Bios Tips Als u uw computer aanzet, is het geheugen leeg en kan de computer niets uit zichzelf doen. Om de boel op gang te helpen moet er software aanwezig zijn die bepaalt wat er moet gebeuren. Deze software is eigenlijk een mini-besturingssysteem en heet BIOS; dit staat voor Basic Input Output System en is opgeslagen in een geheugenchip. Het bijzondere van deze geheugenchip is dat informatie ook behouden blijft als de computer uitstaat.
Daarom wordt zo'n type chip ook wel ROM (Read Only Memory) genoemd. Vaak zijn deze chips van het type CMOS, dat uit een bepaald type transistor bestaat. We zullen hier verder niet dieper op ingaan; de reden dat we het noemen is dat u in het BIOS setup – programma vaak CMOS setup ziet staan, dat u zou kunnen verwarren met het BIOS. Als uw computer uitstaat worden de instellingen in de CMOS – chip vastgehouden door een batterijtje in uw moederbord. Dit batterijtje wordt bij de nieuwere computers opgeladen als de computer aanstaat, bij de wat oudere computers zal het batterijtje na een aantal jaren vervangen moeten worden. De huidige generatie computers bezit een flash BIOS Ofwel een BIOS die software matig te programmeren is. Dit type BIOS is opgeslagen in een Electrically Erasable and Programmable ROM (EEPROM): een chip die u elektronisch kunt wissen en weer opnieuw kunt programmeren. Er zijn in uw computer meerdere BIOSsen beschikbaar. Zo is er een toetsenbord BIOS, een video BIOS en een systeem BIOS die elk hun eigen functie hebben. Het systeem BIOS zullen we hier behandelen. Dit BIOS bevat informatie die nodig is om de computer aan te sturen zonder programma's van een magnetische schijf te lezen. U kunt het BIOS binnengaan door tijdens het starten van de computer even de toets-combinatie te drukken die aangegeven staat op het scherm. Vaak zal dit iets zijn als CTRL-ESC, ESC, Fl of DEL. Wat u nu te zien krijgt is het BIOS-setup-utility, waarmee u veranderingen in het BIOS kunt maken. BIOS opties: Er is een aantal fabrikanten dat zich heeft gespecialiseerd in het maken van BIOSsen. Meestal heeft zo'n fabrikant een standaard-versie die op maat wordt gemaakt voor een moederbord. In het BIOS zitten vaak veel instelmogelijkheden,waardoor de gemiddelde gebruiker door de bomen het bos niet meer ziet. Aangezien er enorm veel verschillende BlOSsen zijn, beperken we ons tot één van de meest gebruikte, een Award BIOS. Deze zit onder andere op een Abit LX6 Pil moederbord. Hier en daar kunnen de namen wat verschillen van uw eigen BIOS, maar dat hoeft niet te betekenen dat u de bewuste optie niet in uw BIOS setup assortiment heeft. Een beetje goochelen met de Engelse taal doet vaak wonderen. CPU soft menu operating speed (233,266,300, user define): de snelheid in MHz van uw processor, bijvoorbeeld 233 Mhz. U kunt hier ook aangeven dat u deze zaken zelf wilt instellen: kies dan voor user define in plaats van een numerieke waarde. Vervolgens kunt u dan de volgende items instellen:
Turbo frequency (enabled/disabled): schroeft de processorsnelheid met 2,5 % op. Puur voor testdoeleinden geschikt; u kunt deze optie beter niet gebruiken. Oudere moederborden hebben veel baat bij de turbo-instelling. Er wordt dan het maximale uit de processor en het moederbord gehaald. External clock (66, 75, 83): het instellen van de externe klokfrequentie waarop uw bussen lopen; bijvoorbeeld 66MHz in het geval van een Pentium II 233. Multiplier factor: het instellen van de vermenigvuldigingsfactor van de externe clock. Dit bepaalt op zijn beurt de processorsnelheid weer. Bijvoorbeeld in het geval van de eerdere PII 233 is de multiplier 3,5: 3,5 x 66 = 233. Het systeem overklokken (wat u beter niet kunt doen) kan nu gebeuren door niet de standaard klokfrequentie van 66 MHz te selecteren, maar van bijvoorbeeld 83 MHz met een klok multiplier van 3. De bussen zijn nu opgevoerd van 66 naar 83 MHz en de processorsnelheid is nu opgevoerd van 233 naar 250 MHz. Speed 0n error hold (enabled/disabled): mocht er iets mis gaan met de processor vanwege een fout in de zojuist genoemde instellingen, dan kunt u hier aangeven of u wilt dat het systeem dan stopt of toch gewoon doorgaat. BIOS features setup Virus warning (enabled/disabled): waarschuwing als er mogelijkerwijs een virus uw systeem binnenkomt. Als software probeert gevoelige plekken van de harde schijf (bootsector of partitie tabel) te wijzigen, dan zou dit een virus kunnen zijn en vervolgens krijgt u een melding hiervan op uw scherm. Een echte virusscanner is veel betrouwbaarder en als u Windows 95 of 98 installeert moet u deze optie zeker uitschakelen. internal cache (enabled/disabled): uw processor beschikt zelf over een cachegeheugen, bijvoorbeeld 8K voor de 486 processoren. We noemen dit ook wel Level 1 cache. Met deze optie kunt u die cache activeren en deactiveren. Uiteraard wilt u deze cache enabled hebben aangezien dit toch wel voor flinke snelheidswinst zorgt. External cache (enabled/disabled): naast Level 1 cache, bestaat er ook een Level II cache. Dit geheugen zit vaak op het moederbord of, in het geval van Pentium Pro en Pentium II, in de processorbehuizing geïntegreerd. Uiteraard moet deze optie enabled staan, omdat dit voor een grote snelheidswinst zorgt.
IDE HDD block mode (enabled/disabled): deze optie maakt het mogelijk om meerdere sectoren van de harde schijf per lees/schijf-aktie te transporteren, wat de werking van uw harde schijf sneller maakt. Als deze optie op enabled staat, dan kijkt het BIOS of uw harde schijf dit ondersteunt. Mocht dit niet zo zijn, dan schakelt het BIOS deze optie zelf uit. Dus altijd op enabled zetten. Security option (setup/system): u kunt uw BIOS setup (setup) of uw complete systeem (System) beveiligen met een wachtwoord. Om deze optie te activeren zult u eerst een wachtwoord moeten instellen bij Password setting in het hoofdmenu. PCI/VGA palette snoop (enabled/disabled): deze functie kan display palette (kleuren) problemen oplossen als u ook een MPEG-kaart in uw systeem heeft. Als u problemen ondervindt met het terugkrijgen van het juiste kleurenpalet na gebruik van de MPEG-kaart, kunt u hiermee aangeven dat de MPEG-kaart vooruit kijkt naar de VGA-kaart om te zien welk kleurenpalet er in gebruik is. De voorkeursinstelling is echter disabled aangezien veel configuraties deze functie niet ondersteunen en daardoor vastlopen. OS select for DRAM >64 Mb (non-0S2/0S2): De manier waarop het besturingssysteem met het geheugen boven de 64 MB omgaat, verschilt. Hier kunt u instellen of u OS/2 of een ander besturingssysteem zoals Windows 95 draait. Delay DE initial (sec) (0,..,15): sommigen onder u zal het bekend voorkomen, u heeft meerdere IDE harde schijven in uw systeem en als de computer wordt aangezet, dan wordt een van de schijven (meestal de oudste) niet herkend. Dit komt doordat die schijf niet genoeg tijd heeft gehad om op gang te komen (spin-up tijd). Herstart u nu de computer, dan worden alle schijven wel herkend. Met deze optie kunt u een vertraging inbouwen, waardoor de schijven genoeg tijd krijgen om 'in bedrijf' te raken. Als u een dergelijk probleem tegenkomt begint u uiteraard met 0 seconden en voert u het langzaam op.
Video BIOS shadow (enabled/disabled): Als u deze optie op enabled heeft staan, dan wordt het trage video BIOS naar het snelle RAM geheugen gekopieerd. U boekt hier enorme snelheidswinsten mee! shadow (enabled/disabled): waar Xxxxx-Xxxxx voor een geheugenadres staat (hexadecimaal). Er staat er een heel rijtje genoemd in uw BIOS setup. De genoemde geheugengebieden zijn bedoeld voor allerhande interfacekaarten zoals bijvoorbeeld een netwerkkaart. Als u een van deze opties enabled heeft, wordt het BIOS adres van deze kaarten gekopieerd naar het snelle RAM, net zoals bij Video BIOS shadow. Hier moet u uiteraard wel goed weten wat voor kaarten u in uw systeem heeft en welk geheugengebied u daarom moet selecteren!
Chipset features setup Met de Chipset features setup optie kunt u instellingen van de chipset op uw moederbord wijzigen. Sla hier niet mee aan het experimenteren; verkeerde instellingen van de chipset kan de werking van uw moederbord danig ontwrichten! Auto configuration (enabled/disabled): een vanzelfsprekende optie. Wilt u dat het BIOS de waarden voor de volgende zes opties (2-7) zelf instelt: enabled, of wilt u het zelf doen: disabled. DRAM speed selection (5Ons/6Ons): de snelheid van uw DIMM geheugenchips in nanoseconden. Deze en de volgende zes opties (3-8) kunnen alleen worden gebruikt als er DRAM in het systeem is geïnstalleerd. Vaak staat de snelheid van het geheugen op de chips zelf, anders kunt u het navragen bij uw leverancier. DMA wait state (slow/fast): de tijd die het duurt (wait-state = wachtcyclus) voordat er een Direct Memory Access plaatsvindt. Kies het liefst een zo laag mogelijke waarde of neem de optie fast. EDO RAS# to CAS# delay (2/3): het geheugen is opgebouwd uit rijen (rows) en kolommen (columns) om de opgeslagen informatiebits te representeren. Als u nieuwe gegevens naar het geheugen schrijft, wordt eerst de juiste rij aangegeven en vervolgens de juiste kolom, waarna de informatie op die specifiek aangegeven plaats opgeslagen wordt. Het benaderen van de juiste kolom en de juiste rij gebeurt door middel van zogenaamde strobes. Deze optie bepaalt hoelang het duurt nadat de row access strobe (RAS) is afgelopen en de column access strobe (CAS) wordt uitgevoerd. Uiteraard wilt u deze tijd zo kort mogelijk houden, maar niet alle geheugenchips kunnen hiertegen. Een kwestie van uitproberen.
EDO RAS precharge time (3/4): geheugens hebben een bepaalde tijd nodig om opnieuw op te laden, de precharge time. Met deze optie geeft u aan hoeveel Wait States de chipset in moet lassen, voordat het geheugen opnieuw opgeladen kan worden. Ook hier geldt: het liefst zo laag mogelijk, dus uitproberen maar. EDO DRAM read burst(x222/x333): hiermee kan de timing worden ingesteld van de zogenaamde read burst modes van het EDO DRAM. Burst modes maken het mogelijk om sneller naar geheugen te schrijven of te lezen. Hoe lager hoe beter. EDO DRAM write burst (x222/x333): hiermee kan de timing ingesteld worden van de zogenaamde read write modes van het EDO DRAM. Hoe lager hoe beter.
DRAM data integrity mode (ECC/NON-ECC): hier kunt u mee aangeven of u de pariteitscontrole eenvoudige foutcontrole, (Non-ECC) of de error correcting mode (ECC) van het geïnstalleerd DRAM wilt inschakelen. Deze instellingen zijn geheel afhankelijk van het type DRAM. Meestal zult u over Non-ECC-geheugen beschikken. CPU-to-PCI IDE posting (enabled/disabled): de CPU benadert de PCI IDE bus. Door deze optie aan te zetten, kunt u aangeven dat u deze benaderingen wilt opslaan in bepaalde buffers, wat het systeem optimaliseert. System BIOS cacheable (enabled/disabied): het kopieren van het systeem BIOS in RAM Doen!! Video BIOS cacheable (enabled/disabied): het BIOS van uw videokaart kunt u al dan niet cachen. Cachen van uw video BIOS kan snelheidswinst opleveren, maar kan ook voor problemen zorgen. Video RAM cacheable (enabled/disabled): het cachen van RAM van uw videokaart. In veel gevallen zal dit juist een vertraging opleveren, dus uitschakelen deze optie. (8)/(16)bit I/0 recovery time (2/3/4/5/6/7/8/NA): hier worden twee opties tegelijkertijd weergegeven. Nadat een 8/16 bit I/0-request op de ISA-bus is uitgevoerd, kan het zijn dat er een bepaalde vertragingstijd moet worden ingelast. Hiermee geeft u de vertragingstijd aan in klokcycli. Ook hier geldt hoe lager hoe beter.
A Memory hole at 15M-16M (enabled/disabled): Het kan zijn dat bepaalde randapparatuur gebruik wil maken van het 15-16 megabyte gebied. Met deze optie kunt u aangeven of u het gebied vrij wilt geven voor de randapparatuur: enabled of dat u het gebied zelf wilt gebruiken, wat het meest logische is: disabled. Passive release (enabled/disabled): als de PCI bus bezig is en ook gegevens ontvangt van de ISA bus, kan het zijn werk toch voortzetten wanneer deze optie op enabled staat. Dit bevordert de snelheid. Delayed transaction (enabled/disabled): door een bepaalde transactie (transaction) naar een ISA device even uit te stellen (delay) heeft de PCI bus vrij spel, wat de zaak weer sneller maakt. AGP aperture size (MB) (4/8/16/32/64/128/256): de grootte van de AGP aperture (opening). De aperture is onderdeel van het PCI geheugenadresbereik bestemd voor het graphicsgeheugen. In het boekje van uw AGP-kaart staat vaak de aanbevolen waarde.
Power management setup Met de opties in dit menu kunt u aangeven of u van de energiebesparende mogelijkheden van uw computer gebruik wilt maken. Voordat we starten met de begrippen eerst even wat basiskennis. Uw computer functioneert normaal gesproken in de normal mode (100% activiteit). Afhankelijk van de hieronder genoemde instellingen gaat uw computer na een tijd van geen gebruik over in de doze mode (20% activiteit), die na verloop van tijd weer opgevolgd wordt door de stand-by mode (80/0 activiteit). Ten slotte wordt de stand-by mode weer opgevolgd door de suspend mode (1% activiteit). Power management (user define/min saving/max saving): wilt u zelf de instellingen maken voor het power management (user define), of u wilt automatisch kiezen voor maximale (max saving) of minimale besparing (min saving) PM control by APM fyes/no): hiermee kunt u Power Management (PM) laten regelen door Advanced Power Management (APM) of niet. APM is een standaard gezet door Intel en andere grote fabrikanten en is aan te bevelen boven gewoon PM. video off method (DPMS, blank screen, V/H sync + blank): de manier waarop uw monitor wordt uitgeschakeld, bijvoorbeeld door middel van een zwart (leeg) scherm (blank screen). U kunt echter ook kiezen voor DPMS (Display Power Management System), dan wordt de Video off method geregeld door de videokaart en de monitor, als beiden het ondersteunen. Video off after (doze/standby/suspend/na): hier kunt u mee aangeven wanneer u wilt dat de monitor overschakelt op de bovengenoemde besparing. Direct na de doze mode (doze) enzovoort. Of u wilt de video off methode helemaal niet gebruiken (na, not active). CPU fan off option (suspend > off, always on): u kunt ervoor kiezen om de koeling van de processor uit te schakelen nadat het systeem is overgeschakeld in de suspend mode (suspend > off), of de koeling is altijd actief (always on). De laatste optie heeft de voorkeur omdat in veel systemen goedkope processorventilatoren zitten. Die kunnen slecht tegen vaak aan- en uitschakelen, wat kan resulteren in een defecte processor. Modem use IRQ (3/na): het toekennen van interrupt request 3 aan het modem. Dit houdt in dat als de computer is overgeschakeld in de energiebesparende mode, en er is activiteit op IRQ 3 doordat er bijvoorbeeld wordt gebeld omdat er een fax binnenkomt, de computer weer overspringt naar de normal mode.
doze mode (Idisabled): hiermee kan het aantal minuten totdat uw computer overgaat in de doze mode worden ingesteld, of u kunt kiezen om helemaal geen gebruik te maken van de doze mode (disabled). Standby mode (disabled): hiermee stelt u het aantal minuten in totdat uw computer overgaat in de standby mode. Uiteraard moet dit aantal minuten meer zijn dan de doze mode. Suspend mode (disabled): het instellen van het aantal minuten totdat uw computer overgaat in de doze mode. Het aantal minuten is weer groter dan in de standby mode. IDE HDD power down (disabled): als uw harde schijf het ondersteunt, kunt u hiermee aangeven of u wilt dat de harde schijf na verloop van tijd overgaat in de energiebesparende mode. Throttle duty cycle (12.5%/25%/37.5%/50%/62.5%/75%): de maximale performance van de processor in de energiebesparende toestand.
Power button override (enabled/disabled): heeft u deze optie op enabled, dan zal de computer overspringen op de softwarematige (soft-off) uit optie wanneer u de power toets op de computer korter dan 4 seconden vasthoudt. Bij de soft-off optie springt de computer, bijvoorbeeld bij gebruik van de muis, weer aan en krijgt u exact de desktop te zien waar u de computer mee afsloot. Windows 98 bijvoorbeeld hoeft dus niet opnieuw opgestart te worden. Houdt u de toets langer dan 4 seconden vast, dan gaat de computer helemaal uit. Het hangt wel van uw (ATX) systeemkast af of deze functie goed wordt ondersteund. Power on by LAN/RING (enabled/disabled): als uw computer is gekoppeld aan een Local Access Network (LAN) of een extern modem, dan zal de computer overgaan in de normal mode als er activiteit plaatsvindt op het LAN, of als er wordt gebeld naar uw modem. Power on by alarm (enabled/disabled): bij enabled krijgt u een aantal velden te zien, waarin u een tijd kunt instellen wan neer u wilt dat de computer overgaat in de normal mode.
Reload global timer events: hiervan staan er een heel rijtje in uw BIOS. Vanaf het moment dat u de computer niet gebruikt, gaat er een timer (klok) lopen. Al naar gelang de bovengenoemde instellingen springt uw computer na verloop van tijd over in de doze mode. Echter, als u bijvoorbeeld uw muis beweegt, dan wilt u uiteraard dat deze timer weer op 0 springt. Hier kunt u aangeven bij welke gebeurtenissen de timer weer op 0 wordt gezet. Bijvoorbeeld als de harde schijf een programma leest.
PNP/PCI & Onboard I/0 Force update ESCD (disabled/enabled): Extended System Configuration Data bevat gegevens over het systeem, zoals I/0-poorten en geheugeninformatie en is noodzakelijk voor een plug-and-play (PNP) omgeving. Als u wilt dat uw systeem, als het opgestart wordt, de gegevens over de PNP-, ISA- en PCI-kaarten reset, om ze vervolgens opnieuw te initialiseren, kies dan voor enabled. Overigens, de eerstvolgende keer dat de computer dan start, zal deze optie door het BIOS zelf weer op disabled worden gezet. (normaal gesproken staat deze optie op disabled). PNP OS installed (yes/no): als u een OS hebt wat PNP klaar is, zoals Windows 95/98, dan kunt u deze optie op yes zetten.
Resources controlled by (auto/manual): bij de optie manual kunt u zelf aangeven welke IRQ-adressen en DMA-adressen vrij zijn voor gebruik van PNP-apparaten. Als er een nieuw PNP device (bijvoorbeeld een netwerkkaart) ingeprikt wordt, dan zal het BIOS automatisch een vrij IRQ-adres uitzoeken en dit toewijzen. Uiteraard kan dit ook geheel automatisch (auto), wel zo veilig. IRQ for VGA (auto/disabled): het toekennen van een IRQ-adres aan de VGA-kaart. Een IRQ aan de VGA-kaart toewijzen is overigens niet meer noodzakelijk met de huidige generatie VGA-kaarten. PCI IDE card 2nd channel (disabled/enabled): als u uw tweede IDE-controller wilt gebruiken, zult u dat hier te kennen moeten geven met enabled. PCI IDE card IRQ map to (pci-auto; pci-slot1; pci-slot2; pci-slot3; pci-slot4; ISA): het BIOS detecteert in welk slot de PCI IDE connector is gestoken. Normaal gesproken staat deze optie op pci-auto, automatische detectie. Maar stel dat u zelf een controllerkaart koopt en die wordt niet gedetecteerd door het BIOS, dan kunt u hier aangeven in welk slot de kaart is gestoken. Vervolgens kunt u de onderstaande twee zaken invullen. (De ISA-optie kent geen IRQ's toe en wordt gebruikt voor speciale PCI-kaarten).
USB keyboard support via (OS/BIOS): ondersteuning van een USB-toetsenbord, via het besturingssysteem of via het BIOS.
Onboard IDE (1)/(2) controller (enabled/disabled): let op, er worden weer twee opties tegelijkertijd behandeld. Het aanschakelen van de primaire/secundaire IDE-controller. Het kan bijvoorbeeld zijn dat u een aparte IDE-controller aanschaft, omdat deze meer mogelijkheden biedt. U hebt hier nu de mogelijkheid om de ingebouwde controller uit te schakelen. U kunt dan de volgende zaken instellen: master (drive)/(slave) mode (auto; pio-1; pio-2; pio-3; pio-4): let op, 2 opties. De mode waarop uw master/slave drive draait. Bij de huidige generatie E-IDE schijven zal dit vrijwel altijd PIO mode 4 zijn, Programmed Input Output mode 4. Dit maakt een datatransfer mogelijk van ruim 16 MB per seconde. Bij sommige moederborden zal ook PIO-5 vermeld staan: deze optie heeft daarentegen niets te maken met Ultra DMA protocol, maar is ooit eens ingevoerd door een fabrikant, zonder dat het ooit wat is geworden. Het Ultra DMA protocol kan softwarematig geactiveerd worden. U kunt ook auto selecteren voor de master of slave mode, dan zal het BIOS zelf de mode uitzoeken. Onboard USB Assigned IRQ (enabled/disabled): toekennen van een IRQ aan de USB bus.
On board FDD controller (enabled/disabled): de floppy controller aanschakelen (enabled), of uitschakelen (disabled). Uiteraard neemt u de eerstgenoemde optie. Onboard serial port: het toekennen van een adres en een IRQ aan de eerste COM-poort. Er is een heel rijtje met mogelijkheden; u kunt hier het best niet aan sleutelen, maar gewoon de standaard-waarde aanhouden. Onboard serial port 2: het toekennen van een adres en een IRQ aan de tweede COM poort. Onboard IR function (enabled/disabled): de infrarood functie op uw moederbord inschakelen. Vervolgens kunt u nog een tweetal opties instellen.
Onboard parallel port (disabled/IRQ5/IRQ7): het toekennen van een IRQ aan de printerpoort LPT 1. Normaal gesproken IRQ7; u kunt hier er echter ook voor kiezen om de printerpoort geheel uit te schakelen (disabled). Als u voor een IRQ heeft gekozen, dan kunt u vervolgens het volgende instellen: Parallel port mode (EPP; ECP; EPP+ECP; SPP): de parallelle poort mode. De normale mode (SPP), de Enhanced Parallel Port (EPP) die voornamelijk voor bijvoorbeeld aangesloten tape drives en scanners wordt gebruikt, of de Enhanced Capability Port(ECP) die voornamelijk door printers wordt gebruikt als die het ondersteunen. De laatste twee mogelijkheden hebben als kenmerk dat ze twee richtingen op kunnen werken: er kan data van de computer naar de aangesloten tape drive, maar er kan tegelijkertijd data van de tape drive naar de computer. Dit werkt vele malen sneller. ECP mode used DMA (DMA kanaal): het instellen van een DMA-kanaal voor de printerpoort. Uiteraard alleen als u de ECP mode heeft gekozen. EPP mode select (EPP1.7/EPP1.9): er zijn twee typen EPP modes mogelijk: 1.7 en 1.9. Dit is afhankelijk van uw printer. Load BIOS defaults Deze optie laadt de standaard waarden in het BIOS; erg handig als u zaken in het BIOS heeft gewijzigd en de computer blijkt niet naar behoren te functioneren. Load SETUP defaults Deze optie haalt het maximale uit uw systeem door de BIOS waarden te laden die de hoogst mogelijke systeem performance geven.
Password setting U kunt een password instellen voor toegang tot het complete systeem of voor toegang tot alleen het BIOS. Na selectie van deze optie zal het systeem vragen of u het door u gewenste password in wilt typen (Enter password) en vervolgens om het te bevestigen (Confirm password). Hebt u een password ingesteld en wilt u er van af, ga dan in het BIOS opnieuw naar de password setting optie en geef alleen een enter; als het systeem om een password vraagt. IDE harddisk detection Heeft u een nieuwe schijf in uw systeem, dan moet dit in het BIOS worden ingesteld. Dit kunt u handmatig doen door in de Standard CMOS setup bij de harde schijven type 47 te selecteren en de juiste waarden op te geven. Maar u kunt het ook doen door middel van de IDE harddisk detection optie. Als u deze optie selecteert worden automatisch alle typen harde schijven in uw systeem herkend: primaire master en slave schijven en secundaire master en slave schijven. Na bevestiging worden alsnog de juiste waarden (maar nu door de utility) ingevuld in de Standard CMOS setup.
Save & exit setup Duidelijker kan het haast niet: als u deze optie selecteert kunt u het BIOS verlaten en tevens de door u gemaakte wijzigingen opslaan. Exit without saving Bij selectie van deze optie verlaat u het BIOS zonder dat u uw wijzigingen opslaat. Kan erg handig zijn als u niet meer zeker weet wat u nu wel en wat u nu niet gewijzigd heeft.
Conclusie Als u met uw BIOS aan de gang gaat, zorg er dan altijd voor dat u uw oude instellingen ergens opschrijft. Mocht er iets mis gaan, dan kunt u altijd de oude configuratie oproepen. Bent u toch aan het optimaliseren geweest en er gaat wat mis zonder dat u de oude instellingen nog heeft, probeer dan Load BIOS defaults of de Load SETUP defaults in het BIOS. Deze geven respectievelijk de standaardwaarden en de waarden die de maximale performance uit uw systeem halen.