Verslag van de vergadering van de statencommissie Landschap, Water en Milieu, gehouden op woensdag 8 juni 2005 van 9.00 uur tot 13.30 uur in de statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezige leden: dhr. A. Maarsingh (voorzitter; CDA), dhr. L. Meijndert (CDA), dhr. A.A. van Dam (CDA), mw. J.M. Drees (PvdA), dhr. D. Bultje (PvdA), dhr. J.W. Veluwenkamp (PvdA), dhr. E.J. Luitjens (VVD), dhr. W. Haasken (VVD), mw. I.S. Bulk (SP), dhr. H. Hemmes (SP), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (plv. lid, D66), mw. A.F. Bos (GroenLinks), dhr. J. Roggema (ChristenUnie), mw. D.J. Hoekzema-Buist (PvhN), dhr. T.J. Zanen (PvhN). Afwezig: dhr. K.J. Havinga (PvdA), dhr. R. Stevens (plv. lid, ChristenUnie), dhr. H.C. Moll (GroenLinks). Voorts aanwezig: dhr. H. Bleker (gedeputeerde), dhr. G. Smits (Milieufederatie), dhr. Evert (ambtelijke bijstand), mw. N. Gerritsen (secretaris), dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen, verslag dhr. E.J.R. ter Veldhuis). 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering en heet eenieder hartelijk welkom. Hij deelt mee dat dhr. Havinga, dhr. Stevens en dhr. Moll zich hebben afgemeld. 2. -
Regeling van werkzaamheden voorstellen vreemd aan de orde van de dag
Er is een voorstel vreemd aan de orde van de dag van dhr. Veluwenkamp. Het voorstel betreft enkele vragen met betrekking tot de houtsingels in het Zuidelijk Westerkwartier. De voorzitter stelt voor dit aan het eind van de agenda te behandelen. Daarnaast is er een ‘piepbrief’ van dhr. Veluwenkamp. Deze wordt eveneens aan het eind van de agenda behandeld. -
vaststellen van de agenda
De voorzitter deelt mee dat dhr. Smits namens de Milieufederatie op een tweetal punten wenst in te spreken, te weten agendapunten 10 en 12. Derhalve stelt hij voor om agendapunt 9 na agendapunt 12 te behandelen. Dhr. Smits zal na de ingekomen stukken zijn bijdrage leveren. Aldus wordt besloten. De agenda wordt vastgesteld. 3. Gelegenheid onderwerpen)
tot
spreken
voor
niet-Statenleden
(mbt
geagendeerde
Zie ‘vaststellen van de agenda’. 4.
Vaststelling verslagen
Vaststelling verslag Commissie Landschap, Water en Milieu van 6 april 2005 Er zijn geen opmerkingen over de inhoud van het verslag. Het verslag wordt daarmee vastgesteld. De voorzitter informeert of er opmerkingen naar aanleiding van het verslag zijn.
1
Mw. Drees (PvdA) geeft aan dat op blz. 3 van het verslag een discussie tussen de gedeputeerde en haar over het overzicht van de stand van zaken landinrichtingen staat. Mw. Drees hecht eraan om aan te geven die bijlage intertijd inderdaad niet te hebben ontvangen. Zij heeft begrepen dat de bijlage nu alsnog zal arriveren. Mw. Bos (GroenLinks) merkt op dat op blz. 3 staat: “Dhr. Haasken zal de voorzitter aan de jas trekken” en een stuk over wat dhr. Maarsingh zou doen. Mw. Bos wenst te vernemen wat daarvan terecht is gekomen. De voorzitter geeft te kennen een en ander direct te hebben gemeld in het Presidium. Daar is goede nota van genomen. Het zal dus gebeuren. Mw. Bos (GroenLinks) concludeert dat het College het zal verbeteren en zijn best zal doen om duidelijker te zijn. De voorzitter stelt dat het College het simpelweg zal uitvoeren, en wel zo snel mogelijk. Dhr. Maarsingh was het de vorige keer eenvoudigweg vergeten, iets wat hij eerlijk bekent. Mw. Bos (GroenLinks) refereert aan een noodzakelijke redactionele wijziging op blz. 11, de eerste alinea: “Volgens mw. Bos moet de provincie het voor dit soort projecten van dat soort gelden moet hebben”. Mw. Bos geeft te kennen dat ‘moet’ dient te worden geschrapt. “Heel belangrijk is dat het op een goede manier wordt gemonitord.” Verder staat er: “Mw. Bos vraagt of de provincie er niets aan heeft om die als referentiekader te gebruiken”. Het woord ‘niets’ dient hier vervangen te worden door ‘iets’ of ‘iets aan kan hebben’. Er is ooit een kartering geweest. Mw. Bos dacht toen dat het wellicht handig zou zijn om dat als referentiekader te gebruiken. De voorzitter vraagt wat mw. Bos precies bedoelt. Mw. Bos (GroenLinks) legt uit dat zij zich afvraagt of die kartering niet als referentiekader gebruikt kan worden. De tekst moet dan wel weer met het woord ‘niet’ worden gelezen. De voorzitter stelt dat uit de tekst valt op te maken dat mw. Bos wel eens Gronings spreekt en dat de Groningers daarom uitstekend zullen begrijpen wat mw. Bos bedoelt. Mw. Bos (GroenLinks) erkent daar wel eens fouten in te maken. Zij hoopt alleen dat de notulist begrijpt wat zij bedoelt. De voorzitter merkt op dat vooral GS het moeten begrijpen. Volgens dhr. Maarsingh hebben zij het begrepen. -
toezeggingenlijst van 6 april
Toezegging 1 Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt vast dat de toezegging inhoudt dat er iets wordt teruggekoppeld naar de commissie. Dit wenst de gedeputeerde graag uit te voeren. De Milieufederatie voert ambtelijk en bestuurlijk overleg met de provincie over het beter op elkaar afstemmen van haar activiteiten op het aandachtsgebied ‘Groene Ruimte’. Er is periodiek twee keer per jaar bestuurlijk en ook ambtelijk overleg over. Er zijn verschillende punten aan de orde gekomen, waaronder ook het punt van de communicatie. In juni zal de Milieufederatie een tussentijdse evaluatie aan het College van GS aanbieden. De communicatie tussen Milieufederatie en de provincie verloopt goed, mede door deze bestuurlijke overleggen. Dat was de vraag die destijds door dhr. Musschenga beantwoord moest worden. De commissie weet nu hoe de onderlinge communicatie is vormgegeven.
2
Mw. Bos (GroenLinks) vraagt of beide partijen er tevreden over zijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) bevestigt dit. Tot nu toe hebben hem geen contrasignalen bereikt. Dhr. Roggema (ChristenUnie) geeft aan dat de beantwoording niet voldoet aan de strekking van de vraagstelling van dat moment. Het ging er juist over dat zij naar bredere doelgroepen zouden moeten informeren en dat dit achterwege zou blijven. Onder andere is het voorbeeld van bibliotheken destijds genoemd. Die communicatie was ook onderdeel van de vraagstelling. Wanneer de gedeputeerde het zo weergeeft als zoeven, dan zou dhr. Roggema de toezegging op de lijst willen handhaven. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt vast dat de toezegging dan wordt gehandhaafd. Hij zal namens de commissie een officieel verzoek richten aan de Milieufederatie om inzicht te geven in de wijze waarop zij bestaande en eventuele nieuwe doelgroepen benadert. Dan wordt de toezegging anders geformuleerd, namelijk: “Het College zal de Milieufederatie verzoeken inzicht te geven in de bestaande communicatielijnen met derden en de diverse doelgroepen die men benadert.” Het antwoord van de Milieufederatie zal het College de commissie doen toekomen. Dan moet de commissie zelf maar bepalen wat de commissie daarover met de Milieufederatie verder wil. Toezegging 2 De toezegging blijft staan. Toezegging 3 Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat het College in de maand juni een rapportage zal vaststellen over B-Akwa. Toezegging 4 Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat de commissie een en ander heeft ontvangen. De toezegging wordt geschrapt. Toezegging 5, 6, 7 De toezeggingen blijven staan. De toezeggingenlijst is hiermee vastgesteld. Vaststelling verslag Commissie Landschap, Water en Milieu van 25 mei 2005 Dhr. Veluwenkamp (PvdA) verwijst naar een klein, maar niet onbelangrijk punt op blz. 7, de tweede alinea van de inbreng van dhr. Bleker: “Het bedrag van € 494.000, waarover werd gesproken, is een kredietaankoop natuurterreinen”. Wat daar echter wordt bedoeld, is een krediet voor aankoop. De voorzitter (microfoon staat uit) stelt dat het ging om de vraag of het krediet werkt. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) geeft aan dat het inhoudelijk allemaal klopt. Het woord moet echter goed worden geïnterpreteerd. Dhr. Bleker (gedeputeerde) is van mening dat dhr. Veluwenkamp een correcte redactionele wijziging voorstelt. Het verslag wordt met deze wijziging vastgesteld. Er zijn geen opmerkingen naar aanleiding van het verslag.
3
-
toezeggingenlijst 25 mei 2005
Toezegging 5 Dhr. Veluwenkamp (PvdA) stelt dat de toezegging gewag maakt van het feit dat GS eenmaal per twee jaar een verdrogingskaart produceren, de eerste keer bij het jaarverslag 2005. In het verslag zelf staat bovenaan blz. 9 staat dat de verdrogingskaart in de tweede helft van 2005 zal komen. Er moet worden afgesproken wat nu precies wordt bedoeld. Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat het eerste wordt bedoeld. Toezegging 8 De toezegging blijft staan. Toezegging 9 De voorzitter vraagt of ‘startplaatsen’ niet gewijzigd dient te worden in ‘stortplaatsen’. Aldus wordt besloten. De toezeggingenlijst wordt vastgesteld. 6.
Mededelingen gedeputeerde(n)
Dhr. Bleker (gedeputeerde) meldt een mededeling vanuit het IPO. Zoals bekend heeft minister Veerman vorig jaar bepaald dat er geen EHS-geld meer besteed mag worden voor de zogenaamde provinciale ecologische verbindingszones. Daar is de afgelopen maanden overleg over geweest met het ministerie, omdat alle provincies van mening waren dat er nogal wat zones waren ten aanzien waarvan de provincies niet met goed fatsoen onderuit zouden kunnen om die toch te realiseren en af te maken. Op basis daarvan zijn door Alterra de zones geïnventariseerd en is in beeld gebracht welke in redelijkheid afgemaakt zouden moeten worden. Die kaart is door elk van de provincies geaccordeerd en recent heeft ook het ministerie van LNV gezegd: “Goed, voor die zaken geldt dat wij ons aan de verplichtingen houden”. Het betreft de bij de commissie bekende zones, bijvoorbeeld bij de Lauwers. De gedeputeerde wilde dit bescheiden goede nieuws uit Den Haag de commissie op deze overigens donkere dag niet onthouden. Mw. Bos (gedeputeerde) vraagt of het alleen gaat om de Lauwers. Dhr. Bleker (gedeputeerde) zegt de gebieden niet precies paraat te hebben. Hij stelt voor om bij het verslag de zones die Groningen betreffen aan te geven, zodat het geen toezegging hoeft te worden. Toegevoegde passage: Ecologische Verbindingszones gr01 (R1) Lauwers
gr08 (R11) Leekstermeer-Midden Groningen
gr09 (L1) Doezumermieden
Stand van zaken Wordt voor 100% gerealiseerd. Er moeten nog slechts 36 ha. worden uitgevoerd, deze voldoen aan de LNV criteria. Uitvoering voor groot deel gepland in 2005 Overlapt met de robuuste verbinding natte As maar in het kader van de Herinrichting Haren is al eerder 4 ha EVZ (100%) opgenomen. De robuuste verbinding komt tot stand door daaraan nog extra ha's toe te voegen. De 7 ha lijkt te voldoen aan de LNV-criteria. Wordt helemaal (100%) gerealiseerd in het kader van de betreffende landinrichting. Voldoet aan de LNV-criteria. Uitvoering gepland in 2005. Deze EVZ is ten opzichte van het Uitvoeringsprogramma kleiner geworden bij de
4
gr13 (L6A) Hoeksmeer
realisering. Vandaar dat het format op 67% uitkomt. In het format wordt hierover een opmerking gemaakt. Moet nog worden gerealiseerd maar is genomen (100%) in de herinrichting Midden-Groningen. Lijkt te voldoen aan de LNV-criteria.
Mw. Bos (gedeputeerde) geeft te kennen dit graag in de toezeggingenlijst te willen zien. Dhr. Bleker (gedeputeerde) wenst het toch liever bij het verslag te voegen. De voorzitter geeft aan dat het bij het verslag toegevoegd zal worden, zodat de commissie deze informatie nog sneller zal krijgen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dit. Voorts deelt de gedeputeerde mee dat er ook een akkoord is bereikt tussen het IPO, het ministerie van LNV en in dit geval zelfs de Tweede Kamer, over de ammoniakzonering. Zoals bekend wordt er al vier jaar gesteggeld over de Wet Ammoniak Veehouderij. Het betreft met name afstandsregels, afstandscriteria die gelden voor veehouderijbedrijven in de buurt van natuur. De Kamer heeft ooit eens gesteld dat het ontwerp van de WAV te veel beperkingen zou opleveren voor de veehouderij. Vervolgens heeft het kabinet een voorstel gedaan om tegemoet te komen aan dat punt, maar wel steeds – en terecht – gezegd dat de WAV ook bedoeld is om kwetsbare natuur te beschermen. Men kan die criteria niet ongebreideld verzachten. Nu is er echter uiteindelijk, ook met instemming van het IPO, een akkoord bereikt. Zodra dat akkoord precies op papier staat, zal dat ook ter informatie naar de commissie worden gezonden. Vervolgens zal het College in de provincie Groningen nagaan hoe het akkoord zijn vertaling krijgt. Het zal in de provincie Groningen betekenen dat het aantal knelpuntsituaties – daar waar veehouderijbelangen conflicteren met natuurbelangen – volgens de definities die nu gelden, tot een of twee handen vol beperkt zal blijven. Het College verwacht daar op een goede manier uit te kunnen komen. De voorzitter vraagt of de commissie dat akkoord kan ontvangen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) bevestigt dit. Zodra het landelijke stuk definitief is geformuleerd, zal het College dit de commissie doen toekomen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) heeft een vraag over het vorige punt van de gedeputeerde, te weten de ecologische verbindingszones waar geen financiering meer voor was. Hij vraagt of het extra financiering betreft die afkomstig is van minister Veerman of dat het in het ILG (Investeringsbudget Landelijk Gebied) zit. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat er geen extra middelen komen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt of de provincie het ILG mag besteden aan de verbindingszones. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat het uit het EHS-budget moet komen. Er komt geen cent extra, maar de provincie mag het nu wel financieren uit het EHS-budget, iets wat door de minister was uitgesloten. Ten aanzien van natuurbeleid heeft minister Veerman een heel heldere lijn: de natuur is bij de vorming van het kabinet Balkenende II door toedoen van met name D66 geweldig goed bediend met een bedrag van € 750.000.000. Alles wat de provincie extra doet, wordt met dat geld gedaan. Mw. Bos (GroenLinks) vraagt ten aanzien van de ammoniaksanering of het niet een vereiste is om het akkoord te hebben wanneer volgende week het voorontwerp van het POP wordt besproken.
5
Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat het dan volgens hem officieel nog niet kan, want het is een soort van onderhandelingsakkoord dat er nu ligt. De regels moeten formeel door VROM, etc. worden vastgesteld. Inhoudelijk is echter nu wel goeddeels bekend waar de provincie aan toe is. De voorzitter stelt dat er voldoende onderbouwing is om het inhoudelijk akkoord ter kennisname te geven. Het gaat er natuurlijk vooral ook om hoe een en ander uitwerkt in de provincie. Dat moet allemaal nog worden uitgewerkt. Zodra er echter iets is, leeft bij de commissie de wens om de informatie te ontvangen. De voorzitter concludeert dat er geen vragen meer zijn en sluit het agendapunt af. 7.
Rondvraag
Dhr. Bultje (PvdA) heeft enkele vragen voor de rondvraag. Anderhalf jaar geleden heeft hij schriftelijke vragen gesteld over het gascondensaatoverlaadstation te Roodeschool waarin werd gevraagd of het College ook bereid was om te kijken naar de mogelijkheid om die installatie daar te verplaatsen. De installatie staat midden in het dorp, zorgt voor onrust bij de omwonenden en juist op dat moment was het vergunningstraject aan de gang. Het toeval wil dat vorige week in de kranten stond dat de ontwerpvergunning van de installatie in Roodeschool ter inzage lag. De onrust in Roodeschool is echter toegenomen door wat er is gebeurd in Warffum. Daar ging het ook om een combinatie van water en gascondensaat. Dhr. Bultje wenst te vernemen hoe die situatie de installatie beïnvloedt. Er wordt onderzoek gedaan, onder andere door het Rijk, naar datgene wat er in Warffum heeft plaatsgevonden. Dhr. Bultje vraagt of dit betekent dat er ook een nieuwe risicoanalyse gemaakt zal moeten worden van installaties zoals in Roodeschool. Daarnaast informeert hij of dit eventuele onderzoek gevolgen heeft voor de verdere vergunningsprocedure van de installatie in Roodeschool. Dhr. Bultje begreep dat in de regionale editie van het DvhN stond dat de bedrijfsleider van Noordgas Transport BV heeft aangegeven mee te willen denken over een eventuele verplaatsing van de installatie. Er is een werkgroepje opgericht in de gemeenteraad aldaar. In de vragen die dhr. Bultje eerder stelde werd die werkgroep al genoemd. Inmiddels is het anderhalf jaar later en nu lijkt het er eindelijk op dat het werkgroepje wordt ingesteld. Dhr. Bultje vraagt of er nu ook meer vaart wordt gezet achter de werkzaamheden van die groep die een advies zal uitbrengen over de situatie. Daarnaast wenst hij te vernemen of het College bereid is om verplaatsing van het overlaadstation te bevorderen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) heeft een ordevoorstel. Gisteravond werd de gedeputeerde door de voorzitter gebeld dat er vragen zouden komen. Deze vragen hebben betrekking op vergunningverlening, maar ook op risico- en veiligheidsbeleid. Het lijkt de gedeputeerde goed om het ambtelijke voorwerk tijdens de vergadering te laten doen voor de beantwoording van de vragen. Dhr. Bleker merkt op dat het mogelijk ‘knullig’ lijkt als een bestuurder niet direct antwoordt, maar hij wenst geen antwoorden uit de losse pols te geven die kant noch wal raken. Derhalve verzoekt de gedeputeerde om enige tijd om de beantwoording op een later tijdstip in de agenda in te lassen. De voorzitter vindt dit een goed ordevoorstel. De commissie wenst een zo adequaat en goed mogelijke beantwoording van de vragen. Dit vraagt enige tijd. Mw. Drees (PvdA) stelt dat in de vergadering van december een memo van PvdA/CDA over de procedure van de landinrichting en de wijze waarop de Staten daarbij betrokken konden worden, aan de orde was. De gedeputeerde heeft toen gezegd dat daar nog een reactie op zou komen. Mw. Drees wenst dit even boven tafel te halen en informeert of de reactie dit jaar nog kan komen. Mw. Bos (GroenLinks) merkt op enkele jaren geleden veel stampij te hebben gemaakt over de 120 iepen. Toen heeft mw. Bos ook gevraagd of het rijtje iepen tussen de weg naar Oldehove en Saaksum ook opgevuld zou worden. De gedeputeerde zei dat dit in het
6
voorjaar van 2005 zou plaatsvinden. Het is echter nog niet gebeurd. De GroenLinksfractie wenst te vernemen waarom dit nog niet heeft plaatsgevonden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vertelt er de afgelopen weken regelmatig langs te zijn gekomen. Een aantal iepen is wel aangeplant, maar niet op het stuk waarop mw. Bos doelt. Volgens de gedeputeerde zit dat in de POP-subsidie. Hij zegt toe de vraag bij het verslag te zullen beantwoorden. Toegevoegde passage: In het kader van het uitvoeringsprogramma voor MiddagHumsterland zijn langs dit gedeelte in maart-april 2004 iepresistente iepen geplant. Ook langs de weg tussen de afslag Oldehove en Saaksum zijn toen waar gaten waren iepen geplant. Langs de weg vanaf afslag Oldehove tot Oldehove stonden/staan essen. Om de openheid van het landschap te accentueren staan vlak voor Oldehove geen bomen meer. Omdat al eerder tussen Den Ham en Aduard de iepen langs de weg voor een groot deel waren verdwenen zal ook langs dit weggedeelte de iepenbeplanting opnieuw aangebracht worden. Dit zal begin 2006 gebeuren. Deze zomer beginnen daar de voorbereidende werkzaamheden omdat i.v.m. ruimtegebrek een extra strook grond moest worden aangekocht en ingericht (vnl. verleggen kabels en leidingen en verleggen sloot). 8. a. b. c.
Ingekomen stukken (ter kennisneming) Brief van GS van 23 maart 2005, nr. 2005-04.353/12/A.14, MV betreffende interim-aanpak het besluit Financiële Zekerheid Milieubeheer Brief van GS van 31 maart 2005, nr. 2005-03.467c/13/A.27, LG betreffende jaarrapportage 2003 SGM (Subsidieregeling Gebiedsgericht Milieubeleid) Brief van GS van 31 maart 2005, nr. 2005-05.459/13/A.29, MT, (bijlage) betreffende Meerjarenbeleidsplan muskusrattenbestrijding
Mw. Drees (PvdA) stelt dat ten aanzien van brief c in de wandelgangen is gesproken. Er is voorlichting geweest over de muskusrattenbestrijding, waarop werd meegedeeld dat er een Alterra-rapport op stapel staat. De SP, PvdA, PvhN en mogelijk ook andere fracties wensen de brief in combinatie met het betreffende Alterra-rapport te behandelen. Mw. Bos (GroenLinks) wenst te vernemen of het Alterra-rapport eindelijk klaar is. Dhr. Roggema (ChristenUnie) ondersteunt het voorstel van mw. Drees. Hij heeft als plaatsvervangend voorzitter tijdens de bijeenkomst gezegd dat de commissie over die materie verder zou spreken. Dat zou dan bij deze ingelost kunnen worden. Dhr. Van Dam (CDA) vraagt of de commissie ook geïnformeerd kan worden wanneer de eventuele extra menskracht die door de waterschappen betaald zou worden, bekend is. De provincie heeft nu extra menskracht ingezet, bij de waterschappen ligt een verzoek. De voorzitter vraagt of dhr. Van Dam zich aansluit bij het verzoek van mw. Drees om het allemaal tegelijk te behandelen. Dhr. Van Dam (CDA) acht dit een goede zaak. De voorzitter constateert dat het voorstel breed wordt gedragen. Mogelijk kan er ook helderheid worden geboden over het tijdstip van verschijnen van het Alterra-rapport. Dhr. Maarsingh meent zich te herinneren ergens gelezen te hebben dat er inmiddels een Alterra-rapport klaar is. Dat kan hier zo nagetrokken worden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beschouwt het een goede zaak om alles rond de muskusrat ‘bij elkaar te vegen’ en dan gezamenlijk te bespreken. Behalve dat rapport – dat er is of in aantocht is – is er ook in IPO-verband een bestuurlijke groep onder aanvoering van de collega in Noord-Holland bezig om enkele beleidsmatige conclusies te verbinden aan het
7
Alterra-rapport. Het lijkt de gedeputeerde goed wanneer dit bij de bespreking beschikbaar is, want uiteindelijk gaat het daar om. Het zal in elk geval niet voor de zomervakantie rond zijn. Nu is dat ook niet erg. Het wordt het najaar. De voorzitter vraagt of de commissie ermee kan instemmen dat het onderwerp besproken zal worden zodra alle informatie er is. Aldus wordt besloten. Overigens werken de ratten gewoon door. Mw. Bulk (SP) vraagt ter verduidelijking of dit punt dan ook niet op de C-lijst in de statenvergadering komt. De voorzitter stelt voor om het onderwerp te ‘parkeren’ om het later als bespreekpunt op de agenda te plaatsen. Mw. Bos (GroenLinks) vraagt andermaal of het Alterra-rapport nu al is verschenen of niet. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat er zicht op is, maar durft niet te zeggen of het officiële definitieve rapport er al is. De voorzitter geeft aan dat men dat hier goed kan uitzoeken. Hij stelt voor dat zodra het officiële rapport is verschenen, er kennis van te nemen en het thuis op de stapel van het muskusrattendossier te leggen. Vervolgens, als alles compleet is, zal dit punt worden geagendeerd. Dhr. Maarsingh verzoekt de griffie om hem dan op tijd ‘aan de jas te trekken’. d. e. f.
Brief van 30 maart 2005, nr. 2005-06.712/13/A.32, LW betreffende uitvoeringscontract Landelijk Gebied 2005-2006; brief aan Provinciale Staten Brief van GS van 25 maart 2005, 2005-06.640, BW betreffende Mogelijke heffing Belastingdienst Wet Belasting op Milieugrondslag; Tijdelijke grondbewerkingsdepots afdeling Beton- en Waterbouw. Brief van GS van 6 april 2005, nr. 2005-04.067b/14/A.13, MTZ betreffende Startnotitie Mer van de NAM BV mbt aardgaswinning vanaf locaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen.
Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) informeert of er al enige reactie op brief f bekend is. Mw. Bos (GroenLinks) sluit zich bij de vraag van mw. Hoekzema aan en stelt voorts de brief met instemming tot zich te hebben genomen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat er – vorige week dinsdag – overleg is geweest met mevrouw Dekker. Daar zou ook meneer Brinkhorst bij zijn, maar die heeft zich ambtelijk laten vertegenwoordigen. Het overleg was mede naar aanleiding van de brief van het College. Deze brief is door de ‘Haagse heren en dames’ opgevat als een soort ‘obstructiebrief’, alsof het College met de brief de eerste stappen zou hebben gezet op de weg naar het benutten van alle mogelijke legale middelen om de uitbreiding van de gaswinning tegen te gaan. Dat is op zichzelf veelzeggend, want zo was de brief niet bedoeld. Aanleiding voor de brief was echter welgemeende zorg voor het milieu. Wanneer een MER wordt gemaakt, is het zaak om alle aspecten daar goed bij te betrekken. Dat is ook wel overgekomen. Er komt binnenkort ook een formeel bericht in de richting van de provincie van de zijde van het kabinet dat men iets van plan is met het Wad en de uitbreiding van de gaswinning. Formeel weet het College helemaal van niets. Het College leest het in de krant en hoort het van mensen, maar heeft nog nooit een brief ontvangen van het kabinet dat men voornemens is om het een en ander te gaan doen. Het College heeft besloten om het ‘netjes’ formeel te spelen en zijn formele plicht te doen. Het College komt 100% op voor de milieubelangen, iets wat het van A tot
8
Z zal doen. Daarnaast respecteert het College natuurlijk democratische besluiten die in Den Haag worden genomen. Er is derhalve wel een reactie geweest. g.
Brief van GS van 7 april 2005, nr. 2005-06.203/14/A.24, LG betreffende Opdrachten aan DLG Groningen tot uitvoering van drie projecten op het gebied van agrarisch natuurbeheer.
Dhr. Veluwenkamp (PvdA) heeft enkele informatieve vragen over punt b (Weidevogelbeheer Kardinge) in brief g. Er staat in dat Natuurmonumenten in de toekomst de natuurterreinen van Kardinge gaan beheren. Dhr. Veluwenkamp vraagt of dit impliceert dat de natuurterreinen in eigendom komen van Natuurmonumenten. Verderop staat dat de huidige eigenaar – wie dat ook zijn moge – de grond nog enkele jaren in eigendom zal houden en dat de boeren die de grond pachten eenmalig een bijdrage van maximaal € 10.000 zullen ontvangen en het weidevogelbeheer voor dat bedrag zullen uitvoeren. Dhr. Veluwenkamp informeert of dit bedrag van € 10.000 voor een onbepaald aantal jaren is. Overigens beschouwt hij het niet als een ernstig politiek punt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt met betrekking tot het bedrag van € 10.000 op dat er eerder een keer een bedrag is toegekend. Dit is nog één keer voor één jaar € 10.000. Dit bedrag wordt nog één keer verstrekt omdat het aldaar geen blijvende situatie is. De bedoelingen van Natuurmonumenten met het gebied zijn anders dan weidevogelbeheer. Men wil daar moeras. In antwoord op de eerste vraag van dhr. Veluwenkamp, of Natuurmonumenten eigenaar wordt, stelt de gedeputeerde dat dit heel sterk zal afhangen van de huidige eigenaar. De huidige eigenaar heeft het gekocht met het oog op de bestemming woningbouw. De commissie kan derhalve begrijpen dat de huidige eigenaar deze gronden niet direct voor de normale agrarische waarde over zal doen aan BWL en vervolgens aan Natuurmonumenten. Het College kan niet zeggen of het ooit nog moeras zal worden of dat de eigenaar het zo lang in eigendom zal houden dat het ooit nog bebouwd wordt. Dhr. Haasken (VVD) vraagt welke POP-aanduiding van toepassing is. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat het in elk geval geen woningbouw is. h. i.
Brief van GS van 7 april 2005, nr. 2005-05.817/14/A.26, MB betreffende Rapport Algemene Rekenkamer "Voortgang Bodemsanering". Brief van GS van 7 april 2005, nr. 2005-06.866d/14/A.25, MB betreffende voormalige rioolpersleiding Groningen - Delfzijl, GR000000059 (op 08/04/05 via de mail verzonden naar de cie)
Dhr. Roggema (ChristenUnie) vraagt of de provincie nog op schema ligt en of de uitslag nog steeds uiterlijk 1 juli te verwachten is. Dhr. Roggema vraagt dit mede vanwege de Algemene Beschouwingen op 29 juni. Het zou immers enigszins merkwaardig zijn wanneer men niet in de gelegenheid is om er op te reageren. Dhr. Bleker (gedeputeerde) deelt mee dat de provincie geheel op schema ligt. Volgens hem is er ook al een datum gepland, te weten 30 juni. Dhr. Roggema (ChristenUnie) stelt dat hem dit bekend is, maar de brief rept van ‘uiterlijk 1 juli’. Wanneer het onderzoek eerder afgerond zou zijn, zouden andere richtingen worden gekozen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat het niet eerder afgerond zal zijn. j.
Brief van GS van 13 april 2005, nr. 2005-07.472/15/A.10, LG betreffende Werelderfgoedstatus Waddenzee
9
k. l.
Brief van GS van 14 april 2005, nr. 2005-07.308/15/A.15, VV betreffende Startnotitie m.e.r. wegomlegging Zuidhorn (bespreekstuk bij EM) Brief van GS van 14 april 2005, nr. 2005-06.009/15/A.18, LG betreffende Jaarrapportage 2004 monitoring natuur en landschap.
Dhr. Veluwenkamp (PvdA) acht het plezierig dat het er ligt. In de inleiding staat als laatste zin bij het eerste blokje: “In de Jaarrapportage kan helaas geen aandacht en onderzoek naar landschap worden besteed als gevolg van ziekte”. Hij begrijpt de ernst van de situatie, maar betreurt het dat er geen vervanging mogelijk is wanneer iemand uitvalt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dit. Aan de andere kant is het wel zo dat het College deze jaarrapportage vooral ook heeft gewenst in verband met de extra inzet voor het natuurbeleid waar het gaat om het agrarisch productielandschap en de natuurwaarden aldaar. Dan moet men kiezen en dan is dit de uitkomst. m.
Brief van GS van 12 mei 2005, nr. 2005-09.129/19/A.20, LW betreffende toezending IPO-Unie rapportage: Afstemming taken in het regionale waterbeheer
Mw. Drees (PvdA) geeft te kennen dat de PvdA-fractie deze brief graag wenst te behandelen in de volgende commissievergadering. De voorzitter gaat hiermee akkoord. n. o.
Brief van GS van 12 mei 2005, nr. 2005-09.338a/19/A.35, MTZ betreffende jaarverslag 2004 afdeling Milieutoezicht Brief van GS van 10 mei 2005, nr. 2005-08.858/20/A.19, MV betreffende uitspraak Raad van State Wm-vergunning PPG Industries Fiber Glas B.V.
Dhr. Bultje (PvdA) heeft twee vragen met betrekking tot brief o. In de eerste plaats informeert hij of er al enige indicatie is hoe lang – er moet natuurlijk eerst een analyse worden gepleegd – het ongeveer gaat duren voordat er eventueel een nieuwe vergunning zal liggen. Er wordt gesproken over overleg om tot een nieuwe vergunning te komen. Dhr. Bultje vraagt of daarbij ook de omwonenden ook worden meegenomen. Mw. Bos (GroenLinks) heeft eveneens een tweetal vragen over dit onderwerp. Zij wenst te vernemen hoe het verder gaat met de visie en vraagt voorts wat de provincie van deze hele toestand heeft geleerd. De voorzitter heeft nog een mededeling. Hij wenst de behoefte van de commissie te peilen voor een informele informatiebijeenkomst over stand van zaken en alle ontwikkelingen rond PPG. De voorzitter heeft het gevoel dat de commissie voornoemde behoefte koestert. Dhr. Roggema (ChristenUnie) verkondigt dat de ChristenUnie-fractie het voorstel ondersteunt, ook gezien de vraagstelling op de Dag van de Verantwoording. De voorzitter constateert dat de behoefte aan een informele informatiebijeenkomst bestaat. Hij vraagt of het opportuun is direct een datum af te spreken. Besloten wordt om de informele informatiebijeenkomst PPG te houden op 22 juni om 18.00 uur. Voorts deelt de voorzitter mee dat er een uitnodiging is ontvangen voor een symposium van Natuurmonumenten op 7 juli 2005, ‘Toekomst voor Robuuste Natuur’. Informatie is op te vragen bij het secretariaat. p.
Brief van GS van 24 mei 2005, nr. 2005-09.929/20/A.22, LGW betreffende Convenant gedragsregels Jacobskruiskruid in Groningen
10
Mw. Bos (GroenLinks) verbaasde zich erover dat er een convenant over Jacobskruiskruid bestaat. Mw. Bos heeft het idee dat het een preventieve maatregel is en vraagt of deze indruk correct is. Na twee jaar vindt er een evaluatie plaats. Mw. Bos informeert of er ook een brochure met adressen zal verschijnen. Voorts wenst zij te vernemen op er een meldingsplicht van het aantal gevallen zal komen. Niemand kon mw. Bos namelijk vertellen om hoeveel gevallen het gaat. Dit is belangrijk te weten voordat men zoiets doet. Mw. Bos is het ermee eens dat men inderdaad voorzichtig moet zijn, opdat er geen dodelijke slachtoffers vallen onder paarden en runderen, maar het risico moet ook niet overdreven worden. Dhr. Van Dam (CDA) merkt op dat de grote berenklauw in het verleden in één adem werd genoemd met Jacobskruiskruid. Een aantal gemeenten voert daar heel actief beleid op, met name de gemeente Groningen. Er zijn echter ook provinciale wegen waar de grote berenklauw groeit. Dhr. Van Dam vraagt of daarvoor ook een gedragslijn bestaat. Er zijn namelijk heel veel mensen, vooral mensen met kleine kinderen, die zich daar grote zorgen over maken. De voorzitter (microfoon staat uit) stelt dat het bekend moge zijn dat er afgesproken is om de regelgeving met 40% te verminderen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) bekent niet te weten wie dat afgesproken hebben. Dezelfden die dat graag willen, bijvoorbeeld LTO Noord, hebben zeer aangedrongen op regels ten aanzien van Jacobskruiskruid. De gedeputeerde acht het uitstekend. Alle partijen in het landelijk gebied geven aan dat Jacobskruiskruid erbij hoort. Men is niet uit op uitroeiing van Jacobskruiskruid, maar het dient geen overlast en gevaar te veroorzaken. Daarom zijn er regels ten aanzien van het beheer. Daar is men het gezamenlijk over eens geworden. Naar opvatting van de gedeputeerde is zelfhandhaving de beste vorm van handhaving, beter dan een verordening die wordt afgedwongen en niet bij de mensen tussen de oren zit. Het College heeft positieve verwachtingen dat dit iets gaat betekenen. Het College zal de hele informatievoorziening en de communicatie rond dit fenomeen de komende maanden opvoeren, want het plantje groeit nu wel maar bloeit nog niet. Pas als het zaad produceert wordt het gevaarlijk voor verspreiding. De provincie Drenthe heeft geen convenant, maar wel een goede informatiefolder. Alle vakbladen van paardenhouders, schapenhouders en koeienhouders zijn geïnformeerd. Het College zal in de loop van de komende twee jaar in de gaten houden hoe het met het aantal meldingen – niet van het aantal slachtoffers, want dat is moeilijk te bepalen – van overlast zit, wanneer een particulier aangeeft dat zijn buurman Jacobskruiskruid binnen een straal van 100 meter van zijn perceel heeft, terwijl deze particulier een ‘kruiskruidgevoelig perceel’ heeft. Dat moet de provincie in de gaten zien te houden. De gedeputeerde denkt dat het landelijk gebied zich hier van de beste kant laat zien. Mw. Bos (GroenLinks) vindt het prima. De meldingen gaan echter over de plant zelf, niet over de effecten ervan. Die diagnose is wel te stellen. Het lijkt mw. Bos derhalve ook heel verstandig wanneer de provincie daarnaast toch haar best doet om dat te inventariseren. Zo staan er ook gemeenten op waar zware klei is en waarop bijna geen Jacobskruiskruid groeit. Dit is algemeen bekend. Deze gemeenten staan wel vermeld, maar er zou kritisch naar gekeken moeten worden. Ook via wortelstokken die bijna niet te verwijderen zijn, kan verspreiding optreden. Mw. Bos pleit ervoor wel in de gaten te houden wat nu werkelijk het aantal slachtoffers is en of het zo erg is. Zij heeft niets tegen het convenant. In de provincie Drenthe heeft men het over een brochure, zo heeft mw. Bos gelezen. Zij informeert of een dergelijke brochure ook in Groningen het licht zal zien. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan reeds naar Drenthe te hebben verwezen. Gekeken zal worden of die brochure kan worden gebruikt. Nu is de provincie al heel actief bezig richting de vakbladen. Er heeft een uitstekend artikel in het Dagblad van het Noorden gestaan met foto en al, met toelichting en informatie over het beheer. Het is een van de
11
beste artikelen van het Dagblad van het Noorden in de laatste tijd. Het heet ‘Dossier Jacobskruiskruid’. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) merkt op dat wanneer de mensen in het landelijk gebied het hierover eens zijn, de kwestie verder met rust zou moeten worden gelaten. Het is een goede regeling. De voorzitter acht het betreurenswaardig dat een dergelijke mooie gele bloem zo giftig is. Het is hem bekend dat mw. Bos biologie heeft gestudeerd. Zij weet derhalve ook dat meer dan de helft van de planten op de een of andere manier giftig is. Dat was vroeger de reden dat er ook wel eens iemand in de wereld werd vergiftigd, vaak hoogstaande mensen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) deelt mee dat het College ten aanzien van de berenklauw geen signalen heeft ontvangen die nopen tot een gezamenlijk actief beheer. Het probleem is de provincie niet gemeld. Kennelijk weten wegbeheerders en gemeenten, etc. dat zelf op te lossen. Als dat zo is, maakt het College er verder ook geen werk van. De voorzitter merkt op dat iedereen het natuurlijk blijft volgen. Het is goed dat er geëvalueerd wordt. Zo is het goed om met elkaar om te gaan. Mw. Bos (GroenLinks) stelt vast dat er om de twee jaren een evaluatie plats vindt. Zij concludeert voorts dat de gedeputeerde niet bereid is om de effecten van die plant te inventariseren. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat de effecten van het consumeren van de plant of resten van de plant door paarden, koeien en schapen volstrekt duidelijk zijn. Die zijn zo duidelijk dat er in Engeland een absoluut verbod bestaat op het op eigen perceel hebben van Jacobskruiskruid met zeer forse boetes. De effecten zijn bekend. Wat de provincie nu echter doet is het preventief voorkomen dat de planten geconsumeerd worden dan wel in voer verwerkt raken. Dit acht de gedeputeerde een uitstekende zaak. Daarnaast is er ook een positief effect, want er is ook een bepaalde vlinder die op het Jacobskruiskruid is aangewezen. Die vlinder hoort er ook bij. De voorzitter concludeert dat de ingekomen stukken zijn afgewerkt. Nu krijgt dhr. Smits de gelegenheid om in te spreken op agendapunt 10. 10.
Brief van bestuur Milieufederatie Groningen van 21 maart 2005 betreffende aanpak verdroging (op verzoek van PvdA-fractie; PSvergadering van 27/04/05) en Brief van GS van 22 april 2005, nr. 200506.426b/16/A.17, LW betreffende Brief Milieufederatie Groningen; prioriteitstelling GS t.a.v. verdroging en GGOR Dhr. Smits (Milieufederatie Groningen) wenst enkele opmerkingen te maken over de brief die de Milieufederatie heeft gestuurd aan het College van GS over de aanpak van verdroging door de provincie. Mede aanleiding voor de brief is het uitkomen van het rapport Aanpak Verdrogingbestrijding Groningen en NoordDrenthe. Het is eenieder ongetwijfeld bekend wat verdroging precies is. In het rapport wordt een heldere definitie gegeven: verdroging in natuurgebieden is aan de orde als in die gebieden sprake is van een grondwaterstand die zodanig laag is dat de natuur die daar eigenlijk aan de orde zou moeten zijn, niet voldoende tot uiting komt. Dit is een vrije vertaling van de definitie in het rapport. Vanochtend is ook de verdrogingskaart aan de orde geweest. Uit de informatie die de Milieufederatie tot op heden van de provincie heeft gekregen, blijkt dat het merendeel van de natuurgebieden in de provincie verdroogd is. Dit zijn gebieden die zijn aangekocht en beheerd met overheidsgeld, oftewel gebieden waar gezamenlijk inspanningen zijn verricht om ze daadwerkelijk te verwerven en te
12
beheren. Toch is zichtbaar dat de kwaliteit in die gebieden niet zodanig is als wenselijk is en in principe mogelijk is. Dat is ook onderkend in het POP. Er zijn niet voor niets doelstellingen in het POP opgenomen als het gaat om het bestrijden van verdroging. In 2020 zal alles op orde moeten zijn. 100% van de natuurgebieden moet dan zodanig zijn aangepakt dat daar geen sprake meer is van verdroging. In 2010 zou de helft van de natuurgebieden volledig of gedeeltelijk moeten zijn aangepakt. De conclusie van het rapport is dat de bestrijdingsmaatregelen die tot op heden zijn genomen onvoldoende effectief zijn geweest en te traag zijn verlopen. Er wordt een aantal oorzaken voor genoemd. Ten eerste loopt de realisering van de EHS niet naar wens, zij gaat te traag. Een ander aspect is – en dat heeft de Milieufederatie ook verwoord in de brief – dat de hydrologische begrenzing van natuurgebieden te krap is. Het is lastig om in die gebieden een eenduidig peil in te stellen gezien het feit dat ook om die natuurgebieden heen gebieden zijn gelegen waarvoor een ander peil wenselijk wordt geacht. Een ander aspect dat in het rapport wordt genoemd is dat de buffering buiten natuurgebieden een lastig te bespreken onderwerp is. Men kan zich voorstellen dat agrariërs die gronden hebben buiten natuurgebieden niet genegen zijn om last te hebben van peilen in natuurgebieden. Het is een moeilijk onderwerp. In het rapport wordt geconcludeerd – dhr. Smits citeert – dat de verdrogingsaanpak zowel bestuurlijk als financieel de aandacht moet delen met andere problemen als wateroverlast. De oorzaak hiervan is de trage aanpak en de trage uitvoering. Er is op zich niets verkeerds aan dat bestuurlijk en financieel een afweging moet worden gemaakt, dit wordt door de Milieufederatie onderkend. Vervolgens wordt echter geconcludeerd: “Om deze reden is het ambitieniveau met betrekking tot verdrogingsbestrijding niet in alle gevallen te halen”. Dit punt wenst dhr. Smits graag onder de aandacht van de commissie brengen. Mede gezien de doelstelling die zijn verwoord in het POP wil de Milieufederatie er nadrukkelijk op wijzen en verzoeken dat ook de commissie en de Staten er daadwerkelijk werk van zouden moeten maken om het ambitieniveau – dat op zich te prijzen is – de bestuurlijke aandacht te geven en ook daadwerkelijk te realiseren. In het RBW (Regionaal Bestuursakkoord Water) dat binnenkort wordt vastgesteld, wordt vastgelegd dat er op jaarbasis 300 ha natuurgebied hersteld zou moeten worden. De Milieufederatie verzoekt de commissie om in elk geval heel goed in de gaten te houden of de bestuurlijke en financiële inspanningen ervoor worden uitgevoerd en aangepakt. Tot slot wenst dhr. Smits een aspect aan de orde te stellen waarvan hij stelt dat het misschien eens besproken zou kunnen worden. Lezende het rapport blijkt elke keer opnieuw dat de verdroging vooral het gevolg is van lage grondwaterstanden in omgevingen van natuurgebieden ten gevolge van de peilen die zijn aangehouden ten behoeve van landbouwkundig beheer. De landbouw heeft over het algemeen behoefte aan wat lagere peilen, wat leidt tot verdroging van natuurgebieden. Als het gaat over de verwerving van de EHS is een belangrijk aspect daarbij dat de afronding van de EHS moeizaam verloopt. Dit bleek vanochtend ook reeds uit het verhaal van Nico Altena. In Groningen bestaat nog steeds de bestuurlijke afspraak dat peilaanpassingen in hydrologische eenheden van de EHS pas kunnen worden doorgevoerd als de laatste hectare landbouwgrond is verworven. Dit kan dus betekenen dat met veel geld gebieden worden aangekocht en ingericht, maar dat de natuurkwaliteit niet tot uiting kan komen omdat nog steeds het geval wil dat daar nog percelen gelegen zijn met een landbouwkundig beheer die een ander peilregime vragen. Men kan zich voorstellen dat – zeker in de afrondende sferen, als er slechts een beperkt aantal hectares landbouwkundig beheer zijn – men op enig moment toch sneller overgaat tot het instellen van een hydrologisch regime afgestemd op de totale EHS in de sfeer van een natuurdoelstelling die daar op gelegen is. Dat betekent dat boeren daar ongetwijfeld last van zullen krijgen. Het is natuurlijk wel gewenst dat de boeren die daar nog steeds zitten wel op enigerlei wijze als er sprake is van natschade voor moeten worden gecompenseerd, op wat voor manier dan ook. Dhr. Smits wenst dit de commissie mee te geven om in het kader van de
13
bestuurlijke besluitvorming de afspraken die destijds zijn gemaakt toch nog eens tegen het licht te houden om na te gaan of hier niet anders mee om kan worden gegaan. Wanneer er sprake is van afrondende EHS-inrichtingsgebieden, zou het naar opvatting van de Milieufederatie goed zijn om in de laatste agrarische percelen over te gaan op hydrologisch regime dat meer is afgestemd op de natuur. De voorzitter informeert of er bij de commissie nog vragen leven. Dit blijkt niet het geval, waarop dhr. Maarsingh concludeert dat de inspreker helder is geweest. Hij stelt agendapunt 10 aan de orde en geeft het woord aan de PvdA, die verzocht heeft om dit punt te agenderen. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) legt uit dat de PvdA-fractie dit heeft verzocht, omdat zij zich met de Milieufederatie zorgen maakt, niet in het minst na het lezen van het antwoord van GS op de brief van de Milieufederatie. In het antwoord van GS gaat het over taakstelling, het van de grond krijgen van projecten en het vaststellen van kaders. Het betreft kortom het maken van plannen, niet het uitvoeren van plannen. Op 25 mei, de Dag van de Verantwoording, heeft dhr. Havinga erop gewezen dat in 2004 niet 285 ha verdroogd gebied hersteld is, maar slechts uitvoeringsgereed is gemaakt. Die opmerking verdween toen enigszins in de gedachtewisseling, heeft dhr. Veluwenkamp uit het verslag opgemaakt. Feit is dat nog steeds niet bekend is hoeveel hectare verdroogd gebied in 2004 daadwerkelijk is hersteld. Vervolgens staat op de Begroting 2005 de taakstelling van 300 ha. Wanneer de Staten straks de rekening over 2005 krijgen en er zijn 285 ha uitgevoerd, is de vraag of dat de 285 ha van 2004 zijn of dat het onderdeel uitmaakt van 2005. Kortom, de Staten krijgen bij de verdrogingsbestrijding in het geheel geen vaste grond onder de voeten. Het College wil geen nieuw beleid maken. De PvdAfractie steunt dit. Het College wil bestaand beleid uitvoeren. De plannen zijn bekend, derhalve verzoekt dhr. Veluwenkamp het College om te laten zien wat de resultaten zijn en aan te geven wanneer het College dit doet. Bij de toezeggingenlijst gaf de gedeputeerde aan dat de commissie het overzicht krijgt bij het Jaarverslag 2005. Dat zou betekenen dat er tussen nu en 2005 hierover geen mededeling gedaan zou worden. Dhr. Veluwenkamp acht dit toch enigszins zorgwekkend. Gaarne verneemt hij de reacties van andere fracties op dit punt. Misschien zou de commissie de gedeputeerde toch eens moeten vragen om dit punt eerder toe te lichten en aan de orde te stellen, bijvoorbeeld ergens in het najaar. Mw. Bos (GroenLinks) merkt op dat het niet de eerste keer is dat de commissie dit aan de orde stelt. Elke commissievergadering is de verdrogingsproblematiek aan de orde. Dat is wat GroenLinks betreft al jaren zo. Het is ontzettend moeilijk om daar een vinger achter te krijgen. Vorige week heeft mw. Bos voor de zoveelste keer aangegeven dat de verdrogingsdoelstellingen op deze wijze nooit gehaald zullen worden en gevraagd wat de provincie extra zou moeten doen. De commissie krijgt het maar niet concreet, net als ten aanzien van de verdrogingskaart waar GroenLinks de vorige vergadering ook al vragen over heeft gesteld. Mw. Bos vraagt zich af – zij kan zich bij de zorg aansluiten – wat de gedeputeerde nu van plan is. De commissie heeft brieven gekregen. Mw. Bos informeert of er bijvoorbeeld een gesprek heeft plaatsgevonden met de Milieufederatie. Er is nu een forum, waarin de Milieufederatie vertegenwoordigd is. Het wordt op 28 april besproken in het Platform Landelijk Gebied. Mw. Bos wenst te vernemen hoe dat gaat. Mw. Bos heeft als voornaamste vraag echter hoe de Staten concreet inzicht kunnen krijgen in de problematiek. Zij heeft er al zeer vele malen naar gevraagd: de wijze van de monitoring, het precieze doel – het grondwaterpeil, oppervlaktepeil, of doelen ten aanzien van planten. Dit is namelijk nog steeds onduidelijk. Mw. Bos vindt het wel heel goed dat de provincie samenwerkt met Drenthe, want daar heeft men al jaren geleden een convenant met 21 organisaties gesloten. Dat loopt ook niet zo goed, maar het was wel een begin. De provincie zou dat coördineren. Mw. Bos is bekend dat daar het monitoren ook een probleem was. Monitoren is waar GroenLinks om vraagt, want dan is ook duidelijk waar het naar toe gaat en wat de stand van zaken is. Mw. Bos informeert voorts of de
14
commissie het document Aanpak Verdrogingsbestrijding Groningen, Noord- en OostDrenthe ooit heeft ontvangen. Zij kon het namelijk gisteravond niet vinden. Wanneer de commissie dit document niet heeft, wenst mw. Bos de reden daarvan te vernemen. Het document kan houvast bieden voor een volgende discussie, want het zal ongetwijfeld weer terugkomen. Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) geeft aan dat de PvhN de zorg over de realisatie van de 285 ha al aan de orde heeft gesteld bij de rekening. Het gaat allemaal veel te traag, net als de realisatie van de EHS, iets wat de PvhN ettelijke keren heeft gemeld. De oplossing die wordt genoemd om toch in landbouwkundige gebieden het grondwaterpeil te verhogen en compensatie te geven, lijkt mw. Hoekzema in eerste instantie als noodmaatregel uitstekend, want dit leidt tenminste tot enig resultaat. De PvhN zou echter ook graag zien dat er invulling wordt gegeven, dat de plannen ook worden uitgevoerd, dat er snel EHS-gronden worden aangekocht, ook als het onvrijwillig moet. Anders krijgt de provincie het voor de afgesproken periode niet klaar. Dhr. Haasken (VVD) vraagt of het mogelijk is om de ambitie die het College heeft – 300 ha op jaarbasis – iets concreter te maken en daarbij jaarlijks concreet aan te geven in welke gebieden die hectares liggen en om wat voor terreinen dat gaat, zodat de Staten hier inzicht in krijgen en er aan het eind van het jaar – bijvoorbeeld bij de rekening – met het College over kunnen spreken. Het voorstel dat wordt gedaan om de waterstand te verhogen in landbouwgebieden die als enclave tussen de natuurgebieden liggen, heeft niet de voorkeur van de VVD-fractie. Agrariërs op dergelijke wijze ‘uit te roken’ is niet in lijn met de afspraken zoals die in het verleden door de provincie met de landbouw zijn gemaakt. Mw. Bulk (SP) merkt op dat mw. Bos gelijk heeft wanneer zij stelt dat zij al vaak vragen heeft gesteld. Mw. Bos heeft hier en daar ook wel antwoorden gekregen, maar er is nooit echt over gediscussieerd. Zeker ook na vanmorgen blijkt dat de ambities die er voor verdroging bestaan eigenlijk niet gehaald kunnen worden. Mw. Bulk zou ook graag willen weten waaruit die ambities bestaan. Volgens haar is dit wel een onderwerp waar de commissie meer mee moet doen dan het alleen maar antwoorden krijgen van de gedeputeerde. Dhr. Roggema (ChristenUnie) wacht graag de beantwoording van de vele gestelde vragen af. Hij geeft aan het rapport net als mw. Bos niet gevonden te hebben. Het zou wenselijk zijn wanneer de commissie het rapport alsnog zou ontvangen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) is het eens met de fracties die aangeven dat eerst bekend moet zijn waar men het over heeft. Dat betekent dat er een goed overzicht moet zijn van de stand van zaken met betrekking tot verdrogingsbestrijding – hoeveel hectare er concreet is aangepakt en voor hoeveel procent, want daar zit ook nog een gradatie in: de eerste 50% binnen bepaalde percelen is misschien iets gemakkelijker te bereiken dan de laatste. Dan komt natuurlijk de belangrijke vraag wat de provincie eraan kan doen. De GGOR-systematiek is aan de orde geweest. De commissie heeft gesteld dat dit een goede systematiek is, de samenhang tussen grondwater en oppervlaktewater, maar niet voor alle gebieden. Het hangt enigszins van de grondsoort af. Op kleigrond heeft het niet of nauwelijks relatie met elkaar. Er wordt over grondwaterpeilen gesproken alsof de provincie er initiatief in kan nemen. Dhr. De Vey Mestdagh informeert bij de gedeputeerde of dit zo is, want hij dacht dat het initiatief ten aanzien van de grondwaterpeilen bij de waterschappen ligt. Hij sluit zich aan bij degenen die stellen dat vaker inzicht zou moeten worden gegeven in de stand van zaken. De zorg of de ambities al dan niet gehaald kunnen worden wordt door iedereen gedeeld. Dhr. Meijndert (CDA) geeft aan dat over verdroging meerdere keren is gesproken. Ook in het vorige verslag wordt er aan gerefereerd. Er is een uitspraak gedaan. Als er eerder informatie verstrekt kan worden die ook zinvol is en het helder is waar men het over
15
heeft, dan acht dhr. Meijndert dit uitstekend. Hij roept het College op dan een aparte bijeenkomst te beleggen, zodat duidelijk wordt waar exact over gesproken wordt. Er zijn ook enkele opmerkingen gemaakt door de inspreker. Als statement wenst dhr. Meijndert af te geven dat de vrijwilligheid van de EHS niet ter discussie staat. Aankopen worden alleen verplicht gedaan in de afronding, conform de motie die pakweg 2½ jaar is aanvaard. Daarbij gaat het om de echte afronding van de laatste hectares. In de brief wordt gesteld dat de begrenzingen te krap zijn. Dhr. Meijndert stelt echter dat de begrenzing de begrenzing is. Die is met open ogen en volle verstand nadrukkelijk bepaald. Daar is ook veel draagvlak voor geweest. Er is destijds enorm veel inzet geweest om grenzen vast te stellen en draagvlak te verwerven, het is bepaald niet vanzelf gekomen. De buffering binnen de EHS was een heel concrete en duidelijke afspraak. Het waterpeil voor landbouwgebieden blijft afgestemd op landbouw, ook binnen een EHS, zolang er nog landbouw wordt bedreven. Ook die afspraken zijn heel nadrukkelijk gemaakt om het draagvlak te verwerven. Dhr. Meijndert wenst aan te geven dat over die uitgangspunten met de CDA-fractie niet te praten is, want dan gaat het over een complete verandering van het beleid. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat het College uitvoert wat het College al twee jaar lang met instemming van de Staten als taakstelling heeft opgenomen, namelijk op 300 ha natuurgebied de daar noodzakelijke antiverdrogingsmaatregelen nemen. In het Jaarverslag 2005 zal het College de feitelijk gerealiseerde antiverdrogingsmaatregelen rapporteren waar het gaat om het aantal hectares. Daarnaast zal het College rapporteren – aangezien er nog enige onduidelijkheid over bestaat – wat er feitelijk is gerealiseerd in 2004. Wanneer de Staten in eigen kring een discussie willen voeren over antiverdrogingsbeleid, kan het College de Staten ook informeren over de feitelijke projecten die in 2005 onder handen zijn, wanneer het werk naar de huidige verwachting begint, welke feitelijke projecten en het aantal hectares in 2006 in uitvoering worden genomen, waar onzekerheid over bestaat of er geld voor beschikbaar is. Wanneer de Staten hier een speciale bijeenkomst over beleggen, kunnen de Staten van ambtelijke zijde informatie krijgen over de projecten met naam en toenaam en de aantallen hectares. De vraag is vervolgens waar die maatregelen toe dienen. De antiverdrogingsmaatregelen worden genomen met het oog op de natuurdoelen die in die gebieden zijn gedefinieerd in het gebiedsplan. Anders niet. Daar worden de meest slimme maatregelen voor bedacht. Wanneer kunnen er überhaupt gebieden in uitvoering worden genomen? Als er sprake is van een hydrologische eenheid die uitsluitend de functie natuur heeft gekregen. Zolang de provincie niet over dergelijke eenheden beschikt, kunnen er ook niet de noodzakelijke antiverdrogingsmaatregelen worden getroffen, omdat – en dhr. Meijndert refereert daar heel duidelijk aan – de voormalig gedeputeerde Jaap van Dijk destijds de grote klus heeft geklaard en ongeveer honderd bijeenkomsten in de provincie heeft bijgewoond om uiteindelijk de 10.000 ha EHS te begrenzen. Hij heeft dat gedaan door op die honderd avonden in totaliteit wel duizend keer uit te spreken onder welke voorwaarden de overheid dit doet, namelijk: vrijwilligheid bij de verwerving… Dhr. Haasken (VVD) interrumpeert en merkt op dat dit tot op de laatste hectare geldt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) … en ten tweede wordt het peil aangepast op het moment dat een gebied in zijn totaliteit de natuurfunctie heeft, andersom geredeneerd: zolang er nog wordt geboerd, kan er worden geboerd met een voor de landbouw toegespitst waterpeil. Wanneer men dat proces in herinnering roept en de moeilijkheid die de overheid heeft gehad om uiteindelijk draagvlak voor die begrenzing te krijgen, dan zou de gedeputeerde zich zelfs niet in zijn hoofd durven te halen om daar aan te gaan morrelen. De effecten daarvan kunnen namelijk groots zijn. Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) stelt dat de gedeputeerde nu wel kan zeggen dat de effecten daarvan groots kunnen zijn, onder andere bij de landbouwers, maar de effecten kunnen ook heel groot zijn op de natuur. Het is maar net welke prioriteit men stelt en waar men belang aan hecht. Nu kan er ineens heel veel, er kan voorlichting komen. Mw.
16
Hoekzema weet dat mw. Bos al, zolang mw. Hoekzema in de Staten zit, naar de verdrogingskaart vraagt. Er zijn nu twee jaar verstreken en mw. Hoekzema heeft er nog niets van gezien. Er moet toch een keer de afweging worden gemaakt waar de provincie voor kiest. Dat is naar opvatting van mw. Hoekzema het punt. Er zal best geschipperd moeten worden, maar zo als het nu ligt lijkt het mw. Hoekzema tamelijk eenzijdig. Dhr. Haasken (VVD) constateert dat de PvhN en GroenLinks uitgaan van een onbetrouwbare overheid in dezen. Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) ontkent uit te gaan van een onbetrouwbare overheid. Zij vindt echter wel dat het nog een keer bespreekbaar dient te zijn en dat misschien ook aanpassingen gedaan zullen moeten worden ten aanzien van de taak die gesteld is na 2018. Dhr. Meijndert (CDA) merkt op dat hij een opmerking met dezelfde strekking wilde maken als de opmerking van dhr. Haasken. Mw. Bos (GroenLinks) stelt dat de commissie om de zoveel jaar informatie over de toestand van natuur en landschap krijgt. De provincie heeft zelf onderzoek gedaan. De conclusies zijn steeds dat de kwaliteit van natuur en landschap achteruitgaat, dat verdrogingsdoelen niet worden gehaald, dat EHS-doelen niet worden gehaald, enzovoorts. Dit roept bij mw. Bos de vraag op wat de provincie hier aan moet doen. Zij wil concreet weten wat er precies aan de hand is en wat de Staten nog kunnen doen. Zij denkt dat de gedeputeerde daar ook mee zit. De GroenLinks-fractie is van mening dat de gedeputeerde er misschien meer inzet op moet plegen, dat heeft niets met een onbetrouwbare overheid te maken. Mw. Bos is de opvatting toegedaan dat een gezamenlijke inzet voor het behalen van de doelen vereist is. Er wordt gezocht naar mogelijkheden om dat concreet te maken. Soms denkt mw. Bos dat er harder aan getrokken kan worden. De wijze waarop dit zou moeten, zou mw. Bos willen zien. Mw. Drees (PvdA) heeft het gevoel dat de commissie zich erg laat afleiden door de discussie over de laatste hectares. Daar zijn afspraken over, die zijn algemeen bekend. Mw. Drees zou graag een keer discussiëren, bijvoorbeeld naar aanleiding van dat rapport of een ander overzicht, over de mogelijkheden en niet alleen maar op dit ene onderwerp. Er is nog meer op dit gebied. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) onderschrijft dit. Het gaat erom dat eerst inzicht wordt verkregen. Dan pas kan men kijken wat men concreet kan doen. Dit was ook de vraag van dhr. De Vey Mestdagh aan de gedeputeerde. Hij is het volledig eens met de PvdA dat men anders in een oude discussie vervalt en is van mening dat oude afspraken, die uiteindelijk iedereen over de brug hebben getild, nu niet ter discussie moeten worden gesteld. Dhr. Meijndert (CDA) merkt op dat mw. Bos allemaal vragen stelt. Dat is natuurlijk leuk. Dhr. Meijndert geeft aan er best over te willen discussiëren. Mw. Drees gaf zo-even ook enkele mogelijkheden aan. Dhr. Meijndert heeft echter alleen willen stellen dat alleen kan worden gediscussieerd binnen de grenzen die er zijn gesteld. Dat heeft hij zo-even in een statement aan willen geven. Dat moet wel overeind blijven. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) vraagt de gedeputeerde of hij de zorg deelt. Het leek er even op dat de gedeputeerde betoogde dat alle projecten op schema liggen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat hij de zorg deelt, maar hij sluit niet uit dat de provincie wel op schema komt te liggen. Het College hoopt dit zowel voor 2004 als voor 2005 te kunnen rapporteren in het Jaarverslag 2005. De gedeputeerde geeft te kennen de projecten voor zich te hebben liggen waar nu aan wordt gewerkt. Er zitten interessante aantallen hectares in die dan wel besteksgereed zijn, dan wel waarvan de
17
voorbereiding is gestart. Dhr. Bleker is ook zeer verheugd dat vanuit de commissie wordt gesteld om binnen de randvoorwaarden die sinds 1995 gelden waar het gaat om de EHS zich te bezinnen op de vraag hoe de verdrogingstaakstelling kan worden gerealiseerd. Dit lijkt de gedeputeerde een zeer nuttige en realistische aanpak. Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) interrumpeert en stelt dat op allerlei beleidsterreinen wel wijzigingen worden doorgevoerd. Die zijn min of meer aan de orde van de dag. Mw. Hoekzema vraagt de gedeputeerde waarom de provincie hier moet vasthouden aan de kaders van 1995, terwijl in de loop der jaren – het is nu tien jaar geleden – gebleken is dat het allemaal achteruitgaat en dat er moet worden ingegrepen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) wenst het beeld tegen te spreken. Er is na heel intensief overleg met iedereen in de Groningse samenleving – en het was een moeilijk proces – uiteindelijk door het College waarin nog de heren Van Dijk en Beukema zaten, gekomen tot een begrenzing van 10.000 ha, iets wat door de Staten is overgenomen. Dat was een megaoperatie. Waar het gaat om verwerving van EHS-gronden ligt de provincie Groningen aan kop. Dit moet ook eens worden gezegd. Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) geeft aan niets af te doen aan de inspanningen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) wenst erop te wijzen dat de begrenzing en het feit dat de provincie op kop ligt, ook te danken is aan de duidelijkheid die de overheid heeft gegeven, namelijk: eenmaal een grens getrokken is een grens. De grens zal niet ‘stiekem’ worden verlegd door te bufferen aan de buitenkant. Er wordt niet gewerkt met onteigening. Het waterpeil wordt aangepast aan de functie die het oorspronkelijk had totdat de gehele functie natuur is geworden. Dat geeft duidelijkheid en zekerheid. Dan is er ook grond op de markt en is ruilen en uitplaatsen mogelijk, dan is er duidelijkheid. Wanneer daar wordt gemorreld, zou de voorsprong van de provincie Groningen wel eens teniet kunnen worden gedaan omdat er geen tempo meer wordt gemaakt in de verwerving, er zal sprake zijn van een geweldige terugslag, onduidelijkheid, discussie en ‘gedoe’. Dat moet men derhalve niet willen. Dan worden de goede zaken in de waagschaal gesteld. Dit laat onverlet dat het, waar het gaat om verdroging, zeer moeilijk is om dat goed en in voldoende mate te bestrijden. Het dient echter plaats te vinden binnen de randvoorwaarden die het overige succes hebben bevorderd. De gedeputeerde begrijpt ook dat dit met uitzondering van misschien een enkele fractie in de Staten wordt gedeeld. Een vraag was ook wie het peil bepaalt. Het GGOR is de nieuwe systematiek waarmee peilen worden bepaald. Op dat punt heeft de provincie een belangrijke formele bevoegdheid. Dat blijft ook zo. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt of het niet zo is dat het initiatief tot verandering van peilbesluiten bij de waterschappen ligt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) bevestigt dit. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt of GS er initiatief in neemt richting de waterschappen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit het dat het College daar waar het gaat om de verdrogingsgebieden in het Regionaal Bestuursakkoord Water afspraken over heeft gemaakt. Het is een gezamenlijk optrekken van waterschap en provincie. Dat moet ook, want het gaat om puur waterhuishoudkundige maatregelen: het gaat om het omleggen van watergangen, het leggen van duikers, het leggen van leidingen. Met allerlei kunstgrepen wordt geprobeerd – en dat kan niet anders in een dichtbevolkt land met heel veel functies – het waterpeil in bepaalde gebieden natuurvriendelijk te maken. In het Westerkwartier zijn kleine pompjes bezig om water op een zodanig peil in een natuurgebied dat omzoomd wordt landbouwgebied, te pompen dat de natuur daar gedijt.
18
Daar is niets mis mee, zo doet men dat in Nederland. Het vergt echter wel een nauw samenspel tussen waterschap en provincie. Het rapport Aanpak Verdrogingsbestrijding van het verdrogingsforum – dat is trouwens geen officieel provinciaal bestuurlijk gedekt stuk, maar een forum waar de provincie ambtelijk in is vertegenwoordigd – is beschikbaar en kan worden toegestuurd. Het is echter achtergrondinformatie. Er zijn niet direct bestuurlijke consequenties in de richting van het College aan te verbinden. De voorzitter constateert dat de gedeputeerde aangeeft dat het College zich houdt aan de gemaakte afspraken. Dhr. Maarsingh begrijpt echter niet zo goed – volgens hem moet dit nu gewoon worden opgelost, want het gaat vooral om informatie over de stand van zaken, etc. – dat de gedeputeerde stelt dat de provincie Groningen vooroploopt in Nederland, ondanks het feit dat iedereen zijn zorgen heeft. In de tweede plaats vraagt dhr. Maarsingh zich af hoe het nu mogelijk is dat de provincie overal zo veel geld in stopt en dat er voortdurend wordt geroepen dat het alleen maar slechter wordt. Dat is ook een heel bijzondere constatering. Dhr. Maarsingh vraagt zich af of de provincie dan moet stoppen met investeren. Het is niet aan de burgers uit te leggen dat de provincie er heel veel geld in stopt en dat het dan alleen maar slechter wordt. Daarom is dhr. Maarsingh van mening dat de resultaten eens een keer op papier moeten worden vastgelegd. Het kan niet zo zijn dat wanneer de peilen worden verhoogd, het allemaal meer verdroogt. Dhr. Maarsingh kan dit als zelfverklaarde ondeskundige niet begrijpen. Hij geeft het woord aan dhr. Smits. Dhr. Smits (Milieufederatie Groningen) wenst allereerst op te merken dat hij verheugd is over de bestuurlijke betrokkenheid bij dit onderwerp. Dit doet de Milieufederatie deugd. Dhr. Smits ondersteunt ook de opmerkingen dat, wanneer het gaat om de aanpak van de verdroging, dit vooral integraal moet worden benaderd. De aandacht voor die laatste hectares is op zich heel terecht, maar daar gaat het natuurlijk niet alleen maar over. Het lijkt dhr. Smits goed dat er op enig moment – maar dat is aan de commissie –, bijvoorbeeld in het najaar, een keer een goede informatiebijeenkomst wordt gegeven waar precies de stand van zaken met betrekking tot de aanpak van verdroging op tafel wordt gelegd. Daar kan ieder zijn of haar voordeel mee doen. Een laatste opmerking over de suggestie van de Milieufederatie om de afspraak die in het verleden zijn gemaakt met betrekking tot het landbouwkundig beheer als het gaat om peilen met betrekking tot de laatste hectares. De Milieufederatie zal de laatste zijn die propageert om bestaande afspraken zomaar in de prullenmand te gooien. Het gaat de Milieufederatie om het mogen bespreken van het onderwerp, iets wat niet hetzelfde is als een overheid die eenzijdig iets aan de kant gooit. Men kan zich voorstellen dat er situaties zijn waarin de overheid en de burger veel hebben geïnvesteerd en men tot de conclusie moet komen dat die investeringen niet tot uiting komen gezien de beperkte natuurwinst die te behalen valt vanwege die peilen, dat men eens met een agrariër in dat gebied en daar nog steeds actief is, om de tafel gaat zitten en vraagt of het niet mogelijk is om de agrariër te compenseren voor eventuele aanpassingen in het peil die mogelijk tot gevolg hebben dat de agrarische bedrijfsvoering mogelijk minder optimaal wordt, maar waarbij de agrariër er financieel niet op achteruit gaat. Het uiteindelijke doel zou hier wel mee gehaald kunnen worden. Die bestuurlijke betrokkenheid, die inzet heeft dhr. Smits willen bepleiten. Het kan dus betekenen dat enerzijds de natuurdoelen worden gehaald en anderzijds de agrariër er niet op achteruit gaat. De voorzitter stelt voor om af te spreken om de zo-even genoemde rapportage aan de ingekomen stukken toe te voegen en dat de commissie een overzicht toegevoegd krijgt van wat er is. Wanneer dat bij de ingekomen stukken staat en als bij de behandeling van de ingekomen stukken aanleiding zou zijn om dit punt een keer apart te behandelen, zou dat vanuit die presentatie gedaan kunnen worden. Dan kan er of een agendapunt van
19
worden gemaakt, of er kan worden besloten tot een aparte bijeenkomst wanneer de commissie nog meer informatie nodig heeft over die zaken waar helderheid over te geven is. Er dient volstrekte helderheid over te zijn. Voorkomen dient te worden dat de commissie in allerlei andere discussies geraakt waar wel een dag over kan worden vergaderd. Dat is het voorstel van dhr. Maarsingh. Aldus wordt besloten. 11.
Brief van Milieufederatie Groningen van 31 maart 2005 met het verzoek om ‘vriend van de nacht’ te worden (op verzoek van PvdA-fractie; PSvergadering van 27/04/05)
Dhr. Veluwenkamp (PvdA) heeft er spijt van dit punt te hebben geagendeerd. Hij verzoekt niet te lang over dit agendapunt te doen. De brief stond in de statenvergadering op de lijst van stukken ter kennisneming. Dhr. Veluwenkamp heeft het geagendeerd omdat de PvdA-fractie het een serieus voorstel vindt van de Milieufederatie. Inmiddels heeft hij ook begrepen dat GS een antwoord hebben geschreven. Hij vraagt zich af of dit antwoord betrekking heeft op deze brief of een andere brief die aan het College was geadresseerd. Wanneer dit het geval mocht zijn, verzoekt dhr. Veluwenkamp om een afschrift. Hij tast hieromtrent enigszins in het duister. De PvdA-fractie heeft zich afgevraagd of het niet beleefd is om een antwoord te sturen aan de Milieufederatie op dit toch belangrijke punt of dat de Staten wellicht kunnen instemmen met de brief van GS. Die brief heeft de commissie echter niet. Misschien kan de gedeputeerde enig licht in deze duisternis brengen. Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) merkt op nog geen antwoordbrief van het College te hebben gezien. Zij verwacht echter dat het College volmondig “ja” op de voorstellen zegt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat er bij zijn weten en bij weten van zijn ambtelijke adviseurs geen brief van het College van GS als antwoord is. Wel is het thema aan de orde geweest in het reguliere overleg met de Milieufederatie. Toen is van de zijde van de provincie aangegeven dat de provincie het een zeer lovenswaardig initiatief vindt. Er is ook wat geld voor beschikbaar gesteld om de activiteit van de Milieufederatie op dit punt te ondersteunen als project. Het College ondersteunt derhalve het initiatief van de Milieufederatie zeer. Er wordt ook een conferentie belegd door de Milieufederatie waarvoor ook gemeentebesturen zijn uitgenodigd, waarvoor ook de Staten zijn uitgenodigd, waarin een aantal energieleveranciers of een energieleverancier met een presentatie komt waaruit blijkt dat men het ’s nachts donkerder kan laten worden door simpelweg slim met licht om te gaan. De gedeputeerde heeft echt het gevoel dat met misschien wel eenvoudige maatregelen die ook financieel interessant kunnen zijn, bij particulieren en bij overheden lichtverstoring ’s nachts te beperken is. Dhr. Bleker bekent hier zelf zeer verregaande opvattingen over te hebben, maar deze worden nog niet gedeeld door het College. De gedeputeerde is van mening dat de nacht gerespecteerd moet worden. Dat de discussie door de Milieufederatie wordt geëntameerd, is een heel goede zaak. Het maakt heel veel los. Dhr. Bleker vertelt dat hij in de gemeente Vlagtwedde woont, waar het College van B&W een initiatief heeft genomen om de straatverlichting ’s nachts verregaand terug te brengen. Dat is door reacties vanuit de bevolking en in het duale stelsel door de raad behoorlijk gecorrigeerd. Daar is het dus ’s nachts uit oogpunt van veiligheid lichter gebleven dan het College van B&W wilde. Die kant van de medaille zit er dus ook aan. Mensen in Duitsland – waaronder politieagenten – vertellen de gedeputeerde dat het eigenlijk voor de politie veel beter mogelijk is om ‘ongure types’ in de kraag te vatten als het donker is dan in het schemerige kunstlicht, want dan moeten de dieven namelijk zelf licht gebruiken als zij aan een Volkswagen of Mercedes zitten te sleutelen. Dan valt het op. Er zijn allerlei verhalen over te houden, maar de gedeputeerde vindt het zeer goed dat het opgepakt wordt. Er zijn ook te veel particulieren die zogenaamd een oprijlaan hebben – wat trouwens vrijwel nooit een oprijlaan is – waar allemaal van die ronde lichtbakken bij moeten die de hele nacht maar aan staan.
20
Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) stelt dat er rijksregels zijn ten aanzien van verlichting van bepaalde terreinen, onder ander van de gaslocaties. Zij vraagt het College of dit nog eens een keer wordt teruggekoppeld. Het betreft namelijk onwaarschijnlijk ouderwetse regels. Mw. Hoekzema is van mening dat dit voor een ‘bonk overlast’ in Oost-Groningen zorgt. De voorzitter memoreert aan het feit dat de gedeputeerde heeft voorgesteld om de bijeenkomst af te wachten. Dan kan iedereen zijn inbreng leveren. Dhr. Bleker (gedeputeerde) deelt mee dat het College volgend jaar in eigen huis na zal gaan wat – als misschien niemand iets doet – de provincie aan simpele zaken kan doen als beheerder van het een of ander om er nog iets aan bij te dragen. Het zal bescheiden zijn, maar het College zal proberen dit voor zichzelf in beeld proberen te brengen. In de loop van het jaar zal blijken of de discussie verder vorm krijgt en het wordt opgepakt, ook in brede kring. De gedeputeerde is bijvoorbeeld heel erg benieuwd of er een brede vertegenwoordiging van gemeenten aanwezig is op de conferentie die de Milieufederatie heeft belegd. Dat is heel erg belangrijk, want dat is de belangrijke basis. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) is verheugd dat het in de commissie ligt en dat het positief wordt ondersteund, met name omdat D66 zich in het verleden nog wel eens zorgen heeft gemaakt met betrekking tot de kassen bij de Eemshaven. Dhr. De Vey Mestdagh noemt dit derhalve een goede ondersteuning voor het proces dat daar nog moet plaatsvinden. Dhr. Van Dam (CDA) merkt op dat de gedeputeerde terecht heeft aangegeven dat de provincie nog eens goed zou moeten kijken of zij nog iets kan doen. Het is naar opvatting van dhr. Van Dam ook goed dat op de conferentie verschillende partijen aan bod komen. Wel is hij van mening dat het probleem daar moet worden gelegd waar er ook concreet iets aan gedaan kan worden. Hierbij denkt dhr. Van Dam met name aan de sectoren zelf. Ten aanzien van de glastuinbouw is een convenant afgesproken hoe wordt omgegaan met afscherming van verlichting. Tijdens een excursie was duidelijk waarneembaar dat het heel effectief is. Dhr. Van Dam wenst derhalve sterk te benadrukken dat daar waar concreet iets kan worden gedaan, goed moet worden gekeken en partijen aan het werk moeten worden gezet. Dhr. Haasken (VVD) geeft aan zich recentelijk te hebben opgegeven voor een bijeenkomst in de statenzaal onder het thema ‘Verantwoord verlichten’. Dhr. Haasken hoort om zich heen dat er enige onduidelijkheid over bestaat. Hij verzoekt derhalve of het mogelijk is om hier opheldering over te geven. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat iedereen volgens hem een uitnodiging heeft ontvangen van de Milieufederatie. Doar mout’n wie dus weez’n als wie ‘t ’s nachts donker hebb’n will’n. De voorzitter concludeert dat het punt voldoende is besproken. Het zal als C-stuk worden doorgeleid naar de statenvergadering. Het College heeft gezegd dat het na alle bijeenkomsten een evaluatie zal houden en zal kijken of er nog iets te doen valt vanuit de positieve houding op dit moment. 12.
Dossier Watervisie Lauwersmeer (op verzoek van de fracties van PvdA en GroenLinks; PS-vergadering van 27/04/05; reeds in uw bezit) - Hand out PowerPoint-presentatie - Notitie 'Onderweg naar de Watervisie Lauwersmeer' - Communicatieplan 'Op weg naar de Watervisie Lauwersmeer' - 'Watervisie Lauwersmeer, eindrapport fase 1'
21
Hierbij wordt betrokken de brief van de Milieufederatie e.a. van 24 mei 2005 betreffende aanbieding Watervisie 'Stroomlijnen' en besluitvorming waterbeheer Lauwersmeer (brochure ligt ter inzage in de statenkast) De voorzitter geeft andermaal het woord aan dhr. Smits. Dhr. Smits (Milieufederatie Groningen) heeft begrepen dat ten aanzien van dit agendapunt vooral procedureel zaken aan de orde worden gesteld. Hij heeft enkele opmerkingen. Er is een hele discussie geweest over het besluit van het BOWL (Bestuurlijk Overleg Watervisie Lauwersmeer) als het gaat om het toekomstig onderzoek naar de beheervarianten met betrekking tot het waterbeheer van het Lauwersmeer. De commissie is dit bekend uit de kranten en uit de brief van de Milieufederatie. Onlangs heeft de Milieufederatie een bijeenkomst gehad in Lauwersmeer waar dhr. Bleker heeft toegezegd om de wenselijkheid van de zogenaamde estuariene variant – waar steeds over wordt gesproken, ook in het rapport Stroomlijnen – die het meest aansluit bij de doelstellingen van het Lauwersmeer als het gaat om bijvoorbeeld het Lauwersmeer als nationaal park, tegen het licht te houden door het uitvoeren van een quick scan. Uit de quick scan zou eventueel kunnen blijken of het BOWL al dan niet voornemens is om uiteindelijk een definitief onderzoek te gaan doen naar de wenselijkheid van de estuariene variant. Dhr. Smits wenst hier slechts naar voren te brengen dat het wat de Milieufederatie betreft allemaal dubbel en overbodig werk is. De estuariene variant wordt door vriend en vijand gezien als de meest voor de hand liggende variant, althans de variant die verreweg het beste past in alle natuurdoelstellingen voor dat gebied: als het gaat om het nationaal park, als het gaat om het gebied als vogelrichtlijn. Dhr. Smits roept op om gewoon de voor- en nadelen van die variant te onderzoeken en het nu dus al mee te nemen. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan men alsnog besluiten om die variant al dan niet daadwerkelijk uit te voeren. Nu eerst weer een quick scan te gaan uitvoeren en op basis van die quick scan weer een ander onderzoek te gaan doen, lijkt de Milieufederatie dubbelop en tijdverlies. Mw. Bos (GroenLinks) vraagt hoe dhr. Smits erbij komt dat een quick scan zal worden gehouden. De commissie weet hier niets van. Dhr. Smits (Milieufederatie Groningen) voorlichtingsbijeenkomst heeft toegezegd.
antwoordt
dat
dhr.
Bleker
dat
op
de
Mw. Bos (GroenLinks) vraagt of dit de bijeenkomst op 1 juni was. Dhr. Smits (Milieufederatie Groningen) antwoordt dat dit best eens zou kunnen. Dhr. Van Dam (CDA) stelt dat dhr. Smits twee dingen zegt. Hij vraagt of dhr. Smits nu voor het onderzoeken van die estuariene variant is of in het geheel geen onderzoek wenst omdat de Milieufederatie een estuariene inrichting van het Lauwersmeergebied voorstaat. Dhr. Smits (Milieufederatie Groningen) geeft aan dat dit laatste uiteindelijk wel de wens is van de Milieufederatie. Hier gaat het echter nu niet over. Het gaat nu nog alleen maar over de vraag wat de komende tijd onderzocht moet worden. Daar beperkt dhr. Smits zich op dit moment toe. De Milieufederatie is ook de laatste om te zeggen dat de estuariene variant zo belangrijk is dat deze simpelweg uitgevoerd moet worden en dat er dus geen onderzoek naar hoeft te worden gedaan. Zo ligt het natuurlijk niet. Dhr. Smits roept op om alle reële varianten in het onderzoek mee te nemen. Daar behoort naar opvatting van de Milieufederatie ook zeker de estuariene variant bij, omdat dit nu juist die variant is die past in al
22
die doelstellingen die gezamenlijk zijn afgesproken. Een omweg door eerst een quick scan te doen, is onwenselijk. Dhr. De Vey Mestdagh (CDA) merkt op dat de op een na beste ecologische variant de ‘zoete variant’ met niveauverschil is. Hij vraagt dhr. Smits of deze variant volgens de Milieufederatie niet voldoet aan de doelstellingen. De rapportage is duidelijk. De ‘zoute variant’ is de beste, maar de ‘zoete variant’ komt ook goed uit de bus, ook in ecologische zin. Dhr. De Vey Mestdagh verzoekt dhr. Smits aan te geven wat de minpunten zijn van de ‘zoete variant’ die ertoe leiden dat deze niet gekozen zou moeten worden. Of wil de Milieufederatie dat dit uit het onderzoek moet blijken? Dhr. Smits (Milieufederatie Groningen) antwoordt dat er wat hem betreft nu niet wordt gesproken over plus- of minpunten van bepaalde varianten. Daar gaat het volgens hem nu helemaal niet om. Het gaat om het doen van onderzoek naar de uiteindelijk meest gewenste variant. De stelling van dhr. Smits is dat de variant die in elk geval op basis van alle beleidsuitgangspunten die er liggen door het BOWL in eerste instantie aan de kant werd geschoven. In tweede instantie is toegezegd dat er een quick scan wordt gedaan. Op basis van deze quick scan kan eventueel alsnog het besluit worden genomen om die variant mee te nemen. De Milieufederatie ervaart dit als een omweg. Inhoudelijk ingaande op de vraag van dhr. De Vey Mestdagh geeft dhr. Smits aan dat de Milieufederatie uiteindelijk kiest – al vindt de Milieufederatie het prima dat er eerst onderzoek wordt gedaan – voor de estuariene variant, althans zoals daar nu tegenaan wordt gekeken, los van het onderzoek. Dit betekent een gedempt tij. Daarmee kan men de natuurwaarden in het gebied optimaal ontwikkelen en de verbossing en verruiging tegengaan, allemaal aspecten die naadloos passen in de doelstellingen. Andere varianten zijn natuurlijk ook mogelijk. Er is ook een ‘zoute variant’ met een vast peil die wel in eerste instantie door het BOWL zal worden onderzocht. De Milieufederatie verwacht dat met deze variant de verruiging niet in die mate kan worden bestreden als met een dynamisch getijdenpeil. Dhr. Van Dam (CDA) geeft aan dat dhr. Smits stelt dat die variant het beste voldoet aan de doelen die gesteld zijn voor het gebied. Dhr. Smits heeft het echter alleen over de natuurdoelen. Voor het hele gebied zijn ook andere doelen gesteld: landbouwdoelen, andere gebruikers in het gebied. Dhr. Van Dam vraagt of de Milieufederatie daar ook iets over kan zeggen. Of wil de Milieufederatie louter de realisatie van de natuurdoelen met opzijzetting van die andere doelen? Dhr. Smits (inspreker namens de Milieufederatie) antwoordt dat hij de andere doelen zeker niet opzij zou willen schuiven. Juist het onderzoek kan daar meer inzicht in bieden wat het vervolgens voor consequenties zou hebben voor maatschappelijke activiteiten als de landbouw of de recreatie. Daar dient nu juist het onderzoek voor om dat allemaal goed in beeld te brengen. Als men dat onderzoek op voorhand al niet doet, krijgt men ook het beeld niet scherp. Uiteindelijk zal de Milieufederatie als natuurorganisatie natuurlijk wel een groot belang leggen bij natuurdoelen, maar de Milieufederatie kijkt ook om zich heen. Er zijn meer belangen dan alleen strikte natuurdoelen. Dat zal de Milieufederatie zeker meenemen. De inschatting van de Milieufederatie is overigens dat het allemaal wel meevalt. Het onderzoek zal er meer helderheid over kunnen geven. De voorzitter geeft het woord aan GroenLinks voor de inhoudelijke behandeling van het agendapunt. Mw. Bos (GroenLinks) meent zich te herinneren dat de afspraak is dat voornamelijk de procedure aan de orde is. Desondanks wenst mw. Bos kort iets over de inhoud te zeggen. De Natuurbeschermingswet geldt sinds 1994 voor het natuurgebied Lauwersmeer. Het beheers- en inrichtingsplan is in 2002 afgerond. Er gelden nog een
23
heleboel andere regelgevingen, ook internationale. Natuurdoelen zijn heel duidelijk geformuleerd. In het BIP (Beheer- en Inrichtingsplan) staan de natuurdoelen heel duidelijk in. In het BIP is de keuze van het deskundigenpanel overgenomen onder de naam ‘gedempt getijdenmilieu’. Al jaren was duidelijk dat het niet goed ging met de kwaliteit van het water en natuur in het Lauwersmeer en dat er iets aan moet gebeuren, anders worden de doelen niet gehaald. Nu is er een kans om dit te onderzoeken. Mw. Bos staat van tevoren niet op het standpunt dat het per se moet worden uitgevoerd, maar nu is er een kans dit te onderzoeken en krijgt men op een avond te horen dat die variant vervalt met argumenten die naar inzicht van mw. Bos nergens op slaan. Zij vraagt zich af wat hier allemaal achter zit. De procedure. Er zijn klankbordgroepen, projectgroepen opgericht waarin allerlei vertegenwoordigers zitten hebben: LNV, Staatsbosbeheer, Rijkswaterstaat. De mensen die mw. Bos daarvan heeft gesproken, waren zeer verontwaardigd. Hun voorkeur was namelijk duidelijk. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt of iedereen die mw. Bos heeft gesproken ook dezelfde voorkeur had. Mw. Bos (GroenLinks) antwoordt dat iedereen vond dat die estuariene variant meegewogen zou moeten worden en onderzocht zou moeten worden in de procedure die nog komt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt mw. Bos of het voor haar duidelijk is dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat en het ministerie van LNV ambtelijk en bestuurlijk een voorkeur hebben voor de estuariene variant. Mw. Bos (GroenLinks) antwoordt dat zij niet stelt dat deze partijen een voorkeur hadden. Ze vonden echter allemaal dat die variant meegewogen zou moeten worden. Ze waren verontwaardigd dat die variant zo was weggestreept. Dat waren haar woorden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat die voorkeur hem nooit gemeld is, zeker niet door de ambtelijke en bestuurlijke top van Verkeer en Waterstaat… Mw. Bos (GroenLinks) werpt tegen dat zij het daar in het geheel niet over heeft. Hier was iedereen het echter over eens. Er is ook een afronding van het onderzoek geweest. Dat was na veel moeite te krijgen. Daar staat ook heel duidelijk in dat deze variant het meest tegemoetkomt aan de natuurdoelen en dat dit wel de hoogste voorkeur heeft. Mw. Bos geeft te kennen niet erg te spreken te zijn over de procedure. Zij heeft daar ook vragen over gesteld. Zij wil nu eindelijk wel eens weten of de gedeputeerde zich kan voorstellen dat die mensen of groepen er kwaad over waren dat zij er niet tot op het laatst bij betrokken waren. Voorts wenst mw. Bos te vernemen hoe het verder met de communicatie is gesteld. Er is een bijeenkomst geweest. Er zijn inspraakmogelijkheden tot juli. Daarnaast wenst mw. Bos te vernemen hoe het College of de gedeputeerde omgaat met het rapport Stroomlijnen, waarin ook suggesties staan. Mw. Bos dacht zelf dat zij meteen een motie in zou gaan dienen om ervoor te zorgen dat die variant wordt meegenomen. Misschien zal GroenLinks dit alsnog doen, want wat zouden de Staten daarbij verliezen? De provincie wil de natuurdoelen toch halen? Dan zou een en ander op zijn minst onderzocht dienen te worden. Dhr. Van Dam (CDA) reageert op het betoog van mw. Bos, stellende dat de provincie ook andere doelen wil halen dan alleen natuurdoelen. Mw. Bos (GroenLinks) geeft aan dat de natuurdoelen gehaald dienen te worden. Die staan overal beschreven en worden nu niet gehaald. Dhr. Van Dam (CDA) verduidelijkt dat de provincie nog andere doelen kent: werkgelegenheid, economie…
24
Mw. Bos (GroenLinks) ziet niet wat een en ander met werkgelegenheid te maken heeft. Er is afgesproken dat de natuurdoelen gehaald moeten worden. Het staat in alle rapporten. Dhr. Van Dam (CDA) …en veiligheid. Volgens dhr. Van Dam gaat het licht nu uit. Mw. Drees (PvdA) wenst een en ander met de commissie te bespreken, niet zozeer met de gedeputeerde. Misschien moet dit eerst afgerond worden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) heeft een ordevraag. Als een van de leden van de commissie nogal wat zegt in de richting van het College – zoals zaken die niet goed gegaan zouden zijn – is de orde van dienst in de commissie dat het College dit wel zal vernemen via het verslag of mag het College de kritiek horen en erop reageren? Hierover wenst de gedeputeerde duidelijkheid. Wanneer de commissie het onderling wil bespreken, zal de gedeputeerde nu de vragen over de gasproblematiek bij Roodeschool nader met iemand bespreken. De voorzitter deelt mee dat de gedeputeerde gewenst aanwezig is en dat de gedeputeerde net als de fracties mag interrumperen als er iets wordt gezegd. Dat is de orde van deze vergadering. Dualisme werd echter door iedereen gewenst en brengt de spanning er ook een beetje in. Mw. Drees (PvdA) memoreert aan het feit dat de PvdA-fractie bij de regeling van de werkzaamheden in de statenvergadering heeft gevraagd om deze zaken voor deze commissie te agenderen. De PvdA had hier echter een heel ander idee bij, want de PvdA wilde eigenlijk met de andere fracties in de commissie bespreken wat de Staten zullen doen, niet zozeer met de gedeputeerde. De stukken zijn toegestuurd door de griffie, zonder GS-brief. Het voorstel van de PvdA-fractie is om een hoorzitting te organiseren namens de Staten van Groningen en de Staten van Fryslan, aangezien de maatschappelijke discussie ook in de media van zich laat horen. In deze hoorzitting zouden alle organisaties, zowel LTO als de Milieufederatie, de gelegenheid krijgen om inhoudelijk de verschillende varianten op een rij te zetten, waarbij de statenleden deze organisaties kunnen bevragen. De PvdA-fractie is benieuwd naar het oordeel van de andere fracties over dit initiatief. Dhr. Van Dam (CDA) geeft aan dat nu is voorgesteld om een aantal varianten te gaan onderzoeken. Dit is bij de presentatie in het waterschapshuis ook duidelijk aangegeven. Inmiddels begrijpt dhr. Van Dam uit allerlei geluiden dat er gekeken zal worden of die variant die er uitgevallen is – de estuariene variant – nog voldoende mogelijkheden biedt om die verder in het onderzoek mee te nemen. Het CDA vindt het een goede zaak om dat op die manier tegen het licht te houden en na te gaan of het in het onderzoeksbudget dat ervoor is uitgetrokken, past. Dhr. Van Dam hoort ook allerlei andere geluiden, namelijk dat wanneer men de estuariene variant zou realiseren, deze ook een beperkte tijdshorizon heeft. Het zou dan gaan om het jaar 2100. Het Lauwersmeer zou dan niet meer zijn dan een ‘bak zout water’. Men kan zich dan afvragen waarom die dijk er dan ooit is aangelegd. Dit om aan te geven dat die variant ook een beperkte tijdshorizon kent. Er wordt vanmorgen sterk ingezet op de natuurdoelen. Dit acht dhr. Van Dam terecht, want het is een heel belangrijk natuurgebied. Er zijn echter ook andere doelen, met name het punt van veiligheid. Het onderzoek wordt ook met name om die reden gehouden, om het aspect veiligheid ook naar de toekomst toe bestendig in te vullen. Dhr. Van Dam vraagt zich af of de hoorzitting niet beter kan worden gehouden op het moment dat de Staten meer inzicht hebben in de voor- en nadelen en de mogelijkheden van de verschillende varianten. Dan ligt namelijk ook de politieke keus voor. Een hoorzitting is op zichzelf prima, maar de vraag is op welk moment deze het beste plaats kan vinden.
25
Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat D66 er lang en breed naar heeft zitten kijken. De vraag is of iets nader onderzocht moet worden. Tegelijkertijd ligt hier de vraag of de provincie daar uiteindelijk goede natuur of betere natuur wil. Dat is een lastig dilemma, want als men gaat kijken – zoals het CDA zo-even aangaf – welke doelen nog meer meespelen, dan is voor D66 de veiligheid het allerhoogste doel. Het heeft namelijk geen zin om onder water naar mooie natuur te gaan zitten kijken of daar van te genieten. Tegelijkertijd is er wel sprake van een nationaal park. Dat geeft natuurlijk ook bepaalde verantwoordelijkheden. Het betekent ook dat het feitelijk zelfs boven provinciaal niveau wordt uitgetild. In die zin denkt de D66-fractie dat de ‘zoutoptie’ in elk geval meegenomen zou moeten worden als mogelijke variant. De afweging uiteindelijk is anders en is niet dat de provincie per se het allerbeste moet hebben, want als daar vanuit zou worden gegaan, zou er bijvoorbeeld ook meer aan duurzame energie gedaan moeten worden en meer mogelijkheden in de provincie moeten worden geschapen – die mogelijkheid wordt straks met de POP-herziening geboden. Dan gaat het naar opvatting van D66 echt over het verschil tussen niet overleven en overleven op langere termijn. Dhr. Roggema (ChristenUnie) merkt op dat er al veel is onderzocht. De ChristenUnie kan op dit moment niet inzien wat er nog meer onderzocht zou worden. De ChristenUnie wil het voorstel van de PvdA om een hoorzitting te houden graag ondersteunen. De wijze waarop en het tijdstip zullen nader bekeken moeten worden. Dhr. Hemmes (SP) deelt mee dat de SP het idee van een hoorzitting ondersteunt. Er zal gekeken moeten worden wat het juiste moment is om deze te houden. Het valt overigens niet altijd mee om samen met de Friezen iets te doen. Mw. Drees (PvdA) interrumpeert en geeft te kennen dat de Friezen het voorontwerp streekplan tien dagen geleden in de commissie besproken hebben. Naar aanleiding daarvan heeft de PvdA in Friesland de handen op elkaar gekregen voor dit voorstel. De PvdA heeft daar derhalve alle vertrouwen in. Wel maakt het de voorbereiding natuurlijk iets ingewikkelder, zij het ook weer leuker. Dhr. Hemmes (SP) stelt dat de SP ermee akkoord gaat. Voorts vindt dhr. Hemmes het zeer vreemd dat dit onderzoek niet meer verder wordt gevoerd. Hij is van mening dat alles moet worden meegenomen, dus ook dit onderzoek waar mw. Bos zo-even zo hartstochtelijk voor pleitte. Dhr. Luitjens (VVD) stelt vast dat er al veel is gerefereerd aan de verschillende doelen die er in het Lauwersmeergebied liggen. Voor de VVD-fractie is het veiligheidsdoel het belangrijkste. Een ander standpunt van de VVD is dat het zoute water in principe buiten wordt gehouden en het zoete water binnen. Wanneer men naar de natuurdoelen kijkt, denkt dhr. Luitjens dat de tussenoplossing die de gedeputeerde heeft gedaan om middels een quick scan nog eens de estuariene variant onder de loep te nemen of deze meegenomen moet worden, op zich een goede tussenoplossing is. De VVD-fractie kan instemmen met het houden van een hoorzitting samen met de Friese collega’s. Het Lauwersmeergebied is voor hen wat hun waterafvoer betreft net zo belangrijk als dat voor de provincie Groningen is. De hoorzitting moet inderdaad op het juiste tijdstip worden gehouden. Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) gewaagt van een groot en veelomvattend plan. Volgens mw. Hoekzema reikt het zelfs tot in Drenthe. Het beperkt zich niet alleen tot het Lauwersmeer. Daarom vindt mw. Hoekzema het ook heel slecht dat alle alternatieven afgeschoten zijn in het onderzoek. Ook de varianten b, c en d – waar heel simpel bij staat te duur, te groot, te ruimtelijke ingrepen – zouden moeten worden meegewogen. De prijzen zou mw. Hoekzema er graag naast zien. Zij acht dit een dermate belangrijk project – het haakt in op verdroging, natuur, veiligheid, landbouw – dat zo veelomvattend is dat alles onderzocht zou moeten worden wat men aangeleverd krijgt.
26
Bij voorbaat zaken uitsluiten is uit den boze, want daar zou men later ontzettend veel spijt van kunnen krijgen. Dit is wat mw. Hoekzema vreest. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vertelt met betrekking tot de procedure dat er in april een presentatie is geweest, eerst voor de commissieleden en de AB-leden van de waterschappen, de dag erna voor diverse maatschappelijke organisaties. Alvorens deze presentatie werd gegeven, waren de ministeries van Verkeer en Waterstaat en van LNV overigens geïnformeerd over de inhoud van de voorstellen van de stuurgroep, waar twee waterschappen en twee provincies in zitten. Men was voornemens om vervolgens tot half juni gelegenheid te geven tot schriftelijke reacties. Gelet op de reacties die werden ontvangen, heeft men besloten dat dit te kort door de bocht was en dat er meer ruimte geboden moest worden. Vorige week werd er een brede oploop georganiseerd, waarbij het niet alleen ging om boeren en milieuorganisaties, maar bijvoorbeeld ook om de mensen die daar wonen, Dorpsbelangen Lauwersoog, en allerlei andere groepen als de recreatieondernemers. Overigens heeft de gedeputeerde zelf ‘donders spijt’ van het feit dat dit ‘Watervisie Lauwersmeer’ heet. Dat is een volstrekt onjuiste titel. Het gaat namelijk niet om watervisie Lauwersmeer, maar om de toekomstige continuering en toekomstige afvoer van Fries en Noordwest-Drents boezemwater. Er is zowel voor Friesland als voor Drenthe als voor Noordwest-Groningen een stroomgebiedsvisie. Daarin staat hoe men – los van wat er op het Lauwersoog gebeurt – met het waterbeheer in de toekomst wil omgaan. Dat is het uitgangspunt. Vervolgens moet worden bedacht welke maatregelen op de lange termijn bij Lauwersoog nodig zijn om die stroomgebiedsvisie en de veiligheid door middel van adequate afvoer en berging in het Lauwersmeer – want het Lauwersmeer heeft in alle plannen ook een bergingsfunctie – gerealiseerd kunnen worden. Dat is natuurlijk een veel te lange titel, maar dat is het onderwerp waarover wordt gesproken. Als er maatregelen worden genomen ten behoeve van de veiligheid bij Lauwersoog en het Lauwersmeer, dan dienen alle daar aanwezige belangen goed gewogen te worden en dienen het nationaal park Lauwersmeer en de waarden die daar gerealiseerd moeten worden, heel hoog op het lijstje van criteria te staan. In dat perspectief wordt geprobeerd er invulling aan te geven. Er is dus voorgesteld om de bijeenkomst te beleggen. Dat is vorige week gebeurd. Er was een goede opkomst van allerlei verschillende partijen, partijen die soms ook heel uitgesproken zijn in hun opvatting. Het is de gedeputeerde volstrekt duidelijk dat de natuurorganisaties graag een verregaande estuariene/gedempte tijden-variant willen, maar het is dhr. Bleker ook volstrekt duidelijk dat een aantal andere partijen dat ook totaal niet ziet zitten. Dorpsbelangen zegt eenvoudigweg richting Staatsbosbeheer: “Doe nu maar wat aan je beheer, steek er maar wat meer energie in, dan komt het goed. Wij willen hier geen risico’s, wij willen droge voeten houden”. NLTO kijkt naar het totale gebied en heeft er ook een andere opvatting over. Waterschap Noorderzijlvest, geconfronteerd met een aantal suggesties van Staatsbosbeheer, zegt: “Wat jullie willen is technisch onuitvoerbaar, dan moeten wij het hele Reitdiep ontkoppelen van een reeks van andere watergangen”. Wanneer de ‘neuzen’ geteld zouden worden van de direct betrokken, is de uitkomst volstrekt voorspelbaar, namelijk een turbogemaal en zoet water met peilbeheersing in het Lauwersmeer. Dit wil de stuurgroep echter niet direct. De stuurgroep wil de natuurbelangen in het gebied ook waarborgen. Daarom is het brede onderzoek voorgesteld. In het brede onderzoek zat al de ‘natzoutvariant’: een gemaal, het peil consolideren zodat het een bergingsfunctie kan houden en een maand of vier per jaar een zout, hoger peil in het Lauwersmeer met het oog op het tegengaan van die verruiging. Waar de discussie nu over gaat is de vraag of er aan die ‘natzoutvariant’ nog een variant moet worden toegevoegd, namelijk ‘natzout, elke dag een beetje’. 30 à 40 cm getijdenverschil, niet een estuarium met een open zeearm, de dijk blijft op zijn plaats, alleen komt er elke dag via de sluis water binnen. Als men vindt dat er te veel water binnenkomt, wordt de sluis gesloten. Dan is het zout en heeft het bepaalde gevolgen voor de kaden – want dat waren de zorgen van Dorpsbelangen. Het is dus niet zwartwit. De stuurgroep heeft echter aangegeven dat het een aantal complicaties en ook een aantal onmogelijkheden voor de lange termijn geeft. De stuurgroep heeft gesteld de overwegingen om de estuariene variant niet mee te nemen in het onderzoek nog eens
27
opnieuw tegen het licht te zullen laten houden. Dhr. Smits heeft zo-even een goede mededeling namens de gedeputeerde gedaan en heeft zeer correct verwoord wat dhr. Bleker daar heeft gezegd namens de stuurgroep. Er zal daar een quick scan worden gedaan. Deze kan uitmonden in het wel of niet meenemen in het hoofdonderzoek. Het tweede deel van het verhaal van dhr. Smits, alsof er een brede stroming is die de estuariene variant nu al steunt en expliciet mee wil nemen, zegt de gedeputeerde te moeten nuanceren. Op die middag kwam Staatsbosbeheer namens de natuurorganisaties zelfs met de mededeling: “Ja, inderdaad, wij moeten ook nog wat duidelijker maken wat eigenlijk de natuurwinst is van die estuariene variant. Dat hebben wij nog niet goed genoeg gedaan. Er kon ook geen duidelijkheid worden gegeven hoe het met die opslibbing was, enzovoort, en met die platen”. Het ligt dus niet zo eenduidig, stelt de gedeputeerde voor alle duidelijkheid. Desalniettemin, gelet op de belangen van het nationaal park, heeft de stuurgroep besloten om een quick scan te laten doen op de houdbaarheid van de eigen argumenten om de estuariene variant er niet in te betrekken. Dat is in september voor elkaar. Dan wordt er opnieuw zo’n brede bijeenkomst belegd. Daar worden de uitkomsten van de quick scan en de voorlopige conclusies van de stuurgroep voorgelegd en worden conclusies getrokken. Dat wordt gezamenlijk in de BOWL gedaan: het Wetterskip Fryslân, Noorderzijlvest en de twee provincies, waarbij met name vanuit het Wetterskip Fryslân zeer sterk wordt aangedrongen op tempo, omdat zij met een groot plan voor bergen en afvoering zitten in hun gebied. Zij moeten duidelijkheid hebben of zij ook voor de lange termijn kunnen lozen op het Lauwersmeer. Dat is terecht. Anders moeten zij andere plannen gaan maken. Dat is de situatie. De gedeputeerde acht het mogelijk dat het de afgelopen twee jaren procesmatig niet allemaal 100% is gelopen, maar hij heeft de overtuiging dat de partijen elkaar in elk geval in deze fase allemaal redelijk goed bij de hand hebben om die keuze te maken – vier partijen met de omgeving – voor wat nu wel en niet meegaat in dat onderzoek. Sommigen geven aan dat alles onderzocht moet worden, maar alles is onderzocht. Nu is echter de vervolgfase aangebroken, namelijk de vraag wat er in verdiepte mate onderzocht moet worden. Dit wordt ten aanzien van acht scenario’s gedaan in plaats van de 26 scenario’s. Er is op basis van onderzoek een selectie gepleegd. Nu zal het vervolgonderzoek worden gehouden. De enige vraag die nu aan de orde is, is of die selectie moet worden verbreed of niet moet worden verbreed. Daar wordt een quick scan voor gedaan. Dat komt in beeld. Voor de rest gaat het over 2030, iets wat nog in de verre toekomst ligt. In het College heeft de gedeputeerde ook wel gezegd: “Waarom besteden wij er überhaupt tijd aan?” Dan hoeven er voor 2030 geen maatregelen te worden genomen, want uit het onderzoek komt dat tot 2030 alles goed is. Vanuit Gronings belang was het mogelijk geweest om nuchter te zeggen: “Stop het onderzoek, geen ambtelijke tijd meer aan besteden! Laten onze opvolgers in 2025 maar aan de slag gaan”. Dat heeft het College om twee redenen niet gedaan. Dhr. Hemmes (SP) interrumpeert en heeft een opmerking in de richting van de PvdA, want dit is een interessant punt met het oog op de hoorzitting. Wanneer men een hoorzitting wil houden, moet men naar opvatting van dhr. Hemmes iedereen en alles aanhoren. Als voordat de hoorzitting wordt gehouden de stuurgroep uit de quick scan opmaakt dat de variant niet moet worden meegenomen, dan is er naar inzicht van dhr. Hemmes een probleem. Hij vraagt de PvdA-fractie om een reactie. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft te kennen dat het College de neiging heeft moeten onderdrukken om te stellen dat er geen noodzaak is om nu besluiten te nemen over grote infrastructurele maatregelen, omdat tot 2030 met slim beheer de zaak wel kan worden gediend. Desalniettemin zal de koers nu wel worden bepaald vanwege het Friese belang en vanwege het belang van het nationaal park. Dan zijn mogelijkerwijs eerder maatregelen te nemen die ook al eerder de natuur in het nationaal park dienen. Daarom volgt het College deze lijn. De hoorzitting zou de commissie enigszins in verband kunnen zien met bijvoorbeeld de bijeenkomst die de stuurgroep in september belegt over de uitkomsten van de quick scan. Dit laat de gedeputeerde echter graag aan de commissie over. Het lijkt hem correct dat het College meldt welke communicatie de stuurgroep
28
pleegt, zodat de communicatie van de commissie daar op kan worden afgestemd of andersom. De voorzitter geeft het woord aan dhr. Smits om te reageren op de inbreng van de fracties. Dhr. Smits (Milieufederatie Groningen) acht de hoorzitting een prima idee, maar het heeft volgens hem met name zin als uit de quick scan – als die doorgaat, want wat de Milieufederatie hoeft deze niet te worden gehouden en wordt de variant meteen meegenomen in het onderzoek – de conclusie zou worden getrokken door het BOWL dat de estuariene variant niet wordt meegenomen. Als de estuariene variant wel wordt meegenomen, is de hoorzitting ook zinvol, maar eerder op het moment dat de definitieve besluitvorming voorligt als het gaat om het uiteindelijke beheer aldaar. Dan kan de hoorzitting derhalve later worden gehouden. Mw. Drees (PvdA) stelt dat men ervan uitging dat er op 15 april een voorstel van BOWL werd gepresenteerd. Nu blijkt dat daar nog een hele overlegprocedure achter weg is gekomen en dat in september een voorstel van BOWL wordt gepresenteerd. Dat neemt niet weg dat de PvdA-fractie denkt dat het goed is dat de Staten zichzelf informeren. Allerlei fracties hebben al iets gezegd over het geschikte tijdstip. Een mogelijkheid is natuurlijk ook om vast te stellen dat het een goed idee is en een werkgroep uit de statencommissie te vormen die het verder gaat invullen en dat het juiste tijdstip wordt gezocht. Als in september die bijeenkomst zal plaatsvinden, denkt iedereen misschien alles wel te weten. Voorlopig heeft mw. Drees echter wel het idee dat er verschillende rollen zijn. Het BOWL is duidelijk de bestuurlijke kant. Die vormt zich na september een mening. Daarna willen de Staten graag de verschillende groeperingen in de gelegenheid stellen om de Staten te informeren en gaan de Staten hun eigen informatie verzamelen. Daarbij heeft de PvdA-fractie in haar persbericht ook nog enkele suggesties gedaan voor groeperingen die de Staten zouden kunnen beluisteren. Wanneer de commissie in september of oktober aangeeft er geen zin meer in te hebben, kan de hoorzitting alsnog worden afgeblazen. Mw. Drees zou haar echter niet bij voorbaat willen afblazen, omdat volgens haar de verhoudingen niet echt zijn veranderd. Het was reeds bekend dat BOWL met dit traject bezig was. In dat traject stond dat in oktober de statencommissie over Watervisie Lauwersmeer zou spreken. Mw. Drees veronderstelt dat het idee dat de Staten daarover spreken, nog altijd overeind staat. Ergens tussen BOWL en de statenvergadering zou derhalve een moment gezocht moeten worden waarop de Staten zichzelf kunnen informeren. Dit zou mw. Drees graag blijven voorstellen. Daarnaast zou een groepje van de statencommissie en de Friese statencommissie te vormen zijn om de praktische kant ervan uit te werken. De voorzitter constateert dat naar het juiste moment wordt gezocht. Er is adhesie om voor een dergelijk belangrijk dossier een hoorzitting te houden. Daarnaast bespeurt de voorzitter onder andere bij de inspreker dat het prima wordt gevonden om een hoorzitting te organiseren, maar dat eigenlijk wel bekend dient te zijn waar men het precies over heeft, enzovoorts. Aan de andere kant heeft een hoorzitting natuurlijk alleen zin als zij plaatsvindt voordat door de Staten de uiteindelijke besluiten worden genomen in dit huis. Dhr. Maarsingh stelt dat de septemberbijeenkomst bedoeld is om partijen te informeren over de stand van zaken op dat moment. De besluitvorming vindt daarna uiteraard plaats. Dan is er dus nog voldoende tijd om tussen die twee momenten een hoorzitting te organiseren, maar wanneer men dit samen wil doen met Friesland, dient hierover eensgezindheid te bestaan. De voorzitter vraagt of het dan toch niet goed is om dat als uitgangspunt te nemen en door de deskundige commissie te laten bewaken en vanuit die commissie aan te geven welk moment nu werkelijk het beste is, tenzij zo’n commissie zegt dat het allemaal niet meer nodig is, omdat het meer is dan zij gedacht had. Dhr. Maarsingh informeert bij mw. Drees of dit een goede afspraak is.
29
Mw. Drees (PvdA) antwoordt niet te weten of dhr. Maarsingh het wil doorverwijzen naar de commissie Werkprogramma. Zij kan zich ook voorstellen dat ad hoc een commissie wordt gevormd wanneer mensen aangeven hier graag betrokken bij te willen zijn. De commissie Werkplan bestaat immers uit een klein groepje. Het zijn praktische kwesties, die ook na de vergadering besproken zouden kunnen worden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt ten aanzien van de planning op dat nu voorzien is dat eind september, begin oktober eenzelfde bijeenkomst wordt gehouden als die welke op 1 juni werd gehouden. Vervolgens zullen de dagelijkse besturen van de vier BOWL-partijen in de tweede helft van oktober – dat was voorzien voor juli, maar zal de tweede helft van oktober worden – hun besluitvorming plegen. In de november- of decembervergadering van de Staten zal die uitkomst worden geagendeerd. Dhr. Meijndert (CDA) (microfoon staat uit) stelt dat het dan automatisch december wordt, want op 12 oktober is er een commissievergadering. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dat het dan december wordt. Waar het gaat om de timing van de hoorzitting zit daar derhalve nog behoorlijk wat ruimte. De gedeputeerde kan zich ook voorstellen – maar dan moet de opkomst niet al te groot zijn, dat zou de gedeputeerde met anderen moeten overleggen – dat wanneer een zelfde bijeenkomst wordt belegd als op 1 juni, daar natuurlijk ook vertegenwoordigers van – als iedereen zich enigszins weet te beperken in aantal – de fracties aanwezig kunnen zijn als toehoorder om te horen wat de reacties zijn vanuit de diverse geledingen. Dit laat onverlet dat een hoorzitting – want een hoorzitting kan ook bedoeld zijn om bijvoorbeeld specifieke deskundigen te horen in plaats van alleen maar belanghebbenden of betrokkenen – heel zinvol kan zijn. Dat laat de gedeputeerde echter aan de commissie over. Dhr. Luitjens (VVD) is van mening dat de gedeputeerde een goed voorstel doet wat vergelijkbaar is met de bijeenkomst die hij organiseerde met de landinrichtingscommissies, waar de Staten ook de gelegenheid kregen om mee te luisteren. Dhr. Luitjens denkt dat de Staten op basis van de informatie die zij daar tot zich nemen, kunnen besluiten zo ja en in welke vorm de Staten dan nog tot een hoorzitting overgaan. Dat is het voorstel van dhr. Luitjens. Dhr. Van Dam (CDA) wenst het voorstel van dhr. Luitjens te ondersteunen. Mw. Drees (PvdA) zou het dan wel in die mate voorbereid willen hebben dat er wel een ‘groepje’ is samengesteld, en dergelijke. Als dat namelijk eind september nog eens moet worden gedaan… De voorzitter is van mening dat een en ander goed moet worden voorbereid, daarom moet men het bewaken. Hij vraagt om deze reden mw. Drees, dhr. Luitjens en dhr. Van Dam en een vertegenwoordiger van elke fractie als deze erbij aanwezig wil zijn, om dat voor te bereiden om als het zo ver is dat het ook kan, met als uitgangspunt dat de commissie positief staat tegenover een hoorzitting, maar dat zij het op het juiste moment wil houden. Aldus wordt besloten. De voorzitter maakt melding van een agendaprobleem, nu hij vernomen heeft dat sommige mensen eerder weg moeten. Nu is het zo dat de gedeputeerde heeft gevraagd om de vergadering zo in te richten – en het was aan het eind gepland – dat er tien minuten de gelegenheid is voor een besloten vergadering. Dat betekent dat ‘alle draden doorgeknipt moeten worden’. Hij informeert of de fracties nog vertegenwoordigd blijven en of het nog steeds mogelijk is om het besloten deel aan het eind van de vergadering te laten plaatsvinden. Besloten wordt om het besloten deel van de vergadering nu te laten plaatsvinden.
30
Besloten deel van de vergadering van de statencommissie Landschap, Water en Milieu, gehouden op woensdag 8 juni 2005 in de statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. De voorzitter heropent de vergadering en geeft het woord aan de gedeputeerde. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat dit deel van de vergadering besloten is, omdat de mededeling van de gedeputeerde over enkele dagen richting belanghebbenden en betrokkenen wordt gedaan en het hem correct lijkt dat zij dat niet via de pers vernemen. Aan de andere kant hebben de Staten er ook recht op om op dit moment te weten wat het College van plan is mee te delen. Het betreft de noodberging en spitst zich toe op het noodbergingsgebied Oost- en Onnerpolder. Daar was het zo dat het College in de oorspronkelijke voorstellen – ook aan de Staten gepresenteerd – twee natuurpolders, namelijk de Oost- en Onnerpolder, die een natuurfunctie hebben en ook al grotendeels in eigendom en beheer zijn van het Groninger Landschap, zou inrichten als noodbergingsgebied en dat het daar tussen liggende en aangrenzende landbouwgebied niet als noodbergingsgebied zou worden aangewezen. Dat was het voorstel waarmee het College ooit is begonnen. Toen het College daar in de loop van de tijd gesprekken over is gaan voeren met de mensen in het gebied, kwam naar voren dat aan die variant nogal wat landschappelijke nadelen verbonden zijn, namelijk dat er nogal wat hoge dijken in dat polderlandschap gerealiseerd zouden moeten worden, waarmee ook de doorkijk in het gebied, enzovoorts, wordt verstoord. De boeren en burgers hebben de provincie toen gevraagd of er niet een alternatief mogelijk is waarmee die landschappelijke effecten wat kunnen worden beperkt. Het enige alternatief dat echt mogelijk is, is het tevens betrekken van het landbouwgebied bij de noodberging. Het College heeft echter steeds het beleid gehad dat zo veel mogelijk voorkomen zou moeten worden dat landbouwgebied aangewezen zou worden als noodberging. Het College heeft dit kunnen beperken tot de Ulsderpolder en heeft getracht het hier te beperken tot de Oost- en Onnerpolder – het natuurgebied – en niet het landbouwgebied. Desalniettemin was het verzoek vanuit het gebied – ook vanuit agrariërs – om te kijken naar een alternatief, inclusief het landbouwgebied, vrij sterk. Het College is daarmee aan de slag gegaan en heeft voor dat gebied een ‘flankerend beleid’ ontwikkeld waarmee aan de ene kant sneller en beter natuurdoelen worden gerealiseerd en aan de andere kant ook structuurversterking voor de zittende en blijvende landbouw wordt gerealiseerd. Dat is een uitgebreid pakket geweest, dat aan de landbouwers en aan de anderen in het gebied is gepresenteerd. Daar heeft de provincie ook overeenstemming over met het Groninger Landschap. De provincie heeft het pakket met name gepresenteerd aan de agrariërs. Het College heeft afgewacht wat de reacties daarop zouden zijn. De reacties die de provincie tot nu toe heeft ontvangen – in één-op-één-gesprekken, want er zijn veel één-op-ééngesprekken gevoerd met de betrokkenen aldaar –, duiden erop dat er draagvlak aan het ontstaan is voor de variant ‘het totale gebied aanwijzen als noodbergingsgebied’ omdat er een win-win/situatie in zit voor natuur en landbouw en versnelling van de landinrichting aldaar. Dat betekent dat de provincie 16 juni aanstaande ’s avonds eerst de betrokken landbouwers in het gebied zal informeren over haar keuze en de conclusie die zij heeft verbonden aan de vele gesprekken. Daarna zal de provincie een openbare bijeenkomst beleggen om het hele gebied daarover te informeren. Het houdt dus in: flankerend beleid – dat is eerder aan de mensen gepresenteerd – en het inrichten van het totale gebied als noodbergingsgebied, waarmee ook kan worden volstaan met veel beperktere kaden. Uiteindelijk is het ook een goedkopere variant met meer miljoenen kubieke meters waterberging. Dit was hetgeen de gedeputeerde de Staten mee wilde delen. Het College zal hier nog eens op terugkomen bij de POP-uitwerking noodbergingsgebieden die eerder in de statenvergadering aan de orde is geweest, maar waarvan toen is gezegd dat eerst de strategische milieubeoordeling afgewacht zou worden om het later weer aan de orde te stellen. Dan krijgen de Staten dat punt formeel finaal ter beoordeling voorgelegd. De voorzitter vraagt om welke oppervlakte het gaat.
31
Dhr. Evert (ambtelijke bijstand) legt uit dat er 14 miljoen kubieke meter in het hele gebied kan. De totale oppervlakte is ongeveer 900 ha. De landbouw beslaat circa 300350 ha. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) begrijpt dat alle betrokkenen reeds op de hoogte zijn. Er zijn één-op-één-gesprekken gevoerd, maar kennelijk niet met alle betrokkenen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat in de één-op-één-gesprekken het flankerend beleid is toegelicht. Via de één-op-één-gesprekken heeft het College afgetast hoe het zit met het verzet tegen het draagvlak voor het betrekken van het landbouwgebied in het geheel. Het College heeft toegezegd dat het op basis van die vele gesprekken uiteindelijk met een voorstel naar het gebied zal komen, waarin wordt aangegeven of de provincie van zins is om het landbouwgebied wel of niet bij de noodberging te betrekken. Dat voorstel is vorige week in het College van GS besproken, vanuit de ‘vertrouwelijke map’. Op 16 juni zal de provincie dit presenteren. De mensen weten nu niet wat de definitieve conclusie van het College van GS is. De voorzitter merkt op dat de Staten ook een notitie hebben ontvangen over de vraag wat nu vertrouwelijk is en hoe lang iets vertrouwelijk is. Deze is voorbesproken in het Presidium. Volgens de voorzitter is deze informatie vertrouwelijk tot de datum van bekendmaking. In de fractie is het ook vertrouwelijk. De Staten hebben de richtlijn ontvangen in de notitie. Wanneer de Staten zich daaraan houden, kan er volgens de voorzitter in de fracties over worden gesproken. Als dat niet deugt, zal het Presidium zich weer beraden op strakkere regels. Zo kijkt de voorzitter er tegenaan, al bekent dhr. Maarsingh de wet niet te zijn. De voorzitter constateert dat de griffie en de ambtelijke bijstand zich kan vinden in zijn interpretatie. Einde van het besloten deel van de vergadering. Aan de orde is vervolgens agendapunt 9, de Voorjaarsnota. 9.
Voorjaarsnota 2005
Dhr. Haasken (VVD) merkt op dat de VVD-fractie zich kan vinden in het voorstel voor de financiële keuzen die zijn gemaakt. Er blijft een aantal vragen over. - Actualisering natuur- en landschapsbeleid. In het verlengde van de nota “Meer Gruin in Grunn!” worden een aantal uitspraken gedaan. De vraag is of de bestemmingsreserve Groen de aangewezen pot is ten behoeve van de financiering van onderdelen nieuw beleid. - De volgende vraag is of het College de bijdrage van € 70.000 ten behoeve van de agrarische natuurverenigingen ook structureel in de begroting wil opnemen. - Dhr. Haasken is voorts benieuwd waar het bedrag van € 30.000 ten behoeve van de uitvoering projecten beheers- en inrichtingsmaatregelen buiten de EHS vandaan komt. Dat bedrag staat als zodanig niet in de nota Meer Gruin in Grunn! - De beverratbestrijding. Er wordt een provinciale bijdrage van € 25.000 genoemd ten behoeve van de bestrijders. Waar worden die bestrijders onder gebracht? Bij het waterschap? - De professionalisering milieutoezicht en -handhaving (zie pag. 60). Er wordt extra personeel ingezet ten behoeve van het regisseren van de handhaving door anderen. De vraag is of dat in dit geval op dit onderdeel een taak is die de wetgever de provincie heeft toegedacht. Dhr. Haasken stelt dat hier niet veel te regisseren valt, want het gaat eigenlijk om het toezicht of dit door anderen wordt opgepakt, terwijl de provincie toch geen toezichthoudende functie heeft. - De duurzame energie. Er zijn wat vraagtekens met betrekking tot de tekst. Er is jaarlijks een bedrag van € 415.000 beschikbaar. Er is een reductie mogelijk van €
32
200.000. Dan blijft € 215.000 beschikbaar. Wat gebeurt er dan met dat resterende bedrag van € 200.000? - Landinrichting. Er wordt iets gezegd over voorfinanciering. Het Rijk wil dat terugbetalen. De vraag is of die afspraken voldoende hard zijn en waarin die afspraken vastliggen. Er staat ook nog gemeld dat het College het instrumentarium van landinrichting wil inzetten met het oog op het afbouwen van Europese landbouwsubsidies. Dhr. Haasken stelt dat gezien de toestand met de suiker er meer zal moeten gebeuren dan het inzetten van het instrumentarium voor de landinrichting. Mogelijk is dit buiten de orde, want deze commissie gaat niet over de suiker. Kan de gedeputeerde een toelichting geven? Mw. Bulk (SP) heeft de volgende vragen. - Nazorg stortplaatsen (pag. 61). Er wordt vermeld dat 0,5 fte ter beschikking wordt gesteld. Er waren problemen en de vraag is of 0,5 fte wel genoeg is om die problemen het hoofd te bieden. - Onderzoek smeerpijp. Hiervoor is geld ter beschikking gesteld, maar dat is eigenlijk nergens terug te vinden. Hoe kan dat? Dhr. Van Dam (CDA) refereert aan het persbericht waarin gesteld wordt dat de uitvoering nog steeds voorop staat en dat die lijn wordt vastgehouden. De CDA-fractie onderschrijft die inzet, want zo ervaart de burger de overheid als een handelende overheid die concreet beleid gestalte geeft op een groot aantal terreinen. Dhr. Van Dam stelt dat de uitvoering geschiedt met burgers en partijen in de provincie en goed gecommuniceerd waardoor een breed draagvlak ontstaat voor het voorgestane beleid. In dit verband noemt hij het jaarverslag 2004 van de afdeling Milieutoezicht. Gerealiseerd is een verdere professionalisering van de uitvoering. De brochure Uitvoering in het landelijke gebied is ontvangen en geeft een boeiend overzicht van de vele projecten 2002-2005 die aansprekend zijn en veelal beeldbepalend. Dhr. Van Dam denkt dat dit even zovele stappen zijn om een schoon en karakteristiek Groningen te realiseren. Vanochtend is het al eerder genoemd. In een jaarrapportage 2004 inzake monitoring van natuur en landschap is een nulmeting gerealiseerd. Landschap ontbreekt daarin. Dhr. Van Dam rekent er op dat dit alsnog wordt gerealiseerd. De lijn van de concrete uitvoering wordt doorgetrokken en de CDA-fractie ondersteunt die lijn. Zij wil wel aandacht vragen voor de vraag of dit op de meest effectieve manier geschiedt. Aandacht voor kostenbeheersing is urgent en mede gezien nationale en internationale economische ontwikkelingen – groeicijfers worden steeds neerwaarts bijgesteld: onlangs nog stelde de Nederlandse Bank de groeicijfers bij van 1,7% naar 0,4% – die zorgwekkend zijn. De taken met verminderde inzet – het gaat om 5 fte’s tot en met 2010 – zijn concreet aangegeven. De voorstellen inzake nieuw beleid in algemene zin zetten een paar majeure stappen in de structuur van de provincie. Zij zijn toekomstgericht. De N33 springt er dan uit. De zaken die deze commissie raken sluiten aan bij het voorgestane beleid en versterken de uitvoering en de inzet die het CDA onderschrijft. De fractie is verheugd dat de voorfinanciering voor landinrichtingsprojecten effectief is. Er is één punt dat vragen opwierp. Er wordt op twee plaatsen – bij duurzame energie en professionalisering milieutoezicht en -handhaving (pag. 60 en pag. 64) – geld overgeheveld van bodemsanering naar de betreffende doelen. Kan de gedeputeerde dit toelichten? Op het terrein van de bodemsanering ligt er een enorme opgave voor de boeg, zowel in het stedelijk gebeid als het landelijk gebied, mede ten aanzien van terreinen van oude gasfabrieken. Er komt binnenkort een artikel 55b van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Bodembescherming. Dat impliceert een nieuwe aanpak van de sanering met een op bedrijven toegespitste saneringsplicht en een bijdrageregeling op wettelijke basis. Dat biedt nieuwe mogelijkheden om aan de bodemsanering een nieuwe impuls te geven. De laatste jaren zijn de lasten voor bodemsanering teruggelopen, maar de baten blijven ook fors achter. Dhr. Van Dam vraagt zich daarom af waarom deze stap wordt voorgesteld. Is dit wel het goede signaal voor de bodemsanering?
33
Dhr. Veluwenkamp (PvdA) beperkt zich tot het onderdeel Karakteristiek Groningen en de voorstellen nieuw beleid. Er bestaat wat verwarring over de cijfers. In de nota Actualisatie was sprake van een bedrag van € 270.000 voor gewijzigd beleid door herschikking en ten laste van de reserve Groen. In de Voorjaarsnota is sprake van € 200.000. Er is dus een verschil van € 70.000. Dhr. Veluwenkamp vraagt zich af waar dat geld is gebleven. Ook wil hij graag weten waar het soortenbeleid in onder is gebracht. Het soortenbeleid is geherformuleerd, maar er stond nog € 40.000 op de begroting en de vraag is waar dat in de cijfers zit verborgen. In de Voorjaarsnota is sprake van een sterk oplopend bedrag voor cofinanciering agrarisch natuurbeheer van 2006 tot 2009 met grote bedragen na de lopende collegeperiode. De PvdA-fractie voelt zich wat ongemakkelijk bij dit onderdeel van de Voorjaarsnota door de volgende redenen. In de Voorjaarsnota wordt onderscheid gemaakt tussen de cofinanciering agrarisch natuurbeheer en de actualisatie van het natuur- en landschapsbeleid. Cofinanciering buiten de nota Actualisatie is nieuw. Dat is niet eerder besproken. In een eerder stadium maakte dit er een onderdeel van. Bovendien liep de nota Actualisatie tot 2007, terwijl nu plannen worden gemaakt tot 2009. Bij de bespreking van de nota Actualisatie in september 2004 is ingestemd met de steun aan agrarische natuurverenigingen, maar niet met steun buiten de nota Actualisatie om en ook niet met steun met oplopende bedrage na 2007. Voorts, subsidiëring van het plan Groningen dat later op de agenda staat, geldt voor 2005, zo wordt er gesteld. Echter, het bedrag van € 70.000 dat daar aan de orde is, staat niet in deze Voorjaarsnota onder het kopje ‘agrarisch natuurbeheer’. De fractie van de PvdA vraagt zich af hoe dit zit. Binnen de fractie zijn er leden die spreken over minder doorzichtig beleid en zelfs van sluipend beleid. De PvdA-fractie vindt dat jammer … Dhr. Bleker (gedeputeerde) veronderstelt dat dhr. Veluwenkamp dat toch op zijn minst zal tegenspreken. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) antwoordt dat hij probeert te redden wat er te redden valt. De fractie steunt het College bij zijn steun aan boeren bij het onderhoud van natuur en landschap, maar zij zou dat graag helder geformuleerd zien. Al eerder is gesproken over effectindicatoren. De PvdA-fractie wil naar een systeem van groene en blauwe diensten voor de in de natuur en landschap kwetsbare gebieden in de provincie, zoals het Zuidelijk Westerkwartier, Westerwolde en nog een aantal andere plaatsen. In het landbouwessay dat een half jaar geleden is verschenen, zijn daarover bepaalde uitspraken gedaan. Het gaat om tegen betaling inschakelen van boeren bij de bescherming van natuur en landschap binnen de eigen bedrijfsvoering. De fractie zou het College willen voorstellen om een beleidsdocument voor te bereiden inzake de groene en blauwe diensten,bijvoorbeeld vóór het einde van deze statenperiode, zodat het document eventueel een rol kan gaan spelen bij de verkiezingen. De vraag is of het College daartoe bereid is. Dhr. Haasken (VVD) vraagt waar dat beleidsdocument precies over zou moeten gaan. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) refereert aan een aantal experimenten in het land, bij Delft, in Twente, etc., inzake groene en blauwe diensten binnen het boerenbedrijf, waarbij uit landschapsfondsen, groene fondsen, boeren een deel van hun inkomen verwerven voor het onderhoud van de natuur en het landschap binnen het eigen bedrijf. Zij produceren geen suiker, maar landschap en natuur, en mogelijk allebei. Het gaat dus om de formulering van ideeën hoe een dergelijke structuur ontwikkeld zou kunnen worden in Groningen in een volgende periode. Het zijn vergaande maatregelen en die dienen niet zo maar bij een Voorjaarsnota te worden geregeld. Mw. Bulk (SP) vraagt waarom de PvdA-fractie dit aan het College vraagt. Een en ander is toch zo in het eigen verkiezingsprogramma op te nemen?
34
Dhr. Veluwenkamp (PvdA) antwoordt dat de intentie helder is en dat een en ander inderdaad in het verkiezingsprogramma is op te nemen. Hij stelt dat het goed zou zijn, omdat dit een ingewikkelde zaak betreft, wanneer het College dat immers de beschikking heeft over deskundige ambtenaren, daar energie in zou stoppen. Een intentieverklaring in een verkiezingsprogramma is toch ook iets anders dan een min of meer uitgewerkt complex van ideeën. Mw. Bulk (SP) stelt dat gezien de dualistische verhouding College/Staten een initiatiefvoorstel meer voor de hand zou liggen. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) antwoordt dat het dualisme zover strekt dat de PvdA-fractie het College graag de vraag voorlegt om dit te doen. Dhr. Bultje (PvdA) begint met de publicaties over de smeerpijp, de oude rioolpersleiding tussen Groningen en Delfzijl. De vraag is ontstaan hoe de overheid met de risico’s in de bodem om moet gaan. Er komt veel emotie bij kijken. De PvdA-fractie heeft gepleit voor een goede communicatie met omwonenden en voor een onderzoek naar wat er in het verleden is gebeurd en naar wat er in de toekomst moet gebeuren. Dat onderzoek loopt en tussentijds verschijnen er dan al een paar resultaten. Dan neemt de druk op de fractie toe om te komen met een oplossing. Dhr. Bultje vindt dat moeilijk daar er in Groningen 4900 potentiële locaties zijn waar sanering urgent is. De doelstelling is om in 2030 dat deel gesaneerd te hebben dat spoedeisend is en/of gewenste maatschappelijke en/of ruimtelijke ontwikkelingen in de weg staat. Dat betekent dat met een beperkt budget bijzonder veel werk gedaan moet worden. Dhr. Bultje is verrast dat in de Voorjaarsnota voorstellen zijn opgenomen om de reserve provinciale bijdrage bodemsanering terug te brengen van € 450.000 naar € 200.000 per jaar en dat een deel van het overgebleven bedrag naar duurzame energie moet en een ander deel naar de professionalisering van het milieutoezicht en -handhaving. Het CDA sprak daar ook al over. De PvdA-fractie vraagt zich af of dit de juiste keuze is en pleit ervoor om met het bestaande budget juist meer knelpunten uit de weg te ruimen dan dat slechts op peil wordt gebleven, zoals op pag. 64 staat vermeld. Het onderzoek van de Grontmij wordt afgewacht om te zien wat de beste maatregelen zijn om in relatie tot de smeerpijp te nemen. Dhr. Bultje stelt dat de PvdA-fractie al eerder heeft aangegeven dat bij acute gezondheidsrisico’s tussentijdse maatregelen genomen moeten worden. Iedereen is er uiteindelijk bij gebaat dat met het beschikbare budget zo veel mogelijk locaties gesaneerd worden. Dat geldt zeker voor omwonenden van risicovolle locaties waarvoor minder aandacht is in de media. Daarom wacht dhr. Bultje tot 30 juni a.s. met een definitief oordeel over die zaak omdat dan duidelijk zal zijn welke de opties zijn. Bij de uitvoering van bodemsaneringsprojecten moeten duidelijke prioriteiten gesteld worden waarbij ook richting de inwoners van Groningen inzichtelijk wordt gemaakt welke saneringen worden ondernomen en waarom. Daarbij is het belangrijk om aan te geven hoe de gestelde doelen binnen het budget bereikt zullen worden. Ziet het College mogelijkheden om hier invulling aan te geven? Mw. Bos (GroenLinks) is geïntrigeerd door het lijstje op pag. 45 over de takenvermindering. Zij vraagt of het allemaal wel goed komt als wordt uitgevoerd wat wordt voorgesteld. Bij Water wordt uitleg gegeven over de kaderrichtlijn Water, maar volgens mw. Bos houdt het daar niet op. Bij Landschap is sprake van een terughoudend beleid ten aanzien van de advisering en voorgesteld wordt om meer aan de gemeenten over te laten. Mw. Bos meent dat mede gezien de uitspraken van de gedeputeerde, het beleid nu uitgevoerd moet worden en dat daarom de vinger aan de pols gehouden moet worden. Zelf dacht zij al aan een soort vliegende brigade maar dat kost ook geld. Zij denkt toch, de gemeentepolitiek kennende, dat dit nodig is. Ook wordt over het Waddenbeleid gesproken. In totaal worden uiteindelijk 5 fte’s ingeleverd, maar er komt toch ook nog een IBW? Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat dit eventueel mogelijk is, maar dat dit is opgeschort.
35
Mw. Bos (GroenLinks) stelt dat zij zo haar vraagtekens heeft. Bij Actualisatie natuur- en landschapsbeleid gaat het om veel extra geld. Vanochtend is ook al gezegd dat als dat wordt uitgevoerd er zekerheid dient te bestaan dat de kwaliteit erop vooruitgaat. Dan dienen er heldere voorwaarden gesteld te worden. Mw. Bos heeft al eens gepleit voor mozaïekbeheer als het gaat om weidevogels. Waarom zou er zoveel geld in gestopt moeten worden als het resultaat niet goed is? Dhr. Bleker (gedeputeerde) interrumpeert. Hij stelt dat het om ruim € 200.000 extra gaat plus het programmabeheer. Dat werk is nog niet begonnen, maar nu al wordt gesteld dat er twijfels zijn bij het resultaat. Dhr. Bleker refereert aan de voorzitter die heeft gezegd dat er al jaren miljoenen gestopt worden in de grote natuur binnen de EHS, terwijl mw. Bos dan niet het resultaat in twijfel trekt. Hij stelt dat de actualisatie van het natuur- en landschapsbeleid een eerlijke kans verdient. Mw. Bos (Groenlinks) stelt dat het ook bij het grote project niet goed gaat en dat ook daar betere resultaten geboekt moeten worden. Hier wordt nu een aanzienlijk extra bedrag voorgesteld. Er is ook een hoorzitting geweest waar gepleit werd voor toetsbare resultaten. Mw.Bos stelt dat het nu in één keer goed moet gaan. Er wordt overigens wel geld uit de Groen-pot gehaald en dat heeft weer met de EHS te maken. Zij betwijfelt of dat goed is. Weliswaar doet het Rijk niets meer aan de provinciale verbindingszones met uitzondering van de zones die ’s ochtends zijn genoemd en waarover nog een lijstje wordt opgesteld, maar er is ook nog de Brede Groene Rivier waaraan statenbreed gewerkt zou worden. Dhr. Van Dam (CDA) stelt dat het College daarop een duidelijke visie heeft gegeven. Mw. Bos (Groenlinks) stelt dat dit College daar in het algemeen terughoudend op heeft gereageerd, terwijl het vorige College daarover een positievere houding had. Mw. Bos stelt het niet geheel te vertrouwen. De stad Groningen is al een stuk verder, maar er moet wel geld komen. Het argument was dat er geen geld was. Misschien is dit dan een gelegenheid om ook daarvoor geld te reserveren. Bodemsanering. Mw. Bos sluit aan bij de vragen van de PvdA inzake de smeerpijp en andere locaties. Duurzame energie. Hier is sprake van een reductie. Mw. Bos denkt dat als ernaar gestreefd wordt om de Kyoto-doelstellingen te halen, er mogelijk meer geld in gestopt zou moeten worden om betere resultaten te krijgen. Graag hoort zij antwoord op haar vragen. Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) heeft vraagtekens bij de uitname van de bestemmingsreserve Groen. Zij zou dat liever anders besteed zien binnen de EHS of de Brede Groene Rivier. De bezuiniging van € 200.000 op bodemsanering lijkt haar niet verstandig. Zij denkt dat dit geld nodig zal zijn, mede gezien de smeerpijp. Duurzame energie. Er wordt even gerefereerd aan het project “Lewenborg in ’t zonnetje” en bestaande bouw, maar dit gaat mw. Hoekzema niet ver genoeg. Er is veel meer te realiseren in nieuwbouw en wel in het kader van stimulering van nul-energiewoningen die al bestaan. Graag zag zij dit ernaast gedaan. De woningen in Buitenpost zouden zo in Meerstad of in de Blauwe Stad gerealiseerd kunnen worden en dan treedt er pas echt energiewinst op. Dhr. Bleker (gedeputeerde) begint zijn betoog met een beschouwing over de rioolpersleiding. In februari is besloten om een bepaald onderzoek te doen. Dat kost meer dan € 200.000. De provincie draagt daar net als het waterschap en de gemeente aan bij. Ook is toen bepaald uit welke begrotingspost dat gedekt wordt. Er hoefde geen extra geld bij, hetgeen de reden is dat dit onderzoek niet in de Voorjaarsnota is genoemd. Dhr. Bleker is het met dhr. Bultje eens dat tussentijds vermeden moet worden
36
om zich uit te spreken over wat er wel en wat er niet moet gebeuren. Het onderzoek dient zorgvuldig te gebeuren en tijdens het onderzoek wordt er met de mensen gecommuniceerd. Dat is gebeurd met de mensen die bij de Ruischerbrug wonen en dat gebeurt nu met de agrariërs die watergangen hebben die met de rioolpersleiding verband houden. Dat wordt de komende drie weken doorgezet. Medio deze maand zal worden overlegd met staatssecretaris Van Geel over zijn richtlijnen inzake de stoffen die in de pijp worden aangetroffen en of het wel of niet toelaatbaar is dat dat soort stoffen ondergronds in een dergelijke pijp in bewaring worden gehouden. Zo wordt niet alleen zelf beoordeeld op 30 juni a.s. wat er met de pijp moet gebeuren gelet op hetgeen buiten de pijp is aangetroffen en de risico’s voor de omgeving, maar ook, gelet op landelijke richtlijnen, wat er binnen de pijp feitelijk is aangetroffen. Er is een klankbordgroep die periodiek wordt geïnformeerd. Deze heeft op eigen verzoek ook een extern adviseur gekregen die de resultaten van het onderzoek zorgvuldig beoordeelt. - De kwestie van de formatiereductie. Dhr. Bleker stelt dat dit het enige programma betreft waar relatief een omvangrijke formatiereductie wordt doorgevoerd van in totaal ongeveer acht reeds geplande formatieplaatsen plus nog eens vijf formatieplaatsen die nieuw zijn. De gerichtheid op uitvoering betekent dat daarvoor maatregelen getroffen moeten worden binnen het bestaande budget. Dit is gebeurd door reductie van de formatie op een aantal plaatsen omdat ook bestuurlijk is besloten dat de aandacht voor de beleidskant van de betreffende velden iets minder kan gelet op de accenten op de uitvoering. Het gaat dus om een bestuurlijke keuze. Soms is er doelmatigheidsvoordeel te boeken. Er bestaan zeer veel overleggen over de Waddenzee en daarin kon worden gesaneerd. De bijdrage aan de Stuurgroep Waddenzee is ook financieel bekort. Er is wel ‘gedoe’ over geweest met de andere provincie, maar het gebeurt toch, want dit zijn van die overlegcircuits die geld en menskracht slurpen. Voorlopig is het College tot de conclusie gekomen dat er best een overleglaag kan verdwijnen. Dhr. Bleker noemt in dit verband ter illustratie een gehele dag van overleg over de Waddenzee met vier verschillende formele organen waarbij het vier keer over hetzelfde onderwerp ging en waarbij negen van de tien mensen die aan het begin van de ochtend aanwezig waren, ook nog aan het einde van de dag aanwezig waren. De afdelingen Landelijk gebied en Water zijn nu geïntegreerd, hetgeen ook doelmatiger is. - Het agrarisch natuurbeheer. Dhr. Bleker meent dat voor alle natuurdoelen en prestaties die de overheid levert goed gekeken moet worden naar de doelstellingen die zijn geformuleerd, naar wat er feitelijk wordt bereikt, naar de vraag of de middelen goed zijn ingezet en of de doelen moeten worden bijgesteld. Dit dient permanent te gebeuren over het gehele terrein binnen de randvoorwaarden die er dan zijn. Gesteld kan worden dat met de nota “Meer Gruin in Grunn!” gekozen is voor een verhoogde inzet van de natuurkwaliteiten in het agrarische cultuurlandschap. Dat wordt mogelijk gemaakt door het Programma Beheer. De deelname vanuit Groningen aan het Programma Beheer is groots te noemen, zowel in weidevogelgebieden als in akkerbouwgebieden. De deelname aan specifieke projecten – recent speelde het voorstel van Wierde en Dijk in relatie tot de veldleeuwerik en aanvullende faunaranden – is zodanig dat er vaak meer aanmeldingen zijn dan dat er geld is. Toen is ook de vraag door de PvdA gesteld waarom de duur van het project niet langer was dan drie jaar vanwege de continuïteit. Dhr. Bleker acht dit het centrale punt. Natuurbeleid vereist continuïteit. Dat dient in het beleid ten aanzien van het agrarische natuurbeheer net zo groot te zijn als in het kader van de EHS. Daar moet ook in termen van 10, 20 of 25 jaar gedacht worden. Er moet ook geld voor vrijgemaakt worden. In deze Voorjaarsnota wordt financieel vertaald wat er in de nota “Meer Gruin in Grunn!” staat. Dat geschiedt met het geld dat bespaard wordt door minder formatie: voor één ambtenaar kan heel wat kilometers faunarand worden aangelegd en beheerd. Zo ligt het uiteindelijk. - De verschillen die dhr. Veluwenkamp heeft aangewezen (€ 200.000 vs. € 270.000). Dhr. Bleker stelt dat in de nota “Meer Gruin in Grunn!” is gekozen voor een extra impuls van € 270.000. Dat bedrag wordt deels gevoed door de rentebaten van het aankoopfonds natuurterreinen. Dit aankoopfonds is toereikend en groeit zelfs, maar het zal niet extra aangroeien met de rentebaten. Dit betreft overigens geen aankopen voor de EHS. Het betreft de aankoop van natuurterreinen eerste fase, dat wil zeggen, die
37
natuurterreinen waarvan al voor 1995 is gezegd dat die aangekocht moesten worden. Dit heeft dus geen gevolgen voor het aankoopbudget van de ecologische hoofdstructuur. Hier wordt meebetaald en daarvoor dient het aankoopfonds. In het andere geval is het LNV die betaalt. Dit alles is dus verantwoord om te doen. Als er nu mensen in de fractie van de PvdA zijn die spreken over sluipend beleid, dan is dit zo open en direct als maar voorstelbaar is. Dit College is al vanaf de eerste dag bezig om meer aandacht te vragen voor het agrarische natuurbeheer, voor de waarden in het agrarisch productielandschap, voor de nota “Meer Gruin in Grunn!” en extra geld, hetgeen doorgevoerd wordt in de Voorjaarsnota. Dat geschiedt voor een deel met algemene middelen, want in het College is de afspraak gemaakt dat, als je in 2008 kunt aangeven dat je € 300.000 kunt bezuinigen op de eigen organisatie, je in de jaren ervoor al geld uit de algemene middelen beschikbaar krijgt om de beleidsintensivering te plegen. Dhr. Bleker stelt dat hier klip en klaar op het gestelde doel inzake het agrarisch natuurbeheer wordt afgestevend en dat hij is geschrokken van de aangehaalde opmerking van de kant van de PvdA. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) licht toe dat het mogelijk ook gaat om de helderheid van de presentatie. Zo staat er op pag. 48 Actualiseren natuur- en landschapsbeleid hetgeen het beleid is zoals dat gezamenlijk is geformuleerd waarin ook de steun aan de agrarische natuurverenigingen inzat. Nu is daarbij ook opgevoerd ‘Agrarisch natuurbeheer’. De vraag is dan waarom dit wordt gesplitst en wat daarvan de achtergrond is. Dan staat er ook nog eens na 2007 een toename naar € 100.000. Dat komt zo maar binnen dwarrelen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) zal dat proberen toe te lichten en komt er straks op terug. - Bodemsanering. In het Fonds Provinciale Bijdrage Bodemsanering zit € 3,3 miljoen. Het voorstel is niet om er iets uit te nemen, maar om de jaarlijkse bijdrage niet toe te voegen. Dat is gedaan op basis van een analyse van het verloop van het fonds gedurende de afgelopen jaren. Uitgaande van de bestendige lijn is geconcludeerd dat het verantwoord is om de betreffende toevoeging uit de algemene middelen dit jaar beschikbaar te stellen voor de aangegeven doelen. - Er is ook opgemerkt dat er vele verontreinigde plekken zijn en dat er bepaalde criteria zijn die de urgentie bepalen. De vraag was of niet in een geheel kan worden voorgelegd hoe dat nu werkt. Zo heeft de gedeputeerde de vraag van dhr. Bultje begrepen. Gelet op het feit dat het meerjarenprogramma wel eens in de commissie aan de orde is geweest, is de vraag wat dhr. Bultje meer wil dan dat. Dhr. Bultje (PvdA) wijst erop dat in de publieke opinie over concrete gevallen wordt gediscussieerd. Uit een meerjarenprogramma wordt echter niet duidelijk welke concrete gevallen van bodemsanering zoal plaatsvinden. Duidelijk worden de kaders en de plannen. Echter, duidelijker moet worden wat er nu al concreet gebeurt en wat er in de toekomst gaat gebeuren en waarom dat gebeurt. Mooi zou zijn als een en ander op een kaartje is aangegeven. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt of het zo zou kunnen dat die wens wordt verdisconteerd in het eerstvolgende jaarprogramma bodemsanering dat aan de Staten wordt voorgelegd. Om er nu een apart document over toe te zeggen, lijkt niet zo slim. Dhr. Bultje (PvdA) meent dat het ook als communicatie met de inwoners van Groningen van belang zal zijn om er iets meer inzicht in te verschaffen en dat er verder wordt gegaan dan alleen de beleidslijnen zoals die in een programma staan. Dhr. Bultje zou op een concreter niveau daar onder willen gaan zitten. De voorzitter veronderstelt dat dhr. Bultje jaarrapportage hierin wordt meegenomen.
bedoelt
dat
de
voortgang
in
de
38
Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat er ook een soort voortgangsrapportage aanleg infrastructurele werken bestaat voor de commissie Mobiliteit. Daarin worden de plannen aangegeven en steeds wordt voor elk jaar aangegeven wat er concreet gaat gebeuren. Hij vraagt of dit wordt bedoeld. Dhr. Bultje (PvdA) antwoordt bevestigend. Dhr. Bleker (gedeputeerde) zegt daarop toe dat in dat programma dat expliciet zal worden verwoord en vraagt of deze toezegging toereikend is. Dhr. Bultje (PvdA) vraagt wanneer dat programma beschikbaar komt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) weet dat op dat moment niet, maar dat gegeven zal aan het verslag worden toegevoegd1. - Landschap zit nu niet in de monitoring – een vraag van dhr. Van Dam - , maar het zal wel in de reguliere monitoring komen zoals traditioneel altijd geschiedt. - Het soortenbeleid. Hierover zijn afspraken gemaakt die zijn opgenomen in de begroting en de nota Actualisatie Natuurbeleid. Deze Voorjaarsnota verandert daar niets aan. Er is zelfs nog een spraakverwarring geweest over welk bedrag van € 40.000 waarin was opgenomen en dat is destijds via het verslag opgelost. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) vraagt concluderend dat die € 40.000 onderdeel uitmaken van het bedrag van € 200.000 dat is gereserveerd voor het actualiseren van het natuuren landschapsbeleid. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt ontkennend. Dat bedrag zit in de begroting. - Er is voorts sprake van nieuw beleid. De extra inzet op het agrarisch natuurbeheer is nieuw, maar dat is conform de afspraken. - Bijdrage natuurverenigingen, structureel of incidenteel? Het College is er voorstander van om de bijdrage aan de natuurverenigingen voor een aantal jaren te gaan opnemen in de begrotingen. Die agrarische natuurverenigingen krijgen met veel taken te maken, onder meer vanwege de collectieve contracten die worden afgesloten. Er zijn verenigingen die van een begroting van € 0,00 nu al naar een begroting van € 200.000 zijn gegaan die zij moeten verantwoorden richting LNV. Daarvoor moeten allerlei rapportages worden opgeleverd. Het is van groot belang dat de professionaliteit van het agrarisch natuurbeheer ook aandacht krijgt. Het gaat niet alleen om het aantal hectares, maar ook dat het op de juiste manier wordt ingevuld. Het College wil die agrarische natuurverenigingen en de koepel, zij het met een bescheiden bedrag, ondersteunen. Dhr. Haasken (VVD) vraagt tot hoever de plannen in de tijd strekken. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat die minimaal tot het jaar 2006, maar bij voorkeur langer. Hij denkt dit beleid ongeveer vier jaar moet worden gecontinueerd. Dhr. plan voor over
Veluwenkamp (PvdA) merkt op dat het wat snel gaat. Het gaat hier ook over het Groningen. Dat betreft één jaar. In de Voorjaarsnota wordt een bedrag genoemd volgend jaar van € 35.000 dat oploopt tot € 100.000 in 2009 (zie pag. 48). Gaat dit hetzelfde of is dit iets anders?
Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat hij er straks op in zal gaan. - De beantwoording van de vraag over de beverratbestrijders zal via het verslag worden beantwoord2.
1
Bij reproductie van het verslag is dit gegeven nog niet bekend.
De beverrattenbestrijding is een taak die in het verlengde van en in samenhang met de muskusrattenbestrijding wordt uitgevoerd. In de provincie Groningen worden 2
39
- Regisseren van de handhaving. Is dit iets anders dan het toezicht? Er is een notitie aan de orde geweest die heette Professionalisering Handhaving. Dit betrof de eigen handhavingstaak, maar ook die van gemeenten. Er is een bescheiden bedrag mee gemoeid. Het College meent dat de provincie hierin een rol heeft die regie wordt genoemd. Dat betreft coördinatie, ondersteuning, samenwerking en professionalisering van de handhavers waarmee de provincie samenwerkt. - Duurzame energie. Is het verantwoord het voorgestelde bedrag daarvoor vrij te maken? Dit hangt samen met de bodemsanering. Het doel daarvoor staat in het stuk aangegeven. - De landinrichting. Zijn er afspraken met het Rijk. Ja, die zijn er en die zijn vastgelegd via correspondentie en in het uitvoeringscontract. - De landbouw en de suiker. De provincie vervult een bescheiden rol op het landbouwgebied. Maar als er ontwikkelingen zijn die gevolgen hebben voor de bedrijfsvoering en de exploitatie, kan de provincie trachten de voorwaarden voor de branche gunstiger maken. Een bescheiden manier om dat te doen is landinrichting en kavelruil. Naarmate er meer turbulentie is en druk op het agrarisch ondernemingsschap door alle veranderingen in prijzen en interventiesystemen, etc. , is het voor de provincie des te belangrijker dat het College de (fysieke) voorwaarden – waar dat kan – positief beïnvloedt. - Formatie nazorg stortplaatsen wordt vergroot (vraag van mw. Bulk). Is dat voldoende? Dhr. Bleker stelt dat het management meent dat dit voldoende is. Het College stelt dan niet vaak dat het meer moet zijn. Als het management niet zou leveren wat zij voldoende achten, is er een probleem. - Groene diensten. Je zou kunnen zeggen dat al die vormen van agrarisch natuurbeheer, weidevogelbeheer, akkervogelbeheer, akkerrandenbeheer, et cetera, door de agrariër worden geleverd waar een vergoeding tegenover staat. Dat zijn een soort groene diensten. Blauwe diensten zijn ook denkbaar, bijvoorbeeld via de toelating van water op de grond tegen een vergoeding. Het College wil graag het politieke debat rond de verkiezingen stimuleren. Als het daaraan een bijdrage kan leveren middels een notitie in de loop van 2006, zal het College dat zeker doen. Dhr. Bleker vraagt zich nog wel af wat die nu meer zou moeten zijn dan wat nu al bekend is. Hij vraagt dhr. Veluwenkamp dit nader toe te lichten. Mw. Bos (GroenLinks) voegt daar inzake de blauwe diensten het volgende aan toe. Zij bereidt zich voor op de Algemene Beschouwingen en vraagt zich af waarom er niet als er knelpunten zijn bij de aankoop van de gronden voor de EHS – het gaat immers vaak om het water – vergoedingen uit hoofde van de blauwe diensten tegenover gesteld kunnen worden. Dat is misschien wel wat moeilijk, maar mogelijk biedt dit een oplossing zonder lang te hoeven te wachten. Er kan dan meteen mee aan de slag gegaan worden. Een en ander zou in bepaalde gebieden geïntegreerd kunnen worden. Bijvoorbeeld in MiddagHumsterland. Het waterpeil is nog niet goed. Waarom zou je dan voor blauwe diensten geen vergoeding geven zodat de kwaliteit omhoog gaat en het met weidevogels beter gaat? Je hebt dan van meer kanten een win/win-situatie. De voorzitter vat de discussie even samen. Het is inmiddels vrij laat geworden en hij stelt voor om de punten 13, 14 en 15 tijdens de volgende vergadering te behandelen. De piepbrief en de kwestie rond de houtsingels kunnen dan nog in deze vergadering worden behandeld. Nu is eerst de tweede termijn van dit agendapunt aan de orde. Dhr. Bultje (PvdA) begrijpt dat als je stelselmatig geld in een pot stopt en die pot min of meer op hetzelfde niveau blijft, je dan minder geld in die pot kunt stoppen. Hij vraagt zich dan af waarom die pot zo vol blijft. Hij herinnert aan een uitspraak van gedeputeerde Musschenga die het jaar 2030 al veel te ambitieus noemde als einddatum beverrattenbestrijders dan ook ondergebracht bij de provincie, bij het onderdeel muskusrattenbestrijding van de afdeling Kanaalbeheer.
40
voor de realisering van de plannen en het jaar 2050 als realistischer noemde. Hij kan zich dan voorstellen dat er dan meer gebruik wordt gemaakt van dat geld, zodat aanvulling jaarlijks nodig is. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) merkt op dat zijn vraag over het bedrag van € 100.000 in 2009 nog niet echt is beantwoord. Inzake de groene en blauwe diensten merkt hij op dat de PvdA-fractie iets anders in de zin heeft dan slechts een subsidieregeling voor landschap- en natuuronderhoud. Hij denkt aan de onderzoeken en de voorstellen zoals Alterra heeft gepubliceerd en zoals is gerealiseerd bij Delft en in Twente. Waar het dan over gaat is dat er boeren zijn die hun bedrijf zo inrichten dat zij niet slechts producten voor de vrije markt produceren, maar ook natuur en landschap op verzoek van de samenleving, vaak de politiek, die zij, als zij uitsluitend voor de markt zouden produceren, niet zouden produceren, omdat dit bedrijfseconomisch niet verantwoord is. Als hen gevraagd wordt om dat toch te doen, dient men ook bereid te zijn om daar een prijs tegenover te zetten en wel niet een subsidie, maar een inkomen. Dat kan in allerlei varianten oplopen tot tientallen procenten. Dat dit niet een simpel voorstel is dat even uitgevoerd kan worden, is helder. Op welke schaal zou je dit willen doen? Hoe ingrijpend dient het te zijn? Waar moet het geld vandaan komen? Te denken valt dat de provincie, de waterschappen, gemeenten, particulieren, wellicht natuurbeheerders een fonds gaan vormen waaruit dat extra inkomen gegenereerd kan worden. Het zou interessant zijn wanneer er vanuit deze provincie ideeën worden ontwikkeld voor de middenlange termijn. Er wordt wel over gesproken, maar de vraag is hoe dit in beleid gegoten kan worden. Dhr. Veluwenkamp denkt dat het College beter daartoe is uitgerust dan de fractie van de PvdA. Dhr. Haasken (VVD) meent dat de PvdA-fractie toch met een initiatiefvoorstel moet komen. Zij vraagt het College iets te doen dat toch verder gaat dan het te voeren beleid van dit College. Dat betekent dat er mensen aan het werk moeten gaan en dan niet met hun reguliere taken bezig kunnen zijn. De gedeputeerde heeft weliswaar gezegd dat hij een bijdrage wil leveren aan de verkiezingscampagne, maar dat hij niet zo ver gaat als geïmpliceerd is in de woorden van dhr. Veluwenkamp. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) denkt dat dit idee door zijn fractie aan de orde zal worden gesteld tijdens de statenbehandeling. Dhr Van Dam (CDA) neemt het punt over de bodemsanering mee naar zijn fractie. Dhr. Bleker (gedeputeerde) refereert aan nog bestaande onduidelijkheid over bepaalde bedragen. Die onduidelijkheid zal via het verslag worden weggenomen. Toegevoegde passage: Bij de nota actualisatie natuur en landschapsbeleid is €200.000 in 2005 en 2006 gereserveerd voor de doelen: behoud en bescherming akkervogels (€100.000) professionalisering agrarische natuurverenigingen (€70.000) verbeteren basisnatuurkwaliteit (€30.000) Onder het kopje 1.2.3.2 "agrarisch natuurbeheer" is aangegeven dat we de komende jaren extra inzet willen plegen voor het realiseren van extra natuur- en landschapkwaliteiten in het agrarisch cultuurlandschap. Het betreft hier in de periode van 2006 t/m 2009 oplopend €35.000 in 2006 via €70.000 tot €100.000 in 2009. Deze middelen worden uiteindelijk vrijgemaakt via de vermelde formatiereductie en zijn dus aanvullend op de genoemde €200.000 in het kader van de nota "Actualisatie natuur en landschapsbeleid". - De groen en blauwe diensten. Dhr. Bleker stelt dat de problematiek naar voren komt in het Westerkwartier waar nagedacht is over een Groenfonds dat gevoed diende te worden
41
vanuit verschillende bronnen ten behoeve van het beheer en het onderhoud van de singels. Dat verkeert nu in de finale fase. Iedereen vond het een interessant concept, maar niemand zorgde voor de voeding. Daar gaat het dan om, zeker als het om forse bedragen handelt. Datzelfde geldt voor Middag-Humsterland. Dat wordt nationaal landschap. De betreffende landelijke Raad voor het Landelijk Gebied is op bezoek geweest en sprak over van alles, behalve over groene diensten. Dhr. Bleker legde de Raad het volgende voor. Als nu op elke liter melk € 0,03 wordt toegelegd in het gebied, dan kunnen er inzake het beheer zaken gedaan worden. Echter, de Raad adviseert over van alles, behalve over dit soort zaken. Dhr.Bleker heeft voorts uitgerekend hoeveel melk er in Middag-Humsterland wordt geproduceerd. Dat zou zeker 10 miljoen liter melk per jaar zijn. Als er een bedrag in de orde van grootte van € 500.000 beschikbaar zou zijn als toeslag op de melkprijs, dan zouden er zaken gedaan kunnen worden. Over dit soort zaken wordt wel gesproken, maar er wordt niets aan gedaan. Dhr. Bleker vindt het wel de moeite waard om het nader te doordenken. Hij zegt dan ook een korte notitie met wat bijlagen toe. Mw. Bos (GroenLinks) refereert aan het advies van het IKC over Middag-Humsterland als nationaal landschap. Het Rijk zou daar meer geld in moeten steken en wel juist voor dit soort diensten. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat dit ook tegen die belangrijke Raad is gezegd, maar men heeft het slechts over wat er aan extra bescherming gerealiseerd moet worden en over de vergroting van het gebied, want dan zou het gebied zou als nationaal landschap ineens groter moeten zijn dan het al was. Dit ligt allemaal ver weg, terwijl het actuele beheer een forse steun in de rug zou kunnen krijgen als bovenstaande praktisch wordt uitgevoerd. De voorzitter merkt op dat hier toch al een begin van een discussie is losgemaakt en dat dit zeker een vervolg krijgt, waarmee hij het agendapunt afrondt. Hij is inmiddels aan de jas getrokken door dhr. Meijndert dat agendapunt 14 (Brief van GS van 26 mei 2005, betreffende planologische regeling voor het noodbergingsgebied Winschoten Zuid) weliswaar is uitgesteld, maar dat dit niet kan, omdat dan één miljoen euro ter discussie staat. Hij stelt dus eerst deze brief aan de orde in agendapunt 14. 14.
Brief van GS van 26 mei 2005, nr. 2005-10.320/21/A.10, RP betreffende planologische regeling voor het noodbergingsgebied Winschoten Zuid
De voorzitter vraagt of de commissie het eens is met de brief, zodat het werk voortgezet kan worden en het geld kan worden ontvangen. Daar niemand kenbaar maakt het oneens te zijn met de brief, concludeert hij dat de commissie het eens is met de brief en dat als zodanig is besloten. Voorts stelt hij de brief het voorstel vreemd aan de orde van de dag, de houtsingels, aan de orde. 16. Enkele vragen met betrekking tot de houtsingels in het Zuidelijk Westerkwartier. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) veronderstelt dat de commissieleden weten waar het over gaat. De provincie is net bezig de houtsingelhoofdstructuur op te tuigen. De besluitvorming ligt in de verschillende gemeenteraden. Hij heeft begrepen dat in Leek er een probleem bestaat met een oprit van een snelweg of anders wel met een bedrijventerrein. Er is een grondruil aan de orde en dat die grondruil eindigt bij het kappen van hout in een houtsingelreservaat. Dit betreft niet een nieuw reservaat, maar een oud reservaat. Nu lijkt het zo te zijn dat voordat het nieuwe prachtige, subtiel in elkaar gezette plan definitief geformuleerd is, de zaag in de houtsingelstructuur wordt
42
gezet. Hij vraagt zich concreet af of de provincie of GS een rol voor zich zelf ziet en welke dat is. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat er vermoedelijk wel een formele rol voor GS is weggelegd, wanneer de gemeente Leek de provincie een verzoek doet inzake art. 19 Wet RO, verklaring van geen bezwaar. Is de provincie ook overigens betrokken? Het antwoord luidt bevestigend. Het is een heel complex verhaal. Het is begonnen met een kavelruiloperatie waarbij de laatste gronden om een afgerond gebied te krijgen voor Staatsbosbeheer verworven zouden kunnen worden als er een ruil tussen eigenaren plaats zou kunnen vinden en één van de bij de ruil betrokkene is de agrariër die in het reservaatgebied gronden heeft. Hij heeft gezegd dat hij geen gronden heeft, maar dat hij die zou kunnen krijgen. Hij wil die ruil wel doen, maar moet dan zijn kavels ietsje kunnen vergroten hetgeen ten koste gaat van de aldaar aanwezige houtsingels. Aan de ene kant treedt winst op voor de natuur van Staatsbosbeheer door de ruiling, terwijl verlies voor het landschap optreedt door verwijdering van enige houtsingels. Als de ruiling niet tot stand komt, blijven de houtsingels intact, maar komen de gronden voor Staatsbosbeheer niet beschikbaar. Een en ander hangt ook weer samen met grond die de gemeente nodig heeft. Dit is hoog opgelopen. Er is sprake van een duivels dilemma. Dhr. Bleker stelt de ruiling overigens heel goed te vinden. Dhr. Haasken (VVD) begrijpt dat dit een win/win-situatie had kunnen zijn, maar dat dit het niet is geworden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat dit naar de verwachting een win/win/winsituatie zou worden voor de ontsluiting, voor de natuur en voor de landbouw, maar er zit een schaduwzijde aan voor het landschap op die locatie. Dat is de situatie. In de Commissie Landschapselementen tilt de milieubeheerclub die hier actief aan meedoet, zwaarder aan dat punt dan andere leden van de commissie. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) vraagt of de gedeputeerde hier een inhoudelijk oordeel over uitspreekt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) ontkent dat, behalve dat hij duidelijk vindt dat de kavelruil een goede zaak is. Voor de rest wordt het voorstel van de gemeente afgewacht. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) stelt dat hier de sfinx uit Westerwolde spreekt, want de kavelruil heeft allerlei consequenties. Impliceert deze uitspraak dat de consequenties worden geaccepteerd? Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt niet de laatste details te kennen van het laatste plan van de gemeente dat een verbetering is ten opzichte van het voorlaatste plan. Dhr. Haasken (VVD) meent dat de PvdA-fractie beter zelf een oordeel kan geven dan de gedeputeerde uit te dagen om een oordeel uit te spreken. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) stelt dat hij niet getracht heeft om de gedeputeerde een oordeel te ontlokken. Hij heeft alleen gevraagd naar de rol die GS zouden kunnen vervullen. Die vraag heeft de gedeputeerde beantwoord en dhr. Veluwenkamp beluistert tegelijkertijd uitspraken waarvan de betekenis hem ontgaat. Inzake het eigen oordeel stelt hij dat onlangs een subtiel en broos raamwerk in elkaar is gezet en dat het jammer is dat daarin de schaar wordt gezet, omdat daarmee de zekerheid van de werking van dat systeem wordt ondergraven. Het schept een precedent. Dhr. Veluwenkamp verklaart niet precies de ins and outs van dit geval te kennen. Er moeten wel heel goede argumenten zijn om, alles afwegende, in te kunnen stemmen met de gang van zaken. Het is een veeg teken.
43
Dhr. Haasken (VVD) refereert aan een bijeenkomst waarop beluisterd kon worden dat er sprake is van winst, maar dat er hier en daar best wel eens een stuk houtsingel zou moeten verdwijnen in het geval van ruilingen als nu aan de orde is, waarmee uiteindelijk winst wordt behaald voor de natuur. Dhr. Veluwenkamp (PvdA) herinnert eraan dat ook is gezegd dat er geen kap in reservaten zou plaatsvinden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) brengt naar voren dat het beroerde is dat de ruiling zijn eind krijgt in een aangewezen houtsingelreservaatgebied. In alle andere gebieden zou er geen probleem zijn geweest, alleen hier gaat het om een reservaatgebied. De gedeputeerde citeert dhr. Veluwenkamp die vindt dat er wel een heel goed verhaal moet zijn wil je dit kunnen verantwoorden – welke mening hij geneigd is te delen – maar verklaart dat hij wel de belofte heeft gedaan om dat sterke verhaal op te schrijven. Die afweging is toelaatbaar, aldus dhr. Bleker, want anders had tevoren een totaalverbod uitgevaardigd moeten zijn, ook als andere belangen, inclusief natuurbelangen, ermee gediend zouden zijn. De sfinx uit Westerwolde heeft zulks niet verklaard. In de nota Houtsingelhoofdstructuur zijn de reservaatgebieden verbonden met bepaalde spelregels. Eén van de spelregels is de instandhouding van wat er is en aanvullen wat er is verdwenen. Voor al die andere gebieden is er ruimte om te compenseren. Dit geval is een heel uitzonderlijke situatie die direct na vaststelling van de nota is ontstaan. De vraag is of bij voorbaat het verbod moet worden uitgesproken of dat er, gelet op de andere belangen van de kavelruil, van Staatsbosbeheer, etc., een andere oplossing mogelijk is. Dit is waar de provincie mee te maken heeft. 17.
Brief van GS van 19 mei 2005, nr. betreffende Uitvoering Plan Groningen.
2005-09.734/20/A.25,
LGW
Dhr. Veluwenkamp (PvdA) meent dat dit eigenlijk al aan de orde is geweest bij de bespreking van de Voorjaarsnota, want het Plan Groningen is het resultaat van voortschrijdend inzicht en het zit al verweven in de Voorjaarsnota. Het gaat weer over geld dat ter beschikking komt voor agrarische natuurverenigingen. Hij denkt dat het voor iedereen beter is dat hij hier niet verder over spreekt. De voorzitter heeft hiertegen geen bezwaar en geeft het woord aan de gedeputeerde voor een mededeling inzake het gascondensaat. 18. Antwoord van dhr. Bleker op vraag van dhr. Bultje gesteld in de rondvraag Dhr. Bleker (gedeputeerde) refereert aan vragen van dhr. Bultje die reeds zijn gesteld op 8 december 2003 over Noordgas Transport BV Roodeschool, welke indertijd zijn beantwoord. Op de vragen die door hem onder agendapunt 7 van deze vergadering zijn gesteld, geeft de gedeputeerde het volgende antwoord. Het ontwerp voor de vergunning ligt ter visie van 3 juni 2005 tot en met 1 juli 2005. Dat het pas nu ter visie ligt is onder meer het gevolg van het feit dat in de voorbereiding onderzoek nodig was naar de maximale veiligheidsmaatregelen. Die veiligheidsmaatregelen, die actueel zijn geworden door het vreselijke ongeluk bij Warffum, zijn verdisconteerd in de ontwerp-vergunning. Op dit moment heeft het College niet het beeld dat er nog verdere veiligheidsmaatregelen aan de orde zouden moeten komen. Daarbij maakt dhr. Bleker de kanttekening dat het onderzoek naar het ongeval in Warffum gaande is en dat dit onderzoek mogelijk zou kunnen uitwijzen dat er toch nog nadere veiligheidsmaatregelen voor de betreffende installatie getroffen zouden moeten worden. Op het moment dat dit het geval is, zal een en ander opnieuw worden bekeken en waar dat nodig is, zal dat worden verdisconteerd. De nu ingezette procedure wordt voortgezet. Op verzoek van de gemeente wordt de hoorzitting over de vergunningen gecombineerd met informatieverstrekking door de gemeente naar aanleiding van het
44
ongeval in Warffum. Daarbij is eventueel de verplaatsing van de overslag te Roodeschool natuurlijk het centrale thema. Vanuit de bevolking zal dit sterk worden benadrukt. Het overleg met de werkgroep is en blijft primair een zaak van de gemeentelijke overheid. De adviezen daaruit zal de provincie te zijner tijd nader bekijken. De provincie gaat niet over de verplaatsing, maar wel over de verlening van de vergunning aan enige installatie. Dhr. Bleker benadrukt dat, als het zo mocht zijn dat uit het onderzoek van het ongeval in Warffum nadere inzichten, eisen en/of aanbevelingen komen die, indien zij nu bekend waren geweest, verdisconteerd hadden moeten worden in de vergunning, bekeken zal worden hoe dit alsnog kan gedaan kan worden. De voorzitter bedankt de gedeputeerde voor zijn beantwoording en alle anderen voor het getoonde uithoudingsvermogen. Hij heeft nog één verzoek. Vanochtend was sprake van een afspraak met de natuurorganisaties aan het einde van oktober. Na overleg leek een eerdere datum veel geschikter, namelijk na de vergadering op 7 september. De natuurorganisaties zouden dat zeer op prijs stellen. Besloten wordt te streven naar vastlegging van de afspraak op 7 september a.s. De voorzitter bedankt iedereen en in het bijzonder de gedeputeerde en de ambtelijke bijstand. De voorzitter sluit de vergadering om 13.30 uur. De volgende punten van de agenda zijn niet aan de orde geweest: 13.
Brief van GS van 22 april 2005, nr. 2005-08.090a/16/A.15, LW betreffende concept Projectnota Meerstad
15.
Brief van GS van 22 april 2005, nr. 2005-06.447/16/A.23, LG betreffende Budgetsubsidie Stichting Het Groninger Landschap 2005
45
Toezeggingen Statencommissie Landschap, Water en Milieu (t/m 080605) 1.
Het college zal de Milieufederatie Groningen verzoeken inzicht te geven in de bestaande communicatielijnen met derden en de diverse doelgroepen die men benadert. Dit zal worden teruggekoppeld naar de commissie. (Musschenga 24/11/04, Bleker 08/06/05, p. 3 verslag).
2.
De commissie zal een kopie ontvangen van de originele stukken, waaruit is op te maken wat er met POP-gelden tot nu toe door de provincie Groningen is gedaan. Daarnaast krijgt de commissie een korte samenvatting van de stand van zaken ten aanzien van de Europese en nationale discussie over POP-2. (Bleker 02/03/05, p. 35 verslag)
3.
Het College informeert de Staten rond mei over de stand van zaken afronding B-Akwa. (gedeputeerde Bleker, 2 maart 2005, p. 38 verslag). Het college zal hierover in de maand juni een rapportage vaststellen (Bleker 08/06/05, p. 3 verslag)
4.
Het college geeft jaarlijks bij het jaarverslag aan hoeveel hectare natuurgebied van maatregelen zijn voorzien die de verdroging tegengaan. GS produceren een maal per twee jaar (eerste keer bij het jaarverslag 2005) een kaart met de verdrogingsgevoelige gebieden, de gebieden waar inmiddels maatregelen zijn genomen en de gebieden waar dat nog niet het geval is. (Bleker 02/03/05, p. 39 verslag)
5.
De heer Musschenga informeert de commissie schriftelijk over de situatie in Groningen tav het stilleggen van de zoutwinning in Friesland. (Musschenga, 02/03/05; herhaalde vraag op 06/04/05, p. 2 verslag)
6.
Gedeputeerde Bleker zal, als reactie op de vraag van GroenLinks naar de stand van zaken tav het ophogen en herstel van wierden met baggerslib, de uitkomsten van de besprekingen met de gemeenten over wierden, dijken en essen melden aan de commissie. Ook wordt een kort overzicht gegeven welke wierden, respectievelijk andere landschapselementen, inmiddels zijn aangevuld of opgehoogd dan wel in 2005 aan bod komen. (Bleker, 06/04/05, p. 5 verslag)
7.
Gedeputeerde Bleker zegt toe dat de Staten een overzicht ontvangen van de stand van zaken mbt het aantal hectares agrarische natuurbeheer in de provincie Groningen. De Staten zullen de stand per juni horen. (Bleker 25/05/05, p. 9 verslag)
8.
Gedeputeerde Bleker zegt toe dat de Staten rond de zomer 2005 een rapportage ontvangen over de nazorg stortplaatsen. (Bleker 25/05/05, p. 9 verslag)
9.
Zodra het akkoord tussen IPO/LNV en Tweede Kamer over de ammoniakzonering definitief op papier staat, zal dit ter informatie naar de commissie worden gezonden (Bleker 08/06/05, p. 5 verslag)
10.
Bleker zegt toe dat de voortgang van concrete gevallen van bodemsanering wordt gemeld in het eerstvolgende jaarprogramma bodemsanering dat aan de Staten wordt voorgelegd. (Bleker 08/06/05, p. 38)
11.
Bleker zegt een notitie toe met bijlagen over groene en blauw diensten (Bleker 08/06/05, p. 41 verslag)
46
Toezeggingen Statencommissie Landschap, Water en Milieu (t/m 080605) 1.
Het college zal de Milieufederatie Groningen verzoeken inzicht te geven in de bestaande communicatielijnen met derden en de diverse doelgroepen die men benadert. Dit zal worden teruggekoppeld naar de commissie. (Musschenga 24/11/04, Bleker 08/06/05, p. 3 verslag).
2.
De commissie zal een kopie ontvangen van de originele stukken, waaruit is op te maken wat er met POP-gelden tot nu toe door de provincie Groningen is gedaan. Daarnaast krijgt de commissie een korte samenvatting van de stand van zaken ten aanzien van de Europese en nationale discussie over POP-2. (Bleker 02/03/05, p. 35 verslag)
3.
Het College informeert de Staten rond mei over de stand van zaken afronding B-Akwa. (gedeputeerde Bleker, 2 maart 2005, p. 38 verslag). Het college zal hierover in de maand juni een rapportage vaststellen (Bleker 08/06/05, p. 3 verslag)
4.
Het college geeft jaarlijks bij het jaarverslag aan hoeveel hectare natuurgebied van maatregelen zijn voorzien die de verdroging tegengaan. GS produceren een maal per twee jaar (eerste keer bij het jaarverslag 2005) een kaart met de verdrogingsgevoelige gebieden, de gebieden waar inmiddels maatregelen zijn genomen en de gebieden waar dat nog niet het geval is. (Bleker 02/03/05, p. 39 verslag)
5.
De heer Musschenga informeert de commissie schriftelijk over de situatie in Groningen tav het stilleggen van de zoutwinning in Friesland. (Musschenga, 02/03/05; herhaalde vraag op 06/04/05, p. 2 verslag)
6.
Gedeputeerde Bleker zal, als reactie op de vraag van GroenLinks naar de stand van zaken tav het ophogen en herstel van wierden met baggerslib, de uitkomsten van de besprekingen met de gemeenten over wierden, dijken en essen melden aan de commissie. Ook wordt een kort overzicht gegeven welke wierden, respectievelijk andere landschapselementen, inmiddels zijn aangevuld of opgehoogd dan wel in 2005 aan bod komen. (Bleker, 06/04/05, p. 5 verslag)
7.
Gedeputeerde Bleker zegt toe dat de Staten een overzicht ontvangen van de stand van zaken mbt het aantal hectares agrarische natuurbeheer in de provincie Groningen. De Staten zullen de stand per juni horen. (Bleker 25/05/05, p. 9 verslag)
8.
Gedeputeerde Bleker zegt toe dat de Staten rond de zomer 2005 een rapportage ontvangen over de nazorg stortplaatsen. (Bleker 25/05/05, p. 9 verslag)
9.
Zodra het akkoord tussen IPO/LNV en Tweede Kamer over de ammoniakzonering definitief op papier staat, zal dit ter informatie naar de commissie worden gezonden (Bleker 08/06/05, p. 5 verslag)
10.
Bleker zegt toe dat de voortgang van concrete gevallen van bodemsanering wordt gemeld in het eerstvolgende jaarprogramma bodemsanering dat aan de Staten wordt voorgelegd. (Bleker 08/06/05, p. 38)
11.
Bleker zegt een notitie toe met bijlagen over groene en blauw diensten (Bleker 08/06/05, p. 41 verslag)
47