sinds midden jaren negentig sterk was toegenomen. Er werden specifieke oorzaken voor deze toename genoemd. Zo bestaat er volgens deze aanbieders een toenemend bewustzijn bij ouders dat het verkeer steeds drukker wordt en dat een fietshelm kan dienen als een preventiefbeschermingsmiddeL Ook bieden detaillisten in toenemende mate een combinatie van kinderfiets en helm aan en doen campagnes van 3VO op scholen of in de media vaak op korte termijn de vraag naar fietshelmen toenemen. Daarnaast komt de (fiets)helm relatief meer in het straatbeeld voor als gevolg van het dragen van de helm door de groeiende groep skaters en mountainbikers. Ook verzekeringsmÇtatschappijen stellen in toenemende mate als verzekering~orwaarde dat (jeugd)wielerploegen een helm dienen te ~ragen. Tevens kunnen meer specifieke factoren een rol spelen. Zo worden voor fietsvakanties in het buitenland fietshelmen aangeschaftvoor het gehele gezin, mede omdat in een aantal
Vraagzijde: Motieven en keuzes van kopend publiek Kopers Uit de interviews met de importeurs en detaillisten bleek dat de kopers vaak ouders met jonge kinderen zijn die doorgaans zelf fietsen. De ouders ondervinden zelf de gevaren op de weg en beseffen vanuit die ervaring de kwetsbaarheid van hun kind op de fiets. Ze kopen dan de helm puur uit veiligheidsoogpunt. Veel kopers wonen in een stedelijke omgeving, waar het verkeer aanzienlijk drukker is. Toch worden ook in kleine dorpen steeds meer kinderhelmen verkocht aangezien de kinderen soms lange afstanden moeten afleggen om naar hun school te fietsen. Uit de resultaten van het kwantitatieve onderzoek onder de ouders blijkt dat alleen de wat oudere ouder (40+) significant vaker een fietshelm voor zijn kind aangeschaft heeft dan de jongere ouder (Chi-kwadraat= 4,09; p= 0,04). De overige achtergrondkenmerken als stedelijkheid, opleiding, inkomen en sociale klasse verschillen niet significant tussen ouders die wel en geen fietshelm voor hun kind aanschaffen.
tsg jaargang 81/2003 nummer 1 De fietshelm wint terrein in Nederland· pagina 21
Tabel4 Overzicht uitkomsten marktverkenning onder detai/hande/;1mporteurs en ouders. Kwalitatief beeld; interviews onder importeurs en detaillisten Kwantitatieve gegevens; interviews onder 1312 ouders van fietshelmen 77°/o (N-280) vindt het (absoluut) noodzakelijk Toenemend bewustzijn bij ouders 41% (N=28o) vindt het aanbod "matig" of "slecht" Toename differentiatie aanbod helmen 12% ouders (N=s8o) meldt dat school aandacht eraan besteed Campagnes 3VO op scholen Stedelijkheidsgraad heeft geringe invloed Stedelijkheidsgraad heeft invloed Omslagpunt bij 6 en 8 jaar Omslagpunt 7 jaar Mede onder druk vriendjes weigeren kinderen Belangrijkste motiefvoor het niet dragen van helm is dat het kind het niet meer wil vanaf 7 jaar helm
Koopproces Bij de aankoop van een kinderfietshelm wordt volgens de detaillisten met name gelet op de pasvorm, het comfort, het model, de uitvoering (figuurtjes/printje/kleur), demeegroeimogelijkheden/ duurzaamheid en de prijs. De prijs komt zeker niet altijd op de eerste plaats. Als het kind jarig is hebben ouders vaak wel een wat hoger bedrag voor de helm over. Maar als de helm gekocht wordt als extraatje naast een fiets of ander artikel, letten ouders wel meer op de prijs en gaat de voorkeur vaak uit naar goedkopere modellen van 20 euro. Veel ouders zijn nog onbekend met de fietshelm en zijn gevoelig voor het advies van de specialist in de winkel.
Fietshelmgebruik Van de 1312 ondervraagde ouders in het marktverkenningsonderzoek bleek 22% (293) in de afgelopen vijf jaar een fietshelm voor een kind in het gezin te hebben aangeschaft. Omgerekend naar de Nederlandse populatie van huishoudens met jonge kinderen heeft naar schatting tussen de 0,2 en 0,3 miljoen huishoudens met jonge kinderen in de afgelopen vijfjaar voor tenminste één van de kinderen een fietshelm aangeschaft. Bijna twee derde (63%) van de kinderen met een fietshelm heeft in de afgelopen paar maanden de fietshelm gebruikt. Van de overige kinderen, die de fietshelm niet gebruiken heeft volgens de ouders 40% (n=l32) de fietshelm vroegerwel regelmatig gedragen. Bij de aanschafvan een helm voor ergjonge kinderen in de leeftijd van 2-3 jaar is meer dan acht op de tien ouders (85%) van oordeel dat dit (absoluut) noodzakelijk is. Bij kinderen waarvoor op latere leeftijden een helm wordt aangeschaft, is het aandeel ouders dat dit absoluut noodzakelijk vindt significant lager: bij kinderen van 4-5 jaarvindt 74% van de ouders het absoluut noodzakelijk; bij kinderen van zes en ouder 61 o/o De fietshelm wordt het meest consequent (vrijwel altijd) gebruikt bij tochtjes op de fiets, bij het fietsen van en naar school ofbij het fietsen naar een vrijetijdsactiviteit zoals sportof muziekles, en ook vaak, maar minder consequent, bij het leren fietsen en bij het buitenspelen op de fiets.
Omslagleeftijd De indruk bij importeurs en detaillisten is dat jonge kinderen tot een leeftijd van 6-7 jaar vrij gemakkelijk het dragen van een fietshelm accepteren als iets wat erbij hoort. Daarna wordt de kans steeds groter dat kinderen het dragen van een fietshelm niet meer als vanzelfsprekend ervaren; het is dan niet stoer en trendy meer en je wordt er, volgens de aanbieders van fietsbelmen, ook nog eens mee gepest. Dit laatste blijkt niet uit het marktonderzoek onder ouders, waarbij pesten slechts door 1o/o van de ouders als reden wordt aangegeven waarom kin de-
ren geen helm dragen. Bij sportieve activiteiten zoals skaten, mountainbiken en racefietsen blijft de acceptatie van de helm bij kinderen die ouder zijn dan 7 jaar wel groot. Ook uit het marktverkenningsonderzoek onder de ouders blijkt dat het helmgebruik afneemt bij oudere kinderen (zie tabel4). Het lijkt erop dat rond het zesde levensjaar en rond het achtste levensjaar relatief grote groepen helmdragers hun helmgebruik gaan verminderen of er totaal van afzien.
Kwalitatief en kwantitatief In tabel4 is een vergelijking gemaakt tussen de uitkomsten van de kwalitatieve marktverkenning onder de aanbieders van fietshelmen en de kwantitatieve marktverkenning onder ouders. HOE GAAN WE VERDER Met het oog op nieuwe interventies om het vrijwillig gebruik van fietshelmen te bevorderen zijn in de volgende fase van het onderzoek de volgende vragen aan de orde: Welke factoren (deels afgeleid uit het diffusiemodel van Rogers) verklaren het (gaan) dragen van een fietshelm door 4-8 jarigen en hun ouders? Op welke wijze beïnvloeden de betreffende factoren het (gaan) dragen van een fietshelm door 4-8 jarigen en hun ouders? Dus ook: waarom stoppen kinderen met het dragen van een helm op bepaalde leeftijden? Watkunnen we leren van de reeds helmdragende kinderen en hun ouders, om barrières bij niet-helmdragende kinderen en hun ouders weg te nemen?_ De diffusietheorie van Rogers is ontwikkeld op basis van gedragskeuzen van volwassenen. In dit onderzoek wordt deze theorie voor het eerst (mede) toegepast op jonge kinderen. Kinderen spelen een belangrijke rol in de samenleving wanneer het gaat om communicatie over vernieuwingen. Zij maken ouders waarschijnlijk_attent op vernieuwingen en bevorderen mengingsvorming van ouders ten aanzien van de vernieuwing door de meningen van ouders van vriendjes over te brengen. Met het totale onderzoek hopen we meer inzicht te verschaffen in de toepassingsmogelijkheden van (diffusie)theorieën bij onderzoek en het opzetten van interventies. DANKWOORD De auteurs danken P.C. den Hertog en I. Vriend van Consument en Veiligheid en B. Lubbers van de Verenigde Verkeers Veiligheicis Organisatie voor hun bijdragen aan dit artikel.
NooT ZorgOnderzoek Nederland financiert het onderzoek.
tsg jaargang 81 I 2003 nummer 1 De fietshelm wint terrein in Nederland - pagina 22
ABSTRACT
I ncrease of bicycle helmet use in the Netherlands In the Netherlands, there is are 22.000 Emergency Department admittances for 0-14 year old children as a consequence of a bicycle accident. Many of them concern head or brain injuries, especially amongst children of 4-8 years old. A bicycle helmet affords protection, but is not a well established safety product in the Netherlands. The literature doesnotpresent a clear view of the factors which influence parents to buy a helmet, nor ofthe factors which influence parents to supervise and guide the helmet wearing of their child(ren). Therefore a study was conducted into the psychosocial determinantsof helmet use amongst 4-8 years old children. On the basis of the diffusion theory ofRogers, research is done to determine the factors which explain the diffusion process ofbicycle helmets amongst young children and their parents. Results indicate that a number of factors involved in the increase of helmet use in the past 5-6 years: parents' increased concern about the amount of traffic, offers by retail trader to sell bicycle and helmet in one sale, local campaigns at schools and increased visibility of helmet wearing by skaters, mountain bikers and recreational bikers, and better supply oflighter, stronger helmets with better ventilation and headshape adaptability. In 2001, 22o/o ofthe parents with young childrenhas bougt a bicycle helmet in the past five years and 63o/o of the children who possess a bicycle helmet did actually use it iD. the last few months. Results indicate that children at age 6-8 experience astrong drop in motivation to continue wearing the bicycle helmet.
Key words: bicycle helmet, dijfusion theory, children, determinants, helmet use LITERATUUR 1. Hirasing RA, Verloove- Van Hoorick SP, Kampen LTB van. Fietsongevallen bij kinderen in Nederland in 1990/1991; tijd voor fietsbelmen. Ned Tijdschr Geneeskd 1994; n8: 2315-8. 2. Bloks L. Determinanten die het dragen van fietshelmen door jonge kinderen beïnvloeden; een literatuurstudie. Maastricht: Vakgroep Gezondheidsvoorlichting, Faculteit der Gezondheidswetenschappen, Universiteit Maastricht, 2001. 3. Jones CS, King W, Poteet-/ohnson D, Wang MQ. Prevention ofbicycle-related injuries in childhood: role ofthe caregiver. South Med J 1993; 86: 859-63. 4. Morris BAP. Promotion ofbicycle helmet use among schoolchildren: a randomized clinical trial. Can J Public Health 1991; 82: 92-4. 5. Thomas S, Acton C, Nixon /, Battistutta D, Pitt WR, Clark R. Effectiveness ofbicycle helmets in preventing head injury in children: case-control study. Br Med J 1994; 308: 173-6. 6. Schneider ML, Ituarte P, Stokels D. Evaluation of a community bicycle helmet promotion campaign: what works and why. Am J Health Promot 1993; 7: 281-7. 7. Seijts GHP, Kok G, Bouter, LM, Klip HA/. Barriers to wearing bicycle safety helmets in the Netherlands. Arch Pediatr Adolesc Med 1995; 149: 174-80. 8. Graitcer PL, Kellermann AL, ChristoffelT. A review of educational and legislative strategies to promote bicycle helmets.lnJ Prev 1995; 1: 122-9.
9. Farley C, Otis /, Benoît M. Evaluation of a four-year' bicycle helmet promotion campaign in Quebec aimed at children ages 8 to 12: impact on attitudes, norms and behaviours. Can J Public Health 1997; 88:62-6. 10. Kim AN, Rivara FP, Koepsell TD. Does sharing the co st of a bicycle helmet help promo te helmet use? Inj Prev 1997; 3: 38-42. 11. Stevenson, T, Lennie /. Empowering school students in developing strategies to increase bicycle helmet wearing. Health Educ Res 1992; 7: 555-66. 12. Otis /, Lesage D, Godin G, Brown B, Farley C, Lambert]. Predicting and reinforcing children's intentions to wear protective helmets while bicycling. Public Health Rep 1992; 107: 283-9. 13.DannenbergAL, Gielen AC, Beilenson PL, Wilson MH, Joffe A. Bicycle helmet laws and educational campaigns: an evaluation of strategies to increase children's helmet use. Am J Public Health 1993; 83: 667-74. 14. Cameron MH, Vulcan AP, Finch CF,Newstead SV. Mandatory bicycle helmet use following a decade of helmet promotion in Victoria, Australia- an evaluation. Accid Anal and Prev 1994; 26: 325-37. 15. Howland J, Sargent /, Weitzman M, et al.. Barriers to bicycle helmet use among children. Am J Diseases Childhood 1989; 143: 741-4. 16. Steenbakkers M, Goldenbeid Ch, Dijkman A, Venema A. Promotie vrijwillig gebruik van fietshelmen in de Bollenstreek; resultaten van een project bij twee basisscholen. Amsterdam/ Leidschendam: Gemsurnent en Veiligheid & Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid, 1996. 17. Thuen F, Rise, /. The influence of parent-child relationship on young adolescents'use safety equipment. The Norwegian Longitudinal Behavior Study. Scand J Psychol1995; 36:399-405. 18. Rodgers GB. Bicycle helmet ownership and use in the United States. Injury Control & Safety Promotion 2000; 7 (2): 135-8. 19. DiGuiseppi CG, Rivara FP, Koepsell TD, Poloissar L.. Bicycle helmet use by children: evaluation of community-wide helmet campaign. JAm Med Assoc 1989; 262: 2256-61. 20. Rogers EM. Diffusion of innovations, 4th Edition. N ew York: Free Press, 1995. 21.Mesters I, Kok G, Schaa/ma H. Diffusie van gezondheidsvoorlichtingsprogramma's. In: Brug J, Schaalma H, Kok G, Meertens RM, Molen HT van der( red). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Een planmatige aanpak. Assen: Van Gorcum, 2000: 11932. 22. Vries H de. Determinanten van gedrag. In: Damoiseaux V, Molen HT van der, Kok G. Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering, 3e editie. Assen: Van Gorcum, 1997: 109-32. 23.Marktverkenning aanbieders kinderfietshelmen. Rapport project 16599 ten behoeve van Consument en Veiligheid. Amsterdam: Interview-NSS, 200la. 24.Marktverkenning fietshelmen- kwantitatief. Rapport project 14958 ten behoeve van de Consument en Veiligheid. Amsterdam: Interview-NSS, 2001b.
(ORRESPONDENTI EADRES StichtingWetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid, Postbus 1090,2260 BB Leidschendam, tel. 070-3209323, e-mail:
[email protected]
Voor publicatie aanvaard in oktober 2002.
tsg jaargang 81 I 2003 nummer 1 Oe fietshelm wint terrein in Nederland· pagina 23