N° 1
Januari - Februari 2011
D. A . S. Journaal
Benzine of olie op de openbare weg = gevaar!
Tijdschrift voor D.A.S.-makelaars - 49ste jaargang Verantwoordelijke uitgever: D.A.S.-Rechtsbijstand, G. Daemen, Lloyd Georgelaan 6, 1000 Brussel
Benzine of olie o I
n ons vorig nummer wezen we op de risico’s van besneeuwde en beijzelde wegen.
Maar wat zijn de gevolgen voor automobilis-
ten die slippen op stookolie, benzine of olievlekken die opduiken nadat de sneeuw van het wegdek werd geruimd? Te oordelen naar de uitgebreide rechtspraak doen deze ongevallen zich vaak voor.
Tegen wie kan een bestuurder zonder ‘omnium’ verzekering zich dan keren voor het herstel van zijn schade?
Inhoud Benzine of olie op de openbare weg = gevaar!
2
Vraag & antwoord • Verzekering – B.A. Auto – Verdwijning van het risico – Terugbetaling 4 • Makelaar – Aansprakelijkheid 4 • Aansprakelijkheid – Fietser brengt een andere fietser ten val – B.A. Familiale verzekering – Aansprakelijkheid van het Gewest 5 • Verzekering – B.A. Auto – Gemeenschappelijk Motor Waarborg Fonds – Niet verzekerd slachtoffer 5 • Verkeer – Ongeval op kruispunt – Tegen strijdige versies 6 • Doorzoeken van voertuig door politie 7 • Verzekering – B.A.-Uitbating – Twee polissen 7 INFO Aankoop van een gebrekkig voertuig Snel reageren wettelijk verplicht
2
8
Voor een bestuurder is benzine of olie op de openbare weg een toevallig feit (onvoorspelbaar element dat elke fout uitsluit), meestal veroorzaakt door een onbekend motorvoertuig (niet geïdentificeerd).
Verhaal op de overheid Het slachtoffer kan altijd de ‘bewaarder’ van de openbare weg aanspreken, met name de gemeente, beheerder van de gemeentewegen, of het Gewest (Vlaams of Waals), beheerder van regionale en snelwegen. Hij moet alleen bewijzen dat op het ogenblik van zijn slippartij, de openbare weg ‘gebrekkig’ was en niet voldeed aan zijn normale structuur (abnormaal kenmerk). Elke bewaarder van een gebrekkige zaak is vermoedelijk aansprakelijk op grond van art.1384 al.1 van het Burgerlijk Wetboek en moet het slachtoffer schadeloosstellen zelfs als hij niet op de hoogte was van dit gebrek dat niet aan hem te wijten is. Als het defect aan de weg werd vastgesteld, kan de eigenaar van het beschadigde voertuig schadevergoeding krijgen van de gemeente of de regio. De meest recente rechtspraak gaat immers steeds vaker in de richting van een aansprakelijke overheid op grond van art.1384 al.1 van het Burgerlijk Wetboek. Wanneer de openbare weg waarop het ongeval plaatsvond tot het Gewest behoort, probeert deze laatste gewoonlijk om de aansprakelijkheid van de gemeente te betrekken (op basis
D.A.S.-JOURNAAL • Januari - Februari 2011
op de openbare weg = gevaar! van art.1382-83 van het Burgerlijk Wetboek en art.135 §2 van de Gemeentewet). Bij abnormaal gevaar moet de gemeente immers instaan voor de veiligheid op de openbare wegen van het Gewest die haar grondgebied doorkruisen (behalve autowegen). Gemeente en Gewest kunnen aldus samen (in solidum) veroordeeld worden. Maar de gemeente kan haar aansprakelijkheid ontlopen door aan te voeren dat zij slechts een ‘middelenverbintenis’ (en geen ‘resultatenverbintenis’) aangegaan heeft. Door te argumenteren dat zij niet voortdurend alle percelen van het wegennet kan onderzoeken en door aan te tonen dat zij niet voor het gevaar werd gewaarschuwd, bewijst de gemeente dat zij de vereiste maatregelen niet heeft kunnen nemen om de veiligheid van het wegennet te waarborgen en bijgevolg niet aansprakelijk is. Al deze processen vertragen vanzelfsprekend de schadevergoeding van de slachtoffers… Als de gemeente en/of het Gewest aansprakelijk gesteld worden, kunnen ze nog altijd de fout van het slachtoffer inroepen. Een onaangepaste snelheid, een rijfout of een overdreven snelheid kan aanleiding geven tot een gedeeltelijke aansprakelijkheid van de bestuurder (zelden de volledige aansprakelijkheid). Gemeente en/ of Gewest maken hier gretig gebruik van!
Verhaal op het Gemeenschappelijk Motor Waarborg Fonds (GMWF) Als men geen gebrek van het wegennet kan inroepen, is er nog altijd de mogelijkheid verhaal uit te oefenen op het GMWF. Maar men mag hierbij niet vergeten dat het Fonds nooit tussenkomt voor de eigenaar van het voertuig dat slachtoffer werd van toeval. Dit werd bij wet bepaald! Als echter bewezen wordt dat de olievlekken afkomstig zijn van een niet geïdentificeerd motorrijtuig, moet het Fonds verplicht tussenkomen. De wet (nieuw art.19bis-13, §3 van de wet van 21.11.1989, in werking gesteld op 16.6.2008) bepaalt dat het Fonds de lichamelijke letsels moet dekken, evenals de materiële schade voor zover de bestuurder belangrijke lichamelijk letsels (overlijden, permanente arbeidsonbekwaamheid van minstens 15%, volledige tijde-
lijke arbeidsonbekwaamheid van minimum 1 maand of hospitalisatie van minstens 7 dagen) heeft opgelopen.
Quid wanneer een voertuig slipt op olie of benzine en een ander voertuig aanrijdt? Verhaal op het GMWF is in dit geval altijd mogelijk. Als het slachtoffer (eigenaar van het aangereden voertuig) kan aantonen dat het ongeval te wijten is aan een ‘toeval’, heeft hij recht op volledige schadevergoeding. Maar aangezien benzine of olie op de openbare weg meestal afkomstig is van een ‘niet geïdentificeerd voertuig’, moet het GMWF slechts tussenkomen voor de lichamelijke letsels van de bestuurder van het aangereden voertuig. Het Fonds zal de materiële schade van dit voertuig alleen vergoeden als de lichamelijke letsels aanzienlijk zijn (zie supra). Er kan niet meer worden besloten tot het bestaan van een toevallig feit als bewezen wordt dat het ongeval veroorzaakt werd door een motorrijtuig waarvan de identiteit niet is vastgesteld (Cass.13.6.2002)! Eens het slachtoffer werd schadeloosgesteld, kan het GMWF art.1384 al.1 van het Burgerlijk Wetboek niet meer inroepen om zijn uitgaven te verhalen op de gemeente of het Gewest. Deze vordering is volgens het hof van Cassatie (arrest van 26.9.2002) alleen ‘voorbehouden’ aan de schadelijders! Voor het herstel van hun schade, stellen slachtoffers best de overheid (gemeente of Gewest) aansprakelijk als ‘bewaarder’ van een gebrekkige openbare weg
Conclusie Verkeersongevallen te wijten aan stookolie, benzine of olie op de openbare weg achtergelaten door niet geïdentificeerde voertuigen, worden zelden minnelijk geregeld. Meestal monden zij uit in processen waarbij partijen de aansprakelijkheid op elkaar afschuiven. Tijdig een solide rechtsbijstandverzekering aangaan is dan ook het advies aan uw verzekerden !
3
D.A.S.-JOURNAAL • Januari - Februari 2011
VRAAG & ANTWOORD
1
Verzekering – B.A. Auto – Verdwijning van het risico – Terugbetaling In twee dossiers ondervind ik moeilijkheden met de B.A.-autoverzekeraar. In het eerste dossier nam de zoon van mijn cliënt de beslissing niet meer met zijn eigen voertuig maar met het voertuig van zijn ouders te rijden. Hij stuurde zijn kentekenplaat terug naar de DIV. In het tweede dossier, heeft een cliënt een verzekering voor zijn motor, die gecombineerd is met een autoverzekering. Hij beslist zijn motorverzekering te beëindigen. In beide dossiers, weigert de B.A.-autoverzekeraar het niet gebruikte deel van de premie terug te storten. In het tweede dossier, beroept de verzekeraar zich op een clausule van de verzekeringsovereenkomst die stelt dat in geval van verdwijning van het risico, de premie aan de maatschappij verworven blijft. Wat denkt u hiervan? Art. 35 van de modelovereenkomst (K.B. 14.12.1992) bepaalt dat indien het risico verdwijnt, de verzekeringnemer de verzekeraar hiervan onmiddellijk op de hoogte moet brengen. Eens hij van de verdwijning van het risico werd geïnformeerd, moet de verzekeraar het contract schorsen. Art. 34 van dezelfde overeenkomst bepaalt dat wanneer het contract wordt opgeschort, de verzekeringnemer die het omschreven of enig ander voertuig in het verkeer brengt daarvan mededeling moet doen aan de verzekeraar. Indien de overeenkomst niet opnieuw in werking wordt gesteld, neemt zij een einde op de eerstvolgende jaarlijkse premievervaldag. Indien de schorsing echter gebeurt binnen de 3 maanden voor de eerstvolgende jaarlijkse premievervaldag, neemt de overeenkomst een einde op de volgende jaarlijkse vervaldag.
4
Volgens de modelovereenkomst, wordt het nietverbruikte premiegedeelte op het einde van de overeenkomst teruggestort. Wij zien daarom niet waarom de B.A.-autoverzekeraar het niet-gebruikte premiegedeelte niet zou terugbetalen aan de verzekeringnemer. De bijzondere bepaling dat, in geval van verdwijning van het risico, de premie verworven blijft aan de maatschappij lijkt ons dan ook onwettig want in strijd met het dwingende karakter van het K.B. van 14.12.1992.
2
Makelaar – Aansprakelijkheid Een van mijn cliënten verwijt mij dat ik zijn voertuig niet voldoende in omnium liet verzekeren. Deze cliënt kocht een occasiewagen die 6 maanden oud was en slechts een kleine twintigduizend kilometers had gereden. Op verzoek van cliënt en op basis van de door hem verschafte inlichtingen, heb ik de waarde van het voertuig aan de omnium verzekeraar medegedeeld. De waarde werd bepaald op basis van de aankoopfactuur van het voertuig en de waarde van de accessoires. Na een ongeval werd dit voertuig total loss verklaard. De omniumverzekeraar liet aan mijn cliënt weten dat hij de schade zou vergoeden op basis van het aangegeven bedrag, wat logisch is. Mijn cliënt verwijt mij nu dat ik hem niet heb aangeraden de cataloguswaarde van zijn voertuig te verzekeren en dat hij hierdoor ‘onderverzekerd’ is. Wat moet ik doen? Eerst en vooral moet u aantonen dat uw cliënt u wel degelijk heeft verzocht zijn voertuig te laten
D.A.S.-JOURNAAL • Januari - Februari 2011
verzekeren op basis van de documenten die hij u heeft overhandigd, om zo van een kleinere premie te genieten. Als u dit kunt bewijzen, zal uw cliënt zelf moeten aantonen dat u uw adviesplicht verzuimde door hem niet aan te raden eerder de cataloguswaarde dan de aankoopwaarde van zijn voertuig te verzekeren. Het is immers hij die de uitvoering van een verbintenis vordert die het bestaan daarvan moet bewijzen (art.1315 van het Burgerlijk Wetboek). Dit bewijs lijkt praktisch onmogelijk. Als u dit niet kunt bewijzen, kan u nog altijd gebruik maken van een argument dat algemeen door de rechtspraak wordt aanvaard. U kunt immers aanvoeren dat uw cliënt niet heeft gereageerd bij ontvangst van zijn omnium verzekeringspolis. Met een minimum aan kennis, moest uw cliënt immers beseffen dat het risico dat hij wilde verzekeren niet overeenstemde met wat in de polis was bepaald. Hij had daarom sneller moeten reageren. Aangezien hij zijn verzekeringspolis heeft aanvaard, kan men ervan uitgaan dat hij ook akkoord ging.
3
Aansprakelijkheid – Fietser brengt een andere fietser ten val – B.A. Familiale verzekering – Aansprakelijkheid van het Gewest Mijn cliënt is een fietsliefhebber die samen met vrienden regelmatig een fietstocht maakt in de provincie Limburg. De groep fietsers reed op het fietspad en mijn cliënt reed op een ijzeren buis ongeveer 50 cm lang, die in het voorwiel van de fietser achter hem terechtkwam. Deze fietser kwam ten val en werd zwaar gewond. Over welke verhaalvordering beschikt het slachtoffer van dit ongeval? Kan hij zich rich-
ten tot de B.A. Familiale verzekeraar (BAF) van mijn cliënt? Of kan de overheid belast met het onderhoud van de openbare weg aansprakelijk gesteld worden? Het feit dat uw cliënt op een ijzeren buis reed die in het wiel van zijn vriend terechtkwam kan volgens ons niet als een fout beschouwd worden. Het gaat hier om een toevallig feit! Zijn BAF verzekeraar moet bijgevolg niet tussenkomen. Het Vlaamse Gewest zou echter aansprakelijk gesteld kunnen worden in haar hoedanigheid van bewaarder van een gebrekkig fietspad. Uit de rechtsleer van het hof van Cassatie blijkt dat: - een zaak gebrekkig is in de zin van art.1384 al.1 van het Burgerlijk Wetboek als zij een abnormaal kenmerk vertoont dat in bepaalde omstandigheden schade kan veroorzaken; - een zaak gebrekkig is als zij in haar geheel een abnormaal karakter vertoont; - het abnormale karakter geen betrekking moet hebben op een permanent element inherent aan de zaak (dat wil zeggen dat een zaak die je toevoegt aan een andere zaak deze laatste zaak een abnormaal kenmerk kan geven). Men kan bijgevolg stellen dat het fietspad dat de groep fietsers gebruikten wel degelijk gebrekkig was en dat het Vlaamse Gewest hiervoor aansprakelijk is.
4
Verzekering – B.A. Auto – Gemeenschappelijk Motor Waarborg Fonds – Niet verzekerd slachtoffer Door een plotse onpasselijkheid achter het stuur (toeval), verliest een bestuurder (A) de controle over zijn voertuig en rijdt tegen een ander voertuig waarvan de bestuurder (B) gekwetst wordt.
5
D.A.S.-JOURNAAL • Januari - Februari 2011
VRAAG & ANTWOORD Normaliter moet het Gemeenschappelijk Motor Waarborg Fonds (GMWF) bestuurder B schadeloosstellen (materiële en lichamelijk schade). Nu blijkt dat bestuurder B niet verzekerd was omdat hij zijn verzekeringspremie niet betaald had (opgeschorte dekking). Kan het GMWF daarom zijn tussenkomst weigeren? De bestuurder die een ongeval veroorzaakt nadat hij onpasselijk werd (verlies van bewustzijn, infarct, enz.) is niet aansprakelijk voor dit ongeval. Deze malaise is een geval van overmacht (toeval) op voorwaarde dat hij volkomen onvoorzien was. Als de malaise voorspelbaar was (medische voorgeschiedenis), is er geen sprake van toeval. Eens de malaise van de bestuurder aangetoond, zal de B.A.-autoverzekeraar zijn tussenkomst weigeren aangezien zijn verzekerde niet aansprakelijk is. Het is dan het GMWF dat de (materiële en lichamelijke) schade van het slachtoffer (B) voor zijn rekening zal nemen.
5
Verkeer – Ongeval op kruispunt – Tegenstrijdige versies Op een kruispunt met verkeerslichten, reed mijn cliënte door het groene licht om links op het kruispunt af te slaan. Zij stopte midden op het kruispunt om voorrang te verlenen aan de tegenliggers. Op het ogenblik dat een tegenligger gestopt was voor het verkeerslicht, vertrok zij opnieuw. Terwijl zij naar links afsloeg, stak een bromfietser het stilstaande voertuig voorbij en reed met hoge snelheid het kruispunt op. De botsing was onvermijdelijk. Mijn cliënte is van oordeel dat zij het recht aan haar kant heeft en dat de bromfietser het verkeerslicht niet respecteerde. De bromfietser echter beweert dat het verkeerslicht op oranje stond en dat hij niet tijdig kon stoppen.
Maar art.21, 2°, van het koninklijk besluit van 11.7.2003 bepaalt dat wanneer de verzekeringsplicht niet werd nagekomen, het GMWF niet verplicht is de eigenaar, bestuurder, houder en de verzekeringnemer van het bij het ongeval betrokken voertuig te vergoeden. Dit is hier het geval. Deze uitsluiting is slechts van toepassing als de bestuurder of houder wist dat de verzekeringsplicht niet werd nageleefd.
Wie is hier aansprakelijk?
Dus als bestuurder (B), slachtoffer van het ongeval wist dat hij met een niet verzekerd voertuig reed, zal hij van het GMWF geen enkele schadevergoeding moeten verwachten.
De bestuurder die op een kruispunt naar links wil afslaan moet, volgens art.19.3.3° W.C., voorrang verlenen aan de tegenligger maar deze verplichting verdwijnt als de tegenligger moet stoppen wegens een oranjegeel of rood licht. De bestuurder die zich in aanwezigheid van een oranjegeel licht bevindt, moet volgens art.61.1.2° W.C. stoppen, tenzij de bestuurder bij het aangaan van dat licht het teken zo dicht genaderd is, dat hij niet meer op voldoende veilige wijze kan stoppen.
Nog maar eens het bewijs dat rijden zonder verzekering zeer onaangename verrassingen in petto kan hebben…
Dit soort ongevallen is frequent en wordt meestal beslecht met een rug aan rug regeling als geen enkele getuigenis de versie van één van de partijen bevestigt. De Wegcode (W.C.) legt aan beide partijen verplichtingen op.
De rechtspraak was lang van mening dat de bestuurder die in een kruispunt links afslaat altijd voorrang moet verlenen aan zijn tegenligger. Vandaag is dit anders.
6
D.A.S.-JOURNAAL • Januari - Februari 2011
Als in dit geval geen getuigenis voorhanden is om uit te maken welke bestuurder de Wegcode overtreden heeft, is een rug aan rug regeling de gepaste oplossing.
6
Doorzoeken van voertuig door politie Kan de politie overgaan tot het doorzoeken van een voertuig dat zich op de openbare weg bevindt? Is dit geen inbreuk op het privéleven? Kan men zich hiertegen verzetten? Kan men na een fouillering de gegrondheid ervan betwisten en eventueel schadevergoeding eisen?
De politie mag een voertuig onder bepaalde voorwaarden doorzoeken. Art.29 van de wet op het politieambt van 5 augustus 1992 bepaalt dat de politieambtenaren kunnen overgaan tot het doorzoeken van een voertuig of enig ander vervoermiddel (zowel in het verkeer als geparkeerd op de openbare weg of op voor het publiek toegankelijke plaatsen) indien zij redelijke gronden hebben om te denken dat het voertuig of vervoermiddel werd gebruikt, wordt gebruikt of zou kunnen worden gebruikt: - om een misdrijf te plegen; - om een voor de openbare orde gevaarlijk voorwerp, overtuigingsstukken of bewijsmateriaal in verband met een misdrijf op te slaan of te vervoeren. De wet verduidelijkt wat bedoeld wordt met ‘redelijke gronden’: gedragingen van de bestuurder of de passagiers, materiële aanwijzingen of omstandigheden van tijd of plaats. Zoals men kan vaststellen, beschikt een politieagent over een grote beoordelingsmacht om een voertuig te doorzoeken en niemand zal de gegrondheid achteraf betwisten.
7
Verzekering – B.A.-Uitbating – Twee polissen Ik heb een probleem in verband met verzekeringspolissen. Op 01/12/2001 liet ik een cliënt een verzekeringsovereenkomst sluiten met Maatschappij X met vervaldag op 01/12/2002 en jaarlijkse stilzwijgende verlenging. In 2009 heeft dezelfde cliënt bij een collega een andere overeenkomst van hetzelfde type gesloten met Maatschappij Y met inwerkingtreding op 01/12/2009. De premie voor deze overeenkomst werd betaald. Aangezien het contract bij Maatschappij X niet werd opgezegd 3 maanden vóór de vervaldag van 01/12/2009, heeft Maatschappij Y de betaalde premie terugbetaald. Kan men de overeenkomst met Maatschappij Y opzeggen aangezien de overeenkomst met Maatschappij X nog altijd niet werd opgezegd? Wij hebben hier te maken met twee geldige verzekeringsovereenkomsten met hetzelfde onderwerp en hetzelfde belang. In dit geval gaat men ervan uit dat het verzekeringscontract dat eerst werd ondertekend de overhand heeft (Overeenkomst Assuralia n° 530 betreffende art.45 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst). Voor het antwoord op uw vraag, verwijzen wij naar art.30 § 1, alinea 2 van de wet van 25.6.1992 op de landverzekeringsovereenkomst: ‘De partijen mogen de overeenkomst echter opzeggen wanneer, tussen de datum van het sluiten en die van de inwerkingtreding ervan, een termijn van meer dan één jaar verloopt. Van deze opzegging moet uiterlijk drie maanden vóór de inwerkingtreding van de overeenkomst kennis gegeven worden’.
7
D.A.S.-JOURNAAL • Januari - Februari 2011
INFO Aankoop van een gebrekkig voertuig Snel reageren wettelijk verplicht
B
ij de aankoop van een nieuwe of een tweedehandswagen
komt men soms voor verrassingen
te staan… Zo werd een van onze verzekerden onlangs geconfronteerd met een pijnlijk avontuur. Begin 2008 kocht hij een nieuw voertuig waarmee hij het eerste jaar heel tevreden was. Helaas kreeg hij vanaf eind 2008 ernstige problemen omdat zijn auto vaak niet wou starten. Herhaaldelijk moest hij zijn voertuig tot bij de autodealer laten slepen. Hij kreeg telkens te horen dat het probleem opgelost was maar helaas werd hij opnieuw ontgoocheld. Men stelde wel voor om zijn voertuig terug te nemen maar tegen dergelijke voorwaarden dat hij verkoos zijn voertuig te behouden. Totaal ontmoedigd, verzoekt verzekerde ons de verkoop te laten annuleren en een schadevergoeding te vorderen voor de ondervonden last. Het gaat hier zonder enige twijfel om een ‘verborgen gebrek’. In verband met een verborgen gebrek van een verkochte zaak, bepaalt artikel 1648 van het Burgerlijk Wetboek dat ‘De rechtsvordering op grond van koopvernietigende gebreken moet door de koper worden
8
ingesteld binnen een korte tijd, al naar de aard van de koopvernietigende gebreken en de gebruiken van de plaats waar de koop gesloten is’. Het is dus absoluut noodzakelijk dat een vordering binnen een ‘korte tijd’ wordt ingesteld. Twee jaar wachten vooraleer een koopvernietigende vordering in te stellen beantwoordt dus niet aan voornoemd art. 1648. De rechtspraak is in dit verband zeer streng. De recente wet van 01/09/2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van niet conforme consumptiegoederen brengt geen soelaas aangezien hier ook de rechtsvordering verjaart na verloop van één jaar vanaf de dag waarop het gebrek aan overeenstemming werd vastgesteld. Bij gebrek aan een rechtsvordering binnen korte tijd, kan dus alleen nog met de directie van het automerk onderhandeld worden met het oog op een oplossing die beide partijen tevredenstelt. Als uw klant geconfronteerd wordt met een probleem van ‘verborgen gebrek’ of ‘niet-overeenstemming’, verlies dan geen tijd: maak zo snel mogelijk uw dossier over aan uw Rechtsbijstand verzekeraar. Nog een laatste opmerking in verband met de aankoop van een tweedehandswagen bij een particulier: de verkoper kan zich op de aankoopfactuur altijd vrijwaren tegen verborgen gebreken!
Uitgegeven door de verzekeringsmaatschappij D.A.S. n.v. Redactieraad: Gérard André, Isabelle Mattelaer, Reinilde van Bergen. Lloyd Georgelaan 6 1000 Brussel Tel. 02 645 51 11 Fax. 02 640 77 33
[email protected] www.das.be Jaarlijks abonnement 10 nrs.: 40 EUR (37,74 + 2,26 BTW). Speciale prijs D.A.S.-producenten 10 nrs.: 23,55 EUR (22,22 + 1,33 BTW)