De Delta veiligheidslijst
Gestructureerde risicotaxatie en –management binnen de Deltamethode Gezinsvoogden hebben de taak de veiligheid van het kind in de thuissituatie te onderzoeken. Vaak op grond van beperkte informatie dienen zij een inschatting te maken van de sterke punten en zorgpunten in de leef- en opvoedingssituatie, bedreigingen en risico´s te inventariseren en deze bij de ouders ter sprake te brengen. Gezinsvoogden zullen daarbij nauwgezet observeren wat de uitwerking van deze gesprekken met de ouders is, wat er verandert in de thuissituatie. Uiteindelijk taxeren gezinsvoogden of het verantwoord is het kind thuis te laten zijn. Bij risicotaxatie en risicomanagement zijn de stappen: informatie verzamelen, ordenen, analyseren, concluderen en onderbouwen van interventies (of het afzien van interventies) cyclisch terugkerend. Volgens de Deltamethode overlegt de gezinsvoogd zijn bevindingen met de ouders, engageert hij zich samen met de ouders óp het kind en positioneert hij zich zonodig met ´eisen´ aangaande zaken die moeten veranderen. In de complexe gezinssituaties waarin gezinsvoogden opereren kan men niet meer alleen afgaan op het ongestructureerde klinische oordeel of de ‘professionele intuïtie’ van de gezinsvoogd. De jeugdbescherming heeft lering getrokken uit een aantal dramatische incidenten en heeft meer gestructureerde vormen waarmee men de veiligheid van de jeugdige in kaart kan brengen ontwikkeld: instrumenten en checklists. Bij de ontwikkeling van de Delta-methode is op deze weg doorgedacht: een taxatieinstrument dat goed te gebruiken is in gesprek met de ouders. Dit lijstje werd aangeduid als ‘het Delta-veiligheidslijstje’ en biedt de gezinsvoogd op een aantal punten houvast: - het brengt risicofactoren voor het ontstaan van kindermishandeling in kaart (zodat de gezinsvoogd alert is op factoren die de kans op het ontstaan van onveiligheid vergroten) - het brengt signalen van veiligheid in kaart (het objectiveert wat de gezinsvoogd ziet en hoort en brengt in beeld waarover de gezinsvoogd met de ouders in overleg treedt, namelijk rondom de vraag hoe de veiligheid van het kind aangetoond en gewaarborgd kan worden) De praktische bruikbaarheid en hanteerbaarheid van de Delta-veiligheidslijst is van belang, omdat voorkomen dient te worden dat met het invullen van een veiligheidslijst onnodig tijdsverlies ontstaat. In de loop der jaren zijn een aantal gestructureerde risicotaxatie-instrumenten ontwikkeld. Bij het samenstellen van een veiligheidslijst die past binnen de Deltamethode (en binnen de werkwijze van Bureau Jeugdzorg) is gebruik gemaakt van een aantal bestaande lijsten. De Delta veiligheidslijst is vooral gebaseerd op de lijsten die binnen het project VIB i (Verbetering Indicatiestelling Bureaus jeugdzorg) zijn ontwikkeld. Het voordeel van deze lijst is dat deze goed aansluit op de ontwikkelingen en het draagvlak binnen Bureau jeugdzorg. De indeling van VIB bouwt voort uit wat de Bureaus jeugdzorg reeds landelijk ontwikkeld hebben en het sluit aan op wat men aangeeft binnen de werksoorten van BJz nodig te hebben. De Delta veiligheidslijst gebruikt vooral twee ´boxen´ (lijstjes) van het VIB-project: in box 1 worden de hoofdcategorieën 1 t/m 5 van de CARENL gevolgd, in box 2 de items van ‘de veiligheidschecklist’ die ook reeds binnen BJz was ontwikkeld. ii
Medio 2008
1
De twee boxen bevatten de volgende kenmerken: Box 1 bevat 17 risicofactoren: 8 ouderfactoren 3 ouder-Kind factoren 1 kwetsbaarheidsfactor van het kind 5 gezins- en omgevingsfactoren Box 2 bevat 13 veiligheidsindicatoren: Dagelijkse verzorging Regelmatig dag- en nachtritme, continuïteit Geborgenheid bij minimaal één vaste verzorger Voorbeeldgedrag van de verzorgers Emotionele en affectieve aandacht Verzorgers gaan in op behoeften van kind Ruimte voor experimenteergedrag en omgang met leeftijdgenoten Regelmatig bezoek peuterspeelzaal / school Nakomen medische controles Veiligheid fysieke omgeving Kwaliteit huisvesting Financiële middelen Contacten van het gezin met de omgeving Risicotaxatie begint vaak bij het ´niet-pluis gevoel´ van de gezinsvoogd. De veiligheidslijst is een hulpmiddel om gesystematiseerd informatie te verzamelen en daarmee het niet-pluis gevoel te objectiveren. Om selectieve informatieverzameling (‘tunnel-denken’) te voorkomen dient de gezinsvoogd zijn inventarisatie systematisch te doen en de Delta-veiligheidslijst is daarbij een hulpmiddel. Gestructureerde risicotaxatie en–management is een eerste stap in het expliciteren en uniformeren van besluitvorming in de jeugdbescherming. In de komende periode zal dit instrument verder ontwikkeld worden naar een diagnostisch instrument, waarbij de opgenomen items nader in deelvragen worden geoperationaliseerd (wat onderzoekt de gezinsvoogd precies en hoe vindt hij zijn antwoorden?). Op de langere termijn zullen instrumenten en criteria in een raamwerk gezet worden zodat longitudinaal volgen en meten mogelijk is en ook duidelijk wordt welke interventies geboden dienen te worden om de onveiligheid te verminderen, een model dat als ‘structured decision making’ (SDM) aangeduid wordt. Het gebruik van de 30 vragen uit box 1 en 2 geeft inzicht in de veiligheid van het kind en de factoren die deze veiligheid kunnen bedreigen. De gezinsvoogd zal deze vragen zoveel mogelijk in open overleg met de ouders invullen. De score X betekent dat men geen informatie heeft op een kenmerk en dat zal tot actie of navraag leiden. Over alle kenmerken van box 1 en 2 moet je als gezinsvoogd een indruk hebben en wanneer de gezinsvoogd die niet heeft, dan moet hij actie ondernemen om te zorgen dat er wel een beeld ontstaat. Het invullen van de lijst maakt zichtbaar wat men weet en (nog) niet weet en vanuit de veiligheidslijst zal de gezinsvoogd binnen zijn team (en met de ouders) overleggen– over deze kenmerken kunnen communiceren is wellicht het belangrijkste aspect van risicomanagement. In gesprek zijn met ouders over de veiligheid en onveiligheid van het kind staat voorop in de Deltamethode en daarbij wordt door de gezinsvoogd zowel gepositioneerd als geëngageerd: het is altijd én een eigen indruk weergeven, én ouders uitnodigen om hun verhaal te vertellen.
Medio 2008
2
De factoren binnen box 1 wordt gescoord op ja, mogelijk, neen of onbekend (J / ? / N / X). De factoren binnen box 2 wordt gescoord op slecht, matig, goed of onbekend (S / M / G / X). De veiligheidslijst is geen genormeerd instrument. Het is niet de bedoeling om het aantal risicofactoren of veiligheidskenmerken uit de boxen bij elkaar op te tellen en in een totale risicoscore samen te vatten. Iedere risicofactor en ieder veiligheidskenmerk staat namelijk op zichzelf. Slechts één aanwezige risicofactor kan een grote mate van onveiligheid voor het kind veroorzaken. Risicomanagement impliceert dat men aan álle factoren aandacht besteed, er met de betrokkenen over communiceert en erop intervenieert. Bij de afweging of er sprake is van onveiligheid is het van belang de verschillende factoren in hun onderlinge relatie af te wegen en schriftelijk vast te leggen. In de argumentatie over de aanwezigheid (of afwezigheid) van eventuele risico’s dient een weging zichtbaar te worden gemaakt. Het stoplicht-model (groen, oranje, rood) kan gebruikt worden in aansluiting op wat men vanuit de veiligheidslijst bevindt: zaken waarover je weinig weet en zaken met weinig veiligheidskenmerken zijn altijd oranje, zaken met acute risico´s zijn altijd rood. Box 1: risicofactoren Uit wetenschappelijk onderzoek is een aantal risicofactoren voor kindermishandeling bekend. De gezinsvoogd moet attent zijn op mogelijke kindermishandeling als één of een aantal van deze factoren aanwezig zijn.
Medio 2008
3
Box 1 Risicofactoren kindermishandeling
Ouderfactoren:
O1 In het verleden gepleegde mishandeling van een kind. J/?/N/X O2 De ouder/verzorgende is zelf slachtoffer van kindermishandeling. J/?/N/X O3 Ernstige psychische stoornis. J/?/N/X • ernstige cognitieve of intellectuele gebreken; • psychotische stoornissen; • ernstige stemmingsstoornissen. O4 Suïcidale of gewelddadige/agressieve gedachten. J/?/N/X • alle gedachten, opwellingen en fantasieën die betrekking hebben op het een ander of zichzelf toebrengen van ernstig letsel, of het doden van die ander of zichzelf als wel het voornemen of een poging daartoe. O5 Problemen met het gebruik van middelen. J/?/N/X • misbruik en afhankelijkheid van middelen. O6 Persoonlijkheidsstoornis gekenmerkt door boosheid, impulsiviteit of instabiliteit. J / ? / N / X O7 Sterke minimalisering of ontkenning. J/?/N/X O8 Negatieve houding ten opzichte van interventies en hulpverlening. J/?/N/X
Ouder-kindfactoren: OK9 Problemen met kennis over opvoeding van kinderen, opvoedingsvaardigheden en/of attitudes. J/?/N/X • leeftijdsinadequate verwachtingen • regelmatige lijfelijke bestraffing en straf bij disciplineerstrategieën • regelmatig verlies van zelfbeheersing • regelmatig gebruik van serieuze dreigementen teneinde gehoorzaamheid af te dwingen • gebrekkige kennis over opvoeding OK10 Negatieve opvattingen t.a.v. het kind. J/?/N/X OK11 Problemen in de interactie tussen ouders en kind. J/?/N/X • onregelmatige interactie tussen ouder en kind • hoge mate van vijandige interactie (schreeuwen, gillen, kleineren) • lage frequentie van uiting van verbale of fysieke affectie tussen ouder en kind.
Kwetsbaarheidverhogende kenmerken van het kind: J/?/N/X
K12 Kindkenmerken • • • • • •
Medio 2008
Leeftijd beneden 6 jaar Prematuur geboren Ongewenste geboorte Hyperactiviteit Lichamelijke of verstandelijke handicap Ernstige gedragsproblemen.
4
Gezin en omgeving: J/?/N/X
G13 Gezinsstressoren in het afgelopen jaar • chronische ziekte ouder • (echt)scheiding • verhuizing • groot gezin (meer dan 3 kinderen). G14 Sociaal-economische stressoren in het afgelopen jaar • armoede • gebrek aan financiën • werkloosheid. G15 Ontoereikende sociale steun in het afgelopen jaar • minder dan 2 bronnen
J/?/N/X
J/?/N/X
J/?/N/X G16 Relationeel (huiselijk) geweld • lichamelijk geweld • pogingen daartoe • dreigementen fysiek geweld. G17 Culturele invloeden J/?/N/X • grote verschillen in attitude en opvoedingsgedrag • mate van aanpassing aan dominante cultuur (acculturatie)
Veiligheidsindicatoren Naast de hierboven aangeduide risicofactoren voor het optreden van kindermishandeling is ook de weging van indicatoren voor de veiligheid van het kind van belang.
Box 2 Indicatoren veiligheid kind Indicatoren met betrekking tot de veiligheid van het kind V1 Dagelijkse verzorging • • • •
S/M/G/X gezonde voeding schone kleren hygiëne verwarming
V2 Regelmatig dag- en nachtritme, continuïteit • dagstructuur • regelmaat in bedtijden • gepaste grenzen en regels • geen plotselinge veranderingen
S/M/G/X
V3 Geborgenheid bij minimaal één vaste verzorger S/M/G/X • bij werkende ouders: een goede oppasregeling
Medio 2008
5
V4 Voorbeeldgedrag van de verzorgers S/M/G/X • in het handelen normen en waarden zichtbaar maken V5 Emotionele en affectieve aandacht • ingaan op het kind • troosten bij verdriet • steun in moeilijke situaties • begrip tonen
S/M/G/X
V6 Verzorgers gaan in op behoeften van kind • spelen met het kind • aanwezigheid van speelgoed • belangstelling voor leefwereld van het kind
S/M/G/X
V7 Ruimte voor experimenteergedrag en omgang met leeftijdgenoten S / M / G / X • aanmoedigen van initiatief bij het kind • gepaste verwachtingen koesteren V8 Regelmatig bezoek peuterspeelzaal / school S/M/G/X • scholings- en ontplooiingsmogelijkheden bieden (sport, muziek) V9 Nakomen medische controles • controles bij consultatiebureau • contacten met huisarts
S/M/G/X
V10 Veiligheid fysieke omgeving S/M/G/X • beheersing van gevaarlijke of riskante situaties binnen- en buitenshuis V11 Kwaliteit huisvesting • • • •
S/M/G/X vaste woonruimte slaapgelegenheid kookgelegenheid sanitaire voorzieningen
V12 Financiële middelen S/M/G/X • vaste inkomsten in de vorm van uitkering of loon V13 Contacten van het gezin met de omgeving S/M/G/X • vaste personen in de omgeving die opvang en steun kunnen bieden
i
VIB is de nieuwe naam voor OCB, hetgeen staat voor het project Ontwikkelen Criteria Bureaus jeugdzorg van Ordina met sleutelfiguren van een aantal Bureaus Jeugdzorg, waarbinnen een deelproject ‘criteria aanpak kindermishandeling’ bestaat. Hierin wordt een drieslag gepresenteerd (de processen, de instrumenten en de vaardigheden) met als doel het handelen bij een vermoeden van kindermishandeling te structureren en kindermishandeling te onderkennen, te verifiëren en te stoppen. Het richt zich op het handelen van iedere medewerker binnen bureau jeugdzorg, ongeacht of de medewerker werkzaam is in de functie AMK, toegang, (gezins)voogdij of jeugdreclassering. In dit deelproject is een lijst samengesteld op basis van de CARE-NL (voor wat betreft de ouderfactoren) en een lijst die binnen BJz was ontwikkeld (voor wat betreft de veiligheidssignalen). CARE-NL staat voor Child Abuse Risk Evaluation–Nederland, is een bewerking van de Canadese CARE door Corine de Ruiter en Erika M. de Jong waarbij ervan wordt uitgegaan dat het voornamelijk de ouders zijn die de mishandeling plegen en dat de
Medio 2008
6
aandacht voor wat betreft de risicofactoren in belangrijke mate daar naar toe moet gaan. De CARE-NL sluit qua gradaties en vormen van kindermishandeling aan op de indeling van J.C.M. Willems. De CARE-NL is bruikbaar als een checklist of richtlijn bij het inschatten van het risico van kindermishandeling. Een andere lijst is het formulier ´Veiligheid in het gezin´ dat onderdeel uitmaakt van de methodiek Families First, een vorm van crisishulp die vanuit de VS voor Nederland is ontwikkeld door Spanjaard en Haspels. Er worden hier vijf clusters onderscheiden: ruimte om beschermd te wonen, regelmaat in het leven van alledag, lichamelijke en psychische veiligheid, opvoeding gericht op leren en ontwikkeling, beschikbaarheid van sociale steun. De gezinsmedewerker vult samen met de ouders dit formulier in en geeft per cluster aan wat ´sterk´ is en welke ´verbeterpunten´ gelden. De Quick-STEP, de Snelle Standaard Taxatie Ernst Problematiek is ontwikkeld door van Yperen, van den Berg en Eijgenraam en bestaat uit een viertal schalen waarop de verschillende aspecten van ernst van de problematiek van een jeugdige kunnen worden gescoord. Het gaat daarbij om het functioneren van de jeugdige, de kwaliteit van de omgeving, een globale indicatie van de zwaarte van de zorg en van de urgentie van de zorg. Daarnaast kunnen twee schalen toegevoegd worden die in kaart brengen of de problematiek zal verergeren of verminderen bij het uitblijven van hulp en of de omgeving risico loopt als de hulp uitblijft. Vooral vraag 7: ‘zijn er problemen met de kwaliteit van de primaire opvoedingsomgeving van de jeugdige is relevant voor het in kaart brengen van onveiligheid in het gezin. ORBA staat voor Onderzoek Risicotaxatie en Besluitvorming voor AMK’s en is gekoppeld aan deskundigheidsbevordering voor AMK-medewerkers. Hier heeft het Nederlands Jeugd Instituut en Bureau van Montfoort gezamenlijk met AMK Drente, Gelderland en Rotterdam het gehele werkproces van het AMK uiteengerafeld en daar handreikingen en hulpmiddelen op ontwikkeld. De benadering is zowel evidence based als practice based. Er zijn processturende en inhoudelijke checklists met aandachtspunten, voorbeelden, belangrijke risicofactoren en belangrijke beschermende factoren en er is een kladblok gemaakt waarop men kan schrijven: wat zijn de zorgen, wat gaat er goed. ii
Box 2 is samengesteld door Ron Heinrich van PI Research, gebaseerd op indelingen van Bartels & Heiner, Kalverboer van de Rijksuniversiteit Groningen en Bureau van Montfoort.
Medio 2008
7