COP LUM KA NL
16-07-2008
16:43
Pagina 1
FordKa Ford Ka Instructieboekje Owner’s handbook
K10468_Service_Portfolio_090508.1 1
Feel the Feel thedifference difference
09.05.2008 15:52:47 Uhr
001-025 Ford KA NL
22-07-2008
9:45
Pagina 1
Over deze handleiding Hartelijk dank dat u hebt gekozen voor Ford. Wij raden u aan de tijd te nemen dit instructieboekje zorgvuldig te lezen en uw auto goed te leren kennen. Hoe meer u van uw auto afweet, des te meer dit ten goede komt aan de veiligheid en het rijplezier. AANWIJZING In dit instructieboekje worden alle accessoires en opties beschreven die in het gehele gamma leverbaar zijn. Het kan gebeuren dat sommige hiervan pas op een later tijdstip leverbaar zijn. Mogelijk worden opties beschreven die niet op uw auto van toepassing zijn. AANWIJZING Houd u altijd aan de geldende wetgeving en voorschriften. AANWIJZING Laat dit instructieboekje, wanneer u de auto verkoopt, in de auto achter. Het maakt deel uit van de auto.
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
001-025 Ford KA NL
2
22-07-2008
9:45
Pagina 2
UW AUTO DASHBOARD ......................................................................
3
BUITENVERLICHTING ......................................................
37
SYMBOLEN ...........................................................................
5
RUITENWISSER ....................................................................
38
FORD CODE-SYSTEEM......................................................
5
PLAFONDVERLICHTING .................................................
40
DE SLEUTELS ........................................................................
6
KNOPPEN VOOR................................................................
41
INSTRUMENTENPANEEL EN INSTRUMENTEN .................................................................
INTERIEURUITRUSTING ...................................................
43
10
PORTIEREN ..........................................................................
45
DIGITAAL DISPLAY ...........................................................
13
ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN..............................
46
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ....................................
17
BAGAGECOMPARTIMENT...............................................
47
DAGTELLER .........................................................................
24
MOTORKAP ..........................................................................
49
STOELEN ...............................................................................
26
KOPLAMPEN.........................................................................
51
HOOFDSTEUNEN...............................................................
27
ABS ..........................................................................................
53
STUURWIEL .........................................................................
28
ESP ..........................................................................................
54
BUITENSPIEGELS..................................................................
29
EOBD ......................................................................................
57
KLIMAATREGELING ...........................................................
30
PARKEERSENSOREN .........................................................
58
VERWARMING EN VENTILATIE.....................................
31
AUDIOSYSTEEM...................................................................
60
HANDMATIGE KLIMAATREGELING ...........................
32
EXTRA ACCESSOIRES........................................................
61
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING........................
34
BIJ HET TANKSTATION ..................................................
62
BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................
63
22-07-2008
9:45
Pagina 3
UW AUTO
DASHBOARD De aanwezigheid en positie van bedieningsorganen, instrumenten en controlelampjes is afhankelijk van de uitvoering. 2
3
4
5
6
5
CD
7
1
VEILIGHEID
1
AUD
V+ ON/OFF VMENU
afb. 1
13
12
10
1
AS
2
3
FM
AM
11
4
5
6
MUTE
10
9
8
KA00001m
1. Ventilatierooster opzij – 2. Hendel links: regeling buitenverlichting – 3. Instrumentenpaneel en waarschuwingslampjes – 4. Hendel rechts: regeling ruitenwisser, ruitensproeier, dagteller – 5. Ventilatieroosters midden – 6. Opbergvakje/ruimte voor autoradio – 7. Passagiersairbag – 8. Opbergvakje/verborgen documentenhouder – 9. Klimaatregeling en regeling verwarming/ventilatie – 10. Regeling elektrisch bedienbare ruiten – 11. Opbergvakje – 12. Schakelhendel – 13. Bestuurdersairbag.
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
001-025 Ford KA NL
3
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
4
22-07-2008
9:45
Pagina 4
De aanwezigheid en positie van bedieningsorganen, instrumenten en controlelampjes is afhankelijk van de uitvoering. 1
VEILIGHEID
UW AUTO
001-025 Ford KA NL
2
3
3
4
CD
5
6
7
1
AUD
V+ ON/OFF VMENU
afb. 2
13
1
12 10
AS
2
3
FM
AM
11
4
5
6
MUTE
10
9
8
KA00112m
1. Ventilatierooster opzij – 2. passagiersairbag – 3. Ventilatieroosters midden– 4. Opbergvakje/ruimte voor autoradio – 5. Hendel links: regeling buitenverlichting – 6. Instrumentenpaneel en waarschuwingslampje – 7. Hendel rechts: regeling ruitenwisser voor en achter, dagteller – 8. Bestuurdersairbag – 9. Bedieningspaneel – 10. Regeling elektrisch bedienbare ruiten – 11. Schakelhendel – 12. Klimaatregeling en regeling verwarming/ventilatie – 13. Opbergvakje.
Pagina 5
SYMBOLEN
FORD CODE-SYSTEEM
Waarschuwingslampje Y gaat tijdens het rijden branden
Op of in de nabijheid van sommige onderdelen van uw auto zijn speciale gekleurde labels aangebracht. Op deze labels staan symbolen die u herinneren aan de voorzorgsmaatregelen met betrekking tot dat onderdeel.
Dit is een elektronische startblokkering die diefstal van de auto helpt voorkomen. De startblokkering wordt automatisch geactiveerd wanneer de sleutel uit het contact wordt gehaald.
❒ Als het waarschuwingslampje Y gaat branden, betekent dit dat het systeem een zelfdiagnose uitvoert (bijvoorbeeld voor een spanningsval).
Iedere keer dat de auto wordt gestart door de sleutel naar de stand MAR te draaien, stuurt de regeleenheid van het Ford CODE-systeem een bevestigingscode naar de motor-ECU om de startblokkering uit te schakelen. Als de code, tijdens het starten, niet juist wordt herkend, gaat het lampje Y in het instrumentenpaneel branden. Draai in dat geval de sleutel naar STOP en vervolgens terug naar MAR. Probeer de andere bijgeleverde sleutels wanneer het probleem aanhoudt. Neem contact op met een Ford-dealer wanneer de motor vervolgens nog niet gestart kan worden. BELANGRIJK Iedere sleutel heeft een eigen code die in het systeem van de ECU opgeslagen moet worden. Neem contact op met de Ford-dealer wanneer u nieuwe sleutels (maximaal acht) in het systeem wilt opslaan.
❒ Neem contact op met de Ford-dealer wanneer het probleem aanhoudt.
Wanneer de sleutel aan hevige schokken wordt blootgesteld, raken de elektronische onderdelen in de sleutel mogelijk beschadigd.
UW AUTO
9:45
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
001-025 Ford KA NL
5
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
001-025 Ford KA NL
6
22-07-2008
9:45
Pagina 6
DE SLEUTELS CODEKAART (optioneel, voor desbetreffende uitvoering/markt) afb. 3
CODE
Bij de auto worden twee exemplaren van de contactsleutel en een codekaart met de volgende gegevens geleverd: A de elektronische code.
ELECTRONIC KEYCODE MECHANICAL KEYCODE
A B KA00121m
afb. 3
B de mechanische sleutelcode. De Forddealer heeft deze code nodig wanneer u sleutels laat bijmaken.
afb. 5
KA00003m
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING (indien van toepassing) afb. 5
A
BELANGRIJK Stel voor een goede werking van de elektronische onderdelen in de sleutels de sleutels nooit bloot aan direct zonlicht.
Met het metalen deel A kan het volgende worden bediend: ❒ het contactslot; ❒ de portiersloten; afb. 4
Alle sleutels en de codekaart moeten bij verkoop van de auto aan de nieuwe eigenaar worden overgedragen.
KA00002m
SLEUTEL ZONDER AFSTANDSBEDIENING afb. 4 Met het metalen deel A kan het volgende worden bediend: ❒ het contactslot; ❒ de portieren en achterklep (indien van toepassing); ❒ de tankklep;
❒ de tankklep; Druk op knopje B om het metalen deel uit/in te klappen.
Pagina 7
Portieren ontgrendelen
Portieren vergrendelen
Wanneer kort op de toets Ë wordt gedrukt: worden de portieren ontgrendeld, gaat de interieurverlichting gedurende een bepaalde periode branden, lichten de richtingaanwijzers op en wordt de instapverlichting ingeschakeld (desbetreffende uitvoering/markt).
Wanneer kort op de toets Á wordt gedrukt: worden de portieren op afstand vergrendeld, wordt de interieurverlichting uitgeschakeld en gaan de richtingaanwijzers tweemaal knipperen (indien van toepassing).
Wanneer de brandstoftoevoer wordt onderbroken, worden de portiersloten automatisch ontgrendeld. Wanneer de portieren met de afstandsbediening worden ontgrendeld en niet binnen 45 seconden worden geopend, worden de portieren automatisch weer vergrendeld.
De portieren worden niet vergrendeld wanneer niet alle portieren gesloten zijn. Ten teken gaan de richtingaanwijzers snel knipperen (indien van toepassing). De portieren worden niet vergrendeld wanneer het bagagecompartiment open is.
Achterklep openen met afstandsbediening Druk tweemaal op de toets R om de achterklep met de afstandsbediening te ontgrendelen (openen). De richtingaanwijzers gaan knipperen ten teken dat de achterklep wordt geopend.
UW AUTO
9:45
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
001-025 Ford KA NL
7
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
001-025 Ford KA NL
8
22-07-2008
9:45
Pagina 8
INDIEN EXTRA AFSTANDSBEDIENINGEN NODIG ZIJN
BATTERIJ VAN SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING VERVANGEN afb. 6
Het systeem kan maximaal 8 afstandsbedieningen herkennen. Indien u een nieuwe afstandsbediening nodig hebt, neem dan contact op met een Ford-dealer en zorg ervoor dat u de codekaart, een identiteitsbewijs en de autopapieren kunt overleggen.
Batterij vervangen: ❒ druk op knopje A en klap het metalen deel B uit; ❒ draai met een smalle schroevendraaier schroef C naar :; ❒ verwijder batterijhouder D en vervang batterij E. Let hierbij op de juiste richting; ❒ plaats batterijhouder D terug in de sleutel en maak hem vast door schroef C naar Á te draaien.
afb. 6
KA00004m
Gebruikte batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Lever de batterijen in als kca of lever ze in bij de Ford-dealer, die ze dan zal afvoeren.
Pagina 9
STUURSLOT Inschakelen Verwijder de sleutel wanneer deze in de stand STOP staat en draai het stuurwiel totdat deze blokkeert. Uitschakelen afb. 7
KA00005m
CONTACTSLOT afb. 7 De sleutel kan in 3 verschillende standen worden gezet: ❒ STOP: de motor is uitgeschakeld, de sleutel kan worden verwijderd, het stuurwiel is geblokkeerd. Sommige elektrische systemen kunnen worden gebruikt (bijv. autoradio, centrale vergrendeling, enz.) ❒ MAR: stand tijdens rijden. Alle elektrische systemen kunnen worden gebruikt ❒ AVV: motor kan worden gestart. Het ontstekingssysteem is uitgerust met een veiligheidssysteem dat ervoor zorgt dat, wanneer de motor niet aanslaat, de bestuurder de contactsleutel eerst weer in de stand STOP moet zetten voordat de startprocedure opnieuw uitgevoerd kan worden.
Beweeg het stuurwiel voorzichtig heen en weer terwijl u het contact in de stand MAR zet.
WAARSCHUWING Haal de sleutel nooit tijdens het rijden uit het contactslot. Het stuurwiel zal dan worden geblokkeerd zodra het stuurwiel wordt verdraaid. Dit geldt ook wanneer de auto wordt gesleept. Werkzaamheden aan het stuurwiel of de stuurkolom (bijvoorbeeld wanneer er een antidiefstalsysteem wordt geplaatst) mogen alleen door een officiële Ford-dealer worden uitgevoerd. Wanneer u hier zelf mee gaat knoeien, loopt u niet alleen risico dat het systeem niet meer goed werkt, maar zal dit ook gevolgen hebben voor de garantie, kunnen er ernstige problemen ontstaan en wordt uw auto mogelijk afgekeurd.
UW AUTO
9:45
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
001-025 Ford KA NL
9
UW AUTO
001-025 Ford KA NL
22-07-2008
9:45
Pagina 10
INSTRUMENTENPANEEL EN INSTRUMENTEN A
B
C
D
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
A Snelheidsmeter
10
B Brandstofmeter met extra waarschuwingslampje C Koelvloeistoftemperatuurmeter en waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur D Toerenteller E Display Waarschuwingslampjes m en E zijn alleen beschikbaar op dieseluitvoeringen.
E afb. 8 - Uitvoeringen met digitaal display
KA00009m
afb. 9 - Uitvoeringen met multifunctioneel display
KA00010m
22-07-2008
A
9:45
Pagina 11
B
C
UW AUTO
001-025 Ford KA NL
D
C Koelvloeistoftemperatuurmeter en waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur D Toerenteller E Display Waarschuwingslampjes m en E zijn alleen beschikbaar op dieseluitvoeringen.
E afb. 10 - Uitvoeringen met digitaal display
KA00011m
afb. 11 - Uitvoeringen met multifunctioneel display
KA00012m
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
B Brandstofmeter met extra waarschuwingslampje
VEILIGHEID
A Snelheidsmeter
11
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
001-025 Ford KA NL
12
22-07-2008
9:45
Pagina 12
De achtergrondkleur en uitvoering van het instrumentenpaneel zijn afhankelijk van de uitvoering.
BRANDSTOFMETER
SNELHEIDSMETER
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer er nog ongeveer 5 liter brandstof in de tank aanwezig is.
Geeft de rijsnelheid aan. TOERENTELLER Geeft het motortoerental aan.
Geeft de hoeveelheid brandstof in de tank aan.
Blijf niet doorrijden terwijl de tank bijna leeg is: doordat er te weinig brandstof wordt aangevoerd, kan de katalysator beschadigd raken.
CONTROLELAMPJE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR Dit geeft de temperatuur van de koelvloeistof weer en gaat branden wanneer de temperatuur boven 50°C komt. Het waarschuwingslampje gaat mogelijk branden (en bij bepaalde uitvoeringen verschijnt mogelijk een melding op het multifunctionele display) om aan te geven dat de koelvloeistoftemperatuur te hoog is. Schakel in dat geval de motor uit en neem contact op met de Ford-dealer.
22-07-2008
9:45
Pagina 13
UW AUTO
DIGITAAL DISPLAY STANDAARDSCHERM afb. 12
VEILIGHEID
Het standaardscherm geeft de volgende informatie: A Koplampafstelling (alleen wanneer dimlicht is ingeschakeld). B Klok (altijd weergegeven, ook wanneer de contactsleutel uit het slot is gehaald en de voorportieren gesloten zijn). C Kilometerteller (gereden kilometers). Aanwijzing Wanneer een van de voorportieren wordt geopend terwijl de sleutel niet in het contactslot zit, wordt het display gedurende een paar seconden ingeschakeld en worden de tijd en het aantal gereden kilometers weergegeven.
KA00013m
afb. 12
TOETSEN afb. 13
+
Hiermee kunt u omhoog scrollen door het weergegeven menu en de desbetreffende opties of de weergegeven waarde verhogen.
MENU Kort indrukken om het menu ESC
–
weer te geven en/of naar het volgende scherm te gaan of de gewenste menuoptie te bevestigen. Houd deze ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm.
Hiermee kunt u omlaag scrollen door het weergegeven menu en de desbetreffende opties of de weergegeven waarde verlagen.
afb. 13
KA00016m
Aanwijzing Afhankelijk van onderstaande situaties worden met de toetsen + en – verschillende functies ingeschakeld: Instellingenmenu – om omhoog en omlaag door de menuopties te scrollen; – om de waarden tijdens het instellen te verhogen of verlagen.
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
001-025 Ford KA NL
13
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
001-025 Ford KA NL
14
22-07-2008
9:45
Pagina 14
INSTELLINGENMENU Het menu bestaat uit een aantal functies die in een cyclus worden weergegeven en die met de toetsen + en – kunnen worden geselecteerd, zodat u toegang krijgt tot de verschillende keuzemogelijkheden en instellingen die in de volgende alinea’s worden besproken. Druk kort op de toets MENU ESC om het instellingenmenu in te schakelen. U kunt door de instellingenmenuopties scrollen door de toetsen + en – telkens even in te drukken. De standen zijn afhankelijk van de geselecteerde optie. Het menu omvat de volgende functies: – HOUR – BUZZ – SPEED – UNIT – P BAG (*) (*) Alleen de dealer kan deze functie activeren.
Een menuoptie selecteren – druk kort op de toets MENU ESC om de gewenste optie te selecteren in het hoofdmenu; – druk op de toetsen + en – (telkens één keer) om de nieuwe instelling te selecteren; – druk kort op de toets MENU ESC om de nieuwe instelling op te slaan en terug te keren naar de vorige submenuoptie. “Set Clock” (klok instellen) selecteren – druk kort op de toets MENU ESC om de eerste te wijzigen waarde (uren) te selecteren; – druk op de toetsen + en – (telkens één keer) om de nieuwe instelling te selecteren; – druk kort op de toets MENU ESC om de nieuwe instellingen op te slaan en naar de volgende instellingenmenuoptie (minuten) te gaan; – nadat u de waarden volgens dezelfde procedure hebt ingesteld, gaat u terug naar de vorige menuoptie.
Houd de toets MENU ESC ingedrukt: – om het instellingenmenu te verlaten; – om tijdens het instellen van een optie het weergegeven menu te verlaten; – om de wijzigingen op te slaan (en te bevestigen door de toets MENU ESC in te drukken). De pagina van het instellingenmenu is op een bepaalde tijd afgesteld. Wanneer het menu automatisch wordt afgesloten, worden alleen de wijzigingen opgeslagen die door de gebruiker door het kort indrukken van MENU ESC zijn opgeslagen.
Pagina 15
De klok instellen (Hour) Met deze functie kunt u de klok instellen. Stel de gewenste eenheid als volgt in: – druk kort op de toets MENU ESC, op het display gaan de uren knipperen; – druk op de toets + of – om in te stellen; – druk kort op de toets MENU ESC, op het display gaan de minuten knipperen; – druk op de toets + of – om in te stellen;
– druk op de toets + of – om het gewenste volume in te stellen (het volume kan op 8 verschillende niveaus worden ingesteld). – druk kort op de toets MENU ESC om terug te keren naar het menu of houd de toets een tijdje ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan. Maximale snelheid instellen (Speed)
– druk kort op de toets MENU ESC om terug te keren naar het menu of houd de toets een tijdje ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan.
Met deze functie kunt u de maximale snelheid van de auto instellen (km/h of mph). Wanneer deze snelheid wordt overschreden, wordt de bestuurder direct gewaarschuwd (zie hoofdstuk “Waarschuwingslampjes en meldingen”).
Volume van de zoemer afstellen (Buzz) Met deze functie kan het volume van de zoemer worden afgesteld die werkt in geval van storingen of waarschuwingen en wanneer de toetsen MENU ESC, + en – worden ingedrukt. Stel het volume als volgt in: – druk kort op de toets MENU ESC, op het display verschijnt het woord (BUZZ);
Stel de maximale snelheid als volgt in: – druk kort op de toets MENU ESC , op het display worden de melding (SPEED) (snelheid) en de vorige ingestelde eenheid (km/h) of (mph) weergegeven; – druk op de toets + of – om de maximale snelheid in te schakelen (On) of uit te schakelen (Off); – wanneer de functie is ingeschakeld (On), drukt u op de toets + of – om de maximale snelheid te selecteren en op MENU ESC om de selectie te bevestigen.
Aanwijzing De snelheid kan worden ingesteld tussen 30 en 200 km/h of 20 en 125 mph, afhankelijk van de gekozen eenheid, zie alinea “Maateenheid”. Iedere keer dat de toets +/– wordt ingedrukt, wordt de instelling met vijf eenheden verhoogd/verlaagd. Houd de toets +/– ingedrukt om de instelling versneld te verhogen/verlagen. Wanneer de gewenste instelling is bereikt, kunt u het instellen voltooien door de toets kort in te drukken. – druk kort op de toets MENU ESC om terug te keren naar het menu of houd de toets een tijdje ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan. Annuleer de instelling als volgt: – druk kort op de toets MENU ESC: (On) gaat knipperen op het display; – druk op de toets –: (Off) gaat knipperen op het display; – druk kort op de toets MENU ESC om terug te keren naar het menu of houd de toets een tijdje ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan.
UW AUTO
9:45
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
001-025 Ford KA NL
15
UW AUTO
001-025 Ford KA NL
22-07-2008
9:45
Pagina 16
Afstandseenheid instellen (Unit) Met deze functie kunt u de eenheid instellen.
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
Stel de gewenste eenheid als volgt in:
16
– druk kort op de toets MENU ESC , op het display verschijnt het woord (Unit) en de eerder ingestelde eenheid (km) of (mi); – druk op de toets + of – om de gewenste afstandseenheid te selecteren. – druk kort op de toets MENU ESC om terug te keren naar het menu of houd de toets een tijdje ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan.
Front-airbag en zij-airbag aan passagierszijde inschakelen/uitschakelen (indien van toepassing) (P BAG) (*) Deze functie kan worden gebruikt om de front-airbag aan passagierszijde in/uit te schakelen. Dit kan als volgt: ❒ druk op de toets MENU ESC en, nadat de melding (P BAG Off) (uitschakelen) of de melding (P BAG On) (inschakelen) is weergegeven met de toets + of –, drukt u nogmaals op MENU ESC; ❒ er wordt een bevestigingsverzoek weergegeven;
❒ druk op de toets + of – om (yes) (in-/uitschakelen bevestigen) of (no) (annuleren) te selecteren; ❒ druk kort op de toets MENU ESC voor een bevestiging van uw keuze en ga terug naar het menu. Houd anders de toets een tijdje ingedrukt en ga terug naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan. (*) Alleen de dealer kan deze functie activeren.
22-07-2008
9:45
Pagina 17
INFORMATIE OP “STANDAARDSCHERM” afb. 14 Het standaardscherm geeft de volgende informatie: A Datum B Kilometerteller (gereden kilometers). C Tijd D Buitentemperatuur (indien van toepassing) E Koplampafstelling (alleen wanneer dimlicht is ingeschakeld). Aanwijzing Wanneer een van de voorportieren wordt geopend, wordt het display gedurende een paar seconden ingeschakeld en worden de klok en het aantal gereden kilometers weergegeven.
VEILIGHEID
De auto kan worden voorzien van een multifunctioneel display waarop, afhankelijk van de instellingen, tijdens het rijden nuttige informatie weergegeven kan worden.
UW AUTO
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY (indien van toepassing)
KA00015m
afb. 14
TOETSEN afb. 15
+
Hiermee kunt u omhoog scrollen door het weergegeven menu en de desbetreffende opties of de weergegeven waarde verhogen.
MENU Kort indrukken om het menu ESC
weer te geven en/of naar het volgende scherm te gaan of de gewenste menuoptie te bevestigen. Houd deze ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm.
–
Hiermee kunt u omlaag scrollen door het weergegeven menu en de desbetreffende opties of de weergegeven waarde verlagen. Aanwijzing Afhankelijk van onderstaande situaties worden met de toetsen + en – verschillende functies ingeschakeld:
afb. 15
KA00016m
Het licht in het interieur afstellen – standaardscherm, om de helderheid van het instrumentenpaneel, het audiosysteem en de automatische klimaatregeling af te stellen. Instellingenmenu – om binnen het menu omhoog of omlaag door de menuopties te scrollen; – om de waarden tijdens het instellen te verhogen of verlagen.
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
001-025 Ford KA NL
17
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
001-025 Ford KA NL
18
22-07-2008
9:45
Pagina 18
INSTELLINGENMENU Het menu bestaat uit een aantal functies die in een cyclus worden weergegeven en die met de toetsen + en – kunnen worden geselecteerd, zodat u toegang krijgt tot de verschillende keuzemogelijkheden en instellingen die in de volgende alinea’s worden besproken. Voor sommige onderdelen is een submenu beschikbaar (instellen klok en eenheid). Druk kort op de toets MENU ESC om het instellingenmenu in te schakelen. U kunt door de instellingenmenuopties scrollen door de toets + of – telkens even in te drukken. De standen zijn afhankelijk van de geselecteerde optie. Het menu omvat de volgende functies: – MENU – ZOEMER SNELHEID – GEGEVENS DAGTELLER B – TIJD INSTELLEN – DATUM INSTELLEN – GEGEVENS RADIO – MAATEENHEID – TAAL – VOLUME WAARSCHUWING – VOLUME TOETSEN – PASSAGIERSAIRBAG (*) – INSTAPVERLICHTING – MENU AFSLUITEN (*) Alleen de dealer kan deze functie activeren.
Een optie selecteren uit het hoofdmenu zonder submenu: – druk kort op de toets MENU ESC om de gewenste hoofdmenuoptie te selecteren; – druk op de toets + of – (telkens één keer) om de nieuwe instelling te selecteren; – druk kort op de toets MENU ESC om de nieuwe instelling op te slaan en terug te keren naar de eerder geselecteerde hoofdmenuoptie. Een optie selecteren uit het hoofdmenu met submenu: – druk kort op de toets MENU ESC om de eerste submenuoptie weer te geven; – druk op de toets + of – (telkens één keer) om door alle submenuopties te scrollen; – druk kort op de toets MENU ESC om de gewenste submenuoptie te selecteren en het desbetreffende instellingenmenu te openen; – druk op de toets + of – (telkens één keer) om de nieuwe instelling voor deze submenuoptie te selecteren; – druk kort op de toets MENU ESC om de nieuwe instelling op te slaan en terug te keren naar de vorige submenuoptie.
“Set Date” (datum instellen) en “Set time” (tijd instellen) selecteren: – druk kort op de toets MENU ESC om de eerste te wijzigen waarde (bijv. uren/minuten of jaar/maand/dag) te selecteren; – druk op de toets + of – (telkens één keer) om de nieuwe instelling te selecteren; – druk kort op de toets MENU ESC om de nieuwe instelling op te slaan en naar de volgende instellingenmenuoptie te gaan. Wanneer dit de laatste is, gaat u terug naar de eerder geselecteerde hoofdmenuoptie. Houd MENU ESC een tijdje ingedrukt: – om het instellingenmenu te verlaten wanneer u in het hoofdmenu zit; – om het hoofdmenu vanuit een ander punt in het menu te verlaten (bijv.: op het instellingsniveau van de submenuopties, op het niveau van het submenu of op het instellingsniveau van de hoofdmenuopties); – om de wijzigingen op te slaan (en te bevestigen door de toets MENU ESC in te drukken). De pagina van het instellingenmenu is op een bepaalde tijd afgesteld. Wanneer het menu automatisch wordt afgesloten, worden alleen de wijzigingen opgeslagen die door de gebruiker door het kort indrukken van MENU ESC zijn opgeslagen.
Pagina 19
Zoemer snelheid (Speed limit) Met deze functie kunt u de maximale snelheid van de auto instellen (km/h of mph). Wanneer deze snelheid wordt overschreden, wordt de bestuurder direct gewaarschuwd (zie hoofdstuk “Waarschuwingslampjes en meldingen”). Stel de maximale snelheid als volgt in: – druk kort op de toets MENU ESC, op het display verschijnt de melding (Speed Buzz); – druk op de toets + of – om de maximale snelheid in te schakelen (On) of uit te schakelen (Off); – druk, als de functie is ingeschakeld (On), op de toets + of – om de gewenste maximale snelheid te selecteren en druk vervolgens ter bevestiging op MENU ESC. Aanwijzing De snelheid kan worden ingesteld tussen 30 en 200 km/h of 20 en 125 mph, afhankelijk van de eerder gekozen eenheid (zie “Afstandseenheid instellen” hieronder). Iedere keer dat de toets +/– wordt ingedrukt, wordt de instelling met vijf eenheden verhoogd/verlaagd. Houd de toets +/– ingedrukt om de instelling versneld te verhogen/verlagen. Wanneer de gewenste instelling is bereikt, kunt u het instellen voltooien door de toets kort in te drukken.
– druk kort op de toets MENU ESC om terug te keren naar het menu of houd de toets een tijdje ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan. Annuleer de instelling als volgt: – druk kort op de toets MENU ESC: (On) gaat knipperen op het display; – druk op de toets –: (Off) gaat knipperen op het display; – druk kort op de toets MENU ESC om terug te keren naar het menu of houd de toets een tijdje ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan. Gegevens dagteller B (tripB on) Met deze optie kunt u de weergave van dagteller B (deeltraject) inschakelen (On) of uitschakelen (Off). Zie “Dagteller” voor meer informatie. Inschakelen/uitschakelen gaat als volgt: – druk kort op de toets MENU ESC: (On) of (Off) gaat knipperen op het display (overeenkomstig de vorige instelling); – druk op de toets + of – om in te stellen;
– druk kort op de toets MENU ESC om terug te keren naar het menu of houd de toets een tijdje ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan. De tijd instellen (klok) Met deze functie kan de tijd worden ingesteld via twee submenu’s: “Time” (tijd) en “Format” (formaat). Dit kan als volgt: – druk kort op de toets MENU ESC, op het display verschijnen de twee submenu’s “Time” en “Format”; – druk op de toets + of – om tussen de twee submenu’s te schakelen; – selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op de toets MENU ESC; – wanneer u het submenu “Time” opent: druk kort op de toets MENU ESC, op het display gaan de uren knipperen; – druk op de toets + of – om in te stellen; – druk kort op de toets MENU ESC, op het display gaan de minuten knipperen; – druk op + of – om uw keuze te maken;
UW AUTO
9:45
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
001-025 Ford KA NL
19
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
001-025 Ford KA NL
20
22-07-2008
9:45
Pagina 20
– wanneer u het submenu “Format” opent: druk kort op de toets MENU ESC , op het display gaat het eerder ingestelde formaat knipperen; – druk op de toets + of – om “24h” of “12h” te selecteren. Druk, wanneer u klaar bent met instellen, kort op de toets MENU ESC om terug te keren naar het menu of houd de toets een tijdje ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan. – houd MENU ESC ingedrukt om terug te gaan naar het standaardscherm of hoofdmenu, overeenkomstig van het punt in het menu waar u was gebleven.
Datum instellen Met deze functie kunt u de datum bijwerken (jaar - maand - dag). Werk de datum als volgt bij: – druk kort op de toets MENU ESC: de dag (dd) gaat knipperen op het display; – druk op de toets + of – om in te stellen; – druk kort op de toets MENU ESC: de maand (mm) gaat knipperen op het display; – druk op de toets + of – om in te stellen; – druk kort op de toets MENU ESC: het jaar (yyyy) gaat knipperen op het display; – druk op de toets + of – om in te stellen. Aanwijzing Iedere keer dat de toets + of – wordt ingedrukt, wordt de instelling met één eenheid verhoogd/verlaagd. Houd de toets ingedrukt om de instelling versneld te verhogen/verlagen. Wanneer de gewenste instelling is bereikt, kunt u het instellen voltooien door de toets kort in te drukken. – druk kort op de toets MENU ESC om terug te keren naar het menu of houd de toets een tijdje ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan.
Gegevens radio (audiogegevens herhalen) Met deze functie worden op het display de gegevens van het audiosysteem herhaald weergegeven. – Radio: frequentie of RDS-melding radiozender waarop is afgestemd, automatisch afstemmen of automatisch opslaan; – audio-CD, MP3-CD: nummer van muziekstuk; – CD-wisselaar: nummer van cd en van muziekstuk. Schakel de weergave van de gegevens van het audiosysteem als volgt in (On) of uit (Off): – druk kort op de toets MENU ESC , (On) of (Off) gaat knipperen op het display (overeenkomstig de vorige instelling); – druk op de toets + of – om in te stellen; – druk kort op de toets MENU ESC om terug te keren naar het menu of houd de toets een tijdje ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan.
Pagina 21
Maateenheid (eenheden instellen) Met deze functie kan de maateenheid worden ingesteld in drie submenu’s: “Distances” (afstanden), “Fuel Consumption” (brandstofverbruik) en “Temperature” (temperatuur). Stel de gewenste eenheid als volgt in: – druk kort op de toets MENU ESC om de drie submenu’s weer te geven; – druk op de toets + of – om tussen de drie submenu’s te schakelen; – selecteer het gewenste submenu en druk vervolgens kort op de toets MENU ESC; – wanneer u het submenu “Distances” opent: druk kort op MENU ESC: “km” of “mi” wordt op het display weergegeven (overeenkomstig de vorige instelling); – druk op de toets + of – om in te stellen; – wanneer u het submenu “Consumption” opent (indien van toepassing) druk kort op MENU ESC: “km/l”, “l/100km” of “mpg” wordt op het display weergegeven (overeenkomstig de vorige instelling);
Als de afstandseenheid is ingesteld op “km”, wordt het brandstofverbruik weergegeven in km/l of l/100km. Als de afstandseenheid is ingesteld op “mi”, wordt het brandstofverbruik weergegeven in “mpg”. – druk op de toets + of – om in te stellen; – wanneer u het submenu “Temperature” opent: druk kort op MENU ESC: “°C” of “°F” wordt op het display weergegeven (overeenkomstig de vorige instelling); – druk op de toets + of – om in te stellen; Druk, wanneer u klaar bent met instellen, kort op de toets MENU ESC om terug te keren naar het menu of houd de toets een tijdje ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan. – houd MENU ESC ingedrukt om terug te gaan naar het standaardscherm of hoofdmenu, overeenkomstig van het punt in het menu waar u was gebleven.
Taal (de taal selecteren) De meldingen kunnen in onderstaande talen worden weergegeven: Italiaans, Duits, Engels, Spaans, Frans, Portugees, Turks en Nederlands. Stel de gewenste taal als volgt in: – druk kort op de toets MENU ESC: op het display gaat de eerder ingestelde taal knipperen; – druk op de toets + of – om in te stellen; – druk kort op de toets MENU ESC om terug te keren naar het menu of houd de toets een tijdje ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan.
UW AUTO
9:45
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
001-025 Ford KA NL
21
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
001-025 Ford KA NL
22
22-07-2008
9:45
Pagina 22
Volume zoemer (het volume van de storings/ waarschuwingszoemer afstellen)
Volume van de toetsen instellen (volume toetsen)
Front-airbag en zij-airbag aan passagierszijde inschakelen/uitschakelen (indien van toepassing)
Met deze functie kan het volume van de zoemer die afgaat in geval van storingen of waarschuwingen op 8 verschillende niveaus worden ingesteld.
Met deze functie kan het volume van de pieptoon die te horen is wanneer de toetsen MENU ESC, + en – worden geactiveerd op 8 verschillende niveaus worden ingesteld.
Stel het volume als volgt in:
Stel het volume als volgt in:
Dit kan als volgt:
– druk kort op de toets MENU ESC; op het display gaat het eerder ingestelde volumeniveau knipperen;
– druk kort op de toets MENU ESC; op het display gaat het eerder ingestelde volumeniveau knipperen;
– druk op de toets + of – om in te stellen;
– druk op de toets + of – om in te stellen;
– druk kort op de toets MENU ESC om terug te keren naar het menu of houd de toets een tijdje ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan.
– druk kort op de toets MENU ESC en, nadat de melding (Bag pass: Off) (uitschakelen) of (Bag pass: On) (inschakelen) is weergegeven met de toetsen + en –, drukt u nogmaals op de toets MENU ESC;
– druk kort op de toets MENU ESC om terug te keren naar het menu of houd de toets een tijdje ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan.
Deze functie kan worden gebruikt om de front-airbag aan passagierszijde in/uit te schakelen.
– er wordt een bevestigingsverzoek weergegeven; – druk op de toets + of – om (yes) (in/uitschakelen bevestigen) of (no) (annuleren) te selecteren; – druk kort op MENU ESC om de instelling te bevestigen en terug te keren naar het menu of houd de toets een tijdje ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan.
Pagina 23
Instapverlichting
Inschakelen/uitschakelen gaat als volgt:
Menu afsluiten
Met deze functie wordt de zijverlichting en kentekenplaatverlichting ingeschakeld wanneer de portieren of de achterklep met de afstandsbediening worden geopend, en onder de volgende omstandigheden uitgeschakeld:
– druk kort op de toets MENU ESC: (On) of (Off) gaat knipperen op het display (overeenkomstig de vorige instelling);
Dit is laatste instellingsfunctie in het startmenuscherm.
– binnen 5 seconden na het sluiten van de portieren – na een vergrendelcommando van de afstandsbediening – na een vergrendel- of activeringscommando van de afstandsbediening
– druk op de toets + of – om in te stellen; – druk kort op de toets MENU ESC om terug te keren naar het menu of houd de toets een tijdje ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan.
Druk kort op de toets MENU ESC om terug te gaan naar het standaardscherm zonder de instellingen op te slaan. Druk op de toets – om terug te gaan naar de eerste optie in het menu (zoemer snelheid).
UW AUTO
9:45
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
001-025 Ford KA NL
23
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
001-025 Ford KA NL
24
22-07-2008
9:45
Pagina 24
DAGTELLER
Dagteller B wordt gebruikt om de volgende gegevens weer te geven:
Algemeen
– Afstand B
De dagteller wordt gebruikt om informatie over de werking van de auto weer te geven wanneer het contact in stand MAR staat. Deze functie bestaat uit twee afzonderlijke dagtellers, dagteller A en dagteller B, die de “volledige taak” van de auto onafhankelijk van elkaar bijhouden.
– Gemiddeld brandstofverbruik B
Beide functies kunnen worden gereset (resetten: een nieuwe taak wordt gestart). Dagteller A wordt gebruikt om de volgende gegevens weer te geven: – Actieradius – Afstand – Gemiddeld brandstofverbruik – Actueel brandstofverbruik – Gemiddelde snelheid – Reistijd (rijtijd).
– Gemiddelde snelheid B – Reistijd B (rijtijd) – Dagteller B resetten Aanwijzing Dagteller B kan worden uitgeschakeld. De actieradius en het actuele brandstofverbruik kunnen niet worden gereset.
BELANGRIJK De actieradius is afhankelijk van verschillende factoren: rijstijl (zie alinea “Rijstijl” in het hoofdstuk “Starten en rijden”), route (snelweg, stadswegen, buitenwegen, enz.), gebruiksomstandigheden van de auto (belading, bandendruk, enz.). Bij het plannen van de reis moet met bovenstaande rekening worden gehouden. Afstand Deze waarde geeft de gereden afstand vanaf het begin van de nieuwe taak aan. Gemiddeld brandstofverbruik
Weergegeven waarden Actieradius Dit geeft de afstand aan die gereden kan worden met de hoeveelheid brandstof die in de tank zit, waarbij er vanuit wordt gegaan dat de rijomstandigheden gelijk blijven. In de volgende gevallen verschijnt de melding “----” op het display: – bij een afstand van minder dan 50 km – wanneer de auto gedurende langere tijd met draaiende motor stilstaat.
Deze waarde geeft het gemiddelde brandstofverbruik (bij benadering) vanaf het begin van de nieuwe taak aan. Actueel brandstofverbruik Dit geeft het brandstofverbruik aan. De waarde wordt constant bijgewerkt. Als de auto met draaiende motor stilstaat, verschijnt de melding “----” op het display.
Pagina 25
Procedure dagteller starten
Gemiddelde snelheid Deze waarde geeft de gemiddelde snelheid weer op basis van de tijd die sinds het begin van de nieuwe taak is verstreken.
Houd, terwijl het contact in stand MAR staat, de knop TRIP gedurende 2 seconden ingedrukt om te resetten.
TRIP
Dagteller stoppen
Reistijd Deze waarde geeft de verstreken tijd vanaf het begin van de nieuwe taak aan. afb. 16
KA00017m
Knop TRIP afb. 16 De knop TRIP, op de rechter hendel van de stuurkolom, kan (met het contact in stand MAR) worden gebruikt om de hiervoor beschreven waarden weer te geven en te resetten om een nieuwe taak te beginnen: – druk de knop kort in om de verschillende waarden weer te geven; – druk de knop lang in om te resetten en een nieuwe taak te beginnen.
Nieuwe taak De nieuwe taak begint nadat: – de gebruiker met de desbetreffende knop/toets handmatig heeft gereset; – automatisch is gereset wanneer een afstand van 9999,9 km is bereikt of wanneer een reistijd van 99.59 (99 uur en 59 minuten) is bereikt; – de accu is losgenomen en weer aangesloten. BELANGRIJK Het is mogelijk om alleen de informatie van dagteller A te resetten door de resetprocedure op het scherm van deze dagteller uit te voeren. BELANGRIJK Het is mogelijk om alleen de informatie van dagteller B te resetten door de resetprocedure op het scherm van deze dagteller uit te voeren.
De functie TRIP stopt nadat alle waarden zijn weergegeven of wanneer de toets MENU ESC gedurende ten minste 1 seconde ingedrukt wordt gehouden.
UW AUTO
9:45
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
001-025 Ford KA NL
25
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
026-046 Ford KA NL
26
21-07-2008
13:59
Pagina 26
STOELEN VOORSTOELEN
C
E
WAARSCHUWING Verstel de stoelen nooit tijdens het rijden.
A KA00006m
afb. 17
KA00008m
afb. 19
Verstellen in de lengterichting afb. 17
2
Trek hendel A omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren.
6 1 5
WAARSCHUWING Laat de hendel los en controleer of de stoel goed is vergrendeld door deze naar voren en naar achteren te schuiven. Als de stoel niet goed is vergrendeld, dan kan deze een onverwachts gaan schuiven waardoor u de controle over de auto kunt verliezen. Stoelen met stoelverwarming afb. 17 (indien van toepassing) Druk op knop E om de stoelverwarming aan/uit te zetten. LET OP Als de stoelverwarming aan wordt gezet terwijl de motor niet draait, kan de accu ontladen raken.
D
B
3 afb. 18
KA00007m
afb. 20
D 4 KA00018m
Verstellen van de rugleuning afb. 18
Neerklappen van de rugleuning afb. 20
Draai aan knop B.
Trek hendel D omhoog (beweging a) en klap de rugleuning naar voren, totdat deze vergrendelt (beweging b); laat hendel D los en duw tegen de rugleuning om de stoel naar voren te schuiven (beweging c, alleen van toepassing op zitplaatsen met easy entry).
Hoogteverstelling (indien van toepassing) afb. 19 Trek hendel C omhoog en beweeg het achterste deel van de zitting omhoog of omlaag naar de door u gewenste rijpositie.
Pagina 27
Bestuurderszijde, indien uitgerust met geheugenfunctie
HOOFDSTEUNEN
Schuif de stoel naar achteren en druk op de rugleuning (richting d) om de stoel weer in zijn oorspronkelijke stand te zetten trek hendel D omhoog (beweging e) en til de rugleuning omhoog (beweging f) totdat deze vergrendelt.
HOOFDSTEUNEN afb. 22
LET OP Als u aan hendel D trekt voordat de stoel in zijn oorspronkelijke stand is vergrendeld, dan wordt de oorspronkelijke stand uit het geheugen gewist. In dat geval kunt u de stand van de stoel verstellen volgens de aanwijzingen in afb. 17. Bestuurdersstoel en assagiersstoel zonder geheugenfunctie Schuif de stoel naar achteren en druk op de rugleuning (richting d) om de stoel weer in zijn oorspronkelijke stand te zetten trek hendel D omhoog (beweging e) en til de rugleuning omhoog (beweging f) totdat deze vergrendelt. Verstel de stoel met hendel A-afb. 17.
WAARSCHUWING Verstel de stoelen nooit tijdens het rijden.
A
afb. 21
De hoofdsteunen zijn verstelbaar.
B
❒ Omhoog: trek de hoofdsteun omhoog totdat u een klik hoort. KA00019m
Voor deze dubbele vergrendeling is gekozen om de veiligheid van de inzittenden te waarborgen. Als er iets in de weg ligt (bijvoorbeeld een tas) en de stoel niet in zijn oorspronkelijke stand kan worden teruggezet, dan wordt de stoel toch vergrendeld - zelfs wanneer alleen de rugleuning in positie is gebracht. ACHTERBANK afb. 21 Neerklappen van de achterbank ❒ Bij een niet-deelbare achterbank: trek hendels A en B omhoog en klap de rugleuning naar voren op de zitting. ❒ Bij een deelbare achterbank: trek hendel A of B omhoog om de linkerof rechterzijde van de rugleuning te ontgrendelen en klap deze naar voren op de zitting.
❒ Omlaag: druk op A en duw de hoofdsteun omlaag.
WAARSCHUWING Verstel de hoofdsteunen alleen wanneer de auto stilstaat en de motor niet draait. De hoofdsteunen moeten zo worden versteld dat ze uw hoofd ondersteunen, en niet uw nek. Alleen in deze positie bieden ze bescherming. Voor een optimale beschermende werking moeten de rugleuning zo zijn ingesteld dat u rechtop zit en dat uw hoofd zich zo dicht mogelijk bij de hoofdsteun bevindt.
UW AUTO
13:59
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
026-046 Ford KA NL
27
026-046 Ford KA NL
21-07-2008
13:59
Pagina 28
UW AUTO
STUURWIEL
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
Het stuurwiel kan verticaal worden versteld (indien van toepassing).
28
Beweeg de hendel afb. 24 omlaag naar stand 2, zet het stuurwiel in de gewenste stand en vergrendel het stuurwiel door de hendel in stand 1 te zetten.
1 A
2 KA00020m
afb. 22
KA00113m
Om de rugleuning omlaag te bewegen, drukt u op knop B. De bijzondere constructie van de hoofdsteun voorkomt dat de passagier op de juiste wijze tegen de rugleuning kan zitten, zodat hij of zij gedwongen wordt om de hoofdsteun in de juiste stand te zetten.
C
B afb. 23
afb. 24
KA00021m
HOOFDSTEUNEN ACHTER (indien van toepassing) afb. 23 Om de hoofdsteunen achter uit te trekken drukt u de knoppen B en C aan weerszijden tegelijkertijd in en trekt u de hoofdsteunen uit. Om de hoofdsteun achter te verwijderen moet de rugleuning zijn ontgrendeld en neergeklapt Om de hoofdsteun in de gewenste stand terug te zetten moet de hoofdsteun omhoog worden getrokken totdat deze vergrendelt
BELANGRIJK Als de achterbank wordt gebruikt, moeten de hoofdsteun altijd helemaal worden uitgetrokken.
WAARSCHUWING Verstel het stuurwiel alleen wanneer de auto stilstaat en de motor niet draait.
21-07-2008
13:59
Pagina 29
UW AUTO
BUITENSPIEGELS BINNENSPIEGEL afb. 25
A VEILIGHEID
De binnenspiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme dat ervoor zorgt dat de spiegel bij een ernstige aanrijding losschiet. De spiegel kan met hendel A in twee verschillende standen worden gezet: de normale stand of de antiverblindingsstand.
B KA00022m
afb. 25
KA00023m
afb. 26b
BUITENSPIEGELS Handmatig verstelbaar afb. 26a A
De spiegel kan van binnenuit worden versteld met hendel A.
1
Elektrisch verstelbaar afb. 26b 2
Dit gaat als volgt: ❒ Kies de spiegel met schakelaar B; ❒ Verstel de spiegel met joystick A in vier richtingen.
afb. 26a
KA00116m
afb. 27
Inklappen van de buitenspiegels afb. 27 De buitenspiegels kunnen vanuit stand 1 in stand 2 worden gezet (ingeklapt), bijvoorbeeld bij nauwe doorgangen.
KA00024m
WAARSCHUWING Tijdens het rijden moeten de spiegels altijd in stand 1 staan. WAARSCHUWING De buitenspiegels zijn bol, waardoor de afstandswaarneming iets wordt beïnvloed.
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
026-046 Ford KA NL
29
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
026-046 Ford KA NL
30
21-07-2008
13:59
Pagina 30
KLIMAATREGELING LUCHTROOSTERS afb. 28 1. Luchtroosters voor het ontwasemen/ontdooien van de voorruit 2. Verstel- en regelbare luchtroosters in het midden 3. Verstel- en regelbare luchtroosters aan de zijkant 4. Vaste luchtroosters voor de zijruiten. 5. Onderste luchtroosters
afb. 28
KA00025m
13:59
Pagina 31
VERWARMING EN VENTILATIE
E Knop voor in-/uitschakelen van de achterruitverwarming. Wanneer deze functie is ingeschakeld, gaat het waarschuwingslampje ( op het instrumentenpaneel branden.
F E
VEILIGHEID
KNOPPEN afb. 29 A Draaiknop voor luchttemperatuur (rood-warm / blauw-koud) B Draaiknop voor aanjagersnelheid C Draaiknop voor luchtrecirculatie … – luchtrecirculatie Ú – luchttoevoer van buiten BELANGRIJK Wanneer u in de file of door tunnels rijdt is het aan te bevelen om de luchtrecirculatie in te schakelen, om te voorkomen dat vervuilde lucht de auto in stroomt. Gebruik deze functie niet gedurende langere tijd. Vooral wanneer er zich meerdere inzittenden in de auto bevinden, kunnen de ruiten beslaan. D Draaiknop voor luchtverdeling μ gericht op het lichaam en naar de zijruiten ∑ gericht op het lichaam, naar de zijruiten en de beenruimte ∂ alleen gericht naar de beenruimte ∏ gericht naar de beenruimte en de voorruit - alleen gericht naar de voorruit
UW AUTO
21-07-2008
A
D
B
afb. 29
Om de accu te sparen wordt deze functie na ongeveer 4 minuten automatisch uitgeschakeld. F Knop voor in-/uitschakelen van de achterruitverwarming (alleen mogelijk met draaiende motor). Wanneer deze functie is ingeschakeld, gaat het waarschuwingslampje A op het instrumentenpaneel branden. Om de accu te sparen wordt deze functie na ongeveer 20 minuten automatisch uitgeschakeld.
C
KA00026m
Snel ontwasemen/ontdooien van de voorruit Dit gaat als volgt: ❒ draai knop A naar het rode gedeelte; ❒ draai knop C naar Ú; ❒ draai knop D naar -; ❒ draai knop B naar 4 - (maximale aanjagersnelheid).
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
026-046 Ford KA NL
31
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
026-046 Ford KA NL
32
21-07-2008
13:59
Pagina 32
HANDMATIGE KLIMAATREGELING (indien van toepassing) KNOPPEN afb. 30 A Draaiknop voor luchttemperatuur (rood-warm / blauw-koud) B Draaiknop voor aanjagersnelheid en in-/uitschakelen klimaatregeling. Druk op de knop om de klimaatregeling in te schakelen. Het lampje op de knop gaat branden. Hiermee kan het interieur snel worden gekoeld. C Draaiknop voor luchtrecirculatie … – luchtrecirculatie Ú – luchttoevoer van buiten BELANGRIJK Wanneer u in de file of door tunnels rijdt is het aan te bevelen om de luchtrecirculatie in te schakelen, om te voorkomen dat vervuilde lucht de auto in stroomt. Gebruik deze functie niet gedurende langere tijd. Vooral wanneer er zich meerdere inzittenden in de auto bevinden, kunnen de ruiten beslaan.
F E
A
D
B
afb. 30
D Draaiknop voor luchtverdeling μ gericht op het lichaam en naar de zijruiten ∑ gericht op het lichaam, naar de zijruiten en de beenruimte ∂ alleen gericht naar de beenruimte ∏ gericht naar de beenruimte en de voorruit -alleen gericht naar de voorruit E Knop voor in-/uitschakelen van de achterruitverwarming. Als de functie is ingeschakeld, gaat het waarschuwingslampje ( op het
C
KA00027m
instrumentenpaneel branden Om de accu te sparen wordt deze functie na ongeveer 20 minuten automatisch uitgeschakeld. F Knop voor in-/uitschakelen van de achterruitverwarming (alleen mogelijk met draaiende motor). Wanneer deze functie is ingeschakeld, gaat het waarschuwingslampje A op het instrumentenpaneel branden. Om de accu te sparen wordt deze functie na ongeveer 4 minuten automatisch uitgeschakeld.
Pagina 33
Snel ontwasemen/ontdooien van de voorruit en de zijruiten vóór (MAX-DEF) Dit gaat als volgt: ❒ draai knop A naar het rode gedeelte; ❒ draai knop C naar Ú; ❒ draai knop D naar -; ❒ draai knop B naar 4 - (maximale aanjagersnelheid).
BELANGRIJK de klimaatregeling kan worden gebruikt voor het snel ontwasemen omdat het vocht onttrekt aan de lucht. Stel de knoppen in zoals hierboven beschreven en druk op knop B om de klimaatregeling in te schakelen: het lampje op de knop gaat branden.
ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM Schakel de klimaatregeling in de winter elke maand gedurende minimaal 10 minuten in. Laat het systeem voor de zomer door een Ford-dealer nakijken.
UW AUTO
13:59
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
026-046 Ford KA NL
33
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
026-046 Ford KA NL
34
21-07-2008
13:59
Pagina 34
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING (indien van toepassing)
N M
De automatische klimaatregeling regelt de temperatuur automatisch op basis van de door de gebruiker gekozen instelling:
E
F
B
G
❒ de temperatuur van de lucht die naar het interieur stroomt; ❒ de aanjagersnelheid (traploze regeling);
A
C
H
L
❒ de luchtverdeling in het interieur; ❒ het in-/uitschakelen van de compressor (om lucht te koelen/ontvochtigen); ❒ het in-/uitschakelen van de luchtrecirculatie; Alle functies kunnen handmatig worden gewijzigd. Met andere woorden: u kunt het systeem regelen door een of meerdere functies te selecteren. Als de functie handmatig wordt ingesteld dan wordt de automatische regeling van de andere functies hierdoor niet beïnvloed, zelfs niet wanneer het lampje op de knop AUTO uit is.
D
I KA00028m
afb. 31
BEDIENINGSORGANEN afb. 31 Knop AUTO - A Inschakelen van de automatische functie van de klimaatregeling Door op de knop AUTO te drukken en de gewenste temperatuur in te stellen, regelt het systeem de temperatuur, de hoeveelheid en de verdeling van de lucht die naar het interieur stroomt en het inschakelen van de compressor.
Knop airconditioning - B in-/uitschakeling van de compressor Door op de knop (waarvan het lampje brandt) te drukken, gaan de compressor en het lampje uit. Als de compressor uit is: ❒ schakelt het systeem de luchtrecirculatie uit om te voorkomen dat de ruiten beslaan;
Pagina 35
❒ kan het interieur niet worden voorzien van lucht die koeler is dan de buitenlucht (de temperatuuraanduiding op het display knippert wanneer het systeem er niet in slaagt om het gewenste comfort te bereiken); ❒ kan de aanjagersnelheid op nul worden gezet (als de compressor is ingeschakeld, kan de aanjagersnelheid niet lager zijn dan één staafje op het display). Knop OFF - C Systeem uitschakelen Druk op knop OFF om het systeem uit te schakelen. Wanneer het systeem is uitgeschakeld: ❒ zijn alle lampjes uit; ❒ is het temperatuurdisplay uit; ❒ is de luchtrecirculatie uit; ❒ is de compressor uit; ❒ is de aanjager uit. Het is in dit geval mogelijk om de luchtrecirculatie in of uit te schakelen zonder het systeem in te schakelen.
Knop … - D Knop luchtcirculatie aan/uit Wanneer u in de file of door tunnels rijdt is het aan te bevelen om voor gerecirculeerde lucht te kiezen, om te voorkomen dat vervuilde lucht de auto in stroomt. Lampje op knop ON brandt = luchtrecirculatie AAN. Lampje op knop OFF is uit = luchtrecirculatie UIT. Bij lage temperaturen of wanneer de compressor is uitgeschakeld, wordt de luchtrecirculatie uitgeschakeld om te voorkomen dat de ruiten beslaan. BELANGRIJK Als de buitentemperatuur laag is, is het beter om de luchtcirculatiefunctie niet te gebruiken, om te voorkomen dat de ruiten snel beslaan. Knoppen +, –, E Instellen van de gewenste temperatuur Door op de knop + te drukken wordt de temperatuur in het interieur verhoogd totdat de waarde HI (maximale verwarming) is bereikt. Door op de knop – te drukken wordt de temperatuur in het interieur verlaagd totdat de waarde LO (maximale koeling) is bereikt.
BELANGRIJK Als de motorkoelvloeistof niet warm genoeg is, dan schakelt het systeem niet meteen de maximale aanjagersnelheid in om te voorkomen dat er te veel koude lucht in het interieur stroomt. Knoppen +, –, F Instellen van de aanjagersnelheid Door op de knoppen + en – te drukken wordt de op het display weergegeven aanjagersnelheid verhoogd of verlaagd. De aanjager kan alleen worden uitgeschakeld als de compressor is uitgeschakeld (knop B). Druk op knop AUTO om de automatische aanjagersnelheid weer in te schakelen. Knoppen y μ ∂ - G H I Selecteren van de handmatige luchtverdeling Door op de knoppen te drukken kunnen 5 verschillende luchtverdelingen worden gekozen: y naar de voorruit en naar de zijruiten vóór om deze te ontwasemen of te ontdooien. μ vanuit de luchtroosters in het midden en aan de zijkanten van het dashboard om bij warm weer het bovenlichaam en gezicht te koelen.
UW AUTO
13:59
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
026-046 Ford KA NL
35
026-046 Ford KA NL
21-07-2008
13:59
Pagina 36
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
∂
36
naar de beenruimte van de voorpassagiers. Omdat warme lucht opstijgt, kan het interieur snel worden opgewarmd en krijgen de inzittenden snel een behaaglijk gevoel. ∂+μ verdeling tussen de luchtroosters in de beenruimte (warmere lucht) en in het dashboard (koelere lucht). ∂+y verdeling tussen de luchtroosters in de beenruimte en bij de voorruit en zijruiten). Deze verdeling zorgt voor een adequate verwarming van het interieur en voorkomt dat de ruiten beslaan. De ingestelde luchtverdeling wordt weergegeven door middel van de lampjes op de geselecteerde knoppen. Druk op knop AUTO om de automatische luchtverdeling weer in te schakelen. Knop - - L Snel ontwasemen/ontdooien van de voorruit Door op de knop - te drukken, schakelt het systeem alle functies in die nodig zijn voor het snel ontwasemen/ontdooien: ❒ compressor aan (indien de klimatologische omstandigheden dit toelaten);
❒ luchtrecirculatie uit; ❒ luchttemperatuur ingesteld op maximaal (HI); ❒ aanjagersnelheid afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur; ❒ luchtstroom naar de voorruit en de zijruiten vóór; ❒ achterruitverwarming aan; ❒ achterruitverwarming aan (indien van toepassing); BELANGRIJK De functie blijft nog ongeveer 3 minuten ingeschakeld nadat de koelvloeistof voldoende opgewarmd is ONTWASEMEN/ONTDOOIEN VAN DE ACHTERRRUIT Druk op knop M om deze functie in te schakelen. Als de functie is ingeschakeld, brandt het waarschuwingslampje ( op het instrumentenpaneel. Deze functie is voorzien van een tijdschakeling, waardoor de functie na 20 minuten automatisch wordt uitgeschakeld. Druk opnieuw op knop M om de functie eerder uit te schakelen. BELANGRIJK Plak geen stickers op de elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde van de achterruit om te voorkomen dat deze beschadigen en daardoor niet meer goed werken.
ONTWASEMEN/ONTDOOIEN VAN DE ACHTERRRUIT Druk op knop N om deze functie in te schakelen. Als de functie is ingeschakeld, brandt het waarschuwingslampje A op het instrumentenpaneel. Deze functie is voorzien van een tijdschakeling, waardoor de functie na 4 minuten automatisch wordt uitgeschakeld. Druk opnieuw op knop N om de functie eerder uit te schakelen. ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM Schakel de klimaatregeling in de winter elke maand gedurende minimaal 10 minuten in. Laat het systeem voor de zomer door een Ford-dealer nakijken. Het systeem gebruikt R134a koudemiddel, dat niet schadelijk is voor het milieu wanneer er onverhoopt lekkage optreedt. Gebruik nooit R12 vloeistof, aangezien deze niet geschikt is voor de onderdelen van het systeem.
21-07-2008
13:59
Pagina 37
UW AUTO
BUITENVERLICHTING
afb. 32
Verlichting uitschakelen afb. 32
GROOTLICHT afb. 32
De geribbelde ring in stand O.
DIMLICHT afb. 32
Druk, met de geribbelde ring in stand 2, de hendel naar voren in de richting van het dashboard (vergrendelde stand). Het waarschuwingslampje 1 op het instrumentenpaneel gaat tegelijkertijd branden. Trek de hendel naar achteren in de richting van het stuurwiel om het grootlicht uit te schakelen (en het dimlicht in te schakelen).
Draai de geribbelde ring in stand 2.
LICHTSIGNAAL afb. 32
PARKEERVERLICHTING afb. 32 Draai de geribbelde ring in stand 6. Het waarschuwingslampje 3 op het instrumentenpaneel gaat branden.
Het waarschuwingslampje 3 op het instrumentenpaneel gaat tegelijkertijd branden.
VEILIGHEID
De meeste buitenverlichting kan met de linkerhendel worden bediend. De buitenverlichting kan echter alleen worden ingeschakeld wanneer de contactsleutel in stand MAR staat. Het instrumentenpaneel en de diverse knoppen op het dashboard gaan branden zodra de buitenverlichting is ingeschakeld.
KA00108m
U kunt een lichtsignaal geven door de hendel in de richting van het stuurwiel te trekken (niet-vergrendelde stand). Het waarschuwingslampje 1 op het instrumentenpaneel gaat tegelijkertijd branden.
afb. 33
KA00109m
RICHTINGAANWIJZERS afb. 33 Zet de hendel in de vergrendelde stand: omhoog (stand a): richtingaanwijzer naar rechts AAN; omlaag (stand b): richtingaanwijzer naar links AAN; Waarschuwingslampje ¥ or Î op het instrumentenpaneel gaat knipperen. De richtingaanwijzers worden automatisch uitgeschakeld wanneer de auto weer rechtuit rijdt. Wisselen van rijbaan aangeven Als u kort richting wilt aangeven wanneer u van rijbaan wisselt, zet u de linkerhendel gedurende minder dan een halve seconde in de niet-vergrendelde stand. De richtingaanwijzer aan de geselecteerde zijde knippert 3 keer en schakelt vervolgens automatisch uit.
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
026-046 Ford KA NL
37
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
026-046 Ford KA NL
38
21-07-2008
13:59
Pagina 38
“FOLLOW ME HOME”
RUITENWISSER
Met deze functie kunt u de ruimte vóór de auto gedurende een bepaalde tijd verlichten.
Met de rechterhendel afb. 34 kunnen de ruitenwissers/-sproeiers voor en achter worden bediend.
Inschakelen
RUITENWISSERS/-SPROEIERS VOOR Deze functie werkt alleen wanneer de contactsleutel in stand MAR staat. De hendel heeft 5 verschillende standen (4 snelheden): A ruitenwissers uit. B wissen met interval. C langzaam continu wissen. D snel continu wissen. E tijdelijk snel wissen (nietvergrendelde stand). De ruitenwissers blijven tijdelijk snel wissen zolang u de hendel handmatig in deze stand houdt. Zodra u de hendel loslaat, springt de hendel terug in stand A en schakelen de ruitenwissers automatisch uit.
Zet de contactsleutel in stand STOP of haal hem uit het contact en trek de hendel in de richting van het stuurwiel, binnen 2 minuten nadat u de motor uit hebt gezet. Telkens wanneer de hendel wordt bediend, blijft de verlichting 30 seconden langer branden, tot een maximum van 210 seconden. Daarna wordt de verlichting automatisch uitgeschakeld. Telkens wanneer de hendel wordt bediend, gaat het waarschuwingslampje 3 op het instrumentenpaneel branden en wordt op het display weergegeven hoe lang de functie ingeschakeld blijft. Het waarschuwingslampje gaat branden zodra de hendel voor het eerst wordt bediend en blijft branden totdat de functie automatisch is uitgeschakeld. Telkens wanneer de hendel wordt bediend, wordt alleen de inschakeltijd van de verlichting verlengd. Uitschakelen Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het stuurwiel getrokken.
“Intelligente wis-/wasregeling” Trek de hendel naar voren in de richting van het stuurwiel (nietvergrendelde stand) om de ruitensproeiers in te schakelen. Houd de hendel in deze stand om de ruitensproeiers en -wissers in te
E A B C D afb. 34
KA00111m
schakelen. De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als u de hendel langer dan een halve seconde aangetrokken houdt. De ruitenwissers blijven nog enkele slagen werken nadat u de hendel hebt losgelaten. Na enkele seconden volgt dan nog een “reinigingsslag”.
Gebruik de ruitenwissers niet om sneeuw of ijs van de voorruit te verwijderen. In dat geval kunnen de ruitenwissers te zwaar worden belast, waarna de beveiliging ervoor zorgt dat de ruitenwissers enkele seconden worden uitgeschakeld. Neem contact op met de Ford-dealer als de werking van de ruitenwissers niet wordt hervat.
Pagina 39
RUITENWISSER/-SPROEIER ACHTER Deze functie werkt alleen wanneer de contactsleutel in stand MAR staat. Draai de geribbelde ring naar ' om de ruitenwisser achter in te schakelen. Als u bij ingeschakelde ruitenwissers de draaiknop in stand ' zet, schakelt de achterruitwisser in. Deze werkt in dit geval (in de verschillende standen) met de ruitenwissers voor maar met een lagere frequentie. Als u bij ingeschakelde ruitenwissers de achteruit inschakelt, gaat automatisch ook de achterruitwisser langzaam continu wissen. Zodra de achteruit wordt uitgeschakeld, wordt ook de ruitenwisser achter automatisch uitgeschakeld.
Gebruik de ruitenwisser achter niet om sneeuw of ijs van de achterruit te verwijderen. In dat geval kunnen de ruitenwissers te zwaar worden belast, waarna de beveiliging ervoor zorgt dat de ruitenwissers enkele seconden worden uitgeschakeld. Neem contact op met de Ford-dealer als de werking van de ruitenwissers niet wordt hervat.
“Intelligente wis-/wasregeling” Duw de hendel naar voren in de richting van het dashboard (nietvergrendelde stand) om de ruitenwisser achter in te schakelen. Houd de hendel in deze stand om de ruitensproeier en -wisser achter in te schakelen. De ruitenwisser wordt automatisch ingeschakeld als u de hendel langer dan een halve seconde aangetrokken houdt. De ruitenwisser blijft nog enkele slagen werken nadat u de hendel hebt losgelaten. Na enkele seconden volgt dan nog een “reinigingsslag”.
UW AUTO
13:59
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
026-046 Ford KA NL
39
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
026-046 Ford KA NL
40
21-07-2008
13:59
Pagina 40
PLAFONDVERLICHTING PLAFONDVERLICHTING VOOR Het lampglas kan in drie verschillende standen worden gezet: ❒ rechterzijde ingedrukt: verlichting altijd uitgeschakeld ❒ linkerzijde ingedrukt: verlichting altijd ingeschakeld ❒ middelste stand (neutraal): de verlichting wordt automatisch in- of uitgeschakeld wanneer de portieren worden geopend of gesloten. BELANGRIJK Controleer voordat u de auto verlaat of de schakelaar in de middelste stand staat: zorg dat de verlichting uit is en de portieren gesloten zijn, om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Bij enkele uitvoeringen gaat de verlichting alleen aan en uit wanneer het voorportier aan bestuurderszijde wordt geopend of gesloten. Wanneer de portieren met een afstandsbediening worden ontgrendeld, gaat de verlichting gedurende ongeveer 10 seconden branden. Wanneer de portieren met een afstandsbediening worden vergrendeld, gaat de plafondverlichting uit.
Brandduurregeling van de plafondverlichting (middelste stand van het lampglas) Er zijn drie brandduurregelingen: ❒ iedere keer als een portier wordt geopend, gaat de verlichting 3 minuten branden; ❒ iedere keer als de sleutel uit het contactslot wordt gehaald binnen 2 minuten nadat de motor uit is gezet, gaat de verlichting 10 seconden branden; ❒ iedere keer als de portieren worden ontgrendeld (met de afstandsbediening of met de sleutel in portierslot aan bestuurderszijde), gaat de verlichting 10 seconden branden. Het systeem kan op drie manieren worden uitgeschakeld: ❒ als alle portieren worden gesloten, gaat de verlichting 3 minuten branden. De brandduurregeling wordt uitgeschakeld zodra de sleutel in stand MAR wordt gezet; ❒ wanneer de portieren worden vergrendeld (met afstandsbediening of met sleutel in portierslot aan bestuurderszijde) gaat de plafondverlichting uit. ❒ de plafondverlichting schakelt altijd na 15 minuten uit om de accu te sparen
BAGAGERUIMTEVERLICHTING Bij uitvoeringen met bagageruimteverlichting wordt de bagageruimteverlichting automatisch ingeschakeld wanneer de achterklep wordt geopend en uitgeschakeld wanneer de achterklep wordt gesloten. De bagageruimteverlichting blijft 15 minuten branden.
Pagina 41
KNOPPEN VOOR WAARSCHUWINGSKNIPPERLI CHTEN afb. 35 De waarschuwingsknipperlichten kunnen worden ingeschakeld door schakelaar A in te drukken, ongeacht de stand van het contactslot. Als de functie is ingeschakeld, gaan de waarschuwingslampjes Î en ¥ op het instrumentenpaneel branden. Druk opnieuw op knop A om de waarschuwingsknipperlichten weer uit te schakelen. Het gebruik van waarschuwingsknipperlichten is afhankelijk van de wetgeving van het land waarin u zich bevindt. Houd u altijd aan de regels.
A
B C
afb. 35
KA00029
Noodstop Bij een noodstop worden de waarschuwingsknipperlichten automatisch ingeschakeld en gaan de waarschuwingslampjes Î en ¥ tegelijkertijd branden op het instrumentenpaneel. Deze functie wordt automatisch uitgeschakeld wanneer er niet langer sprake is van een noodstop. Deze functie voldoet aan de huidige wettelijke voorschriften.
MISTLAMPEN VOOR (indien van toepassing) afb. 35 Deze gaan branden wanneer de parkeerverlichting en dimlichten zijn ingeschakeld en knop B wordt ingedrukt; het waarschuwingslampje 5 op het instrumentenpaneel gaat branden. Het gebruik van mistlampen is afhankelijk van de wetgeving van het land waarin u zich bevindt. Houd u altijd aan de regels.
UW AUTO
13:59
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
026-046 Ford KA NL
41
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
026-046 Ford KA NL
42
21-07-2008
13:59
Pagina 42
MISTLAMPEN ACHTER afb. 35
BRANDSTOFNOODSCHAKELING
Druk op knop C om de mistlampen achter in te schakelen. Hiervoor moeten ook de dimlichten of de mistlampen voor (indien van toepassing) zijn ingeschakeld.
Dit systeem treedt in werking na een aanrijding, waarbij:
Als de verlichting is ingeschakeld, gaat tegelijkertijd het waarschuwingslampje 4 op het instrumentenpaneel branden. Druk opnieuw op de knop om de verlichting uit te schakelen.
❒ de portieren automatisch worden ontgrendeld;
❒ de brandstoftoevoer wordt uitgeschakeld en de motor wordt uit gezet;
❒ de interieurverlichting ingeschakeld wordt. Wanneer de brandstofnoodschakeling is ingeschakeld, wordt de melding “Fuel cutoff see handbook” [Brandstoftoevoer afgesloten, zie instructieboekje] weergegeven. Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de motorruimte, onder de auto of in de buurt van de brandstoftank. Zet de contactsleutel na een aanrijding in stand STOP om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Om de juiste werking van de auto te herstellen, moeten de volgende handelingen worden uitgevoerd: ❒ draai de contactsleutel in stand MAR; ❒ schakel de rechter richtingaanwijzer in;
❒ schakel de rechter richtingaanwijzer uit; ❒ schakel de linker richtingaanwijzer in; ❒ schakel de linker richtingaanwijzer uit; ❒ schakel de rechter richtingaanwijzer in; ❒ schakel de rechter richtingaanwijzer uit; ❒ schakel de linker richtingaanwijzer in; ❒ schakel de linker richtingaanwijzer uit; ❒ draai de contactsleutel in stand STOP; Deze procedure wordt aangegeven door de waarschuwingslampjes van de richtingaanwijzers op het instrumentenpaneel. WAARSCHUWING Als u na een aanrijding een brandstoflucht ruikt of merkt dat het brandstofsysteem lekt, schakel het systeem dan niet opnieuw in om brand te voorkomen.
21-07-2008
13:59
Pagina 43
UW AUTO
INTERIEURUITRUSTING
VEILIGHEID
2
AANSTEKER (indien van toepassing) afb. 36
1
WAARSCHUWING De aansteker wordt erg heet. Wees daarom voorzichtig. Houd de aansteker uit de buurt van kinderen om brand en/of brandwonden te voorkomen. Controleer altijd of de aansteker is uitgeschakeld.
KA00122m
afb. 36
afb. 38
KA00031m
OPBERGVAK ONDER DE STOEL (indien van toepassing) afb. 38 Bij sommige uitvoeringen bevindt zich een opbergvak onder de passagiersstoel. A
ZONNEKLEPPEN De zonnekleppen bevinden zich aan weerszijden van de binnenspiegel. Ze kunnen voor de voorruit en voor de zijruit worden geklapt.
afb. 37
Op de achterzijde van de zonneklep aan passagierszijde bevindt zich een makeupspiegel.
DASHBOARDKASTJE AAN PASSAGIERSZIJDE afb. 37
KA00040m
Trek aan handgreep A om het dashboardkastje te openen. WAARSCHUWING Rijd niet met de auto terwijl het dashboardkastje open staat: de passagier kan hierdoor bij een aanrijding letsel oplopen.
Om dit opbergvak te bereiken, tilt u de voorzijde van de zitting 1 omhoog, zodat deze loshaakt. Vervolgens tilt u de achterzijde 2 omhoog (aan de kant van de rugleuning). Om het opbergvak te sluiten, duwt u de achterzijde van de zitting omlaag en onder de rugleuning zonder daarbij kracht te zetten. Vervolgens drukt u de voorzijde van de zitting omlaag totdat deze vergrendelt.
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
026-046 Ford KA NL
43
21-07-2008
UW AUTO
026-046 Ford KA NL
13:59
Pagina 44
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
A
44
afb. 39
KA00032m
HOUDER VOOR BEKERS/FLESJES Op de tunnelconsole bevinden zich twee houders waarin bekers en/of blikjes kunnen worden geplaatst.
STEKKERDOOS (indien van toepassing) afb. 39 De stekkerdoos bevindt zich op de tunnelconsole en wordt gevoerd wanneer de contactsleutel in stand MAR staat. Om de stekkerdoos te gebruiken, dient u beschermkapje A te openen. De juiste werking kan alleen worden gegarandeerd als de aangesloten accessoires zijn voorzien van goedgekeurde stekkers. Alle accessoires in het assortiment van Ford beschikken over dergelijke stekkers. BELANGRIJK Als de motor uit is en de sleutel in stand MAR staat, en accessoires met een hoog stroomverbruik langdurig worden gebruikt (bijvoorbeeld langer dan een uur), dan kan de accu ontladen raken en de motor niet meer starten.
Accessoires met een vermogen van maximaal 180W (maximale stroomsterkte 15A) kunnen op de stekkerdoos worden aangesloten.
1
2 afb. 39a
3
2 KA00131m
AFZONDERLIJK VERSTELLEN VAN COMMUNICATIECONSOLE afb. 39a (indien van toepassing) Volg de procedure die is weergegeven in de afbeelding.
21-07-2008
13:59
Pagina 45
UW AUTO
PORTIEREN 1
VERGRENDELEN/ONTGRENDEL EN VAN BUITENAF afb. 40 Ontgrendelen
VEILIGHEID
2 A
Draai de sleutel naar 1 en trek de handgreep omhoog. KA00033m
Bij uitvoeringen met centrale vergrendeling (indien van toepassing) worden tegelijkertijd alle portieren ontgrendeld wanneer u de sleutel draait.
afb. 40
Bij uitvoeringen met afstandsbediening (indien van toepassing) drukt u op knop Ë om de portieren te ontgrendelen.
Met centrale vergrendeling (indien van toepassing) moeten alle portieren volledig gesloten zijn.
WAARSCHUWING Let op dat u het portier altijd op een veilige manier opent. Open de portieren alleen wanneer de auto stilstaat.
Vergrendelen Sluit alle portieren volledig en draai de sleutel naar 2.
Bij uitvoeringen met afstandsbediening (indien van toepassing) drukt u op knop Á om de portieren te vergrendelen. Als een van de portieren niet volledig gesloten is, kunnen de portieren niet tegelijkertijd worden vergrendeld. BELANGRIJK Als een van de portieren niet goed gesloten is of als er een storing in het systeem aanwezig is, dan werkt de centrale vergrendeling niet. Na 10 of 11 opeenvolgende pogingen schakelt het systeem 30 seconden uit.
afb. 41
KA00034m
VERGRENDELEN/ONTGRENDEL EN VAN BINNENUIT afb. 41 Ontgrendelen Trek aan bedieningshendeltje A. Bij uitvoeringen met centrale vergrendeling trekt u aan hendeltje A aan bestuurderszijde om alle portieren te ontgrendelen. Bij uitvoeringen zonder centrale vergendeling wordt elk portier afzonderlijk vergrendeld.
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
026-046 Ford KA NL
45
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
026-046 Ford KA NL
46
21-07-2008
13:59
Pagina 46
Vergrendelen Bij uitvoeringen met centrale vergrendeling moet hendeltje A richting het portier worden gedrukt. Door hendel A aan bestuurderszijde of passagierszijde in te drukken, worden alle portieren centraal vergrendeld. Bij uitvoeringen met mechanisch slot en zonder centrale vergrendeling kunnen de portieren alleen worden vergrendeld door de hendeltjes op elk portier afzonderlijk in te drukken.
ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN B
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING VOOR (indien van toepassing) afb. 42 De elektrische ruitbediening vóór werkt met de contactsleutel in stand MAR en gedurende ongeveer 3 minuten nadat de sleutel in stand STOP is gezet of is verwijderd. De twee drukschakelaars bevinden zich naast de versnellingspook (één aan elke zijde): A om de ruit links voor te openen/sluiten; B om de ruit rechts voor te openen/sluiten; Als de drukschakelaar gedurende enkele seconden wordt ingedrukt, gaat de ruit automatisch open of dicht (alleen als de sleutel in stand MAR staat). Aan passagierszijde kan de ruit alleen automatisch worden geopend. WAARSCHUWING Onzorgvuldig gebruik van de elektrisch bedienbare ruiten kan gevaarlijk zijn. Controleer altijd of passagiers niet kunnen worden verwond door de bewegende ruiten, door direct contact met de ruit of door voorwerpen die door de ruit worden meegesleept of geraakt.
A afb. 42
KA00035m
WAARSCHUWING Verwijder altijd de contactsleutel uit het contactslot als u de auto verlaat, om te voorkomen dat het onverwachts inschakelen van de elektrisch bedienbare ruiten gevaar oplevert voor de passagiers. HANDMATIGE RUITBEDIENING Bij sommige uitvoeringen kunnen de ruiten alleen met de hand worden geopend of gesloten met de daarvoor bestemde slinger.
Pagina 47
BAGAGECOMPARTIMENT ACHTERKLEP OPENEN Met mechanische sleutel afb. 43 Gebruik het metalen deel van de contactsleutel A om het slot te ontgrendelen. Het openen van de achterklep wordt vergemakkelijkt door de gasveren aan de zijden van de achterklep. Bij sommige uitvoeringen gaat de verlichting van het bagagecompartiment branden wanneer de achterklep wordt geopend. De verlichting dooft automatisch wanneer de achterklep wordt gesloten. De verlichting blijft gedurende ongeveer 15 minuten nadat het contact in stand STOP is gezet branden. Wanneer gedurende deze periode een portier of de achterklep wordt geopend, gaat de periode van 15 minuten opnieuw in.
afb. 43
KA00036m
Met sleutel met afstandsbediening (indien van toepassing) Druk tweemaal op de toets R. De richtingaanwijzers gaan tweemaal knipperen ten teken dat de achterklep wordt geopend. ACHTERKLEP SLUITEN Sluit de achterklep door deze naar beneden in het slot te drukken totdat u een klik hoort.
WAARSCHUWING Zorg ervoor dat u nooit de maximaal toegestane belading van het bagagecompartiment overschrijdt (zie “Technische specificaties”). Zorg ervoor dat u de voorwerpen zodanig in het bagagecompartiment plaatst dat ze tijdens krachtig remmen niet naar voren kunnen schieten. Rij niet met geopende achterklep, anders kunnen er uitlaatgassen in het passagierscompartiment komen.
WAARSCHUWING Wanneer u brandstof mee wilt nemen in een reservetank, gebruik dan alleen een geschikte, goedgekeurde, veilige tank. De risico’s zijn in geval van een aanrijding echter wel hoger. Zorg ervoor dat u bij het openen van de achterklep geen voorwerpen op het imperiaal raakt.
UW AUTO
14:06
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
047-064 Ford KA NL
47
047-064 Ford KA NL
21-07-2008
14:06
Pagina 48
UW AUTO
BELANGRIJK Wij raden u aan de rugleuning via de portieren terug te klappen.
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
Volledig uitbreiden
48
A
B
Klap de achterbank volledig neer om het bagagecompartiment maximaal uit te breiden.
A afb. 44
KA00037m
ACHTERKLEP OPENEN IN NOODGEVALLEN afb. 44 Ga als volgt te werk om de achterklep vanuit het passagierscompartiment te openen als de accu leeg is of de elektrische achterklepvergrendeling defect is (zie “Bagagecompartiment uitbreiden” in dit hoofdstuk): ❒ verwijder de hoofdsteunen achter; ❒ kantel de rugleuning van de achterbank; ❒ bedien hendel A om de achterklep automatisch te ontgrendelen vanuit het bagagecompartiment.
afb. 45
KA00019m
BAGAGECOMPARTIMENT UITBREIDEN Gedeeltelijk uitbreiden (50/50) (indien van toepassing) afb. 45 Dankzij de gedeeltelijk neerklapbare achterbank kan het bagagecompartiment gedeeltelijk of helemaal worden uitgebreid. Dit kan als volgt: ❒ Verwijder de hoofdsteunen achter (indien van toepassing) met de rugleuning ontgrendeld en naar het passagierscompartiment gericht of met geopende achterklep. ❒ controleer of de veiligheidsgordel niet is verdraaid; ❒ bedien hendel A of B-afb. 45 om de linker- of rechterzijde van de rugleuning te ontgrendelen en klap deze naar voren.
Dit kan als volgt: ❒ verwijder de hoofdsteunen van de achterbank (indien van toepassing); ❒ controleer of de veiligheidsgordel niet is verdraaid; ❒ bedien hendels A en B-afb. 45 om de rugleuning te ontgrendelen en naar voren te klappen. BELANGRIJK Wij raden u aan de rugleuning via de portieren terug te klappen.
Pagina 49
Rugleuning achterbank terugklappen
MOTORKAP
Til de rugleuningen op en druk ze naar achteren totdat deze vastklikken.
OPENEN afb. 46-47-48
Plaats de gordelsloten rechtop. BELANGRIJK Zorg er wanneer de rugleuning naar de normale positie wordt teruggeklapt voor dat deze goed vastklikt. Controleer of de rugleuning aan beide kanten goed vastzit om te voorkomen dat deze tijdens hard remmen naar voren schiet, waardoor passagiers letsel kunnen oplopen. HOEDENPLANK VERWIJDEREN Verwijder de hoedenplank door deze los te halen van de twee pennen aan de zijkant en hem naar buiten te trekken.
UW AUTO
14:06
A
Dit kan als volgt:
VEILIGHEID
21-07-2008
❒ trek hendel A in de richting van de pijl; ❒ beweeg hendel B naar rechts zoals in de afbeelding is aangegeven;
KA00038m
afb. 46
❒ til de motorkap omhoog en haal tegelijkertijd de steunstang C uit de klem D. Steek vervolgens het uiteinde van de steunstang in de houder E van de motorkap (groot gat) en druk hem in de veiligheidsstand (klein gat), zoals in de afbeelding is weergegeven. B
WAARSCHUWING Als de steunstang niet goed wordt geplaatst, kan de motorkap hard dichtvallen. Voer deze handelingen alleen uit wanneer de auto stilstaat.
afb. 47
KA00039m
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
047-064 Ford KA NL
49
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
047-064 Ford KA NL
50
21-07-2008
14:06
Pagina 50
WAARSCHUWING Controleer, voordat u de motorkap optilt, of de ruitenwisserarmen tegen de voorruit aanstaan.
Dit kan als volgt:
C
afb. 48
WAARSCHUWING Ga wanneer de motor heet is voorzichtig te werk om brandwonden te voorkomen. Houd uw handen uit de buurt van de ventilator: deze kan zelfs wanneer de sleutel niet in het contactslot zit in werking treden. Wacht totdat de motor is afgekoeld.
Sluiten afb. 48
E
❒ houd de motorkap met een hand omhoog terwijl u met uw andere hand de steunstang C uit de zitting E haalt en deze in de klem D terugplaatst;
D
KA00114m
WAARSCHUWING Wees voorzichtig met sjaals, stropdassen en andere loshangende kledingstukken. Deze kunnen in de ronddraaiende delen terechtkomen en de drager ervan mogelijk ernstig letsel toebrengen.
❒ laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm van de motorruimte zakken en laat hem vervolgens in het slot vallen. Probeer de motorkap te openen om te controleren of de motorkap volledig is gesloten en niet alleen de veiligheidshaak vastzit. Open de motorkap indien deze niet goed is gesloten en herhaal de procedure. Druk hem niet zomaar dicht.
Pagina 51
WAARSCHUWING Uit veiligheidsoverwegingen moet de motorkap tijdens het rijden altijd volledig gesloten zijn. Zorg ervoor dat de motorkap volledig gesloten en vergrendeld is. Wanneer u tijdens het rijden ontdekt dat de motorkap niet volledig gesloten is, zet de auto dan onmiddellijk stil en sluit de motorkap volgens de procedure.
KOPLAMPEN
UW AUTO
14:06
KOPLAMPAFSTELLING Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor het comfort en de veiligheid van de bestuurder. Bovendien gelden er specifieke wettelijke voorschriften met betrekking tot de koplampafstelling. De koplampen moeten op de juiste manier zijn afgesteld voor optimaal zicht en zichtbaarheid.
A
VEILIGHEID
21-07-2008
B afb. 49
KA00040m
KOPLAMPEN AFSTELLEN afb. 49
Neem voor een juiste afstelling van de koplampen contact op met een Forddealer.
De auto is uitgerust met een elektrische koplampverstelling, die werkt wanneer het contact in stand MAR staat en het dimlicht is ingeschakeld.
Controleer de afstelling van de koplampen telkens als het gewicht of de plaats van de lading wijzigt.
Als de auto beladen is, helt hij achterover, waardoor de lichtbundel naar boven schijnt. In dat geval moeten de koplampen worden versteld met de toetsen A en B. Op het display worden de standen weergegeven.
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
047-064 Ford KA NL
51
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
047-064 Ford KA NL
52
21-07-2008
14:06
Pagina 52
Correcte standen op basis van de belading
KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND
Stand 0 - een of twee personen op de voorstoelen.
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waar de auto is gekocht. In de landen waar aan de andere kant van de weg wordt gereden, moet om het tegemoetkomende verkeer niet te verblinden, een gedeelte van de koplampen worden afgeplakt overeenkomstig de wetgeving van het land waar u rijdt.
Stand 1 - 5 personen. Stand 2 - 4 personen + bagage in het bagagecompartiment. Stand 3 - bestuurder + maximale lading in het bagagecompartiment.
MISTLAMPEN VOOR AFSTELLEN (indien van toepassing) Neem voor een juiste afstelling van de koplampen contact op met een Forddealer.
Pagina 53
ABS Dit systeem, dat in het remsysteem is geïntegreerd, voorkomt dat tijdens het remmen de wielen blokkeren, geeft een goede grip op de weg en zorgt ervoor dat de auto ook bij noodstops op een slecht wegdek bestuurbaar blijft. Het systeem wordt aangevuld met EBD (Electronic Braking Force Distribution), die de remdruk verdeelt tussen de voor- en achterwielen. BELANGRIJK Voor een maximale werking van het remsysteem is een inrijperiode van ongeveer 500 km nodig. Voorkom gedurende deze periode krachtig, herhaaldelijk en langdurig remmen.
INGRIJPEN VAN ABS Als het ABS ingrijpt, merkt de bestuurder dit aan een trilling in het rempedaal, wat gepaard gaat met geluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw snelheid aan te passen aan het wegdek.
WAARSCHUWING Wanneer het ABS ingrijpt, voelt u een trilling in het rempedaal. Haal uw voet niet van het pedaal, maar houd dit ingetrapt. Zo hebt u de kortste remweg in verhouding tot de toestand van de weg.
WAARSCHUWING Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik van de beschikbare grip maar kan deze niet verhogen. Daarom moet op gladde wegen altijd voorzichtig worden gereden en mogen er geen onnodige risico’s worden genomen.
STORINGSMELDINGEN Storing in ABS Bij een storing gaat het waarschuwingslampje > in het instrumentenpaneel branden en verschijnt er een melding op het multifunctionele display (indien van toepassing), (zie hoofdstuk “Waarschuwingslampjes en meldingen”). In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar zonder de mogelijkheden van het ABS. Rijd voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Ford-dealer om het systeem te laten controleren.
UW AUTO
14:06
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
047-064 Ford KA NL
53
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
047-064 Ford KA NL
54
21-07-2008
14:06
Pagina 54
Storing in EBD Bij een storing gaan de waarschuwingslampjes > en x in het instrumentenpaneel branden en verschijnt er een melding op het multifunctionele display (indien van toepassing), (zie hoofdstuk “Waarschuwingslampjes en meldingen”). In dit geval kunnen de achterwielen plotseling blokkeren, waardoor de auto kan slippen. Rijd voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Ford-dealer om het systeem te laten controleren.
WAARSCHUWING Zet, als het waarschuwingslampje x in het instrumentenpaneel gaat branden, (en een melding verschijnt op het multifunctionele display, indien van toepassing), de auto onmiddellijk stil en neem contact op met de dichtstbijzijnde Forddealer. Als er vloeistof lekt uit het hydraulische systeem, wordt de werking van zowel het conventionele remsysteem als het ABS in gevaar gebracht.
ESP (Electronic Stability Program) (indien van toepassing) Het ESP is een elektronisch systeem dat de stabiliteit van de auto regelt wanneer de wielen hun grip verliezen. Het ESP is zeer nuttig wanneer de grip op het wegdek wisselt. Naast het ESP is de auto uitgerust met ASR (Traction Control dat werkt op de remmen en de motor) en HILL HOLDER (automatisch werkende wegrijhulp op hellingen), MSR (regeling van het afremmen op de motor tijdens terugschakelen) en HBA (automatische remdrukverhoger bij noodstops). INGRIJPEN VAN SYSTEEM Wanneer het systeem ingrijpt, gaat het waarschuwingslampje I in het instrumentenpaneel knipperen om de bestuurder er op te wijzen dat de auto de stabiliteit en grip dreigt te verliezen.
Pagina 55
Ingrijpen van systeem Het ESP wordt automatisch ingeschakeld wanneer de motor wordt gestart en kan niet worden uitgeschakeld. Storingsmeldingen Het ESP-systeem wordt bij storingen automatisch uitgeschakeld, het waarschuwingslampje I in het instrumentenpaneel gaat branden en er verschijnt een melding op het multifunctionele display (indien van toepassing). De led van de toets ASR OFF gaat branden. Neem contact op met de Ford-dealer.
WAARSCHUWING Neem geen onnodige risico’s, ook al is uw auto uitgerust met ESP. Uw rijstijl moet altijd op het wegdek, het zicht en het verkeer zijn afgestemd. De bestuurder blijft altijd verantwoordelijk voor de verkeersveiligheid.
HILL HOLDER (indien van toepassing) Dit is in het ESP geïntegreerd. Het wordt automatisch ingeschakeld als: ❒ heuvelop: de auto stilstaat op een helling van meer dan 2% met draaiende motor, ingetrapt rem- en koppelingspedaal en versnellingsbak in vrij, of als een andere versnelling dan de achteruit is ingeschakeld; ❒ heuvelaf: de auto stilstaat op een helling van meer dan 2% met draaiende motor, ingetrapt rem- en koppelingspedaal en versnellingsbak in vrij en als de achteruit is ingeschakeld. Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid van het ESP ervoor dat de wielen geremd blijven, totdat het noodzakelijke motorkoppel is bereikt om weg te rijden (of maximaal 2 seconden), zodat u meer tijd hebt om uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal te verplaatsen. Als u na 2 seconden niet bent weggereden, schakelt het systeem automatisch uit en wordt de remdruk geleidelijk verlaagd. Tijdens deze fase hoort u mogelijk een typisch schurend geluid, wat aangeeft dat de auto ieder moment in beweging kan komen.
Storingsmeldingen Bij een storing in het systeem gaat het waarschuwingslampje * in het instrumentenpaneel branden en verschijnt er een melding op het multifunctionele display (indien van toepassing), (zie hoofdstuk “Waarschuwingslampjes en meldingen”).
WAARSCHUWING De Hill Holder is geen parkeerrem; verlaat dus nooit de auto zonder de handrem aan te trekken, de motor uit te zetten en de eerste versnelling in te schakelen.
WAARSCHUWING Als het reservewiel wordt gebruikt, blijft het ESP ingeschakeld. Het reservewiel is kleiner dan de normale band en zorgt daardoor voor minder grip. Voor een juiste werking van ESP en ASR is het noodzakelijk dat de banden van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn, in perfecte conditie zijn en bovenal moeten ze aan de voorgeschreven specificaties (merk, type en maat) voldoen.
UW AUTO
14:06
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
047-064 Ford KA NL
55
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
047-064 Ford KA NL
56
21-07-2008
14:06
Pagina 56
ASR in-/uitschakelen afb. 50
ASR (Antislip Regulation) (indien van toepassing)
De ASR werkt alleen wanneer het contact in stand MAR staat.
Dit is in het ESP geïntegreerd en grijpt automatisch in als een of beide aangedreven wielen dreigen door te slippen, zodat de bestuurder de controle over de auto kan behouden. De ASR is vooral onder de volgende omstandigheden nuttig: ❒ doorslippen van het binnenste wiel door verandering van de wielbelasting of door te felle acceleratie; ❒ te hoog vermogen naar de wielen, ook in samenhang met de toestand van het wegdek; ❒ acceleratie op gladde wegen en bij sneeuw en ijzel; ❒ verlies van grip op natte weggedeelten.
De ASR kan worden uitgeschakeld door de toets C ASR OFF in te drukken. C afb. 50
KA00041m
MSR (regeling van motorremwerking) Dit is in de ASR geïntegreerd en verhoogt bij bruusk terugschakelen het motorkoppel, zodat overmatige vertraging van de aangedreven wielen wordt voorkomen. Dit heeft vooral voordelen op een wegdek met weinig grip, waarop de stabiliteit van de auto snel verloren kan gaan.
Wanneer het systeem is ingeschakeld, wordt er een melding weergegeven op het multifunctionele display (indien van toepassing). Wanneer het systeem is uitgeschakeld, gaat de LED van de toets ASR OFF branden en wordt er een melding weergegeven op het multifunctionele display (indien van toepassing). Als de ASR tijdens het rijden wordt uitgeschakeld, schakelt deze automatisch weer in als de auto opnieuw wordt gestart. Schakel de ASR uit als u met sneeuwkettingen rijdt: onder deze omstandigheden levert het doorslippen van de aangedreven wielen een betere tractie op.
Pagina 57
EOBD Met het EOBD (European On Board Diagnosis) kan een doorlopende diagnose worden uitgevoerd op de onderdelen van de auto die van invloed zijn op de emissie. Bovendien waarschuwt het de bestuurder, doordat het waarschuwingslampje U in het instrumentenpaneel gaat branden (en een melding verschijnt op het multifunctionele display, indien van toepassing), wanneer deze onderdelen niet goed meer werken (zie hoofdstuk “Waarschuwingslampjes en meldingen”). Het doel is: ❒ de werking van het systeem controleren; ❒ waarschuwen wanneer door een storing de emissies toenemen; ❒ waarschuwen wanneer defecte onderdelen vervangen moeten worden.
Het systeem beschikt ook over een diagnosestekker die kan worden aangesloten op speciale apparatuur, waarmee de in de regeleenheid opgeslagen storingscodes en de specifieke parameters voor de diagnose en werking van de motor kunnen worden uitgelezen. Deze controle kan ook door de verkeerspolitie worden uitgevoerd. BELANGRIJK Na het verhelpen van de storing moet de Ford-dealer voor een complete controle van het systeem, tests uitvoeren op een testbank en, zo nodig, een proefrit maken die mogelijk over een langere afstand gaat.
Ga zo snel mogelijk naar een Ford-dealer als het waarschuwingslampje U niet gaat branden wanneer het contact in stand MAR wordt gezet of als het waarschuwingslampje tijdens het rijden onafgebroken blijft branden of gaat knipperen (en er een melding op het display verschijnt). De verkeerspolitie kan met speciale apparatuur de werking van het waarschuwingslampje U controleren. Houd u aan de wetgeving van het land waar u rijdt.
UW AUTO
14:06
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
047-064 Ford KA NL
57
UW AUTO
047-064 Ford KA NL
21-07-2008
14:06
Pagina 58
PARKEERSENSOREN (indien van toepassing)
Als er meerdere obstakels worden gesignaleerd, dan geeft de regeleenheid alleen de dichtstbijzijnde aan.
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
STORINGSMELDINGEN
58
De parkeersensoren bevinden zich in de achterbumper afb. 51 en informeren de bestuurder via een zoemer die met tussenpozen klinkt over de aanwezigheid van obstakels achter de auto.
afb. 51
ACTIVERING
WAARSCHUWINGEN ZOEMER
De sensoren worden automatisch geactiveerd wanneer de achteruit wordt ingeschakeld. Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt, neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.
Als u de achteruit inschakelt en er zich achter de auto een obstakel bevindt, klinkt er een geluidssignaal dat verandert naarmate de afstand tussen het obstakel en de bumper verandert.
KA00042m
De zoemer: ❒ gaat sneller klinken naarmate de afstand tussen de auto en het obstakel kleiner wordt; ❒ gaat ononderbroken klinken wanneer de afstand tussen de auto en het obstakel minder is dan 30 cm en stopt onmiddellijk als de afstand groter wordt; ❒ blijft onafgebroken klinken als de afstand gelijk blijft; als deze situatie betrekking heeft op de zijsensoren, stopt de zoemer na ongeveer 3 seconden om bijvoorbeeld waarschuwingsmeldingen te voorkomen wanneer er langs een muur wordt gereden.
Bij eventuele storingen in de parkeersensoren gaat, wanneer de achteruit wordt ingeschakeld, het waarschuwingslampje è in het instrumentenpaneel branden en verschijnt er een melding op het multifunctionele display, indien van toepassing (zie hoofdstuk “Waarschuwingslampjes en meldingen”).
Pagina 59
WERKING MET AANHANGER De werking van de parkeersensoren wordt automatisch uitgeschakeld als de stekker van de elektrische kabel van de aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos van de trekhaak. De sensoren worden automatisch weer ingeschakeld wanneer u de stekker van de aanhanger loskoppelt.
Voor een juiste werking van het systeem mag er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sensoren zitten. Zorg dat er bij het reinigen geen krassen of beschadigingen op de sensoren komen. Gebruik geen droge, ruwe of harde doeken. Reinig de sensoren met schoon water waaraan eventueel autoshampoo is toegevoegd. In wasstraten waar gebruik wordt gemaakt van stoom of hogedrukreiniging, moeten de sensoren kort worden gereinigd. Houd hierbij de straalpijp op ten minste 10 cm afstand.
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN ❒ Let bij het parkeren extra goed op obstakels die zich mogelijk boven of onder de sensoren bevinden. ❒ Obstakels die zich dicht bij de auto bevinden, worden onder bepaalde omstandigheden niet door het systeem gesignaleerd en kunnen daardoor de auto beschadigen of zelf beschadigd raken. Hieronder staan een aantal omstandigheden beschreven die de prestaties van het parkeersysteem kunnen beïnvloeden: ❒ Een verminderde gevoeligheid van de sensor en een vermindering van de prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen worden veroorzaakt door de aanwezigheid van ijs, sneeuw, modder of meerdere laklagen op de sensor. ❒ De sensor signaleert een nietbestaand object (“echo-storing”), wat wordt veroorzaakt door invloeden van buitenaf, zoals: autowassen, regen (met veel wind) en hagel. ❒ Signalen die door de sensor worden verstuurd, worden mogelijk beïnvloedt door de nabijheid van ultrasone systemen (zoals luchtdrukremmen van vrachtwagens of pneumatische hamers). ❒ De prestaties van het parkeerhulpsysteem worden mogelijk beïnvloedt door de positie van de
sensoren, bijvoorbeeld als de stand van de auto wordt gewijzigd (door slijtage van schokdempers en wielophanging) of door de banden te verwisselen, de auto te zwaar te beladen of door speciale aanpassingen waardoor de auto verlaagd wordt. WAARSCHUWING De verantwoordelijkheid tijdens het parkeren en andere gevaarlijke handelingen ligt altijd en overal bij de bestuurder. Controleer of zich geen personen (in het bijzonder kinderen) of dieren in de buurt van de auto bevinden. Parkeersensoren zijn bedoeld als hulpmiddel voor de bestuurder. De bestuurder moet tijdens eventueel gevaarlijke parkeermanoeuvres altijd volledig zijn aandacht erbij houden, ook als de manoeuvres bij lage snelheid worden uitgevoerd. WAARSCHUWING Neem contact op met de service-afdeling van Ford wanneer de bumpers opnieuw moeten worden gespoten of moeten worden bijgewerkt in de buurt van de sensoren. Wanneer de lak niet juist wordt aangebracht, heeft dit mogelijk effect op de werking van de parkeersensoren.
UW AUTO
14:06
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
047-064 Ford KA NL
59
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
047-064 Ford KA NL
60
21-07-2008
14:06
Pagina 60
AUDIOSYSTEEM (indien van toepassing)
BEDRADINGSSYSTEEM (indien van toepassing)
Raadpleeg voor de werking van de radio met CD/MP3-speler (indien van toepassing) de instructies in het supplement dat bij dit instructieboekje is geleverd.
– voedingskabels van de radio;
Het bedradingssysteem van de radio bestaat uit: – voedingskabels van de luidsprekers voor; – antennekabel; – behuizing van de radio; – antenne op het dak van de auto.
Neem, als na aankoop van de auto een autoradio wordt geïnstalleerd, contact op met de Ford-dealer voor adviezen over het waarborgen van de levensduur van de accu. Als de accu bij uitgezette motor te zwaar wordt belast, beschadigt de accu en kan de garantie op de accu vervallen.
AUTORADIO (indien van toepassing) Luidsprekers voor basisuitvoering audiosysteem Luidsprekers voor Twee tweeters met een diameter van 38 mm; Twee midwoofers met een diameter van 165 mm. Luidsprekers achter Twee fullrangeluidsprekers met een diameter van 130 mm. Luidsprekers voor hifiaudiosysteem (indien aanwezig) Luidsprekers voor Twee tweeters met een diameter van 38 mm; Twee midwoofers met een diameter van 165 mm. Luidsprekers achter Twee fullrangeluidsprekers met een diameter van 130 mm. Een versterker. Een basluidspreker. AUX-AANSLUITING (indien aanwezig) Deze bevindt zich op de middenconsole en is bedoeld voor het aansluiten van externe apparaten (zoals een MP3-speler).
Pagina 61
EXTRA ACCESSOIRES
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE SYSTEMEN MONTEREN
RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE TELEFOONS
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die constante voeding nodig hebben (alarm, antidiefstalsysteem, enz.), of accessoires die de elektrische installatie zwaar belasten, dient u contact op te nemen met de Ford-dealer. Deze kan u de meest geschikte installaties aanraden uit het accessoire-assortiment van Ford en controleren of de elektrische installatie van de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik of dat het noodzakelijk is een accu met een grotere capaciteit te monteren.
De elektrische/elektronische systemen die na aankoop van de auto en binnen de aftersales-service worden gemonteerd, moeten voorzien zijn van het volgende merkteken:
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en dergelijke) mogen alleen in de auto worden gebruikt met een aparte antenne aan de buitenkant van de auto.
Ford Auto S.p.A. autoriseert de montage van zend-/ontvangstapparatuur op voorwaarde dat de montagewerkzaamheden op de juiste wijze bij een gespecialiseerd bedrijf worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de fabrikant in acht moeten worden genomen. BELANGRIJK Als door de montage van systemen de kenmerken van de auto worden gewijzigd, kan het kentekenbewijs worden ingenomen door de bevoegde instanties. Ook kan eventueel de garantie komen te vervallen bij defecten die veroorzaakt zijn door de bovengenoemde modificatie of op defecten die direct of indirect daarvan het gevolg zijn. Ford Auto S.p.A. is op geen enkele wijze verantwoordelijkheid voor schade die het gevolg is van de installatie van accessoires die niet door Ford Auto S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen en die niet conform de geleverde instructies zijn geïnstalleerd.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke apparaten in de auto (zonder buitenantenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor de gezondheid van de inzittenden, maar kan ook storingen in de elektrische systemen van de auto veroorzaken. Hierdoor wordt de veiligheid in gevaar gebracht. Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aanzienlijk beperkt door de isolerende eigenschappen van de carrosserie. Houd u bij het gebruik van mobiele telefoons (GSM, GPRS, UMTS) met het officiële EU-keurmerk, strikt aan de instructies die door de fabrikant van de mobiele telefoon zijn bijgeleverd.
UW AUTO
14:06
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
047-064 Ford KA NL
61
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
047-064 Ford KA NL
62
21-07-2008
14:06
Pagina 62
BIJ HET TANKSTATION BENZINEMOTOREN Tank uitsluitend loodvrije benzine met een octaangetal van ten minste 95 RON. BELANGRIJK Een beschadigde katalysator laat schadelijke stoffen in het uitlaatgas achter, wat bijdraagt aan de luchtvervuiling. BELANGRIJK Tank nooit, niet in noodgevallen en ook niet een klein beetje, loodhoudende benzine, anders kan de katalysator onherstelbaar beschadigd raken.
DIESELMOTOREN Werking bij lage temperaturen Bij zeer lage buitentemperaturen wordt de dieselbrandstof minder vloeibaar door de vorming van paraffine, waardoor het brandstofsysteem niet meer goed werkt. Om dit probleem te voorkomen wordt er, afhankelijk van het seizoen, dieselbrandstof geleverd die speciaal voor de zomer, voor de winter en voor zeer lage temperaturen (koude/bergachtige gebieden) is ontwikkeld. Als de auto lange tijd wordt gebruikt/stilstaat in bergachtige of koude gebieden, is het raadzaam brandstof te tanken die ter plaatse beschikbaar is. In dat geval is het bovendien raadzaam dat de tank voor ten minste de helft gevuld blijft.
Tank bij auto’s met dieselmotor uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet aan de Europese specificatie EN590. Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen van de garantie tot gevolg hebben. Mocht u onverhoopt een ander type brandstof tanken, dan mag de motor niet worden gestart en moet de brandstoftank worden afgetapt. Ook als de motor slechts kort heeft gedraaid, moet de brandstof uit zowel de brandstoftank als de brandstofleidingen worden afgetapt.
TANKINHOUD Om te zorgen dat de tank volledig gevuld wordt, moet u twee keer bijvullen nadat het vulpistool voor de eerste keer afslaat. Nog een keer bijvullen kan storingen in het brandstofsysteem veroorzaken.
Pagina 63
A
BESCHERMING VAN HET MILIEU De emissiereductiesystemen voor benzinemotoren zijn: ❒ driewegkatalysator;
B
❒ Lambdasondes;
C afb. 52
KA00043m
TANKDOP afb. 52 De tankdop B is voorzien van een koord C dat aan klepje A vastzit, om verlies van de dop te voorkomen. Draai de dop B los met de contactsleutel. Door de hermetische afsluiting van de tank loopt de druk in de tank mogelijk iets op. Het is daarom normaal als u bij het losdraaien van de tankdop een sissend geluid hoort. Plaats tijdens het tanken de dop in de uitsparing op het tankklepje, zoals afgebeeld in de figuur.
Kom niet met open vuur of een brandende sigaret dicht bij de vulopening: dit levert brandgevaar op. Houd uw hoofd ook niet dichtbij de vulopening om te voorkomen dat u schadelijke dampen inademt.
❒ benzinedamp-opvangsysteem. Laat de motor nooit, ook niet tijdens testwerkzaamheden, met losgenomen bougiekabels draaien. De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn: ❒ oxidatiekatalysator; ❒ uitlaatgasrecirculatie-systeem (E.G.R.); ❒ roetfilter (DPF)
WAARSCHUWING Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet boven gras, droge bladeren, dennennaalden of andere brandbare materialen: dit levert brandgevaar op.
UW AUTO
14:06
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
047-064 Ford KA NL
63
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
047-064 Ford KA NL
64
21-07-2008
14:06
Pagina 64
ROETFILTER (DPF) 1.3L Duratorq Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate Filter) is een mechanisch filter in het uitlaatsysteem dat de partikels in het uitlaatgas van dieselmotoren opvangt. Het filter vangt bijna de totale hoeveelheid roetdeeltjes op, waardoor voldaan wordt aan de huidige/toekomstige wettelijke normen. Tijdens het normale gebruik van de auto registreert de motor-ECU een aantal gegevens (reistijd, route, temperatuur, enz.) en berekent de hoeveelheid verzameld roet in het filter. Het filter verzamelt de roetdeeltjes en moet periodiek worden schoongemaakt (geregenereerd) door de roetdeeltjes te verbranden. De regeneratieprocedure wordt geregeld door de motor-ECU op basis van de hoeveelheid opgevangen roetdeeltjes en de bedrijfsomstandigheden van de auto.
Tijdens de regeneratie kan het volgende zich voordoen: een beperkte toerentalverhoging, inschakeling van de elektroventilator, een beperkte toename van de rook uit de uitlaat en een hogere temperatuur bij de uitlaat. Dit zijn geen storingen en deze situatie heeft geen invloed op het milieu of het gedrag van de auto. Raadpleeg hoofdstuk “Waarschuwingslampjes en meldingen” als de bijbehorende melding wordt weergegeven.
Pagina 65
VEILIGHEID VEILIGHEIDSGORDELS .....................................................
66
SBR-SYSTEEM .......................................................................
66
GORDELSPANNERS ...........................................................
67
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN..........................
69
BEVESTIGEN VAN EEN UNIVERSEEL KINDERZITJE ...
70
MONTAGEVOORBEREIDING VOOR ISOFIXKINDERZITJE.........................................................................
73
FRONT-AIRBAGS ................................................................
75
CURTAIN-AIRBAGS ..........................................................
77
UW AUTO
13:37
VEILIGHEID
29-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
065-080 Ford KA NL
65
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
065-080 Ford KA NL
66
29-07-2008
13:37
Pagina 66
VEILIGHEIDSGORDELS
SBR-SYSTEEM
VEILIGHEIDSGORDELS VASTMAKEN afb. 1 Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en gesp dan de gordel om. Trek de gordel uit en maak de gordel vast door de gesp A in de sluiting B te drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert. Als tijdens het uittrekken van de gordel de oprolautomaat blokkeert, laat dan de gordel een stukje teruglopen en trek de gordel vervolgens weer geleidelijk uit. Druk om de gordel los te maken op de knop C. Begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te voorkomen dat de gordelband draait. Via de oprolautomaat wordt de lengte van de gordel automatisch aangepast aan het postuur van de drager, waarbij voldoende bewegingsruimte overblijft.
WAARSCHUWING Druk niet op de knop C tijdens het rijden.
De auto is uitgerust met het SBRsysteem (Seat Belt Reminder), dat de bestuurder en de passagier voor op de volgende wijze waarschuwt als de veiligheidsgordel niet is omgegespt:
A B C afb. 1
KA00044m
Als de auto op een steile helling staat, kan de oprolautomaat blokkeren; dit is een normaal verschijnsel. Bovendien blokkeert de rolautomaat als u de gordel snel uittrekt. Hij blokkeert ook bij hard remmen, botsingen en bij hoge snelheden in bochten. De achterbank is voorzien van driepunts- veiligheidsgordels met oprolautomaat. WAARSCHUWING Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel dragen, tijdens een ernstig ongeval niet alleen zelf aan gevaar worden blootgesteld, maar ook gevaar opleveren voor de inzittenden voor.
❒ de eerste 6 seconden gaat de waarschuwingslamp < continu branden en klinkt er een ononderbroken akoestisch signaal; ❒ de daaropvolgende 90 seconden knippert de waarschuwingslamp < en klinkt er een onderbroken akoestisch signaal; Neem contact op met een Ford-dealer om het SBR-systeem permanent uit of in te schakelen. È Het SBR-systeem kan ook via het setupmenu van het display weer worden geactiveerd als de auto is uitgerust met een multifunctioneel display. Het display geeft een bijbehorende melding.
Pagina 67
GORDELSPANNERS Voor een nog effectievere bescherming zijn de veiligheidsgordels voor voorzien van gordelspanners. Dit systeem trekt bij een zware aanrijding de gordel enige centimeters aan. Op deze wijze worden de inzittenden veel beter op hun plaats gehouden en wordt de voorwaartse beweging beperkt. Het blokkeren van de veiligheidsgordel geeft aan dat de gordelspanner in werking is geweest; de gordel wordt niet meer opgerold, ook niet als hij wordt begeleid. Deze auto is bovendien uitgerust met een tweede gordelspanner (ter hoogte van de dorpel). Een ingekorte metalen kabel geeft aan dat het systeem in werking is getreden. BELANGRIJK Voor een maximale bescherming door de gordelspanner moet de veiligheidsgordel zo worden gedragen dat hij goed aansluit op borst en bekken. Tijdens de werking van de gordelspanner kan er een beetje rook ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand. De gordelspanner behoeft geen onderhoud of smering. Elke verandering van de oorspronkelijke staat zal de doelmatigheid verminderen. Als de gordelspanner door extreme natuurlijke omstandigheden (bijv. overstromingen en vloedgolven) met water en modder in contact is geweest, moet de spanner worden vervangen.
WAARSCHUWING De gordelspanner werkt slechts eenmaal. Als de gordelspanners hebben gewerkt, moeten ze worden vervangen bij een Ford-dealer.
Werkzaamheden waarbij stoten, sterke trillingen of verhitting (maximaal 100°C gedurende maximaal 6 uur) optreden, kunnen de gordelspanners beschadigen of activeren. Tot die omstandigheden behoren niet de trillingen die voortgebracht worden door een slecht wegdek of contact met kleine obstakels zoals trottoirbanden. Neem indien nodig contact op met een Ford-dealer.
SPANKRACHTBEGRENZERS Om de veiligheid bij een ongeval te vergroten, zijn de oprolautomaten van de gordels voorzien van spankrachtbegrenzers die tijdens een frontale aanrijding de piekbelasting op de borst en schouders beperken. ALGEMENE OPMERKINGEN OVER HET GEBRUIK VAN VEILIGHEIDSGORDELS De bestuurder is verplicht zich te houden aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot het verplichte gebruik van de veiligheidsgordels (en de inzittenden erop attent te maken). Verzeker u ervan dat alle inzittenden de veiligheidsgordels hebben vastgemaakt voordat u vertrekt. Ook vrouwen die in verwachting zijn moeten een gordel dragen: ook voor hen (zowel voor de aanstaande moeder als het kind) is de kans op letsel bij een ernstig ongeval kleiner als ze de gordel dragen. Vanzelfsprekend moeten zwangere vrouwen het onderste deel van de gordel meer naar beneden omleggen, zodat de gordel over het bekken en onder de buik langs loopt (zoals aangegeven in afb. 2).
UW AUTO
13:37
VEILIGHEID
29-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
065-080 Ford KA NL
67
29-07-2008
13:37
Pagina 68
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
065-080 Ford KA NL
68
afb. 2
KA00045m
WAARSCHUWING Voor maximale veiligheid moet u de rugleuning rechtop zetten, tegen de leuning aan gaan zitten en de gordel goed laten aansluiten op borst en bekken. Draag altijd veiligheidsgordels, zowel voor als achter in de auto! Rijden zonder veiligheidsgordels vergroot het risico op ernstig letsel of dodelijke afloop bij een ongeval. Het is streng verboden onderdelen van de veiligheidsgordels of gordelspanners te demonteren of open te maken. Werkzaamheden aan de veiligheidsgordels en gordelspanners moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Laat deze werkzaamheden altijd uitvoeren bij een Ford-dealer.
afb. 3
KA00046m
BELANGRIJK De gordel mag nooit gedraaid zijn. Het schoudergedeelte moet via het midden van de schouder schuin over de borst liggen. Het heupgedeelte moet over het bekken (zoals aangegeven in afb. 3) en niet over de buik liggen. Gebruik geen voorwerpen (klemmen enz.) die het goed aansluiten van de gordel op het lichaam verhinderen.
afb. 4
KA00047m
BELANGRIJK Iedere gordel dient slechts ter bescherming van één persoon: gebruik de gordel niet voor een kind dat bij een volwassene op schoot zit, waarbij de gordel beiden zou moeten beschermen afb. 4. Plaats bovendien geen enkel voorwerp tussen de gordel en het lichaam van een inzittende. WAARSCHUWING Als de gordel aan een zware belasting wordt blootgesteld (bijvoorbeeld tijdens een ongeval), dan moet de gordel samen met de verankeringen, bevestigingsbouten en de gordelspanners worden vervangen. Ook als de schade niet zichtbaar is, kan de gordel toch verzwakt zijn.
Pagina 69
ONDERHOUD VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS Volg de volgende aanwijzingen zorgvuldig op: ❒ zorg dat de gordel goed uitgetrokken en niet gedraaid is; controleer ook of de oprolautomaat zonder haperingen werkt; ❒ vervang de gordels na een ongeval, ook al zijn ze ogenschijnlijk niet beschadigd. Vervang de gordels altijd als de gordelspanners in werking zijn geweest. ❒ U kunt de gordels met de hand wassen met water en zeepsop. Spoel ze uit en laat ze in de schaduw drogen. Gebruik geen bijtende, blekende of kleurende middelen. Vermijd het gebruik van alle chemische producten die het weefsel van de gordel kunnen aantasten. ❒ Voorkom dat vocht in de oprolautomaten komt: de werking van de oprolautomaten is alleen gegarandeerd als ze niet nat zijn geweest; ❒ Vervang de gordels bij tekenen van slijtage of beschadigingen.
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN Voor optimale bescherming bij een ongeval moeten alle inzittenden zittend reizen en beschermd worden door goedgekeurde veiligheidssystemen. Dit geldt in het bijzonder voor kinderen. Dit is een wettelijk voorschrift volgens richtlijn ECE-R44.03 in alle lidstaten van de Europese Unie. Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding met de rest van het lichaam groter en zwaarder dan dat van volwassenen, terwijl spieren en botstructuur nog niet volledig zijn ontwikkeld. Daarom moeten kleine kinderen door andere systemen beschermd worden dan door de veiligheidsgordels. De resultaten van het onderzoek over de optimale bescherming van kleine kinderen zijn opgenomen in de Europese ECE-R44-voorschriften die wettelijk verplicht zijn. De systemen zijn onderverdeeld in vijf groepen: Groep 0 - gewicht tot 10 kg Groep 0+ - gewicht tot 13 kg Groep 1 gewicht 9-18 kg Groep 2 gewicht 15-25 kg Groep 3 gewicht 22-36 kg
WAARSCHUWING ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de voorpassagiersstoel als de front-airbag aan passagierszijde is ingeschakeld. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (wordt opgeblazen), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Wij raden u aan kinderen altijd op de zitplaatsen achter te vervoeren, omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden. Kinderzitjes mogen beslist nooit op de voorstoel gemonteerd worden bij auto’s die zijn uitgerust met een airbag aan passagierszijde. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (wordt opgeblazen), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben, ongeacht de zwaarte van het ongeval. Als er geen andere mogelijkheid is, kunnen kinderen op de voorstoel aan passagierszijde worden vervoerd bij auto’s die zijn uitgerust met een uitschakelbare front-airbag aan passagierszijde. In dit geval moet u er absoluut zeker van zijn dat de airbag is uitgeschakeld door te controleren of het waarschuwingslampje “ op het instrumentenpaneel brandt (zie “Front-airbag aan passagierszijde” in het hoofdstuk “Front-airbags”). Bovendien moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard.
UW AUTO
13:37
VEILIGHEID
29-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
065-080 Ford KA NL
69
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
065-080 Ford KA NL
70
29-07-2008
13:37
Pagina 70
Alle systemen moeten zijn voorzien van de typegoedkeuring en van een goed vastgehecht plaatje met het controlemerkteken, dat absoluut niet mag worden verwijderd. Kinderen met een lengte van meer dan 1,50 m worden, met betrekking tot de veiligheidssystemen, gelijkgesteld met volwassenen en moeten dan ook normaal de veiligheidsgordels dragen. In het accessoire-assortiment van Ford zijn kinderzitjes opgenomen voor elke gewichtsgroep. Deze zijn speciaal ontworpen en ontwikkeld voor de Ford-modellen.
afb. 5
KA00048m
afb. 6
KA00049m
BEVESTIGEN VAN EEN UNIVERSEEL KINDERZITJE (MET DE VEILIGHEIDSGORDELS) GROEP 0 en 0+
GROEP 1
Kinderen tot 13 kg moeten in babyzitjes worden vervoerd die achterstevoren zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd wordt gesteund en bij plotseling remmen de nek niet wordt belast.
Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18 kg moeten worden vervoerd in kinderzitjes die naar voren zijn gekeerd. Sommige typen kinderzitjes zijn voorzien van een kussen aan de voorzijde waarbij de veiligheidsgordel van de auto zowel het kinderzitje als het kind op zijn plaats moet houden afb. 6.
Het babyzitje moet op zijn plaats worden gehouden door de veiligheidsgordel, zoals in afb. 5 is aangegeven, en het kind moet op zijn beurt worden beschermd door de gordel van het zitje zelf.
WAARSCHUWING De afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van de bevestiging. Houd u voor de montage van het kinderzitje aan de instructies. Sommige kinderzitjes die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0 en 1 zijn voorzien van een bevestiging aan de achterzijde en gordels om het kind te beschermen. Vanwege het gewicht kan het gevaarlijk zijn als ze verkeerd worden gemonteerd (bijvoorbeeld als een kussen tussen het kinderzitje en de veiligheidsgordels van de auto wordt geplaatst). Houdt u voor de montage strikt aan de bijgeleverde instructies.
Pagina 71
WAARSCHUWING De afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van de bevestiging. Houd u voor de montage van het kinderzitje aan de instructies.
afb. 7
KA00050m
afb. 8
KA00051m
GROEP 2
GROEP 3
Kinderen met een gewicht tussen 15 en 25 kg kunnen direct door de veiligheidsgordels van de auto worden beschermd afb. 7.
Bij kinderen met een gewicht tussen 22 en 36 kg is de borstomvang van dien aard dat de kinderen gewoon tegen de rugleuning kunnen steunen en niet meer in een kinderzitje hoeven te worden vervoerd.
Kinderen moeten zo in de kinderzitjes worden geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelte schuin over de borst en niet langs de nek ligt. Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de buik van het kind liggen. WAARSCHUWING De afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van de bevestiging. Houd u voor de montage van het kinderzitje aan de instructies.
In afb. 8 wordt een voorbeeld gegeven van de juiste positie van het kind op de achterbank. Kinderen die langer zijn dan 1,50 m kunnen net zoals volwassenen de veiligheidsgordels dragen.
UW AUTO
13:37
VEILIGHEID
29-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
065-080 Ford KA NL
71
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
065-080 Ford KA NL
72
29-07-2008
13:37
Pagina 72
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE KINDERZITJES
Hieronder zijn de richtlijnen voor een veilig vervoer van kinderen aangegeven.
De Ford voldoet aan de nieuwe Europese 2003/20/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in de auto. Zie de volgende tabel:
❒ Wij raden u aan kinderen altijd op de zitplaatsen achter te vervoeren, omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden.
Groep
Gewicht
Inzittende voor
Inzittende achter
Groep 0, 0+
tot 13 kg
U
U
Groep 1
9-18 kg
U
U
Groep 2
15-25 kg
U
U
Groep 3
22-36 kg
U
U
Legenda: U = geschikt voor “universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE-R44voorschriften voor de aangegeven “groepen”.
❒ Als de front-airbag aan passagierszijde wordt uitgeschakeld, moet aan de hand van het waarschuwingslampje “ (geel) op het instrumentenpaneel altijd worden gecontroleerd of deze daadwerkelijk is uitgeschakeld. ❒ Houd u bij de montage van kinderzitjes strikt aan de instructies van de fabrikant. Bewaar de instructies samen met het instructieboekje in de auto. Monteer geen kinderzitjes waarvan de instructies ontbreken. ❒ Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door aan de gordelband te trekken.
Pagina 73
❒ Elk veiligheidssysteem is bedoeld voor slechts één kind. ❒ Controleer altijd of de gordel niet langs de nek van het kind loopt. ❒ Zorg er tijdens de rit voor dat het kind geen afwijkende houding aanneemt of de gordels losmaakt. ❒ Vervoer kinderen nooit op schoot, ook geen pasgeboren kinderen. Niemand is sterk genoeg om een kind bij een ongeval vast te houden. ❒ Na een ongeval moet het kinderzitje door een nieuw exemplaar worden vervangen. WAARSCHUWING Monteer geen kinderzitje op de voorstoel aan passagierszijde als deze is uitgerust met een airbag.Kinderen mogen nooit op de voorstoel worden vervoerd.
MONTAGEVOORBEREIDI NG VOOR ISOFIXKINDERZITJE
UW AUTO
13:37
VEILIGHEID
29-07-2008
De auto is geschikt voor montage van “Isofix Universeel”-kinderzitjes; een nieuw gestandaardiseerd Europees systeem voor het veilig vervoeren van kinderen. Isofix-systemen kunnen samen met traditionele gordels worden gemonteerd. Een voorbeeld hiervan is te zien in afb. 9. Het Isofix Universeelkinderzitje is er voor drie gewichtsgroepen: 1. Voor andere gewichtsgroepen is er een speciaal Isofix-kinderzitje, dat alleen kan worden gebruikt als het speciaal voor deze auto ontworpen, getest en goedgekeurd is (zie de lijst met auto’s die bij het kinderzitje geleverd wordt). Vanwege het afwijkende bevestigingssysteem moet het kinderzitje aan de daarvoor bestemde onderste metalen beugels A-afb. 10 tussen de rugleuning en de zitting van de achterbank worden bevestigd. Verwijder daarna de hoedenplank en bevestig de bovenste riem (meegeleverd bij het kinderzitje) aan beugel B-afb. 11 tussen de rugleuning van de achterbank en de bekleding van de bagageruimte. Gebruik beugel B niet om andere voorwerpen te bevestigen.
afb. 9
KA00052m
Bedenk dat bij Isofix Universeelkinderzitjes alleen kinderzitjes gebruikt kunnen worden die zijn goedgekeurd volgens de ECE R44/03-richtlijn “Isofix Universeel”. In het Lineaccessori Ford-assortiment zijn ook Isofix Universeel “Duo Plus”kinderzitjes verkrijgbaar. Raadpleeg het instructieboekje van het kinderzitje voor meer informatie over de montage en/of het gebruik van het kinderzitje
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
065-080 Ford KA NL
73
065-080 Ford KA NL
29-07-2008
13:37
Pagina 74
UW AUTO
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE ISOFIX UNIVERSEEL-KINDERZITJES
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
In de volgende tabel worden, conform de Europese wetgeving ECE 16, de mogelijkheden weergegeven van de montage van de Isofix Universeel-kinderzitjes op stoelen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.
74
Gewichtsgroep
A afb. 10
KA00053m
Groep 0 - 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
B afb. 11
B KA00054m
WAARSCHUWING Monteer het kinderzitje wanneer de auto stilstaat. Wanneer u een klik hoort, is het kinderzitje op de juiste wijze aan de beugels bevestigd. Houd u aan de door de fabrikant meegeleverde instructies voor montage, demontage en plaatsing van het kinderzitje.
Groep I tot 9 tot 18 kg
Richting kinderzitje
Maatklasse Isofix
Plaats Isofix achterzijde
Tegen de rijrichting in
E
X
Tegen de rijrichting in
E
X
Tegen de rijrichting in
D
X
Tegen de rijrichting in
C
X
Tegen de rijrichting in
D
X
Tegen de rijrichting in
C
X
In de rijrichting
B
IUF
In de rijrichting
B1
IUF
In de rijrichting
A
X
IUF: geschikt voor Isofix-kinderzitjes uit de universele klasse (met een derde bevestigingspunt boven) die in de rijrichting bevestigd moeten worden en goedgekeurd zijn voor die gewichtsgroep. IL: geschikt voor Isofix-kinderzitjes die speciaal ontworpen en goedgekeurd zijn voor dit type auto. Het kinderzitje kan worden gemonteerd door de voorstoel naar voren te schuiven. X: Isofix-plaats niet geschikt voor Isofix-kinderzitjes in deze gewichtsgroep en/of deze maatklasse.
Pagina 75
FRONT-AIRBAGS De auto is uitgerust met front-airbags aan bestuurders- en passagierszijde (zijairbag - curtain-airbag) (indien van toepassing). FRONT-AIRBAGS De front-airbags (voor bestuurder en voorpassagier) beschermen de inzittenden voorin bij middelzware en zware frontale botsingen, doordat een luchtkussen wordt opgeblazen tussen de inzittende en het stuurwiel of dashboard. Als de front-airbags niet worden geactiveerd bij andere soorten botsingen (van opzij, van achteren, over de kop slaan, enz.) dan betekent dit niet dat het systeem niet goed functioneert. Bij een frontale botsing zorgt een elektronische regeleenheid ervoor dat het luchtkussen wordt opgeblazen. Het luchtkussen blaast onmiddellijk op tussen het lichaam van de inzittende en de onderdelen die letsel zouden kunnen veroorzaken. Direct daarna loopt het luchtkussen leeg.
De front-airbags voor de bestuurder en voorpassagier zijn geen vervanging voor maar een aanvulling op de veiligheidsgordels. Het dragen van veiligheidsgordels is verplicht in Europa en in de meeste landen daarbuiten. Bij een aanrijding kan een inzittende die geen veiligheidsgordel draagt naar voren worden geslingerd en in contact komen met de airbag, nog voordat deze volledig is opgeblazen. In dat geval biedt de airbag geen optimale bescherming. De front-airbags worden in de volgende gevallen mogelijk niet geactiveerd: ❒ bij aanrijdingen van een ander deel van de auto dan de voorzijde met gemakkelijk vervormbare objecten (bijvoorbeeld het voorspatbord met de vangrail enz.); ❒ als de auto onder andere voertuigen of veiligheidsvoorzieningen schuift (bijvoorbeeld vrachtwagens of vangrail); omdat geen enkele aanvullende bescherming wordt geboden op de veiligheidsgordels. Als de airbags in deze gevallen niet worden geactiveerd dan betekent dit niet dat het systeem niet goed functioneert.
WAARSCHUWING Breng geen stickers of andere voorwerpen aan op het stuurwiel, op het dashboard aan passagierszijde of op de zijbekleding van de hemelbekleding en de stoelen. Plaats geen voorwerpen (bijvoorbeeld mobiele telefoons) op het dashboard aan passagierszijde omdat deze het correct opnemen van de airbag kunnen verhinderen en zo ernstig letsel aan de inzittenden kunnen toebrengen. De front-airbags aan bestuurders- en passagierszijde zijn ontworpen voor een optimale bescherming van de inzittenden die een veiligheidsgordel dragen. Als de airbags volledig opgeblazen zijn, vullen zij het grootste deel van de ruimte tussen het stuurwiel en de bestuurder en tussen het dashboard en de voorpassagier. Bij lichte frontale aanrijdingen (waarbij de werking van de veiligheidsgordel voldoende is) worden de airbags niet geactiveerd. De veiligheidsgordels moeten altijd worden gedragen. Bij frontale aanrijdingen zorgen ze ervoor dat de inzittende op zijn plaats wordt gehouden.
UW AUTO
13:37
VEILIGHEID
29-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
065-080 Ford KA NL
75
29-07-2008
13:37
Pagina 76
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
065-080 Ford KA NL
76
afb. 12
KA00055m
afb. 13
KA00056m
FRONT-AIRBAG AAN BESTUURDERSZIJDE, afb. 12
FRONT-AIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE, afb. 13
Deze bestaat uit een opblaasbaar luchtkussen dat in een daarvoor bestemde ruimte in het midden van het stuurwiel is geplaatst.
Deze bestaat uit een opblaasbaar luchtkussen dat in een daarvoor bestemde ruimte in het dashboard is geplaatst. Dit luchtkussen is groter dan dat aan bestuurderszijde.
WAARSCHUWING ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de voorpassagiersstoel als de front-airbag aan passagierszijde is ingeschakeld. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (wordt opgeblazen), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Schakel altijd de airbag aan passagierszijde uit wanneer een kinderzitje op de voorpassagiersstoel wordt geplaatst. Bovendien moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard. Ook al is het niet wettelijk verplicht, wij raden u voor een optimale bescherming van de (volwassen) inzittenden toch aan om de airbag meteen weer in te schakelen zodra er geen kinderen meer vervoerd worden op de voorpassagiersstoel.
Pagina 77
FRONT-AIRBAG EN ZIJ-AIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE HANDMATIG UITSCHAKELEN (indien van toepassing) Als een kind op de voorpassagiersstoel vervoerd moet worden dan moeten de front-airbag en de zij-airbag (indien van toepassing) aan passagierszijde handmatig worden uitgeschakeld. Deze functie kan mogelijk alleen worden geactiveerd door de dealer. Het waarschuwingslampje “ op het instrumentenpaneel blijft continu branden totdat de front-airbag en zijairbag aan passagierszijde weer zijn ingeschakeld (indien van toepassing). WAARSCHUWING Raadpleeg voor het handmatig uitschakelen van de front-airbag en zij-airbag (indien aanwezig) aan passagierszijde de paragrafen “Digitaal display” en “Multifunctioneel display” in het hoofdstuk “Uw auto”.
CURTAIN AIRBAGS (Zij-airbag/Curtain airbag) (indien van toepassing)
UW AUTO
13:37
VEILIGHEID
29-07-2008
ZIJ-AIRBAG afb. 14 De zij-airbag is een luchtkussen dat zich in de rugleuning van de voorstoel bevindt en heel snel opblaast. Het beschermt het bovenlichaam en het bekken van de inzittenden bij middelzware en zware aanrijdingen van opzij.
afb. 14
KA00057m
afb. 15
KA00058m
CURTAIN AIRBAGS afb. 15 De curtain airbags bestaan uit een “gordijn”-systeem dat zich aan de zijkant van de hemelbekleding bevindt en met een afwerklijst is afgedekt. De curtain airbags beschermen de voorpassagiers bij een aanrijding van opzij, dankzij het grote effectieve oppervlak van de luchtkussens.
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
065-080 Ford KA NL
77
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
065-080 Ford KA NL
78
29-07-2008
13:37
Pagina 78
BELANGRIJK De inzittende wordt bij een aanrijding van opzij alleen optimaal beschermd als hij/zij in de juiste positie in de stoel zit. Hierdoor kan de curtain airbag op de juiste wijze worden opgeblazen.
BELANGRIJK Na een aanrijding waarbij een of meerdere veiligheidssystemen zijn geactiveerd, dient u contact op te nemen met de Ford-dealer om deze te laten vervangen en de werking van het systeem te laten controleren.
BELANGRIJK De front-airbags en/of zijairbags kunnen worden geactiveerd bij krachtige stoten aan de onderzijde van de carrosserie, bijvoorbeeld wanneer de auto tegen drempels, stoepranden of obstakels op het wegdek botst, of wanneer de auto in grote gaten of verzakkingen in het wegdek terechtkomt.
De controle, reparatie en vervanging van airbags mag uitsluitend door een Ford-dealer worden uitgevoerd. Als de auto aan het einde van de levensduur is gekomen, moet u contact opnemen met de Ford-dealer om het systeem buiten werking te laten stellen. Als u de auto verkoopt, moet u de nieuwe eigenaar informeren over het gebruik van de airbags en de hierboven genoemde waarschuwingen. U moet hem/haar ook het instructieboekje geven.
BELANGRIJK Als de airbags in werking treden komt er wat rook vrij. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand. Bovendien kan het oppervlak van de opgeblazen airbag en het interieur van de auto bedekt zijn met een laagje poeder, dat irriterend kan zijn voor uw huid en ogen. Als u met het poeder in aanraking bent gekomen, was uzelf dan met zeep en water.
BELANGRIJK Het in werking treden van de gordelspanners, front-airbags en zijairbags wordt door de elektronische regeleenheid bepaald, afhankelijk van de aard van de aanrijding. Het niet in werking treden van een van deze onderdelen duidt niet op een storing in het systeem.
WAARSCHUWING Leun niet met het hoofd, de armen of de ellebogen tegen het portier, de ruiten of in het gebied van de curtain airbag om verwondingen tijdens het opblazen te voorkomen. Steek nooit het hoofd, de armen en de ellebogen uit het raam.
Pagina 79
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN WAARSCHUWING Als de contactsleutel in stand MAR wordt gezet en het waarschuwingslampje ¬ gaat niet branden of blijft branden tijdens het rijden (in combinatie met een melding op het display, indien van toepassing) dan zit er mogelijk een storing in de veiligheidssystemen. In dat geval kunnen de airbags of de gordelspanners niet worden geactiveerd bij een aanrijding of, in zeldzame gevallen, plotseling worden geactiveerd. Neem voordat u wegrijdt contact op met uw Forddealer om het systeem te laten controleren.
WAARSCHUWING Bedek de rugleuning van de voorstoel niet met hoezen als deze is uitgerust met een zijairbag.
WAARSCHUWING Reis niet met voorwerpen op uw schoot en houd geen pijp, potlood, enz. in uw mond. Bij een aanrijding waarbij de airbag in werking treedt, kunt u ernstig letsel oplopen.
WAARSCHUWING Laat het airbagsysteem bij diefstal of poging tot diefstal, bij beschadiging of als de auto in water ondergedompeld is geweest door de Ford-dealer controleren.
WAARSCHUWING Houd uw handen tijdens het rijden altijd op de stuurwielrand, zodat het systeem niet wordt gehinderd door obstakels wanneer de airbag in werking treedt. Rijd niet met voorovergebogen lichaam. Ga goed rechtop zitten en steun tegen de rugleuning.
WAARSCHUWING Als de contactsleutel in stand MAR staat kunnen de airbags geactiveerd worden wanneer de auto wordt aangereden door een andere auto, zelfs wanneer de motor uit is. Daarom mogen kinderen nooit op de voorpassagiersstoel zitten, zelfs niet wanneer de auto niet rijdt. Als de contactsleutel in stand STOP staat, wordt bij een aanrijding geen enkel beveiligingssysteem (airbag of gordelspanner) geactiveerd. Als een systeem niet in werking treedt, dan betekent dit niet dat het systeem niet goed werkt.
UW AUTO
13:37
VEILIGHEID
29-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
065-080 Ford KA NL
79
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
065-080 Ford KA NL
80
29-07-2008
13:37
Pagina 80
WAARSCHUWING Als de contactsleutel in stand MAR wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje “ gedurende enkele seconden branden, om aan te geven dat de airbag aan passagierszijde wordt ingeschakeld. Hierna gaat het lampje uit.
WAARSCHUWING Reinig de stoelen niet met een hogedruk water- of stoomreiniger, handmatig of bij een wasstraat.
WAARSCHUWING De front-airbag treedt in werking als de aanrijding zwaarder is dan een aanrijding waarbij alleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen die tussen die twee drempelwaarden in liggen treden alleen de gordelspanners in werking.
WAARSCHUWING De airbag is geen vervanging van de veiligheidsgordels maar verbetert de efficiëntie ervan. Omdat de frontairbags niet worden geactiveerd bij frontale aanrijdingen bij lage snelheid, bij aanrijdingen van opzij of van achteren en wanneer de auto over de kop slaat, worden in deze gevallen de inzittenden uitsluitend door de veiligheidsgordels beschermd. De veiligheidsgordels moeten dus altijd worden gedragen.
Pagina 81
S TA R T E N E N R I J D E N MOTOR STARTEN .............................................................
82
HANDREM ............................................................................
84
GEBRUIK VAN DE HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK ...........................................................
85
BRANDSTOF BESPAREN...................................................
86
WINTERBANDEN ...............................................................
88
SNEEUWKETTINGEN ........................................................
89
AUTO VOOR LANGERE TIJD STALLEN .....................
89
UW AUTO
14:21
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
081-090 Ford KA NL
81
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
081-090 Ford KA NL
82
21-07-2008
14:21
Pagina 82
MOTOR STARTEN De auto is uitgerust met elektronische startblokkering. Raadpleeg de paragraaf “Het Ford CODE-systeem” in het hoofdstuk “Uw auto” als de motor niet wil starten. De motor kan direct na het starten iets meer geluid produceren, vooral wanneer de auto langere tijd heeft stilgestaan. Dit is echter niet schadelijk voor de werking en betrouwbaarheid van de motor en wordt veroorzaakt door de hydraulische klepstoters: het distributiesysteem voor de benzinemotor van uw auto dat ervoor zorgt dat er minder onderhoud nodig is.
Het is aan te bevelen om de auto gedurende de eerste gebruiksperiode niet te zwaar te belasten (dat wil zeggen, niet te snel accelereren, niet langdurig rijden met een hoog toerental, niet te krachtig remmen, enz.).
Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan, om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
WAARSCHUWING Het is gevaarlijk om de motor in een afgesloten ruimte te laten draaien. De motor verbruikt zuurstof en produceert kooldioxide, koolmonoxide en andere giftige gassen.
WAARSCHUWING De rem- en stuurbekrachtiging werken niet wanneer de motor niet is gestart. Daarom is in dat geval meer kracht nodig voor de bediening van het rempedaal en het stuurwiel.
BENZINEMOTOR STARTEN Dit gaat als volgt: ❒ trek de handrem aan; ❒ zet de versnellingspook in de vrijstand; ❒ trap het koppelingspedaal helemaal in, zonder het gaspedaal aan te raken; ❒ draai de contactsleutel naar AVV en laat deze los zodra de motor start. Als de motor niet meteen start, dan draait u de contactsleutel terug naar STOP alvorens de motor opnieuw te starten. Als de contactsleutel in stand MAR staat en het waarschuwingslampje Y samen met het waarschuwingslampje U blijft branden, draai dan de sleutel eerst naar STOP en vervolgens weer naar MAR. Als het waarschuwingslampje blijft branden, probeer het dan met een van de andere geleverde sleutels. Neem contact op met een Ford-dealer wanneer de motor vervolgens nog niet gestart kan worden.
Pagina 83
DIESELMOTOR STARTEN Dit gaat als volgt: ❒ trek de handrem aan; ❒ zet de versnellingspook in de vrijstand; ❒ draai de contactsleutel in stand MAR: het waarschuwingslampje mop het instrumentenpaneel gaat branden; ❒ wacht tot het waarschuwingslampje m is gedoofd. Hoe warmer de motor is, hoe sneller het lampje dooft. ❒ trap het koppelingspedaal helemaal in, zonder het gaspedaal aan te raken; ❒ draai de contactsleutel naar AVV zodra het waarschuwingslampje m dooft. Als u hiermee te lang wacht, dan zijn de gloeibougies weer afgekoeld. Laat de sleutel los zodra de motor start. BELANGRIJK Wanneer de motor koud is mag het gaspedaal niet worden ingetrapt als u de contactsleutel in stand AVV draait.
Als de motor niet meteen start, dan draait u de contactsleutel terug naar STOP alvorens de motor opnieuw te starten. Als de contactsleutel in stand MAR staat en het waarschuwingslampje Y op het instrumentenpaneel blijft branden, draai dan de sleutel eerst naar STOP en vervolgens weer naar MAR. Als het waarschuwingslampje blijft branden, probeer het dan met een van de andere geleverde sleutels.
MOTOR OPWARMEN NA STARTEN Dit gaat als volgt: ❒ rijd rustig weg, zonder de motor met een hoog toerental te laten draaien. Trap het gaspedaal niet plotseling in. ❒ verlang de eerste paar kilometers geen maximale prestaties. Wacht totdat de wijzernaald van de koelvloeistoftemperatuurmeter beweegt.
Neem contact op met een Ford-dealer wanneer de motor vervolgens nog niet gestart kan worden. Waarschuwingslampje m knippert gedurende 60 seconden na het starten of wanneer u langdurig probeert te starten, om aan te geven dat er een storing is in het voorgloeisysteem. Als de motor start kunt u de auto gewoon gebruiken, maar moet u wel zo snel mogelijk contact opnemen met een Forddealer.
Probeer de motor nooit te starten door de auto aan te duwen, te slepen of van een helling af te rijden. Hierdoor kan brandstof in de katalysator terechtkomen, wat onherstelbare schade tot gevolg kan hebben.
UW AUTO
14:21
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
081-090 Ford KA NL
83
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
081-090 Ford KA NL
84
21-07-2008
14:21
Pagina 84
MOTOR UITZETTEN Draai de contactsleutel naar STOP terwijl de motor stationair draait. BELANGRIJK Na een zware rit moet u de motor even “op adem laten komen” voordat u de motor uitzet, door deze even stationair te laten draaien zodat de temperatuur in de motorruimte kan dalen.
Het heeft geen zin om het gaspedaal snel in te trappen voordat u de motor uitzet; het kost brandstof en het is schadelijk, met name voor motoren met een turbocompressor.
HANDREM De handrem bevindt zich tussen de twee voorstoelen. Trek de hendel omhoog om de handrem in te schakelen.
A
afb. 1
WAARSCHUWING De auto moet geblokkeerd zijn zodra de hendel enkele tanden is aangetrokken. Neem contact op met de Ford-dealer als dat niet het geval is.
Als de handrem is aangetrokken en de contactsleutel in stand MAR staat, gaat het waarschuwingslampje x op het instrumentenpaneel branden. Uitschakelen van de handrem: ❒ trek de hendel iets omhoog en druk op ontgrendelknop A-afb. 1; ❒ houd knop A ingedrukt en laat de hendel zakken. Het waarschuwingslampje x op het instrumentenpaneel gaat uit. Bij het bedienen van de handrem moet het rempedaal worden ingetrapt, om onverwachtse bewegingen van de auto te voorkomen.
KA00059m
PARKEREN VAN DE AUTO Dit gaat als volgt: ❒ zet de motor uit en trek de handrem aan; ❒ zet de auto in een versnelling (de eerste als de weg omhoog loopt, de achteruit als de weg omlaag loopt) en zet de voorwielen iets gedraaid. Blokkeer de wielen met een wig of een steen als de auto op een steile helling staat. Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Neem altijd de sleutel uit het contactslot wanneer u de auto verlaat. Laat kinderen nooit alleen achter in de auto. Neem altijd de sleutel uit het contactslot wanneer u de auto verlaat en neem de sleutel mee.
Pagina 85
GEBRUIK VAN DE HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Om de versnellingen in te schakelen, moet u het koppelingspedaal helemaal intrappen en vervolgens de versnellingspook in de gewenste stand plaatsen (het schakelschema wordt op de knop weergegeven afb. 2). Bij uitvoeringen met zes versnellingen moet voor het inschakelen van de zesde versnelling eerst de pook naar rechts worden gedrukt, om te voorkomen dat per ongeluk de vierde versnelling wordt ingeschakeld. Hetzelfde geldt voor het schakelen van de zesde naar de vijfde versnelling. BELANGRIJK De achteruit kan alleen worden ingeschakeld wanneer de auto stilstaat. Wacht bij een draaiende motor en een geheel ingetrapt koppelingspedaal ten minste 2 seconden voordat u de achteruit inschakelt, om schade aan de tandwielen te voorkomen. Om de achteruit R vanuit de vrijstand in te schakelen, moet de schuifring A onder de knop omhoog worden getrokken en moet tegelijkertijd de pook naar rechts en vervolgens naar achteren worden verplaatst.
WAARSCHUWING Om te kunnen schakelen moet u het koppelingspedaal helemaal intrappen. Er mag daarom niets onder de pedalen liggen. Zorg dat de vloermatten goed liggen, zodat de slag van de pedalen niet kan worden beperkt.
A
afb. 2
KA00060m
BELANGRIJK Gebruik het koppelingspedaal alleen wanneer u naar een andere versnelling wilt schakelen. Laat uw voet tijdens het rijden niet op het koppelingspedaal rusten Bij sommige uitvoeringen/modellen kan het elektronische systeem van het koppelingspedaal hierdoor een storing registreren.
Laat uw hand tijdens het rijden niet op de pookknop rusten. Door de (lichte) druk die wordt uitgeoefend, kunnen de interne onderdelen van de versnellingsbak na verloop van tijd slijten.
UW AUTO
14:21
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
081-090 Ford KA NL
85
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
081-090 Ford KA NL
86
21-07-2008
14:21
Pagina 86
BRANDSTOF BESPAREN
Accessoires op de dakrails
RIJSTIJL
Verwijder accessoires van het dak als u ze niet meer gebruikt, zoals dwarssteunen, skidragers, bagagerekken, enz. Deze verminderen de aërodynamica van de auto, wat een negatieve invloed heeft op het brandstofverbruik. Gebruik voor het vervoer van grote objecten bij voorkeur een aanhanger.
Starten
Hierna volgen enkele nuttige tips om het brandstofverbruik zo laag mogelijk te houden en de uitstoot van CO2 en andere schadelijke stoffen (stikstofoxiden, onverbrande koolwaterstoffen, fijnstof, enz.) zo veel mogelijk te beperken.
Elektrische apparatuur
Overbodige handelingen
Gebruik elektrische apparatuur alleen wanneer u deze nodig hebt. De achterruitverwarming, verstralers, ruitenwissers en aanjager verbruiken veel stroom, waardoor het brandstofverbruik toeneemt (tot wel 25% bij het rijden in de stad).
Trap het gaspedaal niet als u stilstaat bij de verkeerslichten of voordat u de motor uitzet. Net als het overschakelen met tussengas heeft dit weinig nut en leidt het alleen maar tot meer brandstofverbruik en meer uitstoot.
ALGEMENE OPMERKINGEN Onderhoud van de auto Laat controles en afstellingen uitvoeren volgens het onderhoudsschema. Banden Controleer de bandenspanning ten minste één keer per maand. Als de bandenspanning te laag is, dan wordt de rolweerstand groter en neemt het brandstofverbruik toe. Overbodige bagage Rijd niet met een overbeladen bagageruimte. Rijd niet met te veel bagage in de bagageruimte. Het gewicht van de auto (met name in de stad) en de wieluitlijning hebben grote invloed op het brandstofverbruik en de stabiliteit.
Klimaatregeling Het gebruik van de klimaatregeling leidt tot een hoger brandstofverbruik (tot gemiddeld 20%): gebruik de luchtroosters alleen wanneer de buitentemperatuur dit toelaat. Spoilers Het gebruik van niet goedgekeurde aërodynamische accessoires kan de aërodynamica negatief beïnvloeden, waardoor het brandstofverbruik toeneemt.
Laat de motor niet warmdraaien door de motor stationair te laten lopen: de motor warmt in dat geval heel langzaam op, waardoor het brandstofverbruik en de uitstoot toenemen. Het is beter om direct te starten en rustig weg te rijden. De motor zal hierdoor veel sneller opwarmen.
Keuze van de versnellingen Gebruik een hogere versnelling als het verkeer en de omstandigheden dit toelaten. Het inschakelen van een lage versnelling voor snellere acceleratie leidt tot een hoger brandstofverbruik. Onjuist gebruik van een hogere versnelling leidt echter ook tot een hoger brandstofverbruik, meer uitstoot en meer slijtage.
Pagina 87
Maximumsnelheid Het brandstofverbruik neemt bij een hogere snelheid aanzienlijk toe. Rijd daarom zoveel mogelijk met een gelijkmatige snelheid en vermijd onnodig remmen en optrekken. Dit leidt tot een hoger brandstofverbruik en meer uitstoot. Acceleratie Plotseling optrekken heeft een negatief effect op het brandstofverbruik en de uitstoot. Trek daarom geleidelijk op.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN Koude start Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt de motor niet de optimale bedrijfstemperatuur. Als gevolg hiervan neemt niet alleen het brandstofverbruik (van 15 tot 30% bij rijden in de stad) maar ook de uitstoot toe.
Verkeers- en wegomstandigheden Het brandstofverbruik zal aanzienlijk hoger liggen bij drukke verkeersomstandigheden, bijvoorbeeld in files wanneer overwegend lage versnellingen worden gebruikt, en in de stad, wanneer er veel verkeerslichten zijn. Ook rijden in de bergen en op een slecht wegdek heeft een negatief effect op het brandstofverbruik. Stilstaan in het verkeer Als u langere tijd stilstaat in het verkeer (bijvoorbeeld bij een spoorwegovergang) dan is het raadzaam de motor uit te zetten.
UW AUTO
14:21
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
081-090 Ford KA NL
87
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
081-090 Ford KA NL
88
21-07-2008
14:21
Pagina 88
WINTERBANDEN Gebruik winterbanden die dezelfde maat hebben als de standaard geleverde banden. De Ford-dealer kan u adviseren welke banden u het beste kunt gebruiken. Houd u voor de bandenmaat, de bandenspanning en de winterbanden aan de aanwijzingen in de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische gegevens”.
Als de profieldiepte van winterbanden minder is dan 4 mm, verminderen de prestaties van deze banden aanzienlijk. In dat geval is het beter om ze te vervangen. Door de specifieke eigenschappen zijn de prestaties van winterbanden onder niet-winterse omstandigheden of wanneer er lange afstanden op de snelweg worden gereden minder dan die van de standaard gemonteerde banden. Beperk het gebruik van winterbanden daarom tot de omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.
BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt waarvan de maximumsnelheid lager ligt dan de topsnelheid van de auto (met een marge van 5%), dan dient u in het interieur van de auto een voor de bestuurder duidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje te plaatsen met de maximum toegestane snelheid wanneer met winterbanden wordt gereden (overeenkomstig de EU-normen). Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (merk en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rijden en remmen en voor een betere bestuurbaarheid. Keer de draairichting van de banden niet om.
WAARSCHUWING Bij winterbanden met de indicatie “Q” mag niet sneller worden gereden dan 160 km/h. Houd u echter aan de geldende snelheidsbeperkingen.
Pagina 89
SNEEUWKETTINGEN Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de wetgeving in het land waarin wordt gereden. De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen (aangedreven wielen) worden gemonteerd. Controleer na enkele meters rijden of de kettingen nog goed gespannen zijn. BELANGRIJK Op het reservewiel kan geen sneeuwketting worden gemonteerd. Als u een lekke voorband hebt kunt u het noodreservewiel op de achteras monteren en het achterwiel naar de vooras verplaatsen. Zo hebt u op de vooras twee normale wielen waarop u sneeuwkettingen kunt monteren.
Matig uw snelheid wanneer u met sneeuwkettingen rijdt. Rijd niet harder dan 50 km/h. Vermijd kuilen, stoepranden en andere obstakels en rijd geen lange afstanden op sneeuwvrije wegen, om schade aan de auto en aan het wegdek te voorkomen.
AUTO VOOR LANGERE TIJD STALLEN Tref de volgende maatregelen als u de auto langer dan een maand niet gebruikt: ❒ parkeer de auto in een overdekte, droge en goed geventileerde ruimte; ❒ schakel een versnelling in; ❒ zorg dat de handrem niet is aangetrokken; ❒ neem de minkabel van de accu los en controleer de acculading (zie paragraaf “Accu - Accu en elektrolytniveau controleren” in het hoofdstuk “Onderhoud en zorg”) ❒ maak de gespoten delen schoon met een beschermende was;
UW AUTO
14:21
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
081-090 Ford KA NL
89
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
081-090 Ford KA NL
90
21-07-2008
14:21
Pagina 90
❒ reinig en bescherm de glanzende metalen delen met een daarvoor geschikt middel; ❒ smeer de rubbers van de ruitenwissers voor en achter in met talkpoeder en zet ze omhoog, los van de ruit; ❒ zet de ruiten een klein stukje open; ❒ dek de auto af met een stoffen of ademenende kunststof hoes. Gebruik geen dichte plastic hoes, omdat het vocht dan niet kan verdampen.
❒ breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal voorgeschreven spanning en controleer deze regelmatig; ❒ tap het koelsysteem van de motor niet af.
Pagina 91
WA A R S C H U W I N G S L A M P J E S E N M E L D I N G E N ALGEMENE WAARSCHUWINGEN .............................. TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ................................ HANDREM AANGETROKKEN ....................................... STORING IN AIRBAGSYSTEEM....................................... FRONT-AIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD................................................................ TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ............. ACCU NIET VOLDOENDE OPGELADEN................... STORING IN ABS................................................................. STORING IN EBD ................................................................ TE LAGE MOTOROLIEDRUK .......................................... OLIEKWALITEIT ONVOLDOENDE ............................. STORING IN ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING..... PORTIEREN NIET GOED GESLOTEN........................... STORING IN INJECTIESYSTEEM .................................. STORING IN MOTORMANAGEMENTSYSTEEM (EOBD)/INJECTIESYSTEEM (BENZINEMOTOREN) ... VERSTOPT ROETFILTER .................................................. BRANDSTOFRESERVE........................................................ VOORGLOEISYSTEEM ...................................................... STORING IN VOORGLOEISYSTEEM............................. WATER IN BRANDSTOFFILTER..................................... STORING IN ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING FORD-CODE .......................................................................
92 92 92 92 93 93 94 94 94 94 94 95 95 95 95 96 96 96 96 97 97
MISTLAMPEN ACHTER .................................................... ALGEMENE STORINGSMELDING ................................. STORING IN MOTOROLIEDRUKSENSOR ................. WATER IN BRANDSTOFFILTER..................................... INSCHAKELEN BRANDSTOFNOODSCHAKELING NIET MOGELIJK .................................................................. BUITENVERLICHTING ...................................................... STORING IN PARKEERSENSOR .................................... STORING IN ESP ................................................................ STORING IN HILL HOLDER ........................................... ACHTERLICHTEN EN DIMLICHTEN............................ FOLLOW ME HOME........................................................... MISTLAMPEN VOOR ......................................................... RICHTINGAANWIJZER LINKS........................................ RICHTINGAANWIJZER RECHTS ................................... GROOTLICHT...................................................................... KANS OP GLADHEID ........................................................ SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN .......................... BEPERKTE ACTIERADIUS ................................................ ASR-SYSTEEM ....................................................................... VERSLETEN REMBLOKKEN ............................................ VEILIGHEIDSGORDELS NIET VASTGEMAAKT.......... ACHTERRUITVERWARMING ........................................ VOORRUITVERWARMING .............................................
97 97 97 97 98 98 98 98 98 98 98 99 99 99 99 99 99 99 99 100 100 100 100
UW AUTO
14:32
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWIN STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING RIJDEN GSLAMPJES EN MELDINGEN
091-100 Ford KA NL
91
WAARSCHUWIN ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN GSLAMPJES EN STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
091-100 Ford KA NL
92
21-07-2008
14:32
Pagina 92
WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN ALGEMENE WAARSCHUWINGEN Bij bepaalde uitvoering gaat er een waarschuwingslampje branden en verschijnt er ook een melding en/of klinkt er een geluidssignaal. Deze meldingen zijn kort en uit voorzorg en moeten als aanvulling worden gezien op de informatie in het instructieboekje. U wordt daarom aangeraden om het instructieboekje goed door te lezen. Raadpleeg de informatie in dit hoofdstuk in het geval er zich een storing voordoet. BELANGRIJK De storingsmeldingen die op het display verschijnen, zijn onderverdeeld in twee categorieën: ernstige storingen en minder ernstige storingen. Ernstige storingen worden langdurig herhaald. Minder ernstige storingen worden beperkt herhaald. Druk op MENU ESC om de weergavecyclus van beide categorieën te stoppen. Het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel blijft branden totdat de storing is verholpen.
x
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU (rood)
Aangetrokken handrem
HANDREM AANGETROKKEN (rood)
Bij bepaalde uitvoeringen klinkt ook een geluidssignaal wanneer de auto in beweging is.
Als de contactsleutel in stand MAR wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje enkele seconden branden en vervolgens uit. Te laag remvloeistofniveau Het waarschuwingslampje gaat branden als het remvloeistofniveau in het reservoir onder het minimumniveau is gedaald, bijvoorbeeld door lekkage in het systeem.
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de handrem is aangetrokken.
BELANGRIJK Als het waarschuwingslampje gaat branden tijdens het rijden, controleer dan of de handrem niet is aangetrokken.
¬
STORING IN AIRBAGSYSTEEM (geel)
Bij enkele uitvoeringen verschijnt er een melding op het display.
Als de contactsleutel in stand MAR wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje enkele seconden branden en vervolgens uit.
WAARSCHUWING Als het waarschuwingslampje x gaat branden tijdens het rijden (bij enkele uitvoeringen in combinatie met een melding op het display), stop dan onmiddellijk en neem contact op met uw Ford-dealer.
Het waarschuwingslampje blijft branden wanneer er een storing aanwezig is in het airbagsysteem. Bij enkele uitvoeringen verschijnt er een melding op het display.
Pagina 93
WAARSCHUWING Als de contactsleutel in stand MAR wordt gezet en het waarschuwingslampje ¬ gaat niet branden of blijft branden tijdens het rijden (in combinatie met een melding op het display, indien van toepassing) dan zit er mogelijk een storing in de veiligheidssystemen. In dat geval kunnen de airbags of de gordelspanners niet worden geactiveerd bij een aanrijding of, in zeldzame gevallen, plotseling worden geactiveerd. Neem voordat u wegrijdt contact op met uw Forddealer om het systeem te laten controleren.
WAARSCHUWING Een defect waarschuwingslampje ¬ (waarschuwingslampje uit) wordt aangegeven doordat het waarschuwingslampje “ voor de front-aribag aan passagierszijde blijft knipperen.
“
FRONT-AIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD (geel)
Het waarschuwingslampje “ gaat branden wanneer de front-airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld. Als de front-airbag aan passagierszijde is ingeschakeld en de contactsleutel in stand MAR wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje “ eerst 4 seconden branden, dan 4 seconden knipperen en tenslotte uit. WAARSCHUWING Waarschuwingslampje “ geeft een storing aan in waarschuwingslampje ¬. Dit wordt aangegeven doordat het waarschuwingslampje “ langer dan 4 seconden blijft knipperen. In dat geval kan waarschuwingslampje ¬geen storingen in het systeem aangeven. Neem voordat u wegrijdt contact op met uw Ford-dealer om het systeem te laten controleren.
ç
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR (rood)
H Als de contactsleutel in stand MAR wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje enkele seconden branden en vervolgens uit. Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de motor te warm is. Als het waarschuwingslampje gaat branden, moeten de volgende maatregelen worden genomen: ❒ tijdens normale rijomstandigheden: stop de auto, zet de motor uit en controleer of het koelvloeistofniveau van het reservoir niet onder het MINmerkteken staat. Als dit wel het geval is, wacht dan enkele minuten zodat de motor kan afkoelen. Open vervolgens langzaam en voorzichtig de dop, vul koelvloeistof bij en controleer of het koelvloeistofniveau tussen het MINen MAX-merkteken op het reservoir ligt. Controleer ook op lekkages. Neem contact op met de Ford-dealer als het waarschuwingslampje opnieuw gaat branden wanneer de motor wordt gestart.
UW AUTO
14:32
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWIN STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING RIJDEN GSLAMPJES EN MELDINGEN
091-100 Ford KA NL
93
WAARSCHUWIN ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN GSLAMPJES EN STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
091-100 Ford KA NL
94
21-07-2008
14:32
Pagina 94
❒ Als de auto onder zware rijomstandigheden wordt gebruikt (bijvoorbeeld bergopwaarts rijden met een aanhanger of met een zwaar beladen auto): verlaag de snelheid en stop de auto als het waarschuwingslampje blijft branden. Wacht 2 of 3 minuten en laat de motor lopen. Geef iets gas voor een betere circulatie van de koelvloeistof. Zet vervolgens de motor uit. Controleer het koelvloeistofniveau zoals hierboven beschreven. BELANGRIJK Bij zware rijomstandigheden is het raadzaam de motor enkele minuten te laten draaien en iets gas te geven voordat u de motor uitzet. Bij enkele uitvoeringen verschijnt er een melding op het display.
w
ACCU NIET VOLDOENDE OPGELADEN (rood)
Als de contactsleutel in stand MAR wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje branden. Dit moet doven zodra de motor wordt gestart (als de motor stationair draait, kan het even duren voordat het waarschuwingslampje dooft). Neem onmiddellijk contact op met de Ford-dealer als het waarschuwingslampje blijft branden.
>
STORING IN ABS (geel)
Als de contactsleutel in stand MAR wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje enkele seconden branden en vervolgens uit. Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer het systeem defect is of niet beschikbaar is. In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar zonder de mogelijkheden van het ABS. Rijd voorzichtig verder en ga zo snel mogelijk naar een Ford-dealer. Bij enkele uitvoeringen verschijnt er een melding op het display.
x >
STORING IN EBD (rood) (geel)
Als bij een draaiende motor de waarschuwingslampjes x en > gaan branden, dan is er een storing in het EBD-systeem of is het systeem niet beschikbaar. In dat geval kunnen de achterwielen bij hard remmen vroegtijdig blokkeren, waardoor de auto in een slip kan raken. Rijd voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Ford-dealer om het systeem te laten controleren. Bij enkele uitvoeringen verschijnt er een melding op het display.
v
TE LAGE MOTOROLIEDRUK (rood) OLIEKWALITEIT ONVOLDOENDE (Duratorq-uitvoeringen met DPF - rood)
Te lage motoroliedruk Als de contactsleutel in stand MAR wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje branden en uit zodra de motor wordt gestart. Bij enkele uitvoeringen verschijnt er een melding op het display. WAARSCHUWING Als het waarschuwingslampje v gaat branden tijdens het rijden (bij enkele uitvoeringen in combinatie met een melding op het display), stop dan onmiddellijk en neem contact op met uw Ford-dealer. Oliekwaliteit onvoldoende Het waarschuwingslampje gaat knipperen en er verschijnt een melding op het display als het systeem constateert dat de oliekwaliteit onvoldoende is. Na de eerste constatering zal het waarschuwingslampje v steeds 3 minuten knipperen en 5 seconden doven telkens wanneer de motor wordt gestart, totdat de olie wordt ververst.
Pagina 95
WAARSCHUWING Als het waarschuwingslampje v knippert, neem dan onmiddellijk contact op met de Ford-dealer om de motorolie te laten verversen en het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel uit te schakelen. Als u dit niet doet, dan kan de garantie vervallen.
D
STORING IN ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING (geel)
Als de contactsleutel in stand MAR wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje enkele seconden branden en vervolgens uit. Als het waarschuwingslampje blijft branden, dan werkt de elektrische stuurbekrachtiging mogelijk niet en is er meer kracht nodig om het stuur te draaien. Neem contact op met de Forddealer. Bij enkele uitvoeringen verschijnt er een melding op het display.
G
PORTIEREN NIET GOED GESLOTEN (rood)
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer een of meerdere portieren of de achterklep niet goed zijn gesloten. Bij enkele uitvoeringen verschijnt er een melding op het display. Als een of meerdere portieren of de achterklep niet goed gesloten is en de auto in beweging is, dan klinkt er een geluidssignaal (alleen bij uitvoeringen met een multifunctioneel display).
STORING IN MOTORMANAGEMENT SYSTEEM (EOBD)/ INJECTIESYSTEEM (geel) Onder normale omstandigheden gaat het waarschuwingslampje branden wanneer de contactsleutel in stand MAR wordt gezet en uit zodra de motor wordt gestart. Als het waarschuwingslampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden, dan werkt het injectiesysteem niet. Als het waarschuwingslampje blijft branden dan duidt dit op een storing in het inspuit/ontstekingssysteem. Hierdoor nemen de emissies toe, kunnen de prestaties en wendbaarheid van de auto verminderen en kan het brandstofverbruik stijgen. Bij enkele uitvoeringen verschijnt er een melding op het display. U kunt doorrijden met gematigde snelheid en zonder te veel prestaties van de motor te verlangen. Als u echter te lang door blijft rijden, dan kan dit schade tot gevolg hebben. Neem zo snel mogelijk contact op met de Ford-dealer. Het waarschuwingslampje gaat uit nadat de storing is verholpen, maar de informatie wordt opgeslagen in het systeem.
U
Alleen bij benzinemotoren Een knipperend waarschuwingslampje duidt op mogelijke schade aan de katalysator.
UW AUTO
14:32
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWIN STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING RIJDEN GSLAMPJES EN MELDINGEN
091-100 Ford KA NL
95
WAARSCHUWIN ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN GSLAMPJES EN STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
091-100 Ford KA NL
96
21-07-2008
14:32
Pagina 96
Als het waarschuwingslampje blijft knipperen, laat dan het gaspedaal los en verlaag de snelheid totdat het waarschuwingslampje ophoudt met knipperen. U kunt doorrijden met gematigde snelheid maar vermijd rijomstandigheden waardoor het lampje opnieuw gaat knipperen en neem zo snel mogelijk contact op met de Forddealer. Ga zo snel mogelijk naar een Ford-dealer als het waarschuwingslampje U niet gaat branden wanneer het contact in stand MAR wordt gezet of als het waarschuwingslampje tijdens het rijden onafgebroken blijft branden of gaat knipperen (en er een melding op het display verschijnt). De verkeerspolitie kan met speciale apparatuur de werking van het waarschuwingslampje U controleren. Houd u aan de wetgeving van het land waar u rijdt.
VERSTOPT ROETFILTER (1.3L Duratorquitvoeringen - bedrading) (uitvoeringen met multifunctioneel display)
c
Als de contactsleutel in stand MAR wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje enkele seconden branden en vervolgens uit. Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer het roetfilter verstopt is en de rijomstandigheden verhinderen dat de regeneratieprocedure automatisch wordt uitgevoerd. Om de regeneratieprocedure uit te voeren en het roetfilter te reinigen raden wij u aan te blijven rijden totdat het waarschuwingslampje dooft. Het display geeft een bijbehorende melding.
ç
BRANDSTOFRESERVE (geel) F
Als de contactsleutel in stand MAR wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje enkele seconden branden en vervolgens uit. Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer er nog ongeveer 5 liter brandstof aanwezig is in de tank. BELANGRIJK Het waarschuwingslampje gaat knipperen als er een storing aanwezig is in het systeem. Ga naar een Ford-dealer om het systeem te laten controleren.
m
VOORGLOEISYSTEEM (1.3L Duratorquitvoeringen - amber)
STORING IN VOORGLOEISYSTEEM (1.3L Duratorq-uitvoeringen amber) Voorgloeibougies Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de contactsleutel in stand MAR wordt gezet. Het waarschuwingslampje gaat uit zodra de voorgloeibougies de vooraf ingestelde temperatuur hebben bereikt. Start de motor zodra het waarschuwingslampje uit is. BELANGRIJK Bij een hoge buitentemperatuur zal het waarschuwingslampje heel kort branden. Storing in voorgloeisysteem Het waarschuwingslampje knippert als er een storing aanwezig is in het voorgloeisysteem. Ga zo snel mogelijk naar een Ford-dealer. Bij enkele uitvoeringen verschijnt er een melding op het display.
Pagina 97
WATER IN BRANDSTOFFILTER (1.3L Duratorquitvoeringen - amber)
Als de contactsleutel in stand MAR wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje enkele seconden branden en vervolgens uit. Het waarschuwingslampje E gaat branden wanneer er water in het dieselfilter zit. Bij enkele uitvoeringen verschijnt er een melding op het display. Als er zich water in het brandstofsysteem bevindt, dan kan dit ernstige schade toebrengen aan het inspuitsysteem en nadelige gevolgen hebben voor de motor. Als waarschuwingslampje E gaat branden (bij sommige uitvoeringen waarschuwingslampje è in combinatie met een melding), ga dan zo snel mogelijk naar een Ford-dealer om het systeem te laten aftappen. Als het waarschuwingslampje direct na het tanken gaat branden, dan is er tijdens het tanken waarschijnlijk water in de brandstoftank terechtgekomen. Zet in dat geval onmiddellijk de motor uit en neem contact op met de Ford-dealer.
Y
STORING IN ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING FORD-CODE (rood)
Als de contactsleutel in stand MAR staat en het waarschuwingslampje blijft branden, dan duidt dit mogelijk op een storing (zie “Het Ford CODE-systeem” in het hoofdstuk “Uw auto”). Als de motor draait en het waarschuwingslampje Y knippert, dan betekent dit dat de auto niet wordt beveiligd door de startblokkering (zie “Het Ford CODE-systeem” in het hoofdstuk “Uw auto”). Neem contact op met de Ford-dealer om alle sleutels op te laten slaan in het geheugen.
4
MISTLAMPEN ACHTER (geel)
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de mistlampen achter worden ingeschakeld.
è
ALGEMENE STORINGSMELDING (geel)
Het waarschuwingslampje gaat in de volgende gevallen branden. Storing in motoroliedruksensor Het waarschuwingslampje gaat branden als er een storing wordt geregistreerd in de parkeersensoren. Ga naar een Ford-dealer om de storing te laten verhelpen.
UW AUTO
14:32
VEILIGHEID
E
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWIN STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING RIJDEN GSLAMPJES EN MELDINGEN
091-100 Ford KA NL
97
14:32
Pagina 98
Inschakelen brandstofnoodschakeling niet mogelijk Het waarschuwingslampje gaat branden als de brandstofnoodschakeling wordt ingeschakeld of als de brandstofnoodschakeling niet beschikbaar is.
WAARSCHUWIN ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN GSLAMPJES EN STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN MELDINGEN RIJDEN
UW AUTO
21-07-2008
VEILIGHEID
091-100 Ford KA NL
98
Het display geeft een bijbehorende melding. Storing in parkeersensor Het waarschuwingslampje gaat branden en er verschijnt een melding op het display wanneer er een storing aanwezig is in de parkeersensor Neem contact op met de Ford-dealer.
I
STORING IN ESP (geel)
3
Storing in ESP
Als de contactsleutel in stand MAR wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje enkele seconden branden en vervolgens uit.
ACHTERLICHTEN EN DIMLICHTEN (groen) FOLLOW ME HOME (groen)
Achterlichten en dimlichten
Als het waarschuwingslampje niet dooft of blijft branden tijdens het rijden en het lampje op de knop ASR OFF gaat branden, neem dan contact op met de Ford-dealer.
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de achterlichten en dimlichten zijn ingeschakeld.
Het display geeft een bijbehorende melding.
Het waarschuwingslampje gaat branden als dit systeem actief is (zie “Follow me home” in hoofdstuk “Uw auto”).
Opmerking Als het waarschuwingslampje knippert tijdens het rijden dan is het ESP-systeem actief.
Het display geeft een bijbehorende melding.
*
STORING IN HILL HOLDER (geel)
Als de contactsleutel in stand MAR wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje enkele seconden branden en vervolgens uit. Het waarschuwingslampje gaat branden om aan te geven dat er een storing aanwezig is in het Hill Holder-systeem. Neem in dat geval zo snel mogelijk contact op met een Ford-dealer. Het display geeft een bijbehorende melding.
Follow me home
W
BUITENVERLICHTING (amber)
Het waarschuwingslampje gaat branden als de buitenverlichting niet goed werkt.
Pagina 99
MISTLAMPEN VOOR (groen)
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de mistlampen voor worden ingeschakeld.
F
RICHTINGAANWIJZER LINKS (groen - knipperend)
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de hendel van de richtingaanwijzer omlaag wordt bewogen, tegelijkertijd met het waarschuwingslampje van de richtingaanwijzer rechts, wanneer de knop voor de waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
D
RICHTINGAANWIJZER RECHTS (groen - knipperend)
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de hendel van de richtingaanwijzer omhoog wordt bewogen, tegelijkertijd met het waarschuwingslampje van de richtingaanwijzer links, wanneer de knop voor de waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
1
GROOTLICHT (blauw)
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
C
KANS OP GLADHEID (uitvoeringen met multifunctioneel display) multifunctioneel)
De temperatuuraanduiding knippert wanneer de buitentemperatuur gelijk is aan of lager wordt dan 4? in de bestuurder te waarschuwen voor mogelijke gladheid. Het display geeft een bijbehorende melding.
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN Het display geeft een bijbehorende melding wanneer de auto de ingestelde snelheidslimiet overschrijdt (zie “Instelbaar multifuncioneel display” in het hoofdstuk “Uw auto”). BEPERKTE ACTIERADIUS (uitvoeringen met multifunctioneel display) Het display geeft een bijbehorende melding om de bestuurder te waarschuwen dat de actieradius van de auto minder is dan 50 km. ASR-SYSTEEM (uitvoeringen met multifunctioneel display) Het ASR-systeem kan worden uitgeschakeld door de toets ASR OFF in te drukken. Op het display verschijnt een melding dat het systeem is uitgeschakeld. Het lampje op de knop gaat tegelijkertijd branden. Door opnieuw op de knop ASR OFF te drukken gaat het lampje op de knop uit en verschijnt een melding op het display dat het systeen weer is ingeschakeld.
UW AUTO
14:32
VEILIGHEID
5
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWIN STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING RIJDEN GSLAMPJES EN MELDINGEN
091-100 Ford KA NL
99
WAARSCHUWIN ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN GSLAMPJES EN STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
091-100 Ford KA NL
100
d
21-07-2008
14:32
Pagina 100
VERSLETEN REMBLOKKEN (geel)
Het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel gaat branden (en er verschijnt een melding op het display) als de remblokken voor zijn versleten. Laat ze in dat geval zo snel mogelijk vervangen.
<
VEILIGHEIDSGORDELS NIET VASTGEMAAKT (rood)
Het waarschuwingslampje op het display gaat branden wanneer de auto in beweging is en de veiligheidsgordel van de bestuurder niet is vastgemaakt. Het waarschuwingslampje gaat knipperen en er klinkt gedurende 6 seconden een geluidssignaal wanneer de auto rijdt en de veiligheidsgordels voor niet zijn vastgemaakt. Het waarschuwingslampje blijft de daaropvolgende 90 seconden knipperen en er klinkt een ononderbroken geluidssignaal. Het SBR-systeem (Seat Belt Reminder) kan alleen worden uitgeschakeld door de Ford-dealer. Neem contact op met een Ford-dealer om het SBR-systeem permanent uit of in te schakelen. Het SBR-systeem kan ook via het setupmenu van het display weer worden geactiveerd als de auto is uitgerust met een multifunctioneel display. Het display geeft een bijbehorende melding.
(
ACHTERRUITERWARMING (geel)
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
A
VOORRUITVERWARMING (geel)
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de voorruitverwarming is ingeschakeld.
Pagina 101
N O O D G E VA L L E N MOTOR STARTEN .............................................................
102
WIEL VERWISSELEN ...........................................................
104
SNELLE BANDENREPARATIESET FIX&GO automatisch ..........................................................
110
GLOEILAMP VERVANGEN ..............................................
114
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN .
117
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN .....
120
ZEKERINGEN VERVANGEN ...........................................
122
ALS DE ACCU LEEG IS.......................................................
128
OPKRIKKEN VAN DE AUTO ..........................................
129
SLEPEN VAN DE AUTO.....................................................
129
UW AUTO
9:47
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
101-130 Ford KA NL
101
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
101-130 Ford KA NL
102
22-07-2008
9:47
Pagina 102
MOTOR STARTEN A
Als het waarschuwingslampje Y op het instrumentenpaneel continu blijft branden, wend u dan onmiddellijk tot de Ford-dealer.
A
STARTEN MET EEN HULPACCU Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu die ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de lege accu.
afb. 1a - Duratec versions
KA00136m
Gebruik voor een noodstart nooit een accusnellader: dit kan schade veroorzaken aan het elektronisch systeem en de regeleenheden van de ontsteking en de inspuiting.
afb. 1b - Duratorq versions
KA00137m
WAARSCHUWING Laat deze procedure door gespecialiseerd personeel uitvoeren. Onjuiste handelingen kunnen leiden tot elektrische ontladingen. Bovendien is de vloeistof in de accu giftig en corrosief: vermijd contact met de huid en de ogen. Kom ook niet dicht bij een accu met open vuur. Roken is niet toegestaan. Veroorzaak geen vonken.
Pagina 103
Ga als volgt te werk: ❒ verbind de pluspolen (+ teken naast de pool) van de beide accu’s met een startkabel; ❒ sluit een tweede startkabel aan op de minpool (–) van de hulpaccu en op de massa-aansluiting A van de auto die gestart moet worden (zoals weergegeven in afb. 1a-1b); ❒ start de motor; ❒ neem als de motor draait, de kabels in de omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, blijf dan niet proberen maar wend u tot de Ford-dealer. BELANGRIJK Verbind de minklemmen van de twee accu’s niet direct met elkaar: vonken kunnen het explosieve gas ontsteken dat uit de accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerd aan boord van een andere auto, mogen tussen deze auto en de auto met de lege accu niet per ongeluk metalen delen met elkaar in verbinding staan.
ROLLEND STARTEN Probeer de motor nooit te starten door de auto aan te duwen, te slepen of van een helling af te rijden. Hierdoor kan brandstof in de katalysator terechtkomen, wat onherstelbare schade tot gevolg kan hebben. BELANGRIJK Houd er rekening mee dat de rem- en stuurbekrachtiging (indien aanwezig) niet werken zolang de motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur.
UW AUTO
9:47
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
101-130 Ford KA NL
103
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
101-130 Ford KA NL
104
22-07-2008
9:47
Pagina 104
WIEL VERWISSELEN ALGEMENE AANWIJZINGEN De auto kan zijn uitgerust (optioneel) met een normaal reservewiel of een klein noodreservewiel. Voor bepaalde uitvoeringen/specificaties is de auto fabrieksmatig uitgevoerd met 4 antidiefstalbouten (een per wiel). Om de bouten aan te halen moet het juiste verloopstuk A-afb. 2 worden gebruikt; steek dit tussen de bout en de sleutel, zoals weergegeven in afb. 2. AANWIJZING U kunt extra bouten en een speciaal verloopstuk bestellen via de Ford-dealer onder vermelding van het referentienummer behorend bij de set. Voor het verwisselen van het wiel en voor het juiste gebruik van de krik en het noodreservewiel moeten de onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.
afb. 2
KA00120m
WAARSCHUWING Het noodreservewiel (indien aanwezig) behoort bij de auto waarbij het geleverd is. Gebruik het reservewiel niet bij andere auto’s. Monteer geen reservewielen van andere auto’s. Het noodreservewiel mag alleen in noodgevallen worden gebruikt. Het noodreservewiel moet zo kort mogelijk gebruikt worden en er mag niet sneller dan 80 km/h mee worden gereden. Op het noodreservewiel is een oranje sticker aangebracht waarop de belangrijkste waarschuwingen staan vermeld met betrekking tot het gebruik van het noodreservewiel.
WAARSCHUWING Deze sticker mag nooit worden verwijderd of afgedekt. Op het noodreservewiel mag nooit een wieldeksel worden gemonteerd. Op de sticker staan de volgende aanwijzingen in vier talen vermeld: Waarschuwing! Alleen voor tijdelijk gebruik! Max. 80 km/h! Vervang zo snel mogelijk door een normaal wiel. Dek deze aanwijzingen niet af. Als u een ander velgtype wilt monteren (lichtmetalen velgen in plaats van stalen), moeten tevens alle wielbouten worden vervangen door bouten met een lengte die aangepast is aan het velgtype.
Pagina 105
WAARSCHUWING Attendeer het overige wegverkeer op de defecte auto met behulp van de voorgeschreven voorzieningen: de waarschuwingsknipperlichten, de gevarendriehoek enz. Alle inzittenden moeten de auto hebben verlaten, vooral als de auto zwaar beladen is, en op een veilige afstand van het verkeer wachten, totdat het wiel verwisseld is. Blokkeer de wielen met een wig of andere voorwerpen als de auto schuin op een helling of op een slecht wegdek staat. Bij een gemonteerd noodreservewiel veranderen de rijeigenschappen van de auto. Vermijd met vol gas optrekken, bruusk remmen en hoge snelheden in de bochten. Het noodreservewiel heeft een levensduur van ongeveer 3000 km. Na deze afstand moet de band van het noodreservewiel vervangen worden door een nieuwe band van hetzelfde type. Monteer nooit een normale band op de velg van het noodreservewiel. Laat het verwisselde wiel zo snel mogelijk repareren en monteren. Gebruik nooit twee of meer noodreservewielen. Smeer de schroefdraad van de wielbouten niet met vet in, voordat u ze monteert: de bouten kunnen loslopen.
WAARSCHUWING De krik dient uitsluitend voor het verwisselen van een wiel van de auto waarbij de krik geleverd is of voor auto’s van hetzelfde model. Gebruik de krik niet voor het opkrikken van andere auto’s. Gebruik de krik nooit voor het uitvoeren van werkzaamheden onder de auto. Als de krik niet juist geplaatst wordt, kan de opgekrikte auto van de krik vallen. Gebruik de krik nooit voor zwaardere last dan op de sticker is aangegeven. Leg nooit sneeuwkettingen op het noodreservewiel. Als u een lekke voorband (aangedreven wiel) hebt en er moet met sneeuwkettingen worden gereden, moet u een wiel van de achteras afhalen en daarvoor in de plaats het noodreservewiel monteren. Zo hebt u op de vooras twee normale wielen waarop u sneeuwkettingen kunt monteren en is de noodsituatie opgelost. De krik die is geleverd bij uw voertuig mag alleen worden gebruikt om in een noodsituatie een wiel te verwisselen.
WAARSCHUWING Door een verkeerde montage kan het wieldeksel tijdens het rijden loslaten. Maak het ventiel nooit open. Plaats geen enkel stuk gereedschap tussen velg en band. Controleer regelmatig de spanning van de banden en van het noodreservewiel en neem daarbij de waarden in acht die beschreven staan in het hoofdstuk “Technische specificaties”.
Belangrijke aanwijzingen: ❒ de krik weegt 1,76 kg; ❒ de krik vereist geen afstelwerkzaamheden; ❒ de krik kan niet worden gerepareerd. Bij beschadiging moet de krik vervangen worden; ❒ behalve de slinger mag geen enkel ander gereedschap op de krik gemonteerd worden.
UW AUTO
9:47
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
101-130 Ford KA NL
105
22-07-2008
9:47
Pagina 106
UW AUTO
101-130 Ford KA NL
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
A
106
afb. 3
KA00062m
afb. 5
KA00064m
❒ verwijder bij auto’s die zijn uitgerust met lichtmetalen velgen het geklemde wieldeksel met behulp van de bijgeleverde schroevendraaier;
Ga voor het verwisselen van een wiel als volgt te werk: ❒ zet de auto stil op een plaats waar het verkeer niet in gevaar wordt gebracht en in alle veiligheid het wiel kan worden verwisseld. Zet de auto op een vlakke en stevige ondergrond.
❒ draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten van het te verwisselen wiel ongeveer een slag los E-afb. 5;
❒ Zet de motor uit en trek de handrem aan.
afb. 4
❒ Schakel de eerste versnelling of de achteruit in;
❒ draai de blokkeerschroef B-afb. 4 los;
❒ til de bekleding op de vloer van het bagagecompartiment A-afb. 3 op;
❒ neem de gereedschaphouder C en zet deze dicht bij het te verwisselen wiel;
KA00063m
❒ neem het noodreservewiel D uit; ❒ verwijder met de bijgeleverde schroevendraaier het wieldeksel bij de inkeping op de rand van het deksel;
❒ draai de slinger van de krik zo, dat deze iets geopend wordt;
22-07-2008
9:47
Pagina 107
250 mm (9,8 inches)
KA00065m
afb. 6
❒ plaats de krik dicht bij het te verwisselen wiel, op een afstand van ongeveer 250 mm van de rand van de voorwielkast wanneer er een voorwiel moet worden verwisseld, of op een afstand van 170 mm van de rand van de achterwielkast als er een achterwiel moet worden verwisseld (zoals in de afbeelding is weergegeven); ❒ controleer of de groef F-afb. 6 van de krik goed om de rand G van de chassisbalk valt;
❒ waarschuw eventuele omstanders dat de auto wordt opgekrikt. Zorg ervoor dat ze zich niet in de nabijheid van de auto bevinden en de auto niet aanraken totdat deze weer op de grond staat;
❒ plaats de slinger H in de krik I en krik de auto op, totdat het te verwisselen wiel enige centimeters los van de grond is. Als u de slinger draait, moet u zorgen voor voldoende werkruimte, zodat u geen schaafwonden aan uw hand oploopt door contact met de grond. Ook de bewegende delen van de krik (schroefdraad en scharnieren) kunnen letsel veroorzaken; vermijd contact met deze onderdelen. Reinig uw handen zorgvuldig als deze met vet in contact zijn geweest. ❒ zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het noodreservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, zodat de wielbouten niet kunnen loslopen;
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
VEILIGHEID
170 mm (6,7 inches)
UW AUTO
101-130 Ford KA NL
107
22-07-2008
UW AUTO
101-130 Ford KA NL
VEILIGHEID WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
Pagina 108
❒ monteer het geklemde wieldeksel, waarbij de speciale groef (op het wieldeksel) moet samenvallen met het ventiel;
1 O
N
108
9:47
O
❒ laat de auto zakken en verwijder de krik;
3
4
O
N O afb. 7
2 KA00066m
afb. 8
KA00067m
❒ draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten kruiselings vast, in de volgorde die eerder is afgebeeld.
NORMAAL WIEL MONTEREN
Uitvoeringen met lichtmetalen velgen
Volg de hiervoor beschreven procedure, krik de auto op en demonteer het noodreservewiel.
❒ plaats het wiel op de naaf en draai met de bijgeleverde sleutel de bouten vast;
❒ draai de slinger van de krik zodat de auto zakt, en verwijder de krik;
Uitvoeringen met stalen velgen
❒ laat de auto zakken en verwijder de krik;
❒ draai de wielbouten kruiselings vast, in de volgorde die in afb. 8 is aangegeven.
❒ zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het normale wiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, zodat de wielbouten niet kunnen loslopen;
❒ monteer het noodreservewiel, waarbij de centreerpen N-afb. 7 in een van de gaten O in het wiel moet vallen; ❒ draai de 4 wielbouten handvast;
Ga als volgt te werk:
❒ monteer het wiel door de 4 wielbouten in de boutgaten te plaatsen; ❒ draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten handvast aan;
❒ draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten kruiselings vast, in de volgorde die eerder is afgebeeld in afb. 8. ❒ monteer het geklemde wieldeksel en zorg ervoor dat het referentiegat op het wiel samenvalt met de referentiepen op het wieldeksel. BELANGRIJK Door een verkeerde montage kan het wieldeksel tijdens het rijden loslaten.
Pagina 109
Na het verwisselen van het wiel ❒ plaats het noodreservewiel D-afb. 3 op de daarvoor bestemde plek in het bagagecompartiment; ❒ druk de half geopende krik stevig in de houder C, om rammelen tijdens het rijden te voorkomen;
❒ berg de gebruikte gereedschappen op in de juiste plaatsen in de houder; ❒ plaats de gereedschaphouder samen met het gereedschap in het reservewiel en draai de blokkeerschroef B vast; ❒ plaats de bekleding op de juiste wijze op de vloer van het bagagecompartiment. BELANGRIJK In tubeless banden mogen geen binnenbanden gebruikt worden. Controleer regelmatig de spanning van de banden, ook van het noodreservewiel.
BELANGRIJK Als u een ander velgtype wilt monteren (lichtmetalen in plaats van stalen of omgekeerd), moeten tevens alle wielbouten en het noodreservewiel door het passende type met de juiste specificaties worden vervangen. Het is raadzaam de vervangen wielbouten en het vervangen reservewiel te bewaren voor als u in de toekomst het originele velgtype weer wilt monteren.
UW AUTO
9:47
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
101-130 Ford KA NL
109
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
101-130 Ford KA NL
110
22-07-2008
9:47
Pagina 110
SNELLE BANDENREPARATIESET FIX&GO automatisch Wellicht beschikt uw auto niet over een reservewiel. In dat geval kunt u gebruik maken van een snelle bandenreparatieset voor het repareren van een lege band. De bandenreparatieset bevindt zich in de ruimte voor het reservewiel. ALGEMENE INFORMATIE WAARSCHUWING Afhankelijk van soort en omvang van de beschadiging kunnen bepaalde banden slechts gedeeltelijk of helemaal niet worden gerepareerd. Een verminderde bandenspanning kan het rijgedrag van de auto beïnvloeden, waardoor u de controle over de auto kunt verliezen.
WAARSCHUWING Gebruik de reparatieset niet als de band beschadigd is geraakt door het rijden met een lege band.
WAARSCHUWING Probeer geen andere schade te verhelpen dan zichtbaar is op het loopvlak van de band.
WAARSCHUWING Het is niet mogelijk lekken aan de zijkanten van de band te repareren.
U kunt de reparatieset gebruiken voor de meeste lekke banden [als de diameter van het lek niet groter is dan 6 mm] om tijdelijk te kunnen doorrijden. Neem na gebruik van de bandenreparatieset de volgende regels in acht: ❒ Rijd voorzichtig en voorkom dat u plotseling moet sturen of uitwijken, dit geldt met name wanneer de auto zwaar beladen is of wanneer u een aanhangwagen trekt. ❒ De set biedt een tijdelijke noodreparatie, waardoor u uw rit kunt voortzetten naar de dichtstbijzijnde garage of bandendealer, of een maximumafstand van 200 kilometer kunt afleggen.
❒ Rijd niet sneller dan 80 km/h. ❒ Houd de set uit de buurt van kinderen. ❒ Gebruik de set alleen bij een omgevingstemperatuur tussen –30°C en +70°C.
GEBRUIK VAN DE BANDENREPARATIESET WAARSCHUWING Perslucht kan een explosief effect hebben.
WAARSCHUWING Laat de bandenreparatieset nooit onbeheerd achter.
WAARSCHUWING Laat de compressor niet langer dan 10 minuten werken. Aanwijzing Gebruik de bandenreparatieset alleen voor de desbetreffende auto.
Pagina 111
❒ Parkeer uw auto zo dat u het overige verkeer niet hindert en u de set op veilige wijze kunt gebruiken. ❒ Trek de handrem aan, ook als u de auto op een vlakke weg hebt geparkeerd, zodat u zeker weet dat deze niet kan wegrijden. ❒ Verwijder eventueel in de band binnengedrongen voorwerpen (schroeven of spijkers) niet. ❒ Laat de motor draaien wanneer u de set gebruikt, tenzij de auto zich in een afgesloten of slecht geventileerde ruimte bevindt (bijv. in een gebouw). Schakel in dat geval de compressor aan nadat u de motor hebt uitgezet. ❒ Vervang de afdichtvloeistof voordat de houdbaarheidsdatum (zie bovenkant fles) is verstreken. ❒ Licht alle andere gebruikers van de auto in dat de band tijdelijk is gerepareerd met de bandenreparatieset en maak hen attent op de speciale rijomstandigheden.
OPPOMPEN VAN DE BAND WAARSCHUWING Controleer eerst de zijkant van de band voordat u deze oppompt. Als de band scheurtjes, uitstulpingen of andere schade vertoont, probeer hem dan niet op te pompen.
WAARSCHUWING Ga niet dicht bij de band staan wanneer de compressor pompt.
WAARSCHUWING Houd de zijkant van de band in de gaten. Als de band scheurtjes, uitstulpingen of andere schade vertoont, schakel dan de compressor uit en laat de lucht ontsnappen via overdrukventiel I. Blijf niet doorrijden met deze band.
WAARSCHUWING De afdichtvloeistof bevat latex. Vermijd contact met de huid en kleding. Spoel bij contact onmiddellijk overvloedig met water en raadpleeg een arts.
WAARSCHUWING Als u er niet in slaagt binnen 10 minuten de bandenspanning op ten minste 1,8 bar te krijgen, is de band te erg beschadigd en is een tijdelijke reparatie niet mogelijk. In dat geval mag niet verder worden gereden.
UW AUTO
9:47
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
101-130 Ford KA NL
111
A
I
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
UW AUTO
22-07-2008
VEILIGHEID
101-130 Ford KA NL
112
9:47
Pagina 112
H
5. Bevestig de fles B in de fleshouder D. 6. Verwijder het ventieldopje van de beschadigde band.
C
B
7. Draai de fles met afdichtvloeistof C stevig op het ventiel van de beschadigde band. 8. Zorg dat de compressorschakeaar G in stand 0 staat.
D G
9. Steek de stekker F in de aanstekeraansluiting of een aansluitbus.
E
10. Start de motor. 11. Zet de compressorschakelaar G in de stand 1. F KA00128m
afb. 9
De set afb. 9 bevat: A Sticker B Een spuitbus met afdichtvloeistof C Een vulslang D Fleshouder E Manometer F Connector met kabel G Compressorschakelaar H Slang reparatieset I
Overdrukventiel
1. Verwijder de bandenreparatieset uit de verpakking. 2. Verwijder de sticker A die de maximumsnelheid van 80 km/h aangeeft van de fles en bevestig hem op het instrumentenpaneel op een voor de bestuurder goed zichtbare plaats. Zorg dat de sticker geen belangrijke informatie aan het zicht onttrekt. 3. Neem de slang H met overdrukventiel I en de connector met kabel F uit de set. 4. Sluit de slang H met het overdrukventiel I aan op de fles B.
12. Pomp de band niet langer dan 10 minuten op met een spanning van minimaal 1,8 bar en maximaal 3,5 bar. Zet de compressorschakelaar G in stand 0 en controleer de huidige bandenspanning met behulp van manometer E. Aanwijzing Ga niet door wanneer er geen spanning van 1,8 bar wordt bereikt. Aanwijzing Wanneer de afdichtvloeistof door het ventiel wordt gepompt, kan de spanning stijgen tot 6 bar, maar deze zal na ongeveer 30 seconden weer dalen.
Pagina 113
13. Verwijder de connector F uit de aanstekeraansluiting of aansluitbus. 14. Draai de slang snel C los van het ventiel. Zet het ventieldopje weer vast. 15. Laat de fles met afdichtvloeistof B in de fleshouder D zitten. 16. Berg de set veilig maar gemakkelijk bereikbaar in de auto op. U hebt de set opnieuw nodig wanneer u de bandenspanning controleert. 17. Rijd vervolgens ongeveer drie kilometer, zodat de vloeistof het beschadigde oppervlak kan afdichten. WAARSCHUWING Als u zware trillingen, instabiel stuurgedrag of lawaai waarneemt tijdens het tijden, verminder dan snelheid en rijd voorzichtig naar een plek waar u de auto veilig kunt parkeren. Controleer nogmaals de band en de bandenspanning. Als de bandenspanning minder dan 1 bar bedraagt of als de band scheurtjes, uitstulpingen of andere zichtbare schade vertoont, blijf dan niet rijden met deze band.
18. Stop de auto nadat u ongeveer drie kilometer hebt gereden. Controleer de beschadigde band en pas indien nodig de bandenspanning aan. 19. Sluit de set aan en lees de bandenspanning af van de manometer E. 20. Stel de aangegeven spanning in. Zie “Technische specificaties”. 21. Zet de compressorschakelaar G nadat de band op de juiste spanning is opgepompt in stand 0, verwijder connector F uit de aansluitbus, draai de slang C los en draai het ventieldopje vast. 22. Laat de slang C en H op de fles met afdichtvloeistof B zitten en berg de set veilig op. 23. Rijd naar de dichtstbijzijnde dealer om de beschadigde band te laten vervangen. Voordat de band van de velg wordt verwijderd moet u uw bandendealer inlichten dat de band afdichtmiddel bevat. Vervang de fles met afdichtvloeistof B en slang C zo snel mogelijk na gebruik.
Aanwijzing Bedenk dat een snelle bandenreparatieset slechts dient om tijdelijk te kunnen doorrijden. Bepalingen m.b.t. bandenreparatie na gebruik van de bandenreparatieset kunnen per land verschillen. Raadpleeg voor meer informatie een bandendealer. WAARSCHUWING Controleer voordat u gaat rijden of de band op de aanbevolen bandenspanning is gepompt. Zie “Technische specificaties”. Controleer de bandenspanning totdat de gerepareerde band is vervangen. Lege flessen afdichtvloeistof kunnen met normaal huishoudelijk afval worden weggegooid. Lever overgebleven afdichtvloeistof in bij uw dealer of voer deze af conform de wettelijke bepalingen voor afvalverwijdering.
UW AUTO
9:47
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
101-130 Ford KA NL
113
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
101-130 Ford KA NL
114
22-07-2008
9:47
Pagina 114
GLOEILAMP VERVANGEN ALGEMENE AANWIJZINGEN ❒ Controleer voordat u een lamp vervangt of de contacten niet zijn geoxideerd. ❒ Vervang een defecte lamp door een exemplaar van hetzelfde type en vermogen. ❒ Controleer altijd de afstelling van de koplampen als u een gloeilamp hebt vervangen. ❒ Als een lamp niet brandt, controleer dan eerst of de zekering niet doorgebrand is, voordat u de lamp vervangt: zie voor de plaats van de zekeringen de paragraaf “Zekeringen vervangen” in dit hoofdstuk.
WAARSCHUWING Wijzigingen of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken.
WAARSCHUWING Halogeenlampen bevatten gas onder druk. Bij breuk kunnen er glassplinters wegschieten.
Halogeenlampen mag u uitsluitend aanraken op het metalen gedeelte. Als u de bol met uw vingers aanraakt, zal de lichtopbrengst van de lamp teruglopen en kan ook de levensduur beperkt worden. Als u de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt, moet u de bol schoonwrijven met een doekje met alcohol en daarna laten drogen.
Pagina 115
TYPEN GLOEILAMPEN afb. 10
Wij raden u aan defecte gloeilampen, indien mogelijk, door de Forddealer te laten vervangen. Een juiste werking en afstelling van de buitenverlichting is van essentieel belang voor de rijveiligheid en bovendien wettelijk verplicht.
In uw auto zijn verschillende typen gloeilampen gemonteerd: A Glasfittinglampen: deze zijn voorzien van een klemfitting. Verwijder de lamp door de lamp uit de houder te trekken. B Gloeilampen met bajonetfitting: verwijder de lamp uit de houder door hem iets in te drukken en linksom te draaien.
BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de koplamp een beetje beslagen zijn: dit duidt niet op een defect, maar is een natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt wordt door een lage temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad. Dit verdwijnt snel als de koplampen worden ingeschakeld. De aanwezigheid van druppels aan de binnenzijde van de koplamp duidt daarentegen op het binnendringen van water. Wend u tot de Ford-dealer.
C Buislampen: verwijder de lamp door hem uit de veercontacten los te maken. D Halogeenlampen: verwijder de lamp door de borgveer los te haken uit de zitting. E Halogeenlampen: verwijder de lamp door de borgveer los te haken uit de zitting.
afb. 10
KA00110m
UW AUTO
9:47
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
101-130 Ford KA NL
115
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
101-130 Ford KA NL
116
22-07-2008
9:47
Lamp
Pagina 116
Type
Vermogen
Afbeelding
Grootlicht
H4
55W
D
Dimlicht
H4
55W
D
Buitenverlichting voor/MVO
W5W
5W
A
Richtingaanwijzers voor
PY21W
21W
B
Richtingaanwijzers opzij
W5W
5W
A
Richtingaanwijzers achter
PY21W
21W
B
Achterlichten
P21/5
21/5W
B
Remlichten
P21/5
21/5W
B
Achteruitrijlicht
P21W
21W
B
Mistachterlicht
P21W
21W
B
Interieurverlichting
C10W
10W
C
Verlichting bagagecompartiment
W5W
5W
A
Kentekenplaatverlichting
C5W
5W
C
Mistlampen voor
H1
55W
E
Derde remlicht
W5W
5W
A
22-07-2008
9:47
Pagina 117
UW AUTO
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN
KOPLAMPUNITS
A
B
VEILIGHEID
G
Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen “Gloeilamp vervangen”.
C KA00085m
afb. 11
KA00117m
afb. 13
In de koplampunits zijn de gloeilampen voor de parkeerverlichting, het dimlicht, het grootlicht en de richtingaanwijzers opgenomen.
I
De lampen zijn op de volgende wijze geplaatst: afb. 11: H
A parkeerverlichting B dimlicht/grootlicht (dubbele verlichting) C richtingaanwijzers Verwijder vanuit de motorruimte de rubber dop, D-afb. 12 om de lampen van de parkeerverlichting te bereiken; verwijder de rubber dop E-afb. 12 om de lampen van het dimlicht/grootlicht te bereiken; draai de lamphouder F-afb. 12 linksom om de lampen voor de richtingaanwijzers te bereiken.
F afb. 12
E
D KA00086m
Bij bepaalde uitvoeringen moet de koplamp compleet worden verwijderd om de gloeilampen in de koplampunits te vervangen. Stel de gewenste eenheid als volgt in: ❒ zet de wielen volledig uitgestuurd zodat u het klepje G-afb. 13 kunt bereiken, open het klepje en draai het bevestigingssysteem los;
afb. 14
KA00118m
❒ til de motorkap op, draai de bouten H en I los, die zich bevinden op de punten aangegeven in afb. 14; ❒ verwijder de koplamp.
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
101-130 Ford KA NL
117
101-130 Ford KA NL
22-07-2008
9:47
Pagina 118
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
B
118
afb. 15
KA00087m
RICHTINGAANWIJZERS Voor Vervang de gloeilamp als volgt: ❒ draai de lamphouder rechtsom A-afb. 15 en verwijder hem; ❒ verwijder de gloeilamp B door er zachtjes op te drukken en draai hem linksom (bajonetfitting). Vervang de lamp; ❒ monteer de lamphouder A door deze lamphouder rechtsom te draaien. Controleer of de houder goed vastzit;
afb. 16
KA00088m
afb. 17
Richtingaanwijzers
DIMLICHT/GROOTLICHT
Vervang de gloeilamp als volgt:
Vervang de gloeilamp als volgt:
❒ druk op het door de pijl aangegeven punt, zodat de borgveer wordt ingedrukt, en verwijder de verlichtingsunit B-afb. 16;
❒ verwijder de rubber dop, zoals hiervoor beschreven is;
❒ draai de lamphouder linksom, verwijder de geklemde lamp en vervang hem; ❒ plaats de lamphouder in het lampglas, monteer de verlichtingsunit B en controleer of de borgveer is vastgeklikt.
KA00089m
❒ druk op de centrale stekker A-afb. 17 en verwijder de unit; ❒ verwijder de gloeilamp B en vervang hem; ❒ monteer de nieuwe lamp; hierbij moet de nok van het metalen deel vallen in de uitsparingen in de reflector; ❒ monteer vervolgens de klemmen van de lamphouder en sluit de stekker weer aan; ❒ bevestig de dop A en zet deze stevig vast.
Pagina 119
UW AUTO
9:47
A A E F
A afb. 18
KA00090m
KA00104m
afb. 19
PARKEERVERLICHTING ACHTERLICHTEN
B
❒ verwijder de rubber dop, zoals hiervoor beschreven is; B
❒ verwijder de geklemde lamp en vervang hem;
afb. 20
❒ monteer de lamphouder A door deze lamphouder rechtsom te draaien. Controleer of de houder goed vastzit;
MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig)
❒ bevestig de rubber dop;
afb. 21
KA00106m
ACHTERLICHTUNITS B
Vervang de gloeilamp als volgt:
❒ draai de lamphouder rechtsom A-afb. 18 en verwijder hem;
C D
B KA00105m
BELANGRIJK Wend u voor het vervangen van een defecte mistlamp tot de Ford-dealer.
Vervang de gloeilamp als volgt: ❒ open de achterklep; ❒ draai de twee bevestigingsschroeven A-afb. 19 los en trek de lichtunit recht naar achteren zonder deze te draaien; ❒ maak de lamphouder los uit de bevestigingslippen en verwijder de lamphouder uit de zitting; B-afb. 20; ❒ verwijder de lampen door ze iets in te drukken en linksom te draaien. De lampen zijn op de volgende wijze geplaatst: afb. 21: C – Parkeerverlichting/remlichten (boogvormig deel, boven) D – Richtingaanwijzers E – Parkeerverlichting (boogvormig deel, onder) F – Achteruitrijlicht (achterlicht rechts) / mistachterlicht (links)
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
101-130 Ford KA NL
119
101-130 Ford KA NL
22-07-2008
9:47
Pagina 120
UW AUTO
B
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
A
120
C
A
afb. 22
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen “Gloeilamp vervangen”.
KA00091m
KA00092m
afb. 23
HEMELVERLICHTING Vervang de gloeilamp als volgt:
DERDE REMLICHT afb. 22-23
❒ maak met de bijgeleverde schroevendraaier de hemelverlichting A-afb. 25 bij het door de pijl aangegeven punt los;
Vervang de gloeilamp als volgt: ❒ draai de 4 bevestigingsbouten vast A: ❒ verwijder de verlichtingsunit; ❒ maak de stekker B los; A
❒ draai de twee bevestigingsbouten los en draai de lamphouder vast: ❒ verwijder de geklemde lamp en vervang hem; ❒ zet de lamphouder vast en draai de twee bouten vast: ❒ draai beide bevestigingsbouten A vast.
A
afb. 24
KA00093m
KENTEKENPLAATVERLICHTING afb. 24 Vervang de gloeilampen als volgt: ❒ verwijder het lampglas A op het door de pijl aangegeven punt; ❒ maak de lamp los uit de veercontacten aan de zijkant en vervang hem; controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de veercontacten; ❒ monteer het lampglas.
22-07-2008
9:47
Pagina 121
afb. 26
KA00094m
KA00095m
❒ open het dekseltje B-afb. 26 zoals aangegeven;
afb. 27
KA00096m
afb. 28
❒ maak de lamp C-afb. 27 los uit de veercontacten aan de zijkant en vervang hem. Plaats de nieuwe lamp en controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de veercontacten;
VERLICHTING BAGAGECOMPARTIMENT (indien aanwezig)
❒ sluit het dekseltje en monteer het lampglas.
❒ open de achterklep;
KA00097m
Vervang de gloeilamp als volgt: ❒ maak met de bijgeleverde schroevendraaier de verlichtingsunit A-afb. 28 bij het aangegeven punt los.
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
A
A afb. 25
VEILIGHEID
UW AUTO
101-130 Ford KA NL
121
101-130 Ford KA NL
22-07-2008
9:47
Pagina 122
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
ZEKERINGEN VERVANGEN
122
afb. 29
KA00098m
❒ open de bescherming B-afb. 29 en vervang de geklemde lamp C; ❒ sluit de bescherming B op het lampglas; ❒ Monteer de verlichtingsunit door deze eerst aan een zijde in de juiste stand te plaatsen en vervolgens de andere zijde aan te drukken, totdat de borging vastklikt.
ALGEMENE AANWIJZINGEN afb. 30 Het elektrische systeem wordt door zekeringen beveiligd: de zekering brandt door bij een storing of bij oneigenlijk gebruik van het systeem. Als een elektrisch onderdeel niet werkt, controleer dan eerst of de zekering niet is doorgebrand: de verbindingsstrip A mag niet onderbroken zijn. Is dit wel het geval, dan moet u de zekering vervangen door een exemplaar met dezelfde stroomsterkte (dezelfde kleur). B zekering in goede staat. C zekering met doorgebrande strip. Gebruik het tangetje D voor het vervangen van de zekeringen. Dit tangetje is vastgehaakt aan de binnenzijde van het dekseltje van het zekeringenkastje links van het dashboard. De componenten die door de zekeringen worden beveiligd, staan in de tabellen op de volgende pagina’s aangegeven. WAARSCHUWING Als de zekering opnieuw doorbrandt, wend u dan tot de Ford-dealer.
afb. 30
KA00099m
Vervang een defecte zekering nooit door ander materiaal.
WAARSCHUWING Vervang een zekering nooit door een zekering met een hogere stroomsterkte; BRANDGEVAAR. Als een hoofdzekering (MEGAFUSE, MIDI-FUSE, MAXI-FUSE) doorbrandt, wend u dan tot de Ford-dealer. Controleer, voordat u een zekering vervangt, of de contactsleutel uit het contactslot is genomen en alle stroomverbruikers uit staan en/of zijn uitgeschakeld.
Pagina 123
PLAATS VAN DE ZEKERINGEN Zekeringen op het dashboard Uitvoeringen voor links stuur De zekeringen zijn bereikbaar nadat de geklemde kap E is verwijderd. De 5A-zekering voor de verwarming van de buitenspiegels bevindt zich bij de diagnosestekker, zoals afgebeeld in afb. 31. De zekeringenkast die is afgebeeld in afb. 32 bevindt zich aan de onderzijde naast de pedalen. Uitvoeringen voor rechts stuur Het zekeringenkastje dat is afgebeeld in afb. 32 is bereikbaar door het klepje F te openen dat zich in dashboardkastje afb. 33 bevindt.
E
afb. 31
KA00107m
F
afb. 32
KA00100m
afb. 33
KA00125m
UW AUTO
9:47
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
101-130 Ford KA NL
123
101-130 Ford KA NL
22-07-2008
9:47
Pagina 124
UW AUTO
Zekeringenkast in motorruimte afb. 34 en 35
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
Een tweede zekeringenkast bevindt zich rechts in de motorruimte, naast de accu. Om deze te bereiken, moet u op de borging I drukken, de lippen M losmaken en het deksel L verwijderen.
124
afb. 34
KA00101m
De nummers die op de achterzijde van het deksel zijn aangebracht, geven de elektrische componenten aan die door de betreffende zekering worden beveiligd.
Als de motorruimte moet worden uitgespoten, zorg dan dat de waterstraal niet direct op de zekeringenkast in de motorruimte wordt gericht.
afb. 35
KA00102m
101-130 Ford KA NL
22-07-2008
9:47
Pagina 125
Zekeringenkast in motorruimte - afb. 35 Regeleenheid computer carrosserie Subwoofer, hifi audioversterker Contactslot ABS-regeleenheid (elektrische stuurbekrachtiging) EPS Ventilator motorkoelsysteem met één snelheid Ventilator motorkoelsysteem met één snelheid, lage snelheid ventilator motorkoelsysteem Hoge snelheid ventilator motorkoelsysteem Systeemventilator klimaatregeling Reserve Claxons
AMPÈRE
F12 F13 F31 F32 F36 F37 F38 F43 F47 F48 F49 F50 F51 F53
7,5 7,5 5 7,5 10 5 20 15 20 20 5 7,5 7,5 5
ZEKERING
AMPÈRE
F01 F02 F03 F04 F05 F06 F06 F07 F08 F09 F10
60 20 20 40 70 20 30 40 30 15
VEILIGHEID
Voeding dimlicht rechts Voeding dimlicht links en regeleenheid koplampverstelling Schakelaar zekeringen- en relaiskast motorruimte Instapverlichting voor en achter, bagagecompartiment- en dorpelverlichting Diagnosestekker, radio, klimaatregeling, EOBD Schakelaar remlichten, knooppunt instrumentenpaneel Centrale portiervergrendeling Ruitensproeier voor en achter Ruitbediening bestuurderszijde Ruitbediening passagierszijde Parkeersensor, symboolverlichting schakelaars, elektrisch verstelbare spiegels Knooppunt airbag Schakelaar autoradio, audiosysteem, klimaatregeling, remlichten, koppeling Knooppunt instrumentenpaneel
ZEKERING
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
Zekeringenkast dashboard - afb. 32
UW AUTO
ZEKERINGENTABEL
125
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
101-130 Ford KA NL
126
22-07-2008
9:47
Pagina 126
Zekeringenkast in motorruimte - afb. 35 Motormanagementsysteem (secundaire verbruikers) Grootlicht Stoelverwarming +15 Regeleenheid motormanagementsysteem Regeleenheid motormanagementsysteem Regeleenheid motormanagementsysteem (1.2L Duratec) Regeleenheid motormanagementsysteem, spoel van relais (1.3L Duratorq) Aircocompressor Achterruitverwarming, verwarming buitenspiegels Brandstofpomp Bobine ontsteking, inspuitventielen (1.2L Duratec) Regeleenheid motormanagementsysteem (1.3L Duratorq) ABS-regeleenheid (voeding regeleenheid + magneetkleppen) +15 ABS-regeleenheid (elektrische stuurbekrachtiging), EPS, gierhoeksensor Mistlampen voor Regeleenheid gloeibougies (1.3L Duratorq) Reserve Verwarmde voorruit Reserve Stekkerdoos voor (met of zonder aansteker) +15 voor achteruitrijlichten, debimeter, waterdetectiesensor brandstof, spoelen van relais T02, T05, T14 en T19
ZEKERING
AMPÈRE
F11 F14 F15 F16 F17 F18 F18 F19 F20 F21 F22 F22 F23 F24 F30 F81 F82 F83 F84 F85 F87
10 15 15 7,5 10 7,5 7,5 7,5 30 15 15 20 20 7,5 15 50 50 15 7,5
Pagina 127
Zekeringenkast in motorruimte - afb. 35 Grootlicht Claxons Aircocompressor Ventilator motorkoelsysteem met één snelheid Lage snelheid ventilator motorkoelsysteem Hoge snelheid ventilator motorkoelsysteem Systeemventilator klimaatregeling Motormanagementsysteem (hoofdrelais) Stoelen met stoelverwarming Mistlampen voor Brandstofpomp Ontwaseming Reserve Verwarmde voorruit Stekkerdoos voor (met of zonder aansteker)
RELÉ
AMPÈRE
T02 T03 T05
20 20 20
T06
30
T07 T08 T09 T10 T14 T17 T19 T20 T30 T31
50 30 30 20 20 30 30 50 30
UW AUTO
9:47
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
101-130 Ford KA NL
127
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
101-130 Ford KA NL
128
22-07-2008
9:47
Pagina 128
ALS DE ACCU LEEG IS BELANGRIJK De beschrijving voor het opladen van de accu dient slechts ter informatie. Wend u bij voorkeur tot een Ford-dealer om deze werkzaamheden uit te laten voeren. We raden u aan de accu langzaam en met een lage stroomsterkte gedurende ca. 24 uur op te laden. Als u de accu langer oplaadt, kan de accu worden beschadigd. Ga voor het opladen als volgt te werk: ❒ maak de klem los van de minpool op de accu; ❒ sluit de kabels van het laadapparaat aan op de accupolen; let hierbij op de polariteit;
❒ schakel de acculader in; ❒ aan het einde van het opladen schakelt u eerst de acculader uit en koppelt u vervolgens de accu los; ❒ sluit de klem weer aan op de minpool van de accu.
WAARSCHUWING De vloeistof in de accu is giftig en corrosief: vermijd contact met de huid en de ogen. Het opladen van de accu moet worden uitgevoerd in een goed geventileerde ruimte, ver verwijderd van open vuur en vonkvormende apparaten in verband met branden ontploffingsgevaar.
WAARSCHUWING Probeer een bevroren accu niet op te laden: eerst moet de accu ontdooid worden, anders loopt u het risico dat de accu ontploft. Als de accu bevroren is geweest, moet door deskundig personeel worden gecontroleerd of de cellen niet beschadigd zijn en of de bak geen scheuren vertoont, waardoor de giftige en corrosieve vloeistof kan weglekken.
Pagina 129
OPKRIKKEN VAN DE AUTO Als de auto opgekrikt moet worden, moet u zich tot de Ford-dealer wenden. Deze beschikt over een garagekrik of hefbrug.
SLEPEN VAN DE AUTO
UW AUTO
9:47
Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het sleepoog bevindt zich in de gereedschaphouder onder de bekleding in het bagagecompartiment.
A
B VEILIGHEID
22-07-2008
SLEEPOOG BEVESTIGEN afb. 36 Ga als volgt te werk: ❒ verwijder de dop A; ❒ neem het sleepoog B uit de zitting in de gereedschaphouder; ❒ draai het sleepoog geheel op de schroefdraadpen voor of achter.
afb. 36
KA00076m
WAARSCHUWING Draai vóór het slepen de sleutel in stand MAR en vervolgens in STOP zonder de contactsleutel uit het slot te verwijderen. Als de contactsleutel uit het contactslot wordt genomen, schakelt automatisch het stuurslot in waardoor het onmogelijk wordt de auto te besturen.
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
101-130 Ford KA NL
129
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
101-130 Ford KA NL
130
22-07-2008
9:47
Pagina 130
WAARSCHUWING Houd er rekening mee dat de rembekrachtiging en de elektrische stuurbekrachtiging niet werken zolang de motor niet is aangeslagen. In dat geval is er meer kracht nodig voor de bediening van het rempedaal en het stuur. Gebruik voor het slepen geen kabels. Rijd zo gelijkmatig mogelijk. Controleer tijdens het slepen of de sleepstang geen carrosseriedelen kan beschadigen. Houd u bij het slepen van een auto aan de wettelijke voorschriften. Dit geldt zowel voor het slepen zelf als voor het gedrag naar andere weggebruikers. Start de motor niet als de auto wordt gesleept.
Pagina 131
ONDERHOUD EN VERZORGING VLOEISTOFNIVEAUS CONTROLEREN........................
132
LUCHTFILTER/POLLENFILTER........................................
137
DIESELFILTER .......................................................................
137
ACCU ......................................................................................
137
WIELEN EN BANDEN........................................................
139
RUBBER SLANGEN .............................................................
140
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER ......................
141
CARROSSERIE.......................................................................
142
INTERIEUR ............................................................................
144
UW AUTO
15:02
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
131-144 Ford KA NL
131
21-07-2008
15:02
Pagina 132
UW AUTO
131-144 Ford KA NL
VLOEISTOFNIVEAUS CONTROLEREN
E
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
Auto’s met linkse besturing
132
A. Olievulopening B
B. Oliepeilstok
F
D
C. Koelvloeistof
A
D. Ruitensproeiervloeistof E. Remvloeistof
C
F. Accu KA00077m
afb. 1 - 1.2L Duratec uitvoeringen
B
C
WAARSCHUWING Rook nooit tijdens werkzaamheden in de motorruimte: er kunnen licht ontvlambare gassen aanwezig zijn; brandgevaar.
E
F D A
afb. 2 - 1.3L Duratorq uitvoeringen
KA00078m
Tijdens het bijvullen mogen de vloeistoffen met verschillende specificaties niet gemengd worden: als de specificaties van de vloeistoffen verschillen, kan de auto ernstig beschadigd raken.
Pagina 133
Auto’s met rechtse besturing A. Olievulopening G
B. Oliepeilstok
E
C. Koelvloeistof D. Ruitensproeiervloeistof B
E. Remvloeistof
F
D
F. Accu
A
G. Remvloeistof
C
afb. 3 - 1.2L Duratec uitvoeringen
KA00123m
WAARSCHUWING Rook nooit tijdens werkzaamheden in de motorruimte: er kunnen licht ontvlambare gassen aanwezig zijn; brandgevaar.
Tijdens het bijvullen mogen de vloeistoffen met verschillende specificaties niet gemengd worden: als de specificaties van de vloeistoffen verschillen, kan de auto ernstig beschadigd raken. afb. 4 - 1.3L Duratorq uitvoeringen
UW AUTO
15:02
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
131-144 Ford KA NL
KA00124m
133
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
131-144 Ford KA NL
134
21-07-2008
15:02
Pagina 134
MOTOROLIE afb.1-2-3
Motorolieverbruik
Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke ondergrond staat en enige minuten (circa 5) na het uitzetten van de motor.
Als richtlijn geldt een maximum motorolieverbruik van ongeveer 400 gram per 1000 km.
Het oliepeil moet altijd tussen het MINen MAX-merkteken op de oliepeilstok B staan.
De motor van een nieuwe auto moet nog worden ingereden. Dit betekent dat het motorolieverbruik pas na de eerste 5.000 - 6.000 km stabiliseert.
Het verschil tussen het MIN- en MAXmerkteken komt overeen met ongeveer 1 liter.
BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de rijstijl en de gebruiksomstandigheden van de auto.
Als het oliepeil dicht bij of onder het MIN-merkteken staat, moet via de olievulopening A motorolie tot aan het MAX-merkteken worden bijgevuld.
BELANGRIJK Na het bijvullen of het verversen van de olie, moet u de motor enige seconden laten draaien, vervolgens de motor uitzetten en na enige minuten het oliepeil controleren.
Het oliepeil mag nooit het MAXmerkteken overschrijden.
WAARSCHUWING Wees bij het uitvoeren van werkzaamheden in de motorruimte extra voorzichtig als de motor nog warm is: gevaar voor verbranding. Bij een warme motor kan de ventilator onverwacht worden ingeschakeld: kans op verwonding. Pas op als u een sjaal, das of andere loszittende kledingstukken draagt: deze kunnen door de bewegende onderdelen worden gegrepen.
Vul nooit olie bij met andere specificaties dan de olie waarmee de motor is gevuld. Afgewerkte motorolie en het vervangen oliefilter bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het milieu. Het is raadzaam om het verversen van de olie en het vervangen van het oliefilter door de Ford-dealer te laten uitvoeren.
Pagina 135
KOELVLOEISTOF afb. 1-2-3 Het niveau van de koelvloeistof moet gecontroleerd worden bij een koude motor en moet tussen het MIN- en MAX-merkteken op het expansiereservoir staan. Een te laag niveau bijvullen door een mengsel van 50% gedemineraliseerd water en 50% ARTECO Havoline XLC koelvloeistof langzaam via vulopening C in het reservoir te gieten, totdat het niveau dicht bij het MAX-merkteken staat. Een mengsel van ARTECO Havoline XLC koelvloeistof en gedemineraliseerd water in een mengverhouding van 50% biedt bescherming tot een temperatuur van –35°C. Onder extreem koude weersomstandigheden raden wij een mengsel aan van 60% ARTECO Havoline XLC koelvloeistof en 40% gedemineraliseerd water. WAARSCHUWING Ga zeer voorzichtig te werk als u koelvloeistof bijvult. Mors niets op onderdelen van de motor.
In het koelsysteem wordt antivries gebruikt. Gebruik voor het bijvullen vloeistof met dezelfde specificaties als waarmee het koelsysteem is gevuld. ARTECO Havoline XLC koelvloeistof kan niet worden gemengd met welke andere koelvloeistof dan ook. Als dit toch gebeurt, mag de motor absoluut niet worden gestart en moet u contact opnemen met een Ford-dealer.
WAARSCHUWING Het koelsysteem staat onder druk. Vervang de dop indien nodig alleen door eenzelfde exemplaar, anders kan de werking van het systeem in gevaar komen. Draai bij een warme motor de dop van het expansiereservoir nooit los: Gevaar voor verbranding.
WAARSCHUWING Wees bij het uitvoeren van werkzaamheden in de motorruimte extra voorzichtig als de motor nog warm is: gevaar voor verbranding.
RUITENSPROEIERVLOEISTOF afb. 1-2-3 Verwijder voor het bijvullen de dop D met behulp van het lipje. Gebruik een mengsel van water en/of een sproeiervloeistof volgens de specificaties van de fabrikant. Controleer visueel het niveau in het reservoir. Sluit de dop D door op het midden van de dop te drukken. WAARSCHUWING Rijd niet met een leeg ruitensproeierreservoir: de ruitensproeiers zijn van essentieel belang voor een optimaal zicht. Enkele in de handel verkrijgbare ruitensproeiervloeistoffen zijn licht ontvlambaar. In de motorruimte bevinden zich warme onderdelen die bij contact de vloeistof kunnen doen ontbranden.
UW AUTO
15:02
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
131-144 Ford KA NL
135
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
131-144 Ford KA NL
136
21-07-2008
15:02
Pagina 136
REMVLOEISTOF afb. 1-2-3 Draai de dop E los: Controleer of het remvloeistofniveau nog op het maximum niveau staat. Het niveau mag nooit het MAXmerkteken overschrijden. Gebruik de remvloeistof die staat vermeld in de tabel “Vloeistoffen en smeermiddelen” (zie “Technische specificaties”). AANWIJZING Maak de dop van het reservoir E en het omringende oppervlak zorgvuldig schoon. Zorg er bij het openen van de dop voor dat er geen vuil in het reservoir komt. Gebruik voor het bijvullen altijd een trechter met een ingebouwde filterzeef van maximaal 0,12 mm. BELANGRIJK Remvloeistof is hygroscopisch (trekt water aan). Daarom verdient het aanbeveling, als de auto overwegend wordt gebruikt in gebieden met een hoge luchtvochtigheid, de vloeistof vaker te vervangen dan in het “Onderhoudsschema” staat aangegeven.
Voorkom contact tussen de zeer corrosieve vloeistof en de lak. Als remvloeistof wordt gemorst, moet de lak onmiddellijk met water worden afgespoeld.
WAARSCHUWING Remvloeistof is giftig en zeer corrosief. Als per ongeluk remvloeistof wordt gemorst, moeten de betreffende delen onmiddellijk worden gewassen met water en neutrale zeep en daarna met veel water worden afgespoeld. Bij inslikken dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd.
WAARSCHUWING Het symbool π op het reservoir geeft aan dat synthetische remvloeistof en geen minerale vloeistof moet worden gebruikt. Het gebruik van minerale vloeistoffen moet absoluut worden vermeden, omdat de rubbers in het remsysteem door deze vloeistoffen beschadigd raken.
Pagina 137
LUCHTFILTER/ POLLENFILTER Laat het luchtfilter of het pollenfilter vervangen door een Ford-dealer.
DIESELFILTER CONDENS AFTAPPEN (Duratorq-uitvoeringen)
Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor kan onregelmatig gaan draaien. Als het waarschuwingslampje E gaat branden, neem dan zo snel mogelijk contact op met een Ford-dealer om het systeem te laten aftappen. Als het lampje direct na het tanken gaat branden, bestaat de mogelijkheid dat er tijdens het tanken water in de brandstoftank is gekomen: zet in dat geval onmiddellijk de motor uit en neem contact op met een Forddealer.
ACCU De accu van de auto is “onderhoudsvrij”: onder normale omstandigheden hoeft niet te worden bijgevuld met gedestilleerd water. ACCULADING EN ELEKTROLYTNIVEAU CONTROLEREN De controlewerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd op de wijze die beschreven staat in dit instructieboekje. Het eventueel bijvullen mag uitsluitend worden uitgevoerd door gespecialiseerd personeel van een Ford-dealer. WAARSCHUWING De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Vermijd contact met de huid en de ogen. Houd open vuur en vonken verwijderd van de accu: brand- en ontploffingsgevaar.
WAARSCHUWING Als de accu werkt met een zeer laag vloeistofniveau, ontstaat onherstelbare schade aan de accu en kan de accu openbarsten.
ACCU VERVANGEN Als de accu vervangen moet worden, moet een originele accu met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd. Als de accu vervangen wordt door een accu met andere specificaties, vervallen de onderhoudsintervallen die in het “Onderhoudsschema” staan aangegeven. Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u zich strikt te houden aan de aanwijzingen van de fabrikant van de accu.
UW AUTO
15:02
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
131-144 Ford KA NL
137
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
131-144 Ford KA NL
138
21-07-2008
15:02
Pagina 138
Onjuiste montage van elektrische en elektronische apparatuur kan ernstige schade toebrengen aan de auto. Neem contact op met een Ford-dealer als u accessoires (diefstalalarm, mobiele telefoon, enz.) wilt installeren: deze kan u de meest geschikte installaties aanraden en controleren of het noodzakelijk is een accu met een grotere capaciteit te monteren.
Accu’s bevatten zeer schadelijke stoffen voor het milieu. Wij raden u aan een defecte accu door een Forddealer te laten vervangen, omdat deze kan zorgen voor een verwerking van de accu conform de wettelijke bepalingen.
WAARSCHUWING Als u de auto langere tijd stalt in extreem koude omstandigheden moet, om bevriezing te voorkomen, de accu worden verwijderd en op een verwarmde plaats worden bewaard.
WAARSCHUWING Bij werkzaamheden aan de accu of in de buurt van de accu, moet u uw ogen altijd beschermen met een speciale bril. PRAKTISCHE TIPS OM DE LEVENSDUUR VAN DE ACCU TE VERLENGEN Om het snel ontladen van de accu te voorkomen en de levensduur te verlengen, dient u de volgende aanwijzingen op te volgen: ❒ als u de auto parkeert, controleer dan of de portieren, de achterklep en de motorkap goed gesloten zijn; ❒ schakel de interieurverlichting uit. de auto is in elk geval uitgerust met een systeem voor automatische uitschakeling van de interieurverlichting; ❒ laat accessoires (bijvoorbeeld audiosysteem, waarschuwingsknipperlichten, enz.) niet te lang ingeschakeld als de motor uit staat; ❒ neem voordat werkzaamheden aan de elektrische installatie van de auto worden uitgevoerd eerst de minpool van de accu los; ❒ de accuklemmen moeten altijd goed zijn bevestigd.
BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijd minder dan 50% geladen is, raakt door sulfatering beschadigd. Hierdoor loopt de capaciteit en het startvermogen terug. Ook is de accu dan gevoeliger voor bevriezing (al bij temperaturen van circa –10°C). Als u de auto langere tijd niet gebruikt, zie dan “Auto langere tijd stallen” in het hoofdstuk “Starten en rijden”. Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die constante voeding nodig hebben (diefstalalarm, enz.) raden wij u aan contact op te nemen met een Ford-dealer. Het gekwalificeerde personeel kan u de meest geschikte installaties aanraden en daarnaast het totale verbruik controleren en nagaan of de elektrische installatie van de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik of dat het noodzakelijk is een accu met een grotere capaciteit te monteren. Omdat deze apparaten continu stroom verbruiken, ook bij uitgezette motor, raakt de accu geleidelijk ontladen.
Pagina 139
WIELEN EN BANDEN De spanning van de banden, inclusief het noodreservewiel, moet regelmatig, om de twee weken en voor een lange rit, worden gecontroleerd: de bandenspanning moet bij koude banden worden gecontroleerd. Tijdens het rijden neemt de bandenspanning toe. Zie voor de juiste waarde van de bandenspanning de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische specificaties”.
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt onregelmatige slijtage van de banden afb. 5:
UW AUTO
15:02
A juiste spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak.
VEILIGHEID
21-07-2008
B te lage spanning: met name slijtage aan de zijkanten van het loopvlak. C te hoge spanning: met name slijtage in het midden van het loopvlak. Banden moeten worden vervangen als de profieldiepte van het loopvlak minder is dan 1,6 mm. Houd u altijd aan de wetgeving van het land waarin u rijdt.
afb. 5
KA00081m
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ❒ Voorkom abrupt remmen, met spinnende wielen optrekken, hard contact tussen banden en stoepranden, kuilen en andere obstakels. Langdurig rijden op een slecht wegdek kan de banden beschadigen; ❒ controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen en bulten of slijtplekken op het loopvlak. Ga indien nodig langs bij een Forddealer; ❒ rijd nooit met een te zwaar beladen auto: hierdoor kunnen de banden en velgen ernstig beschadigd raken; ❒ stop zo snel mogelijk bij een lekke band en verwissel het wiel om beschadiging van de band, de velg, de wielophanging en de stuurinrichting te voorkomen;
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
131-144 Ford KA NL
139
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
131-144 Ford KA NL
140
21-07-2008
15:02
Pagina 140
❒ banden verouderen, ook als ze weinig worden gebruikt. Scheurtjes in het loopvlak en op de wangen geven aan dat de band verouderd is. Banden die langer dan zes jaar onder een auto gemonteerd zijn, moeten door een specialist worden gecontroleerd. Laat ook het noodreservewiel grondig controleren; ❒ Monteer nooit gebruikte banden of banden waarvan de herkomst onbekend is. ❒ Vervang bij het monteren van een nieuwe band ook altijd het ventiel. ❒ om een gelijke slijtage van de banden op de vooras en de achteras te verkrijgen, is het raadzaam de banden om de 10.000 - 15.000 km van as te verwisselen. Hierbij moeten de banden aan dezelfde zijde van de auto gemonteerd blijven, zodat een omkering van de draairichting wordt voorkomen. WAARSCHUWING Houd er rekening mee dat ook de wegligging afhankelijk is van een juiste bandenspanning.
WAARSCHUWING Door een te lage bandenspanning wordt de band te heet, waardoor er ernstige schade aan de band kan ontstaan.
WAARSCHUWING Verwissel de banden niet van de rechterzijde van de auto naar de linkerzijde en omgekeerd.
WAARSCHUWING Voer bij lichtmetalen velgen geen spuitwerkzaamheden uit die een temperatuur vereisen boven 150°C. De mechanische eigenschappen van de wielen kunnen hierdoor in gevaar worden gebracht.
RUBBER SLANGEN Houd voor de rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem zeer nauwkeurig de voorschriften van het “Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk aan. Ozon, hoge temperaturen en het gedurende langere tijd ontbreken van vloeistof in een systeem zorgen ervoor dat de slangen uitdrogen en scheuren, waardoor het betreffende systeem kan gaan lekken. Daarom is zorgvuldige controle noodzakelijk.
Pagina 141
RUITENWISSERS/ ACHTERRUITWISSER WISSERBLADEN Maak het rubber regelmatig schoon met een schoonmaakmiddel. Vervang de wisserbladen als het rubber vervormd of versleten is. We raden u aan de wisserbladen ten minste eenmaal per jaar te vervangen. Met enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen is het mogelijk beschadigingen van het rubber te voorkomen: ❒ controleer of het rubber niet vastgevroren zit aan de ruit bij temperaturen onder nul. Maak de rubbers indien nodig los met een ontdooimiddel. ❒ verwijder sneeuw van de ruit: hierdoor worden de wisserbladen beschermd en oververhitting van de ruitenwissermotor voorkomen; ❒ schakel de ruitenwissers/achterruitwisser niet in op een droge ruit. WAARSCHUWING Rijden met versleten ruitenwisserbladen is gevaarlijk, omdat hierdoor het zicht bij slechte weersomstandigheden wordt beperkt.
UW AUTO
15:02
C
B afb. 6
A
A KA00115m
VEILIGHEID
21-07-2008
B
afb. 7
KA00082m
Vervangen van de wisserbladen vóór afb. 6
Vervangen van het wisserblad achter afb. 7
Ga als volgt te werk:
Ga als volgt te werk:
❒ til de wisserarm A van de voorruit en plaats het wisserblad onder een hoek van 90° ten opzichte van de arm;
❒ kantel het kapje A omhoog, draai de moer B los, waarmee de wisserarm aan de as is bevestigd, en neem de arm van de as;
❒ druk op de hendel B en verwijder het blad C uit de arm A door het naar beneden te drukken zoals aangegeven in de afbeelding;
❒ plaats de nieuwe wisserarm in de juiste stand en draai de moer volledig vast;
❒ monteer het nieuwe wisserblad en controleer of het geborgd is.
❒ kantel het kapje naar beneden.
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
131-144 Ford KA NL
141
131-144 Ford KA NL
21-07-2008
15:02
Pagina 142
UW AUTO
CARROSSERIE
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
BESCHERMING TEGEN ATMOSFERISCHE INVLOEDEN
142
De belangrijkste oorzaken van roest zijn: ❒ luchtverontreiniging; afb. 8
KA00079m
RUITENSPROEIERS Ruitensproeiers voor afb. 8 Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan eerst het niveau in het reservoir: zie “Niveaus controleren” in dit hoofdstuk). Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden verstopt zijn en prik ze indien nodig door met een naald. De stralen van de ruitensproeiers kunt u richten door de sproeiermonden af te stellen. De stralen moeten op ongeveer 1/3 van de bovenkant van de ruit worden gericht. BELANGRIJK Zorg bij uitvoeringen met open dak dat het dak gesloten is, voordat u de ruitensproeiers inschakelt.
afb. 9
KA00080m
Achterruitsproeier afb. 9 De sproeiermonden van de achterruitsproeier kunnen niet worden afgesteld. De sproeier bevindt zich op de achterruit.
❒ zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid (kustgebieden, warm en vochtig klimaat); ❒ omgevings-/seizoensinvloeden. Ook de invloed van schurende deeltjes zoals opwaaiend stof, zand, modder en opspringende steentjes moet niet worden onderschat. Ford heeft voor uw auto de beste technologische oplossingen toegepast om de carrosserie effectief te beschermen tegen roest. De belangrijkste zijn: ❒ de toepassing van spuittechnieken en lakproducten die de auto de benodigde weerstand geven tegen roest en schurende elementen; ❒ het gebruik van gegalvaniseerde (of voorbehandelde) plaatdelen met een hoge corrosiebestendigheid; ❒ het opspuiten van een beschermende waslaag op de onderzijde, in de motorruimte, in de wielkuipen en andere delen;
Pagina 143
❒ het aanbrengen van een beschermende kunststof laag op kwetsbare delen: onderzijde van de portieren, binnenzijde van de spatborden, randen, enz.; ❒ de toepassingen van “open” holle ruimtes om condensvorming te voorkomen en binnendringend water af te voeren, om roest van binnenuit tegen te gaan. CARROSSERIE GARANTIE Bij deze auto is de carrosserie tegen doorroesten van alle originele componenten van de carrosserie en van alle dragende delen gegarandeerd. Zie voor de algemene voorwaarden van deze garantie het “Garantieboekje”. TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE CARROSSERIE Lak De lak heeft behalve een esthetische functie ook een beschermende functie. Daarom moeten steenslag en krasjes meteen worden bijgewerkt om roestvorming te voorkomen. Het bijwerken moet met originele lak worden uitgevoerd (zie “Plaatje met informatie over de carrosserielak” in het hoofdstuk “Technische specificaties”).
Het normale onderhoud van de auto beperkt zich tot wassen: de frequentie is afhankelijk van het gebruik van de auto en van de omgeving. Het is bijvoorbeeld raadzaam de auto vaker te wassen in gebieden met sterke luchtverontreiniging of na het rijden over wegen met strooizout.
en de koplampranden moeten tijdens het drogen niet vergeten worden, omdat daar water kan blijven staan. Het is aan te raden de auto na het wassen nog even buiten te laten staan, zodat de waterresten kunnen verdampen.
De juiste wasmethode:
Was de auto nooit in de zon of als de motorkap nog warm is: de glans van de lak kan anders afnemen.
❒ verwijder de antenne van het dak als u de auto in een wasstraat wast, om beschadiging te voorkomen;
De kunststof carrosseriedelen kunnen op dezelfde wijze worden gewassen als de overige carrosseriedelen.
❒ als hogedrukstralen of een hogedrukreiniger voor het wassen wordt gebruikt, houd deze dan op een afstand van ten minste 40 cm van de carrosserie om schade en verkleuringen te voorkomen. Houd er rekening mee dat grote hoeveelheden water op de lange termijn schade aan de auto kunnen veroorzaken.
Parkeer de auto indien mogelijk niet onder bomen, aangezien harsdruppels bij langere inwerking de lak kunnen beschadigen, waardoor de kans op roestvorming wordt vergroot.
❒ spoel de auto met een waterstraal onder lage druk af; ❒ was de auto met een spons met een oplossing van neutrale zeep; spoel daarbij de spons regelmatig uit; ❒ spoel de auto goed af met water en droog de auto met warme lucht of een zeem. De minder zichtbare delen zoals de randen van de portieren, de motorkap
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen zo snel en zo goed mogelijk van de lak verwijderd te worden, omdat door de agressieve bestanddelen de lak kan beschadigen.
Schoonmaakmiddelen verontreinigen het water. Daarom moet de auto bij voorkeur worden gewassen op een plaats waar het afvalwater direct wordt opgevangen en gezuiverd.
UW AUTO
15:02
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
131-144 Ford KA NL
143
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
131-144 Ford KA NL
144
21-07-2008
15:02
Pagina 144
Ruiten Gebruik voor het schoonmaken van de ruiten een daarvoor geschikt schoonmaakmiddel. Gebruik een schone, zachte doek om krassen en beschadigingen te voorkomen. BELANGRIJK Veeg bij het schoonmaken van de binnenzijde van de achterruit voorzichtig in de richting van de draden om schade aan de verwarming te voorkomen. Motorruimte We raden u aan de motorruimte na het winterseizoen zorgvuldig uit te spuiten. Hierbij mag de waterstraal niet direct op de elektronische regeleenheden en de zekeringen- en relaiskast links in de motorruimte (gezien in de rijrichting) worden gericht. Laat deze werkzaamheden uitvoeren door een gespecialiseerd bedrijf. BELANGRIJK Voer deze werkzaamheden uit bij koude motor en met het contact in de stand STOP. Controleer na het reinigen of de verschillende beschermingen (bijvoorbeeld rubber kappen en deksels) nog op hun plaats zitten en niet beschadigd zijn. Koplampen BELANGRIJK Gebruik voor het reinigen van het kunststof lampglas van de koplampen geen aromatische producten (bijvoorbeeld benzine) of ketonen (bijvoorbeeld aceton).
INTERIEUR Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking geen water is blijven staan (water afkomstig van schoenen, paraplu’s, enz.), waardoor roestvorming op de bodem veroorzaakt zou kunnen worden.
SCHOONMAKEN VAN STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING Verwijder stof met een zachte borstel of een stofzuiger. Reinig de zittingen met een vochtige spons en een oplossing van water en neutrale zeep.
WAARSCHUWING Gebruik nooit ontvlambare producten zoals petroleum of wasbenzine voor het reinigen van de interieurdelen van de auto. De elektrostatische lading die tijdens het reinigen door het wrijven ontstaat, kan brand veroorzaken.
KUNSTSTOF INTERIEURDELEN
WAARSCHUWING Bewaar nooit spuitbussen in de auto: explosiegevaar. Spuitbussen mogen niet worden blootgesteld aan temperaturen boven 50°C. In de zon kan de temperatuur in het interieur ver boven deze waarde oplopen.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of benzine om het instrumentenpaneel schoon te maken.
We raden u aan de kunststof interieurdelen te reinigen met een vochtige doek met een oplossing van water en milde zeep. Voor het verwijderen van vet- of hardnekkige vlekken moeten speciale schoonmaakmiddelen zonder oplosmiddelen worden gebruikt, die geschikt zijn voor het reinigen van kunststof en die het visuele effect en de kleur van de componenten niet wijzigen.
Pagina 145
T E C H N I S C H E S P E C I F I C AT I E S IDENTIFICATIEGEGEVENS ..............................................
146
MOTORCODES - CARROSSERIEUITVOERINGEN...
148
MOTOR .................................................................................
149
BRANDSTOFSYSTEEM ......................................................
150
TRANSMISSIE .......................................................................
150
REMMEN.................................................................................
151
WIELOPHANGING ............................................................
151
STUURINRICHTING ..........................................................
151
WIELEN .................................................................................
152
AFMETINGEN ......................................................................
155
PRESTATIES ..........................................................................
156
GEWICHTEN ........................................................................
157
INHOUDEN .........................................................................
158
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN .......................
159
BRANDSTOFVERBRUIK ...................................................
161
CO2-EMISSIE .........................................................................
162
UW AUTO
15:25
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
145-162 Ford KA NL
145
VEILIGHEID
UW AUTO
145-162 Ford KA NL
21-07-2008
15:25
Pagina 146
IDENTIFICATIEGEGEVENS 1
2
We adviseren u kennis te nemen van de identificatiegegevens. De volgende identificatiegegevens zijn aangebracht op de plaatjes afb. 1:
C2 Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto met aanhanger. 3
4
M Uitstoot (alleen bij dieselmotoren).
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
2 Identificatie auto.
146
C3 Max. toelaatbare voorasbelasting. C4 Max. toelaatbare achterasbelasting.
1 Bandenspanning. 3 Chassisnummer (VIN).
C1 Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto.
afb. 1
KA00132m
4 Typeplaatje (VIN).
D
Code van carrosserieuitvoering.
L
Correctiewaarde voor uitlaatrookgasmeting.
K
Kleurcode carrosserielak.
J
Code interieurbekleding.
H Overbrengingsverhouding van de versnellingsbak G Type versnellingsbak afb. 2
TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS afb. 2 Het typeplaatje is aangebracht op de stijl van het rechter voorportier en bevat de volgende identificatiegegevens: A
Nummer typegoedkeuring
B
VIN-plaatje
F
Motorcode
E
Bestuurderszijde
KA00135m
145-162 Ford KA NL
21-07-2008
15:25
Pagina 147
UW AUTO
CHASSISNUMMER afb. 3 Het bevat de volgende identificatiegegevens: ❒ carrosserieuitvoering ❒ fabriek ❒ model ❒ productiedatum: jaar/maand
afb. 3
❒ oplopend productienummer
MOTORCODE
KA00126m
De motorcode is in het cilinderblok ingeslagen en bestaat uit het motortype en motornummer.
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
VEILIGHEID
❒ identificatiecode fabrikant
147
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
145-162 Ford KA NL
148
21-07-2008
15:25
Pagina 148
MOTORCODES - CARROSSERIEUITVOERINGEN Uitvoeringen
Motorcode
Code van de carrosserieuitvoering
1.2L Duratec
169A4000
RU8AAAA1U
1.3L Duratorq
169A1000
RU8BAAA1U
Pagina 149
MOTOR ALGEMEEN
1.2L Duratec
1.3L Duratorq
169A4000
169A1000
Otto
Diesel
4 in lijn
4 in lijn
70,8 x 78,86
69,6 x 82
1242
1248
11,1:1
17,6:1
kW pk min-1
51 69 5500
55 75 4000
Nm kgm min-1
102 10,4 3000
145 14,8 1500
Bougies
NGK DCPR7E-N-10
–
Brandstof
Loodvrije benzine 95 R.O.N.
Diesel voor motorvoertuigen (specificatie EN590)
Typecode Cyclus Aantal en opstelling cilinders Boring en slag Cilinderinhoud
mm cm
3
Compressieverhouding Max. vermogen (EU) bijbehorend toerental Maximum koppel (EU) bijbehorend toerental
UW AUTO
15:25
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
145-162 Ford KA NL
149
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
145-162 Ford KA NL
150
21-07-2008
15:25
Pagina 150
BRANDSTOFSYSTEEM
Brandstofsysteem
1.2L Duratec
1.3L Duratorq
Elektronische Multipoint inspuiting sequentieel, gefaseerd, returnless-systeem
Directe inspuiting “Common Rail” elektronisch geregeld, met turbocompressor en intercooler
WAARSCHUWING Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken.
TRANSMISSIE 1.2L Duratec - 1.3L Duratorq Versnellingsbak
Vijf gesynchroniseerde versnellingen vooruit en een versnelling achteruit
Koppeling
Zelfstellend met koppelingspedaal zonder vrije slag
Aandrijving
Voor
21-07-2008
15:25
Pagina 151
REMMEN 1.2L Duratec - 1.3L Duratorq
UW AUTO
145-162 Ford KA NL
– achter
trommelremmen met zelfstellende remschoenen met een remcilinder per wiel bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen
Handrem
BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remvertraging, de eerste keer dat op de rem wordt getrapt, iets later wordt bereikt.
WIELOPHANGING 1.2L Duratec - 1.3L Duratorq Voor
onafhankelijke wielophanging, type McPherson; bestaande uit een traverse, schokdempers, schroefveren en bij de uitvoeringen met elektrische stuurbekrachtiging met een stabilisatorstang. via torsieas gekoppelde wielen; bestaande uit torsieas en twee buisvormige armen met schokdempers en schroefveren.
Achter
STUURINRICHTING 1.2L Duratec - 1.3L Duratorq Type Draai cirkel
tandheugelstuurhuis (indien aanwezig) m
9,3
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
Schijfremmen
– voor
VEILIGHEID
Serviceremmen:
151
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
145-162 Ford KA NL
152
21-07-2008
15:25
Pagina 152
WIELEN
NOODRESERVEWIEL Geperst stalen velg. Tubeless band.
VELGEN EN BANDEN Geperst stalen of lichtmetalen velgen. Tubeless radiaalbanden. Op de typegoedkeuring zijn alle goedgekeurde banden aangegeven. BELANGRIJK Als de gegevens in het instructieboekje afwijken van die van de typegoedkeuring, dient u zich altijd aan de gegevens van de typegoedkeuring te houden. Houd u aan de voorgeschreven maten om veiligheid tijdens het rijden te garanderen. Voorzie alle wielen van banden van hetzelfde merk en hetzelfde type. BELANGRIJK In tubeless banden mogen geen binnenbanden gebruikt worden.
WIELUITLIJNING Toespoor gemeten tussen velgranden: 1,8 ± 1 mm De waarden zijn van toepassing op een auto in rijklare staat. afb. 4
KA00083m
VERKLARING VAN DE CODERING OP DE BANDEN afb. 4 Voorbeeld: 175/65 R 14 82T 175 = Nominale breedte (S, afstand in mm tussen de flanken). 65 = Hoogte/breedte-verhouding (H/S) (percentage). R
= Radiaalband.
14 = Diameter van de velg (in inch) (Ø). 82 = Beladingsindex (draagvermogen). T
= Snelheidsindex.
Pagina 153
Snelheidsindex
Beladingsindex (draagvermogen)
Q = tot 160 km/h.
70 = 335 kg
81 = 462 kg
R = tot 170 km/h.
71 = 345 kg
82 = 475 kg
Voorbeeld: 6J x 15H2
S = tot 180 km/h.
72 = 355 kg
83 = 487 kg
6
= breedte van de velg in inch 1.
T = tot 190 km/h.
73 = 365 kg
84 = 500 kg
J
U = tot 200 km/h.
74 = 375 kg
85 = 515 kg
= velgbedprofiel (deel aan de zijkanten waarop de band steunt) 2.
H = tot 210 km/h.
75 = 387 kg
86 = 530 kg
V = tot 240 km/h.
76 = 400 kg
87 = 545 kg
Maximum snelheid bij winterbanden
77 = 412 kg
88 = 560 kg
78 = 425 kg
89 = 580 kg
QM + S = tot 160 km/h.
79 = 437 kg
90 = 600 kg
TM + S = tot 190 km/h.
80 = 450 kg
91 = 615 kg
HM + S = tot 210 km/h.
VERKLARING VAN DE CODERING OP DE VELGEN afb. 4
15 = montagediameter in inch (komt overeen met die van de band die gemonteerd moet worden) 3 = Ø. H2 = vorm en aantal “humps” (vorm van de velgrand die de wang van de tubeless band op zijn plaats houdt).
UW AUTO
15:25
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
145-162 Ford KA NL
153
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
145-162 Ford KA NL
154
21-07-2008
Uitvoering
15:25
Pagina 154
Velgen
Banden (standaard)
Banden (winter)
Noodreservewiel (indien aanwezig) Velg Band
1.2L Duratec
5.5Jx14 H2 ET 35 5.5Jx14 H2 ET 35 6Jx15 H2 ET 40 6.5Jx16 H2 ET 40
165/65 R14 82T 175/65 R14 82T 195/50 R15 82T 195/45 R16 84T
165/65 R14 82Q 175/65 R14 82Q 195/50 R15 82Q 195/45 R16 84Q
4Bx14 ET 43
135/80 B14 84P
1.3L Duratorq
5.5Jx14 H2 ET 35 5.5Jx14 H2 ET 35 6Jx15 H2 ET 40 6.5Jx16 H2 ET 40
165/65 R14 82T 175/65 R14 82T 195/50 R15 82T 195/45 R16 84T
165/65 R14 82Q 175/65 R14 82Q 195/50 R15 82Q 195/45 R16 84Q
4Bx14 ET 43
135/80 B14 84P
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden. Banden
165/65 R14 82T 175/65 R14 82T 195/50 R15 82T 195/45 R16 84T
Uitvoering
Bij gemiddelde belading Voor Achter
Volbeladen Voor Achter
1.2L Duratec
2,2
2,0
2,3
2,5
1.3L Duratorq
2,4
2,0
2,5
2,5
1.2L Duratec
2,0
2,0
2,3
2,5
1.3L Duratorq
2,2
2,0
2,3
2,5
1.2L Duratec
2,0
2,0
2,3
2,5
1.3L Duratorq
2,2
2,0
2,3
2,5
1.2L Duratec
2,0
2,0
2,3
2,5
1.3L Duratorq
2,2
2,0
2,3
2,5
Noodreservewiel (indien aanwezig)
2,8
Pagina 155
AFMETINGEN De afmetingen zijn aangegeven in mm en hebben betrekking op een auto die is uitgerust met standaard banden.
E
De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto. B
D
C A
F G
I afb. 5
KA00084m
Uitvoeringen
A
B
C
D
E
F
G
I
1.2L Duratec
3620
758
2300
562
1506(*)
1399÷1409 (*)
1658
1387÷1397(*)
1.3L Duratorq
3620
758
2300
562
1506(*)
1399÷1409 (*)
1658
1387÷1397(*)
(*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.
UW AUTO
15:25
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
145-162 Ford KA NL
155
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
145-162 Ford KA NL
156
21-07-2008
15:25
Pagina 156
PRESTATIES Maximale snelheid na de inrijperiode in km/h.
1.2L Duratec
160 (korte overbrengingsverhoudingen) 159 (lange overbrengingsverhoudingen)
1.3L Duratorq
162
Pagina 157
GEWICHTEN Gewichten (kg)
1.2L Duratec
1.3L Duratorq
Rijklaargewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals)
865
980
Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:
455
435
Max. toelaatbaar gewicht (**) – vooras: – achteras: – totaal:
770 640 1320
830 640 1415
50
50
Max. gewicht op dak: (*)
Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (open dak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaargewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder dat de auto zodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.
UW AUTO
15:25
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
145-162 Ford KA NL
157
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
145-162 Ford KA NL
158
21-07-2008
15:25
Pagina 158
INHOUDEN 1.2L Duratec
1.3L Duratorq
liter liter
35 5
35 (▲) 5 (▲)
liter
4,85
6,3
Carter:
liter
2,5
2,5
Carter en filter:
liter
2,8
2,8
liter
1,65
1,65
kg
0,55
0,55
liter
2,5
2,5
Brandstoftank: inclusief een reserve van: Motorkoelsysteem:
Versnellingsbak en differentieel:
Loodvrije benzine met octaangetal van ten minste 95 R.O.N. (▲) Diesel voor motorvoertuigen (specificatie EN590) ARTECO Havoline XLC koelvloeistof _ TUTELA CAR TECHNYX
Hydraulisch remcircuit: Vloeistofreservoir ruitensproeiers en achterruitsproeier:
Voorgeschreven brandstof en originele smeermiddelen
SUPER DOT 4
_
15:25
Pagina 159
UW AUTO
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES Gebruik
Smering voor benzine- en diesel motoren
Specificaties van de vloeistoffen en smeermiddelen voor een correct functioneren van de auto
Motorolie SAE 5W-40 (WSS-M2C917-A)
Vervangingsinterval
Volgens onderhoudsschema
In geval van nood, als het originele product niet beschikbaar is, kunnen smeermiddelen met een min. prestatie met de specificatie ACEA C3 worden gebruikt. In dit geval zijn de optimale prestaties van de motor niet gegarandeerd. We raden echter aan smeermiddelen te gebruiken die worden aanbevolen door uw Ford-dealer. Het gebruik van producten die niet voldoen aan de specificatie ACEA C3 kan beschadigingen aan de motor veroorzaken die niet door de garantie worden gedekt.
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
145-162 Ford KA NL
159
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
145-162 Ford KA NL
160
21-07-2008
Gebruik
15:25
Pagina 160
Specificaties van de vloeistoffen en smeermiddelenvoor een correct functioneren van de auto
Vloeistoffen en smeermiddelen (originele)
Toepassingen
Olie en vetten voor kracht overbrenging
Synthetische olie SAE 75W- 85
TUTELA CAR TECHNYX
Mechanische versnellingsbak en differentieel
Remvloeistof
ESD-M6C57-A Super DOT 4 (BASF Hydraulan 407-1)
SUPER DOT 4
Hydraulisch remsysteem en koppelings bediening
Antivries voor radiateur
Beschermingsmiddel met antivries
ARTECO Havoline XLC koelvloeistof (WSS-M97B44-D)
Koelcircuits
Pagina 161
BRANDSTOFVERBRUIK Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in EUnormen is vastgelegd. Het brandstofverbruik is gemeten volgens onderstaande procedure: ❒ een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;
❒ een rit buiten de stad: waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd in alle versnellingen en waarmee een normaal gebruik van de auto buiten de stad wordt gesimuleerd: de snelheid varieert tussen de 0 en 120 km/h; ❒ gecombineerd: hierbij telt de waarde van de stadsrit mee voor 37% en de waarde van de testrit buiten de stad voor 63%.
BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, rijstijl, algemene conditie van de auto, uitrustingsniveau, lading van de auto, gebruik van de klimaatregeling, imperiaal op het dak en andere situaties die de aerodynamica kunnen beïnvloeden, leveren een ander brandstofverbruik op dan hier vermeld.
Brandstofverbruik volgens EU-normen 2004/3 (liter x 100 km) Uitvoeringen 1.2L Duratec 1.3L Duratorq
lange overbrengingsverhoudingen korte overbrengingsverhoudingen
Stadsverkeer
Buitenweg
Gecombineerd
6,3 6,6
4,4 4,5
5,1 5,3
5,2
3,7
4,2
UW AUTO
15:25
VEILIGHEID
21-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NGSLAMPJES RIJDEN EN MELDINGEN
145-162 Ford KA NL
161
WAARSCHUWI ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NGSLAMPJES STARTEN EN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN RIJDEN
VEILIGHEID
UW AUTO
145-162 Ford KA NL
162
21-07-2008
15:25
Pagina 162
CO2-EMISSIE De CO2-emissie, vermeld in de volgende tabel, is gemeten op een gecombineerd traject. Uitvoeringen
CO2 -emissie volgens EU 2004/3-normen (g/km)
1.2L Duratec
119 (korte overbrengingsverhoudingen) 125 (lange overbrengingsverhoudingen)
1.3L Duratorq
112
Pagina 163
A L FA B E T I S C H E I N H O U D S O P G AV E ABS
...................................................... 53 Accessoires, extra .............................. 61 Accu........................................................ 137 – als de accu leeg is ........................ 128 – laadtoestand accu controleren .. 137 – praktische tips .............................. 138 – starten met een hulpaccu ........... 102 – vervangen ....................................... 137 Achterklep ........................................... 47 Achteruitrijlicht ................................... 119 Afmetingen ........................................... 155 Afstandsbediening ............................... 163 – batterij vervangen ......................... 8 – extra afstandsbedieningen bestellen ........................................ 8 Airbag .................................................... 75 – front-airbag aan bestuurderszijde .......................... 76 – front-airbag aan passagierszijde .. 76 – Zij-airbags - curtain-airbags .... 77-78 ASR ......................................................... 56 Automatische klimaatregeling .......... 34 Autoradio ............................................. 60
Bagagecompartiment uitbreiden ....
48 Bagagecompartiment........................... 47 – openen ............................................ 47
– sluiten .............................................. – uitbreiden ....................................... Banden .................................................. – bandenspanning ............................. – indicatie ......................................... – onderhoud ..................................... – standaard ........................................ – vervangen ....................................... – winterbanden ................................ Bandenspanning ................................... Bekerhouders ...................................... Bescherming van het milieu .............. Bougies................................................... Brandstof .............................................. – brandstofafsluitsysteem ............... – brandstofverbruik ......................... – meter ............................................. – tankinhoud .................................... – vulhoeveelheden ........................... Brandstofafsluitsysteem...................... Brandstofbesparing.............................. Brandstofmeter .................................. Brandstofverbruik ............................... Brandstofvoorziening/ontsteking .....
Carrosserie..........................................
47 48 154 154 152 139 154 104 154 154 44 63 149 158 42 161 12 158 158 42 86 12 161 150
148 – codes uitvoeringen........................ 148
– garantie ........................................... – onderhoud ..................................... Centrale vergrendeling....................... Chassis (nummer)................................ CO2-emissies........................................ Codekaart ............................................
143 143 45 147 162 6
Dagteller...............................................
24 3 129 129 82 103 82 84 83
Dashboard ............................................ De auto opkrikken .............................. De auto slepen .................................... De motor starten ................................ – aanduwen ....................................... – benzinemotor starten................... – de motor uitzetten ...................... – dieselmotor starten ..................... – motor opwarmen na het starten .................................... – starten met een hulpaccu ........... – Startsysteem .................................. Derde remlicht ................................... Digitaal display...................................... Dimlicht ................................................ – inschakelen ..................................... – lamp vervangen .............................
83 102 9 120 13 37 37 118
UW AUTO
16:28
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN NGSLAMPJES RIJDEN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING EN MELDINGEN
163-168 Ford KA NL
163
WAARSCHUWI NGSLAMPJES STARTEN EN ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN RIJDEN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN
VEILIGHEID
UW AUTO
163-168 Ford KA NL
164
22-07-2008
16:28
Pagina 164
54 87 46 57 54
Instrumentenpaneel............................. Intelligente wis-/wasregeling.............. Interieur................................................. Interieuruitrusting................................ Isofix-kinderzitje...................................
10 38 144 43 73
38 Ford CODE (systeem) ...................... 5
Kentekenplaatverlichting...................
120 69 72 41 135 12 51 52 52 51 150
EBD(-systeem) ................................... Een aanhanger trekken ...................... Elektrisch bedienbare ruiten ............ EOBD(-systeem) ................................. ESP-systeem .........................................
Follow me home (functie) ................ Gebruik van handgeschakelde
versnellingsbak .................................. Gewichten ............................................ Gloeilamp (vervangen)........................ – algemene informatie .................... – typen gloeilampen.......................... Gordelspanners.................................... Grootlicht.............................................. – inschakelen...................................... – lamp vervangen .............................. – lichtsignaal .......................................
85 157 114 114 115 67 37 37 118 37
Handbediende klimaatregeling ........ Handrem .............................................. Hill Holder ............................................ Hoofdsteunen.......................................
32 84 55 27
Identificatiegegevens ..........................
146 40 40 120 10
Instapverlichting ................................... – inschakelen...................................... – lamp vervangen .............................. Instrumenten ........................................
Kinderen veilig vervoeren.................. Kinderzitjes (geschiktheid)................. Knoppen ............................................... Koelvloeistofniveau ............................ Koelvloeistoftemperatuurmeter....... Koplampen ........................................... – afstelling mistlampen voor .......... – koplampverstelling......................... – lichtbundelafstelling ....................... Koppeling .............................................
Lak ........................................................
143 Lichtsignaal ........................................... 37 Luchtfilter ............................................. 137
Maximumsnelheden .......................... Mistachterlicht ..................................... – lamp vervangen ............................. – toets ................................................ Mistlampen voor ................................. – lamp vervangen ............................. – toets ................................................. Motor .....................................................
156 42 119 42 41 119 41 149
– code ................................................ – identificatiecode............................. – specificaties .................................... Motorkap ............................................. Motorolie – brandstofverbruik.......................... – niveau controleren........................ – specificaties .................................... Motoroliepeil ....................................... Motorruimte (reinigen) ..................... MSR-systeem ........................................ Multifunctioneel display ......................
147 148 149 49 134 134 159 134 144 56 17
Niveaus ................................................
132 Noodgevallen ...................................... 101
Onderhoud en verzorging
.............. 131 – automatische klimaatregeling .......................... 33-36 Opbergvak onder de stoel ............... 43 Opbergvakje ........................................ 43 Opslag van de auto ........................... 89
Parkeersensor .................................... Parkeerverlichting ............................... – lamp vervangen ............................. Parkeren ............................................... Plaatjes ................................................... – (carrosserie)lak ............................. – identificatiegegevens ...................
58 37 119 84 146 146 146
Plaatsen van “Isofix”-kinderzitje (geschiktheid) .................................... Plafondverlichting ............................... – bagagecompartiment ................... – voor ................................................. Pollenfilter ............................................ Portieren .............................................. Portieren ontgrendelen ..................... Portiersloten ....................................... Prestaties ..............................................
Pagina 165
73 40 40 40 137 45 45 45 156
Radiozendapparatuur en mobiele telefoons ............................. Remmen................................................. – specificaties .................................... – vloeistofniveau .............................. Remvloeistofniveau.............................. Reparatieset ........................................ Richtingaanwijzers ............................... – inschakelen ..................................... – lampen achterzijde vervangen..... – lampen opzij vervangen ............... – lampen voorzijde vervangen ...... Rubber slangen .................................... Ruiten reinigen .................................... Ruitensproeier achter......................... – inschakelen ..................................... – vloeistofniveau................................ Ruitensproeier voor .......................... – inschakelen .....................................
61 151 151 136 136 110 37 37 119 118 118 140 144 38 38 135 38 38
– vloeistofniveau .............................. Ruitensproeiervloeistofniveau voor/achter......................................... Ruitenwisser achter ............................ – bladen............................................... – inschakelen ..................................... – sproeiers ........................................ Ruitenwisserbladen voor en achter ................................ Ruitenwissers voor ............................ – bladen ............................................. – inschakelen ..................................... – sproeiers ........................................
135
Sleutel met afstandsbediening .........
6 8
– batterij vervangen ......................... – extra afstandsbedieningen bestellen ........................................ Sleutel zonder afstandsbediening...... Sneeuwkettingen ................................. Snelheidsmeter..................................... Spankrachtbegrenzers......................... Spiegels ................................................. – buitenzijde....................................... – elektrisch......................................... – interieur........................................... Starten en rijden .................................. Startsysteem ......................................... Stoelen ................................................... – reinigen ............................................
Stoelverstelling .................................... 26 Stuurinrichting ...................................... 151 Stuurslot ................................................ 9 Stuurwiel afstellen................................ 28 Symbolen ............................................... 5
135 39 141 39 142
Tankdop ..............................................
141 38 141 38 142
Tankklep ............................................... Technische gegevens .......................... Toerenteller ........................................ Toetsen ................................................. Transmissie ..........................................
8 6 89 12 67 29 29 29 29 81 9 26 144
Veiligheid ............................................. Veiligheidsgordels ................................ – algemene informatie ................... – gebruik ............................................ – gordelspanners .............................. – onderhoud ..................................... – spankrachtbegrenzers................... Velgen ................................................... – verklaring van de codering op de velgen ................................. Ventilatie .............................................. Ventilatieroosters interieur .............. Verlichting ............................................ Verlichting bagagecompartiment ..... – lamp vervangen .............................
63 63 145 12 41 150 65 66 67 66 67 69 67 152 153 31 30 37 40 121
UW AUTO
16:28
VEILIGHEID
22-07-2008
ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN NOODGEVALLEN WAARSCHUWI STARTEN EN NGSLAMPJES RIJDEN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING EN MELDINGEN
163-168 Ford KA NL
165
WAARSCHUWI NGSLAMPJES STARTEN EN ALFABETISCHE TECHNISCHE ONDERHOUD EN RIJDEN INHOUDSOPGAVE SPECIFICATIES VERZORGING NOODGEVALLEN EN MELDINGEN
VEILIGHEID
UW AUTO
163-168 Ford KA NL
166
22-07-2008
16:28
Pagina 166
Versnellingsbak .................................... – gebruik van handgeschakelde versnellingsbak .............................. – specificaties .................................... Verwarming en ventilatie .................. Verwarmings-/ventilatiesysteem....... Vloeistoffen en smeermiddelen ....... Vloeistofniveaus controleren ........... Vulhoeveelheden ................................
Waarschuwingsknipperlichten ....... Waarschuwingslampjes en meldingen .......................................... Wiel ....................................................... – reservewiel .................................... – vervangen ....................................... Wiel verwisselen ................................ Wielophanging .................................... Wieluitlijning ........................................
85 85 150 31 31 159 132 158 41 91 152 154 104 104 151 152
Zekeringen (zekeringen vervangen) ................... 122 Zonnekleppen ..................................... 43
163-168 Ford KA NL
22-07-2008
16:28
Pagina 167
AANWIJZINGEN
163-168 Ford KA NL
22-07-2008
16:28
Pagina 168
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) In warme toestand moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden. Banden
165/65 R14 82T 175/65 R14 82T 195/50 R15 82T 195/45 R16 84T
Type
Gemiddelde belasting Voor achter
Zware belasting Voor Achter
1.2L Duratec
2,2
2,0
2,3
2,5
1.3L Duratorq
2,4
2,0
2,5
2,5
1.2L Duratec
2,0
2,0
2,3
2,5
1.3L Duratorq
2,2
2,0
2,3
2,5
1.2L Duratec
2,0
2,0
2,3
2,5
1.3L Duratorq
2,2
2,0
2,3
2,5
1.2L Duratec
2,0
2,0
2,3
2,5
1.3L Duratorq
2,2
2,0
2,3
2,5
Reservewiel (indien van toepassing)
2,8
MOTOROLIE VERVERSEN (liter) 1.2L Duratec
1.3L Duratorq
Carter
2,5
2,5
Carter en filter
2,8
2,8
BRANDSTOFTANK (liter) 1.2L Duratec
1.3L Duratorq
Tankinhoud
35
35
Reserve
5
5
Benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een minimum octaangehalte van ten minste 95 RON (specificatie EN 228) Dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN 590) Druknummer 603.81.330 - 07/2008 - 1e editie