D E GAVE S TAD
Cultuurhistorische Ve r k e n n i n g e n van de wijken in
Zoetermeer
Zoetermeer als staalkaart van naoorlogse stedenbouw en architectuur
DE GAV E S TAD
Cultuurhistorische Ve r k e n n i n g e n van de wijken in
Zoetermeer
Zoetermeer als staalkaart van naoorlogse stedenbouw en architectuur
INHOUD
Vooraf
1
Ontwikkeling van Seghwaert
3
De historische infrastructuur
9
De ruimtelijke opzet
13
Groen en water
21
Architectuur
27
Recente ontwikkelingen
49
Bijzondere kwaliteiten
51
Conclusie
53
Bronnen en literatuur
55
DE
GAVE
STAD
De indertijd beroemde illustrator Rudolf Das maakte in 1972, aan het begin van de planvorming voor Seghwaert, deze impressie van de wijk: veel terrasflats in een riante opzet, met veel groen, pleinen en hoogteverschillen. Foto Gemeentearchief Zoetermeer.
VOORAF
De ontwikkeling van het moderne Zoetermeer, zoals gestart in 1962 met de aanwijzing van het tweelingdorp Zegwaart/Zoetermeer tot groeigemeente, had zijn eindpunt moeten vinden in de oplevering van de wijk Seghwaert. In het Structuurplan van 1968 was een stad voorzien die rond 1980 honderdduizend inwoners zou tellen en die in vier quadranten zou worden gebouwd, met de klok mee, rondom het oude dorp: Palenstein en Driemanspolder, Meerzicht, Buytenwegh de Leyens en Seghwaert. In deze volgorde is het ook gegaan, maar niet volgens de rechte lijn die de stedenbouwers aanvankelijk voor ogen hadden. De omloopsnelheid van de stedenbouwkundige opvattingen heeft het hoge tempo van de groei gemakkelijk kunnen bijhouden. Binnen tien jaar na de aanwijzing tot groeistad werden de ruimtelijke plannen grondig gewijzigd. Werd in de Structuurnota uit 1968 nog gesproken van hoogbouw en een strikte scheiding van functies, reeds vier jaar later werd in een Nota van Wijzigingen vastgesteld dat ‘bepaalde ideeën en doelstellingen (....) in de loop der jaren door nieuwe ontwikkelingen achterhaald zijn.’ Zoetermeer als hoogbouwstad had halverwege de bouw van Meerzicht afgedaan en werd ingeruild voor een stad met een ‘kleinschalig en beschut woon- en leefklimaat’. Laagbouw en ‘gestapelde laagbouw’, in de meest uiteenlopende varianten gingen vanaf dat moment het beeld van Zoetermeer bepalen. Een deel van Meerzicht, geheel Buytenwegh de Leyens en ook Seghwaert zijn volgens deze opvattingen vormgegeven. Seghwaert vormt in deze ontwikkeling zelfs een hoogtepunt, in dubbel opzicht. De drang om te experimenteren met nieuwe woonvormen en gebouwtypen kon hier naar hartelust worden botgevierd, zodanig dat de leus: ‘Zoetermeer: laboratorium voor architectuur en stedenbouw’, alleen al voor Seghwaert zou kunnen gelden. Maar tegelijk vormt Seghwaert ook de afsluiting van deze periode van kleinschaligheid, herbergzaamheid en ‘klein woongeluk’, die nog geen 10 jaar heeft geduurd. De tekenen dat het om een aflopende zaak ging zijn in de wijk zelf terug te vinden: de Weiden- en Veldenbuurt zijn de voorbode van de strakkere opzet van de latere wijken van Zoetermeer: Noordhove, Rokkeveen en Oosterheem. Seghwaert is al met al een wijk waar ‘veel gebeurt’, zowel in historisch als in ruimtelijk opzicht.
DE
GAVE
STAD
1
Deze luchtfoto uit 1977 toont de in aanbouw zijnde deelgebieden Sa en Sb (de Gaarden en de Sloten). De woningen aan de Pruimengaarde, Gaardedreef en Karpersloot zijn al goed te onderscheiden. Foto Gemeentearchief Zoetermeer.
Toekomstige bewoners werden met dit soort illustraties warm gemaakt voor Seghwaert, de wijk van het kleinschalige woongeluk, zonder hoogbouw, in direct contact met Moeder Aarde.
2
Seghwaert. De naam van de vierde woonwijk van Zoetermeer is een eerbetoon aan het zusterdorp Zegwaart waarmee Zoetermeer zich in 1935 verenigde. De ouderwetse spelling lijkt misschien een verzinsel, maar in de zeventiende eeuw heette het oostelijke deel van het tweelingdorp Seg(h)waert, en de polder ten noorden hiervan de Seg(h)waertse Polder. Dit werd later de Palensteinse Polder, en in het midden hiervan zou de wijk Seghwaert verrijzen. Minister Gruijters gaf in mei 1976 het startsein voor deze vierde (en in de oorspronkelijke plannen van 1968 ook laatste) wijk van Zoetermeer. Op een gebied van 220 ha, hetzelfde oppervlak als Buytenwegh de Leyens, moesten 6.420 woningen verrijzen voor 19.000 inwoners, in een relatief hoge dichtheid van vijftig woningen per hectare. Er werd gedacht aan een woonwijk die ‘een beschut woon- en leefklimaat moet geven. Als voorbeeld is gedacht aan de opzet van historische hollandse steden in het polderlandschap. Kenmerken zijn kleinschaligheid, levendigheid, intiem en beschut, geen scheidingen, hoge woondichtheden, geringe bouwhoogte, straten, korte loopafstanden tot de voorzieningen e.d.,’, zo meldde de gemeentelijke informatiekrant. Een dergelijke wijk was de absolute tegenpool van de uitbreidingen waar Zoetermeer in 1968 mee begonnen was. De anonieme hoogbouw van Palenstein, Driemanspolder en oostelijk Meerzicht was al snel na de oplevering in ongenade gevallen en werd vervangen door het ‘verhaal van een andere gedachte’, een in die dagen gevleugeld begrip waarmee de beroemde architect Aldo van Eyck al in 1959 de vakgebieden van stedenbouw en architectuur in beroering had gebracht. Wat in deze jaren opspeelde, was volgens de stedenbouwkundige S.J. van Embden, die intensief bij de ontwikkeling van Zoetermeer betrokken is geweest, de ‘tegenstelling tussen de verdedigers van het gezin als traditionele hoeksteen van de samenleving, wonende in direct contact met Moeder Aarde enerzijds, en anderzijds exponenten van het moderne Bevrijde Wonen, hoog en in direct contact met de ‘Kosmische Ruimte’.’ Behalve herbergzaamheid en functiemenging lag ook het begrip ‘diversiteit’ een ieder in deze dagen voor op de tong, en dat had niet alleen betrekking op gebouwen en openbare ruimtes, maar ook op de menging van verschillende leeftijdsgroepen, woonvormen en inkomenscategorieën. Ook in dit klimaat wilde men ‘bevrijd’ worden, niet van de banaliteit en de benauwdheid van het aardse wonen, zoals Van Embden voor ogen had, maar van bevoogding door bestuurders, ambtenaren en stedenbouwkundigen. Het waren de jaren van de democratiserings- en emancipatiegolf, van inspraak en medezeggenschap. DE
GAVE
S TAD
3
Tijdens de planvorming en de bouw werd Seghwaert onderverdeeld in acht deelgebieden, Sa tot en met Sf en Ka en Kb. Nu worden de buurten onderscheiden door middel van de straatnamen (-gaarde, -sloot, etc.).
4
Kant-en-klare plannen van geïsoleerde stedelijke diensten waren uit en maakten plaats voor stedenbouw ‘van onderop’, gemaakt in samenspraak met bewoners en vertegenwoordigers uit andere vakgebieden dan de stedenbouw, zoals sociologen, (tuin)architecten, kunstenaars en organisatiedeskundigen. Vanaf de bouw van Buytenwegh de Leyens is dit in praktijk gebracht. Ook Seghwaert had zogenaamde ontwerpteams die het globale stedenbouwkundige plan, gemaakt door de drie gemeentelijke stedenbouwkundigen F. Schaasberg, W. Hermans en R. Schmohl, uitwerkten in bestemmingsplannen en concrete bouwprojecten. Alleen in deelplan Sd kwam hier nog een extern stedenbouwkundig bureau aan te pas: verder is alles door de gemeentelijke stedenbouwkundigen opgezet en begeleid, hetgeen een breuk was met de toen bestaande praktijk. Pas in de jaren negentig gaf de gemeente het stedenbouwkundige werk weer (gedeeltelijk) uit handen. De bevolking kon, op elk planniveau, inspraak leveren via de gele ‘Inspreekkrant’ en de ‘Insprekerswerkgroep’. ‘Straks wonen in Seghwaert. NU zeggen hoe U het wenst’ , riep een nieuwsbrief de bewoners op. De inspraak werd evenwel geen eclatant succes. Het feit dat er nog geen mensen in Seghwaert woonden en de toekomstige bewoners dikwijls nog niet bekend waren was de reden dat de gemeente weinig weerklank vond bij de burger. De Insprekerswerkgroep hief zich in 1977 zelfs op. De bouw van Seghwaert nam zes jaar in beslag en werd per deelgebied uitgevoerd. Er waren er acht, Sa tot en met Sf en Ka (Petuniatuin) en Kb (Leidsewallen). De Gaarden (Sa) en de Sloten (Sb) werden het eerst uitgevoerd, de Akkers (Sc), Parken (Se) en Vaarten (Sd) volgden en met de Weiden en Velden (Sf) werd de wijk voltooid. De straatnamen werden afgeleid van de agrarische geschiedenis van de polder. Elk van de acht deelgebieden is door andere ontwerpteams vormgegeven en begeleid door een eigen gemeentelijke stedenbouwkundige, zoals F. Marks voor Se en B. Otters voor Sc. Dit heeft de architectonische en stedenbouwkundige diversiteit van de wijk vergroot, precies zoals de bedoeling was. Die diversiteit hield ook verband met de hausse aan woningbouwexperimenten, in Zoetermeer maar ook in de rest van het land, die zo kenmer-kend is voor de jaren zeventig. Een breed stelsel aan rijkssubsidies werd ingezet om de verscheidenheid van het woningaanbod en de woonomgeving te vergroten, waaronder het ‘Stimuleringsprogramma experimentele woningbouw’, en de ‘Beschikking geldelijke steun eigen woningen’. Deze laatste subsidie is gebruikt om het eigen woningbezit te bevorderen en ‘eigenbouwers’ te ondersteunen. Ook in Seghwaert is van deze regeling gebruik gemaakt. De subsidie voor experimentele woningbouw is veel gebruikt om afwijkende woningtypen te bouwen. Dit was noodzakelijk, want de tijd dat groeikernen voor ‘standaard’DE
GAVE
S TAD
5
Eind jaren zeventig, toen de economische recessie inzette, werd steeds duidelijker dat het uit moest zijn met de ‘toeters en bellen in de woningbouw’, zoals Marcel van Dam het noemde. Bijzondere hoekoplossingen of entreepartijen, zoals op deze foto’s, maakten de woningbouw te duur.
6
gezinnen werden gebouwd was voorbij. De stadsvernieuwing kwam op gang en die drong ook veel alleenstaanden en bejaarden uit hun binnenstedelijke behuizing. Alle subsidies en experimenten ten spijt kan toch niet worden gezegd dat Seghwaert in het meest gunstige tijdvak tot stand is gekomen. In de tweede helft van de jaren zeventig verslechterde de economie en al krap twee jaar na het slaan van de eerste paal werd dat pijnlijk voelbaar. De hypotheekrente steeg tot historische hoogte (14%) en de verkoop van duurdere woningen liep spaak (zoals die aan de Sinaasappelgaarde, de Lelie- en Nimfkruidvaart). Premiekoopwoningen werden meer dan eens omgezet in huurwoningen. Ook de bouw liep aanzienlijke vertraging op, terwijl de bouwprijzen sterk waren gestegen als gevolg van de voorgeschreven diversiteit in woningtypen en architectuur. Vergeleken met de jaren zestig waren de bouwkosten met twintig procent toegenomen, zo bleek uit een onderzoek dat in 1978 werd gepubliceerd. Verbijzonderde hoekwoningen, overdekte parkeervoorzieningen, overbouwde onderdoorgangen en het grote aantal woningtypen binnen een plan waren dure extra’s. Vanuit verschillende hoeken werd deze manier van bouwen alsmaar meer onder vuur genomen. Architecten als Carel Weeber of J.J. Sterenberg, nota bene een van de ontwerpers van het experimentele woondekkenplan van Buytenwegh de Leyens, uitte in 1978 kritiek op de stedenbouwkundige ‘dwangvoorschriften’, die standaardisatie in de weg stonden en die zorgden voor dure overruimte in de woning. Ook de politiek zag in dat het tij was gekeerd en Marcel van Dam, toen nog staatssecretaris van Volkshuisvesting, maakte furore met zijn opmerking dat het maar eens uit moest zijn met de ‘toeters en bellen’ in de woningbouw. De Woningfederatie Zoetermeer, de overkoepelende organisatie van woningbouwverenigingen, schreef in 1978 een brandbrief naar de gemeenteraad met vierentwintig bezuinigingsvoorstellen, die een keerpunt betekende in de ontwikkeling van Seghwaert en Buytenwegh de Leyens. Bij de bouw van de woningen tussen de Andoorn- en Pitrusvaart heeft de Woningfederatie bij wijze van experiment enkele van deze bezuinigingen doorgevoerd. Aangezien de deelgebieden ten zuiden en (noord)oosten van de Zoetermeerlijn al waren of werden gebouwd is de architectonische en stedenbouwkundige versobering die het gevolg was van deze koerswijziging vooral goed af te lezen aan de buurtjes ten noorden van de Zoetermeerlijn. De woningbouw tussen de Weidedreef en de Konijnenweide van de architect Carel Weeber (het project ‘De Lotus’ of de ‘Slinger van Weeber’) springt dan met name in het oog. Lange, heldere lijnen hebben de plaats ingenomen van besloten woonerven en verspringende gevels.
DE
G AVE
STAD
7
De nog maagdelijke Palensteinse Polder in 1973. Op de achtergrond is de windsingel van een boomgaard te zien. Foto Gemeentearchief Zoetermeer.
Op deze kaart is de huidige bebouwing van Seghwaert over de structuur van de oude Palensteinse Polder gelegd. De huidige Dwarstocht is nog een duidelijk zichtbaar restant van de achttiende-eeuwse polder.
8
Seghwaert ligt in de Palensteinse Polder, waar ook de wijken Palenstein en Noordhove in zijn gebouwd. De polder wordt ten oosten begrensd door de Zegwaartseweg en ten westen door de Leidsewallenwetering, beide landschappelijke elementen die een rol hebben gespeeld in de vroegste, middeleeuwse geschiedenis van Zoetermeer. De polder zelf is echter niet zo oud. Weliswaar zijn de veengebieden rondom de dorpen Zoetermeer en Zegwaart al vanaf de elfde eeuw ontgonnen en voor landbouw geschikt gemaakt, al weer enkele eeuwen later groeven de dorpelingen hun veenakkers tot ‘op de bodem’ (de kleilaag) af om turf te winnen. Deze brandstof, feitelijk gedroogde veenplaggen, was erg gewild in de groeiende steden van Holland en was als inkomstenbron voor de plaatselijke bevolking onmisbaar. De tot meters diep afgegraven gebieden konden niet meer droog worden gehouden en gaandeweg kwamen grote stukken voormalig akkerland min of meer permanent onder water te staan, niet alleen rond Zoetermeer, maar ook in grote delen van Holland. Omdat dit een steeds grotere bedreiging werd voor het land dat nog wel droog was, ging men vanaf eind zestiende eeuw over tot de droogmaling en inpoldering van het ‘verveende’ land en van natuurlijke meren en plassen. De Zoetermeerse Meerpolder was beneden het IJ zelfs de eerste droogmakerij (1614-1616). Het gebied van de Palensteinse Polder is veel later drooggemalen, in 1759. De polder werd met nieuwe sloten en tochten doorgraven en gebruikt voor akkerbouw en fruitteelt. Resten van dit polderlandschap zijn in Seghwaert bewaard gebleven, mede omdat de ontwerpers van de wijk dit bewust hebben nagestreefd. Een deel van de voormalige Dwarstocht (Hoofdtocht) loopt nog steeds door de wijk en ook resten van poldersloten zijn nog altijd aanwezig, vooral tegen de Zegwaartseweg aan (zoals langs de Appelgaarde, Gerstakker en door de boomgaard). De boomgaard is het meest in het oog springende restant van de agrarische geschiedenis van dit gebied. Ook de uit elzen of wilgen bestaande windsingels rondom de boomgaard, die de fruitbomen tegen harde wind moesten beschermen, zijn bewaard gebleven. Elders in de wijk zijn eveneens rijen elzen of wilgen in het stadslandschap opgenomen, zoals langs de Citroengaarde en de Erwtenakker. Aan de westzijde van de Palensteinse Polder stroomt de Leidsewallenwetering, een middeleeuwse waterloop die diende als vaarweg naar Leiden. De wetering scheidde de dorpen Zoetermeer en Zegwaart van elkaar en ging ten zuiden van de dorpsbebouwing over in de vaarweg naar Delft: de Delftsewallenwetering. Oude bebouwing is langs het Seghwaertse deel van de wetering niet bewaard gebleven. DE
G AVE
S TAD
9
De Leidsewallenwetering is een van oorsprong middeleeuwse waterloop, die gebruikt werd als vaarweg naar Leiden.
Aan de Zegwaartseweg staan nog verscheidene boerderijen, waaronder deze achttiende-eeuwse schuur op nummer 96. Foto Gemeentearchief Zoetermeer.
10
De Zegwaartseweg (eigenlijk een dijk) vormde de verbinding tussen Benthuizen en Zegwaart-Zoetermeer en was in de middeleeuwen de basis voor de ontginning van de veengebieden rondom Zegwaart. De dijk vormde vanaf 1370 de feitelijke landscheiding tussen de Hoogheemraadschappen Schieland en Rijnland en is altijd boven het verveende land blijven uitsteken (zoals alle dijken en wegen). Hoewel het er niet van af straalt is de Zegwaartseweg rechtstreeks verbonden met een van de meest heroïsche perioden uit de vaderlandse geschiedenis: het ontzet van Leiden in de Tachtigjarige Oorlog. Een Zoetermeerder heeft de Geuzen naar de Zegwaartseweg geleid, toen de Voorweg door de sterke Spaanse tegenstand onneembaar bleek. De Geuzen staken de dijk op enkele plekken door, waardoor de polders tot aan Leiden onderliepen en zijzelf konden doorvaren tot onder de Leidse stadsmuren. De bewering dat de twee bochten in de Zegwaartsewetering restanten zijn van deze daad is helaas een fabel. De wetering is pas gegraven bij de droogmaking van de Palensteinse Polder in de achttiende eeuw. Hij is toen om de bestaande boerderijen heen gegraven. Aan de Zegwaartseweg staan nog boerderijen en andere gebouwen uit de ‘dorpse’ geschiedenis van Zoetermeer, waarvan verschillende op de monumentenlijst zijn geplaatst. Drie boerderijen dateren nog uit de achttiende eeuw; de langhuisboerderij op Zegwaartseweg 31, de schuur van de Leeuwenhoeve op nummer 96 en de boerderij op nummer 43. Ook hoeves uit de negentiende en begin twintigste eeuw zijn aan de Zegwaartseweg goed vertegenwoordigd. De boerderij Noordhove (op nummer 116) is gebouwd in 1925 en is in de loop der jaren een staalkaart van verschillende bouwstijlen geworden. Op nummer 61 staat een waar ‘koekoeksjong’: een boerderij van het Groninger type, met de bekende royale schuren. De hoeve is gebouwd in 1927 door een boer uit het Groningse Scheemda.
DE
GAVE
S TAD
11
Seghwaert heeft de opzet van een zogenaamd halfrooster. Op enkele plekken wordt het verkeer de wijk binnengelaten en via lusvormige, met elkaar verbonden hoofdwegen naar de verschillende buurten geleid. Op de woonerven loopt het verkeer dood.
12
Net als de andere vier wijken die nog onder het regime van het Structuurplan 1968 zijn gebouwd vormt Seghwaert een op zichzelf staand gebied dat behalve aan de noordzijde aan alle kanten duidelijk is afgeschermd en begrensd. Groenstroken scheiden de wijk van de Australië- en Aziëweg en men kan de wijk vanaf deze hoofdroutes slechts op enkele punten binnenrijden. Een zorgvuldig overdachte routing voor het autoverkeer, met zoveel mogelijk ruimte voor openbaar vervoer, fietser en voetganger, is dan ook een belangrijke grondslag geweest voor de opzet van Seghwaert. De Zoetermeerlijn, die op een talud met een grote lus door de wijk wordt gevoerd, heeft hier twee stations die elk gekoppeld zijn aan een winkelcentrum: de Petuniatuin en Leidsewallen. De meeste woningen zijn binnen een straal van 600 meter van een station/winkelcentrum gebouwd (vandaar de parken aan de randen van de wijk) om het openbaar vervoer te stimuleren en de loopafstanden naar de winkels te bekorten. Het buurtwegenstelsel is zo ontworpen dat de wijk zo min mogelijk last heeft van auto’s. Het heeft de vorm van een ‘halfrooster’, zoals dat in het jargon heet. Dat betekent dat het doorgaande autoverkeer slechts op enkele plekken de wijk wordt binnengelaten om vervolgens zo gelijkmatig mogelijk over het hoofdnet, gevormd door de lusvormige dreven, langs de buurten te worden geleid. Binnen dat hoofdnet (of ‘2e niveauwegen’ in de oorspronkelijke terminologie) liggen de verkeersluwe buurten, waar het autoverkeer via de woonstraten naar de woonerven wordt geleid. De dreven zijn zo opgezet dat de eigen buurt zo snel mogelijk kan worden bereikt (dat scheelt autokilometers), zonder dat men overal kan doorsteken, zoals in een rooster (dan zou de auto ‘overal’ aanwezig zijn). Het is een tussenoplossing, die zich halverwege een rooster en een ‘boomstructuur’ bevindt. Meerzicht en Buytenwegh de Leyens hebben zo’n boomstructuur, die bestaat uit een of twee brede hoofdaders (de stammen), waarvandaan zich ‘takken’ afsplitsen, en nog eens afsplitsen, in een opklimmende mate van verkeersluwheid, om uiteindelijk dood te lopen. Door de toepassing van het halfrooster krijgen de afzonderlijke dreven minder verkeer te verwerken en hebben zij een smaller profiel. Zij vormen daarom ook nauwelijks barrières in de wijk voor voetgangers en fietsers. Er is zelfs geprobeerd alle verkeerssoorten weer bijelkaar te brengen in reactie op de strikte scheiding van auto-, fiets- en voetgangersverkeer in de hoogbouwwijken van Zoetermeer. Dit is niet helemaal gelukt omdat juist de halfroosterstructuur, waar men slechts links- of rechtsaf kan slaan en nooit rechtdoor kan rijden (T-kruisingen) niet geschikt is voor voetgangers. Deze willen graag via de kortste route lopen. De wandelpaden (en soms ook fietsroutes) zijn dan ook dwars op de dreven gelegd. Wandelaars gaan niet langs het autoverkeer, maar kunnen juist binnendoor, langs woonerven, buurt- en wijkgroen van huis naar school of winkelcentrum gaan. Deze routes D E
GAV E
S TAD
13
De woongebouwen zijn met hun lange zijden aan de dreven gelegd om een besloten beeld te krijgen, als in een oude stad.
14
voeren vaak door woonblokken heen, via poorten, die vrij kenmerkend zijn voor Seghwaert (zoals aan de Gaardedreef tegenover de Dadelgaarde). Voor de bebouwing en de buurtjes stonden de gezelligheid, levendigheid en het afwisselende beeld van de oud-hollandse stad model voor de wijk. Niet door het voorbeeld tot in detail te kopiëren (de architectuur in Seghwaert komt zonder twijfel voort uit zijn eigen tijd), maar eerder door op de hoofdprincipes van die oude stad te variëren. Zo ontbreekt hoogbouw volledig en heeft de wijk een hoge betrekkelijke dichtheid: gemiddeld vijftig woningen per hectare (de grote groengebieden niet meegeteld). Zeventig procent hiervan is laagbouw, de rest zogenaamde ‘gestapelde laagbouw’, woongebouwen van drie of vier lagen, vaak bestaand uit maisonnettes. De gestapelde laagbouw is met name langs de dreven gesitueerd, waarmee deze een meer stedelijk karakter hebben gekregen. De blokken zijn in de lengterichting langs de dreven en woonstraten gelegd, en gaan dikwijls de hoek om, of sluiten om de hoek onmiddellijk op een ander gebouw aan. De dichtheid wordt op die manier verhoogd en er ontstaan continue straatwanden met een besloten en intieme sfeer, zoals in een oude stad. Goede voorbeelden hiervan zijn de Akkerdreef tussen de Radijs- en Peulenakker en de woonerven rond de Pijlkruidvaart. Ook de diversiteit en levendigheid van een oude stad, met al zijn verspreide winkels en werkplaatsen, werden in Seghwaert nagestreefd. Zó levendig is het niet geworden, maar niettemin is de wijk in functioneel opzicht redelijk divers. Buurtvoorzieningen als scholen, sportaccommodaties, gezondheidsinstellingen, maar ook particuliere bedrijven als garages of adviesbureau’s zijn niet geclusterd, maar verspreid. Met name in sociaal en ruimtelijk opzicht is de diversiteit treffend. In elk van de zes deelgebieden van Seghwaert zijn woningen voor verschillende bevolkings- en inkomenscategorieën door elkaar gebouwd: huur, premiekoop, vrije sector, een- tot vijfkamerwoningen, HAT-eenheden, woningen voor gehandicapten en bejaarden, en zo meer. In verschillende groottes en verschillende typen, ook binnen één en hetzelfde bouwproject. Aan de buitenkant zijn deze verschillen vaak niet of nauwelijks te zien, geheel conform het democratisch ideaal van de jaren zeventig. De variatie binnen een bouwproject wordt vooral bereikt door afwisselende gevels en plattegronden, de plaats van de bergingen, wel of geen carports, variaties in breedte, hoogte en situering van de woningblokjes en verschillende vormen van de openbare ruimte. Seghwaert kent ook op hoger schaalniveau bijzonder veel variatie. Grote, aaneengesloten buurten gebouwd door slechts enkele architecten, zoals in Meerzicht en Buytenwegh, wilde men voorkomen. De grond werd opgedeeld in veel verschillende DE
GAVE
S TAD
15
Variatie in stedelijke ruimten: ‘het plein’ (boven) en ‘de gracht’ (onder).
16
bouwvlekken en werd uitgegeven aan een flink aantal verschillende ontwikkelaars: vijfentwintig in heel Seghwaert. Deze hebben elk met hun eigen architect een bouwproject neergezet, meestal klein of middelgroot (tot 200 woningen). Alleen de clusters van sociale woningbouw zijn zeer groot, soms tot 500 woningen. De grote projecten zijn opgebroken in kleinere eenheden en verspreid over een deel van de wijk, om monotonie te voorkomen. Zo behoort de Mosterdakker tot hetzelfde project als de Aspergeakker, de Madelieventuin en de Tarweakker. Elk van de acht deelgebieden had een eigen stedenbouwkundig plan waarin onder andere de strategieën ter vergroting van de diversiteit èn de samenhang tussen de openbare ruimten en bouwprojecten uiteen werden gezet. In de Vaartenbuurt (Sd) zijn verschillende categorieën openbare ruimten met elk een eigen sfeer gebouwd: de gracht (de Violiervaart), de straat (de Nimfkruidvaart), het plein (Weteringdreef tegenover het Clematispark), de laan (Weteringdreef), het woonerf, de woonstraat (Lelievaart) en het woonpad (autovrij, loopt tussen blokken door). Het is opmerkelijk dat met al deze variatie Seghwaert stedenbouwkundig en architectonisch toch niet uit elkaar valt. De wijk kan van noord naar zuid worden doorkruist, te voet of met de auto, maar overal is duidelijk dat het om dezelfde wijk gaat: vrijwel nergens bevinden zich ernstige breuken, stukken niemandsland, of ‘fremdkörpers’. De consequente profielen van de openbare ruimten en het consequent toepassen van architectuur uit dezelfde school zijn hiervoor cruciaal. Het kleurgebruik in de wijk is eveneens een bindende factor, omdat er een kleurenplan aan ten grondslag heeft gelegen, opgezet door de Rotterdamse kunstenares Claartje Boekhorst. In de hele wijk zijn aardkleuren toegepast, in allerlei schakeringen, ‘om de bebouwing zoveel mogelijk en zo goed mogelijk op het omringende landschap aan te sluiten.’ Langs de dreven is de steenkleur in veel gevallen donker, in de achterliggende gebieden vaak lichter. Er is gevarieerd in baksteen-, dakpan-, hout- en kozijnkleur. Seghwaert is gebaseerd op het traditionele stedenbouwkundige principe van ‘eenheid in verscheidenheid’, zoals dat ook in oude steden te vinden is. Er is één groot verschil: door het vrijwel geheel ontbreken van grote, karakteristieke gebouwen of openbare ruimten op belangrijke plekken (de winkelcentra zijn architectonisch te weinig interessant om als identiteitsdrager te fungeren) is het beeld zeer egaal, zonder hoogtepunten. De verschillen tussen de woningbouwprojecten bieden te weinig houvast voor mensen die de wijk niet goed kennen. Mede hierdoor ontstaat het beeld van een ‘verdwaalwijk’. De buurtjes in Seghwaert, met uitzondering van de ‘Slinger van Weeber’ aan de Weidedreef, zijn gegroepeerd rondom ‘woonerven’. Dit model is het eerst toegepast door de stedenbouwkundige Niek de Boer in de wijk Emmerhout in Emmen (1964-1970), en DE
GAVE
S TAD
17
De woonerven zijn de rustige ‘eindpunten’ van de routes in de wijk. Hier wordt de parkeer- en verkeersfunctie van de straat ‘verzoend’ met de verblijfsfunctie door middel van groenaanplant. Hier een blik op het woonerf van de Pijlkruidvaart.
18
werd ingezet om de straat weer terug te geven aan de bewoner, zonder de auto rigoureus uit te bannen. Het woonerf werd in heel het land een succes en kreeg zelfs over de grenzen veel belangstelling. Het past uitstekend in het intieme en huiselijke concept van Seghwaert, waar de straat bedoeld is voor sociaal contact en spelende kinderen. Op het woonerf kan slechts stapvoets worden gereden. Het ‘blik’ wordt broederlijk geparkeerd naast kinderspeelplaatsen, trapveldjes en speelweides, of wordt keurig met hagen en struiken uit het straatbeeld weggeretoucheerd. ‘Poppetje gezien, kastje dicht’, precies zoals in de jaren zeventig de televisie in een met deurtjes afsluitbaar wandmeubel werd weggezet. Net als de architectuur spelen ook de woonerven een belangrijke rol in de identiteit van de buurtjes. Elk woonerf heeft een eigen hoofdvorm, groeninrichting en aansluiting op de omliggende bebouwing. Ook is hun hoofdvorm eenvoudig te herkennen omdat in deze dichtbebouwde wijk de erven vaak geheel door bebouwing omsloten zijn. De groene woonerven vormen een aangenaam contrast met de dichtopeenstaande bebouwing, zodat de wijk toch niet benauwd aanvoelt. De vijvers van Seghwaert hebben dezelfde functie. Deze voor Zoetermeer unieke waterpartijen vormen met de woonerven de groene rustpunten van de wijk. Net als de woonerven zijn ook de vijvers allemaal anders van opzet en spelen een belangrijke rol in de identiteit van de verschillende buurten. De vijvers zijn geen restanten van het voormalig polderlandschap, maar zijn gegraven. De windsingels van elzen of populieren zijn (vaak) wel restanten van het oude landschap. Net als in Buytenwegh de Leyens maakt het behoud van deze oude polderstructuren een vast onderdeel uit van ‘de idee’ van de wijk.
DE
GAVE
S TAD
19
Langs de dreven zijn platanen geplant. Deze typische stadsbomen zijn bedoeld om de wijkontsluitingswegen een stedelijk karakter te geven.
Op verschillende plekken in de wijk, zoals hier aan de Mosterdakker, staan rijen elzen (of populieren), als herinnering aan de oude boomgaarden die hier eens stonden. Deze ‘windsingels’ moesten de fruitbomen tegen harde wind beschermen.
20
Groen en water hebben een vooraanstaande plaats gekregen in het ontwerp van de wijk, net zoals in Meerzicht en Buytenwegh de Leyens. Niettemin heeft de ‘groene en natte’ kant van Seghwaert een geheel eigen karakter, dat niet los is te zien van het model van de hollandse polder(stad), waarop Seghwaert is gebaseerd. De ontwerpers wilden geen versnipperd, maar juist op weloverwogen plekken geconcentreerd groen, passend bij het dichtbebouwde karakter van de wijk. Het is er in drie soorten, in een hiërarchische reeks: wijkparken, bedoeld voor heel Seghwaert, buurtgroen, waaromheen de woonbuurtjes zijn gegroepeerd, en aankledingsgroen, dat dient als het ‘behang’ van straat en plein. Het groen in de wijk is het groen van de polder, op alle niveau’s. Overal in de wijk staan (rijen) populieren en grauwe elzen, (treur)wilgen, abelen, essen en fruitbomen. Planten en struiken die het goed doen op de natte klei- en veengrond, zoals riet, vlierbes en brem fleuren ook de waterkanten en perkjes van Seghwaert op. Ecologie en milieu is een andere belangrijke leidraad geweest bij de groeninrichting van de wijk. In de jaren zeventig werd de samenleving zich voor het eerst bewust van de achteruitgang van het milieu door industrialisatie en bevolkingsgroei, mede door het verschijnen van het rapport van de Club van Rome in 1972. In de stedenbouw werd alom geëxperimenteerd met middelen om de ecologie van het open land te integreren in de stad. De wil om het oude polderlandschap door te zetten in de wijk is goed aan het aankledingsgroen te zien. Op verschillende plaatsen, bijvoorbeeld langs de Asperge- en Mosterdakker, staan rijen grauwe elzen, en hier en daar ook rijen populieren, zoals langs de Lissenvaart. Het zijn restanten van (of aangeplante herinneringen aan) oude windsingels die de boomgaarden tegen harde wind moesten beschermen. Fruitbomen kwamen in de Palensteinse Polder veelvuldig voor, en dat feit is aangegrepen om deze bomen te gebruiken als siergroen in straten en woonerven. Langs de doorgaande wegen, de dreven, zijn daarentegen platanen aangeplant. Deze soort is welbekend als typische stadsboom en verleent door zijn statig karakter een stedelijke allure aan de wijkontsluitingswegen. Tussen (en aan de voet van) de bomen langs de openbare weg en op het woonerf zijn vaak lage dwergstruiken geplant, die het aanzien van de straat op maaiveldniveau verzachten. De woonerven en vijvers vormen het middelpunt van de verschillende buurtjes en op deze plekken concentreert zich ook het buurtgroen. De woonerven kunnen worden beschouwd als de ‘verborgen groene werelden’ van Seghwaert. Niet alleen zijn zij zorgvuldig afgeschermd van de doorgaande weg, zij zijn ook allemaal anders van hoofdopzet en groeninrichting. Opgenomen in een wandelroute DE
GAVE
STAD
21
De vijvers van Seghwaert zijn uniek in Zoetermeer. Zij zijn klein en compact, zoals deze aan het Clematispark, en geven de buurt een bijna landelijk aanzien, met hun rietkragen, grasvelden en overhangende bomen en struiken.
Het woonerf tussen de Violier- en Vederkruidvaart is een van de fraaiste van Seghwaert. De auto’s zijn geparkeerd in op boerenschuren lijkende carports en het terrein is heuvelachtig.
22
zouden zij een aantrekkelijke toeristische ‘woonerftocht’ vormen. Hoe verschillend ook: zij hebben gemeen dat het groen wordt ingezet als middel om parkeerplaats en verblijfsruimte met elkaar te verzoenen. Soms gebeurt dat heel letterlijk, zoals in het woonerf van het Vuurdoornpark, waar lage en keurig geschoren hagen gecombineerd met bomen de parkeerplaatsen van elkaar scheiden. Aan de Pijlkruidvaart is gekozen voor een traditioneel met hagen afgeschermd intiem plantsoen in een hoek van twee woonblokken, waaromheen geparkeerd wordt. Vlak daarbij ligt het opmerkelijke woonerf van de Vederkruid- en Violiervaart, dat eigenlijk meer een binnenterrein is, en dat een verkleinde versie lijkt van het Park Seghwaert: weinig verharding, veel groen en zelfs heuvels. Geparkeerde auto’s zijn geheel onzichtbaar gemaakt door ze onder te brengen in een houten, op een boerenschuur lijkende carport. De vijvers, vijftien in getal, zijn een in het oog springende en voor Zoetermeer unieke vorm van ‘buurtgroen’. Net als de woonerven zijn zij er in vele soorten en maten, maar zij hebben alle (op twee na) de kenmerkende compacte vorm van natuurlijke vijvers of vennen. Dit in tegenstelling tot de langgerekte singelachtige waters zoals die elders in de stad voorkomen. Sommige vijvers bestaan uit twee gedeelten waartussen een houten brug is aangelegd, zoals bij de Snoeksloot en de Kikkersloot. Rietkragen bepalen vrijwel overal het beeld van de oevers en geven deze ‘stille waters’ een landelijk aanzien. Op de groene wallekanten, die hier en daar parkachtig zijn, groeien boom- en struiksoorten die ook in de polder voorkomen, zoals (treur)wilgen, grauwe elzen, abelen en populieren. De vijvers zijn niet alleen als sierelement aangelegd, maar hebben ook een waterbergende functie. Zij zijn met elkaar en met het poldercirculatiesysteem verbonden door middel van duikers. In het oostelijk deel van Seghwaert komen zij niet voor, daar wordt het (regen)water geheel ondergronds aan- en afgevoerd. Ook de oude Dwarstocht in het midden van de wijk, in het zuiden overgaand in de Vissendreef en Violiervaart, maakt onderdeel uit van het waterbergingssysteem. De wijkparken, behalve het Park Seghwaert, liggen aan de randen van de wijk en zijn gekoppeld aan de nog aanwezige historische polderstructuren van de Zegwaartseweg en de Leidsewallenwetering. Ook bij de inrichting van de parken is ingespeeld op de karakteristieken van de oude polder, maar elk park heeft wel zijn eigen accent. In de Wijdse Wijde is dat het oude cultuurlandschap. In de waterpartij is duidelijk een uitgeveende polder met eilandachtige legakkers en breed uitgegraven sloten herkenbaar. In deze drassige zone kan de natuur zich vrij ontwikkelen. Verder zijn er hagen van meidoorn en elzen, een schapenweide en een fruittuin.
DE
GAVE
S TAD
23
De boomgaard aan de Gaardedreef is niet aangelegd, maar oorspronkelijk. De gaarde hoorde bij een boerderij aan de Zegwaartseweg. Nu maakt het deel uit van een groenzone die zich uitstrekt van de Kersengaarde tot aan de Roggeakker.
De pluviometer (regenmeter) in Park Seghwaert is een nabootsing van een bergbeek en wordt gevoed door het regenwater dat van de lange daken van de aangrenzende bebouwing stroomt.
24
Het park vormt met de Leidsewallenwetering een aaneengesloten groenstructuur en gaat vrijwel rechtstreeks over in het recreatiegebied van de Zoetermeerse Plas. In het Seghwaertse Hout zijn het parkgedeelte en de volkstuinen vrij rechtlijnig vormgegeven, maar er is hier ook een uitzichtsheuvel en een speeleiland. Bijzonder is de natuurontwikkelingszone met de zogenaamde ‘wetlands’(natte hooilanden) en het groene tracé van de toekomstige aftakking van de Zoetermeerlijn. Deze bestaat uit akkers waarop jaarlijks zonnebloemen worden geplant. De boomgaard langs de Zegwaartseweg is niet, zoals de andere parken, ontworpen, maar een authentiek restant van de oude Palensteinse Polder. Het ligt op een opvallende plek aan de Akker- en Gaardedreef en in de zichtlijn van de Parkdreef. Men heeft hier even het idee terug te zijn in het landelijke gebied. De boomgaard met zijn fruitbomen staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van een serie van (min of meer) aaneengeschakelde weides, trap- en speelvelden langs de Zegwaartsewetering, vanaf de Kersengaarde tot aan de Ruimtebaan. In deze zone zijn nog steeds boerderijen en kleinschalige agrarische functies te vinden, zoals kassen. Het vierde park ligt centraal in de wijk en luistert dan ook terecht naar de naam Park Seghwaert. Het is, om het zo te zeggen ‘klein maar fijn’. Nauwelijks drie hectare groot, is dit park toch het groene visitekaartje van Seghwaert. In al zijn facetten ademt het de sfeer uit van de ‘Seventies’. Een Hippiepark, zo meende een buurtbewoner met gevoel voor historie. Het ontwerp uit 1975 is van F. Cardinaal, die werkzaam was bij de gemeente. Cardinaal baseerde het concept voor een deel op de denkbeelden van zijn collega Louis G. le Roy, die met zijn spraakmakende boek ‘Natuur uitschakelen-natuur inschakelen’ wilde tuinen en ‘echte natuur’ de stad wilde binnenhalen. Het parkgebied omvat vier themagebieden. De ‘pluviometer’ in het zuidoosten van het park refereert aan een bergbeek, met uitgeschuurde oevers en een bedding van keien. De beek wordt gevuld met regenwater dat van de lange schuine daken van de aanpalende gebouwen afstroomt. Aan de noordzijde van het park liggen zogenaamde ‘holle wegen’, gemaakt van stapelmuurtjes van puin, die speels door het park meanderen. Er is een ‘organisch plein’ waar woekerende vegetatie de strijd aangaat met het asfalt, en een flaneerpleintje, ‘Plein en Passage’ genaamd. De korte steile heuveltjes in het park maken de afwisseling nog groter. Park Seghwaert is een plek die tegelijkertijd romantisch, ecologisch en ludiek is.
DE
GAVE
S TAD
25
Aan de vele aan- en uitbouwen, bruine kleuren en de grote diversiteit aan kapvormen dankt de architectuur van de jaren zeventig de benaming ‘Nieuwe Truttigheid’.
26
‘Met deze nieuwe stijl, de Truttigheid, waarbij de kleinschaligheid wordt gerepresenteerd door structurele onduidelijkheid, onruimtelijke objectmatigheid, willekeurig vormgebruik, ongenuanceerde springerigheid, het gebruik van kappen in alle mogelijke richtingen en ‘natuurlijke aardse’ kleuren en materialen -een en ander gedekt door inspraak- is het bouwproduct gereduceerd tot maatschappelijk verdovingsmiddel. De verdoofde en verdovende architect, in zijn rol van dealer, laat zijn product via het inspraakorgaan van de toekomstige bewoners bezorgen.’ De architect Carel Weeber lanceerde in 1979 in het artikel ‘Geen architectuur zonder stedebouw’, waar dit bovenstaande citaat uit afkomstig is, het begrip (Nieuwe) ‘Truttigheid’, waarmee hij de architectuur en stedenbouw van de kleinschaligheid een gevoelige klap toebracht en het voorzag van een welluidend predikaat dat ook nu nog, meer dan twintig jaar later, wordt gebruikt om de producten van de jaren zeventig mee aan te duiden. De kritiek van Weeber, die door vele vakgenoten werd gedeeld, sneed zeker hout: de ‘herbergzame’ wijken waren vaak ‘verdwaalwijken’, en de architectuur raakte maar al te vaak verzeild in een vormwil die nog maar weinig te maken had met het degelijk en functioneel ontwerpen van een woning. Toch zijn de jaren waarin Seghwaert werd ontworpen en gebouwd ook die van het bijna onbegrensd experimenteren met nieuwe woningplattegronden, woningprogramma’s (HAT-eenheden, uitbreidbare woningen), verkavelingsstructuren, nieuwe bouwmethoden (houtskeletbouw) en gevelschema’s, dit alles ondersteund door een uitgebreid apparaat aan rijkssubsidies, onderzoeksprogramma’s en -instellingen. Het heeft Seghwaert, meer nog dan Meerzicht en Buytenwegh de Leyens, een grote diversiteit opgeleverd aan architectonische producten die niet alleen maar in termen van truttigheid kunnen worden beschreven, maar die ook eigen kwaliteiten hebben. Overigens zijn niet alleen de verschillen tussen de projecten het vermelden waard, maar ook de overeenkomsten. Net als de oud-hollandse stadjes, waar Seghwaert zo graag een nieuwe interpretatie van wilde zijn, wordt de wijk eerst en vooral gekenmerkt door ‘eenheid in verscheidenheid’. Nergens zijn er grote breuken of buurten die er ruimtelijk of visueel ‘niet bij horen’. Dit is vooral te danken aan de eenheid in kleur en materiaalgebruik (bruintinten, baksteen al dan niet in combinatie met hout), en overeenkomsten in vormtaal. Kappen in allerlei soorten en maten, maar vooral a-symmetrisch, bepalen voor een belangrijk deel het beeld van de architectuur. De kappen reiken vaak tot op schouderhoogte, waardoor de architectuur erg ‘aanraakbaar ’ (zelfs ‘boerderijachtig’) wordt. In- en uitspringende volumes, zoals terrassen, balkons, teruggelegde entreepartijen en D E
GAVE
S TAD
27
De woningen aan de Sinaasappelgaarde zijn gebouwd volgens het split-levelprincipe. Het hier afgebeelde type heeft maar liefst zeven verschillende niveau’s en kan gerust als een modern herenhuis worden betiteld.
De bordestrappen, vaak een aanwijzing dat er sprake is van split-levelwoningen, verlenen aan deze woningen een chique uitdrukking en een streng ritme.
28
bergingen zijn standaard, evenals verschillende venstervormen en -grootten in één en dezelfde gevel. Ook aan de overgangen tussen openbaar en privé zoals bordestrappen en portieken werd vaak uitgebreid aandacht besteed. DE GAARDEN
Naar Seghwaertse maatstaven is het project langs de Sinaasappelgaarde en het noordelijk gedeelte van de Pruimengaarde bepaald niet groot: 37 woningen. Maar het is wel opvallend, vanwege het type woningen en de hoge architectonische kwaliteit. Het is in 1976/1977 ontworpen door de architecten Hornstra, Verschoor en Key uit Den Haag, in opdracht van de bouwfirma Bontenbal, die ook elders in Seghwaert en Zoetermeer veel heeft gebouwd. De vijf blokken, waarvan er drie fraai grenzen aan het water en twee aan de Gaardedreef, bestaan uit vrije sectorwoningen, van een type dat gerust als ‘modern herenhuis’ kan worden omschreven. Het zijn alle split-level woningen. Dit type werd al in de jaren zestig door het beroemde Rotterdamse architectenbureau Van den Broek & Bakema in Nederland geïntroduceerd, maar ook in de jaren zeventig werd er driftig mee geëxperimenteerd. Later is het type vrijwel verdwenen, omdat het hoge bouwkosten met zich meebracht. In deze woningen is er niet alleen split-level op de begane grond, maar ook over de volle hoogte van het huis, zodat alle vloeren van het ‘achterhuis’ een halve verdieping hoger liggen (of lager, afhankelijk van het type) ten opzichte van die van het ‘voorhuis’. Er zijn meerdere varianten gerealiseerd. De nummers 17 tot 31 zijn van het drive-in type, met een uitgebouwde garage aan de achterkant en een hoger liggend voorhuis. Op de garage bevindt zich een riant dakterras, ter grootte van een tuin. Dit type is zeer hoog, het heeft vier woonlagen (of zeven in de split-leveltelling). In het naastgelegen blok ligt juist het achterhuis hoger en is er wel een tuin. Deze ligt hoger dan de (achter)straat, en wordt ontsloten met een trap, die ingeklemd zit tussen twee bergingen. De architectuur oogt vooral aan de achterkant bijzonder riant. De voorgevel is streng en stijlvol. In het type met het verhoogde voorhuis wordt er een fraaie ritmiek in de gevel aangebracht met behulp van bordestrappen met luifels. De smalle beuken van de woningen liggen iets terug en hebben een houten invulling, eveneens met luifels. De schuine kap is op geregelde plekken verhoogd waardoor er een kenmerkend silhouet ontstaat. Het is nu nauwelijks meer voor te stellen, maar toen het project werd gerealiseerd, waren de woningen moeilijk aan de man te brengen, zoals dat het geval was bij veel vrije sectorwoningen in Seghwaert. Enkele van deze woningen zijn zelfs nog een tijdlang gekraakt geweest.
DE
GAVE
S TAD
29
Op de bouwtekeningen is het bijzondere silhouet van deze ‘rug-aan-rug’ blokjes goed te zien. De lage woningen hebben een volkomen blinde achtergevel, omdat het verhoogde terras van de buren daar tegenaan ligt.
De voorgevel is gesloten, maar toch speels vanwege de teruggelegde plint, de ‘insnijding’ van de entreepartij en de vorm en compositie van de ramen.
30
DE AKKERS
In 1979 werden in het buurtje van de Haverakker en omgeving door architectenbureau Frans van Dillen en Rien Ogier uit Rosmalen 94 premiekoopwoningen ontworpen, waarvan 22 gestapeld en 72 grondgebonden, in opdracht van ontwikkelaar J. Schouten uit Leidschendam. Om te voldoen aan de vereiste hoge woningdichtheid (55 woningen per hectare) en de bezonningsnormen hebben de architecten vijf zogenaamde ‘dubbelstructuren’ ontworpen. Dit zijn eenheden van twee woningstrookjes die tegen elkaar aan zijn geschoven, ‘rug-aan-rug’. De vier noord-zuid gerichte ‘dubbelstructuren’, tussen de Mosterd- en Erwtenakker, hebben alle een tuin op het zuiden, maar de tuin van de noordstrook (eigenlijk een terras) is opgetild en bevindt zich ter hoogte van de eerste verdieping. De zuidstrook, één verdieping lager dan de drielaagse noordstrook, is hier onmiddellijk tegenaan geschoven en heeft een volledig blinde noordgevel. De vereiste woningdichtheid en de strenge parkeernorm hielden het gevaar in dat het openbare gebied vol met auto’s zou komen te staan. Daarom zijn enkele noordstroken uitgevoerd als drive-in woningen. Door de compactheid van de dubbelstructuur ontstaat aan de zijkant een zeer kenmerkend silhouet van ‘opkijkende’ blokjes. Ook de architectuur van de noordstroken is bijzonder: de ‘plint’ met de garage- of entreedeuren is teruggelegd ten opzichte van de gevel daarboven. De gevel is vrij gesloten, maar de weinige vensters zijn op zo’n speelse en ritmische wijze in de gevel gecomponeerd dat zij een decoratieve functie hebben gekregen. Het flauwe dak draagt bij aan de ‘eigenwijze’ uitdrukking van deze architectuur. Het oost-west gerichte blok langs de Akkerdreef is van het woondektype, waar Meerzicht de landelijke primeur voor had. Later is hierop gevarieerd in Buytenwegh de Leyens, waar de woondekken van architect Sterenberg en architectenbureau Inbo zijn verrezen. Woondekken zijn een voorbeeld van het zogenaamde ‘dubbel grondgebruik’, waarbij de woningen over de parkeerplaatsen heen zijn gebouwd, om ruimte te besparen en het openbare gebied zo veel mogelijk vrij te houden van geparkeerde auto’s. Op het dek zijn geen loopstraat of woningentrees te vinden, zoals bij de woondekken in Meerzicht en Buytenwegh de Leyens, maar privé-terrassen. De dubbelstructuren en het overdekte parkeren hebben tot zo’n compacte buurt geleid, dat de dichtheid niet 55, maar 63 woningen per hectare is geworden, inclusief een centraal groengebied van ruim 1100 vierkante meter. Toch oogt het buurtje open en groen. De woningen aan de Roggeakker, in het uiterste noordoosten van Seghwaert, zijn gebouwd door architect Jan Verhoeven uit Hoevelaken. Hij wordt gerekend tot het DE
G AVE
S TAD
31
Van de woningen aan de Roggeakker is indertijd een grote maquette gemaakt. Foto Gemeentearchief Zoetermeer.
De ‘brug’ over de (speciaal voor dit project gegraven) waterpartij is monumentaal en goed te zien vanaf de Akkerdreef.
32
structuralisme, een Nederlandse architectuurstroming die uitging van het opdelen van grote gebouwen in zorgvuldig beredeneerde kleinere en identieke modules, die aan elkaar gekoppeld konden worden. Het ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschappen aan de Europaweg in Buytenwegh is zo’n structuralistisch gebouw. Verhoeven werd in zijn tijd op één lijn geplaatst met andere structuralisten als Herman Herzberger, Theo Bosch en Piet Blom. Hij was nauw betrokken bij de Stichting Nieuwe Woonvormen, die, de naam zegt het al, experimenteerde met nieuwe woningtypen. Hij heeft meerdere spraakmakende projecten op zijn naam staan, onder andere in zijn woonplaats Hoevelaken en in Berkel en Rodenrijs. Dit grote complex van 97 huurwoningen, gebouwd in 1979 in opdracht van de Woningfederatie Zoetermeer, is eveneens opmerkelijk. ‘Een stad in een stad’, zoals een voormalige Zoetermeerse stedenbouwkundige het in een vraaggesprek uitdrukte. Het project kent zeer veel woningtypen, van HAT-eenheden tot vijf-kamer-eengezinswoningen. Alle woningen zijn aan elkaar geschakeld zodat zij tezamen één groot gebouw vormen, een oplossing die in Seghwaert niet vaak voorkomt. Door zijn meanderende hoofdvorm oogt het echter niet als één groot volume, maar als verschillende aan elkaar gebouwde hoven. Dit is kenmerkend voor het structuralisme. Het complex heeft een boeiend silhouet: vleugels van twee en drie lagen (plus kap) wisselen elkaar af. De begane grond van de drielaagsvleugels bestaat uit garages en bergingen. Waar de vleugels op de hoeken elkaar ontmoeten zijn in de ‘oksel’ grote terrassen geplaatst. De kopgevels van de vleugels hebben op deze plek een halve tuitgevel, die precies op de knik gezien weer een hele geveltop vormt. Deze tuitgevels (het geveltype van een Amsterdams pakhuis) zijn zeer karakteristiek voor dit complex, zeker in combinatie met de flauwe dakhelling. Eveneens karakteristiek is de indeling van de gevel door middel van verticale houten stroken die naar boven toe breed uitlopen, trapsgewijs. Dit motief komt overal in het complex terug en geeft een duidelijk ritme aan de gevels. De blauwe kleur van de stroken steekt vrolijk af tegen de bruine baksteen. De ‘brug’ is het meest opmerkelijke onderdeel van het complex. Deze vleugel staat op betonnen pijlers en overspant een singel die apart is gegraven voor dit project. Twee hellingbanen aan beide zijden van het bruggebouw, die door ‘poorten’ in de oost-west gerichte vleugels voeren geven toegang tot de loopbrug op niveau 1. Op de loopbrug zijn bergingen geplaatst die, heel opmerkelijk, tevens toegang geven tot de woningen erboven. Er zijn slechts zes woningen in de ‘brug’ van elk drie verdiepingen hoog. In de oorspronkelijke plannen was het complex groter: aan de westzijde van de brug was eveneens een grote hof ontworpen, met koopwoningen. Als gevolg van de instortende DE
GAVE
S TAD
33
Deze woningen zijn gebouwd rondom drie intieme ‘hofjes’. Zij vallen al van verre op door hun zeer spitse rode daken, die doen denken aan oud-hollandse stadshuizen.
Deze woningen, met hun karakteristieke uitbuikingen over het water, zijn een architectonisch ‘visitekaartje’ van Seghwaert.
34
woningmarkt begin jaren tachtig werd dat gedeelte niet gebouwd. Nog steeds ligt de plek er wat verloren bij en dat geeft het woningcomplex van Verhoeven aan deze kant een ‘onaffe’ indruk. Momenteel zijn er renovatieplannen opgestart, waarbij onder andere garages of bergingen in ateliers worden omgezet. Niet ver hier vandaan bevindt zich het eveneens zeer opvallende project ‘met de rode daken’aan de Radijsakker en omgeving. Het is een complex uit 1982, ontworpen door het Haagse architectenbureau Den Dulk en Westerduin in opdracht van de aannemer Groen en Bregman uit Benthuizen. Het complex van negentig woningen bestaat uit een aaneenschakeling van bouwvolumes met steile rode puntdaken, die afwisselend voor of achter de rooilijn liggen. Deze bouwvolumes doen denken aan traditioneel Nederlandse stadshuizen, diep en smal, met hoge voorgevels, afgesloten met een top. En daar houdt de historische vergelijking niet mee op. De panden vormen, net als in een historische binnenstad, volledig omsloten binnenterreinen, drie in getal. Deze hoven zijn klein, intiem en zijn eigenlijk te vergelijken met traditionele hofjes. Zij kunnen betreden worden via onderdoorgangen in de hoeken van de bouwblokken. Dergelijke volledig omsloten hofjes komen elders in de nieuwe wijken van Zoetermeer niet voor. De compositie van de gevels is speels en de architectuur is zorgvuldig en rijk gedetailleerd. Zoals gebruikelijk voor de architectuur uit deze periode komen in één en dezelfde gevel verschillende venstervormen en -groottes voor. Vooral de vensters die ‘de hoek omgaan’ alsook de langwerpige en smalle vensterstroken, die de topgevels van de begane grond tot aan de nok als een naad in tweeën delen, geven deze architectuur ‘pit’. D E PA R K E N
Zo goed als de koepelwoningen van architect Benno Stegeman het beeldmerk zijn van Meerzicht, en de lange woondekken die van Buytenwegh, zo hangt het architectonisch visitekaartje van Seghwaert over het water van de Vissendreef. De vier fotogenieke houten ‘uitbuikingen’ boven het water horen bij een project van zes woningen uit 1978, van de architect Ben Kraan uit Bodegraven. Het is een eigenbouwproject, dat wil zeggen dat de bewoners ook opdrachtgever waren. De woningen zijn gebouwd in houtskeletbouw. Dit is een bouwmethode waarbij alle dragende delen boven de fundering, zoals muren, vloeren en kapconstructie, zijn gemaakt van hout. Dit vormt het skelet van het gebouw. De binnenkant van het skelet en de plafonds bestaan veelal uit gipsplaten. Tussen gipsplaten en skelet worden vocht en geluidsisolerende materialen aangebracht. De buitenkant van de woningen kan uit hout, steen of een combinatie van beide bestaan. DE
GAVE
S TAD
35
De woningen van architect Ben Kraan hebben een intrigerende doorsnede, die er eerder uitziet als een ruimteschip dan als een eengezinshuis.
Ook dit is houtskeletbouw van dezelfde architect. Deze foto toont de woningen tijdens de bouw. Foto Gemeentearchief Zoetermeer.
36
Landen als Canada en Zweden hadden een lange traditie in houtskeletbouw, maar in Nederland werd er pas vanaf de jaren zeventig voorzichtig mee geëxperimenteerd, een en ander ondersteund door het onderzoek van de Stichting Bouwresearch. Veel gemeenten waren onwennig met deze bouwmethode. Men schatte het gevaar voor brandoverslag hoger in en was bang voor minder stevige constructies. Ook de gemeente Zoetermeer was bij de bouw van deze woningen ‘op zijn hoede’. Er werden veel aanvullende eisen gesteld, bovenop de standaardvoorschriften van de Stichting Bouwresearch, hetgeen leidde tot een nogal moeizame totstandkoming van het project. De bewoners en de ontwerper waren in ieder geval erg gecharmeerd van houtskeletbouw. ‘Je woont veel behaaglijker in een huis dat uit hout is opgetrokken’, meende de architect. ‘Bovendien -en dat wordt steeds belangrijker- is hout erg milieuvriendelijk’. Daarbij kunnen houtskeletbouwwoningen, en dat was een belangrijk argument in deze jaren van zelfontplooiing, makkelijker door de bewoners aan nieuwe woonwensen worden aangepast dan betonbouw. De zes woningen zijn in een haak gebouwd. De drie woningen met de smalle uitbuikingen over het water hebben hun entree aan het Wingerdpark, de drie andere woningen hebben de voordeur in het steegje in het verlengde van de houten brug. De woningen hebben een ingenieuze plattegrond, vol met ruimtelijke verrassingen. De doorsnede heeft een honingraatachtige opbouw, met in elkaar grijpende veelhoeken. Het ziet er in doorsnede meer uit als een ruimteschip dan als een woning. De woningen aan het water zijn zowel in de lengte- als in de breedterichting in tweeën gedeeld. Zij zakken mee met de dalende oever, waardoor de woonkamer aan het water lager ligt dan het gedeelte aan de straatkant. Het split-levelprincipe is doorgezet in het dak: er zijn twee kappen waarvan de kap aan de straat hoger ligt dan die aan het water. Ertussen ligt een dakterras. Bijzonder is ook de schoorsteen: deze is gemeenschappelijk voor zowel de open haard in de woonkamer als die van het buitenterras aan het water. Zijn de gevels aan de waterzijde zeer sprekend, aan de kant van het Wingerdpark zijn zij bijzonder complex, en het is moeilijk te zien waar de ene woning begint en de andere ophoudt. De gevels gaan zelfs naadloos over in die van het aanpalende eigenbouwproject van vijf woningen. Ook dit is houtskeletbouw van dezelfde architect. Deze eveneens riante woningen hebben aan de waterkant een heel andere opzet. Zij hebben een grote naar het water aflopende tuin en de achtergevel is een aaneenschakeling van aan-, uit- en opbouwen, zodanig dat een hoofdvorm moeilijk is te onderscheiden. Iets verder naar het noorden staat een ander, veel groter houtskeletbouwproject. Langs het Vuurdoorn-, Seringen- en Brempark zijn acht blokken gerealiseerd met 71 woningen, DE
G AVE
S TAD
37
De houtskeletbouwwoningen aan het Vuurdoorn-, Seringen- en Brempark hebben voor het merendeel platte daken, vrij ongebruikelijk voor Seghwaert.
Aan Park Seghwaert zijn deze houtskeletbouwwoningen robuust vormgegeven.
38
ontworpen in 1978 door architectenbureau Passchier en VandenSteen uit Rotterdam in opdracht van Westland Utrecht Projectontwikkeling. Het zijn voor het merendeel eengezinshuizen van drie lagen hoog, maar er is ook gestapelde bouw. Er is geen twijfel mogelijk dat het hier om houtskeletbouw gaat. Vrijwel alles aan de buitenkant is van hout: de gevelbekleding (Western Red Cedar), maar ook het trappenhuis van de buitentrap voor de bovenwoningen, de erfafscheidingen, de balkons, de terrassen en zelfs de dragende kolommen van de begane grond-arcade. Het is kenmerkend voor de architectuur van dit Rotterdamse architectuurbureau, waar men vond dat de constructiewijze van een gebouw ook aan de buitenkant moest zijn af te lezen. De blokken hebben een bijzonder robuust karakter, de houtmaten zijn fors, de balkons en terrassen zijn hoekig, de gevels gesloten en vrijwel alle daken plat. De architectuur is bonkig te noemen, maar heeft stijl, omdat het consequent en ‘kloppend’ is vormgegeven. Hier en daar zijn de woonblokken ronduit ‘vreemd’, zoals bij de dubbele driehoekige entreepartijen in het blok aan het Brempark en bij het complexe hoekontwerp aan het Park Seghwaert. In het ontwerp is ook veel aandacht geschonken aan wat men ‘gebruiksesthetica’zou kunnen noemen: functionele elementen aan een gebouw, die zo zijn vormgegeven dat zij onvermijdelijk het beeld oproepen van comfort en riantheid, zoals in dit geval de grote terrassen, de carports en de ruime voortuinen. Het zo veelvuldig aanwenden van ‘gebruiksesthetica’ voor het ontwerp is overigens typerend voor de jaren zeventig (denk aan de gekoppelde binnen-buitenhaard bij de houtskeletbouw aan de Vissendreef). De dichtheid aan bijzondere woongebouwen in dit gedeelte van Seghwaert is hoog, want direct naast de houtskeletbouwwoningen, tussen het Clematispark, Ligusterpark en Weteringdreef staat een groot vlindervormig wooncomplex van het architectenbureau Werkgroep Brinkman uit Middelharnis. Het is gebouwd in 1979 in opdracht van bouwen aannemingsmaatschappij Boogaerdt & Schmidt uit Stolwijk. Het complex telt 49 koopwoningen waarvan twaalf milieuwoningen langs het Ligusterpark. Milieuwoningen waren nieuw in de late jaren zeventig en ook op dit terrein werd er geëxperimenteerd. Deze woningen aan de zuidkant van het complex werden voorzien van zonnepanelen op het schuine dak, (ze zijn er nog steeds) en waterreservoirs op zolder en in de kelder. De overige woningen hebben geen zonnepanelen, maar wel kelders om op termijn eveneens waterreservoirs te kunnen plaatsen. De woningen in dit complex zijn uitgevoerd als split-leveltypes, met in de lage vleugels eengezinswoningen en in de hoge maisonnettes. Geheel eigen aan de tijd waarin het complex werd gebouwd werd geld noch moeite gespaard om het parkeerprobleem zo elegant mogelijk op te lossen. In het binnenterrein werd een halfverdiepte, ruime parkeergarage aangelegd voor 26 auto’s. De garage deelt het binnenterrein door midden. D E
GAV E
S TAD
39
Dit project, letterlijk een ‘witte raaf’ in Seghwaert, bestaat uit split-levelwoningen met opvallende bordestrappen en ‘cascade-achtige’ daken. In het binnenterrein bevindt zich een grote parkeergarage. Er horen ook milieuwoningen bij, een noviteit in de jaren zeventig (Clematispark).
De entrees naar het binnenterrein zijn bijzonder expressief vormgegeven door middel van hoog opgaande schoorstenen. Deze vorm van expressiviteit herinnert aan de architectuur van de Amsterdamse School uit de jaren twintig en dertig.
40
Een deel van het dak van de garage wordt gebruikt voor privéterrassen en op het middendeel is een gemeenschappelijk terras met bloembakken aangelegd, als een verhoogd woonerf. In het bruine, rijkelijk met kappen bedeelde Seghwaert valt dit woningcomplex vooral op door zijn lichtgrijze gevels van kalkzandsteen en de typische cascade-achtige platte daken met dikke betonranden. De kleur is een voorbode van de jaren tachtig, de tijd waarin lichte steensoorten bij architecten zeer populair werden. De buitentrappen en zeker ook de gespiegelde schoorstenen bij de doorgangen naar het binnenterrein zijn zeer expressief en lijken geïnspireerd te zijn op de monumentaliteit van de Amsterdamse School uit de jaren twintig en dertig. D E VA A RT E N
In het stedenbouwkundige plan stond de klassieke hollandse gracht model voor de Violiervaart en hier waren de bebouwingseisen ook op afgestemd: de woningen dienden een min of meer individuele uitdrukking te krijgen, door middel van een topgevel en een kap haaks op de straat. Langs de hele vaart, op één stuk na, staan dergelijke woningen, maar die aan de noordzijde van het water, op de nummers 24 tot en met 36 bepalen het beeld in hoge mate. Deze woningen zijn gebouwd door ‘Projectgroep Wonen III’, zoals het indertijd prozaïsch heette, een samenwerkingsverband van tien gezinnen die als vereniging in 1976 de opdracht tot het ontwerp gaf aan de architecten Martin Kerstjens en Jac. Teeuwisse uit Zoetermeer. In elk deelplan van Seghwaert was ruimte voor eigenbouwers (of ‘groepsbouwers’), een verschijnsel dat tamelijk nieuw was en waar ook in Buytenwegh de Leyens mee werd geëxperimenteerd. Het ging om kleine aantallen (in 1978 nog maar 31 in heel Seghwaert), maar het model won aan populariteit. De toekomstige wooneigenaren hebben invloed gehad vanaf de grondtoewijzing en de verkaveling van het terrein tot en met de differentiatie van de woningen. De huizen bestaan uit een smalle en een brede beuk. Van langszij gezien vormt de opeenvolging van smalle beuken, omdat deze flink naar voren steken en hoger zijn dan de brede beuken, een fraai silhouet en een krachtig ritme. Ook de bordestrappen (als van grachtenpanden) en de opvallend rode kleur van het hout in de gevel dragen bij aan dit ritme. Verrassend is trouwens het optisch bedrog van deze architectuur kijkend vanaf de Vederkruid- langs de Veenwortelvaart: door het wegvallen van het zicht op de naar achter geschoven brede beuken lijken hier niet twee woningen, maar twee losse torentjes te staan. De halve topgevel van de hoge beuk wordt bij sommige woningen gecompleteerd tot een volledige gevel, althans frontaal gezien, door de plaatsing van een dakopbouw met een DE
GAVE
S TAD
41
Door het wegvallen van het zicht op de naar achter geschoven brede beuken, ontstaat er een optisch bedrog: hier lijken twee torentjes te staan.
Door de houten galerij en het schuine dak lijken deze woningen op een middeleeuwse stadsmuur.
42
gespiegeld dakvlak op de brede beuk. Deze opbouw was optioneel, zoals zoveel in dit project. Flexibiliteit tijdens het ontwerp en na oplevering was een belangrijk uitgangspunt. De hoge, smalle voorgevels zijn gestileerd op een wijze die kenmerkend is voor deze tijd: de bakstenen façade wordt behandeld als een abstract en leeg vlak waarin zorgvuldig kleine of bijzonder vormgegeven vensters worden ‘gecomponeerd’. Dit complex vormt samen met de woningen aan de Veenwortelvaart een gesloten bouwblok, waarbinnen een intiem en fraai vormgegeven woonerf ligt (zie ook het hoofdstuk ‘Groen en water’). Zowel aan de vaartzijde, waar het bijna een ‘ensemble’ vormt met het riet en het ritme van de bomen, als op het binnenterrein vormt dit complex een fotogeniek geheel. De buurt aan de Nimfkruid- en Lissenvaart is zonder twijfel een van de meest opmerkelijke van Seghwaert, en niet alleen omdat het zo goed te zien is vanaf de Aziëweg. De noties die ten grondslag hebben gelegen aan Seghwaert, zoals herbergzaamheid, identiteit en de oude hollandse stad, zijn hier zo letterlijk opgevat dat het lijkt alsof de wijk op de korrel wordt genomen. Het architectenbureau Knoop en Nieuwveld uit Nieuwegein heeft in 1977 in opdracht voor ontwikkelaar Eigen dak 168 premiekoopwoningen ontworpen en die in een middeleeuws aandoende jas gestoken. Stedenbouwkundig én architectonisch. De buurt geeft de indruk een apart stadje te zijn, mede door de geïsoleerde ligging. Het ligt ingeklemd tussen de Aziëweg en de Leidsewallenwetering, en voor auto’s zijn er slechts twee toeritten, over de wetering, dus uitsluitend vanuit het achterliggende woongebied. Zoals bij de Violiervaart het stedenbouwkundig thema ‘de gracht’ was, was dat hier ‘de straat’, als in oude stadjes: smal en besloten, met aan alle kanten bebouwing. Daarom lijkt de bebouwingsdichtheid hier zo hoog en voelt de buurt (middeleeuws) intiem aan. De vier woonerven hebben eerder het karakter van pleintjes, waaromheen de bebouwing is gegroepeerd. Het buurthuis ligt geheel in sfeer, als een kerk, midden in het buurtje. De woningen zijn er in tien hoofdtypen, verspreid over gestapelde bouw en eengezinswoningen. De gestapelde bouw is aan de kant van de Aziëweg gelegd om tevens te kunnen dienen als geluidswal voor de hele buurt. Met een ijzeren consequentie hebben de ontwerpers dit gegeven vertaald in een gebouw dat er uitziet als een middeleeuwse stadswal. De houten galerij en het schuine dak langs de westgevel hebben de vorm van een omloop aan de buitenkant van een kasteel- of stadsmuur (van waaruit de vijand van bovenaf met pek kon worden bestookt) en de erkers aan de andere kant zijn vormgegeven als ‘hordijzen’, de houten uitbouwtjes die in de middeleeuwen aan stadsmuren of (kasteel)torens werden gehangen (en die dikwijls ook werden gebruikt als latrine). DE
GAV E
S TAD
43
Deze huizen aan de Lissenvaart hebben een topgevel die is vormgegeven als bij middeleeuwse vakwerkhuizen.
De laagbouwwoningen in dit buurtje zijn alle opgebouwd uit identieke ‘modules’ van 5.40 m bij 5.40 m, waarbij terrassen zijn uitgespaard.
44
De opzet is wèl modern: onder het gebouw zit een ruime parkeergarage, al is deze nu gesloten vanwege vandalisme. Ook de gevelarchitectuur van de laagbouwwoningen heeft middeleeuwse trekken, in meerdere varianten. Aan de nauwe Nimfkruidvaart (de smalste en langste woonstraat van Seghwaert) staan één- en tweebeukige diepe panden met puntgevels en -kappen, waarvan de geveltoppen zijn voorzien van vakwerkachtige betimmeringen. Deze woningen zijn twee aan twee ontsloten met massieve, gemetselde bordestrappen. Het zijn split-leveltypes, een categorie waar veel mee gewerkt is in deze buurt, mede omdat het hoogteverschil tussen de Leidsewallenwetering en Aziëweg enkele meters bedraagt. Daar tegenover liggen tweebeukige panden met eveneens hordijs uitbouwen en rondboogdeuren. Men zou dit type kunnen beschrijven als ‘dijkwoningen’ omdat het niveau van de tuin anderhalve meter onder straatniveau ligt en hier met de architectuur traditioneel op ingespeeld wordt: het extra lange achterdakvlak wordt vanuit de nok in één doorgaande beweging tot op schouderhoogte gebracht. Opmerkelijk is dat de plattegronden van alle eengezinswoningen zijn opgebouwd uit exact gelijke vierkanten (5,40 m bij 5,40 m), vaak gelegd in een groter vierkant patroon van 2 bij 2 waarvan één vierkant als terras is bestemd. Hoog opgaande, expressieve schoorstenen rijzen op uit het dak of langs de terrasmuur. Hèt beeldmerk van deze buurt, (en volgens sommigen van heel Seghwaert), zijn de vaak gefotografeerde houten poorten die de Nimfkruidvaart met een brede toog overspannen. Het ziet er uit als een decorstuk, maar er wordt in gewoond. In deze buurt gaat het niet zomaar meer om de typische ‘kneuterigheid’ van Seghwaert. De ontwerpers hebben een stap verder gezet en zonder een spoor van gêne de romantiek omarmt. Het was tien jaar te vroeg. De ontwikkelingen zouden juist de andere kant op gaan: weg van de romantiek, naar ‘formele’ architectuur en stedenbouw, strak in het gelid en zonder ‘toeters en bellen’. Pas in de Amersfoortse wijk Kattenbroek, begin jaren negentig, werd deze loshangende draad weer opgepakt en kon er weer romantisch worden gewoond. DE WEIDES
In het noorden van Seghwaert werd slechts korte tijd later een project gebouwd dat wél in de richting wees waar het de komende jaren heen zou gaan: ‘De Lotus’, gelegen in de Weidebuurt, op de grens met Noordhove. De architect en stedenbouwkundige Carel Weeber heeft in opdracht van Bouwbedrijf Brandwijk 163 premiekoopwoningen en 72 huurwoningen ontworpen. Het verschil met de Nimfkruidvaart kan niet groter zijn: er zijn geen besloten straten meer, geen historiserende of individueel vormgegeven woningen, geen verbijzonderde entreeDE
GAVE
S TAD
45
Deze woningen maken deel uit van het plan ‘De Lotus’, zoals het indertijd heette. De architect Carel Weeber zette zich af tegen de ‘Truttigheid’ van Seghwaert en heeft in dit plan de grote lijn en de strakke opzet van het stratenpatroon weer als uitgangspunt genomen.
46
partijen, ingewikkelde plattegronden, expressieve kapvormen, schoorstenen of balkons, geen subtiele overgangen tussen openbaar en privé. Ja, zelfs het woonerf is verdwenen. De ‘ontmoeting’ als thema is er niet meer en er wordt ook weer ‘gewoon’ voor de deur geparkeerd, in rijen. In de filosofie van Weeber mochten er niet slechts allerlei leuke ‘architectuurvormpjes’ worden gemaakt, maar diende eerst de stedenbouwkundige ondergrond in orde zijn. En die ontbrak volgens Weeber geheel in de wijken van de Nieuwe Truttigheid. Daar waren de vorm van de straten, de profielen, de wijze van ontsluiting van de woningen en de parkeeroplossingen eerder het gevolg van de architectuur, dan dat de architectuur reageerde op de stedenbouwkundige ondergrond. Als stedenbouw op de eerste plaats komt en de gebouwen pas later worden ingevuld betekent dat dat het stedenbouwkundige plan niet de architectuur van tevoren kan vastleggen. Stedenbouw schept alleen voorwaarden. ‘Het is door stedebouw dat de architec tuur weer kan opbloeien en niet andersom.’, vond Weeber. De opvattingen van Weeber sloten bijzonder goed aan bij het klimaat van bezuinigingen dat in deze tijd ontstond. De besparingsvoorstellen die de Woningfederatie aan de gemeenteraad had gedaan, bijvoorbeeld het verlengen van de bouwblokken, zijn voor een goed deel verwezenlijkt. In het plan De Lotus zijn het dan ook vooral de grote lijnen en de rationele opzet van de blokjes die het beeld bepalen. De ‘Slinger van Weeber’ aan de Weidedreef valt op door de lengte en vloeiende beweging van het blok. Het is geen aaneenrijging meer van afzonderlijke woonblokken met elk hun eigen hoofdvorm, daklandschap en parkeeroplossing. Elke woning is ondergeschikt aan de rij, en de rij ondergeschikt aan het stedenbouwkundige plan. Individualiteit is minder belangrijk. De architectuur is dan ook terughoudend en vlak. De kleur van de baksteen is niet meer bruin, maar grijzig. Het silhouet niet meer gebroken, maar messcherp (de kap zit onzichtbaar aan de achterkant). De huurwoningen in het plan, aan de Lammerweide, hebben wel een kap, maar zijn verder rijtjeswoningen zonder veel opsmuk. Individualiteit aan deze woningen is slechts mogelijk door een eigen kleur aan te brengen op de houten paneelinvulling van de entreepartij. Dat is dan ook volop gebeurd. Deze oorspronkelijk bruine puien (in overleg met de ‘kleurenkunstenares’van de wijk bepaald), zijn nu vrolijk geschilderd in alle mogelijke aardtinten. Dat de sobere opzet van de wijk niet alleen maar een ideologische keuze was, maar evenzeer een financiële, is goed te zien aan de achterkant van de ‘Slinger’: in tegenstelling tot veel andere woningbouwprojecten in Seghwaert is er niet gezorgd voor tuinmuren of andere gemeenschappelijke erfafscheidingen, waardoor de achtergevel van de Slinger nu wordt bepaald door een langgerekte muur van scheefgezakte schuttingen. D E
GAVE
S TAD
47
Park Seghwaert in de begintijd. Het oorspronkelijke ontwerp vormt het uitgangspunt voor de renovatieplannen. Foto Gemeentearchief Zoetermeer.
48
De gebouwde omgeving van Seghwaert is in zijn algemeenheid goed onderhouden, en bewoners geven in overgrote meerderheid aan er met plezier te wonen. Er zijn geen grote bouw- of sloopprojecten, de ontwikkelingen vinden eerder plaats op het niveau van uitbreidingen (bijvoorbeeld van winkels) en onderhoud en herinrichting. In de toekomst zal er wel een groot project plaatsvinden: de aanleg van de Zoetermeerlijn naar Oosterheem. Hiervoor is de open strook tussen de Peterselieakker en Peulenakker gereserveerd. Het aantal inwoners van Seghwaert neemt gestaag af, als gevolg van een laag geboortecijfer en verhuizing uit de wijk (in 2020 zal de wijk nog maar 16.000 inwoners kennen, tegen 18.500 nu). De winkelcentra komen hierdoor onder druk te staan, met name de Petuniatuin, omdat hier al problemen zijn met parkeren, een gebrekkige uitstraling en een decentrale ligging in de wijk. Er staat een plan van aanpak op stapel om het parkeerprobleem en de matige ruimtelijke kwaliteit van het winkelcentrum te verbeteren. Met het dalen van de bevolking neemt ook het aantal jonge kinderen in de wijk af. Dit leidt tot niet gebruikte en verwaarloosde speelplekken maar ook tot een tekort aan hangen speelplekken voor oudere jongeren. Er wordt naar locaties gezocht die dit tekort kunnen opheffen. Er vindt tevens een verschuiving plaats in de behoefte aan sociale huurwoningen. Dit betekent dat in Seghwaert, net als elders in Zoetermeer, in buurten met een oververtegenwoordiging van goedkope huurwoningen, woningen zullen worden verkocht. Het Stadsnatuurplan uit 1999 geeft aan op welke punten het groen moet worden verbeterd of heringericht. Vooral het Park Seghwaert is als gevolg van het intensieve gebruik flink versleten, reden waarom een renovatieplan is opgesteld, dat binnenkort zal worden uitgevoerd. Het oorspronkelijke ontwerp van het park zal worden gerespecteerd. Tevens is er een beheerplan voor het park opgesteld. De wijkontsluitingswegen zullen in de toekomst worden heringericht om het intensieve onderhoud aan het kruipgroen te verminderen.
DE
G AVE
S TAD
49
Woningbouwproject aan de Roggeakker met structuralistische kenmerken.
De buurt aan de Nimfkruidvaart en Lissenvaart geldt als een zeldzaam voorbeeld van een zeer ver doorgevoerde romantische interpretatie van de kleinschaligheidsgedachte.
50
De stedenbouwkundige opzet van de wijk waarin de opvattingen omtrent . ... kleinschaligheid en variatie uit de jaren zeventig volledig tot uitdrukking . . komen in de ruimtelijke opzet, de groeninrichting en de architectuur; .. verscheidenheid het beeld van ‘eenheid in verscheidenheid’ van Seghwaert, dat wat betreft de . voortkomt uit de diversiteit van de projecten en openbare . .. van ruimten, en wat betreft de eenheid uit de consequente profielen en inrichting de openbare ruimten, het consequent toepassen van architectuur uit . . . dezelfde stroming en de strakke beheersing van het kleur- en materiaalgebruik; het openbare en groene karakter van de vijvers en woonerven en de diversiteit ... buurten van hun aanleg en inrichting, waardoor zij mede de identiteit van de verschillende . bepalen; elementen van het oude landschap in de vorm van tochtsloten, windsingels en . ... debouwkundige boomgaarden, die vanuit een bewuste keuze zijn opgenomen in de steden-. . . opzet; het Park Seghwaert en de vier themagebieden hierin, als een nog complete uitwer-. .. king van het gedachtegoed van Louis le Roy uit de jaren zeventig. het project aan de Roggeakker van Jan Verhoeven als architectonisch unicum en als .. voorbeeld van woningbouw met structuralistische kenmerken; .. als de twee aangrenzende groepsbouwprojecten van Ben Kraan aan het Wingerdpark, . architectonisch unicum en beeldbepalend project voor Seghwaert; .. het houtskeletbouwproject van Passchier en VandenSteen aan het Seringen-, . . Vuurdoorn- en Brempark als grootschalig voorbeeld van vroege houtskeletbouw in . . Zoetermeer en als beeldbepalend complex; het groepsbouwproject aan de Violiervaart van Kerstjens en Teeuwisse, als architec-. ... ensemble tonisch unicum en als beeldbepalend project voor Seghwaert. Dit project vormt een met het eveneens waardevolle woonerf en met de woningen aan de . . . Vederkruidvaart; het project aan de Nimfkruid- en Lissenvaart van Knoop en Nieuwveld als beeld-. ... bepalend project voor Seghwaert, en als zeldzaam voorbeeld van een verregaande . romantische interpretatie van de kleinschaligheidsgedachte; het project ‘De Lotus’ van Carel Weeber aan de Weidedreef en omgeving, als voor-. ... beeld van de plotselinge breuk met de kleinschaligheidsgedachte en als bouwproject van de architect die in die omslag een cruciale rol heeft gespeeld. . b. DE
G AVE
STAD
51
Het buurtje rondom de vijver van het Koekoekveld met zijn eigen karakteristieke opzet.
52
CONCLUSIE
Seghwaert is in alles de tegenpool van Palenstein en Driemanspolder, maar heeft hier wel één ding mee gemeen: het is een wijk die de meningen verdeelt. De één vindt Seghwaert huiselijk, groen en karakteristiek, de ander vindt het onoverzichtelijk, een ‘verdwaalwijk’ uit de jaren zeventig. Beiden hebben gelijk, omdat de ene opvatting vaak te vinden is bij degene die er woont, en de andere bij degene die de wijk incidenteel bezoekt. Seghwaert is zeer gelijkmatig van opzet en heeft, globaal gezien, in alle hoeken ongeveer hetzelfde patroon en hetzelfde aanzien. Het buurtwegenstelsel voert met flauwe lussen door de wijk, zonder veel makkelijk herkenbare kruisingen of opvallende gebouwen. Dit maakt Seghwaert voor een buitenstaander niet eenvoudig ‘leesbaar’. Maar tegelijkertijd is de wijk op een niveau lager, dat van de buurt, wel degelijk karakteristiek, divers en inderdaad... huiselijk. Elk buurtje, gegroepeerd rond woonerven en vijvers, heeft een andere ruimtelijke opzet, architectuur en (groen)inrichting. Het is het soort diversiteit dat niet heeft geleid tot een rommelig of uiteenvallend beeld, omdat de verschillende ontwerpen voortkomen uit dezelfde architectuurstroming, en de diverse soorten openbare ruimtes op een vloeiende en vanzelfsprekende manier in elkaar overlopen. Seghwaert is op dit niveau niet zozeer een verdwaalwijk, maar een ‘dwaalwijk’, gemaakt voor voetgangers en gemaakt voor ‘ontdekken’.
DE
GAVE
S TAD
53
B R O N N E N E N L I T E R AT U U R :
Semi-statisch archief Bouw- en Woningtoezicht, Gemeente Zoetermeer. Cammen, H. van der. Van plannen komen plannen. De ontwikkelingsgang van de ruimtelijke ordening in Nederland. Utrecht, Antwerpen 1986. Faludi, A. en A.J. van der Valk. De groeikernen als hoekstenen van de Nederlandse ruimtelijke planningsdoctrine. Assen, Maastricht 1990. Gemeente Zoetermeer, Gemeentebedrijven. Wijzigingen Structuurplan Zoetermeer 1972. Gemeente Zoetermeer, Gemeentebedrijven. Stedebouwkundig deelplan Sc Seghwaert, Zoetermeer 1978. Gemeente Zoetermeer, Gemeentebedrijven. Stedebouwkundig deelplan Sf Seghwaert, Zoetermeer 1980. Gemeente Zoetermeer, Stadswerken, afdeling Ruimtelijke ontwikkeling. Inventarisatie Visie Raamplan Bestemmingen. Inventarisatierapport Seghwaert. Concept januari 2002. Gent, B. van. Zoetermeer, ontwikkeling van een nieuwe stad. Zoetermeer 1999. Grootveld, R. en B. Koopmans. Zegwaartseweg/Rokkeveenseweg/Schinkelweg/Den Hoorn, Historische straten in Zoetermeer. Zoetermeer 1994. Historisch Genootschap Oud Soetermeer. De geschiedenis op straat. Een ontdekkingstocht langs de Zoetermeerse cultuurhistorie. Zoetermeer 2001. Huisman, J. e.a. Honderd jaar wonen in Nederland 1900-2000. Rotterdam 2000. Kam, G. de. Op grond van beleid. Locaties voor sociale woningbouw, grondbeleid en ruimtelijke spreiding van welstand in en rond Den Haag. Nationale woningraad Almere 1996. Ketting, Marianne. Monumentaal groen in Zoetermeer. Zoetermeer 1999. Nannen, Anne-Marie. Emmen groeit! De veranderingsprocessen in de sociale woningbouw in Emmen. Architectuur, stedenbouw, volkshuisvesting en herstructurering in vijftig jaar tijd. Assen 2000. Tijdschriften Zoetermeer (1967-1971), Zoetermeer Stad (1971-1993). Tijdschrift Goed Wonen, maandblad voor wonen en woninginrichting. Stichting Goed Wonen, Amsterdam 1946-1968. Vermeulen, T. Vijf meter onder N.A.P. Water in Zoetermeer. Zoetermeer 2000. ‘Zoetermeer: de wrange smaak van dilemma’s’ in: Wonen-TA/BK 1978, blz. 7-51. Vreeze, N. de. Woningbouw, inspiratie en ambities. Kwalitatieve grondslagen van de sociale woningbouw in Nederland, Nationale Woningraad Almere 1993. Zoetermeer, jong of oud?. Een terugblik op het verre en nabije verleden. Uitgave gemeente Zoetermeer, 1997. DE
G AVE
STAD
55
COLOFON Uitgave: Afdeling Milieu, Bouwen en Wonen, gemeente Zoetermeer Analyse en tekst: Marcel van Winsen Architecture Research Institute, Van Leeuwenhoeksingel 69, 2611 AE Delft e-mail
[email protected]
Redactie: Ralph Goutier Botine Koopmans Tekeningen: Marcel van Winsen Jeroen Aspers, Architecture Research Institute Fotomateriaal: Marcel van Winsen en Cees Boekraad, tenzij anders vermeld Grafische verzorging: Marjon van Kan Atelier voor Beeldende Vormgeving Zoetermeer Reproductie: Xerox Business Services DTP Zoetermeer Met dank aan:
ir. Cees Boekraad, Architecture Research Institute, ir. Hugo van Velzen, Flexus Ontwerpers Rotterdam en ir. Frans Marks, mede-ontwerper van Seghwaert, thans directeur VHP stedenbouwkundigen, architecten en landschapsarchitecten te Rotterdam.
Deze publicatie behoort bij de wijkexposities 'De Gave Stad' die in de periode 2001 - 2003 georganiseerd worden door Floravontuur Promotie Zoetermeer, Van Zeijl Photo Design en de gemeente Zoetermeer. Zoetermeer 2002 Afbeelding omslag: De woningen aan de Violiervaart in aanbouw in 1978. Links is het groepsbouwproject van architecten Kerstjens en Teeuwisse te zien. Foto: Wim Goutier.