Copyright 2009,
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Centric Holding.
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 1 van 31
Vergrijzing in een technologische context
Vergrijzing in een technologische context 1.
Vergrijzing en de gevolgen daarvan
De komende jaren zal met name in Europa en Japan de vergrijzing van de beroepsbevolking vorm gaan krijgen. Bij vergrijzing wordt vaak alleen gedacht aan het gegeven dat mensen uit het arbeidsproces treden en met pensioen gaan. Vergrijzing van de samenleving is echter een combinatie van vergrijzing (mensen worden ouder en gaan met pensioen) en ontgroening. Met ontgroening wordt hier bedoeld dat er binnen de totale bevolking steeds minder jongeren zijn die de plaats van de (gepensioneerde) ouderen in bijvoorbeeld het arbeidsproces kunnen overnemen. De combinatie van vergrijzing en ontgroening is in Nederland (nog) in mindere mate aanwezig en verloopt langzamer dan in de landen om ons heen 1 . Deze afwijking in de Nederlandse bevolkingssamenstelling,ten opzichte van andere Europese landen wordt veroorzaakt door twee naoorlogse geboortegolven en de komst van relatief jonge allochtonen in de zestiger en zeventiger jaren. De komende jaren zal de vergrijzing in ons land een afwijkend patroon blijven vertonen, in vergelijking tot andere Europese landen zo stelt prof. dr. Dick Knook. In een relatief korte periode zal volgens hem een snelle toename van het aantal ouderen plaatsvinden, die wordt veroorzaakt door deze naoorlogse geboortegolven. De verwachting is dat pas na 2050 deze tendens van vergrijzing zich enigszins zal normaliseren. Dan zijn de meesten van de naoorlogse generaties overleden. Volgens het ministerie van VROM 2 neemt het aantal ouderen in ons land tussen 2005 en 2020 toe van 4,2 miljoen tot 5,5 miljoen. Het aantal jongere ouderen (van 55 tot 74 jaar) groeit van 3,2 miljoen tot 4,2 miljoen en oudere ouderen (vanaf 75 jaar) van 1,0 miljoen tot 1,3 miljoen. De karakteristieken van deze grijze tsunami verschuiven daarbij ten opzichte van eerdere grijze cohorten: gemiddeld hoger opgeleid, financieel minder afhankelijk van alleen AOW (aanvullend pensioen), mobieler (rijbewijs), digitaler, vaker gescheiden en/of kinderloos en langer vitaal. Na 2020 zet deze ontwikkeling zich versterkt door volgens het ministerie van VROM.
Vanaf 2010 zullen veel mensen van die naoorlogse generatie de leeftijd van 65 jaar bereiken, waardoor er in korte tijd zeer veel ouderen bij zullen komen in Nederland. Op het hoogtepunt van de vergrijzing -in 2038- zal het aantal mensen van 65 jaar en ouder verdubbeld zijn in vergelijking met nu. Het aantal ouderen van 80 jaar en ouder zal in eerste instantie slechts beperkt gaan stijgen. Maar in 2050 maakt deze groep circa 35% uit van de totale bevolking, terwijl dit nu nog slechts 25% is.
1 2
Dick Knook, Het Methusalem Mysterie Vergrijzing Zegen of bedreiging 2008 Prometheus Dynamiek in de derde leeftijd 2007
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 2 van 31
Vergrijzing in een technologische context
Niet alleen in Nederland, maar in heel Europa stijgt het aantal 65-plussers sterk. Volgens Knook zal in 2050 de volledige EU (25 lidstaten) circa 58 miljoen meer inwoners van 65 jaar en ouder kennen dan nu, een stijging van maar liefst 77%. Wanneer deze stijging wordt afgezet tegen de daling van de totale bevolking in de EU, dan is het bevolkingsbeeld zelfs problematisch te noemen. Duitsland bijvoorbeeld kent soortgelijke problemen als Nederland Volgens de huidige prognoses daalt de totale bevolking in Duitsland van 82 miljoen nu naar 67 miljoen in 2050. Volgens prognoses van de Verenigde Naties zijn er –in een gematigde variant- in 2050 5,7 miljoen Polen, 3,4 miljoen Spanjaarden en 12 miljoen Italianen minder. Volgens deze laatste prognose zijn er aan het eind van deze eeuw nog slechts 10 miljoen Italianen over. De situatie in bijvoorbeeld Japan is volgens Knook nog extremer dan in Europa. In Japan zal het aantal ouderen van boven de 65 jaar stijgen tot ruim een derde van de totale bevolking. De bevolking van Japan krimpt al sedert 2006 en als er niets gebeurd zal de bevolking daar de komende vijftig jaar met 38 miljoen dalen tot 90 miljoen. Deze cijfers tonen aan dat de vergrijzing grote gevolgen zal hebben voor de omvang van de totale bevolking. Maar daarnaast ook voor de verhouding van werkenden en niet-werkenden. Deze verhouding heeft bijvoorbeeld in Nederland direct gevolgen voor de kosten van de AOW, de zorg en de belastinginkomsten. De Nederlandse, Europese en Japanse samenlevingen zullen onder druk van deze demografische veranderingen aan ingrijpende sociale en culturele veranderingen onderhevig zijn.
2.
Vergrijzing en wonen
De snel toenemende vergrijzing en ontgroening van de bevolking zal onmiskenbaar gevolgen hebben voor de (potentiële) vraag van ouderen naar passende huisvesting, zorg en maatschappelijke participatie. Voor wonen wordt door het ministerie van VROM gebruik gemaakt van een indeling in een zogenaamde derde of vierde leeftijdscategorie. Met de derde leeftijd doelen zij dan op de groep 55-75 jarigen. Deze bevolkingscategorie heeft als kenmerken: net uit de kinderen, gepensioneerd en met een goede gezondheid. Met de vierde leeftijd wordt dan gedoeld op de categorie 75-plus, de periode waarin chronische aandoeningen cumuleren. Aangezien in de eerste decennia van deze eeuw de babyboomgeneratie (geboren tussen 1945 en 1965) de derde leeftijd gaat bereiken, gaat het tot 2025 vooral om deze leeftijdsgroep. Voor het ministerie van VROM zijn autonomie, privacy, comfort en veiligheid algemene uitgangspunten die via het wonen dichterbij worden gebracht. Deze doelen voor het wonen zijn sterk verbonden met het fysieke welzijn. Deze meer algemene doelen kunnen worden uitgebreid met andere doelen zoals stimulans, contact, waardering en status. Deze laatste
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 3 van 31
Vergrijzing in een technologische context
doelen zijn volgens VROM meer verbonden met het sociale welbevinden. Uitgaande van de meer algemene doelen kunnen de volgende functies aan de woning worden toegekend: 1. De woning als zorgcentrum. Daarbij gaat het niet alleen om de persoonlijke verzorging, eten, slapen, hygiëne et cetera, maar ook om beschutting, veiligheid en privacy; 2. De woning als activiteiten centrum. Daarbij gaat het niet alleen om individuele activiteiten als lezen, muziek luisteren of televisie kijken, maar ook om het ontvangen van gasten en het hebben van loges; 3. De buurt als leefwereld in de organisatie van het dagelijks bestaan en het onderhouden van sociale netwerken 4. De woning als uitvalsbasis voor het ondernemen van activiteiten en het onderhouden van contacten, ofwel het deelnemen aan de samenleving. De bepalende elementen hier zijn de locatie van de woning in combinatie met de actieradius van de bewoner; 5. De woning als duurzaam consumptie- en investeringsgoed. Daarbij gaat het niet alleen om de geldstromen verbonden met het huis, maar ook om de sociale goedkeuring die dit in eigen kring oproept. Volgens VROM lopen deze vijf functies in elkaar over. Wonen en welbevinden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De persoonlijke en huishoudelijke zorg zijn slechts onderdelen van het welzijn en welbevinden.
Het is dus belangrijk dat er voldoende en met name geschikte woningen beschikbaar zijn en blijven om deze uitgangspunten te realiseren. Het ministerie van VROM 3 ging er in 2006 vanuit dat bij gelijkblijvende omstandigheden tot 2015 ca. 406.000 woningen extra beschikbaar moeten komen om aan de groeiende vraag te voldoen. Dit aantal komt bovenop de reeds bestaande woningvoorraad van 1,74 miljoen woningen die geschikt worden geacht voor de derde en vierde leeftijdscategorie. In deze prognose is rekening gehouden met het dan reeds bestaande tekort, de verwachte demografische ontwikkeling in de periode 20062015 en de verdere vormgeving van extra-muralisering in deze periode. In het aantal van 406.000 geschikte woningen zijn 116.000 woningen opgenomen die vallen onder de definitie verzorgd wonen 4 . De overige geschikte woningen zijn ouderenwoningen die niet behoren tot verzorgd wonen, woningen met ingrijpende aanpassingen (niet zijnde ouderenwoningen of verzorgd wonen) en overige nultreden woningen 5 (ca. 22% van de zelfstandig woningen).
3
Monitor investeren voor de toekomst 2006 Een huishouden in de leeftijd van 55 jaar en ouder, woonachtig in een ouderenwoning om zonodig gebruik te kunnen maken van verpleging of verzorging via een nabij gelegen steunpunt 5 Nultreden worden gehanteerd wanneer wordt voldaan aan twee voorwaarden: • Externe toegankelijkheid: de woonkamer van de woning of woonruimte is vanaf de straat te bereiken zonder traplopen • Interne toegankelijkheid: vanuit de woonkamer zijn zonder traplopen de keuken, het toilet, de badkamer en tenminste 1 slaapkamer te bereiken. 4
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 4 van 31
Vergrijzing in een technologische context
De verticale overdrachten van verantwoordelijkheden in het woon-, welzijn- en zorgbeleid die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden tussen rijksoverheid en de decentrale overheden hebben geleid tot een veel zwaardere rol van de gemeenten als bestuurlaag waar vraagsturing en integratie van beleid kan en moet plaatsvinden. Gemeenten zijn in het kader van de Wmo onder meer verantwoordelijk geworden voor het opstellen van een woonvisie en een Wmo-beleidsplan. Ook corporaties hebben een belangrijke verantwoordelijkheid bij het realiseren van voldoende aanbod van geschikte woningen, terwijl zorg- en dienstverlenende instellingen verantwoordelijk zijn voor de zorg en dienstverlening 6 . Naar de mening van het ministerie van VROM wordt juist in dit kader van zorg en dienstverlening een taak vastgesteld voor de woningcorporaties om, in samenspraak met zorginstellingen, te voorzien in geschikte woongelegenheid voor ouderen.
Door de hierbij betrokken ministeries zoals VWS en VROM wordt bij deze ontwikkelingen uitdrukkelijk aangegeven dat aandacht moet worden besteed aan de toepassing van ICT en domotica, met extra aandacht voor kleinschalig wonen. Alhoewel naar mening van beide betrokken ministers technologie de ‘handen aan het bed nooit kan vervangen’, zal ICTdomotica meer toegepast en gebruikt moeten worden; zeker daar waar het zelfstandig wonen van ouderen en mensen met beperkingen ondersteunt en de kwaliteit van leven vergroot. Bovendien vormen nieuwe technologieën ook een belangrijke ondersteuning voor de zorgverleners, waardoor op termijn de langdurige zorg behouden kan blijven. Wie thuis zorg nodig heeft, moet dat ook krijgen. Handen in de thuisomgeving moeten hoe dan ook behouden blijven, aldus de betrokken ministers. Zij constateren dat ICT-domotica een aantoonbare meerwaarde heeft, maar nog niet op grote schaal wordt toegepast. Naar hun mening is de uitdaging de komende jaren om, daar waar mogelijk, te komen tot de opschaling van bewezen ICT- en domoticatoepassingen. Voor de komende jaren betekent dit dat niet langer wordt geëxperimenteerd, maar beschikbare toepassingen breed worden toegepast. Beide ministers geven aan dat zij hierover overleg gaan voeren met betrokken partijen zoals Aedes, provincies, gemeenten en organisaties op het terrein van ICT en domotica.
3.
Vergrijzing en (gezondheids)zorg
Naarmate mensen ouder worden, krijgen zij vaak ook meer te maken met gezondheidsproblemen. Bij 65-plussers zijn dit volgens Knook gewrichtsaandoeningen, psychische klachten, hartziekten, suikerziekte, chronische longziekten en kanker. Boven de 75 jaar heeft driekwart van alle ouderen een chronische ziekte. In veel gevallen komen op
6
Min VROM Beter thuis in de buurt actieplan samenwerken aan wonen, welzijn en zorg 2007-2011 blz. 2)
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 5 van 31
Vergrijzing in een technologische context
oudere leeftijd twee of meer (chronische) ziekten bij dezelfde persoon voor. Het ministerie van VWS 7 stelt vast dat vanaf 2020 de vraag naar medische en langdurende zorg en hulpmiddelen fors gaat stijgen als de babyboomers de leeftijd van 75 jaar hebben bereikt. Voor het ministerie zijn de vijf meest voorkomende complexe gezondheidsproblemen, ook wel ‘geriatric giants’ genaamd: vergeetachtigheid, dementie, doof- en slechtziendheid, incontinentie en mobiliteitsstoornissen. Dementie wordt daarbij gezien als het ernstigste probleem. De Gezondheidsraad heeft hiervoor al berekend dat jaarlijks 1300 beschutte plaatsen extra nodig zijn als gevolg van de stijging van het aantal mensen met een ernstige vorm van dementie. Vooral deze toename van het aantal dementerenden veroorzaakt een grotere langdurige zorgvraag. Als prevalentiecijfers niet veranderen en effectieve curatieve behandelingen uitblijven, loopt het aantal mensen met dementie -volgens analyses van de Gezondheidsraad- op van ca. 175.000 nu tot ruim 280.000 in 2020 en circa 320.000 in 2030. Gemiddeld 8 vragen deze demente ouderen om twee jaar intramurale hulp. Daaraan voorafgaand hebben zij vijf jaar ondersteuning in de eigen woonomgeving nodig met veel hulp van mantelzorgers en thuiszorg. Deze toenemende langdurige zorgvraag met, daaraan verbonden, een sterke stijging van de zorgkosten moet zowel worden opgevangen door professionele hulp als door mantelzorgers. Beide vormen van zorg kunnen elkaar ondersteunen, maar soms kunnen ze elkaar ook vervangen. Een andere ‘geriatric giant’ is vallen, als gevolg van mobiliteitsproblemen. Volgens cijfers van het ministerie van VWS valt ongeveer 30% van alle ouderen eenmaal per jaar en 15% tweemaal of vaker. Ieder jaar belandt 1 op de 25 mensen van 75 jaar of ouder in een ziekenhuis als gevolg van een val. Per jaar worden ongeveer 15.000 ouderen opgenomen met een heupfractuur, wat 300 miljoen euro aan gezondheidszorgkosten veroorzaakt. Op 9 dit moment werkt 11 procent van de beroepsbevolking in de gezondheidszorg. Bij ongewijzigd beleid zou dat in de toekomst tussen de 19 en 22 procent moeten zijn om aan de stijgende zorgvraag tegemoet te komen. Om de groei in de vraag naar arbeid, door toename van de zorgvraag van een groeiende groep ouderen op een krimpende arbeidsmarkt te begrenzen, heeft het kabinet als doel geformuleerd dat in 2025 niet meer dan 18 procent van de beroepsbevolking in de zorgsector werkzaam is. In dit percentage is al rekening gehouden met een stijging van de arbeidsproductiviteit binnen de zorg en met name de care sector. Voor de care sector betekent dat 420.000 extra mensen, uitgaande van een CPB-berekening van de benodigde groei voor de periode 2001 tot 2040. Hierbij is
7
Tweede kamer vergaderjaar 2004-2005, 29389, nr. 5 Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, advies Arbeidsmarkt en Zorg 2006 9 Id. 8 8
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 6 van 31
Vergrijzing in een technologische context
rekening gehouden met het feit dat veel mensen in de zorg in deeltijd werken. Duidelijk is dat onder gelijkblijvende omstandigheden vraag naar en aanbod van zorg ernstig uit balans kan raken. Gezien de werkomstandigheden zijn volgens de raad voor de Volksgezondheid en Zorg de grootste arbeidsmarktproblemen te verwachten in de care sector. Dit omdat in de care sector de mogelijkheden voor arbeidsbesparende ICT of verhoging van de arbeidsproductiviteit op voorhand beperkt lijken. Hoewel ook in de cure sector spanning kan ontstaan, lijken de vooruitzichten daar naar de mening van de raad vooralsnog gunstiger.
De inzet van technologie is volgens de Raad voor Volksgezondheid en Zorg een veelbelovende weg om de vraag naar zorg in te perken, maar die kansen worden in de praktijk nu nog nauwelijks benut. Sinds 2001 is wel wat vooruitgang geboekt, maar de urgentie wordt blijkbaar nog steeds niet in voldoende mate gevoeld. Inzet van technologie geldt niet alleen voor individuele instellingen, maar ook toepassingen bij mensen thuis. Door te investeren in technische en infrastructurele voorzieningen kan de zorgvraag op verschillende manieren verminderd worden. Zo kan de beschikbaarheid van breedband leiden tot toepassingen die een minder groot beroep doen op de beschikbare arbeidskrachten. Het Rijk, provincies en gemeenten zetten zich nu al in voor een breedbandinfrastructuur.
De mogelijkheden om ICT en domotica toe te passen in de zorg zijn in ontwikkeling en gedeeltelijk klaar voor toepassing. Onduidelijkheid over de financiering hiervan kan de invoering ernstig belemmeren. Hoewel de verwachtingen hoog zijn, is niet duidelijk in hoeverre de toepassing van domotica het zorggebruik beïnvloedt, de opname kan uitstellen en kosteneffectief is. Ook zal de kwaliteit van de toepassingen, waaronder betrouwbaarheid en storingsgevoeligheid, in de praktijk nog moeten blijken. Succesvolle toepassingen beperken zich nu nog tot de intramurale setting, met name in de context van veiligheid en monitoring. Een nadeel van domoticatoepassingen is dat iemand het systeem moet bedienen, en in het geval van monitoring, moet er iemand zijn die reageert op een melding.
4.
Vergrijzing en technologie
Gegeven de te verwachten grote demografische ontwikkelingen in de Europese Unie spelen de Europese Commissie en het Europees Parlement een belangrijke rol in onderzoek naar en de ontwikkeling van mogelijkheden en voorzieningen die deze veranderingen met zich mee brengen.
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 7 van 31
Vergrijzing in een technologische context
Ambient Assisted Living (AAL 10 ) is een Europees 11 initiatief (Article 169) gericht op het langer zelfstandig laten wonen van ouderen binnen hun eigen woning en woonomgeving. Ambient Assisted Living is een onderdeel van de Lissabon-agenda en het daaruit voortkomende European Information Society i2010 framework. Het i2010 framework is gericht op het bevorderen van economische groei en werkgelegenheid binnen de Europese Unie. Vanuit het i2010 framework wordt gestreefd naar een gezamenlijke Europese informatieruimte (500 miljoen consumenten), innovatie en ontwikkeling met betrekking tot ICT en het promoten van de betrokkenheid van mensen, het verbeteren van de publieke dienstverlening en de kwaliteit van leven. Dit Europese programma houdt zich vanuit het oogpunt van de publieke dienstverlening nadrukkelijk bezig met de ontwikkeling en implementatie van eGovernment in Europa, en de effecten daarvan zijn ook in Nederland merkbaar binnen de centrale en lokale overheid. In dit kader wordt ook gewerkt aan de ontwikkeling van interoperabiliteit van informatie binnen de pan-europese informatieruimte.
4.1
Ambient Assisted Living
Volgens een rapport van het Europese SOPRANO 12 project (2006) is Ambient Assisted Living een filosofie, of, zo men wil, een concept, die er van uitgaat dat meerdere technologieën, al of niet in combinatie met elkaar, noodzakelijk zijn om technologische toepassingen te ontwikkelen in de vorm van producten en diensten, die ouderen in staat stellen zelfstandig dagelijkse activiteiten uit te blijven voeren. Daarmee kunnen deze technologische toepassingen dus een bijdrage leveren aan een levensstijl die uitgaat van zelfstandigheid. Toepassingen in het kader van Ambient Assisted Living moeten mensen bijvoorbeeld in staat stellen functies uit te blijven oefenen, die door veroudering of door een bepaalde mate van handicap moeilijk(er) zelfstandig zijn uit te voeren, zoals bijvoorbeeld het onderhouden van sociale contacten of contacten met hulpverleners. Binnen deze context horen eveneens mogelijkheden voor communicatie, die ouderen in staat stellen te communiceren met bijvoorbeeld familie, (mantel)zorgverleners en medische hulpbronnen. Ook telehealth-mogelijkheden, zoals het op afstand monitoren, het stellen van diagnoses of behandeling, behoren hiertoe. Voor het realiseren van Ambient Assisted Living wordt uitgegaan van technologieën als: •
Software en netwerktechnologie;
•
Sensors en actuators;
•
Human-machine interfaces;
•
Nieuwe materialen (onder andere op basis van nanotechnologie);
10
http://www.aal-europe.eu http://ec.europa.eu/information_society/activities/einclusion/policy/ageing/launch/index_en.htm 12 Service Oriented Programmable smArt enviroNments for Older Europeans 11
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 8 van 31
Vergrijzing in een technologische context
•
Embedded systems;
•
Verschillende technologieën die betrokken zijn bij de ontwikkeling van smart homes.
Vanuit Nederland wordt door Smart Homes 13 deelgenomen aan het SOPRANO programma 14 .
Een bijzondere vorm van Ambient Assisted Living wordt gevormd door de ontwikkeling van ambient intelligence systems. Het gaat hierbij om technologie en technologische toepassingen die zelfstandig in staat zijn de aanwezigheid van mensen in de omgeving waar te nemen en op basis van deze waarneming zelfstandig in staat zijn met bepaalde acties op deze aanwezigheid te reageren. Men gaat hierbij uit van een fundamentele verandering in de interactie tussen mens en technologie, waarbij niet langer alleen wordt gefocust op de thans bestaande functionele mens-technologie interacties. In plaats daarvan gaat dit concept er vanuit dat het individu wordt of is ingebed in een intelligente omgeving die hem een proactieve bijstand en volledig natuurlijke communicatie garandeert. Vanuit dit perspectief gaat het concept van ambient intelligence uit van in netwerken verbonden toepassingen, die zelfstandig in staat zijn met elkaar te communiceren. Op basis van de uitkomst van die communicatie, kunnen zij strategieën toepassen, waardoor ze op basis van een vorm van artificiële intelligentie kunnen reageren op een specifieke situatie, interactie en/of doelen van de gebruiker (context en situation awareness). Om dit mogelijk te maken zijn gedistribueerde software infrastructuren noodzakelijk die de zelforganisatie van beschikbare technologische toepassingen en de daarbij behorende software mogelijk (kunnen) maken. Om het concept van ambient intelligence mogelijk te maken moet beschikbare middelware zijn voorzien van een volledig gedecentraliseerde communicatie tussen de verschillende componenten en de netwerken waarin deze zijn opgenomen. Ook moet de middelware in staat zijn conflicterende datastrategieën tussen verschillende datastromen op te lossen, zelfs als deze horen bij conflicterende apparaten. Ambient Assisted Living in deze vorm is qua ontwikkeling te vergelijken met de meer algemene ontwikkeling van technologische toepassingen gebaseerd op het internet, die worden benoemd onder de verzamelterm Web 2.0. Feitelijk gaan we dan op weg naar Domotica 2.0. Een voorbeeld van een dergelijke ontwikkeling vinden we terug in het Nederlandse deel van het Netcarity project 15 dat in Eindhoven 16 wordt uitgevoerd door een combinatie van Smart Homes, SVVE en Kuijpers Care Solutions 17 . Dit project is gestart in februari 2007 en heeft een looptijd van 48 maanden. Hier worden honderd woningen uitgerust met: “alom 13
Hiervan is Centric IT Solutions sinds vorig jaar partner http://www.smart-homes.nl/onderzoek-en-projecten/soprano 15 http://www.netcarity.org/About.11.0.html 16 http://www.smart-homes.nl/onderzoek-en-projecten/netcarity 17 http://www.kuijpers.com/caresolutions.html 14
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 9 van 31
Vergrijzing in een technologische context
aanwezige intelligente technologie, micro- en nanotechnologie, een genetwerkte bedrade en draadloze multi-sensor omgeving en slimme beslistechnieken. Door deze samenvoeging moet effectieve waarneming van kritieke situaties en de ondersteuning van taken mogelijk gemaakt worden”.
In dit kader is de term assistive (ondersteunende) technologie een paraplubegrip voor alle technologie en technologische toepassingen die zijn gericht op individu-ondersteunende (assistive), aan de omgeving aanpasbare (adaptive) en herstel-ondersteunende (rehabilitive) technologieën. De term omvat daarbij het proces dat gebruikt wordt om deze technologieën voor het specifieke individu, te selecteren, positioneren en te gebruiken. De categorieondersteunende technologieën omvatten technologieën die bijvoorbeeld door middel van spraak worden gestuurd, maar ook mobiele toepassingen. Bij spraaktechnologie moet worden gedacht aan mogelijkheden voor spraakherkenning, spraakcodering en spraakanalyse. Telezorg is een specifieke vorm van ondersteunende technologie, die gebruik maakt van elektronische sensoren die zijn verbonden met een alarmsysteem. Als zodanig ondersteunt telezorg zorgverleners bij het inschatten van mogelijke risico’s voor de cliënt en helpt daardoor hulpbehoevende mensen zelfstandig te blijven wonen. Ook kan worden gedacht aan valdetectoren, thermometers, overstroming- en warmtesensoren.
4.2
Smart Homes
Het verbeteren van de kwaliteit van het dagelijks leven van ouderen zal met de toename van het aantal ouderen in de komende jaren, zoals beschreven in paragraaf 1, een steeds belangrijkere taak worden binnen de Europese samenleving. Een mogelijkheid om dit te realiseren is door de omgeving thuis steeds comfortabeler te maken, bijvoorbeeld door deze te veranderen in een slimme leefomgeving (smart homes). De begrippen smart home, intelligente woning en thuisnetwerken worden al meer dan een decennium gebruikt om het concept van thuisnetwerken met daaraan verbonden technologieën en technologische toepassingen te introduceren. Volgens Peine (2008) refereert het idee van een intelligent huis (smart home) aan het gebruik van ICT in en rond het huis om daarmee de interoperabiliteit van huishoudelijke producten en diensten te faciliteren in een gebouwde entiteit. Naar zijn mening is het innovatieproces op dit vlak nog niet volledig gestabiliseerd, wat het tot een interessant en uitdagend terrein maakt voor wetenschappelijk onderzoek. Alhoewel nog niet veel kan worden gezegd over de uiteindelijke uitkomsten van de ontwikkeling naar intelligente woningen, kan wel worden vastgesteld dat de huidige praktijk het beeld geeft van een vroege formatie van markten en industrieformaties. Het idee om intelligentie te incorporeren in gebouwde omgevingen is volgens Peine (2008) terug te herleiden naar de jaren zeventig van de vorige eeuw. In die jaren werden de eerste pogingen
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 10 van 31
Vergrijzing in een technologische context
ondernomen om door een gebouw aangeboden functionaliteiten centraal te beheren en bedienen. Hierbij moeten we denken aan bijvoorbeeld kantoorgebouwen waarin licht, verwarming, toegangssystemen en zonwering elektrisch konden worden geregeld om zo de beheerder van het gebouw te ondersteunen in de uitoefening van zijn functie. Hier komt ook het begrip gebouwautomatisering (‘building automation’) uit voort, wat aangeeft dat bepaalde componenten in een gebouw door middel van netwerken met elkaar waren verbonden. In de jaren tachtig van de vorige eeuw worden de eerste pogingen ondernomen deze vorm van gebouwautomatisering ook toe te passen in particuliere woningen. De snelle ontwikkeling van ICT maakt het vervolgens mogelijk verschillende producten met elkaar te verbinden in een thuisnetwerk. Het begrip intelligente woning (smart home) wordt geïntroduceerd om deze verbindingen, op basis van een centraal bussysteem tussen producten en diensten in een particuliere woning, te beschrijven.
Met een focus op de gebruiker worden vijf hiërarchische klassen van smart homes gedefinieerd (SOPRANO): 1. Huizen met intelligente objecten: stand-alone objecten die intelligent kunnen functioneren; 2. Huizen met intelligente objecten die kunnen communiceren: huizen bevatten applicaties en objecten die vanuit zichzelf intelligent kunnen functioneren, maar ook in staat zijn te communiceren met andere toepassingen en objecten en zo gezamenlijk hun functionaliteit vergroten; 3. Huizen die in verbinding staan: huizen met interne en externe netwerken, waardoor beheersing van en interactie met systemen op afstand mogelijk is, alsmede toegang tot diensten en informatie zowel in als rond het huis; 4. Lerende huizen: patronen van activiteiten in huis worden vastgelegd en de informatie die daarmee wordt opgebouwd, wordt gebruikt en toegepast om op de behoefte van de gebruiker te kunnen anticiperen en de technologie in afstemming daarmee te kunnen beheren; 5. Aandachtige woning: activiteiten en de locatie van objecten en subjecten in huis worden continu geregistreerd en de daaruit voortkomende informatie wordt gebruikt om te kunnen anticiperen op de behoeften van de bewoner(s). Door de snelle verspreiding van met name breedband verschuift de focus rond smart homes steeds meer van huizen met intelligente objecten naar huizen die binnen- en buitenshuis in verbinding staan. Smart home-technologie omvat dus steeds meer de integratie van technologie en diensten (bijvoorbeeld beveiliging, comfort, zorg), die kunnen worden geleverd door middel van
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 11 van 31
Vergrijzing in een technologische context
thuisnetwerken of op basis van beschikbare externe netwerkmogelijkheden (internet, mobiele telefonie) en die de kwaliteit van leven weten te verbeteren of verhogen. Binnen deze context zijn volgens SOPRANO (2006) de volgende standaarden het meest relevant: •
KNX: een nieuwe standaard die is voortgekomen uit het samengaan van drie Europese bus 18 standaards, waarvan EIB er een is. KNX is in overeenstemming met de EN 5009 series de Europese standaard voor elektrische systemen in huis en andere gebouwen;
•
LON (Local Operating Network): een propriety standaard die met name wordt gebruikt voor energiebeheer, aansturingsapparatuur en toegangsbeveiliging in de industrie en grotere bedrijfsgebouwen;
•
X10: een standaard voor signalen over elektriciteitsnetwerken die veel voorkomt voor het beheren en aansturen van veelgebruikte apparatuur in huis, zoals lampen en verwarmingen. Het protocol beschikt slechts over een beperkt aantal commando’s die zijn gelimiteerd tot start of stop;
•
BACnet: ontwikkeld in de Verenigde Staten voor het controleren van functionaliteiten in grote gebouwen. Wordt in de EU qua ontwikkeling gevolgd in relatie tot EIB;
•
Internet protocol (IP): wordt niet gebruikt als bussysteem, maar wordt in deze context gezien als relevant voor communicatie in en uit de lokale netwerken en steeds meer voor communicatie binnen het lokale netwerk.
De belangrijkste belemmering in de ontwikkeling van smart homes wordt gevormd door de (on)mogelijkheden tot integratie en interactie tussen heterogene (sub)systemen, die meestal niet zijn ontwikkeld om met elkaar te communiceren en interacteren. De ondersteunende technologieën zijn zeer uiteenlopend en gericht op het vervullen van de specifieke aan tijd en context gebonden wensen en behoeften van het individuele subject. Deze gerichtheid op het individu en het ontbreken van standaardisatie maken dat het momenteel lijkt of de ontwikkeling van diensten en toepassingen gevangen wordt gehouden in een vicieuze cirkel. Deze vicieuze cirkel leidt daarmee tot eilanden van functionaliteit, gericht op een specifieke gebruiker in een specifieke omgeving en belemmert op zijn beurt weer de verdere ontwikkeling naar echt intelligente woningen.
4.3
Netwerken
Er ontstaat echter een steeds grotere behoefte voor subjecten en objecten om te kunnen interacteren op het netwerkniveau. Op dit niveau zorgt de noodzakelijke mobiliteit van de gebruiker er wel voor dat volledige interconnectiviteit niet op elk moment kan worden gegarandeerd en dat de communicatie dus a-synchroon moet kunnen verlopen. Cliënten die 18
A home bus is a physical wire, a special low voltage cable, which is used to transfer signals within the house via certain protocol SOPRANO 2006 blz. 54
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 12 van 31
Vergrijzing in een technologische context
om diensten vragen en de toepassingen die deze kunnen bieden, hoeven niet altijd op hetzelfde moment verbonden te zijn. Het communicatieparadigma in dit kader zou gericht moeten zijn op beperkte verbindingsmogelijkheden versus een continue verbinding, waarbij de beperkte verbindingsmogelijkheid wel geschikt moet zijn voor willekeurige verbindingen die in willekeurige intervallen worden aangegaan. Bijvoorbeeld: in een omgeving met een vaste backbone als infrastructuur kan een nomadische toepassing beter functioneren dan een ad-hoc systeem. De ontwikkeling naar steeds meer interactie op netwerkniveau en het op dat niveau laten communiceren en interacteren van toepassingen en applicaties vraagt om een hoge mate van interoperabiliteit van informatie tussen netwerken en de toepassingen en applicaties binnen die netwerken. Alleen interoperabiliteit van informatie maakt het mogelijk nieuwe diensten te ontwikkelen, toe te passen en te beheren in wisselende coalities of netwerken van subjecten en objecten binnen wisselende omgevingen. De gebruiker zal daarbij steeds meer gaan communiceren met coalities (federaties, SOPRANO) van wisselende toepassingen zoals sensoren, actuators en microcomputers. De communicatie en interactie met dergelijke intelligente omgevingen zal vervolgens plaatsvinden door interactieve technologieën, zoals spraak, gebaren en/of emoties. In dergelijke intelligente omgevingen worden langzaam maar zeker mens-computer interacties getransformeerd naar een vorm van mens-computer samenwerking. Een belangrijke ontwikkeling in dit kader is de Digital Living Network Alliance 19 . Deze in 2003 geformeerde alliantie omvat veel van de wereldwijde spelers (260) op het vlak van thuisautomatisering zoals Cisco, HP, IBM, Intel, Microsoft, Philips, Sony, et cetera. Deze partijen worden in de alliantie gebonden door een gezamenlijke visie op interoperabele draad en draadloze netwerken, waarin computers, consumentenelektronica en mobiele toepassingen thuis en op de weg als vanzelfsprekend kunnen samenwerken. Daarmee worden de mogelijkheden gecreërd voor het delen en ontwikkelen van de mogelijkheden van nieuwe digitale media en contentdiensten.
4.4
Human centric systems
In de afgelopen decennia is naast de ontwikkeling van smart homes ook een ontwikkeling op gang gekomen naar mens-centrische systemen (human centric systems). Deze menscentrische systemen zijn enerzijds gericht op het beveiligen en anderzijds op het optimaliseren van prestaties en welzijn van de mens. Dergelijke mens-centrische systemen zijn in staat menselijke functies te monitoren en op basis van de daaruit voortkomende informatie context-gebonden feedback te geven. Maar ook ondersteunende en
19
http://www.dlna.org/industry/home
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 13 van 31
Vergrijzing in een technologische context
beschermende middelen te bieden. Dergelijke mens-centrische benaderingen zien we steeds meer in de (top) sport, medische zorg, revalidatie, bij brandweerlieden, politie en militairen. In de praktijk maken deze mens-centrische systemen het mogelijk deel te nemen aan mobiele informatienetwerken, gebruik te maken van meer comfortabele, beschermende en functionele uniformen uitgerust met draagbare sensoren en weergave voor ‘situational awareness’ en het monitoren van lichaamsfuncties. De mogelijkheden van nanotechnologie en microsysteemtechnologie spelen in deze ontwikkelingen een belangrijke rol. Zonder mogelijkheden tot verdere miniaturisering kunnen dergelijke functionaliteiten niet worden opgenomen in lichtgewicht- en draagbare systemen. TNO verwacht dat mensen vanaf 2010 in staat zijn hun persoonlijke netwerk mee te dragen op hun lichaam. Daarmee wordt de mens in de toekomst in staat gesteld de eigen gezondheid te meten, zichzelf te lokaliseren en daarmee anderen van informatie te voorzien. Zo kunnen dagelijkse activiteiten beter aangepast worden aan specifieke omstandigheden en kunnen zij zich laten assisteren bij de uitvoering van dagelijkse activiteiten. In een recente casestudie van Lorenz en Opperman (2008) met betrekking tot mobiele gezondheidsmonitoring van ouderen stellen zij vast dat het succes bij de gebruiker van dergelijke toepassingen grotendeels zal worden bepaald door factoren als draagbaarheid en discretie (zichtbaarheid). Toepassingen moeten gebruik maken van draadloze protocollen, zodat de toepassing in staat is data vanuit de sensoren op te vangen en deze als statusinformatie over zijn gezondheidstoestand aan de gebruiker te presenteren. Door de onderzoekers wordt deze toepassing omschreven als een ‘wearabale base station’. Deze informatie moet, wanneer dit noodzakelijk wordt geacht, kunnen worden overgebracht naar een dienstenleverancier (service base station), waardoor hulpverleners in staat zijn actie te ondernemen in het geval van een alarmering. Door Lorenz en Opperman worden drie draadloze verbindingsmogelijkheden voor gebruik in dit kader omschreven. Bleutooth voor het body area network tussen de sensoren en de toepassing. WLAN voor het lokale netwerk tussen de mobiele toepassing en de lokale server thuis (home base station). En tenslotte GPRS/UMTS voor die momenten, waarop de gebruiker zich buiten de woning bevindt en een draadloze verbindingsmogelijkheid nodig heeft. Het gebruik van een mobiele telefoon in dergelijke omstandigheid wordt door hen onderbouwd met het gegeven dat in Duitsland in 2005 al 73% van de 55-plussers over een mobiele telefoon beschikte. Voor de uitvoering van het onderzoek hebben zij gebruik gemaakt van een smart phone met daarop windows mobile 5.
4.5
Radio Frequency IDentification
In het Soprano rapport (SOPRANO) wordt vastgesteld dat in de afgelopen jaren de belangstelling voor en toepassing van zogenaamde RFID mogelijkheden is toegenomen.
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 14 van 31
Vergrijzing in een technologische context
Met name de mogelijkheid om met RFID subjecten en objecten uniek te kunnen identificeren binnen een specifieke context of levende omgeving wordt gezien als een belangrijke toepassingsmogelijkheid op dit vlak. Naast de identificatie spelen ook de mogelijkheid van tracking en tracing van de gebruiker een belangrijke rol. Met behulp van RFID is het eveneens mogelijk de condities te monitoren of waar te nemen op of om het lichaam van de gebruiker. De toepassing en ontwikkeling van sensoren en RFID-chips in textiel wordt door meerdere grote partijen, zoals Philips en Microsoft, al op de markt gebracht. Ook op het vlak van de RFID-chips moet nog het nodige aan standaarden worden ontwikkeld, zodat RFIDchips van verschillende leveranciers ook door anderen zijn uit te lezen en te gebruiken. In opdracht van de Europese Commissie is door Rand Europe (2008) specifiek onderzoek gedaan naar mogelijkheden voor toepassing en gebruik van RFID in de zorg. Naast een aantal case studies die in dit kader worden beschreven, zijn door middel van een Delphipanel de meest veelbelovende toepassingen van RFID in kaart gebracht. Opvallend daarbij is dat in de categorie toepassingen gericht op medewerkers met name kostenbesparing een belangrijke rol speelt. Anderzijds wordt geconstateerd dat vooral de toepassingen gericht op patiënten kwaliteitsverbetering tot gevolg hebben. Hierbij worden vier hoofdcategorieën onderscheiden, namelijk: 1. Het volgen (tracking) van bezittingen of patiënten; 2. Identificatie van patiënten; 3. Automatische dataverzameling en overdracht; 4. Sensoren voor het controleren van de patiënt.
4.6
Robotica
Tot slot kan worden geconstateerd dat langzaam maar zeker ook robotica zijn intrede doet binnen de zorgsector. In maart van dit jaar kondigde de Ommelander ziekenhuisgroep te Winterswijk aan te willen gaan experimenteren met een zogenaamd ‘exoskeleton’ bij de revalidatie van patiënten. Het exoskeleton is hoofdzakelijk bedoeld voor de steeds groter wordende groep hoogbejaarde mensen. In tweede instantie is de HAL, zoals dit exeskeleton feitelijk heet (huidige versie HAL 5), bedoeld voor mensen met een fysieke handicap. Maar ook mensen zonder lichamelijke problemen kunnen van het harnas gebruik maken. De HAL is het eerste exoskelet dat gecommercialiseerd wordt, maar er zijn meer prototypes in ontwikkeling. Onderzoekers van het Kanagawa Institute of Technology werken aan de ‘Power Assist Suit’, een exoskelet dat speciaal bedoeld is voor verpleegsters en fysiotherapeuten. Ze kunnen er
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 15 van 31
Vergrijzing in een technologische context
patiënten zonder moeite mee van hun bed optillen. Het skelet houdt de rug van de drager recht en geeft extra kracht. Een commerciële versie van een dergelijk exeskeleton is in april 2009 door Honda op de markt gebracht.
Een ander voorbeeld van robotisering wordt gevormd door de PARO, die bijvoorbeeld wordt gebruikt door verpleeghuis Wijckersloot in Oegstgeest. Paro is in het begin van 1993 ontworpen door Takanori Shibata van het Intelligent System Research Institute van Japanse National Institute of Advanced Industrial Science and Technology. Het werd voor het eerst gedemonstreerd aan het publiek eind 2001 en werd een Best of COMDEX finalist in 2003. Handgemaakte versies worden verkocht sinds 2004. De robot heeft tactiele sensoren en reageert op aanrakingen door het bewegen van de staart en het openen en sluiten van de ogen. Tevens reageert het op geluiden en kan het stemmen
herkennen. Het kan emoties tonen, zoals verbazing, blijdschap en boosheid. Het produceert klanken die lijken op een echte babyzeehond en (in tegenstelling tot een echte babyzeehond) is actief tijdens de dag en slaapt 's nachts. In het rapport ‘Robotics for Healthcare’ (2008) opgesteld door TNO 20 in opdracht van de Europese Unie wordt robotica in de zorg als volgt gedefinieerd: “Robotics for medicine and healthcare is considered the domain of systems able to perform coordinated mechatronic actions (force or movement exertions) on the basis of processing of information acquired through sensor technology, with the aim to support functioning of impaired individuals, rehabilitation of patients, care and medical intervention of patients and also to support individuals in prevention programmes”. De opstellers van het rapport constateren dat robotica voor de gezondheidszorg nog in de kinderschoenen staat, maar wel een belofte biedt voor de toekomst. De mogelijkheden voor de inzet van robotica liggen, naar de mening van de onderzoekers, met name op het vlak van de vermindering van arbeid, het 20
Andere deelnemers aan dit project waren Vilans (Nederland), Fraunhofer Geselschaft-ISI (Duitsland) VTT (Finland) en EuroAct (Japan)
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 16 van 31
Vergrijzing in een technologische context
welbevinden van de patiënt (versneld herstel of veiligheid) en het geeft mogelijkheden voor grotere en langdurigere zelfstandigheid. Door de onderzoekers zijn zes innovatieve terreinen gedefinieerd en onderzocht: 1. Intelligente medische capsules, die met name een vooruitgang zullen betekenen op het terrein van inwendig medisch onderzoek; 2. Intelligente protheses onder andere door het gebruik van ICT in de prothese; 3. Robots voor het monitoren van de patiënt die de kwaliteit en nauwkeurigheid van het monitoren kunnen verhogen en tegelijk de arbeidsinzet verlagen; 4. Robots voor het analyseren van motorische problemen en ondersteuning bij de gewenste therapie; 5. Robots voor de ondersteuning bij geestelijke, cognitieve en sociale therapieën; 6. Robots voor het uitvoeren van en ondersteunen bij operaties. Naast de hier benoemde zes terreinen wordt door de onderzoekers geconstateerd dat robotica een grote potentie kan hebben bij ondersteunende zorgactiviteiten en in de paramedische zorg.
5. Technologie en de gebruiker Zoals eerder geconstateerd worden technologie en technologische toepassingen in Europa nog niet op grote schaal toegepast in het dagelijkse leven en wonen van ouderen. Dit, ondanks het feit dat technologie in het algemeen en ICT in het bijzonder daarin een grote rol kan en moet gaan spelen. Technologie en technologische toepassingen moeten eveneens een rol gaan spelen in het beter toerusten en ondersteunen van mantelzorgers bij hun activiteiten en het verbeteren van de arbeidsproductiviteit in de zorg. Deze drie groepen, namelijk de oudere zelf, de mantelzorger en de professionele zorgverlener, spelen een cruciale rol bij de ontwikkeling en toepassing van technologie en technologische toepassingen. Veel onderzoek wordt uitgevoerd gericht op het helder krijgen van de wensen en behoeften, mogelijkheden en beperkingen die door ouderen, mantelzorgers en professionele hulpverleners worden geformuleerd en vanuit hun specifieke perspectief worden vastgesteld bij de toepassing en inzet van technologie en technologische toepassingen. In dit hoofdstuk zullen een aantal van deze onderzoeken aan de hand van internationale wetenschappelijke publicaties worden besproken
5.1
Nugent
Zo constateert Nugent (2007) naar aanleiding van onderzoek in Groot Brittannië dat vooruitgang wordt geboekt met de ontwikkeling en toepassing van technologie en technologische toepassingen in en buiten de thuisomgeving. gericht op de verbetering van de zelfstandigheid van ouderen. Hij constateert echter ook dat nieuwe ontwikkelingen en
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 17 van 31
Vergrijzing in een technologische context
toepassingen niet altijd even positief tegemoet worden getreden wat onder meer wordt veroorzaakt door het ontbreken van stabiliteit of de complexiteit van nieuwe toepassingen voor de gebruiker. Ook spelen de soms hoge kosten van de nieuwe technologie en toepassing een belangrijke rol. Verder wordt het ontbreken van een positieve benadering vooral veroorzaakt door de historische onmogelijkheid van de technologie om vanaf het begin tegemoet te komen aan de wensen en verwachtingen van de eindgebruiker. Naar de mening van Nugent is het opvallend dat toepassingen die door gebruikers zelf worden ontwikkeld of voortgebracht een hoge mate van acceptatie kennen. Over het algemeen hebben deze vanuit de gebruikers voortkomende toepassingen daarentegen een lagere mate van technologische innovatie. Nugent constateert verder dat met name op het specifieke terrein van dementie en de ondersteuning van ouderen oplossingen al kunnen bestaan uit relatief simpele geheugensteuntjes, maar ook uit ingewikkelde oplossingen die alle dagelijkse aspecten van het leven ondersteunen. Hij stelt daarbij vast dat weliswaar al veel onderzoek op dit vlak heeft plaatsgevonden, maar dat desondanks nog steeds onvervulde wensen en specifieke behoeften aan ondersteuning bestaan bij personen met dementie. Als belangrijkste behoeften worden op basis van onderzoek geïdentificeerd: 1. behoefte aan algemene en gepersonaliseerde informatie; 2. ondersteuning bij symptomen van dementie; 3. mogelijkheden voor sociaal contact; 4. het verkrijgen van een grotere mate van veiligheid. Volgens Nugent biedt juist binnen deze vier domeinen toepassing van ICT mogelijkheden om meer tegemoet te komen aan wensen en behoeften van mensen met dementie. Geïntegreerde ICT-oplossingen kunnen door de integratie van verschillende systemen gezamenlijk zorgdragen voor het aanbieden van herinneringen, gebruik van pictogrammen bij bijvoorbeeld bellen en controleren van huishoudelijke toepassingen, zoals audio en licht. Dit alles kan geïntegreerd worden in een omgeving waarin sensoren de veiligheid bewaken of bijvoorbeeld zorg dragen voor het beheer van deuren die worden geopend of gesloten.
5.2
Nygard
Nygård (2008) constateert naar aanleiding van onderzoek in Zweden dat weinig wetenschappelijke kennis bestaat over de mogelijkheden van ouderen in het kunnen omgaan met technologie, zoals elektronische toepassingen, automatische telefoondiensten en geldautomaten. Deze komen allen voor in het dagelijks leven en dus ook in dat van dementerende mensen die nog zelfstandig thuis wonen. Onze informatiesamenleving creëert een omgeving waarin individuen feitelijk worden verplicht nieuwe vormen van dagelijkse activiteiten uit te voeren. Het ontwijken van dergelijke nieuwe activiteiten is onmogelijk of
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 18 van 31
Vergrijzing in een technologische context
wordt onmogelijk gemaakt. Zo wordt bijvoorbeeld het internet gebruikt als een informatiebron voor de gezondheidszorg en worden fysieke contacten bij banken of postkantoren meer en meer vervangen door geautomatiseerde telefonische diensten die bepaalde vaardigheden van de gebruiker vereisen. Naar de mening van Nygård is het een opmerkelijke ontwikkeling dat de samenleving een toenemend geloof hecht aan technologie en technologische toepassingen die mensen, ook die met dementie, moet ondersteunen, in weerwil van het ontbreken van degelijk onderzoek op dit vlak. Het ontbreken van degelijk onderzoek vormt een steeds belangrijker vraagstuk in een vergrijzende samenleving, waarbinnen het aantal dementerenden, op dit moment zo’n vijf miljoen in de Europese Unie, de komende jaren sterk zal gaan toenemen. Deze mensen blijven over het algemeen zo lang mogelijk zelfstandig thuis wonen, ondanks het feit dat zij hiervoor steeds afhankelijker worden van ondersteuning. De duur van dit zelfstandig wonen zal nog verder worden verlengd door de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen op dit terrein. Ondanks hun toenemende handicap zullen deze mensen om zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen actief moeten blijven in de uitvoering van de dagelijkse activiteiten, waarbinnen technologie en technologische toepassingen een steeds belangrijker rol zullen gaan spelen. Nygård constateert dat hierbij nog vele moeilijkheden en belemmeringen zijn te overwinnen. Hierbij moet worden gedacht aan beperkingen in het gebruik van, kennis over en begrijpen van technologie en tenslotte beperkingen in de communicatie tussen de technologie en de gebruiker daarvan. Alles wijst er naar zijn mening op dat mensen met dementie moeilijkheden ondervinden in het besturen van alledaagse technologie maar dat deze moeilijkheden in veel gevallen pas ontstaan in het voortschrijdende proces en de ontwikkeling van het ziektebeeld. Door Nygård is specifiek onderzoek gedaan naar de beleving en ervaring van mensen met dementie bij alledaagse technologie en technologische toepassingen die moeten dienen als ondersteuning van de dagelijkse activiteiten. Aan de hand van dit onderzoek is duidelijk geworden dat mensen met dementie technologie als waardevol ervaren en een diversiteit aan ervaringen en belevingen kunnen hebben bij het gebruik en toepassing daarvan. Ook is duidelijk geworden hoe belangrijk technologie is in de hedendaagse maatschappij in het algemeen en voor ouderen in het bijzonder. Veelvuldig gebruik, de belichaming (embodiment) en de mate van noodzakelijkheid van technologie kwamen uit het onderzoek naar voren als de belangrijkste factoren die een bijdrage kunnen leveren aan het succes van de technologie of de technologische toepassing. Opvallend was dat gewoontegebruik of bekendheid met de technologie of technologische toepassing voor mensen met dementie niet voldoende waren om het gebruik van technologie voort te zetten, terwijl over het algemeen wordt aangenomen dat dit de meest belangrijke factoren zijn voor gebruik en toepassing. Opname en belichaming van technologie in de dagelijkse praktijk, gecombineerd met een sterke individueel aan de technologie toegekende betekenis, waren zonder twijfel de
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 19 van 31
Vergrijzing in een technologische context
belangrijkste voorwaarden voor gebruik. Interessant gegeven wat uit het onderzoek naar voren kwam, is dat sommige van de deelnemers in staat bleken nieuwe vormen van technologie en technologische toepassingen te integreren in hun dagelijks bestaan en zelf leerden omgaan met nieuwe en relatief complexe technologieën, ondanks hun dementie. De resultaten van het onderzoek maken duidelijk dat wanneer personen een noodzaak ervaren een bepaalde technologie of technologische toepassing te gebruiken of in het dagelijks leven op te nemen, dit vooral plaatsvindt wanneer de betekenis daarvan groot genoeg is en het mogelijk is het gebruik en toepassing daarvan aan te leren in de dagelijkse praktijk.
5.3
Selwyn
Selwyn (2004) wijst er op, naar aanleiding van onderzoek in Groot Brittannië, dat mogelijkerwijs een digitale tweedeling gaat ontstaan, doordat technologie en technologische toepassingen niet vanzelfsprekend voor de hedendaagse generatie ouderen een uitkomst biedt. Van de huidige generaties ouderen wordt door slechts een minderheid gebruik gemaakt van computers. En het gebruik daarvan wordt ook nog eens bepaald door zaken als geslacht, opleidingsachtergrond, burgerlijke staat en leeftijd (van 61 tot 70 jaar en ouder). Daaruit komt een groeiende zorg naar voren dat ook de huidige generatie ouderen in contact moet worden gebracht met technologie en technologische toepassingen, omdat zij anders een nog grotere achterstand oploopt ten opzichte van de hedendaagse samenleving.
5.4
Lauriks
Zoals al eerder geconstateerd hebben mensen met dementie een wijzigende behoefte aan ondersteuning gedurende de ontwikkeling van hun ziektebeeld. Een recente gap-analyse uitgevoerd door Lauriks c.s. (2007) in twee regio’s in Nederland (Amsterdam en Nijmegen) laat zien dat nu al verschillende typen diensten beschikbaar zijn die kunnen voorzien in de frequent voorkomende behoeften en wensen van mensen met dementie. De professionele ondersteuning die wordt geboden aan mensen met dementie komt echter nog niet overeen met de individuele wensen en behoeften (intensiteit, flexibiliteit, tijdstippen en locatie). Dit wordt vooral veroorzaakt doordat de professionele ondersteuning is gebaseerd op gestandaardiseerde zorgactiviteiten en programma’s en daardoor weinig flexibel is en nietgepersonaliseerd. De wens naar en behoefte aan meer flexibele en gepersonaliseerde zorg en ondersteuning ligt volledig in lijn met opvattingen die al jarenlang vanuit onderzoek en in de literatuur voorkomen. Vanuit deze studies is het duidelijk geworden dat mensen met dementie een duidelijke wens hebben naar, en behoefte aan, gepersonaliseerde informatie op het vlak van diagnose, conditie, beschikbare ondersteuningsdiensten (bijvoorbeeld bij geheugenproblemen) en zorgafspraken. Ook mantelzorgers hebben duidelijk behoefte aan informatie over de diagnose, prognose, behandeling, zorgstructuren,
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 20 van 31
Vergrijzing in een technologische context
dagverzogingsfaciliteiten, maar ook andere diensten zoals met betrekking tot wettelijke en financiële zaken. De in het onderzoek vastgestelde behoefte aan ondersteuning, die is gerelateerd aan de mate van dementie, heeft betrekking op alle vormen van instrumentele ondersteuning bij de dagelijkse activiteiten; inclusief de ondersteuning die geboden kan worden bij het deelnemen aan sociale activiteiten en supervisie/begeleiding daarbij. De behoefte aan sociaal contact en gezelschap refereert met name aan mogelijkheden om in contact te blijven met familie, vrienden en de sociale omgeving en om zich nuttig te blijven voelen. De behoefte aan gezondheidsmonitoring refereert aan de wens naar zorg en een gevoel van veiligheid, met name wanneer de ziekte voortschrijdt en de handicaps toenemen. Om mensen met dementie te helpen bij tijdgebonden taken en activiteiten zijn diverse mogelijkheden en vormen van automatische herinneringen onderzocht, zoals het gebruik van palmtops of elektronische agenda’s met zogenaamde vergeet-me-niet-functie. Ook is aangetoond dat het gebruik van computersystemen behulpzaam kan zijn bij de oriëntatie of het wegnemen van angstgevoelens bij de dementiepatiënt. Computerschermen in de slaapkamer kunnen bijdragen aan de reductie van nachtelijke ondersteuning en nachtelijke telefoontjes aan de mantelzorg verminderen. Professionele hulpverleners en mantelzorgers in meerdere Europese landen en Noord-Amerika gebruiken vormen van video-conferencing, telemonitoring en telezorg om meer zorgcapaciteit te creëren door het reduceren van reistijd en de kwaliteit van zorg te verhogen door meer frequent contact en snelle reacties, vanuit bijvoorbeeld een specialisme. Het implementeren van monitoringfuncties, detectietoepassingen of alarmsystemen in en buiten het huis van de oudere zijn potentiële toepassingen om (gevoel van) veiligheid en zekerheid van de persoon met dementie alsmede de mantelzorgers te verbeteren. Grensalarmering (bijvoorbeeld geactiveerd door een polsband) of elektronische tagging met behulp van armbanden is betrouwbaar, effectief en succesvol bevonden bij het detecteren van het dwaalgedrag alsmede het verminderen van stress bij zowel de patiënt als de mantelzorg. In deze context hoort ook het kunnen detecteren in huis van bewegingen tussen bepaalde compartimenten en het aan de hand daarvan genereren van berichten of alarmeringen, die kunnen worden verzonden via bijvoorbeeld GSM-telefoons naar professionele hulpverlening of mantelzorg; zeker wanneer de patiënt de thuisomgeving of de activiteitenomgeving verlaat. Dan kan een te activeren alarm en/of GPS om de persoon te lokaliseren belangrijk zijn. Alle studies tonen aan dat personen met dementie niet alleen in staat zijn om te gaan met technologie en technologische toepassingen, maar ook baat hebben bij het gebruik. Dit komt onder andere tot uiting in een hogere mate van vertrouwen en een grotere invloed op het eigen bestaan, waardoor tevens de last van de verzorgers wordt gereduceerd. Speciale aandacht moet worden gegeven aan ICT-toepassingen die voorzien in de behoefte aan gepersonaliseerde
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 21 van 31
Vergrijzing in een technologische context
informatie en die geheugenproblemen kunnen compenseren. Echter ook aan toepassingen die mensen met dementie en hun verzorgers kunnen helpen om te gaan met psychologische en gedragsveranderingen die verbonden zijn aan deze ziekte. Tenslotte toepassingen die deze ouderen kunnen helpen bij de dagelijkse activiteiten inclusief de ondersteuning bij de leuke onderdelen van deze dagelijkse activiteiten.
5.5
Åkesson
Literatuuronderzoek door Åkesson c.s. (2007) in Zweden toont aan dat toepassing van ICT in de zorg de relatie tussen de hulpverlener en patiënt kan verbeteren en het welbevinden van de consumenten van zorg aan huis kan bevorderen. Naar hun mening kunnen met name telemedicine-toepassingen een bijdrage leveren aan het verkleinen van de kloof tussen het aanbod en de toegankelijkheid van met name de thuiszorg. Tegelijkertijd kan zij nieuwe kansen bieden met betrekking tot het verpleegkundig beroep. Engels onderzoek (2008) geeft als definitie van telemedicine: “services provided to improve accessibility to high quality health care in case of shortage of appropriate health professionals or the necessary medical expertise or skills at the site of the patient”. Telemedicine thus covers a broad spectrum of services such as tele-consultation, second opinion, tele-homecare and tele-training and builds on technologies such as video-conferencing supported by the exchange of medical images and medical records as well as remote monitoring. Communication infrastructures include ordinary telephone land-lines, internet connections of various speeds and in many instances also satellite links to enable health care in remote and in isolated areas” Volgens Åkesson c.s. heeft consumenteninformatie met betrekking tot gezondheidszorg de mogelijkheid uit te groeien tot een aanvulling op de reguliere zorg en kan mogelijkerwijs tegelijkertijd de professionele zorg verbeteren. Alleen al door meer en beter gebruik te maken van innovatieve mogelijkheden bij het verkrijgen van ondersteuning of informatie en kennis, kunnen consumenten een verbetering van hun gezondheidstoestand ervaren. De toegankelijkheid van de zorg zal toenemen, wanneer patiënten direct contact kunnen maken met gezondheidszorgprofessionals op een door hen gewenst tijdstip of in staat zijn informatie te verkrijgen of vragen en mededelingen achter te laten met behulp van dezelfde media. Dit geldt in zijn algemeenheid ook voor toepassing en gebruik van telemedicine-toepassingen. Onderzoek toont aan dat het gebruik van telemedicine-toepassingen in verschillende contexten voor patiënten acceptabel is. Het verzorgen van informatie via het internet leidt tot een betere toerusting van de patiënt en zijn verzorgers, levert een bijdrage aan de actieve participatie van de patiënt en zijn verzorgers met betrekking tot het eigen ziektebeeld en bevordert de autonomie en zorgt daarmee voor een grotere tevredenheid over het medische systeem. Ook telecommunicatie-toepassingen die worden gebruikt in plaats van thuisvisites, kunnen leiden tot een verbetering van de gezondheid en een minder gebruik van de
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 22 van 31
Vergrijzing in een technologische context
diensten. Maar daarnaast ook tot een betere aanpassing op het behandelschema door bijvoorbeeld het zelf monitoren van de bloeddruk en het doorgeven van deze informatie aan de professionele hulpverlening. Alhoewel dergelijke werkwijzen als onpersoonlijk en afstandelijk kunnen worden beoordeeld, toont het onderzoek aan dat juist de mogelijkheid om de professionele zorgverleners altijd te kunnen bereiken de consument het gevoel geeft dat hij of zij zelf de situatie in handen heeft. Hierbij wordt wel in overweging genomen dat naarmate een toename van de vraag plaatsvindt vanuit de consument, de professionele zorg nog verder onder druk komt te staan. Wat op haar beurt weer vragen oproept over de online beschikbaarheid van de professionals en de mogelijkheid tot het verstrekken van informatie. Het zal voor verantwoordelijken in de gezondheidszorg noodzakelijk zijn de juiste balans te vinden tussen deze twee werelden. Vooral ouderen en hun verzorgers die wonen en leven in afgelegen of moeilijk bereikbare gebieden kunnen door dergelijke toepassingen een betere toegang krijgen tot de gezondheidszorg. Tegelijkertijd kunnen zij zo de reistijd en daarmee kosten besparen, zonder direct afhankelijk te zijn van officiële openingstijden. Naar aanleiding van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat technologie en technologische toepassingen voor zowel ouderen als mantelzorgers als professionele hulpverlening acceptabel en wenselijk is. Gebruik en toepassing vragen echter om mogelijkheden voor gepersonaliseerde aanpassing aan de wensen en behoeften van deze doelgroepen en moeten een bijdrage leveren aan het reduceren van menskracht en daarmee kosten voor de professionele hulpverlening.
6.
Vergrijzen in een intelligente en netcentrische omgeving
De toekomst is aan ‘ambient intelligence’ zo constateert Van der Berg (2009) in haar proefschrift. In haar visie zal in de toekomst technologie onzichtbaar worden en als vanzelfsprekend zijn opgenomen in de natuurlijke omgeving die de mens omringt. Technologie is dan altijd en overal aanwezig wanneer de mens deze nodig heeft. En het gebruik van de aanwezige technologie wordt mogelijk gemaakt door ogenschijnlijk simpele en moeiteloze interacties, die zijn afgestemd op de menselijke zintuigen. Technologie en technologische toepassingen kunnen zich als vanzelfsprekend aanpassen aan mensen en de omstandigheden waarin deze aanwezig zijn en zijn in staat autonoom te functioneren. Hoogwaardige en kwalitatieve informatie is voor elke gebruiker altijd beschikbaar ongeacht de plaats, tijd of technologische toepassing waarop hij deze wil gebruiken. In het concept van ‘ambient intelligence’ (noot: ik vertaal het vooralsnog als alomtegenwoordige intelligentie) zijn door Van der Berg meerdere ideeën vanuit verschillende perspectieven bijeen gebracht die interessant kunnen zijn bij de ontwikkeling van een conceptueel kader met betrekking tot vergrijzing en technologie.
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 23 van 31
Vergrijzing in een technologische context
Op de eerste plaats de idee dat op zich te onderscheiden technologische toepassingen en entiteiten kunnen en zullen worden geïntegreerd tot grotere en interoperabele coalities en digitale elektronische netwerken, die in hun gezamenlijkheid een nieuwe en intelligente toepassing vormen. Deze nieuwe en intelligente toepassing zal op zijn beurt weer worden geïntegreerd in de alledaagse omgeving van de mens. Deze geïntegreerde toepassingen zullen daarmee de mens kunnen voorzien van informatie, communicatie, diensten en vermaak waar en wanneer de mens dat wil. Het concept van ‘ambient intelligence’ vormt daarmee een inhoudelijke uitbreiding op reeds bestaande ideeën over alomtegenwoordige technologische netwerken. Technologische netwerken zullen in deze visie steeds meer worden gebruikt om individuele technologische toepassingen en entiteiten, die ons huis en kantoor meer en meer bevolken, onderling te verbinden. Door deze verbindingen worden omvangrijke en geïntegreerde systemen gevormd die naadloos met elkaar kunnen communiceren en samenwerken. Op de tweede plaats de gerichtheid op het integreren van verschillende en te onderscheiden sensorische percepties, die leiden tot nieuwe en nog niet eerder opgedane ervaringen.
Technologie heeft binnen het concept van ‘ambient intelligence’ drie te onderscheiden karakteristieken. Allereerst is of wordt technologie opgenomen of verborgen in de achtergrond van onze huizen, kantoren en publieke ruimtes. Door de opname van technologie en technologische toepassingen in private en publieke ruimtes zijn we in staat optimale functionaliteit te realiseren vanuit een complex op het netwerk georiënteerde toepassingen. Deze zijn door onderlinge samenwerking gezamenlijk in staat de kwaliteit van ons dagelijks leven aanzienlijk te verbeteren, zonder dat we worden geconfronteerd met de fysieke aanwezigheid van een grote hoeveelheid technologische toepassingen of entiteiten. Het concept van ‘ambient intelligence’ creëert een onzichtbare technologische sfeer, die de gebruiker kan voorzien in een hoeveelheid aan taken en activiteiten zonder dat de gebruiker de aanwezigheid van alle daarvoor benodigde technologie en technologische toepassingen hoeft te ervaren. De tweede karakteristiek wordt gevormd door de noodzakelijke bepaling van de contextgevoeligheid van de beschikbare technologie of technologische toepassingen. De beschikbare technologische toepassingen moeten niet alleen lokatiesensitief zijn, bijvoorbeeld door het gebruik van GPS. Maar de gebruikte technologie of technologische toepassingen moeten tegelijkertijd ook in staat zijn de acties en activiteiten van gebruikers te identificeren binnen de context waarin hij aanwezig is en in staat zijn informatie uit te wisselen en te delen met andere toepassingen in dezelfde ruimte of gebied. Een dergelijke personalisatie zorgt ervoor dat de technologie in de juiste context anticipeert op de eisen en wensen van de individuele gebruiker. Personalisatie zorgt er echter ook voor dat de plaatsen
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 24 van 31
Vergrijzing in een technologische context
en objecten waarin of waarmee de individuele gebruiker actief is kunnen worden herkend en voorzien van informatie, communicatie of entertainment, die specifiek is voor die plaats of object en is aangepast aan de eisen en wensen van de gebruiker op dat moment. Daarmee wordt een extra dimensie toegevoegd aan het begrip personalisatie, in die zin dat ook ruimtes en objecten geacht worden hun gedrag of beleving aan te kunnen passen aan de specifieke voorkeuren die het individu heeft. Dit betekent niet alleen dat de gebuikte technologie of technologische toepassing in staat moet zijn tot dergelijke contextgevoelige aanpassingen, maar eveneens in staat moet zijn te leren van het (veranderende) gedrag van de gebruiker binnen de specifieke omgeving en de omgeving daarop moet kunnen aanpassen. De derde en laatste karakteristiek is het uitgangspunt dat systemen in staat moeten zijn te anticiperen op de wensen en behoeften van de gebruiker in verschillende omstandigheden en contexten, zonder dat de gebruiker deze kenbaar hoeft te maken.. Dit laatste argument is misschien wel het meest verstrekkende, omdat het betekent dat systemen een grote verantwoordelijkheid krijgen in het beheren en onderhouden van een informatieruimte voor de gebruiker. De ontwikkeling van intelligente omgevingen wordt mogelijk gemaakt op basis van een vijftal technologische ontwikkelingen, zo stelt Van den Berg. Met name de toepassing en verspreiding van mogelijkheden op basis van het internet met de daaraan verbonden mogelijkheden van ‘distributed and networked computing’ vormen samen de basis voor de ontwikkeling en toepassing van het concept van ‘ambient intelligence’. Ook verdergaande miniaturisering en de toenemende capaciteiten en mogelijkheden van technologie en technologische toepassingen, de ontwikkeling en toepassing van sensoren en RFID-tags, de convergentie tussen relatief nieuwe technologieën, zoals bijvoorbeeld nano- en biotechnologie met cognitieve wetenschappen en artificiële intelligentie en tenslotte nieuwe vormen van user interfaces die het knoppen paradigma zullen aanvullen of doen verdwijnen. Binnen het concept van ‘ambient intelligence’ vormen mensen in de toekomst nog slechts simpele nodes of links in een netwerk van onderling verbonden informatie en communicatietoepassingen. De bottlenecks in het kader van deze ontwikkeling worden gevormd door de beschikbaarheid van energie en de aanwezigheid van een diversiteit aan technologische standaarden. De belangrijkste bottleneck wordt echter gevormd door aan interoperabiliteit verbonden onderwerpen.
In een wereld vol met ‘ambient intelligence’ waar personen worden verondersteld altijd en overal gebruik te kunnen maken van technologie en technologische toepassingen vormt interoperabiliteit van informatie tussen technologische gebruiksvoorwerpen een van de
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 25 van 31
Vergrijzing in een technologische context
sleutelvoorwaarden. Technologische toepassingen moeten in staat zijn onderling te kunnen communiceren en in elke willekeurige samenstelling te worden gebruikt om zo de gebruiker van de gewenste diensten te voorzien. Interoperabiliteit is door Van Lier (2009) gedefinieerd als ‘het aanbrengen van onderlinge betrekkingen tussen twee of meer systemen of entiteiten, om op basis van die verbindingen informatie te kunnen uitwisselen en delen en met die informatie verder te kunnen handelen, functioneren, produceren of voortbrengen’. Bij interoperabiliteit maakt het niet uit of informatie wordt uitgewisseld en gedeeld tussen mensen onderling, tussen mensen en machines of tussen twee of meer machines. Dankzij interoperabiliteit kan een nieuwe vorm van communicatie tussen systemen ontstaan. Om aan deze nieuwe vorm van communicatie deel te kunnen nemen, zullen de verschillende deelnemende systemen afspraken moeten maken over de technologie (standaarden, protocollen), de semantiek (taal) en de context waarin zij de informatie willen (her)gebruiken. Wanneer individuele systemen zijn toegerust om informatie uit te wisselen en te delen, kan een proces van communicatie tussen deze systemen in gang worden gezet. In onderstaand schema zijn uitgangspunten van dit proces van communicatie tussen autonome systemen weergegeven.
Enactment
Enactment
Interoperabiliteit van informatie maakt het mogelijk willekeurige systemen onderling te verbinden in nieuwe coalities of netwerken. Deze coalities of netwerken bestaan uit nodes die onderling sterk met elkaar zijn verbonden, sterker dan met andere nodes. De Amerikaanse wiskundige Albert-Laszlo Barabasi is van mening dat op basis van deze verbindingen een variëteit aan interactieve netwerken ontstaat vanuit de som van interacties tussen deze nodes. Geen van deze netwerken is volgens hem onafhankelijk, ze vormen gezamenlijk een netwerk aan netwerken. De meeste van deze netwerken wordt volgens hem gedomineerd door een relatief beperkt aantal nodes, die hij als hubs benoemt. Deze hubs zorgen ervoor dat netwerken scale-free zijn: sommige hubs lijken ongelimiteerd in het aantal links dat ze kunnen onderhouden, terwijl geen van de nodes gelijk is of hoeft te zijn aan de ander. Op basis van het bovenstaande model kan een dergelijke coalitie of netwerk als volgt schematisch worden weergegeven:
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 26 van 31
Vergrijzing in een technologische context
Ecolo ce – U tteran
chan gical
g tandin nders
Inte rpen e
han ge
tratio
En a ctm ent
n
Re-e Con
Se m
Tec hno
Info r
mati o
n–
Utte ranc e
ge
ctm actment Eent
xt
–U ation Inform
I nt e r p en e tr atio n Information – Utterance – Understanding try Re-en ation enetr Interp
–U
nder s
tand in
Ena
Conte
e nologi
ntiek
Enactment
Sema
Eco logi cal c
Tech
Technologie
nt
Ecological change
Enactment
Interpenetration
Semantiek Technologie
Interpenetration
tme Enac
Information – Utterance – Understanding Context
g tandin nders e–U eranc tt U – ation Inform Re-entry In form atio Context n– Utte ranc e–U Semantiek nder stan di ng
try Re-en ation enetr rp te In
ntry
text
anti ek
logie
Re-entry
g
De mogelijkheid van het op basis van informatie verbinden van een diversiteit aan technologieën en technologische toepassingen maakt het eveneens mogelijk deze coalities of netwerken in wisselende samenstellingen en op willekeurige plaatsen en tijdstippen onder verschillende omstandigheden tot stand te brengen. Uiteraard dienen de deelnemende nodes en hubs te beschikken over zogenaamde network enabled capabilities, op basis waarvan zij in staat zijn deel te nemen aan de coalitie of het netwerk en verbindingen aan te gaan en te onderhouden op basis van interoperabiliteit van informatie.
De gedachtegang van de ontwikkeling en toepassing van willekeurige coalities of netwerken die bestaan uit een samenstel van subjecten, objecten en technologieën, is volgens Lubitz en Wickramsinghe (2006) in tegenstelling tot de tot nu toe geldende platform gerichte aanpak binnen bijvoorbeeld de (gezondheids)zorg. Deze bestaande platformgerichtheid van gezondheidszorgactiviteiten komt voort uit het exclusieve en specifieke gebruik van daarbinnen toegepaste systemen, van bijvoorbeeld de stethoscoop tot aan de MRI-scan. Alhoewel dergelijke platformgerichte benaderingen zowel noodzakelijk als bijzonder waardevol zijn, genereert elk platform echter slechts data met een zeer beperkt bereik. De beperkingen van een dergelijke platformgeoriënteerde benadering in een complexe uitvoeringsgerichte omgeving worden onder andere bepaald door de beperkte of nietadequate mogelijkheden van informatieverzameling door deze individuele systemen. Deze laatste beperking wordt nog verder uitvergroot door het continue ontbreken van interoperabiliteit van informatie tussen deze individuele platforms.
Tegenover deze platformgerichte benadering staat de netwerkcentrische benadering, waarbij (gezondheids)zorgactiviteiten worden uitgevoerd in een gezamenlijke (virtuele) ruimte. Deze ontstaat in de overlapping van drie verschillende domeinen te weten: het fysieke domein, wat het primaire doel van beïnvloeding is van de gezondheidszorg; het informatiedomein, dat bestaat uit elementen die noodzakelijk zijn voor het generen, opslaan, manipuleren,
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 27 van 31
Vergrijzing in een technologische context
verspreiden/delen/ transformeren van informatie en het in elke mogelijke vorm verspreiden en delen vanuit de transformatie van informatie voortkomende informatieproducten in de vorm van kennis; en tenslotte het cognitieve domein, dat verantwoordelijk is voor alle menselijke factoren die van invloed zijn op de uitvoering van activiteiten in de (gezondheids)zorg zoals educatie, training, ervaring, persoonlijke betrokkenheid, een open gedachtegang, of, zo men wil, intuïtie van de individuele beroepsbeoefenaren die zijn betrokken bij de diverse activiteiten. Naar de mening van Lubitz en Wickramsinghe is de belangrijkste consequentie van het uitwisselen en delen van informatie binnen de (gezondheids)zorg de substantiële verbetering voor elke deelnemer van de kwaliteit en integriteit van de beschikbaar komende informatie in de specifieke en contextgebonden ruimte. Een dergelijk hoger niveau van informatie is fundamenteel voor een nieuwe en hogere staat van bewustzijn binnen deze specifieke en contextgebonden ruimte.
De ontwikkeling van platformgericht denken naar netwerkcentrisch denken en werken zal zeker niet vanzelf gaan, eenvoudig zijn of snel gaan. Niet alleen heeft netwerkcentrisch werken en denken te maken met de ontwikkeling en implementatie van technologie en technologische toepassingen, maar bovenal met de mensen die deze moeten gebruiken en toepassen. Zoals gesteld door Van Lier (2009) zal de ontwikkeling naar een netwerkcentrische werk- en denkwijze, die is gebaseerd op het uitwisselen en delen van informatie, aanleiding zijn tot veranderingen op het vlak van aansturing en beheersing van mensen en organisaties. Tevens zal het leiden tot een verschuiving van verantwoordelijkheden tussen mens en technologie in het voordeel van de technologie en in het nadeel van de mens.
7. Tot slot Vergrijzing en technologie zijn onderwerpen die langzaam maar zeker onlosmakelijk met elkaar worden verbonden. De inzet en ontwikkeling van nieuwe technologie en technologische toepassingen lijkt noodzakelijk om ook in de toekomst passende en toereikende zorg voor ouderen bereikbaar en toegankelijk te houden. Technologische toepassingen zullen niet zozeer bestaan uit enkelvoudige en alomvattende systemen, maar eerder uit de samenkomst van contextgebonden alledaagse en met elkaar in netwerken verbonden technologische toepassingen, die ouderen ondersteunen in de zelfstandige uitvoering van dagelijkse activiteiten. Alhoewel het enerzijds duidelijk is dat een echte ‘sense of urgency’ vooralsnog ontbreekt -er bestaat immers nog geen algemeen gevoel van een tastbaar maatschappelijk probleem- zal dit de komende jaren snel veranderen wanneer echte tekorten ontstaan met daaraan verbonden maatschappelijke problemen. De vraag naar toepassing en integratie van nieuwe technologieën en technologische toepassingen zal
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 28 van 31
Vergrijzing in een technologische context
snel het aanbod daaraan doen overstijgen, wanneer niet vroegtijdig met de ontwikkeling daarvan wordt begonnen. In die zin geeft de vergrijzing nieuwe kansen aan bedrijven die bereid en in staat zijn te investeren in nieuwe producten en toepassingen. Deze kunnen op termijn een bijdrage leveren aan de oplossing van dit nieuwe en dus nu nog onbekende maatschappelijke fenomeen.
Gouda, 05 september2009 Ben van Lier
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 29 van 31
Vergrijzing in een technologische context
Referenties 1. Åkesson K.M. Saveman B-I. Nilson G. (2007) Health care consumers' experience of information communication technology - A summary of literature. International Journal of medical informatics, 76, 633 - 645. 2. Berg v.d. B. (2009) The situated self. Identity in a world of ambient intelligence. Rotterdam, Erasmus. ISBN 978 90 9024022 0 3. Butter M. c.s. (2008) Robotics for healthcare Final report. European Commission, DG Information Society. 4. CBS/Ruimtelijk planbureau Regionale Bevolkings- en allochtonenprognose 2005 – 2025 Den Haag 2006 5. Commission of the Euopean Communities (2007) Ageing well in the Information society. An i2010 initiative. Action plan on information and communication technologies and ageing. Brussels 6. European Health Telematics Association (2008) Sustainable telemedicine: paradigms for future-proof healthcare. A briefing paper version 1.0 7. European Network and Information Security Agency Being Diabetic in 2011 Identifying merging and future risks in remove health monitoring and treatment 8. E-Health 2.0 Web 2.0 in the health sector: Industry Review with UK perspective 2008 9. Empirica (2008) ICT & Ageing European study on users, markets and technologies. 10. Kenniscentrum grote steden De krimpende stad Ontgroening, vergrijzing, krimp en de gevolgen daarvan voor de lokale economie 11. Knook D. Het Methusalem mysterie. Vergrijzing: Zegen of bedreiging. Prometheus Amsterdam 2008 ISBN 12. Lauriks S. C.S. (2007) Review of ICT-based services for identified unmet needs in people with dementia. Aging research review, 6, 223 - 246. 13. Lier v. B. (2009) Luhmann ontmoet ' the Matrix' Uitwisselen en delen van informatie in Netcentrische omgevingen. Rotterdam, Erasmus. ISBN 978 90 5972 308 5 14. Lorenz A. and Oppermann R. (2008) Mobile Health monitoring for the elderly: Desiging for diversity Pervasive and Mobile Computing,, 1- 18. 15. Lubitz V. D. and Wickramasinghe N. (2006) Networkcentric healthcare and bioinformatics: Unified operations within three domains of knowledge. Expert systems with applications, 30, 11 - 23. 16. Nugent C.D. (2007) ICT in the elderly and dementia. Aging & Mental Health 11, 473476. 17. Nygard L. (20 08) The meaning of everyday technology as experienced by people with dementia who live alone. Dementia 7, 481-502. 18. Peine A. (2008) Technological paradigms and complex technical systems - The case of smart homes. Research Policy, 37, 508 - 529. 19. Raad Voor De Volksgezondheid En Zorg (2006) Arbeidsmarkt en Zorgvraag. Den Haag. 20. Rand Europe Study on the requirements and options for RFID application in healthcare Deliverable 1: Scoping and identifying areas for RFID developments in healthcare delivery july 2008 21. Selwyn N. (2004) The information aged: A qualitative study of older adults' use of information and communications technology. Journal of aging studies, 18, 369-384. 22. SOPRANO Services oriented programmable smart environments for older Europeans Review state of the art and market analyses Mei 2007 23. Tweede kamer 2005-2006 Thema commissie Ouderenbeleid 26 549 nr. 8 Brief 24. Tweede Kamer 2004-2005 29 389 nr. 5 Vergrijzing en het integrale ouderen beleid Brief 25. VROM Wonen, Wijken en Integratie. Dynamiek in de derde leeftijd De consequenties voor het woonbeleid augustus 2007 26. VROM Wonen Wijken en Integratie Beter thuis in de buurt Actieplan samenwerken aan wonen, welzijn en zorg 2007 – 2011 december 2007
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 30 van 31
Vergrijzing in een technologische context
27. VROM Wonen op een rijtje De resultaten van het woon onderzoek Nederland 2006 28. VROM Wonen, Wijken en Integratie Monitor Investeren voor de toekomst 2006 november 2007 29. VROM Wonen, Wijken en Integratie Primos Prognose 2007 De toekomstige ontwikkeling van bevolking, huishoudens en woningbehoefte
Dr. Ben van Lier MCM CMC
pagina 31 van 31
Vergrijzing in een technologische context