De doop van Cornelius (Hand. 10) We pakken vanmorgen de draad weer op bij Handelingen 1:8. Jullie weten nog wel, dat is die bekende tekst waarin Jezus zijn grote opdracht geeft aan zijn leerlingen/getuigen: [dia 1] Wanneer de Heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde. [dia 2] de uitwerking van deze opdracht zien we vervolgens gebeuren in het bijbelboek Handelingen. Jeruzalem, Judea en Samara, tot aan de uiteinden van de aarde; dat is niet zomaar van dichtbij naar ver weg, zoals we vanmorgen nog zullen zien. Het is misschien nog wel meer een kwestie van jood (Jeruzalem en Judea) naar ½ jood (Samaria) tot uiteindelijk alle niet-joden. Wij hebben het wel eens over vernieuwingen in de kerk, maar de laatste echte vernieuwing van de kerk heeft plaatsgevonden in de tijd van de apostelen, toen tot verbazing van iedereen bleek dat ook heidenen het geschenk van de Heilige Geest ontvingen (10:45)! Dat was pas echt een schokkende verandering. Een verandering, maar daar zal ik aan het einde van de preek nog op terugkomen, die ook voor ons niet zonder betekenis is. [dia 3 – leeg scherm] Vandaag gaat het over de doop van een Romeins officier. Jullie weten nog hoe we begonnen in Jeruzalem, toen waren de Samaritanen aan de beurt. Vervolgens een Afrikaan uit Ethiopië, toen een fanatieke farizeeër (Saulus). Maar nu komt dan toch – eindelijk – ook Europa een beetje in beeld. Tenminste, een beetje, want we bevinden ons nog steeds in het Midden-Oosten, maar Cornelius zelf is wat we later zouden zeggen een echte Italiaan. Toen ik in Den Haag woonde kwam ik regelmatig op de fiets langs de Amerikaanse ambassade. Een nogal bruut gebouw om aan te zien (maar daardoor waarschijnlijk goed te beveiligen) en er was bijna altijd wel iets aan de hand. Afzettingen, mensen die protesteren, beveiliging. Maar hoe imponerend beveiliging er soms ook uit kon zien (ik zag zelfs eens een Nederlandse tank op de stoep staan), er was nooit iets meer indrukwekkend dan Amerikaanse militairen. Ik weet niet hoe dat komt, maar op de een of andere manier zien die er altijd net even een beetje groter, sterker, stoerder en zwaarder bewapend uit.
Aan dat plaatje moet je denken bij het cohort van Cornelius. Romeinen, dat waren de Amerikanen van die tijd. Overal aanwezig. Onbeschaafd naar het idee van veel mensen, maar sterk. Rome was de onbetwiste militaire grootmacht van die tijd. Daar kwam nog bij dat Romeinen bepaald geen lieverdjes waren. Romeinen stonden bekend om hun wreedheid. Cornelius was een officier in dat leger. In een niet onbelangrijke plaats: Caesarea. Er waren genoeg onbeduidende vlekken op de kaart waar een Romeins officier ook had kunnen terechtkomen, maar Caesarea hoorde daar niet bij. We kunnen dus wel aannemen dat deze Cornelius heel wat in zijn mars had. Het bijzondere van Cornelius was alleen, dat veel respect had voor het joodse volk, en, ook niet onbelangrijk: voor God (vers 2, 22). Ik wijs even op een paar dingen die belangrijk zijn en waarmee Lukas ons duidelijk wil maken dat God hier aan het werk is. Kijk, er zijn altijd belangrijke taken weggelegd voor mensen in het werk in Gods koninkrijk. Petrus en Cornelius zijn allebei godvrezende mensen die, en dat wordt met nadruk van beiden gezegd, veelvuldig baden tot God. Die worden ingeschakeld. Maar de beslissende activiteit komt van God. Twee dingen. God is allang bezig in het leven van Cornelius. We weten niet hoe het zo kwam en waarom, maar Cornelius vereerde God, gaf aalmoezen aan het volk en bad vaak. Cornelius was, net zoals veel mensen vandaag op zoek naar God. Zulke mensen kom je als christen tegen, en je kunt je blijven verbazen over de manier waarop God allang bezig is in de levens van mensen die Hij op je weg brengt. Doe dat ook eens. Je zult zien dat je vaak niet de eerste bent die bij een collega, vriend of buur over God begint! Dan is er ook nog dat dubbele visioen waardoor God Petrus en Cornelius met elkaar in contact brengt. Wanneer één persoon een visioen krijgt kan je nog zeggen: dat heeft hij of zij zelf bedacht, maar wanneer twee mensen die elkaar bovendien helemaal niet kennen, los van elkaar visioenen krijgen, moet dat wel van God komen. Op de inhoud kom ik zo nog terug, maar hier is duidelijk God aan het werk – schrijf dat maar op. Als Petrus vervolgens op weg gaat om Cornelius te ontmoeten, die voor deze belangrijke gelegenheid zijn familie en naaste vrienden bij elkaar geroepen heeft, is er een pijnlijk incident dat bij nader inzien veel duidelijk maakt over de houding van Cornelius en de verbazing van de joodse gelovigen die met Petrus waren meegereisd vanwege de gave van de Heilige Geest aan de heidenen.
Wat gebeurt er? Als Cornelius hoort dat Petrus eraan komt, haast hij zich naar de ingang van zijn huis en werpt zich voor Petrus op de grond. Moet je nagaan, iemand die leeft in rangen en standen, een overste over honderd knielt hier neer voor een joodse visser! Dit incident zegt iets over de scheiding, de drempel tussen joden en niet-joden. Cornelius wist dat hij, hoe vroom misschien ook, als Romein buiten Gods familie stond. Dat had hij inmiddels wel geleerd door te kijken naar de joden in Caesarea. Petrus zegt ook, hij neemt het aan een feit van algemene bekendheid [dia 4] : (vs. 28) ‘U weet, dat het joden verboden is om met niet joden om te gaan en dat ze niet bij hen aan huis mogen komen.’ Nu we dat weten is het nog bijzonderder dat deze Romein God vereerde. De God van mensen die met hem en zijn familie niet mochten omgaan. Ik denk dat de meeste mensen, dat wetende, eerder zouden afhaken. Flauwe grappen maken misschien. Maar aalmoezen geven … niet erg waarschijnlijk. [dia 5 – leeg scherm] Dat brengt me op de inhoud van het visioen dat Petrus krijgt op het dak van dat huis in Joppe. Je kunt het je misschien voorstellen. Je hebt honger, en je ziet de broodjes hamburger vliegen. Maar hier is meer aan de hand dan een wensdroom. Petrus ziet een kleed, een zeil eigenlijk (Petrus was een visser!) uit een geopende hemel komen. Een boodschap van God. Op dat zeil alle lopende en kruipende dieren en vogels. Met tot drie keer toe de schokkende boodschap: ga je gang, Petrus, slacht en eet. Wat God rein heeft verklaard, zul jij niet als verwerpelijk beschouwen. Er waren allerlei dieren die joden niet mochten eten (vgl. bijv. Lev. 11). Er zijn natuurlijk in de loop van de tijd mensen gekomen met verschillende theorieën over het waarom wel en waarom niet van het deze regels. Zo zou rein voedsel gezonder zijn. Misschien is dat in sommige gevallen ook zo, maar de kern van de voedsel- en reinheidswetten is zo niet geraakt. Handelingen 10 biedt hierop wel een aardig perspectief. Het opheffen van de voedsel- en reinheidswetten maakte het namelijk mogelijk dat Petrus de boodschappers van Cornelius uitnodigde en later bij hem te gast was. Die voedsel en reinheidswetten waren vooral bedoeld om het volk Israël apart te zetten van de andere volken, waartussen ze hun plaats innamen. Je kon als jood niet zomaar eten wat zij aten. Bijvoorbeeld varkensvlees, heel goedkoop en makkelijk voorhanden. Je kon niet meedoen met hun feesten, hun rituelen.
Geen echte gemeenschap oefenen met andere volken. De bedoeling was dat Israël zo een volk bleef dat volledig aan HEER bleef toegewijd. Met het opheffen van de grens tussen rein en onrein voedsel wordt precies die drempel weggenomen. Die tussen joden en niet-joden. Er breekt echt een nieuwe fase aan. Dat is ook de les die Petrus uit deze hele geschiedenis voor zichzelf trekt [dia 6]: ‘Nu begrijp ik pas goed dat God geen onderscheid maakt tussen mensen, maar dat Hij zich het lot aantrekt van iedereen, uit welk volk dan ook, die ontzag voor Hem heeft en rechtvaardig handelt.’ Let ook even op dat laatste. Waarom zeg ik dat? Omdat het laatste zonder het eerste voor ons gemakkelijk verkeerd te begrijpen is. Als Petrus zegt: sta op, ik ben ook maar een mens, denk wij: jaha, tuurlijk. Maar Cornelius wist op grond van zijn ervaring met joden heel goed van het onderscheid tussen jood en niet-jood. Zijn knieval was de erkenning, op zijn manier, van een in de praktijk bestaand verschil. Je had joden en niet-joden. Als Petrus vervolgens zegt dat God niet discrimineert (geen onderscheid maakt tussen mensen) dan denken wij: logisch. Maar Petrus bedoelt daarmee niet dat het niet uitmaakt wat je doet of wat je gelooft. Maar dat het niet uitmaakt of je jood of niet jood bent. Het is belangrijk dat wij met terugwerkende kracht proberen te begrijpen hoe dat voor een jood moet zijn geweest. Voor iemand die zijn geloof voor een belangrijk deel gebaseerd heeft op voedsel- en familiewetten. God zegt hier heel duidelijk: die schaf ik af. De scheidslijn is vanaf nu tussen mensen die ontzag voor God hebben en zij die dat niet hebben. Tussen mensen die rechtvaardig handelen en zij die dat niet doen. Het onderzoek waarover ik laatst iets geschreven heb in ons kerkblad naar gastvrijheid van kerken tegenover gasten van allochtone afkomst raakte daarom een belangrijke kern. In de kerk, en aan de tafel van de HEER, kan er maar één grens zijn: tussen ontzag en geen ontzag, geloof en geen geloof, rechtvaardig en onrechtvaardig. Dat gaat allemaal over hetzelfde, over de vraag hoe jij tegenover Jezus staat. Maar andere grenzen mogen er in de christelijke gemeenschap niet zijn. Op grond van ras bijvoorbeeld, cultuur, stand, huidskleur, familie. Binnen de christelijke familie zijn geen grenzen. Denk daar ook eens aan bij de koffie straks. Hier knielen we niet voor mensen maar voor Eén (vs. 36) – voor Jezus, de HEER van alle mensen.
[dia 7 – leeg scherm] Dat brengt me bij het laatste waar ik vanmorgen aandacht aan wil besteden, namelijk de preek van Petrus, vanaf vers 36. Door die preek krijgen wij namelijk een aardig inkijkje in de boodschap van de apostelen voor buitenstaanders. Wat je daarbij in ieder geval goed voor ogen moet houden is het publiek. Cornelius is een Romein. Theofilus (waar Lukas voor schrijft) ook. En Romeinen waren nu eenmaal altijd gewend de wereld te bekijken vanuit hún perspectief met Rome in het midden. Buiten Rome waren de barbaren. Met dan weer hier een opstand, dan daar. Zeg maar het CNN perspectief. Dan komt Petrus. [dia 8] God heeft aan de Israëlieten bekend gemaakt […]. Dat blijft verbazen, zeker vanuit het perspectief van de groten, de machthebbers in deze wereld. Dat God in Israël begon … [dia 9] … Dat Hij door Jezus Christus het goede nieuws van de vrede is komen brengen. Er waren nogal wat opstanden, niet in de laatste plaats vanuit Jeruzalem. Wat te denken van die nieuwe, joodse sekte? Van die mensen die zich christenen noemden? Nee, geen opstand. Dat had Jezus zelf al gezegd. Maar vrede. De vrede met God. Dan volgt een opsomming van wat God heeft gedaan: [dia 10] U weet hoe het begon in Galilea. Hoe God, na de doop waartoe Johannes opriep, Jezus van Nazareth met de Heilige Geest heeft gezalfd en met kracht heeft bekleed. Hij trok als weldoener door het land, genas iedereen die in de macht van de duivel was, God stond hem bij. [dia 11] Ze hebben hem gedood door hem aan een kruishout te hangen. Maar God heeft hem op de derde dag weer tot leven gewekt en hem aan de mensen laten verschijnen. Aan de mensen die met hem gegeten en gedronken hebben. [dia 12] Wij, inderdaad, dat kleine clubje gewone joden, wij zijn de getuigen. Wij, inderdaad, dat kleine clubje gewone joden, wij zijn de getuigen. [dia 13] Hij heeft ons opgedragen hiervan getuigenis af te leggen en aan het volk bekend te maken dat hij het is die door God is aangesteld als rechter over de levenden en de doden. Met andere woorden, jij Cornelius, die er tot nu toe zo dichtbij stond, met al je respect en je bewondering voor de joodse religie en haar tradities, zie nu hoe God door Israël in Jezus tot zijn doel komt in de vervulling van al zijn beloften aan de wereld, zodat ook jij door zijn naam mag delen in de vergeving van zonden. Jij, Cornelius, wordt vanaf nu niet langer getolereerd, maar volledig geaccepteerd.
[dia 14 – leeg scherm] Petrus sluit af met een oproep en een belofte, die ik ook aan jullie doe. Jezus is de HEER van alle mensen. God heeft Hem aangesteld als rechter over levenden en doden. Jij mag ook naar binnen door de deur waarop de naam JEZUS staat, Redder. Dan is er ook voor jou vergeving, uitzicht op eeuwig leven. Vrede met God. Als je nog geen antwoord hebt gegeven op die oproep, nodig ik je uit om dat alsnog te doen. Stel het niet langer uit. Dit is de tijd van Gods geduld. Als je dat al wel hebt gedaan, nodig ik je van harte uit tot zelfonderzoek. God wil je in dienst nemen als getuige. Maar hoe beschikbaar ben je? Hoe staat het met jouw gebedsleven? Welke drempels hebben wij, heb jij opnieuw bedacht? Welke grenzen zijn er opnieuw gekomen in jouw leven? Je leven tussen vandaag en morgen, tussen hier en op je werk, tussen mensen van ‘jouw soort’ en die van een ander? Bij wie eet je, en ben je bereid om altijd verantwoording af te leggen van de hoop die in je is? Bedenk dat God in de naam van Jezus elke drempel heeft afgebroken. Er staat absoluut niets in de weg om te getuigen van de Naam, waardoor je ook zelf gered bent. Bedenk: Jezus is de Heer van alle mensen. [amen]