®
D10055.A
Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml, concentraat voor oplossing voor infusie, 40 mg = 2 ml en 100 mg = 5 ml irinotecanhydrochloridetrihydraat BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER Lees de hele bijsluiter zorgvuldig door voordat u start met het gebruik van dit geneesmiddel. • Bewaar deze bijsluiter. Het kan nodig zijn om deze nog eens door te lezen. • Heeft u nog vragen, raadpleeg dan uw arts of apotheker. • Dit geneesmiddel is aan u persoonlijk voorgeschreven. Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen. Dit geneesmiddel kan schadelijk voor hen zijn, zelfs als de verschijnselen dezelfde zijn als waarvoor u het geneesmiddel heeft gekregen. • Wanneer één van de bijwerkingen ernstig wordt of als er bij u een bijwerking optreedt die niet in deze bijsluiter is vermeld, raadpleeg dan uw arts of apotheker. In deze bijsluiter: 1. Wat is Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml en waarvoor wordt het gebruikt? 2. Wat u moet weten voordat u Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml gebruikt. 3. Hoe wordt Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml gebruikt? 4. Mogelijke bijwerkingen. 5. Hoe bewaart u Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml? 6. Aanvullende informatie. 1.
WAT IS IRINOTECAN HCL-3-WATER SANDOZ 20 MG/ML EN WAARVOOR WORDT HET GEBRUIKT?
Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml behoort tot de groep geneesmiddelen die oncolytica (chemotherapie) worden genoemd. Deze middelen worden toegepast bij de behandeling van kanker. Toepassing Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml is bestemd voor de behandeling van patiënten met kanker in de dikke darm of de endeldarm in een gevorderd stadium (colorectaal carcinoom). Er zijn twee manieren waarop dit geneesmiddel kan worden gebruikt: • het kan worden gebruikt met twee andere geneesmiddelen (5fluorouracil en folinezuur) bij mensen die niet eerder voor hun kanker zijn behandeld • het kan op zichzelf staand worden gebruikt bij mensen bij wie eerdere behandeling met 5-fluorouracil niet is aangeslagen. Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml kan ook gebruikt worden in combinatie met andere geneesmiddelen voor aandoeningen die niet in deze bijsluiter staan vermeld. Raadpleeg uw arts of apotheker als u nog vragen heeft. 2.
WAT U MOET WETEN VOORDAT U IRINOTECAN HCL-3WATER SANDOZ 20 MG/ML GEBRUIKT.
Gebruik Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml niet • als u allergisch (overgevoelig) bent voor irinotecanhydrochloride of voor één van de andere bestanddelen van Irinotecan HCl-3water Sandoz 20 mg/ml (zie rubriek 6: Aanvullende informatie) • bij chronische darmontsteking en/of afsluiting van de darm (darmobstructie) • als u zwanger bent of borstvoeding geeft • als u lijdt aan ernstige bloed- of beenmergaandoeningen • als uw gezondheidstoestand zeer slecht is • als u gelijktijdig sint-janskruidpreparaten gebruikt (zie ‘Gebruik met andere geneesmiddelen’). Als een van de bovenstaande situaties op u van toepassing is, gebruik dit geneesmiddel dan niet en overleg met uw arts. Wees extra voorzichtig met Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml • Informeer uw arts als u een leverstoornis heeft. Voor en tijdens de behandeling moet u nauwlettend worden gecontroleerd.
• •
• •
•
•
Patiënten met een extreem hoog gehalte van een bepaalde stof (bilirubine) in het bloed mogen niet met Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml worden behandeld. Uw arts zal dit controleren. Aangezien bij ouderen de kans groter is dat het lichaam, met name de lever, niet meer zo goed werkt als bij jongere mensen, moet de arts die u dit geneesmiddel geeft, de dosering zeer zorgvuldig vaststellen. Informeer uw arts als u nierproblemen heeft. Het gebruik van irinotecan wordt niet aanbevolen omdat er geen ervaring is met het gebruik bij mensen met nierproblemen. U moet tijdens deze behandeling en ten minste drie maanden na de kuur een anticonceptiemiddel gebruiken als u geslachtsgemeenschap heeft, dit om het risico van zwangerschap weg te nemen. Net als bij alle vormen van chemotherapie gaat het gebruik van irinotecanhydrochloride gepaard met een aantal bijwerkingen die ernstig kunnen zijn. Deze bijwerkingen hebben een speciale behandeling nodig om het risico van complicaties te verlagen. U wordt behandeld door een gespecialiseerd team dat ervaring heeft met dit type behandelingen en de behandeling van de bijwerkingen, die doorgaans tijdelijk van aard zijn. Het is echter zeer belangrijk dat u rubriek 4 (Mogelijke bijwerkingen) leest en zorgvuldig de instructies opvolgt als u last krijgt van een van de beschreven verschijnselen.
Gebruik met andere geneesmiddelen Vertel uw arts of apotheker als u andere geneesmiddelen gebruikt of kort geleden heeft gebruikt. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen. Sommige geneesmiddelen kunnen bij gelijktijdig gebruik met een infusie met irinotecanhydrochloride elkaars werking(en) en/of bijwerking(en) beïnvloeden. Het onderstaande kan ook van toepassing zijn op geneesmiddelen die u enige tijd geleden heeft gebruikt of die u mogelijk in de nabije toekomst gaat gebruiken. •
•
Sommige geneesmiddelen voor de behandeling van epilepsie (carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne), geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (ketoconazol) en een geneesmiddel tegen bacteriën, met name de tuberkelbacterie die TBC veroorzaakt (rifampicine), kunnen de werking van Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml in uw lichaam beïnvloeden. Sint-janskruidpreparaten mogen niet tegelijk met Irinotecan HCl3-water Sandoz 20 mg/ml worden gebruikt omdat deze effect kunnen hebben op hoe goed de infusie werkt. Als u al sintjanskruid gebruikte alvorens te beginnen met Irinotecan HCl-3water Sandoz, moet u dit vooraf melden aan uw arts.
Als een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, raadpleeg dan zo snel mogelijk uw arts. Let op: misschien kent u de bovengenoemde geneesmiddelen onder een andere naam, vaak de handelsnaam. In deze rubriek wordt alleen het belangrijkste bestanddeel of de therapeutische categorie van het geneesmiddel genoemd en niet de handelsnaam. Kijk daarom altijd goed op de verpakking en in de bijsluiter van de geneesmiddelen die u al gebruikt wat de werkzame stof of therapeutische categorie is van dat middel. Zwangerschap en borstvoeding Vraag uw arts of apotheker om advies voordat u een geneesmiddel inneemt. Zwangerschap: Irinotecan mag niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap. Tijdens en tot 3 maanden na het einde van de behandeling met irinotecan mag u niet zwanger worden. Als u toch zwanger wordt, moet u uw arts onmiddellijk informeren. Borstvoeding: Tijdens uw behandeling met irinotecan moet u stoppen met het geven van borstvoeding.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines Binnen 24 uur na behandeling kunnen zich bijwerkingen voordoen zoals duizeligheid en problemen met het gezichtsvermogen (visusstoornissen). Ze kunnen een negatieve invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen machines te gebruiken. Als deze bijwerkingen optreden, mag u niet actief aan het verkeer deelnemen of machines bedienen.
•
Als uw diarree minder dan 24 uur na de infusie begint (‘vroege diarree’), moet u onmiddellijk contact opnemen met uw arts of verpleegkundige; zij geven u een passende behandeling. Gebruik geen behandeling die uw arts u heeft gegeven voor ‘late diarree’. Deze ‘vroege diarree’ komt voor bij minder dan 1 op de 10 patiënten. U kunt andere verschijnselen hebben als - zweten - maagkrampen - tranenvloed (waterige ogen) - gezichtsproblemen - duizeligheid - lage bloeddruk - zich niet lekker voelen - overmatige speekselvorming. Informeer uw arts of verpleegkundige over al uw verschijnselen.
•
Als uw diarree meer dan 24 uur na de infusie optreedt (‘late diarree’), moet u zodra u de eerste vloeibare ontlasting heeft gehad, onmiddellijk het volgende doen: 1. Begin onmiddellijk met het antidiarreemiddel dat is voorgeschreven door de arts die u met irinotecan behandelt. Het antidiarreemiddel dat momenteel wordt aanbevolen is loperamide (4 mg als aanvangsdosis en daarna 2 mg elke 2 uur). U moet deze behandeling voortzetten tot 12 uur na de laatste vloeibare ontlasting en deze dosering mag niet worden gewijzigd. U mag loperamide niet langer dan 48 uur achtereen of korter dan 12 uur gebruiken. U mag de aanbevolen dosis loperamide niet veranderen. 2. Drink veel water en/of dranken die zouten bevatten (sodawater, koolzuurhoudende dranken of soep). 3. Informeer de arts die u met irinotecan behandelt zo snel mogelijk over de diarree. Als hij/zij niet beschikbaar is, informeer dan een andere medewerker van de afdeling waar u dit geneesmiddel heeft gekregen. ‘Late diarree’ treedt bij meer dan 1 op de 10 patiënten op.
•
U moet uw arts informeren als: - u niet alleen diarree heeft, maar ook misselijk bent en moet braken - u niet alleen diarree heeft, maar ook koorts - u 48 uur na het begin van de antidiarreebehandeling nog steeds diarree heeft.
Belangrijke informatie over enkele bestanddelen van Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml bevat sorbitol. Als uw arts u heeft gezegd dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt. 3.
HOE WORDT IRINOTECAN HCl-3-WATER SANDOZ 20 MG/ML GEBRUIKT?
Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml zal u door een specialist worden toegediend. De dosering die u krijgt, is afhankelijk van uw leeftijd, grootte en algehele medische toestand. Daarnaast is de dosering afhankelijk van een eventuele andere behandeling die u voor uw kanker heeft gekregen. Uw arts berekent uw 2 lichaamsoppervlak in vierkante meters (m ). Dosering: •
Behandeling met Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml als enige geneesmiddel: 2 de aanbevolen dosering is 350 mg per m eens per 3 weken.
•
Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml in combinatie met 5-fluorouracil en folinezuur: 2 De aanbevolen dosering is 180 mg per m eens per 2 weken, gevolgd door een infusie met 5-fluorouracil en folinezuur.
Als zich bij u bijwerkingen voordoen, kan uw arts deze doseringen indien nodig veranderen. Hoe wordt de infusie toegediend: Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml wordt als een infusie in een ader toegediend. De tijd die nodig is om de infusie toe te dienen, bedraagt 30 tot 90 minuten. Hoe lang duurt deze behandeling: Uw arts bepaalt hoe lang de behandeling duurt. Dit hangt af van uw situatie. Als u merkt dat Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml te sterk of juist te weinig werkt, zeg dit dan tegen uw arts of apotheker. Als u nog vragen heeft over het gebruik van dit geneesmiddel, vraag dan uw arts of apotheker. 4.
MOGELIJKE BIJWERKINGEN.
Zoals alle geneesmiddelen kan Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml bijwerkingen veroorzaken, hoewel niet iedereen deze bijwerkingen krijgt. Sommige bijwerkingen komen mogelijk minder vaak voor afhankelijk van het feit of u Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml als enige geneesmiddel krijgt of juist in combinatie met andere geneesmiddelen. Ernstige bijwerkingen: De volgende bijwerkingen zijn allemaal ernstige bijwerkingen. Mogelijk heeft u dringend medische hulp nodig als een of meer van deze bijwerkingen zich bij u voordoen. Diarree Er zijn twee vormen van diarree, die van elkaar worden onderscheiden afhankelijk van het moment van aanvang. ‘Vroege diarree’ begint minder dan 24 uur na de infusie en ‘late diarree’ meer dan 24 uur na de infusie. Als u diarree heeft, is het belangrijk dat u deze instructies nauwlettend opvolgt.
Gebruik geen andere antidiarreebehandeling dan de behandeling die u van uw arts of verpleegkundige heeft gekregen en de hierboven beschreven vloeistoffen. Tekort aan witte bloedlichaampjes (neutropenie) Neutropenie is een afname van bepaalde witte bloedlichaampjes die een belangrijke rol spelen bij de bestrijding van infecties. Bij meer dan 1 op de 10 patiënten doet zich neutropenie voor na een infusie met Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml. Daarom moet uw eigen arts (bijv. uw huisarts) regelmatig het aantal cellen in uw bloed controleren tijdens behandeling met Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml. De arts die Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml voorschrijft, moet worden geïnformeerd over de resultaten van deze testen. • Als u koorts heeft, kan dit een aanwijzing zijn voor een infectie als gevolg van deze neutropenie en deze moet onmiddellijk worden behandeld. • Als u koorts heeft (als uw temperatuur hoger is dan 38°C), en met name als u ook diarree heeft, moet u uw arts of verpleegkundige onmiddellijk op de hoogte brengen omdat onmiddellijke en adequate behandeling noodzakelijk is. Misselijkheid en braken Voorafgaand aan elke behandeling met Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml moet u een middel tegen braken innemen. Misselijkheid en braken komen voor bij minder dan 1 op de 10 patiënten. • Als u moet braken en u heeft last van late diarree, moet u zo snel mogelijk contact opnemen met de arts of de afdeling waar u bent behandeld.
Patiënten die te veel vocht hebben verloren (uitdroging) door diarree, braken of infectie, kunnen nierproblemen, een lage bloeddruk of circulatoire insufficiëntie (falen van de bloedsomloop) krijgen. Ernstige allergische reactie De volgende verschijnselen van een ernstige allergische reactie treden op bij minder dan 1 op de 1000 patiënten: • snelle daling van de bloeddruk, zwakke, snelle hartslag • bleke, klam aanvoelende huid • rusteloosheid, verminderd bewustzijn. Als u een van deze verschijnselen heeft, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts of verpleegkundige. Ademhalingsproblemen Longaandoeningen (interstitiële pneumonie) en goedaardige acute ontsteking van een deel van de long (pneumonitis) die zich presenteert als vocht in de longen, komen voor bij minder dan 1 op de 100 patiënten. Als u ademhalingsproblemen heeft, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts of verpleegkundige. Andere mogelijke bijwerkingen Informeer uw arts als een van de volgende bijwerkingen hinderlijk wordt. Zeer vaak (meer dan 1 op de 10 patiënten): • tekort aan rode bloedcellen waardoor de huid bleek kan worden en zwakte of kortademigheid kan worden veroorzaakt • tekort aan bloedplaatjes, wat het risico op bloeduitstortingen en bloedingen verhoogt • koorts zonder infectie • omkeerbare haaruitval (alopecia). Vaak (minder dan 1 op de 10 patiënten): • zwakte (asthenie) • obstipatie (verstopping). Soms (minder dan 1 op de 100 patiënten) • afsluiting van de darm (darmobstructie, ileus) • bloedingen in het maagdarmkanaal (gastro-intestinale bloeding). Zelden (minder dan 1 op de 1000 patiënten) • ernstige ontsteking van de dikke darm met koorts en slijmproductie, met daarin soms pus en bloed (colitis, pseudomembraneuze colitis, ischemische colitis en colitis ulcerosa); blindedarmontsteking (tyflitis); darmperforatie (gaatjes in het darmkanaal) • ontsteking van de alvleesklier gepaard gaande met heftige pijn in de bovenbuik uitstralend naar de rug en misselijkheid en braken (pancreatitis) • maagpijn • ontsteking van de slijmvliezen (mucositis) • lichte vormen van gebrek aan eetlust (anorexie) • lichte reacties op de plaats van de infusie • lichte allergische huidreacties • verhoogde bloeddruk (hypertensie) tijdens of na de behandeling • lage kaliumspiegels in het bloed die spierzwakte, trekkingen of hartritmestoornissen kunnen veroorzaken. Doorgaans zijn deze het gevolg van diarree en braken. Zeer zelden (minder dan 1 op de 10.000 patiënten) • tekort aan bloedplaatjes veroorzaakt door antilichamen • spiersamentrekking of -verkramping en kriebelingen, jeuk of tintelingen zonder aanwijsbare oorzaak (paresthesie) • tijdelijke spraakproblemen. Wanneer één van de bijwerkingen ernstig wordt of als er bij u een bijwerking optreedt die niet in deze bijsluiter is vermeld, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
5.
HOE BEWAART U IRINOTECAN HCl-3-WATER SANDOZ 20 MG/ML?
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities. Niet in de koelkast of de vriezer bewaren. Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht. Buiten het bereik en zicht van kinderen houden. Gebruik Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml niet meer na de vervaldatum die staat vermeld op de verpakking na ’Niet te gebruiken na:’. De vervaldatum verwijst naar de laatste dag van die maand. Geneesmiddelen dienen niet weggegooid te worden via het afvalwater of met huishoudelijk afval. Vraag uw apotheker wat u met medicijnen moet doen die niet meer nodig zijn. Deze maatregelen zullen helpen bij de bescherming van het milieu. 6.
AANVULLENDE INFORMATIE.
Wat bevat Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml Het werkzame bestanddeel is: irinotecanhydrochloridetrihydraat. Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml, 40 mg = 2 ml, bevat per infusie 40 mg irinotecanhydrochloridetrihydraat (overeenkomend met 34,6 mg irinotecan). Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml, 100 mg = 5 ml, bevat per infusie 100 mg irinotecanhydrochloridetrihydraat (overeenkomend met 86,5 mg irinotecan). De andere bestanddelen zijn: melkzuur, sorbitol (E420), natriumhydroxide, zoutzuur, water voor injectie. Hoe ziet Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml er uit en de inhoud van de verpakking Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml: 1 amberkleurige injectieflacon. In het register ingeschreven onder: RVG 33076: Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant Houder van de vergunning voor het in de handel brengen Sandoz B.V. Postbus 10332 1301 AH Almere Fabrikant Lek Pharmaceuticals d.d. Verovškova 57 SI 1526 Ljubljana Slovenië Deze bijsluiter is voor de laatste keer goedgekeurd in september 2008. Sandoz en het beeldmerk zijn geregistreerde handelsmerken van Novartis.
De volgende informatie is alleen bestemd voor artsen of andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml, 40 mg = 2 ml, bevat 40 mg irinotecanhydrochloridetrihydraat per 2 ml (20 mg/ml), overeenkomend met 34,6 mg irinotecan. Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml, 100 mg = 5 ml, bevat 100 mg irinotecanhydrochloridetrihydraat per 5 ml (20 mg/ml), overeenkomend met 86,5 mg irinotecan. Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1 in de volledige Samenvatting van de Productkenmerken. THERAPEUTISCHE INDICATIES Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml is bestemd voor de behandeling van patiënten met colorectaal carcinoom in een gevorderd stadium: • in combinatie met 5-fluorouracil en folinezuur bij patiënten zonder eerdere chemotherapie voor de ziekte in dit gevorderde stadium • als monotherapie bij patiënten bij wie een standaard behandelingsschema met daarin 5-fluorouracil niet is aangeslagen. DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING Alleen voor volwassenen. Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml, oplossing voor intraveneuze infusie dient te worden geïnfundeerd in een perifere of centrale vene. Aanbevolen dosering: Bij monotherapie (bij eerder behandelde patiënten): De aanbevolen dosering van Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 2 mg/ml is 350 mg/m eenmaal per 3 weken als intraveneuze infusie toegediend in 30 tot 90 minuten (zie rubriek 4.4 en 6.6). Bij combinatietherapie (bij nog niet eerder behandelde patiënten): De veiligheid en de werkzaamheid van irinotecan in combinatie met 5-fluorouracil (5FU) en folinezuur (FA) zijn vastgesteld met het volgende schema (zie rubriek 5.1):
Duur van de behandeling: De behandeling met irinotecan dient te worden voortgezet totdat er een objectieve progressie van de aandoening of onaanvaardbare toxiciteit optreedt. Speciale patiëntengroepen Patiënten met een leverfunctiestoornis: Bij monotherapie: Bij patiënten met performance-status ≤ 2 dienen de bilirubinespiegels (tot 3 maal de bovengrens van normaal (ULN)) de startdosering van irinotecan te bepalen. Bij patiënten met hyperbilirubinemie en een protrombinetijd hoger dan 50% is de klaring van irinotecan verlaagd (zie rubriek 5.2) en is het risico van hemotoxiciteit derhalve verhoogd. Daarom moet bij deze patiënten wekelijks het bloedbeeld worden bepaald. • • •
Bij patiënten met een bilirubinegehalte tot meer dan 1,5 maal de bovengrens van normaal (ULN) is de aanbevolen dosering van 2 irinotecan 350 mg/m . Bij patiënten met een bilirubinegehalte van 1,5 tot 3 maal de 2 ULN is de aanbevolen dosering van irinotecan 200 mg/m . Patiënten met een bilirubinegehalte van meer dan 3 maal de ULN dienen niet met irinotecan te worden behandeld (zie rubriek 4.3 en 4.4).
Er zijn geen gegevens beschikbaar over patiënten met een leverfunctiestoornis die behandeld zijn met irinotecan als combinatietherapie. Patiënten met een nierfunctiestoornis: Het gebruik van irinotecan wordt niet aanbevolen bij patiënten met een nierfunctiestoornis, aangezien bij deze populatie geen onderzoek is uitgevoerd (zie rubriek 4.4 en 5.2). Ouderen: Bij ouderen is geen specifiek farmacokinetisch onderzoek uitgevoerd. Omdat bij ouderen vaker sprake is van verminderde biologische functies, met name van de lever, dient de dosis Irinotecan HCl-3water Sandoz 20 mg/ml bij deze groep extra zorgvuldig te worden vastgesteld. Deze patiënten dienen daarnaast nauwlettender te worden gecontroleerd (zie rubriek 4.4). CONTRA-INDICATIES
Irinotecan plus 5FU/FA in een tweewekelijks schema 2 De aanbevolen dosering van irinotecan is 180 mg/m eenmaal per 2 weken als intraveneuze infusie toegediend in 30 tot 90 minuten, gevolgd door een intraveneuze infusie van folinezuur en 5fluorouracil.
•
Aanpassing van de dosering: Irinotecan mag pas worden toegediend na voldoende herstel van alle bijwerkingen tot graad 0 of 1 volgens de NCI-CTC-criteria (National Cancer Institute Common Toxicity Criteria) en wanneer de behandelinggerelateerde diarree volledig over is.
• • • •
Bij de start van een volgende infusie dient de dosis irinotecan en indien nodig de 5FU te worden verlaagd in overeenstemming met de ernstigste graad van bijwerkingen die werden waargenomen tijdens de voorgaande infusie. De behandeling dient met 1 tot 2 weken te worden uitgesteld om herstel van behandelinggerelateerde bijwerkingen mogelijk te maken.
BIJZONDERE WAARSCHUWINGEN EN VOORZORGEN BIJ GEBRUIK
Bij de volgende bijwerkingen dient een dosisverlaging van 15 tot 20% te worden toegepast voor irinotecan en/of 5FU indien van toepassing: hematologische toxiciteit (neutropenie graad 4, neutropenie met koorts (neutropenie graad 3-4 en koorts graad 2-4), trombocytopenie en leukopenie (graad 4)) niet-hematologische toxiciteit (graad 3-4).
• •
Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de hulpstoffen Chronische darmontsteking en/of darmobstructie (zie rubriek 4.4) Zwangerschap en het geven van borstvoeding (zie rubriek 4.4 en 4.6) Bilirubinegehalte > 3 maal de ULN (zie rubriek 4.4) Ernstige afname van de beenmergfunctie WHO performance-status > 2 Gelijktijdig gebruik van sint-janskruidpreparaten (zie rubriek 4.5).
Het gebruik van irinotecan dient beperkt te worden tot afdelingen die gespecialiseerd zijn in de toediening van cytotoxische chemotherapie en toediening dient alleen plaats te vinden onder supervisie van een arts die bevoegd is voor het gebruik van chemotherapie als behandeling van kanker. Gezien de aard en incidentie van ongewenste voorvallen mag irinotecan in de volgende gevallen alleen worden voorgeschreven na afweging van de te verwachten voordelen ten opzichte van de mogelijke risico’s: bij patiënten met een risicofactor, met name in geval van een WHO performance-status = 2. in de zeldzame gevallen waarin het niet aannemelijk is dat patiënten de richtlijnen voor het omgaan met bijwerkingen in acht zullen nemen (noodzaak van onmiddellijke en langdurige
behandeling van diarree, in combinatie met een zeer ruime vochtinname bij de eerste manifestatie van late diarree). Voor deze patiënten wordt strikt toezicht in het ziekenhuis aanbevolen. Wanneer irinotecan als monotherapie wordt gebruikt, wordt het gewoonlijk voorgeschreven volgens het driewekelijkse doseringsschema. Een wekelijks doseringsschema (zie rubriek 5.1) kan echter worden overwogen voor patiënten bij wie een intensievere ondersteuning nodig is of met een verhoogd risico op ernstige neutropenie. Late (later optredende) diarree Patiënten moeten erop worden gewezen dat er een risico bestaat op late diarree; dit kan meer dan 24 uur na de toediening van irinotecan zijn en op elk willekeurig moment voor de volgende cyclus. Tijdens monotherapie was de vijfde dag het gemiddelde moment waarop na de infusie van irinotecan de eerste vloeibare ontlasting optrad. Als dit gebeurt, dienen patiënten hun arts snel te informeren en onmiddellijk met de gepaste behandeling te beginnen. De volgende patiënten hebben een verhoogd risico op diarree: degenen die in het verleden radiotherapie van buik of bekkengebied hebben ondergaan, patiënten die al voor aanvang van de behandeling hyperleukocytose hadden, patiënten met een WHO performance-status ≥ 2 en vrouwen. Als diarree niet op de juiste wijze wordt behandeld, kan deze levensbedreigend zijn, vooral als bij de patiënt ook sprake is van neutropenie. Direct nadat de eerste dunne ontlasting is opgetreden, dient de patiënt te beginnen met het drinken van grote hoeveelheden elektrolythoudende dranken en moet er onmiddellijk met een geschikt antidiarrhoicum worden gestart. Dit antidiarrhoicum wordt voorgeschreven door de ziekenhuisafdeling waar irinotecan werd toegediend. Na ontslag uit het ziekenhuis dienen de patiënten onmiddellijk te kunnen beschikken over de voorgeschreven geneesmiddelen, zodat zij de diarree kunnen behandelen zodra deze optreedt. Bovendien moeten zij hun arts of de afdeling waar de irinotecan werd toegediend, op de hoogte stellen wanneer er diarree optreedt. Het antidiarrhoicum dat momenteel wordt aanbevolen, bestaat uit hoge doses loperamide (4 mg als aanvangsdosis en daarna 2 mg elke 2 uur). Deze behandeling dient gedurende 12 uur na de laatste vloeibare ontlasting te worden voortgezet en mag niet worden gewijzigd. Loperamide mag vanwege het risico van paralytische ileus nooit langer dan 48 uur achtereen of korter dan 12 uur in deze dosering worden toegediend. Een profylactische therapie met een oraal breedspectrumantibioticum dient toegevoegd te worden aan de behandeling van diarree als deze 3 gepaard gaat met ernstige neutropenie (neutrofielen < 500/mm ). Naast de behandeling met antibiotica wordt voor behandeling van diarree in de volgende gevallen opname in het ziekenhuis aanbevolen: als de diarree gepaard gaat met koorts als de diarree ernstig is (als intraveneuze rehydratie noodzakelijk is) als de diarree langer dan 48 uur na juiste behandeling met hoge doses loperamide aanhoudt. Loperamide dient niet als profylactische behandeling te worden gegeven, zelfs niet aan patiënten bij wie tijdens eerdere cycli late diarree optrad. Bij patiënten die ernstige diarree hadden, wordt een lagere dosis tijdens de volgende cycli aanbevolen (zie rubriek 4.2). Hematologie Het is raadzaam tijdens de behandeling met irinotecan wekelijks het bloedbeeld te bepalen. Patiënten dienen zich bewust te zijn van het risico op neutropenie en de betekenis van koorts. Neutropenie die met koorts gepaard gaat (temperatuur > 38°C en neutrofielen ≤ 3 1000/mm ), dient met spoed in het ziekenhuis met intraveneuze breedspectrumantibiotica behandeld te worden.
Bij patiënten met ernstige hematologische bijwerkingen wordt een dosisverlaging aanbevolen voor de daaropvolgende toediening (zie rubriek 4.2). Er bestaat een verhoogd risico op infecties en hematologische toxiciteit bij patiënten met ernstige diarree. Bij patiënten met ernstige diarree dient een volledig bloedbeeld te worden bepaald. Leverfunctiestoornis Leverfunctietesten dienen te worden uitgevoerd bij aanvang van de behandeling en vóór elke cyclus. Het bloedbeeld dient wekelijks te worden bepaald bij patiënten met bilirubinespiegels tussen de 1,5 en 3 maal de ULN vanwege de verminderde klaring van irinotecan (zie rubriek 5.2) en daarmee samenhangend het verhoogde risico op hemotoxiciteit in deze patiëntengroep. Voor patiënten met een ULN hoger dan 3 maal de ULN, zie rubriek 4.3. Misselijkheid en braken Een profylactische behandeling met een anti-emeticum wordt aanbevolen voorafgaand aan elke behandeling met irinotecan. Misselijkheid en braken zijn vaak gemeld. Patiënten die last hebben van braken en late diarree, dienen zo snel mogelijk voor behandeling in een ziekenhuis te worden opgenomen. Acuut cholinerg syndroom Als zich een acuut cholinerg syndroom voordoet (gedefinieerd als vroege diarree en een reeks andere symptomen, zoals zweten, buikkramp, tranenvloed, miosis en speekselvloed), dient atropinesulfaat (0,25 mg subcutaan) toegediend te worden, tenzij daar een klinische contra-indicatie voor bestaat (zie rubriek 4.8). Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met astma. Bij patiënten bij wie zich een acuut en ernstig cholinerg syndroom heeft voorgedaan, wordt bij de volgende toedieningen van irinotecan profylactische toepassing van atropinesulfaat aanbevolen. Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen Interstitiële longaandoeningen die zich presenteren als pulmonaire infiltraten, komen soms voor tijdens behandeling met irinotecan. Interstitiële longaandoeningen kunnen fataal zijn. Risicofactoren waar de ontwikkeling van interstitiële longaandoeningen mogelijk mee gepaard gaat, zijn onder meer pneumotoxische geneesmiddelen, radiotherapie en koloniestimulerende factoren. Patiënten met risicofactoren dienen voor en tijdens behandeling met irinotecan zorgvuldig op respiratoire symptomen te worden gecontroleerd. Ouderen Omdat bij ouderen vaker sprake is van verminderde biologische functies, met name van de lever, dient de dosis irinotecan bij deze groep extra zorgvuldig te worden vastgesteld (zie rubriek 4.2). Patiënten met darmobstructie Deze patiënten mogen niet met irinotecan worden behandeld totdat de darmobstructie is opgeheven (zie rubriek 4.3). Patiënten met een nierfunctiestoornis Bij deze groep is geen onderzoek uitgevoerd (zie rubriek 4.2 en 5.2). Overige Patiënten met zeldzame aangeboren aandoeningen als fructoseintolerantie dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken. Zeldzame gevallen van nierinsufficiëntie, hypotensie of circulatoire insufficiëntie zijn waargenomen bij patiënten met aan diarree en/of braken gerelateerde episoden van dehydratie, of sepsis. Tijdens en tot ten minste drie maanden na de beëindiging van de therapie dienen anticonceptiva te worden gebruikt. Gelijktijdig gebruik van irinotecan met sterke remmers (bijv. ketoconazol) of inductoren (bijv. rifampicine, carbamazepine, fenobarbital, sint-janskruid) van CYP3A4 kan de omzetting van irinotecan beïnvloeden en dient te worden vermeden (zie rubriek 4.5). INTERACTIES MET ANDERE GENEESMIDDELEN EN ANDERE VORMEN VAN INTERACTIE Interactie tussen irinotecan en neuromusculair werkende spierrelaxantia kan niet worden uitgesloten, omdat irinotecan een cholinesteraseremmende werking heeft. Geneesmiddelen met een
cholinesteraseremmende werking kunnen de neuromusculaire blokkade door suxamethonium verlengen en de neuromusculaire blokkade van niet-depolariserende relaxantia kan worden geantagoneerd.
Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml, 100 mg = 5 ml: amberkleurige glazen injectieflacon (type I), 7 ml, met fluorpolymeer omhulde broombutyl rubber stop en aluminium krimpdop. 1 Injectieflacon per verpakking.
Uit een aantal onderzoeken is gebleken dat gelijktijdig gebruik van CYP3A4-inducerende anti-epileptica (bijv. carbamazepine, fenobarbital of fenytoïne) leidt tot een verminderde blootstelling aan irinotecan, SN-38 en SN-38-glucuronide en zwakkere farmacodynamische effecten. Het effect van dergelijke anti-epileptica werd weerspiegeld door een afname van de AUC van SN-38 en SN38-glucuronide van 50% of meer. Naast de inductie van cytochroom P450 3A-enzymen kan verhoogde glucuronidering en verhoogde biliaire uitscheiding een rol spelen bij een afname van de blootstelling aan irinotecan en haar metabolieten. Een onderzoek heeft aangetoond dat gelijktijdig gebruik van ketoconazol resulteerde in een afname van de AUC van APC van 87% en een toename in de AUC van SN-38 van 109% in vergelijking met irinotecan alleen. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten die gelijktijdig geneesmiddelen gebruiken waarvan bekend is dat zij cytochroom P450 3A remmen (bijv. ketoconazol) dan wel induceren (bijv. rifampicine, carbamazepine, fenobarbital of fenytoïne). Gelijktijdige toediening van irinotecan met een remmer/inductor van dit enzym kan de omzetting van irinotecan beïnvloeden en dient te worden vermeden (zie rubriek 4.4). In een klein farmacokinetisch onderzoek (n=5), waarbij irinotecan 350 2 mg/m tegelijk werd toegediend met sint-janskruid (Hypericum perforatum) 900 mg, werd een afname van de plasmaspiegels van de werkzame metaboliet van irinotecan (SN-38) van 42% waargenomen. Sint-janskruid verlaagt de plasmaspiegels van SN-38 (zie rubriek 4.3). Derhalve dient sint-janskruid niet gelijktijdig met irinotecan te worden gebruikt. Gelijktijdige toediening van 5-fluorouracil/folinezuur in het combinatieschema heeft geen invloed op de farmacokinetiek van irinotecan.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen Net zoals andere antineoplastica moet irinotecan met voorzichtigheid worden bereid en gehanteerd. Het gebruik van een bril, masker en handschoenen is noodzakelijk. Als de irinotecanoplossing of infusieoplossing in contact komt met de huid, onmiddellijk en grondig wassen met water en zeep. Als de irinotecanoplossing of infusieoplossing in contact komt met slijmvliezen, dienen deze onmiddellijk met water te worden gespoeld.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS Lijst van hulpstoffen Melkzuur Sorbitol (E420) Natriumhydroxide Zoutzuur Water voor injectie. Gevallen van onverenigbaarheid Er zijn geen gevallen van onverenigbaarheid bekend. Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen. Houdbaarheid 24 maanden. Het verdunde product is fysisch-chemisch stabiel gedurende 48 uur in een koelkast bij 2-8°C en gedurende 24 uur bij kamertemperatuur (beneden 25°C). Vanuit microbiologisch oogpunt dient het product echter direct na verdunning te worden gebruikt. Indien het verdunde product niet onmiddellijk wordt gebruikt, is de gebruiker/toediener verantwoordelijk voor de houdbaarheid en de toestand waarin het wordt toegediend. Normaliter is de periode in dit laatste geval niet langer dan 24 uur bij 2-8°C, tenzij verdunning is uitgevoerd onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische omstandigheden. Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren Voor dit geneesmiddel is er geen speciale bewaartemperatuur. Niet in de koelkast of de vriezer bewaren. Bewaar de injectieflacons in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht. Na verdunning (zie rubriek 6.6) bewaren beneden 25°C of bewaren in de koelkast (2-8°C). Aard en inhoud van de verpakking Irinotecan HCl-3-water Sandoz 20 mg/ml, 40 mg = 2 ml: amberkleurige glazen injectieflacon (type I), 4 ml, met fluorpolymeer omhulde broombutyl rubber stop en aluminium krimpdop. 1 Injectieflacon per verpakking.
Bereiding van de intraveneuze infusie voor toediening Zoals geldt voor alle geneesmiddelen die per injectie kunnen worden toegediend, dient de irinotecanoplossing onder aseptische omstandigheden te worden bereid (zie rubriek 6.3). Als een neerslag wordt waargenomen in de injectieflacons of na reconstitutie, dient het product te worden weggegooid volgens standaardprocedures voor cytotoxische stoffen. Zuig met een gekalibreerde injectiespuit de vereiste hoeveelheid irinotecanoplossing aseptisch op uit de injectieflacon en injecteer deze in een infuuszak of -fles van 250 ml die 0,9% natriumchlorideoplossing of 5% dextroseoplossing bevat. De infusie dient daarna grondig gemengd te worden door deze met de hand te roteren. Verwijdering Alle materialen die voor verdunning en toediening zijn gebruikt, dienen te worden vernietigd overeenkomstig de standaard ziekenhuisprocedures voor cytotoxische stoffen.