DAMIAANACTIE CAMPAGNE 2008
Te k s t b o e k Geen stevige boom zonder diepe wortels…
Een bezinningsboekje bij de Damiaanactiecampagne 2008, samengesteld door Denijs Van Killegem.
Damiaanactie behandelt wereldwijd zo’n 260.000 lepra- en tbc-patiënten. Vele mensen zetten zich in. Niet alleen hier bij ons, maar ook in onze projectlanden. Wijsheid leert dat inzet nood heeft aan inspiratie zoals een stevige boom nood heeft aan diepe wortels. Damiaanactie heeft gekozen om vijf waarden in de kijker te zetten die als een kompas onze inzet kunnen richten. Want wat is een snelvarend schip dat een verkeerde koers volgt? Het is goed om af en toe stil te staan en ons levenskompas even af te stellen. De waarden waar het Damiaanactiekompas zich naar richt, zijn: respect voor elke mens, samenwerken, bruggen bouwen, van elke hindernis een springplank maken en zorg dragen voor je diepste inspiratie. Deze teksten proberen ons iets meer te verhelderen over Damiaan, over zijn inspiratiebronnen of over één van de bovenstaande waarden. Je kan de teksten gebruiken als een tussendoortje om je persoonlijke levenskoers te richten. Je kan ze gebruiken in een viering of voor een gebedsmoment met volwassenen, kinderen of jongeren. Je kan het gebruiken als opwarmer om een vergadering te beginnen... We danken Denijs Van Killegem voor de boeiende bloemlezing. De teksten komen uit de verschillende wereldreligies en ook uit de diepe stroom van levenswijsheid. Laten we samen onze wortels verzorgen opdat de boom van inzet voor de allerzwaksten kan blijven groeien… Walter Van Wouwe
-1-
E E N ME L A ATS E MA N Het was stil en vredig toen hij tussen de wijngaarden door liep. Opeens kon je het zachte klapperen horen van een ratel. Een melaatse! Melaatsen moesten een houten ratel bij zich hebben om te verwittigen dat ze er aan kwamen. Waar zo ’n ratel klonk gingen de mensen er vlug vandoor, want men was vreselijk bang voor de ziekte die je zo afschuwelijk kon verminken. Je raakte onder de zweren en soms stierven je vingers en tenen af en je kreeg afschuwelijke knobbels op je aangezicht. En je stonk. Je werd als ‘onrein’ bestempeld. Je kon niet terug naar je dorp en familie. Je moest bij de andere ‘onreinen’ huizen, op een eenzame plek. Zo was er naast Jeruzalem een dal, het dal van Hinnom, één stinkende rokende vuilnisbelt met grotten eromheen, daar leefden de melaatsen. Ze mochten niet meer drinken uit een bron voor gezonden en mochten niets meer aanraken van gewone mensen. Af en toe werd er wat voedsel over de omheining gegooid. En waren ze toch op de weg aan het bedelen, dan moesten ze vanop 10 meter afstand roepen “ik ben onrein!”. Jezus liep door de wijnvelden. Er was zo ’n zielig hoopje mens, een melaatse die Jezus volgde. Zijn ratel klepperde zachtjes. Jezus kreeg het in de gaten. Voor een poortje bleef Jezus staan. “Meester, wees niet bang, ik kom niet dichterbij, maar als u het wil kan ik rein worden!” Jezus ging door de poort naar de melaatse toe. De zieke schreeuwde en wilde vluchten. Maar Jezus raakte hem aan en zei: “Ja, ik wil het. Word beter!” Het gezicht van de melaatse veranderde. De korsten van de zweren vielen op de grond. De man slaakte een kreet. “Ik ben genezen! Kan dat?” Hij viel op zijn knieën van geluk. Denijs Van Killegem, vrij bewerkt naar Lucas -2-
FR ANC E S CO VA N A S SI S I EN DE M EL A ATS E Op een warme zomerdag in Assisi reed Francesco op weg naar een goede vriend. Opeens sprong zijn paard op en bleef stokstijf staan. Op de weg stond een melaatse. Hij was kaal en vol puisten en de neus was één rode holte. Uit zijn linkeroog liep een zwart streepje bloed. Aan zijn rechterhand had de man maar één vinger. De melaatse bezag hem met een oneindig verdriet. Francesco schrok. De angst om ook besmet te worden klauwde hem naar de keel. Ineens gaf hij zijn paard de sporen en reed er in galop vandoor. Maar terwijl hij reed, dacht hij aan deze zin uit het evangelie: “Al wat je voor één van de minsten doet, heb je aan mij gedaan.” Ineens maakte hij rechtsomkeer en reed terug. De melaatse stond er nog. De stank sloeg hem tegen, maar Francesco kwam van zijn paard en boog voor hem. Hij was alleen nog liefde, en hij kuste de man. De melaatse weende. Zijn mond beefde. Hij probeerde iets te zeggen, maar... hij had geen tong meer. Bron onbekend.
-3-
TE R NAGE DACH TE N I S VA N K A M I A N O
Noem jij mij schrikbeeld omdat ik neger ben? Druk gewoon mijn hand. Moedig hoef je niet te zijn. Wat ik jou reik is een hand. Ook deze stomp was eens de mollige grijper van een baby. Ik heb pech gehad. Blijf ik jouw schrikbeeld omdat ik melaats ben? Het woord hygiëne leerde ik: zuiver linnen, de geur van zeep, alles wat bij de blanke hoort. Mijn moeder had de witte vlek. Haar tederheid was grenzeloos… Nà haar werd ik verbannen. Eén blanke zag het schrikbeeld niet. Wel onze oeverloze nood. De overtuiging in het hart dat liefde kiemen overwint zo deelde hij ons mens-zijn. Toch, schepper bleek hij evenmin, ledematen bleven dood. Alleen, hij zei: stronk ook jij bent boom. Gerda de Vrieze
-4-
BE R IC H T VA N E E N M EL A ATSE
Noteer: voor het schrijven heb je nodig een blad papier, een puntig potlood en drie vingers van een hand. Ik heb dat blad papier, soms ook een puntig potlood maar drie vingers bezit ik niet… Noteer: voor het kleine bedrag van één potlood met een blok papier hou ik drie vingers meer!
Gerda de Vriese
-5-
K L E U RLI N G
als ik in de zon lig, ben ik zwart als ik kwaad ben, ben ik zwart als ik ziek ben, ben ik zwart als ik het koud heb, ben ik zwart als ik het warm heb, ben ik zwart als ik dood ben, ben ik zwart als jij in de zon ligt, ben je bruin als jij kwaad bent, ben je paars als jij ziek bent, ben je geel als jij het koud hebt, ben je blauw als jij het warm hebt, ben je rood als jij dood bent, ben je wit en dan noem je mij een kleurling
Wilrieken Emams
-6-
L IC HT I N MI J
“Dit is het enige wat we in deze tijd van verschrikking kunnen redden en ook het enige waar het op aan komt: een stukje van Jou in onszelf God. En misschien kunnen we eraan meewerken Jou op te graven in de geteisterde harten van anderen.” “Ergens ben ik zo licht vanbinnen, zo zonder enige verbittering en ik heb zoveel kracht en liefde in me. Ik wil zo graag blijven leven om de nieuwe tijd te helpen voorbereiden, om dat onverwoestbare in mij over te dragen naar de nieuwe tijd, die zeker zal komen, hij groeit immers al in mij iedere dag, ik voel het toch.”
Etty Hillesum, nagelaten geschriften -7-
E E N I N S TRUME N T VA N V R EDE Heer, maak van mij een instrument van Uw vrede. Laat me liefde brengen waar mensen elkaar haten. Laat me vergeving brengen waar mensen elkaar beledigen. Laat me mensen die verdeeld zijn weer één maken. Laat me waarheid brengen waar mensen met leugens leven. Laat me mensen die twijfelen weer helpen geloven. Laat me mensen die wanhopen weer leren hopen. Laat me licht brengen waar mensen in duisternis zitten. Laat me mensen die verdriet hebben weer blij maken. En Heer, geef dat ik bij dit alles veel meer zoek anderen te troosten dan zelf getroost te worden. Meer tracht te begrijpen dan zelf begrepen te worden. Want het is door te geven dat iemand iets krijgt. Het is door jezelf te verliezen dat je jezelf echt vindt. Het is door eerst te vergeven dat je zelf vergeven wordt. Het is pas door te sterven aan je ik dat je tot echt leven komt. Francesco Van Assisi, vrije bewerking: Denijs Van Killegem
-8-
DAGER A A D
Een Joods verhaal hoe een Rabbi eens aan zijn leerlingen vroeg: “Hoe kan je het moment bepalen waarin de nacht ten einde is en de dag begint?” Eén van zijn leerlingen antwoordde: “Zou het het moment kunnen zijn als je uit de verte een schaap van een ander schaap kunt onderscheiden?” “Neen”, zei de Rabbi. Een andere leerling opperde: “Misschien als je van verre een dadelboom van een vijgenboom kunt onderscheiden?” “Neen”, zei de Rabbi. “Maar wat dan?” vroeg een derde. En de Rabbi zei: “De dageraad begint als je in het gezicht van een medemens kunt kijken en daar je zuster of je broeder ziet. Alles wat daarvoor ligt is de nacht.”
Abel Herzberg, een Joods verhaal
-9-
V L I E G OP D E MUUR
Eens kwam de rebbe of Joodse rabbi van Krakau de kamer binnen waar zijn zoon in gebed was verzonken. In de hoek stond een wieg met een huilend kindje. De rebbe vroeg zijn zoon: “Hoor je niet dat het kind ligt te huilen?” De zoon zei: “Vader, ik was in gebed verzonken”. Toen zei de rebbe: “Wie in God verzonken is ziet zelfs de vlieg op de muur”.
Abel Herzberg, een Joods verhaal -10-
FAKKEL
Een rabbi leest op een dag in Deuteronomium deze zin uit een toespraak van Mozes: “Op klaarlichte dag zul je als een blinde rondtasten in het donker”. De rabbi begrijpt er niets van want wat voor verschil maakt het voor een blinde uit of je nu rondtast in het licht of in het donker? Tot hij op een dag een blinde ontmoet met een fakkel in de hand. “Waarom draag je een fakkel als je toch niet kan zien?” De blinde antwoordt: “Het is waar dat ik niet kan zien. Maar zolang ik deze fakkel draag kunnen de mensen mij zien en me vrijwaren voor kuilen en doornen”.
Een verhaal uit de Joodse traditie -11-
FABE L
Het was zomer. Alle beekjes en bronnen droogden op. Nergens water. Een kraai vloog de hele dag over bos en veld speurend naar water tot ze eindelijk een ton water zag staan. Ze ging op de rand zitten. Maar de ton was maar voor de helft gevuld en hoe ze haar hals ook strekte, ze kwam niet bij het water. Ze probeerde met veel gefladder de ton om te stoten maar dat lukte niet. Opeens zag ze een berg kiezelsteentjes liggen. Eén voor één pikte ze de steentjes met haar snavel op en liet die in de ton vallen net zolang tot de waterspiegel voldoende gestegen was en ze naar hartelust kon drinken.
Bron onbekend -12-
E E N A F RI K A A N S E FAB EL
Een leeuw, een panter en een jakhals gingen samen op jacht. Ze vingen een gazelle, een everzwijn en een haas. Toen de jacht ten einde was zei de leeuw: “Panter verdeel jij de buit.” De panter dacht na en zei: “De leeuw krijgt de gazelle, ik neem het everzwijn en de jakhals krijgt de haas.” Toen de leeuw dat hoorde brulde hij woedend en stortte zich op de panter. Met één klap verbrijzelde hij diens poot. Toen zei hij: “Jij kunt niet delen, panter. Jakhals doe jij het maar!” De jakhals nam de gazelle en legde die voor de leeuw en zei: “Dit is uw ontbijt, machtige leeuw!” Toen nam hij het everzwijn, legde dat voor de leeuw en zei: “Dit is uw middagmaal, machtige leeuw! Wij samen hebben genoeg aan de haas.” “Uitstekend”, bromde de leeuw, “zo’n verdeling staat me wel aan! Wie heeft u dat zo geleerd, jakhals?” De jakhals zei: “De verbrijzelde poot van de panter!”
Bron onbekend
-13-
DE WATE RD R AGE R
Een waterdrager droeg iedere dag van de rivier naar het huis twee emmers aan een juk dat hij over zijn schouders droeg. Eén emmer had een barst. Tegen de tijd dat hij thuis kwam was de helft van het water uit die éne emmer weggestroomd. Op een dag begon de emmer bij de rivier te praten: “Ik ben zo beschaamd, heer, omdat ik maar op halve kracht kan werken. Door mijn falen moet jij zo hard werken.” De waterdrager echter antwoordde: “Als we dadelijk terug naar huis lopen moet je eens goed op de prachtige bloemen letten aan de kant van de weg. Dat is nu precies de kant waar het water uit je barst druppelde. Ik wist van die barst en van dat waterverlies en daarom heb ik bloemzaadjes geplant aan die kant en jij hebt ze onbewust water gegeven. En zo had ik al die tijd prachtige bloemen om mijn huis te versieren. Als jij niet zou zijn zoals je nu eenmaal bent, zou ik al die schoonheid moeten missen.” Een parabel uit India
-14-
HE T M OS TE RD Z A A DJE Er was eens een vrouw wier enige zoon stierf. In haar verdriet ging ze naar een heilige man toe en zei: “Over welke gebeden, welke magische beweringen beschikt u om mijn zoon weer levend te maken?” Hij zei: “Breng me een mosterdzaadje uit een huis dat nooit verdriet heeft gekend. Dat zal dienen om het verdriet uit uw leven te verdrijven.“ De vrouw ging meteen op pad, op zoek naar het magische mosterdzaadje. Eerst kwam ze bij een prachtig huis. De bewoners waren ongetwijfeld rijk en welvarend. Ze klopte aan en toen de deur openging vroeg ze: “Ik zoek een huis dat nooit verdriet heeft gekend. Ben ik hier aan het goede adres?” Ze zeiden tegen haar: “U bent beslist aan het verkeerde adres hier”, en ze begonnen alle tragische gebeurtenissen op te sommen die hen de laatste tijd overkomen waren. De vrouw zei: “Wie is beter in staat om deze ongelukkige mensen te helpen dan ik, die zelf ongelukkig ben.” Ze bleef een poosje om hen te troosten en ging toen verder op haar speurtocht naar een huis dat nooit verdriet had gekend. Maar waar ze ook kwam in krotten of paleizen, ze kreeg het ene verhaal na het andere te horen over droefenis en ongeluk. Uiteindelijk ging ze zo op in het steun bieden aan anderen die verdriet hadden geleden, dat ze haar speurtocht naar het magische mosterdzaadje vergat zonder ooit te beseffen dat het inderdaad het verdriet uit haar eigen leven had verbannen. Een verhaal uit China
-15-
DE WE RE LD VE RB E T ER EN
Een geleerd onderzoeker zit aan zijn bureau te werken aan een groots plan om de wereld te verbeteren als plots zijn dochtertje binnen komt. “Ik wil spelen papa”. Maar de man zegt dat hij geen tijd heeft, veel te veel werk. “Laat me u dan helpen, zodat je vlugger klaar bent met de wereld te verbeteren.” De man is vertederd en zoekt een oplossing. Hij vindt in een tijdschrift een wereldkaart, scheurt die aan stukken en geeft de puzzelstukken aan zijn dochtertje met de opdracht ‘de wereld weer in orde te brengen’. Hij hoopt voor de rest van de dag rustig verder te kunnen werken want zijn dochter is nog te klein om de wereldkaart te kennen. “Klaar, papa!”, roept ze na een kwartiertje. Fier staat ze daar terug met de wereldkaart aaneengeplakt. “Hoe heb je dat gedaan?” vraagt de papa verbaasd. “Simpel, toen je het blad uit het tijdschrift scheurde zag ik dat er op de achterkant een foto van een man stond. Toen ik de wereld niet ineen kon puzzelen heb ik alle stukken omgedraaid en eerst ‘de mens in orde gebracht’. Toen ik daarna het blad omdraaide zag ik dat de wereld ook in orde was!” Bron onbekend
-16-
Z AND E N S TE E N
Twee vrienden liepen door de woestijn. Op een moment tijdens de reis kregen ze ruzie en de ene vriend sloeg de ander in het gezicht. Diegene die geslagen was werd gekwetst, maar zonder iets te zeggen schreef hij in het zand: “Vandaag sloeg mijn beste vriend me in het gezicht!” Ze liepen verder totdat ze een oase vonden, waar ze besloten een bad te nemen. Diegene die was geslagen, raakte vast in de modder en dreigde te verdrinken, maar zijn vriend redde hem. Nadat hij was bijgekomen, beitelde hij op een steen: “Vandaag redde mijn beste vriend mijn leven!” De vriend die geslagen had en zijn beste vriend had gered vroeg hem: “Nadat ik je geslagen had schreef je in het zand en nu schrijf je op een steen, waarom?” De ander antwoordde: “Als iemand ons pijn doet moeten we het in het zand schrijven waar de wind van de vergeving het kan uitwissen. Maar als iemand iets goed doet voor ons, moeten we het in de steen graveren, waar geen wind het kan uitwissen.”
Bron onbekend
-17-
DE SPAK E N VA N E E N W I EL
Een soefileerling kwam tot de ontdekking dat er naast hetgeen hij van zijn meester leerde nog andere openbaringen van God bestonden. Daarom vroeg hij zijn meester: “Waarom onderricht u ons niet evenzeer in die andere openbaringen? Al die wijsheid hoort toch bij elkaar?” De meester antwoordde: “Het is met Gods rijke en veelzijdige schepping en met alles wat Hij ons openbaart als met een wiel en de spaken die het bevat. De spaken raken elkaar niet, maar allen verbinden zij de buitenkant van het wiel, de velg, met het ene vaste middelpunt, de naaf. Welnu, de naaf verbindt al die spaken tot een eenheid en laat ze op die as aansluiten als het punt waar alles om draait. Zoek daarom de spaak die God voor jou bestemd heeft en die het beste bij jou past. Wees blij met je eigen spaak en kijk vol liefde naar de andere spaken. Want als wij allen in eendracht in die naaf samen komen zullen wij met elkaar het wiel vormen en zo Gods grote rijkdom zien.” Een verhaal uit de Soefi-literatuur -18-
K A ME EL
Wie van iets droomt is als iemand die een raspaard fokt en hoopt dat het vele wedstrijden mag winnen. Maar eens die droom het gevecht met de realiteit moet aangaan, dan blijkt het raspaard algauw eerder op een kameel te lijken: moeilijk stappend en met overal bulten. Maar, laat het ons een troost en bemoediging zijn: om de woestijn in te gaan heb je meer overlevingskansen met een kameel.
Naar P. Hoekman o.p. -19-
WI L JE E E N S CH I P B O U W EN
Wil je een schip bouwen, roep de mensen dan niet bijeen om plannen te maken, werk te verdelen, gereedschap te halen en hout te hakken, maar wek in hen het verlangen naar de wijde oneindige zee.
Antoine de Saint-Exupéry -20-
STE M
De stem van maar één vrouw zullen ze niet horen. De stemmen van twee vrouwen zullen ze niet horen. Maar als tweemaal twee maal twee tenslotte een miljoen worden dan dringt het tot ze door. De liefde van één vrouw kan niet een volk bevrijden. De liefde van twee vrouwen kan niet een volk bevrijden. Maar als tweemaal twee maal twee tenslotte een miljoen worden dan zullen we het zien gebeuren.
Filippijns lied -21-